Taalhulp voor een werkstuk op JOMA – derde graad · Woord vooraf Met deze bundel willen we de...

35
Maantjessteenweg 130 2170 MERKSEM Taalhulp voor een werkstuk op JOMA – derde graad Voornaam Naam jaar Studierichting Schooljaar 20xx-20xx

Transcript of Taalhulp voor een werkstuk op JOMA – derde graad · Woord vooraf Met deze bundel willen we de...

Maantjessteenweg 130

2170 MERKSEM

Taalhulp voor een werkstuk

op JOMA – derde graad

Voornaam Naam

jaar Studierichting

Schooljaar 20xx-20xx

Maantjessteenweg 130

2170 MERKSEM

Taalhulp voor een werkstuk op

JOMA – derde graad

Voornaam Naam

jaar Studierichting

Schooljaar 20xx-20xx

Woord vooraf

Met deze bundel willen we de leerlingen van JOMA secundair

ondersteunen bij het maken van een werkstuk. Door de jaren heen is er al

heel wat aangepast en we blijven de tekst en stappenplannen updaten om

jullie nog beter te kunnen helpen.

We merken steeds weer dat leerlingen vaak niet weten welke regels ze nu

juist moesten toepassen en soms in het wilde weg aan hun werkstuk

beginnen. Om de leerlingen en leerkrachten te helpen, stelden we dit

werkstuk op. Zo leren de leerlingen de juiste regels kennen, wat hen later

zeker van pas zal komen. Daarnaast is het voor de leerkrachten veel

aangenamer om goed opgestelde werkstukken te verbeteren.

We hebben ons voor dit werkstuk gebaseerd op de APA-normen,

ontwikkeld door de American Psychological Association, en de BIN-

normen, ontwikkeld door het Bureau voor Normalisatie. De verschillende

onderdelen van een werkstuk worden chronologisch besproken

We willen graag alle leerkrachten bedanken die hebben meegewerkt aan

dit document, in het bijzonder Carry Brits, Hilde Hautekiet, Elke Stasseyns

en Viviane Winten, die aan de wieg stonden van de Taalhulp.

Inhoudsopgave

Inleiding .................................................................................................... 6

1 Kaft, titelblad en schutblad ............................................................... 7

1.1 Kaft ............................................................................................... 7

1.2 Schutblad ...................................................................................... 7

1.3 Titelblad ........................................................................................ 7

2 Woord vooraf .................................................................................. 8

3 Inhoudsopgave ............................................................................... 9

4 Inleiding ...................................................................................... 10

5 De eigenlijke tekst ........................................................................ 11

5.1 Lettertype en marges .................................................................... 11

5.2 Titels en witregels ......................................................................... 11

5.3 Cijfers en getallen ......................................................................... 12

5.4 Opsommingen .............................................................................. 12

5.5 Noten .......................................................................................... 13

5.6 Verwijzingen naar bronnen ............................................................. 14

6 Besluit ......................................................................................... 16

7 Bibliografie ................................................................................... 17

8 Bijlagen ....................................................................................... 20

Besluit .................................................................................................... 21

Bibliografie .............................................................................................. 22

Bijlagen: Stappenplannen .......................................................................... 23

Bijlage 1 Stappenplan inhoudsopgave toevoegen.......................................... 23

Bijlage 2: Paginanummers loskoppelen ....................................................... 25

Bijlage 3 Stappenplan bronnen invoegen ..................................................... 28

Inleiding

Voor je GIP of eindwerk schrijf je een tekst of rapport waarin je informatie

over je onderzoek overdraagt aan de lezer. Hoe doe je dit? Uit welke

onderdelen bestaat een rapport of tekst? Hoe geef je vorm aan je tekst?

Je krijgt een overzicht van de richtlijnen die we op JOMA volgen, zodat je

je eindproduct professioneel vorm kunt geven. Zo kom je te weten hoe

een kaft en titelblad er moeten uitzien, wat een schutblad is, hoe je een

inhoudsopgave maakt en waar je de bijlages moet toevoegen. Daarnaast

leer je het verschil kennen tussen het woord vooraf en de inleiding en wat

er verder in het besluit moet staan. Tot slot krijg je nog richtlijnen voor

een zakelijke lay-out en leer je hoe je verwijst naar bronnen. Lees eerst

alle richtlijnen voor je aan je werkstuk begint.

Als je de richtlijnen hebt overlopen, je volledige tekst nagelezen is en de

lay-out op punt staat, kan je je werkstuk afdrukken. Je doet dit steeds

recto-verso, om niet onnodig veel papier te verspillen.

7

1 Kaft, titelblad en schutblad

1.1 Kaft

Op de kaft vermeld je:

schoolgegevens (boven rechts of boven midden) eventueel samen met

het logo,

de titel van het werk (in een groter lettertype),

de eventuele ondertitel (in een kleiner lettertype),

je persoonlijke gegevens (rechts beneden),

het schooljaar (onder je naam).

Voor de kaft kies je gekleurd papier. Hier mag je eventueel een afbeelding

plaatsen. Op het voorblad van deze bundel zie je hoe je de gegevens

schikt.

1.2 Schutblad

Voor het titelblad voeg je een schutblad of een blanco blad in je werk.

1.3 Titelblad

Op het titelblad plaats je dezelfde gegevens als op de kaft. Op het

titelblad zet je geen voettekst of paginanummer. De keerzijde van het

titelblad blijft leeg. Vanaf het titelblad begin je de pagina’s te tellen voor

de paginanummering. Tel ook de keerzijde van het titelblad mee! De

paginanummering verschijnt pas vanaf het eerste hoofdstuk. Zie bijlage 2

voor het stappenplan paginanummers verbergen.

8

2 Woord vooraf

Een ‘woord vooraf’ behoort niet tot de eigenlijke tekst. Je omschrijft

binnen welk kader je het rapport schreef. Het ‘woord vooraf’ is een

persoonlijke inleiding op je werk en omvat verschillende alinea’s, maar is

niet langer dan één pagina.

Alinea één

Je stelt jezelf voor en deelt mee welke studierichting je volgt. Je

omschrijft in welk kader je het eindwerk, je geïntegreerde proef …

opgesteld hebt (bv. stage, minionderneming…).

Alinea twee

Je beschrijft de werkwijze. Je omschrijft wat het onderwerp precies

inhoudt. Je geeft weer hoe je tot het onderwerp gekomen bent. Je

beschrijft hoe je te werk gegaan bent. Je deelt mee wat je met dit

onderwerp hoopt te bereiken.

Alinea drie

Je bedankt de personen die je hebben begeleid bij het werk. Plaats de

belangrijkste personen eerst en schrijf de namen correct. Geef ook hun

titel en functie (bv. leerkracht Nederlands).

Het ‘woord vooraf’ schrijf je in de ik- of wij-vorm.

Dit ‘woord vooraf’ komt op een apart blad. Dit blad telt mee voor de

paginanummering, maar heeft geen pagina-aanduiding. De keerzijde blijft

leeg en telt mee in de nummering. Het is niet langer dan één pagina.

9

3 Inhoudsopgave

Met de inhoudsopgave geef je de lezer een eerste indruk van de inhoud en

de structuur van het werk.

Dit deel komt onmiddellijk na het ‘woord vooraf’. De pagina’s van de

inhoudsopgave hebben geen pagina-aanduiding, ze tellen wel mee in de

paginanummering.

De inhoudsopgave bevat een opsomming van alle titels (tot maximum vier

niveaus). De titel van elk deel (en/of hoofdstuk) mag je duidelijk laten

uitkomen (bv. vetgedrukt) en hij begint na één witregel. De

paginanummers worden uitgelijnd met de rechtermarge. Tussen de titels

en de paginanummers plaats je verlooppuntjes.

‘Inleiding’, ‘Besluit’ en ‘Bijlagen’ krijgen geen nummer. ‘Woord vooraf’ en

‘Inhoudsopgave’ krijgen ook geen nummer en vermeld je daarenboven

niet in de inhoudsopgave.

Je plaatst alle titels op een gelijke afstand van de linkerkantlijn. Tip: als je

in de opmaak met ‘stijlen’ en ‘koppen’ werkt, maakt de tekstverwerking

automatisch een inhoudsopgave aan, let wel op dat de nummering onder

elkaar staat. Zie bijlage 1 voor het stappenplan inhoudsopgave.

10

4 Inleiding

In de inleiding moet je twee doelen bereiken:

de belangstelling van de lezer wekken voor het onderwerp van je

rapport;

de lezer informeren over de grote lijnen van het werk.

Je kan de belangstelling van de lezer wekken met een passende anekdote

(beschrijving van een grappig verhaal of gebeurtenis), een uitspraak of

citaat, een verwijzing naar de actualiteit ... Zo trek je de aandacht van de

lezer en tracht je hem te boeien.

Je geeft de grote lijnen van je werk weer: je kan een samenvatting geven

van de hoofdopdracht en de verschillende deeltaken van je onderzoek. Je

geeft een overzicht van wat de lezer mag verwachten.

Een inleiding schrijf je pas als de structuur voor jou duidelijk is, als alle

onderdelen geschreven zijn. Je schrijft er geen persoonlijke informatie in

(bv. over de moeite die je had om dit werk te maken).

Je schrijft de inleiding op een nieuwe pagina zonder pagina-aanduiding.

De pagina telt mee in je paginanummering. Je inleiding is maximaal één

bladzijde.

11

5 De eigenlijke tekst

Een verzorgde lay-out nodigt uit tot lezen. Daarom schenk je ook

aandacht aan de opmaak van je document. Hiervoor volg je een aantal

regels.

5.1 Lettertype en marges

Je gebruikt een vlot leesbaar lettertype zoals Arial, Calibri en Verdana met

tekengrootte 11 of 12.

Indien je je werk moet laten inbinden hou je rekening met een grotere

linkermarge, bijvoorbeeld 3 cm.

Je lijnt je werk steeds links uit, buiten als er expliciet gevraagd wordt om

te centreren. Zorg ervoor dat je dit consequent toepast.

5.2 Titels en witregels

De inhoud van je werk geef je weer in hoofdstukken, paragrafen en

subparagrafen of onderverdelingen van paragrafen. Hierbij plaats je

genummerde titels.

Afspraken voor titels:

Je gebruikt geen onderstreping.

Je gebruikt decimale indelingstekens (bv 1, 1.1, 1.1.1, 1.1.1.1).

In een nummer staan maximaal vier trappen.

Na het nummer staat geen punt.

De nummering herbegint bij elk hoofdstuk.

De verschillende niveaus kan je verduidelijken in de lettergrootte.

De titel is kort en informatief, dit betekent dat de titel reeds verwijst

naar de tekst die eronder staat.

Na de titel plaats je geen punt, tenzij het een volzin is. Een uitroep- of

vraagteken kan wel.

Na het nummer volgt een insprong, die voor alle niveaus gelijk is.

12

Afspraken voor witregels:

Voor een titel laat je twee witregels.

Na een titel laat je één witregel.

Tussen twee opeenvolgende titels laat je

één witregel.

Tussen alinea’s laat je één witregel.

Vermijd zwevende regels! Dit zijn één of

twee regels die helemaal bovenaan of

onderaan je pagina staan en eigenlijk bij de

tekst op de vorige of de volgende pagina horen.

5.3 Cijfers en getallen

In een tekst schrijf je cijfers en getallen tot twintig en tientallen steeds

voluit.

5.4 Opsommingen

Opsommingen beginnen aan de linkermarge. Je gebruikt

opsommingtekens of nummers. Nummers gebruik je wanneer de volgorde

van de elementen in de opsomming niet willekeurig is, zoals bij

opeenvolgende stappen.

Voor en na de opsomming plaats je een witregel. Opsommingen in een zin

beginnen na een dubbelpunt.

De volgende regels gelden dan:

Elk deel van de opsomming begint met een kleine letter, behalve als

het een volledige zin is.

Bestaat het deel uit woorden of een woordgroep, dan plaats je een

komma en na het laatste deel een punt.

Bestaat het deel uit een volledige zin, dan plaats je een punt.

Bestaat het uit een deel van een zin, dan plaats je een kommapunt.

In één opsomming ben je consequent: je zorgt voor eenvormigheid

(dus ofwel zinnen ofwel woordgroepen ofwel woorden). Je plaatst dus

ofwel punten, ofwel kommapunten.

Het laatste deel van de opsomming eindigt met een punt.

13

Hieronder kan je voorbeelden van de verschillende soorten opsommingen

terugvinden.

een komma bij korte

opsommingspunten

Een werkstuk begint met:

een woord vooraf,

een inhoudstafel,

een inleiding.

een puntkomma bij

lange

opsommingspunten

Je kan in de inleiding de aandacht trekken

door:

een anekdote te vertellen;

een passende uitspraak of citaat te

gebruiken;

naar de actualiteit te verwijzen.

een punt bij zinnen

Dit zijn de afspraken voor de kaft:

Je vermeldt je schoolgegevens rechts

bovenaan samen met het logo van de

school.

De titel van het werk zet je in een groter

lettertype dan de eventuele ondertitel.

Je vermeldt je naam en richting rechts

onderaan, samen met het schooljaar.

5.5 Noten

Noten gebruik je om een begrip te verklaren. In de eigenlijke tekst verwijs

je naar een noot met cijfers. Het nootnummer schrijf je in superschrift: dit

betekent dat het hoger geplaatst is dan de tekst. Je plaatst dit nummer

achter het woord, het tekstdeel of de zin (na het punt) waarover de noot

uitleg geeft.

Je plaatst de noten onderaan de bladzijden: dit zijn voetnoten. De

nummering van de voetnoten telt automatisch door.

14

5.6 Verwijzingen naar bronnen

Als je een verslag of rapport schrijft, baseer je je ook op

informatiebronnen. Als je die bronnen overneemt in je eigen verslag of

tekst, dan moet je verwijzen naar het originele document waaruit je

citeert of parafraseert. Er zijn twee mogelijkheden.

Je citeert: je neemt woorden van iemand anders letterlijk over. Je

citeert enkel wanneer dit een meerwaarde is. Je vindt dat de auteur in

kwestie het zo heeft verwoord dat je het zelf niet beter zou kunnen

zeggen. Je plaatst een citaat tussen dubbele aanhalingstekens.

Je parafraseert: je geeft in je eigen woorden de visie van iemand

anders weer. Je moet wel oppassen dat je de inhoud niet verdraait

door een eigen nuance in de parafrase te verwerken.

Als hulpmiddel om correct te citeren en parafraseren in een tekst heeft de

American Psychological Association (APA) regels gepubliceerd over de

wijze waarop je je bronnen moet vermelden. Veel universiteiten,

hogescholen en andere instellingen hanteren deze APA-richtlijnen.

Als je citeert of parafraseert, verwijs je in de tekst zelf naar de originele

bron. De bronnen die je gebruikt, beschrijf je uitgebreid in de bronnen- of

referentielijst1. Daarom volstaan bij citaten en parafrasen de naam van de

auteur, het jaartal. Als er geen auteur is, geef je de organisatie of

instelling, als er geen organisatie is, noem je de titel. In Word gebeurt dit

automatisch als je het vak van de auteur niet invult.

De manier waarop je in de tekst naar de bron verwijst kan verschillen

zoals blijkt uit volgende voorbeelden:

Uit onderzoek van Jansen (2006) blijkt dat …..

Uit onderzoek is gebleken dat …. (Jansen, 2006). Op deze manier geef

je je bron in als je werkt via ‘Citaat invoegen’ met Microsoft Word (zie

verder).

1 De richtlijnen voor je bronnen- of referentielijst vind je onder de titel ‘Bibliografie’ (synoniem voor bronnen-

of referentielijst) op p.12

15

Let op:

als er twee auteurs zijn, kan je dit als volgt vermelden:

o Glass en Smith (1972) vergeleken …

o Uit vergelijkend onderzoek blijkt dat …. (Glass & Smith, 1972).

als er meer dan twee en minder dan zes auteurs zijn, vermeld je dit als

volgt:

o bij de eerste verwijzing:

De hele dag door geeft iedereen feedback (Meer, Neijenhof &

Bouwens, 2001);

o bij de volgende verwijzingen:

Zoals al eerder opgemerkt geeft iedereen de hele dag door

feedback (Meer et al., 2001, p. 126).

Op deze manier geef je je bron in als je werkt via ‘Citaat invoegen’ met

Microsoft Word (zie verder). Dit gebeurt dan automatisch, maar hiertoe

moet je wel eerst je bronnen invoegen via ‘bronnen beheren’. Hoe je

automatisch de bronvermelding voor citaten en parafrasen in de tekst kan

invoegen, vind je in bijlage 3.

Bronverwijzing in de tekst (bij een citaat of parafrase)

Plaats de cursor exact waar je de bronverwijzing nodig hebt.

Klik op ‘verwijzingen’. Klik op ‘citaat invoegen’ of ‘bronvermelding

invoegen’ (afhankelijk van je WORD-versie).

Klik de juiste bron aan in het scherm dat nu opengaat.

16

6 Besluit

Net als de inleiding beperk je het besluit tot één bladzijde. Het besluit

staat op een nieuwe pagina met pagina-aanduiding.

In je besluit formuleer je het antwoord op de in de inleiding geformuleerde

vraag of probleemstelling. Zorg er dus voor dat je daarnaar terugkoppelt

wanneer je de algemene conclusie verwoordt.

Let er wel op dat je geen nieuwe elementen aanhaalt of toevoegt, maar je

mag suggesties geven voor veranderingen en aanpassingen aan de

opdrachten, de timing, de uitgevoerde onderzoeken. Ga uit van

vaststellingen en van zowel positieve als negatieve ervaringen. Formuleer

op een persoonlijke wijze je besluit, maar hanteer een zakelijke taal.

Enkele tips:

Geef je positieve ervaringen tijdens de stage, het maken van het

eindwerk en de voorbereiding van je presentatie.

Verwoord voorzichtig en beleefd eventuele negatieve ervaringen.

Geef suggesties voor verder onderzoek.

Geef advies voor veranderingen en aanpassingen aan bv. de

opdrachten, de timing, de vakkenintegratie.

17

7 Bibliografie

Een bibliografie of referentielijst is een alfabetisch geordende lijst van alle

schriftelijke, digitale en mondelinge bronnen die je werkelijk gebruikt

hebt. Deze lijst geeft een overzicht van alle geraadpleegde werken. Je

brengt de bronnen alfabetisch volgens de naam van de auteur.

Telkens je een bron gebruikt, voeg je de gegevens best onmiddellijk in.

Volg hiervoor het stappenplan dat je vindt in bijlage 3. Pas je bibliografie

ook steeds aan na een wijziging.

De gegevens die je moet vermelden, zijn afhankelijk van het type bron.

Hieronder lees je over de soorten bronnen.

Bron zoals je ze

selecteert in WORD

Mogelijke

versie(s)

Verklaring

boek papier een boek, fictie en non-fictie

sectie van een boek papier een deel, bepaalde pagina’s uit

een boek, fictie en non-fictie

artikel uit krant of

tijdschrift

papier een artikel uit een krant of een

tijdschrift

website elektronisch een hele website

document van een

website

elektronisch enkel een document, illustratie of

grafiek van een website met een

URL

bv. een elektronisch artikel van

een krantensite, een elektronisch

interview via YouTube

geluidsopname elektronisch, cd,

LP

muziek

uitvoering live, dvd een toneel-, theatervoorstelling

film dvd, cinema een film, fictie en non-fictie

interview audio een interview dat je op radio

hoort of zelf afneemt

Per type bron moet je bepaalde gegevens vermelden. Welke gegevens je

moet vermelden, vind je terug in je tekstverwerkingsprogramma of in de

tabellen op de volgende pagina’s.

18

Bron zoals je ze

selecteert in

WORD

Gegevens die je moet vermelden Voorbeeld

boek Auteur, A. (jaar van uitgave). Titel van het boek.

Plaats: Uitgeverij.

Bij twee tot zes auteurs of redacteurs staat voor

de laatste naam een ampersand (&).

Bij meer dan 6 auteurs schrijf je na de naam van

de zesde auteur et al.

Vind je geen ‘jaar van uitgave’ dan vul je niets in

(elektronische ingave) of schrijf je (sd).

Tussen de titel en de ondertitel plaats je een

dubbelpunt.

Laureys, B. (2012). Stapstenen: onderzoek

stap voor stap. Antwerpen: De Boeck.

Adriaansen, M., & Caris, J.

(2011). Elementaire sociale vaardigheden.

Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Borremans, E., Venstermans, T., Clement,

T., Cocquyt, E., Cremers, N., Ganseman, E.,

et al. (2012). Frappant 3: bronnenboek.

Kalmthout: Pelckmans.

sectie van een boek Auteur, A. (jaar van uitgave). Titel van de sectie

of het artikel. In A. Auteur, Titel van het boek

(pagina’s). Plaats: Uitgeverij.

De eerste auteur is de auteur van het artikel of

sectie. Later noem je de auteurs van het boek.

Zie ook gegevens voor ‘boek’

Van Ranst, D. (2012). Moeders zijn

gevaarlijk met messen. In T. Venstermans,

E. Borremans , T. Clement, E. Cocquyt, N.

Cremers, E. Ganseman, et al., Frappant:

bronnenboek (pp. 73-74). Kalmthout:

Pelckmans.

artikel uit krant of

tijdschrift

Auteur, A. (jaar van uitgave, maand). Titel van

het artikel. Naam van de krant of het tijdschrift,

pagina’s.

Maanden schrijf je NIET met een hoofdletter.

Lambert, P. (2013, april-mei). Het mysterie

motivatie. Knack Bodytalk, pp. 34-35.

19

Bron zoals je ze

selecteert in

WORD

Gegevens die je moet vermelden Voorbeeld

website of document

van een website

Auteur, A. (jaar, maand van publicatie). Naam

van de webpagina. Opgeroepen op maand dag,

jaartal van raadplegen, van Naam van de

website: URL van het domein

Het jaar vind je meestal onderaan de webpagina.

VZW Motief. (sd). Vorming op maat.

Opgeroepen op mei 31, 2013, van Vorming

op het snijpunt van levensbeschouwing en

samenleving: https://www.motief.org/index.

php/vorming/vorming-op-maat

uitvoering Auteur, A. (jaar, maand dag van de

voorstelling).Titel van de

voorstelling.(Organisatie = toneelgezelschap of

speler van organisatie) Theatergebouw, Plaats,

Provincie, Land of regio.

Woolf, V. (2013, januari 17). Orlando.

(Toneelhuis, Uitvoerend artiest)

Bourlaschouwburg, Antwerpen, Antwerpen,

Vlaanderen.

film Auteur, A. (regisseur). (jaar).Titel van de

film[Film].

Wuytack, F. (Regisseur). (sd). The missing

link [Film].

interview Auteur, A. (dit is de naam van de geïnterviewde)

(jaar, maand dag). Titel van het interview.

(Initiaal. Naam van de interviewer, Interviewers)

Cuyper, W. (2013, februari 13). Een kind

mag boos zijn. (A. Michielsen, & L. Van

Uffelen, Interviewers)

foto, afbeelding,

illustratie

Auteur, A. (Jaar, dag maand). TitelFoto

[Foto/Illustratie]. Geraadpleegd van URL

De auteur is de fotograaf of illustrator.

Stanmeyer, J. (2014, 26 februari). World

Press Photo 2014 [Foto]. Geraadpleegd van

http://www.worldpressphoto.org/collection/p

hoto/2014/contemporary-issues/john-

stanmeyer

20

8 Bijlagen

Als een illustratie of document een onmisbaar onderdeel is in je werkstuk,

dan neem je dit op in de tekst zelf. Anders kan je interessante illustraties,

documenten of interviews achteraan bij de tekst voegen als bijlagen. In de

eigenlijke tekst moet je dan duidelijk verwijzen naar die bijlagen.

Voorbeeld

Uit het interview met mevrouw Cuyper (Cuyper, 2013) leerden we dat …..

Illustraties, documenten, interviews die je niet gebruikte als informatie

voor je tekst, voeg je niet bij je eindwerk.

Iedere bijlage nummer je apart en geef je een titel. Geef vooraf in de

inhoudsopgave een overzicht van alle bijlagen met omschrijving en

pagina-aanduiding.

21

Besluit

Hopelijk heeft dit document je een duwtje in de rug gegeven. Nu zou je

moeten weten welke regels er zijn en wat we op JOMA secundair

verwachten als je een werkstuk maakt.

Het eindresultaat mag er zijn; je hebt een overzichtelijke en bruikbare

bundel in handen. Maar… het was niet altijd even eenvoudig om de

afspraken en officiële regels helder te formuleren, bovendien durfden de

bronnen zich wel eens tegenspreken of waren ze niet altijd even volledig.

Je merkt, ook de leerkrachten hebben heel wat bijgeleerd bij het

samenstellen van dit document.

Neem deze bundel steeds bij de hand als je een werkstuk gaat maken, zo

weet je zeker dat je alles volgens de regels hebt gemaakt en dat je niets

bent vergeten. Je moet enkel nog zorgen voor een boeiende inhoud en

een goed gestructureerde tekst. Wij wensen je alvast veel succes!

22

Bibliografie

Adriaansen, M., & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden.

Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Cuyper, W. (2013, februari 13). Een kind mag boos zijn. (A. Michielsen , &

L. Van Uffelen, Interviewers)

Lambert, P. (2013, april-mei). Het mysterie motivatie. Knack Bodytalk,

pp. 34-35.

Laureys, B. (2012). Stapstenen: onderzoek stap voor stap. Berchem: De

Boeck.

Van Ranst, D. (2012). Moeders zijn gevaarlijke mensen. In T.

Venstermans , E. Borremans, T. Clement, E. Cocquyt, E. Cremers,

E. Ganseman, et al., Frappant: bronnenboek (pp. 73-74).

Kalmthout: Pelckmans.

VVKSO. (2007). Rapporteren: voorschriften en nuttige wenken. Brussel:

Licap.

VZW Motief. (sd). Vorming op maat. Opgeroepen op mei 31, 2013, van

Vorming op het snijpunt van levensbeschouwing en samenleving:

http://www.motief.org

Woolf, V. (2013, januari 17). Orlando. (Toneelhuis, Uitvoerend artiest)

Bourlaschouwburg, Antwerpen, Antwerpen, Vlaanderen.

Wuytack, F. (Regisseur). (sd). The missing link [Film].

23

Bijlagen: Stappenplannen

Bijlage 1 Stappenplan inhoudsopgave toevoegen

1. Zet je cursor in je document op de plaats waar de inhoudsopgave moet

komen. Ga naar verwijzingen en selecteer een ‘Inhoudsopgave’.

2. Als je een titel wil toevoegen in de tekst, klik je eerst op ‘tekst toevoegen’ en

selecteer je daarna het juiste niveau (niveau 1 voor de grootste titels, niveau 2

voor de ondertitels…).

24

3. Klik na toevoeging van een titel op ‘bijwerken’. Je kiest dan voor ‘In zijn

geheel bijwerken’. Je titel en de juiste paginanummer verschijnen nu in je

inhoudsopgave.

Als je geen titels hebt gewijzigd, maar de tekst en de bijbehorende titels wel

verschoven zijn, kan je ervoor kiezen om enkel de paginanummers bij te werken.

4. Na een tijdje zal je merken dat er automatisch ingesprongen wordt bij niveau

2 en 3. Zorg ervoor dat deze titels ook tegen de kant staan door je cursor voor

de titel te zetten en de insprong te verwijderen.

25

Bijlage 2: Paginanummers loskoppelen

1. Ga naar de laatste pagina waarop de paginanummers niet mogen

verschijnen. Dit zal in een groot werkstuk bij de inleiding zijn. Klik op

deze pagina.

2. Ga naar indeling, eindmarkeringen en klik op ‘doorlopend’.

3. Voeg op de volgende pagina paginanummers in. (invoegen

paginanummers)

26

4. Onderaan de pagina zie je dat er ‘zelfde als vorige’ staat.

5. Nu gaan we deze sectie loskoppelen door bovenaan op ‘aan vorige

koppelen’ te klikken.

6. Verwijder nu de paginanummer van de vorige pagina.

27

7. Ga terug naar het eerste paginanummer dat er wel moet staan en

selecteer dit. IN een werkstuk is dit dus bij het eerste hoofdstuk.

8. Selecteer bovenaan ‘paginanummers’ en klik vervolgens op ‘opmaak

paginanummers’.

9. Kies nu vanaf welke paginanummer de nummering moet beginnen. Dit

zal pagina 7 of hoger zijn, aangezien je het titelblad, het woord vooraf,

de inhoudstafel, de keerzijdes en de inleiding meetellen in de

nummering.

Let op! Als je een titelblad hebt ingevoegd via Word, zal dit vanzelf

meetellen en zal je er een paginanummer moeten aftrekken.

28

Bijlage 3 Stappenplan bronnen invoegen

Tip: Voeg telkens als je een bron gebruikt de gegevens direct in en pas bij

elke wijziging je bibliografie meteen aan.

1. Open Word, ga naar verwijzingen, selecteer APA vijfde of zesde editie

(normaal standaard).

2. Klik op ‘Bronnen beheren.

29

3. Klik op ‘Nieuw’.

4. Kies je type bron uit de lijst (gebruik de lijst p. 13).

30

5. Vul de velden waarvan je de info hebt verder in.

Onderaan vind je telkens een voorbeeld van wat je in dat veld moet

invullen.

6. Nadat alle bronnen zijn ingebracht, ga je met je cursor naar de plaats

in de tekst waar je de bibliografie wil plaatsen en klik je op

‘Bibliografie’.

31

7. Pas na elke wijziging de bronvermelding aan. Je selecteert je

bibliografie en vervolgens ‘Bronvermeldingen en bibliografieën

bijwerken’.