Taal vitaal op school - ostfriesischelandschaft.de fileTaal vitaal op school Deel 1 Hoofdstuk 1...

79
Taal vitaal op school Deel 1 Hoofdstuk 1 Gedicht DAG! Thema: begroetingen - kennis maken - nationaliteit - het alfabet - de Euregio’s Spreekintentie: begroeten - zich voorstellen - naar herkomst / woonplaats vragen/antwoorden Grammatica: persoonlijk vnw. (ev en mv) - tegenw. tijd (presens) - ZIJN en KUNNEN - het lidwoord - …?..en vraagzin - enkele voorzetsels (preposities) - vraagwoorden 1.1.1 VRAGEN 1.1.2 Wil jij misschien mijn meisje zijn? 1.1.3 Monoloog van een moeder 1.1.4 Marc begroet ’s morgens de dingen 1.1.5 Waarom… Hoofdstuk 2 Gedicht HOE GAAT HET? Thema: iemand leren kennen - informeel en formeel aanspreken - getallen tot 100 - telefoneren - ansichtkaarten Spreekintentie: naar iemands welzijn vragen/antwoorden - anderen voorstellen - informatie vragen (telefoon en adres) Grammatica: HEBBEN - de modale hulpww. MOGEN en MOETEN - de ontkenning - bezittelijk vnw. - persoonlijk vnw. - het object 1.2.1 HEPPIE 1.2.2 teleManie 1.2.3 Een knuffeltje hier 1.2.4 Marc begroet ’s morgens de dingen 1.2.5 Meneer Juttepeer en mevrouw Zoetekauw Hoofdstuk 3 Gedicht HOE IS ZE? Thema: mensen beschrijven (karaktereigenschappen en uiterlijk) - vrienden - familie en verwanten - brieven Spreekintentie - iemand beschrijven - een mening geven - over vrienden en familie praten Grammatica: bijvoeglijke nw.(adjec-tieven) - bijwoorden van graad - het voegwoord maar - voorzetsels - aanwijzend vnw. (demonstratief pron.) 1.3.1 De mensenvriend 1.3.2 LUI 1.3.3 Bij oma 1.3.4 Ik… 1.3.5 ik will… 1.3.6 gezin 1.3.7 Afwassen 1.3.8 Vrienden 1.3.9 Vriendschap 1.3.10 Ze zeggen dat Bertha niet eens bestaat 1.3.11 Oude mensen 1.3.12 De Wees-Vrolijk Automaat 1.3.13 Zeg Hoofdstuk 4 Gedicht HOEVEEL? Thema: getallen en hoeveelheden - verwantschap - de klok - dagdelen - weekdagen - lesrooster en schoolvakken Spreekintenties: naar hoeveelheden vragen - zich verontschuldigen - vragen stellen en beantwoorden inzake familiesituaties - naar het tijdstip vragen - informatie inwinnen Grammatica: het meervoud van zelfstandige nw. (substantiva) - ER IS / ER ZIJN - er + telwoord - bijwoordelijke bepaling van tijd 1.4.1 Er is… 1.4.2 Een op de zestien 1.4.3 De stad is nog stil… 1.4.4 Veelheden hoe 1.4.5 Tel de sterren van… 1.4.6 Liedjes van de luie week 1.4.7 De heks van Sier-kon-fleks 1.4.8 De klok en de kalender 1.4.9 Er zijn huismussen

Transcript of Taal vitaal op school - ostfriesischelandschaft.de fileTaal vitaal op school Deel 1 Hoofdstuk 1...

Taal vitaal op school

Deel 1

Hoofdstuk 1 GedichtDAG!Thema: begroetingen - kennis maken -nationaliteit - het alfabet - de Euregio’sSpreekintentie: begroeten - zich voorstellen - naar herkomst / woonplaats vragen/antwoordenGrammatica: persoonlijk vnw. (ev en mv) - tegenw. tijd (presens) - ZIJN en KUNNEN - het lidwoord -…?..en vraagzin - enkele voorzetsels

(preposities) - vraagwoorden

1.1.1 VRAGEN1.1.2 Wil jij misschien mijn meisje zijn?1.1.3 Monoloog van een moeder1.1.4 Marc begroet ’s morgens de dingen1.1.5 Waarom…

Hoofdstuk 2 GedichtHOE GAAT HET?Thema: iemand leren kennen - informeel en formeel aanspreken - getallen tot 100 -telefoneren - ansichtkaarten

Spreekintentie: naar iemands welzijn vragen/antwoorden - anderen voorstellen -informatie vragen (telefoon en adres)

Grammatica: HEBBEN - de modale hulpww. MOGEN en MOETEN - de ontkenning - bezittelijk vnw. - persoonlijk vnw. - het object

1.2.1 HEPPIE1.2.2 teleManie1.2.3 Een knuffeltje hier1.2.4 Marc begroet ’s morgens de dingen1.2.5 Meneer Juttepeer en mevrouw

Zoetekauw

Hoofdstuk 3 GedichtHOE IS ZE?Thema: mensen beschrijven (karaktereigenschappen en uiterlijk) - vrienden -familie en verwanten - brievenSpreekintentie - iemand beschrijven - een mening geven - over vrienden en familie pratenGrammatica: bijvoeglijke nw.(adjec-tieven) -bijwoorden van graad - het voegwoord maar -voorzetsels - aanwijzend vnw. (demonstratief pron.)

1.3.1 De mensenvriend1.3.2 LUI1.3.3 Bij oma1.3.4 Ik…1.3.5 ik will…1.3.6 gezin1.3.7 Afwassen1.3.8 Vrienden1.3.9 Vriendschap1.3.10 Ze zeggen dat Bertha niet eens

bestaat1.3.11 Oude mensen1.3.12 De Wees-Vrolijk Automaat1.3.13 Zeg

Hoofdstuk 4 GedichtHOEVEEL?Thema: getallen en hoeveelheden -verwantschap - de klok - dagdelen - weekdagen -lesrooster en schoolvakken

Spreekintenties: naar hoeveelheden vragen - zich verontschuldigen - vragen stellen en beantwoorden inzake familiesituaties - naar het tijdstip vragen -informatie inwinnen

Grammatica: het meervoud van zelfstandige nw. (substantiva) - ER IS / ER ZIJN - er + telwoord -bijwoordelijke bepaling van tijd

1.4.1 Er is…1.4.2 Een op de zestien1.4.3 De stad is nog stil…1.4.4 Veelheden hoe1.4.5 Tel de sterren van…1.4.6 Liedjes van de luie week1.4.7 De heks van Sier-kon-fleks1.4.8 De klok en de kalender1.4.9 Er zijn huismussen

Hoofdstuk 5 GedichtIK STA OM ZES UUR OP!Thema: dagelijks leven(1) - het ontbijt -koffiedrinken in Nederland

Spreekintentie: praten over het verloop van de dag - een standpunt verdedigen - weerspreken / weer-leggen - voorkeur uitenGrammatica: iets graag doen/ leuk vinden -scheidbare ww. - reflexieve ww. - modaal hulpww. WILLEN - er + voorzetsel - na / naar

1.5.1 Wakker worden1.5.2 de hemel1.5.3 Als ik mijn ogen toedoe…1.5.4 Het licht gaat uit…1.5.5 Ik ga slapen. Ik wil dromen1.5.6 Versje om te mompelen als je niet

goed wakker kunt worden1.5.7 Wanneer de zandman nog eens komt…1.5.8 Slaapliedje

Hoofdstuk 6 GedichtWAT HEB JE GISTEREN GEDAAN?Thema: dagelijks leven (2) - levensloop - de verjaardagskalender - de datumSpreekintentie: spreken over zijn / haar verloop van de dag, leven en verleden.Grammatica: het voltooid dlw. (perfect) met HEBBEN en ZIJN - bijw. bep.(tijd)

1.6.1 Stilstaan1.6.2 Feestbeest1.6.3 Mijn opa wist nog woord voor woord…1.6.4 Een jarige1.6.5 Op je verjaardag…1.6.6 als ik jarig word…

Hoofdstuk 7 GedichtOVER WERKEN GESPROKENThema: beroepen - bezigheden - beroepskeuze -Wim van der Meij, etserSpreekintentie: ‘small talk’ - over werken beroeps-wensen spreken - een compliment maken en daarop reagerenGrammatica: beroepen (mannelijke en vrouwelijke benaming) - al - het voegwoord Omdat

1.7.1 Ontsnappen

Hoofdstuk 8 GedichtIk HEB TREK IN PATAT!Thema: eten en drinken onderweg - geld -eetgewoonten in Nederland

Spreekintenties: een voorstel doen - iets te eten/drinken bestellen - betalen - bedanken Grammatica: verkleinwoorden (Diminutieven) -modaal hulpww. ZULLEN - iets/niets

1.8.1 Ik wilde ik kon u iets geven…1.8.2 Made in Madurodam1.8.3 Heel dichtbij1.8.4 Een brilslang van een jaar of 10…1.8.5 Naar de kapper1.8.6 Lijmen1.8.7 Twee kusjes in een doosje…1.8.8 De vuilnisman ben ik

Hoofdstuk 9 GedichtPARDON, WEET U MISSCHIEN WAAR…..?Thema: een toerist in een stad - plaats van bestemming - kleuren - toerisme in Vlaanderen en NederlandSpreekintentie: een plaats beschri-jven - iemand aanspreken - naar de weg vragen - zeggen dat men iets niet begrepen heeft - de weg beschrijvenGrammatica: voorzetsels - bijwoor-den van richting - aanvoegende wijs (imperatief) -woordvolgorde (indi-rekte vraag) - er

(plaatsaanduiding)

1.9.1 Iets stapelgeks1.9.2 Gekleurde geuren1.9.3 De blauwbilgorgel1.9.4 Een kind tekent1.9.5 tussen boven en beneden…1.9.6 Terug van vakantie1.9.7 In de bomen is de hemel dichterbij…1.9.8 Iemand heel ver hier vandaan…1.9.9 De blauwe bussen1.9.10 Mevrouw Julia doet de ramen open…

Hoofdstuk 10 GedichtVRIJETIJDSBESTEDINGENThema: Vrijetijdsbestedingen - de Elfstedentocht -de datum(2) – de trein

Spreekintentie: Naar voorkeur vragen/reageren -je standpunt verdedigen - iets motiveren

Grammatica: iets graag doen/leuk vinden (2) - het voegwoord omdat/hoewel - rangtelwoorden

1.10.1 TUINTJE1.10.2 Bejaardendag1.10.3 Spleen1.10.4 Voor de klas1.10.5 Poes in de zon1.10.6 De trein1.10.7 Verte1.10.8 In de trein1.10.9 Verveling1.10.10 Woensdag1.10.11 Toernooi

Impressum:Project: POEZIË in Nvt-lessenLessenreeks: Plint-Posters TAAL in de klasSamenstelling van gedichten voor het onderwijs Nederlands als vreemde taal,met enkele annotaties voor de behandeling in Nvt-klassendoor: Wilma van der Veen, Gerhart Hauptmann Realschule, Nordhorn

Copyright van Gedichten met één of twee ** bij: Stichting Plint en de auteursCopyright van alle anderen gdichten bij de auteurs.

De gedichten mogen alleen in Nvt-lessen worden benut.Copyright van de lessuggesties: Regionales Pädagogisches Zentrum, Aurich en Wilma van der Veen

Gedicht 1.1.1 VRAGENvraagwoorden

Waar komt de wind vandaankun je zien wat je voelt?

Wie heeft alle dingendie er zijn zo bedoeld?

Daarnet stond die boom nog stilnu schudt hij zijn hoofd.

En net stond de zon nog hoogmaar nu is hij rood.

Waarom zijn er vragenwaarom ga je dood?

Bij wie mag ik laternog even op schoten?

Johanna Kruit,Uit: Holland rijmt

Gedicht 1.1.2 Wil jij misschien mijn meisje zijn?vraagzin, voorzetsel

Wil jij misschien mijn meisje zijn?Mag ik dus met je gaan?Want ik wil zo graag dicht bij je zijn.ik raak je zo graag aan.

En in de middag schijnt de zonen ’s nachts dan schijnt de maanen altijd wil ik bij je zijn:ik raak je zo graag aan.

Willem WilminkUit: Ik snap het

Gedicht 1.1.3. Monoloog van een moedervraagzin, tegenw. tijdvoorzetsel Heb je pijn in je buik?

Dat komt van het chocolade etenBen je alleen?Maar ik ben toch bij jeHeb je dorst?Dan krijg je een glaasje waterZit je kop vol?Dat komt van het boeken lezenHeb je het warm?Dat komt omdat je met de kachel aan wilt slapenBen je bang?Dat komt omdat het donker isMama doet het licht weer aanZal je dan zoet slapen gaan

Bianca StigterUit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is

Gedicht 1.1.4 Marc begroet ’s morgens de dingenbegroeten,voorzetsels, Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloembezitt.vnw ploem ploem

dag stoel naast de tafeldag brood op de tafeldag visserke -vis met de pijp

endag visserke-vis met de pet

pet en pijpvan het visserke-vis

Da-ag visDag lieve visDag klein visselijn mijn

Paul van OstayenUit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is

Gedicht 1.1.5**vraagwoorden Waarom die haast

weet jij wanneer je werk af is

Willem Hussem

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.1.5

1. Noem de vraagwoorden in het gedicht.2. Welke vraagwoorden ken je nog meer? Denk aan de 5 W’s.3. Verklaar het beeld bij dit gedicht.4. Verklaar in je eigen woorden dit gedicht. Wat bedoelt de dichter?5. Welke klankassociatie bij –haast-? Welke bij –werk-? Noem er minstens 5.

Gedicht 1.2.1** HEPPIEhebben

Voel me ozo heppiezo heppie deze dag

en als jij vraagt: wat heppie?als ik eens vragen mag

dan zeg ik: hoe wat heppie,wat heppik aan die vraag,heppie nooit dat heppieje

dat ik hep vandaag?Joke van Leeuwen

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.2.1

1. Verklaar die titel.2. Waar gaat dit gedicht over?3. Welk woord wordt het meest genoemd?4. ‘Vertaal’ dit gedicht eens in goed Nederlands. Wat valt je op?5. Wat valt je op aan het woord –heppie-? Geef de betekenis van dit woord.6. Leg uit hoe de dichter te werk is gegaan.7. Hoe voel jij je na het lezen van dit gedicht?8. Past het beeld bij de tekst? Waarom?9. Wat zou jij bij dit gedicht getekend hebben? 10. Zijn er meer woorden die je kunt gebruiken zoals in dit gedicht gebeurd is?Denk daarbij ook aan het Duits.

Gedicht 1.2.2** teleManietelefoneren

Als ik je wil bellenTuut tuut in gesprek

ben jij aan het bellen naar mij

als jij iets wil zeggendat is ook zo gek

dan zeg ik hetzelfde als jij

Frank Eerhart

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.2.2

1. Wie belt er?2. Verklaar het gedicht.3. Wie belt er het eerst?4. Waarom weet de beller zo zeker dat de ander tegelijkertijd terugbelt.5. Beschrijf de gevoelens van de bellers.6. Heb jij ook wel eens tegelijkertijd met iemand gebeld?7. Welk werkwoord is belangrijk in strofe 1?8. Welk werkwoord is belangrijk in strofe 2?9. In welke strofe hebben de bellers contact met elkaar?10.Wat zouden de bellers tegelijkertijd tegen elkaar zeggen?11.Betekenisassociatie: welke woorden horen bij –bellen-?

Gedicht 1.2.3**pers. vnw., iemandlief vinden Een knuffeltje hier

Een knuffeltje hieren een knuffeltje daar.Op je wang, op je oor,in je nek, in je haar.Nee, wacht nog eens even,ik ben nog niet klaar.Ik vind je zo lief,op je neus ook een paar!

Nannie Kuiper

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.2.3

1. Wat is een knuffeltje? Wat is knuffelen, denk jij?2. Waar komen deze knuffeltjes terecht? 3. Welke mensen knuffelen als je dit gedicht leest? Waarom?4. Knuffeltje is een verkleinwoord van knuffel (werkwoord: knuffelen) Voor wie zou je dit woord –Knuffel- bedenken als naam? Maak van de andere zelfst. nw. in dit gedicht ook verkleinwoorden. Kun je met deze verkleinwoorden ook iemand een naam geven?5. Ken je nog meer verkleinwoorden die gemaakt zijn van een werkwoord?6. Het gedicht staat in de kleur geel op het kussensloop. Waarom zou deze kleur gekozen zijn?7. Metaforische combinatie: Noem je lievelingskleur en verbind daaraan iets prettigs.In partnerwerk: Je partner noemt een kleur die hij/zij niet mooi vindt en koppelt daaraan iets vervelends/engs.8. Wat is - een paar-?9. Welke woorden kun je achter -een paar- schrijven/zeggen/noemen?(=schoenen,

laarzen, boeken enz.)10.Klankassociatie met de woorden: -lief-, -klaar-, -hier-, -oor- enz. enz.

Gedicht 1.2.4* Marc begroet ’s morgens de dingenbegroeten,voorzetsels Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloembezitt.vnw ploem ploem

dag stoel naast de tafeldag brood op de tafeldag visserke -vis met de pijp

endag visserke-vis met de pet

pet en pijpvan het visserke-vis

Da-ag visDag lieve visDag klein visselijn mijn

Paul van OstayenUit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is

Gedicht 1.2.5 Meneer Juttepeer en mevrouw Zoetekauwbegroeten

Dag meneerJuttepeer!Dag mevrouw Zoetekauw!

Komt u evennaast me zitten?Wel, mevrouw,zou ik het doen?Ik moet nognaar juffrouw Koen.

Och vooruit,Het is nog vroeg. Ik heb nog wel tijd genoeg.

Kijkt u toch eensNaar de mussen!Ja, ze hippenOveral tussenWeet u wat, ikneem een taartje!Wel, dan rook ikeen sigaartje!

Nu moet ik erheus vandoor!Nu, mevrouw, hetbeste hoor!

Dag meneerJuttepeer!Dag mevrouw Zoetekauw!

Han G. HoekstraUit: Rijmpjes en versjes uit de nieuws doos

Gedicht 1.3.1* De mensenvriend

mensen De mensheid heeft mijn hartEn vergt mijn volle krachten

Het zijn er vier miljardDus jij moet even wachten

Kees StipPlint

Gedicht 1.3.2** LUIeigenschap Ik ben lekker lui vandaag.

Ik heb een slome bui vandaag.Denk maar niet dat ik iets doe,

I Ik ben liever lui dan moe.

Lekker liggen op mijn bedMet geen mens die op mij let.Alles wat ik anders moet,Gaat vandaag niet door � net goed.

Nannie Kuiper

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.3.2

1. Rijmt dit gedicht? Noem de rijmwoorden. Ken jij nog meer rijmwoorden?2. Past het beeld bij de tekst? Leg uit waarom wel/niet.3. Liever lui dan moe is een uitdrukking. Ken jij nog meer Ned. uitdrukking?4. Wie �zegt� dit gedicht, denk jij? Heb jij ook wel eens zo;n bui? Wanneer?5. Lui heeft een negatieve klank. Ken jij nog meer negatieve karaktereigenschappen?6. Welke bijv. nw. staan hier tegenover?7. Het woordje -lui- wordt versterkt door een woord. Welk woord? Welk woord wordt

nog meer versterkt?8. Versterk en verzwak het woordje -lui- met de woorden die je in hoofdstuk 3 geleerd

hebt. Welke versterking/verzwakking past ook in het gedicht? Welke niet?

Gedicht 1.3.3 Bij oma

familie, maar Bij oma draag ik sloffen.voorzetsels Bij mijn oma is geen tuin.

Op de mat mag je niet zitten.Maar ze aait je over je kruin.

Met mijn oma kun je kaarten.Bij mijn oma slaap ik graag.Op het bed mag je niet springen.Maar ze praat als je wat vraagt.

Bij mijn oma mag ik snoepen.Ik kijk bij haar ook soms tv.Als ik op haar kleine schoot zit,valt het stilhangen net mee.

Wiel KustersUit: Het veterdiploma

Gedicht 1.3.4** Ikmensen, maar wil alleen

maar wetenwie ik ben.Eenandere redenom te schrijvenheb ik niet.

Maar wie ik bengaat niemandwat aan.

Jan Arends

1. Waar gaat dit gedicht over?2. Past het beeld bij het gedicht?3. Rijmt dit gedicht?4. Verklaar het gebruik van het woordje -maar-.5. Wie is de spreker in dit gedicht, wie is dit, wie ben je?6. Tegen wie spreekt de -ik-? 7. Welke tegenstrijdigheid zit er in de derde strofe?

Gedicht 1.3.5 ik wilgezin een broertje

of een zusjehebbenen het een van tweeënzijn is dubbelfijn

en eindeloos veel beterdan alleen maarenig kindvind ik

want daaraanheb ik echteen broertje dood

vooral bij ruziemet mijn ouderswordt die lege plekzo levensgroot

Nannie KuiperUit: Een zeldzaam exemplaar

Gedicht 1.3.6 gezinfamilie,gezin

een ouder broertje hebbenen een jonger zusje zijnbetekent: eeuwig klein

maar omgekeerdo hel en hemel dat zou zalig zijn

ik kneep hem fijn

Nannie KuiperUit: Een zeldzaam exemplaar

Gedicht 1.3.7 Afwassenbijv.nw., s = z

Vieze kopjes,vieze panVieze lepels,Vieze kan.Vieze auto’svieze pop....Alles wordt schoonin mijn teil met sop.

Vieze haren,vieze bril.Vieze oren,vieze bil.Vieze neus,vieze handen.Vieze trui,vieze tanden.Vieze Sarah,vieze Rob,Alles wordt schoonIn mijn teil met sop.

Mieke ’t HooftUit: Holland rijmt

Gedicht 1.3.8 Vriendenvriendschap

Als je in mijn arm knijptop het moment....Als je zegtwat ik net wil gaan zeggen.Als je zwijgtover wat ik net wil verzwijgen.Als ik je aankijk,scheel of vierkanten jij spiegeltmet een knipoog terug,weet ik:dat kan ik alleen bij jou

Theo OlthuisUit: Een steen zweeft over het water

Gedicht 1.3.9* Vriendschapvriendschap

Ik heb iets uitgevondenwaardoor vriendschap niet kan vergaanik zeg gewoon wat jij moet doen

en daar houd jij je aan!

Sil SilversteinPlint

Gedicht 1.3.10 Ze zeggen dat Bertha niet eens bestaatvriendschap

Als mijn moeder ’t huis uit gaat,Mij op alles passen laat,Kijk ik rustig om me heen, ben ik niet alleen.

Want Bertha is bij me,Waar ik ga, gaat zij, waar ik sta staat zij.

Als er ’s nachts figuren zijnDie bewegen in ’t gordijn,Die verschuiven langs ‘t behang,Dan ben ik niet bang

Want Bertha is bij me,Waar ik ga, gaat zij, waar ik sta, staat zij.

‘k Ben niet bang meer voor iets geks,voor een reus of voor een heks,voor een mens of voor een dier.Bertha is toch hier?

Bertha is bij me,Waar ik ga, gaat zij, waar ik sta, staat zij.

Willem WilminkUit: Ik snap het

Gedicht 1.3.11 Oude mensenoude mensen,uiterlijk Ze hebben honderd rimpels

en ze hebben grijze harenen ouderwetse dingendie ze altijd maar bewaren.Oude mensen, oude mensen.

Ze hebben snoepjes bij zichom aan kinderen te geven,daar moeten ze naar zoeken,dus dan wacht je nog maar even.Oude mensen, oude mensen.

Ze slapen nog maar kort, hoor,dus ze worden heel vroeg wakker.Ze gaan een praatje makenmet de slager en de bakker.Oude mensen, oude mensen.

Ze willen graag vertellenover heel erg lang geleden,toen ’t zo koud was in de winter,Oude mensen, oude mensen.

Kinderen, weet je wat zo gek isaan dit grappige verhaal?Over dertigduizend nachtjes,dan zijn jullie allemaaloude mensen, oude mensen.

Willem WilminkUit: Ik snap het

Gedicht 1.3.12 De Wees-Vrolijk Automaatkaraktereigenschap,tegenw.tijd, mogen Op de hoek van de Berenstraat

staat een Wees –Vrolijk AutomaatJe stopt er een kwartje in en danword je zo vrolijk als ’t maar kan.Je danst en zingt de hele dag,zelfs als je niet dansen en zing mag.Waarom ik dan zo kribbig kijk?Ik ben vandaag geen kwartje rijkEn trouwens: ik vind ’t wel zo fijnOm als ik kribbig ben kribbig te zijn.

Hans Andreus Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is

Gedicht 1.3.13 Zegkaraktereigenschap

Zeg dat ik fantastisch ben,Briljant, gevat, sociaal,Gevoelig, handig, grappig enBijzonder geniaal.Zeg dat je zo;n wonderkindAls ik maar weinig ziet.Zeg dat je me super vindt, Maar liegen mag je niet.

Shel SilversteinUit: Ik val omhoog

Gedicht 1.4.1** Er is

er is nog nooiteen mens geweestdie een korrel aarde

heeft bezeten Jan Arends

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.4.1

1. Behandel in dit gedicht -er is-. 2. Kun je -er is- ook vervangen door- er zijn-? Zo ja,wat moet dat dan veranderen in de zin?3. Wat wil dit gedicht zeggen?4. Rijmt het gedicht?

Gedicht 1.4.2* Een op de zestien

schoolvakkenNatuurkunde is niks voor mijEn van Muziek snap ik geen fluit,Geschiedenis gaat mij voorbijEn met Scheikunde schei ik uit.Techniek beheers ik voor geen moerEn Wiskunde is niet in tel.Ook Frans zeg ik het liefst bonjourEn Aardrijkskunde is een hel.Latijn is enkel ouwe koek,Aan Kunstbeschouwing heb ik lak,Godsdienstlessen zijn een vloekEn Maatschappijleer is geen vak.Bio is bepaald niet boeiend,Handelskennis is een kwelling,Gymnastiek is te vermoeiend,Maar wel ben ik goed in Speling!

Shel SilversteinPlint

Gedicht 1.4.3

dag,nacht De stad is nog stilmeervoud Tegen elkaar en een muur

slapen twee fietsen

Tjitske JansenUit: Het moest maar eens gaan sneeuwen

Gedicht 1.4.4**getallen Veelheden hoe

Een half petje kip,een poptamus hip,twee muisjes vleer,vier hanen weer,qcht beelden voor,zestien kijkjes door,twee�ndertig vliegjes vuur,vierenzestig kastjes muur,honderd achtentwintig fouten drukeen kippetje tuk?tweehonderd twaalf stokken tovervijfhonderd twaalf tochten over,en ongeveer,duizend minnen meer.

Leo Vroman

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.4.4

1. Wat is zo bijzonder aan dit gedicht?2. Noem dan de woorden (zelfst. nw. in het meervoud) en het enkelvoud.3. Noem de getallen en schrijf ze op.4. Wat merk je op aan deze getallen?5. Kun jij precies vertellen hoeveel meerminnen er dan zijn?6. Welke woorden rijmen? Welke rijmwoorden kun jij nog meer bedenken?

Schrijf er met de klas minstens tien per rijmpaar op ! Maak er een grote woordenposter van.

7. Bedenk als klas/groepje zelf zo�n gedicht. Welke zelfst. nw. komen daarvoor in aanmerking? (=melkkoeien(!), bloemperken, buurvrouwen enz.)

Gedicht 1.4.5** Tel de sterren van een zomernacht

tellen Tel er je geboortedatum bij op.

Plus je telefoonnummer.En het nummer van je paspoort

Deel dat getal door je gewicht in ponden.Tel uit je winstJe mag er zijn.

Jos van Hest

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.4.5

1. Kun je echt alles optellen wat de dichter zegt? Probeer het eens!Is de uitkomst groot of klein?

2. Rijmt het gedicht?3. Wat betekent: -tel uit je winst-? Wat betekent -je mag er zijn-?4. Wat wil de dichter zeggen met dit gedicht? Denk daarbij aan het vermoedelijke

eindgetal. 5. Verklaar nu de uitdrukking/ of verwijs naar: � je bent je gewicht in goud waard- ?6. Zou deze uitdrukking (nr.5) ook in het gedicht gepast hebben?

Waar wel/niet?

Gedicht 1.4.6. Liedjes van de luie week

weekdagenMaandagis Kalmpjes-aan-dag.

Dinsdagis Kom-ik-begin-�s-dag.

Woensdagis Zou-ik-het-wel-doen-dag.

DonderdagIs Dit-is-een-bijzondere-dag,

want Vrijdagis Morgen-weer-vrij-dag

en Zaterdagis �Avonds-wordt-het-later-dagen Zondagis Eet-je-buikje-rond-dag,

dus Maandag,tja Maandag,dat is weer Kalmpjes-aan-dag.

Hans AndreusUit:Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is

Gedicht 1.4.7 De heks van Sier-kon-fleks

weekdagenDit is de heks van Sier-kon-fleksZe woont in Kopenhagen.Iedere dag doet zij wat geksEn alle mensen klagen:O wat een heks,Wat een akelige heks,Hoe lang moet dit nog duren?Wie wil de heks van Sier-kon-fleksVoorgoed het bos insturen?

Op zondag neemt zij de kolonelEn tovert hem om in een mokka-stel.

Op maandag doet zij niet zoveel,Dan jakkert zij op haar bezemsteel.

Op dinsdag eet zij een schooljuffrouwEn laat het verder maar blauw-blauw.

Op woensdag neemt zij het mokka-stelEn tovert het om in een kolonel.(De vreugd is maar van korte duur:Hij zit nog onder het glazuur.)

Op donderdag neemt zij het dameskooren schuift het onder de voordeur door.

Op vrijdag bijt zij de griffierEn wikkelt hem in vloeipapier.

Op zaterdag gaat zij in �t bad,Zodat het in de rondtespat,En verder speelt zij met haar katHet spelletje van �wie doet me wat�.

Dit is de heks van Sier-kon-fleks,Zij woont in Kopenhagen.Alle mensen staat perpleksZoals die heks kan plagen.O wat een heks,Wat een griezelige heks,�t is niet om te verdragen.Wie wil de heks van Sier-kon-fleksVoorgoed het bos in jagen?

Annie M.G. SchmidtUit: Als je goed kijkt zie je dat alles gekleurd is

Gedicht 1.4.8 De klok en de kalender

tijd, maandenschrikkeljaar Zestig seconden op een rij

en er is een minuut voorbij.Zestig minuten tik-tak-token een uur later wijst de klok.Een dag heeft 24 uren,een week moet zeven dagen duren,een jaar telt 52 weken,12 maanden zijn dan ook verstreken.30 dagen hebben: september,April juni en november,De andere hebben 30 en ��n,Februari staat heel alleen,28 heeft die er maar,en 29 in een schrikkeljaar.

Han G. HoekstraUit:Als je goed om je heen kijkt zie je dat de wereld gekleurd is

Gedicht 1.4.9** Er zijn huismussen

meervoud, zelfst. nw. en grasmussen,er is/er zijn en allerlei ras mussen

nog daartussenmisschien:

maar er is bij de mussennooit onderscheid tussen

maximussenen minimussen

te zien. Garmt Stuiveling

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.4.9

1. Rijmt het gedicht?2. Welke woorden rijmen? Wat merk je op bij deze woorden? 3. -Huismussen- is een meervoud. Schrijf alle rijmwoorden onder elkaar.

Schrijf ernaast het enkelvoud. Wat valt je op?4. Vind je het gedicht grappig nu je weet hoe het in elkaar zit?5. De dichter speelt met woorden. Met welke woorden/stukjes woorden?

Leg het uit.6. Heeft de dichter lang of kort nagedacht over dit gedicht? Wat denk je?8. Probeer nu samen een woord te bedenken waarna je net zo te werk gaat

als de dichter. Is dat moeilijk of makkelijk voor jou?9. Schrijf nu -er is- in plaats van -er zijn-. Wat moet er in het gedicht dan

Veranderen? Is het dan nog een grappig gedicht?

Gedicht 1.5.1** Wakker worden

opstaan, willen De ochtend raakt je aan in lichten nauwelijks merkbaar gapen

ik stop je in gedichtomdat ik wil bewarenje adem zal je ligt nog

eventjes wil slapenLidy Peters

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.5.1

1. Rijmt het gedicht? Welke woorden rijmen?2. Hoeveel zinnen heeft het gedicht? 3. Bespreek middenrijm. Welke woorden hebben middenrijm?

Bedenk nog meer woorden als-�licht, gedicht, wil, ligt, wilt- enz.4. Heeft de dichter lang/kort nagedacht over dit gedicht? Hoe merk je dat?5. Wat wil de dichter bewaren? Waarom?6. Voelt dit gedicht positief of negatief?7. Heb jij wel eens slapende mensen, dieren gezien? Wat merkte je op?

Wat voelde je? Slaap jij ook zo?

Gedicht 1.5.2* de hemel

opstaan wordt wakkerlachend blauw

Willem Hussem

Gedicht 1.5.3*

scheidb.ww., avond Als ik mijn ogen toedoeBen ik in Honoloeloe

J.A. Deelder

Gedicht 1.5.4*

avond, modale ww. Het licht gaat uitik sluit mijn ogenen ik zie meer dan overdag

Niet was is of wat geweest ismaar wat kan en zal en mag

Maud de Vries

Gedicht 1.5.5*

avond, slapen Ik ga slapen. Ik wil dromenwillen van een kindje in de wieg.

Ik ga slapen. Ik ga dromendat ik naar de sterren vlieg

Ik ga slapen. Ik ga dromen

van citroenen aan een boom.Ik ga slapen. Ik wil dromen

dat ik droom.

Willem Wilmink

Gedicht 1.5.6*wakker worden Versje om te mompelen als je

Niet goed wakker kunt worden

Mmhohmmhohmmhohpfff

Mmhohmmhohmmhohpfff

izzolekkewarmierizoolekkewarmier

mamoewakkewoh

mamoewakkewoh

moemewazzemoemewazze

hup

Joke van LeeuwenUit: O zo heppie

Gedicht 1.5.7*

slapen Wanneer de zandman nog eens komt-maar hij komt niet meer-zullen wij slapen gaan en dromenvan een droomdie niet gedroomd werd

Ach alle mensen slapen goeddie de deur op grendel weten

Paul van Ostaaijen

Gedicht 1.5.8* Slaapliedje

slapen gaanhet schaap heeft slaap.de koe is moe.het varken doetzijn oogjes toe.

Het paard kijkt over�t prikkeldraaden denkt: Het isontzettend laat

De kip zegt zachtnog ��n keer: TokEn ach, daar slaapt zeop haar stok.

De boer kruipt ookhet bed maar inlekker dichtbij zijn boerin.

Willem Wilmink

Gedicht 1.6.1 Stilstaan

verleden tijd Vanmorgen horloge gepakt:staat stil.Kapot.Niks meer aan te doen.

Op het balkom gezeten.Broodje kaas gegeten.Poes gestreeld.Geraniums water gegeven.

Radio aangezet. Gewenstdat niet alleen mijn horloge maar ook deze dag stil zou blijven staan.

Gil van der Heyden

Gedicht 1.6.2.* Feestbeest

jarig zijnZaterdag zal ik het feestvarken zijnmaar wie vraag ik nou op mijn feest?Liever maar niet het ijskonijn.want dat is zo�n bibberig beest.De huismus is saai, de brulaap te luid,ook de gifkikker zie ik niet zitten.De schijtlijster durft de deur niet uiten de mafkees ligt aldoor te pittenDe geldwolf brengt vast geen cadeautje meeen de pechvogel valt van de trap...Ik krijg opeens een veel beter idee:Ik ga met de lolbroek op stap!

Fran de Jong

Gedicht 1.6.3.

verleden tijd, verleden Mijn opa wist nog woord voor woordwat hij als jongen had gehoord

aan spreuken, sprookjes, raadseltaal.Opa was een en al verhaal.Voor boekenwas er toen geen geld,daarom werd alles doorverteld.

Willem WilminkUit: Het ABC van Willem Wilmink

Gedicht 1.6.4. Een jarige

jarig zijn,trakterenIemand van ons is jarig en die zie je daar!We zingen een liedje en we hopen met elkaardat zij een mooie tijd beleeften dat ze maar weinig zorgen heeftin haar eigen nieuwe jaar.

Iemand van ons is jarig, dus we zitten klaarWe hebben wel zin in eten, dus we hopen maardat zij hier niemand overslaatals zij zo meteen trakteren gaatop haar eigen nieuwe jaar.

Willem WilminkUit: Ik snap het

Gedicht 1.6.5** Op je verjaardag

jarig zijn, trakteren je mooiste kleren,een feestmutsen slingers (een heleboel),een taart met je naam.jij mag trakterenop je versierde stoel!Op je verjaardag een feestje geven,allemaal pakjes(Wat word je verwend),hiep hiep hoeraen lang zul je leven �fijn h�, dat jijde jarige bent!

Nannie Kuiper

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.6.5

1. Rijmt dit gedicht? Past het beeld bij de tekst? Waarom wel/niet?2. Vier jij ook zo je verjaardag? Wat is hetzelfde, wat is anders?

Groepswerk: schrijf dat in drie zinnen op en vertel het je groepje.Wie viert het ook zo/wie viert het anders?

3. Welke regels uit het gedicht komen uit een verjaardagsliedje?4. Welk woord is het basiswoord voor -verjaardag- en -jarig-?

Ken jij nog meer woorden met dit woord? (Denk aan -jaartal, geboortejaar,schrikkeljaar).

5. Zing samen verjaardagsliedjes.6. Laat alle lln. hun geboortedatum op een papier schrijven.

Plak de papiertjes op muren, ramen enz. in het lokaal.. Elk kind zoekt zijn/haargeb.datum en gaat erbij staan. De leraar/lerares noemt de eerste jarige van het jaar (bijv. januari) Kind gaat voor het bord staan. Dan volgen de anderen.

7. Bevraag: wie was twee weken geleden jarig, wie vorige maand? Wie volgende maand?

8. Maak samen/in groepjes een verjaardagsgedicht. Gebruik een zin/zinnen als startzin uit een liedje. Geef wel totaal aantal regels aan. Lees de gedichten voor en hang ze op.

Gedicht 1.6.6**

jarig zijn als ik jarig wordeen bloem bij mijn bordeen hoed van papiereen huis vol pleziereen pak met een strikeen taart handje-lik

��n streepje erbijtien kaarsjes voor mij

al een zoentje gehad?Ze zoenen me plat

Miep Diekmann

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.6.6

1. Past het beeld bij de tekst?2. Rijmt het gedicht? Welke woorden rijmen? Maak nog meer rijmwoorden erbij.3. Wat wordt bedoeld met -een streepje erbij-?4. Wordt jij ook zo thuis gemeten?5. Maak een verjaardagskaart voor je beste vriend/vriendin.

Schrijf de eerste 4 regels op. Maak het gedicht nu af met nog eens 4 zelfbedachte regels die rijmen.

Gedicht 1.7.1* Ontsnappen

beroep.baanin de kooi van dag en nachtde kooi van boodschappen doenblikjes bier, de betere baan.

In de kooi van de fotoalbum,van de liefde. In de kunstkooi,in de kooi van het weten:

Sta op, grijp de tralies,haal de diepste adem enscheur je hart uiteen.

Anna Enquist

Gedicht 1.8.1* Ik wilde ik kon u iets geven

Tot troost diep in uw leven,Maar ik heb woorden alleen,Namen, en dingen geen.

Herman Gorter

Gedicht 1.8.2** Made in Madurodam

etenDe kroketten in het restaurantzijn aan de kleine kant

C.B. Vaandrager

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.8.2

1. Geef je mening over dit gedicht (grappig, kort?)2. Wat valt je meteen op aan dit gedicht?3. Wat is -Madurodam-? Ben je daar wel eens geweest?4. De leraar legt uit wat je daar kunt zien. Begrijp jij nu de tekst beter?5. Wat valt je op aan de titel? (beginnend met �mad-...)6. Heeft de dichter lang/kort nagedacht over dit gedicht?7. Probeer nu ook eens een dergelijke titel te bedenken.8. Vervang het woord -kroketten- door een ander woord met drie lettergrepen.9. Waarom staat dit gedicht op een sloof, denk jij?10.Wat betekent -aan de kleine kant-? Wanneer/waar kun je deze uitdrukking

ook gebruiken? (= kleding, schoenen, huis enz.)11.Wat kun je allemaal in een restaurant eten? Maak met deze woorden

een gedicht.

Gedicht 1.8.3** Heel dichtbij

voorstel doen,verkleinwoord ik zie lichtjes in je ogen

kom eens heel dichtbijIk zie mij

je ogen zijn twee spiegeltjeszie jij dat ook bij mij

Hans en Monique Hagen

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.8.3

1. Rijmt het gedicht? Wat voel je bij dit gedicht?2. Er is een zin die eigenlijk niet goed is. Welke zin.

Wat moet er eigenlijk staan?3. Noem de verkleinwoorden. Deze verkleinwoorden eindigen op � tje-.

Of toch niet? Verklaar dit verschijnsel.4. Partnerwerk: kijk in elkaars ogen: zie jij ook die lichtjes of jezelf? Zijn ogen

echt spiegeltjes? 5. In welk sprookje speelt een spiegel een grote rol?(= Sneeuwwitje)6. Wat zag/hoorde deze persoon?( = de boze stiefmoeder) Wat was het effect

van de woorden die de spiegel sprak tot de stiefmoeder?7. Noem eens vijf beroepen waar een spiegel erg belangrijk is.8. Welk beroep spreekt jou het meest aan?9. Noem vijf woorden met het woordje -oog- erin. (= oogarts, Schiermonnikoog(..),

Spiekeroog(..), ooglapje, oogschaduw, oogappel)10.Heeft de ik in het gedicht -een oogje- op de ander? Wat denk jij?

Wat betekent dat:- een oogje hebben op-? Heb jij dat ook wel eens gehad?11.Waarom staat dit gedicht op een kussensloop, denk jij?

Gedicht 1.8.4

verkleinwoorden Een brilslang van een jaar of 10Die kon in��ns niet goed meer zien.Hij gaf van schrik een gilletje.Hij was een week geheel van streek.Nu heeft hij een nieuw brilletje.

Hans Hoekstra, Uit: Verzamelde Gedichten

Gedicht 1.8.5. Naar de kapper

beroepMoet jij ook weer naar de kapper?Mensenkinderen, wat een last.In de spiegel, bij het knippen,zie je daar je neus en lippen.,en je denkt: Het staat wel vastdat mijn kop niet bij me past.

Waarom vindt men bij de kappertoch zijn eigen hoofd zo raar?Ligt het aan die spiegels daarof aan �t ritselen van de schaar?

Willem WilminkUit: Ik snap het

Gedicht 1.8.6* Lijmen

verkleinwoordenIk had drie beestjes

drie beestjes van steeneen vogeltje

een veulentjeeen varkentje

Ze zijn gevallen

drie beestjes van steen.een volentje

een veukentjeeen vangeltje

Joke van Leeuwen

Gedicht 1.8.7.** Twee kusjes in een doosje.

verkleinwoord Ze houden zich heel stil.

Het is een klein kadootjeVoor wie het hebben wil.

Het doosje is een grapje.Ik stop het bij de heg.

Als iemand het dan open doet.waaien de kusjes weg.

Johanna Kruit

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.8.7

1. Rijmt het gedicht? Welke woorden rijmen?2. Kun je kusjes in een doosje doen? Wat kun je wel in een doosje doen?

( zeg het in de verkleinvorm).3. Past het beeld bij het gedicht?4. Vervang het woord -kusjes- voor een ander woord.

Past het woord in het gedicht?5. Kunnen -kusjes- zich stil houden? Waarom heeft de dichter het zo opgeschreven,

denk jij? 6. Wat kunnen -de kusjes- ? (zie de laatste strofe) Waarmee worden de kusjes

vergeleken?

Gedicht 1.8.8 De vuilnisman ben ik

beroepIk hoorde iemand zeggen:Wat is het hier toch schoon,Wat is het hier toch netjesIn het straatje waar ik woon.Hoe komt dat dan, hoe komt dat dan?Ja, dat komt door de vuilnism�n....En de vuilnisman ben ik,Prak - prik,De vuilnisman ben ik.

Ik hoorde iemand zeggen:de straten zijn weer naten het heeft niet eens geregend,wat wonderlijk is dat.Hoe kan dat dan, hoe kan dat dan?Door het sproeien van de vuilnism�n....en de vuilnisman ben ik,prak � prik,de vuilnisman ben ik.

Ik hoorde iemand zeggen:wat mooi is Nederland,met huizen en met molensen schelpen op het strand.Wie maakt er zo�n mooi landje van?dat doet er dus de vuilnism�n...en de vuilnisman ben ik,prak � prik,de vuilnisman ben ik.

Als ik niet meer zou werken,Dan werd het hier een troepVan oud papier en blikjes,Van plastic en van poep.Dus ik werk zo hard als ik maar kan.Ja, drie hoera�s voor de vuilnism�n...En de vuilnisman ben ik,Prik � prik,De vuilnisman ben ik.

Willem WilminkUit: Ik snap het

Gedicht 1.9.1** Iets stapelgeks

Imperatief, voorzetselMaak een maffe tekeningSchrijf een gek gedichtZing een lied van mambel-bamFluit een liedje op je kamDans de hoepie-poepieDwars door de klasZorg eens voor iets stapelgeksDat er nog niet was

Shel Silverstein

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.9.1

1. Past het beeld bij het gedicht? Waarom lacht men bij het lezen van dit gedicht?2. Rijmt het gedicht? Welke woorden rijmen? Kun je nog meer rijmwoorden

bedenken?3. Ben jij wel eens �stapelgek- geweest? Kun jij ook iets stapelgeks bedenken? 4. Noteer de werkwoorden van het gedicht. (imperatief = gebied. wijs)5. Schrijf nu, met je partner, eens een andere tekst achter de werkwoorden.

Let wel op het ritme van de tekst. (lettergrepen). Je mag onzinwoorden bedenken.Lees jullie tekst nu voor aan de klas.

6. Noem eens vijf begrippen die je met -stapelgek- associeert.Alle woorden worden op het bord geschreven. Maak er evt. zinnen van.

7. Teken iets �stapelgeks- . Waarom heb je dat getekend?Hang alle tekeningen op. Wie heeft de meest -stapelgekke- tekening gemaakt?

Gedicht 1.9.2* Gekleurde geuren

kleuren, voorzetselSoms hebben geuren kleurenNeem bijvoorbeeld mij nou:Na een bad ruik ik lichtblauw

Roze geurt mijn tanterood ruik ik als zij mij zoentgroen hangt om geraniumsoranje om een gepoetste schoen.

Paars snoof ik eens opToen ik naast een opa stond.Wie een toverbal eet ademt Gekleurde wolkjes in het rond.

Uit een doos kleurpotlodenkomen ongelogen

honderd kleine regenbogenBas Rompa

Gedicht 1.9.3 De blauwbilgorgel

kleurenIk ben de blauwbilgorgel,Mijn vader was een porgel,Mijn moeder was een porulan,Daar komen vreemde kind�ren van.Raban! Raban! Raban!

Ik ben de blauwbilgorgel,Ik lust alleen maar korgel,Behalve als de nachtuil krijst,Dan eet ik riep en rimmelrijst.Raban! Raban! Raban!

Ik ben de blauwbilgorgel,Als ik niet wok of worgel,Dan lig ik languit in de zonEn knoeter met mijn knezidon.Raban! Raban! Raban!Ik ben de blauwbilgorgelEens sterf ik aan de schorgel,En schrompel als een kriks ineenEn word een blauwe kiezelsteen.Ga heen! Ga heen! Ga heen!

C. Buddingh�Uit: Gorgelrijmen

Gedicht 1.9.4 Een kind tekent

Kleuren koe en paard kakelbonten een huis van kartonen op de weg een honden in de lucht de zon

(het heeft de boom vergeten)

de zon is geel, de hond is bruinde weg is wit � de witte weg �en helemaal rondom de tuintot aan het huis een grone heg

(maar �t heeft de boom vergeten)

het huis is rood, het dak is rooden uit de schoorsteen komt wat rookwaar is de boom?o sapperlootnu is de boom er ook.

Koos SchuurUit: Gedichten 1940 � 1960

Gedicht 1.9.5

voorzetsel tussen boven en benedenop een trap met dertien tredenen een wereld van verschil

boven doe ik wat ik wil

maar benedenhou ik me het liefsteen beetje stil

Nannie KuiperUit: Een zeldzaam exemplaar

Gedicht 1.9.6 Terug van vakantie

er, voorzetselIneens is het veldjeAchter je huis afgepakt,Ze bouwen er, ze sjouwen er,

Het veld van indianen,Het veld van spelen en struikelen,Waarop een meisje een jongen kust,

Is ineens bouwterrein,Dat is om je kwaad over te maken,Dat is echt om te huilen.

Leendert Witvliet, Uit: Een propje in mijn gezicht

Gedicht 1.9.7*

voorzetsel, richting In de bomen is de hemel dichterbijis de grond verder dan de grond

weten de dieren, misschienspringen zij daaromvan boom tot boomvan tak tot tak

dan weer dichter bij de hemeldan weer dichter bij de grond

K. Schippers

Gedicht 1.9.8*

toerisme, post Iemand heel ver hier vandaanheeft aan mij gedacht:heeft iets in een doos gedaannaar de post gebracht

De doos is met de trein gegaande trein ging door de nachten vanmorgen kwam het aanWie had dat gedacht?

Willem Wilmink

Gedicht 1.9.9 De blauwe bussen

kleur, meervoudEr rijden blauwe bussen

door de wijnrode stratener lopen paarse mensen

alles mensen zijn paars.

En er staan lila luchtenrondom de gele zon met

het meer oranje zonlichtboven de schotse daken,

Maar alles is gelogen

want alles is hier grijsalleen de bussen rijden

blauw maar eenzaam de straat uit.

Hans AndreusUit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is

Gedicht 1.9.10**

voorzetsels Mevrouw Julia doet de ramen openEn ze weet geen woord voor de lucht die haar wangen raakt

En de zon heeft de kleur van honing

en ze weetvandaag gaat het gebeuren

en ze denktmaar eerst blijf ik nog even staan

Tjitske Jansen

Vragen en opdrachten voor de behandeling van het gedicht nr. 1.9.101. Wat voel je bij dit gedicht? Waarom?2. Welke kleuren �zie� je, als je dit gedicht hoort?3. Wat wordt bedoeld met -vandaag gaat het gebeuren-?(= de lente begint)4. Waarom blijft Mv. Julia nog even staan? (= ze wil nog even het moment van het

begin van de lente vasthouden)5. Bedenk bij elke kleur iets prettigs. Hebben andere lln. dezelfde associatie bij

een kleur? Welke kleur vind jij niet mooi? Bedenk daarbij iets vervelends.Hebben andere lln. dezelfde associatie bij die kleur?

6. Past het beeld bij de tekst? Wat zie je precies? Leg dat uit!Ken je nog meer lentebloemen? Welke is jouw favoriet?

Gedicht 1.10.1 TUINTJE

vrijetijdsbestedingWe tutten ons tuintje op

En kammen het grasMake-uppen de randjes

Langs het terrasoveral plantjes met lippenstift kleuren

overal bloemen met bloemetjesgeurenDaarna het heggenhaarweg met de heggenschaar

zo wordt een tuintje een prachtig gezichtdat plat naar de zomer

te glimlachen ligt.Edward van de Vendel

Gedicht 1.10.2 Bejaardendag

reizen, treinhet is bejaardendagde trein puilt uit, is volwant als je gratis reizen magdan reis je voor de lol

sigarenrook waait door de treinpepermuntjes etenen steeds geroepweet jij nou waar we zijnwe moeten straks de tassen niet vergeten

de trein remt afde angst slaat toegeduwgedrangmet koffers en met stokkenwie is het eerst op het perronbejaarden gaan nog net niet knokkenmaar ze duwen je wel om

Hans HagenUit: salto natale

Gedicht 1.10.3 Spleen

vrijetijdsbesteding,motiveren Ik zit me voor het vensterglas

Onnoemelijk te vervelen.Ik wou dat ik twee hondjes was,Dan kon ik samen spelen.

Godfried Bomans,Ongeruimde rijmen

Gedicht 1.10.4 Voor de klas

motiverenIk wou dat ik een slak wasdan kroop ik in mijn huisje weg

een wandelende tak wasonzichtbaar in een kale heg

ik wou dat ik behang wasbij het plafond daar bovenaan

maar liever nog niet bang wasom dadelijk voor de klas te staan.

Bas Rompa, Een propje in mijn gezicht

Gedicht 1.10.5 Poes in de zon

motiverenIk wou dat ik een poes was

dan zocht ik een plekje in de zonik zou dan lekker slapen gaan

En niemand die me iets maken kon!

Nooit meer ruzie

Ik wou dat ik als twintig wasEen baby en een eigen huis had

Met een tuintjeEn nooit meer ruzie met mijn moeder

Anoniem

Gedicht 1.10.6 De trein

treinDoor het lange licht heen

rijdt de lege treinlangs de laatste wissel

en het laatste sein.

Thuis bij Andre treinenna de lange dag.

droomt hij nog van wat hijlangs de spoorbaan zag.

Mies Bouhuys,

Uit: Holland rijmt

Gedicht 1.10.7 Verte

trein Onze trein sneldoor de avond.

In de vertebrandt een lichtje op het land.

Daar wonen mensendie ons ook inde verte zien.

Een tel of tien.Misschien.

Bas RompaUit: Holland rijmt

Gedicht 1.10.8 In de trein

treinVan Middelburg tot Groningen,zo gaan wij door het land.En van de meeste woningenzien wij de achterkant:de achterkant met beddengoeddat luchten moet.

In de trein, in de trein,jongens, jongens, dat is fijn,door de regen en de zonneschijn.In de trein, in de trein,en we zitten lekker droog,en we rijden door de regenboog.

Van Amsterdam tot Enschede,langs weiden en langs bos.Soms rijden auto�s met ons mee,maar die zijn straks de klos:ik zie daar op de autobaaneen file staan.

Van Hengelo tot Stadskanaal,wat hebben we een pret.Haha, we moeten allemaaleen keer naar het toilet:het spuit en spettert en het spat,wat mooi is dat.

Van Medemblik tot Middelstum,van Goes tot Rotterdam.Daar komt een kar met bubbelgumen broodjes kaas en ham:dat lust ik wel, dat lust ik wel,met chocomel.

Van Appelscha tot Harkemavan Soest naar Sappemeervan Regteren tot Altenaen tot Cadier en Keer.Van Barneveld naar Bennekomlangs Hillegom.

In de trein, in de treinJongens, jongens, dat is fijn,Door de regen en de zonneschijn.In de trein, in de trein,En we zitten lekker droog,En we rijden door de regenboog.

Willem WilminkUit: Ik snap het

Gedicht 1.10.9 Vervelingvrijtijdsbesteding

herhaling ImperfectumWe deden nietswe keken maar naar wat gebeurdehoe auto�s wachtten langs de stoeprandhoe regen langs de ramen zeurdewe zwaaiden zelfs niet naar de burenvan de overkant..

We deden niets van wat we kondenEn wilden niets van wat we moestenwe aten zelfs geen ijs of frietWe hoefden nietsWe vonden iedereen een etterEn we verveelden ons te pletter.

Johanna KruitUit: Holland rijmt

Gedicht 1.10.10vrijetijdsbesteding Woensdag

Woensdagmiddag: eindje joggen.Drie uur stipt: pianolesLangs de bib (m�n boekbespreking);voetbaltraining: kwart voor zes.

Douchen kan ik wel vergeten;bakje yoghurt, lekker snel.Tekenles om klokslag zeven;op m�n fiets dat haal ik wel.

Ben ik thuis zo iets voor tienen;mams bakt nog een omelet.Er is niks op televisie;ik ben moe, ik ga naar bed.

�k Denk nog net voor ik in slaap val:morgen toets geschiedenis....Aan �t ontbijt dan maar eens kijkenwat precies de UNO is.

Andr� Sollie, Soms, dan heb ik flink de pest in.

Gedicht 1.10.11 Toernooi

iets graag,niet graag doen hoe mooi! hoe mooi!

wat een prachtig toernooi!keiveel geweld!ridders worden neergeveld!

was ik maar geboren in de dertiendeeeuw,dan vochten ze voor mij als een leeuw.ik, de knappe jonkvrouwe vancamelot,liep op hoge hakken en had een dot.

ik droeg het mooiste kleed dat erbestond,had knalrode lippenstift om mijnmond,telde vele vriendinnen...maar moest om zes uur al naarbinnen!

Leen GrevendonckUit: Ruik je bloemen in mijn woorden