SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de...

19

Transcript of SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de...

Page 1: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen
Page 2: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

SympoSium

Bouwen voor de wetenschapPraktijkcasus Nieuwbouw Technische

Natuurwetenschappen TU Delft

Page 3: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017

staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-

schappen (TNW) van de Tu Delft centraal. De Tu Delft en de adviseurs

die betrokken waren bij de realisatie van het gebouw delen hun opge-

dane kennis, maar ook het bijzondere verhaal achter het gebouw.

in dit programmaboekje is dat verhaal vastgelegd aan de hand van

een aantal interviews.

Door slim kennis te bundelen en razendsnel nieuwe kennis te ontwikkelen, hebben we een gebouw neergezet dat onder lastige fysieke omstandigheden aan extreme bouwkundige eisen voldoet. Daar mogen we met z’n allen trots op zijn.

Bijzondere aanbestedingZelf ben ik vanaf eind 2012 als projectmanager bij de nieuwbouw van TNW betrokken. Bouwen begint op papier. We kozen ervoor om een bijzonder bestek te schrijven; een zogenaamd ABC-bestek. In fase A heb-ben we het bestek uitgewerkt, fase B stond voor de bouw en fase C voor beheer en onderhoud. Alle fasen zijn als één geheel aanbesteed. De bouwcombinatie is vanaf fase A tot en met fase C hoofdverantwoorde-lijk. Bouwcombinatie Hurks-Kuijpers/ULC- Waldner bleek de juiste partij om deze monsterklus te klaren.

uitdagend projectDe gebruikerseisen voor het gebouw op het gebied van trillingen, klimaat, ventilatie en temperatuurstabili-teit waren extreem hoog en op sommige punten tegenstrijdig. De locatie met zijn omgevingstrillingen moest geschikt worden gemaakt om het gebouw te accommoderen. En de besteksvorm was niet traditio neel. Deze zaken waren voor alle betrokkenen nieuw en vormden zowel voor ons als opdrachtgever, als voor de architect en de bouwcombinatie een grote uitdaging.

Om het project in goede banen te leiden hebben we ingezet op een combinatie van teambuilding, kwa-liteitsborging en risicomanagement. Zo moesten we aan een ontwerpteam dat al up and running was een bouwcombinatie in de rol van adviseur toevoegen, iets waar beide partijen aan moesten wennen. In teambuildingsessies was ruimte om de verschillende rollen af te tasten en uit te spreken wat we van elkaar nodig hadden.Ook de kwaliteitsborging was bijzonder; de verantwoordelijkheid lag meer bij de bouwcombi-natie, en niet, zoals gebruikelij k is, bij ons als opdrachtgever. Dat betekende dat de bouwcombinatie moest aantonen dat de afgesproken prestatie ook daadwerkelijk geleverd was. Tijdens het hele proces hebben we gewerkt met risicogestuurd bouwen. In risicosessies hebben voorafgaand aan iedere fase met het hele team de risico’s in beeld gebracht. Samen, zodat iedereen dezelfde bewustwording van de risico’s had.

Ook wisselden we kennis over gebouwen uit met de Univer-siteit Leiden en voerden we een extra kostencheck uit voordat opdrachten de markt op gingen. Risicobeheersing werd in dit project nog eens extra bemoeilijkt door de lastige markt. We zaten middenin de economische crisis en de bouwsector werd geplaagd door faillissementen.

Bouw informatie modelOnze samenwerking kreeg letterlijk vorm in BIM, het Bouw Informatie Model, dat we gebruikten om onze kennis te bunde-len in één ontwerp dat voor iedereen in het team toegankelijk was. BIM heeft ons enorm geholpen om inzicht te krijgen in de complexiteit van het gebouw en heeft veel obstakels in de uitvoering voorkomen omdat we in het model al konden zien waar ontwerpuitgangspunten van de verschillende betrok-kenen conflicteerden. Dat ging niet zonder slag of stoot; vaak liepen we tegen technische grenzen aan, omdat we op een hoger detailniveau werkten dan BIM aankon. In die zin waren wij een pilot voor BIM. Ons project heeft geholpen bij het oprekken van de grenzen van het model en heeft verbeteringen aangebracht.

oog voor de gebruikerWe kunnen met elkaar stellen dat we een heel bijzonder gebouw hebben neergezet. Bijzonder omdat het aan extreem hoge en tegenstrijdige eisen voldoet: trillingseisen, klimaat-eisen, en eisen op het gebied van ventilatie en temperatuur-stabiliteit. Daar ging een hoop testen en valideren met de gebruiker aan vooraf. Zo hebben we in de nabije omgeving van het gebouw een heel proeflab nagebouwd waar gedu-rende een jaar onderzoek is uitgevoerd en waar we de effecten van de omgeving op dit onderzoek hebben gemeten. Ook heeft de bouwcombinatie proefpalen geslagen om de vereiste schoorstand van de heipalen te testen. De hele omge-ving van het gebouw, nu het Kluyverpark, is omgevormd van doorgaande weg naar autoluw park om de omgevingstrillingen tot een minimum te beperken. Alleen zo kon de VC-F trillings-eis worden gehaald.

Voor architect Ector Hoogstad stonden naast de gebruikers-eisen ook andere gebruikerswensen centraal. Het gebouw speelt een grote rol in het bij elkaar brengen van mensen, één van de speerpunten van de nieuwe Campusvisie van de TU Delft. Voorheen zaten de drie afdelingen van de faculteit TNW verspreid over meerdere gebouwen, nu ontmoeten ze elkaar in

de ruime hal van het nieuwe gebouw. Ook algemene functies zoals vergaderzalen, studieplekken en studiezalen zijn bewust met dit doel gecentraliseerd in het hart van het gebouw. Aanvullend heeft iedere afdeling ook zijn eigen plekje, een huis kamer, volledig ingericht naar de wensen en behoeften per afdeling.

Samen blijven lerenAls ik terugkijk op dit project zie ik genoeg leerpunten. Dat moet, want daar worden we beter van. Voor mij persoonlijk is het van belang om het doorlopen van de fase-overgangen tussen de fases A, B en C nog beter te organiseren. Daarnaast wil ik meer tijd en aandacht besteden aan toetsen en valideren onder tijdsdruk.

Ik ben er trots op dat het is gelukt. We hebben samen, elk van-uit onze eigen kennis en ons eigen belang, binnen de krappe planning en zonder conflicten naar ons gezamenlijke einddoel toegewerkt; het bijzondere nieuwe gebouw voor Technische Natuurwetenschappen.

Janneke KamstraSenior projectmanager Nieuwbouw TNWFacilitair Management en Vastgoed TU Delft

2 3

Page 4: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Basjan SnoeijSenior adviseur bouwfysica

en akoestiek

- Peutz -

P20

Anja StokkersDirecteur Facilitair

Management & Vastgoed

- TU Delft -

P24

Alexander HoosInformatiemanager

- Kuijpers installaties -

P28

1gebouw6 interviewsontelbare mogelijkheden

Joost EctorArchitect / directeur

- Ector Hoogstad Architecten -

P8

Gerwin van der panneAdjunct-directeur

- Aronsohn Management

raadgevende ingenieurs -

P12

Theo de BoerSenior adviseur / Directeur

- Adviseurs installatietechniek

Valstar Simonis -

P16

4 5

Page 5: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

6 7

Page 6: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Het nieuwe TNW-gebouw is een gebouw waarin onderzoek wordt gedaan

en onderwijs wordt gegeven. maar het is ook een gebouw waar mensen

samenwerken, elkaar ontmoeten en studeren. Ector Hoogstand architec-

ten heeft met het ontwerp voor het TNW-gebouw een plaats gecreëerd

waar al die verschillende functies gefaciliteerd worden. Architect Joost

Ector: “Als we betekenisvolle stappen willen zetten in de wetenschap,

dan zijn we op elkaar aangewezen. Dat vind ik fascinerend. Het gebouw

heeft daar een rol in.”

Joost EctorEctor Hoogstad Architecten

Ector: “Wat is nou eigenlijk de essentie van een gebouw? Aan de ene kant is die essentie heel concreet, er moeten namelijk faciliteiten worden gecreëerd. In het nieuwe TNW-gebouw zijn dat bijvoorbeeld labs die aan bepaalde criteria voldoen. Die criteria kun je hard maken, hoe ingewikkeld ze technisch ook zijn. Maar dat is maar de helft van het verhaal. Want eigenlijk gaat een gebouw niet over apparaten en proef-opstellingen, maar het gaat over wat de gebruikers van het gebouw ermee doen. Daar zit voor ons de grote architectonische uitdaging; hoe breng je mensen in een omgeving waarin ze elkaar zoveel mogelijk onder-steunen en inspireren om dat onderzoek, die kennisontwikkeling en die kennisdeling verder te brengen. Dat is eigenlijk het interessantste gedeelte van onze opgave.”

8 9

Page 7: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Het TNW-gebouw staat, noodgedwongen, geïsoleerd in plaats van deel uit te maken van de centrale campus. Voor Ector Hoogstad was dat een interessant vraagstuk. Hoe hang je dat gebouw op aan een structuurmodel dat ervoor zorgt dat mensen elkaar makkelijk ontmoeten? Dat is ook een vraag die logischerwijs uit de Campusvisie volgt. Ector: “Mensen ontmoeten elkaar op een kruispunt, dus we willen kruispunten creëren. Daar wilden we twee entrees hebben, een aan de noordzijde en een aan de zuidzijde, twee bouwdelen met bin-nenhoven die in de oost-westrichting verbonden werden, met een centrale hal. Daar komt alles samen. Je merkt het als je er rondloopt. De centrale hal is het hart van het gebouw waar het allemaal gebeurt. Dat zal in de toekomst alleen maar belang-rijker worden.”

CampusvisieHet nieuwe TNW-gebouw staat er voor de gebruikers van nu, maar is ook ontwikkeld voor de toekomst. Ector Hoogstad heeft daarom een flexibele opzet voor het gebouw ontwikkeld, die mogelijkheden biedt om in de toekomst zaken te veran-deren. Ector: “Het gaat om het maken van een aantal infra-structuren over elkaar heen. Je wilt een constructie maken die zo min mogelijk elkaar in de weg staat, je wilt verkeersruimte maken die het gebouw zo overzichtelijk en toegankelijk moge-lijk houdt, je wilt gebruiksruimte maken die zo flexibel mogelijk in te delen is. En je wilt installaties maken die aan de ene kant zo gebruiksvriendelijk mogelijk zijn en aan de andere kant ook zo economisch mogelijk zijn.”

Het nieuwe TNW-gebouw loopt daarmee voorop in de uitrol van de Campusvisie, die deels parallel aan de ontwikkeling van het gebouw ontwikkeld werd. Ector: “het inpassen van het gebouw binnen de Campusvisie ging zo soepel en organisch. We hebben uiteraard overleg gehad met supervisors en men-sen van de TU, maar we begrepen elkaars taal goed.”

Technisch complex, eenvoudig gebouwHet nieuwe TNW-gebouw is in technisch opzicht complex, met haar trillingsarme platen, stofvrije omgevingen en flexibiliteit. Ector Hoogstad koos er daarom voor om de hoofdstructuur van het gebouw eenvoudig te houden. Ector: “Op die manier konden we die technische complexiteit juist goed in de hand houden. Dat was belangrijk vanwege het langdurige totstand-komingsproces van dit gebouw. Een eerste initiatiefontwerp op deze locatie bleek te groot en te complex. Vervolgens hebben we een tweede ontwerp gemaakt op de plek van het bestaande TNW-gebouw; gedeeltelijk nieuwbouw en gedeelte-lijk renovatie. Ook dat is uiteindelijk niet uitgevoerd. Er blijven nadelen kleven aan hergebruik van een gebouw. Bij de derde versie hadden we als voordeel dat we inmiddels goed de weg wisten bij gebruikers en de faculteit. We wisten ook wat ieder-een eigenlijk wilde, we kenden de vraag achter de vraag.

We hebben gezegd; laten we nou de kwaliteit van dit gebouw niet zoeken in verdere complexiteitverhogende architectuur, maar laten we de basis goed en helder houden, dat is al inge-wikkeld genoeg. Met die aanpak is de kans het grootst dat er ook een gebouw staat aan het eind. Dat is gelukt.”

ontwerpprocesNa het lezen van een programma van eisen voor een gebouw begint Ector Hoogstad Architecten met al tekenend analyseren op welke manier het gebouw gemaakt zou kunnen worden. Ector: “We kijken hoe je tot een vlekkenplan voor de afdelingen kan komen, hoe de relaties tussen die verschillende program-maonderdelen zijn. We kijken ook hoe de omgeving in elkaar zit. Waar komen mensen vandaan, waar wordt geparkeerd, waar is openbaar vervoer en hoe oriënteert het gebouw zich op andere gebouwen? Er was in dit geval nog extra laag in die stedenbouwkundige situatie; de trillingscondities. We hebben in het nieuwe TNW-gebouw trillingsarme platen gemaakt voor bionanoscience. Daarvoor moet je zulke bijzondere condities maken, dat kan niet zomaar op allerlei plekken, zeker niet in de Randstad. Uit onderzoek bleek dat we op een deel van de locatie die trillingsarme platen wel zouden kunnen maken en op een ander deel van de locatie niet. We hebben ervoor gekozen om het gebouw precies om de trillingsarme zone heen te bouwen, maar dan zo dat er naast het gebouw nog ruimte overblijft waar je in de toekomst ook dergelijke facili-teiten kunt maken.”

Het nieuwe TNW-gebouw is ontwikkeld in een integraal team van diverse adviseurs met elk een eigen specialiteit, die al-lemaal hun eigen inzichten en ideeën over het gebouw hadden. Ector: “Dat betekent dat je met elkaar meedenkt. Dat moet sowieso, want een gebouw als dit kan alleen maar door inte-grale planvorming tot stand komen. Het helpt dat we tegen-woordig in BIM kunnen werken, het digitale Bouw Informatie Model. Je bouwt daarmee met z’n allen aan al die verschil-lende lagen in één model. Je kunt daardoor vrij snel zien of het ontwerp klopt, en waar knelpunten zitten.”

Ector Hoogstad Architecten heeft inmiddels ruime ervaring met het werken in BIM. Voordat BIM zijn intrede deed, maakten de architecten platte, tweedimensionale tekeningen. Ector: “Met platte tekeningen kwam je tijdens de bouw soms voor verrassingen te staan. Dan er bleek toch ergens een kanaal te moeten lopen waar ook een constructieve balk liep. Voordat we met BIM werkten, moest je een soort veiligheidswaarborg inbouwen, door op bepaalde plekken extra ruimte te reser-veren. Of je denkt in zones: een zone waar de constructie zit, een zone waar de installaties zitten, een zone voor het plafond. Maar uiteindelijk is het natuurlijk zonde als je ruimte maakt die niet volledig wordt gebruikt. BIM zorgt ervoor dat we sneller, efficiënter en goedkoper kunnen bouwen.”

Gebouw van gebruikersBij het ontwikkelen van het nieuwe TNW-gebouw zijn de toekomstige gebruikers al in een vroeg stadium betrokken en zijn ze gedurende het hele proces betrokken gebleven. Ector Hoogstad Architecten is een groot voorstander van het tijdig betrekken van gebruikers. Ector: “Als je dat niet doet, baseer je het gebouwontwerp uitsluitend op het programma van eisen, maar daar zit vaak nog zoveel achter. Waarom is er voor een bepaalde oplossing gekozen en niet voor een andere optie? Als je daar met gebruikers over in gesprek gaat blijkt soms dat de achtergronden van dat programma van eisen ruimte laten voor andere oplossingen die beter aansluiten bij de richting waarin het gebouw zich ontwikkelt. Sowieso is het belangrijk om informatie van mensen te krijgen om beter te begrijpen wat we aan het maken zijn, maar ook om te zorgen voor een groot draagvlak onder de toekomstige bewoners, om te zorgen dat zij het gevoel hebben dat het ook hun gebouw is vanaf het moment dat wij beginnen met ontwerpen.”

Leerzame ervaringEctor Hoogstad zet de ervaring die het bureau opdeed bij de nieuwbouw TNW in bij het ontwerpen van een nieuw gebouw voor de bètafaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen. Ector: “Mede door de ervaring bij TNW hebben we weer wat meer zelfvertrouwen in ons oplossend vermogen als het gaat om het beheersen van de complexiteit van het gebouw. We voeren nog iets strakker de regie over hoe labverdiepingen worden ingedeeld, want je ziet wel dat in zo’n ingewikkeld gebouw het overzicht echt van groot belang is.”

“Een ander leerpunt is dat we met onze ontwerpmethodiek, met die intensieve gebruikersgesprekken en de intensieve gesprekken met de adviseurs onderling, een hoge mate van flexibiliteit aankunnen. We durven als bureau aan de ene kant

zoveel los te laten dat er heel veel mensen kunnen meepraten in het proces, maar aan de andere kant beheersen we het zo dat we die complexiteit in de hand houden.”

Ector: “Het is altijd leuk om in een gebouw dat je hebt ont-worpen rond te lopen als het af is. Toen ik begon als architect vond ik dat heel moeilijk, want je oog blijft altijd hangen op details en er is altijd wel wat te vinden wat misschien net an-ders had gemoeten. Inmiddels heb ik geleerd om meer naar de grote lijnen te kijken, en dan is het leuk om te zien dat mensen het gebouw gebruiken zoals je dat bedacht hebt. Een ontwerp is eigenlijk een stelling. Je veronderstelt dat als je het zo doet, dat daar dan een gebouw uit komt dat optimaal te gebruiken is. Als ik nu door dit gebouw loop, en ik zie dat we het inder-daad met ons ontwerp met de kruisingen en de centrale hal bij het rechte eind hadden, dan geeft dat wel een kick, ja.”

Samen voor de wetenschapEctor: “Het is ons werk om gebouwen te bedenken die op een gegeven moment realiteit worden. Ik vind het grappig als mensen dat zeggen, want dan realiseer ik me weer hoe bijzon-der dat is. Ik ben ook gewoon gefascineerd door wat men-sen samen tot stand kunnen brengen. Als we betekenisvolle stappen willen zetten in de wetenschap, dan zijn we op elkaar aangewezen. De manier waarop het gebouw de randvoorwaar-den schetst voor de manier waarop wetenschappers samen-werken, daar hebben wij een belangrijke rol in en daar ben ik trots op. We doen het in Nederland supergoed op het gebied van toponderzoek. Zo’n gebouw moet ook een uithangbord voor de wetenschap zijn, zeker in tijden waarin de discussie over het belang van overheidswege gefinancierd fundamenteel onderzoek steeds weer opduikt. We moeten proberen bij te dragen om te laten zien wat we in Nederland in huis hebben.”

Joost EctorJoost Ector is architect en mede-eigenaar van architec-tenbureau Ector Hoogstad Architecten, dat het ontwerp voor het nieuwe TNW-gebouw maakte. Hij studeerde Architectuur aan de Technische Universiteit Eindhoven.

10 11

Page 8: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Het nieuwe TNW-gebouw is met een oppervlakte van 30.000 vierkante

meter en de extreme eisen vanwege de specialistische laboratoria een

groot en complex gebouw. ingenieursbureau Aronsohn management

begeleidde het projectmanagement gedurende het hele ontwerp- en

bouwproces. Gerwin van der panne had daarin een rol als project-

manager. “Het is nog steeds leuk om door een gebouw te lopen dat je zo

goed kent. Elke plek in het gebouw heeft zijn eigen verhaal en oplossing.”

Gerwin van der panneAronsohn Management

Van der Panne: “Aronsohn is vanaf het prille begin bij dit gebouw betrokken geweest en we blijven betrok-ken tot en met de laatste afwerking. We kennen het gebouw van haver tot gort. Je start met het ontwikkelen van een programma van eisen. Vervolgens gaat dat in het ontwerp leven, en uiteindelijk wordt het gebouwd. Het zit al jaren in je hoofd en het is heel leuk om te zien dat dat beeld nu werkelijkheid is geworden.”

Voorsprong door de aanbestedingHet ingewikkelde vraagstuk voor de nieuwbouw gecombineerd met de complexe organisatie die de TU Delft is, maakte dat Aronsohn adviseerde om geen traditioneel bestek te maken voor de nieuwbouw TNW. Van der Panne: “Bij een traditioneel bestek schrijf je alles tot de moertjes en schroefjes uit voordat je de markt opgaat. Dat vonden wij in dit geval te risicovol. Wij hadden goede ervaringen bij soortgelijke gebouwen, waarbij we al in een eerder stadium, met een ‘definitief ontwerp plus’ de markt op zijn gegaan.” Een definitief ontwerp plus is een definitief ontwerp, waarbij enkele details verder zijn uitgewerkt tot een concept bestektekst. Deze werkwijze voor de aanbesteding is ook gekozen voor de nieuwbouw van TNW. Het definitief ontwerp plus is aanbesteed, en op basis van de geboden kwaliteit en de prijs is bouw-

12 13

Page 9: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

van de specialistische labs een mock-up, een proefopstelling te maken. Daar zijn allerlei proeven mee gedaan, die geleid hebben tot aanpassingen en verfijningen. Die aanpassingen zijn verwerkt in het eindresultaat. Van der Panne: “Je moet er niet aan denken dat dat pas gebeurd was na oplevering.”Daarnaast zijn een aantal functionele ruimtes eerder opgele-verd: een lab, een kantoor, een stukje gang en een toiletruimte. Een representatieve groep gebruikers heeft deze ruimten beoordeeld. Zo kon nog tijdens de bouw het ontwerp van deze functionele ruimtes worden getest en waar nodig aangepast. Dit heeft het aantal restpunten na de oplevering van het gebouw beperkt.Van der Panne: “Een belangrijk leermoment uit een van onze eerdere projecten was, dat er in een gebouw op de dag waarop het opgeleverd wordt nog dingen moeten gebeuren. Er moeten bijvoorbeeld nog allerlei facilitaire zaken zoals koffie zetapparaten geregeld worden. Daarom is bij de nieuwbouw van TNW een periode van circa drie maanden na de oplevering geweest waarin nog geen gebruiker het gebouw in is geweest, waarin we dat soort dingen hebben geregeld. Daarmee hebben we voor ingebruikname al de eerste kinder-ziektes kunnen aanpakken.”

GeleerdVan der Panne: “We hebben veel geleerd uit de evaluaties van dit gebouw. We kunnen zeggen dat de gekozen contractvorm goed heeft gewerkt, maar dat we daar misschien nog eerder over moet spreken met de opdrachtgever. We hebben ook gemerkt dat we nog beter moeten afspreken wat de bouw-combinatie moet doen in de bestekfase. Maar wat zeker ook zo belangrijk is, is het investeren in de samenwerking tussen de partijen.”

Beheer en onderhoudDe TU Delft koos ervoor om bij de bouw vroegtijdig na te denken over het beheer en het onderhoud van het gebouw. Traditioneel wordt er pas na de oplevering van het gebouw gekeken hoe het beheer en onderhoud georganiseerd kunnen worden. Maar dat is eigenlijk al op het moment dat er moet worden gestart met het beheer en onderhoud. In het contract met de bouwcombinatie is dat ondervangen met een optie in het contract om na de bouw dertig jaar het beheer en onder-houd van het gebouw te verzorgen. Met deze kennis zijn in de bestekfase optimale keuzes gemaakt om de Total Costs of Ownership te minimaliseren. Het contract voor beheer en onderhoud is op de dag van de oplevering getekend. De TU Delft loopt vooruit met een contract van dertig jaar. Bij een periode van bijvoorbeeld vijf jaar is de meerwaarde beperkt, omdat veel installaties een levensduur hebben van tien tot vijftien jaar. Bij een contract van dertig jaar zijn alle onderdelen minstens een keer vervangen. Uiteraard bevat het contract juridische escapes als de samenwerking niet goed verloopt.

positiefVan der Panne: “Het hogere doel van het TNW-gebouw is altijd 'maak het voor de wetenschap' geweest. Er wordt hier bijzon-der onderzoek gedaan. Het is uniek om bij te dragen aan het faciliteren daarvan. Dat wordt door het projectteam gevoeld, maar is ook altijd meegegeven aan de bouwvakkers. Je werkt aan een gebouw waar toponderzoek wordt gedaan. Dit is een gebouw waar de gebruikers echt gecommitteerd zijn aan het gebouw, niet een gebouw voor een projectontwikkelaar waar volgend jaar een andere huurder in zit. Dat het werkt en dat mensen trots zijn op het gebouw, dat is echt fantastisch.”

combinatie Hurks-Kuijpers/ULC gekozen. Pas daarna heeft het ontwerpteam, waar nu ook de bouwcombinatie onderdeel van uitmaakte, het definitief ontwerp plus uitgewerkt tot een bestekontwerp. Van der Panne: “Het grote voordeel van deze werkwijze is dat de bouwcombinatie al een jaar betrokken is, voordat de eerste paal de grond in gaat. In een traditioneel aanbestedingstraject wordt de bouwcombinatie gekozen, en zes weken later moet die partij gaan heien. Met zo'n complex gebouw als de nieuwbouw van TNW is dat heel lastig, want de bouwcombinatie heeft een enorme kennisachterstand.” Voorafgaand aan de bouw heeft de bouwcombinatie moeten verklaren dat zij voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om alle stukken te bekijken, om mee te ontwerpen, en dat het plan zo is opgesteld dat zij binnen de afgesproken tijd en zonder meerwerk de afgesproken kwaliteit kunnen leveren. Van der Panne: “Hierdoor is veel rust in de uitvoeringsfase gekomen; de bouwcombinatie wist wat ze te doen stond en je krijgt geen discussies over meer- of minderwerk. Uiteindelijk komt dat de eindkwaliteit ten goede. We hebben er aan de voorkant al voor gezorgd dat we de risico’s zoveel mogelijk uit het bouwtraject hebben gehaald.” Het gebouw is zonder meerwerkkosten op de afgesproken dag opgeleverd.

“Het hele proces komt dus eigenlijk neer op vooruit kijken, vooruit werken en alle partijen de juiste rol geven. Uitvoer-ders kunnen naar een gevel kijken met 'dat is mooi bedacht, maar hoe ga ik dat bouwen?' Dat is typisch iets om tijdens de bestekfase te bespreken. De rol van de ontwerpers is in deze aanpak van het proces grotendeels gelijk gebleven. Voor zo'n project is dat belangrijk, omdat je zo als opdrachtgever in je rol blijft; jij bent degene die de ontwerpers aanstuurt, niet de bouwcombinatie.”

inzet op relatieHet vroegtijdig aanhaken van de bouwcombinatie is niet genoeg. Intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen en de TU Delft was voor Aronsohn de sleutel tot een succesvolle aanpak. Dat heeft geleid tot een positief resultaat. Gedurende het hele bouwproces is er geen enkele advocaten-brief de deur uit gegaan, iets dat bij een bouwproject van deze omvang en complexiteit niet vaak voorkomt. In plaats daarvan zijn meningsverschillen uitgepraat door met elkaar om de tafel te gaan zitten.

Van der Panne: “Een voorbeeld is een partij die op een laat moment acht weken vertraging constateerde in de fabriek. In een traditioneel contract zou ik als projectmanager een brief schrijven met de vraag hoe ze dit zouden gaan inlopen. Waar-schijnlijk was dat niet gelukt, en hadden ze een boete gekre-gen. Nu hebben we met alle directieleden bij elkaar gezeten, samen met de buitenlandse partij die te laat zou aanleveren, en zijn we gaan zoeken naar mogelijkheden om bijvoorbeeld

onderdelen die we snel nodig hadden naar voren te halen in het leveringsproces. Zo hebben we de vertraging kunnen beperken en een tijdige oplevering veiliggesteld. Op die manier handel je vanuit een gemeenschappelijk belang. Het verve-lende van een traditioneel contract is dat er bij vertraging naar elkaar wordt gewezen; de aannemer wijst naar de leverancier, die wijst ook weer een schuldige aan. Als er dan niets gebeurt komt de bouw stil te liggen en lopen de kosten enorm op, soms tot miljoenen, terwijl het probleem bijvoorbeeld over een ton begon.”

Aronsohn organiseerde elke twee maanden een samenwer-kingssessie met de TU Delft in de rol van opdrachtgever en de partijen die op dat moment bij de uitvoering betrokken waren. De sessies werden geleid door een externe partij. Van der Panne: “Iedereen was aan het racen om de deadlines te halen, maar ondertussen moet de relatie goed blijven. Een ontwer-per denkt op een hoog abstractieniveau, maar een uitvoerder denkt veel pragmatischer. De kunst is om zo’n sessie voor iedereen interessant te maken en de gezamenlijke belangen op te zoeken. Na de sessie deden we altijd nog een hapje en een drankje met elkaar, ook dat helpt natuurlijk.”

Bouwen voor de gebruikerHet programma van eisen dat de basis vormt voor de bouw is een document van ongeveer tweehonderd pagina´s waarin de TU Delft als opdrachtgever op detailniveau aangeeft wat zij van het gebouw verwacht. Om het programma van eisen en de wensen van de gebruikers van het gebouw beter te doorgron-den zijn een aantal uitvoerige sessies met de gebruikers ge-houden. Van der Panne: “Bij de gebruikerseisen is het relevant om te zoeken naar de vraag achter de vraag. Enerzijds moet je begrijpen of je als opdrachtnemer in de goede denkrichting zit, en anderzijds moet je kunnen bepalen of er sprake is van mogelijke over- of ondervraag. Als je een gesprek aangaat zie je dat mensen denken 'er is goed over nagedacht, het staat op papier', maar dat moet je doorbreken met elkaar. Het gaat erom de essentie te begrijpen, en soms blijkt dat de essentie net anders is dan staat opgeschreven.”

De trillingsarme labs zijn daar een goed voorbeeld van. Van der Panne: “Daarvoor was een stofklasse-eis genoemd, maar bij navraag bleek dat die eis niet nodig was, en dat de trillingseis die gesteld was niet over het hele spectrum te gelden, maar met name over het laagfrequent gebied. Toen we dat wisten konden we een ontwerp maken dat nog beter aansloot bij de gebruikersbehoeften. Daar waren we nooit achter gekomen als we die gesprekken niet hadden gevoerd. De interactie met de gebruikers bepaalt daarmee in hoge mate het succes van het gebouw.” Er is niet alleen gepraat met de gebruiker, er is ook met de gebruiker getest of oplossingen in de praktijk zouden voldoen aan de eisen. In de bestekfase is tijd ingeruimd om

Gerwin van der panneGerwin van der Panne is adjunct-directeur bij Aronsohn Management raadgevende ingenieurs. Hij was als project-manager vanaf de start betrokken bij de bouw van het nieuwe TNW-gebouw. Hij studeerde Civiele Techniek en Management aan de Universiteit Twente.

14 15

Page 10: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Hoe zorg je ervoor dat technische installaties aan extreme eisen voor

klimaatbeheersing en luchtcirculatie voldoen en ook nog eens niet te

veel trillingen veroorzaken? Adviesbureau Valstar Simonis was verant-

woordelijk voor het ontwerp van alle installatietechniek in het nieuwe

TNW-gebouw. Theo de Boer, directeur van Valstar Simonis: “Zoals een

architect het gebouw ontwerpt en nadenkt over de functionaliteiten,

hebben wij die rol op het gebied van de techniek, het comfort en de

duurzaamheid van een gebouw.”

Theo de BoerValstar Simonis

Een belangrijk onderdeel van de installatietechniek is de klimaatinstallatie die het gebouw moet voorzien van de juiste temperatuur, de juiste luchtvochtigheid en voldoende schone lucht. Maar installatietechniek gaat ook over de verlichting, de elektrische voeding voor apparatuur, de ict en het sanitair. De Boer: “In het begin van het ontwerptraject proberen wij te achterhalen welke eisen de gebruikers hebben. Hoe gaan zij het gebouw gebruiken? Wij bedenken de techniek die nodig is om dat mogelijk te maken. In de optimale si-tuatie wordt een gebouw in samenwerking ontwikkeld met de architect, de constructeur, het bouwfysische bureau en de opdrachtgever, die bij al hun beslissingen rekening houden met de wensen van de gebruiker. Op die manier wordt een integraal ontwerp gemaakt. Het nieuwe TNW-gebouw is wat dat betreft absoluut een grote uitdaging geweest. Niet alleen vanwege het grote aantal betrokken partijen maar vooral ook door het bijzondere gebruik van het gebouw. Mogelijke toekomstige Nobelprijswinnaars doen hier onderzoek. Het is mooi om daar de juiste faciliteiten voor te bedenken.”

16 17

Page 11: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

De vraag achter de vraag Valstar Simonis is bij het nieuwe TNW-gebouw gestart met het vormen van een goed beeld van de eisen en wensen van de gebruikers van het gebouw. De TU Delft heeft deze eisen en wensen voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebouw ver-woord in een programma van eisen, waarin omschreven staat aan welke eisen het gebouw moet voldoen en welke voorzie-ningen er geplaatst moeten worden.

De Boer: “Valstar Simonis beschouwt zichzelf op zo’n moment als een club van hoogopgeleide, eigenwijze mensen. Daar-mee gaan we op zoek naar de vraag achter de vraag van zo'n programma van eisen, pas daarna kun je oplossingen gaan bedenken. De aangeboden informatie vanuit de opdrachtge-ver is vaak kille, cijfermatige informatie. Er staan teksten als: “in deze ruimte moet de temperatuur 21 graden zijn, en die temperatuur mag niet onder de twintig graden of boven de 22 graden komen. Het temperatuurverloop, dus de schommelin-gen in de temperatuur, mogen niet sneller gaan dan 0,1 graad per uur.” Als je dat leest ga je bedenken op welke manier je dat technisch haalbaar kunt maken. Vervolgens helpt het om te vragen waarom die eisen er zo staan. Wat gaat er in die ruimte gebeuren en waarom is die temperatuur zo belangrijk?”

Met die gedachte in het achterhoofd voerde Valstar Simonis gesprekken met de onderzoekers van TNW om erachter te komen waar die specifieke eisen vandaan kwamen. De Boer: “Het is goed om kritisch te kijken naar de gestelde eisen. Technisch is alles wel te maken, maar daar hangt een prijs-kaartje aan. Technisch eenvoudige oplossingen zijn vaak beter en duurzamer. Als je bijvoorbeeld alles moet klimatiseren dan kost dat energie en materiaal, en als dat niet noodzakelijk blijkt te zijn is het duurzamer om dat niet te doen. Een van onze belangrijkste drijfveren is om te zorgen voor zo min mogelijk milieubelasting.” Die gedachte past prima bij een duurzame TU campus.

integrale aanpakBij het ontwikkelen van de techniek voor het nieuwe TNW-gebouw is gewerkt met een integraal team van opdrachtgever, adviseurs en vanaf de bestekfase, de bouwcombinatie. De trillingsarme gebieden, die erg belangrijk zijn in dit gebouw, zijn een product waarin de prestaties van alle partijen samen-hangen. De Boer: “De architect begint met de vormgeving, de ruimtelijkheid en de logistiek van een gebouw en wij beginnen op hetzelfde moment met de vraag wat voor voorzieningen er in een gebouw moeten komen en hoeveel ruimte we nodig hebben om de centrale apparatuur op te stellen. We kijken wat de handigste plek is voor de centrale apparatuur, zodat we op een slimme manier al die techniek door het gebouw kun-nen verspreiden. De architect zegt dan “daar wilde ik net een ingang hebben, dat is handig in de looplijnen”. Daar moet je samen uitkomen. Zo begint iedereen in het proces op hoofd-lijnen, en werk je samen toe naar de details.”

De installatietechniek is zo belangrijk voor het functioneren van het nieuwe TNW-gebouw dat er een complete verdieping voor is ingeruimd. Maar in het hele gebouw zijn plekken te vinden waar installatietechniek een rol speelt. Een onderdeel daarvan is de centrale luchtbehandelingsinstallatie, die lucht van buiten aanzuigt naar een grote luchtbehandelingskast op de derde verdieping, de installatielaag. Daar wordt de lucht gefilterd, opgewarmd of afgekoeld en bevochtigd. Vervolgens gaat die lucht vanuit de installatielaag via kanalen het gebouw in, om via roosters in de ruimtes gebracht te worden. Dat geldt bij-voorbeeld ook voor de elektriciteit; die komt van buiten vanaf de transformator, via een grote centrale verdeelkast, en gaat van daaruit via kabels het gebouw in om te zorgen dat er op elke plek voldoende elektriciteit met het juiste voltage beschik-baar is. Die stroom komt uit de grond, daar moet rekening mee worden gehouden bij het kiezen van de plek waar de centrale verdeelkasten komen.

Schakel tussen gebruiker en fabrikantValstar Simonis werkt vaak met bestaande apparatuur of tech-nieken in plaats van het laten ontwerpen van compleet nieuwe apparatuur. De Boer: “We organiseren die apparatuur zodanig dat de installaties gemaakt kunnen worden die nodig zijn. De combinatie van alle eisen in het nieuwe TNW-gebouw was heel bijzonder, het was voor ons veel denkwerk om de techniek goed ingebouwd te krijgen.

Het gebeurt wel met dit soort ontwerpen dat we vragen krijgen vanuit de gebruikers om bepaalde onderdelen aan te passen. Bijvoorbeeld als de lucht op een bepaalde manier moet wor-den ingeblazen in een laboratorium, omdat de temperatuur-schommelingen zo klein mogelijk moeten zijn. Vaak zijn wij de schakel tussen de eindgebruiker en de fabrikant. Als het kan ontwerpt de fabrikant dan een nieuw inblaasrooster, of past een bestaand model aan.”

ontwerpprocesDe Boer: “We hebben uitstekend samengewerkt in het ont-werp- en bouwteam. Iedereen beleefde er veel plezier aan en had van het begin af aan door dat we iets bijzonders aan het maken waren. Dit is een bijzonder gebouw, met bijzondere gebruikers en eisen, dat biedt een ander soort uitdagingen dan wanneer je een eenvoudig kantoorgebouw voor een projectontwikkelaar ontwerpt. Een architect heeft vaak een kartrekkersrol in zo'n team. Zij beginnen met het vertalen van een programma van eisen in vierkante meters. Je krijgt zo het volume van het gebouw, de verdiepingen en de eerste plattegronden.” Dit initiële voorstel voor het ontwerp van het gebouw is door het integrale ontwerpteam verder uitgewerkt en doorontwikkeld tot schetsontwerp, voorlopig ontwerp en definitief ontwerp. Het definitief ontwerp is vervolgens in een BIM-model gezet, een Bouw Informatie Model. Een BIM-model is een 3D-model dat onder andere helpt om te visualiseren hoe het ontwerp er uit gaat zien. Daarin is alles opgenomen, van de constructie van het gebouw, de balken in het plafond die de vloer daarboven ondersteunen, tot alle luchtkanalen en leidingen voor de cv. In een BIM-model is goed te zien hoe de verschillende functionaliteiten het beste op elkaar afgestemd kunnen worden. Ook wordt direct duidelijk waar deze nog bot-sen in het ontwerp. De Boer: “Des te complexer het gebouw, des te meer waarde heeft BIM voor ons.”

Bij dit gebouw is de bouwcombinatie al vanaf de bestekfase betrokken in plaats van vanaf de werktekeningen. Dat is een fase eerder dan gebruikelijk, maar het is een belangrijke fase geweest om alle kennis van de ontwerpers over te dragen aan de bouwcombinatie. De Boer: “Daarbij zijn er natuurlijk zaken geweest waarbij de bouwcombinatie zei “dat kan niet”. Dan moet je weer bij elkaar gaan zitten. In een BIM-model past het allemaal op ontwerpniveau wel, maar op praktisch niveau

wordt er anders gekeken. Een voorbeeld daarvan is ruimte. Als een gebouw groter wordt, wordt het duurder. Dus een van de opgaven is om alle functies er in te krijgen, zonder dat het extra ruimte kost. Kijk naar het plafond, daar zit van alles bove n: constructie, luchtkanalen, kabelgoten en leidingen. Qua bouwkosten moet je die ruimte zo klein mogelijk maken. Maar een installateur die dat moet gaan maken en onderhou-den, heeft ruimte nodig om overal bij te kunnen. Over dat soort dingen ontstaan regelmatig discussies en zo hoort het ook. Dat komt de uiteindelijke kwaliteit ten goede.”

De Boer: “De gekozen aanpak om intensief samen te werken met alle betrokken partijen heeft hier goed gewerkt. Natuurlijk zijn er achteraf altijd dingen die je met de kennis van nu beter had kunnen doen. De stand van de techniek verandert continu. We hebben best veel tijd geïnvesteerd in het opzetten van het BIM-model. Een BIM-model is een grote database met allerlei informatie, en de ene manier om daar data in te stoppen is handiger dan de andere manier. Dat kunnen we nog beter afstemmen tussen ontwerpers en uitvoerders, en dat gaat bij elk nieuw gebouw weer een beetje beter.”

Blijven innoverenDe Boer: “Ik zeg altijd dat we elke dag iets van ons werk moeten leren. Dat hebben we bij het nieuwe TNW-gebouw zeker gedaan. Elk onderzoeks- en onderwijsgebouw vereist de nieuwste faciliteiten om innovatie mogelijk te blijven ma-ken. Dus ook de installaties die je daarvoor moet maken zijn constant in ontwikkeling. Wij hebben dergelijke gebouwen ook gemaakt voor andere opdrachtgevers en iedere keer merk je weer dat de onderzoeksmethoden enorm vernieuwen, dus wij moeten blijven leren hoe we dat kunnen faciliteren. Daarnaast hebben we geleerd van de goede samenwerking. Dat heeft veel te maken met de juiste mensen bij elkaar zetten. Als je veel aandacht besteed aan die twaalf mensen die elke week bij elkaar zitten om het project verder te brengen dan werkt dat. Ook het samenwerken met de bouwcombinatie in een vroeg stadium binnen een integraal team was leerzaam. Als laatste hebben we veel geleerd van de nieuwste ontwikke-lingen in het BIMmen.”

“Ik ben trots op het resultaat. Ik ben misschien niet helemaal objectief, maar ik vind het bijzonder goed gelukt. Elk ontwerp en elk gebouw dat we maken daar kunnen we als ontwerpers trots op zijn, maar waar het eigenlijk om gaat is dat de gebrui-kers het er fijn vinden en de dingen kunnen doen waarvoor het gebouw is bedoeld. Volgens mij gaat dat goed, en dat is eigenlijk het ultieme doel. Als over twintig jaar een van de on-derzoekers van TNW de Nobelprijs op gaat halen zeg ik tegen m'n kinderen: ‘dat gebouw waar dat onderzoek is gedaan, daar heb ik aan meegewerkt’. Dat zou mooi zijn.”

Theo de BoerTheo de Boer is directeur van Valstar Simonis, adviseurs voor installatietechniek. De basis voor zijn carrière legde hij tijdens zijn studie Werktuigbouwkunde aan de Hogeschool van Amsterdam. Later voegde hij daar een studie Bedrijfs-kunde aan de Open Universiteit aan toe.

18 19

Page 12: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

ingenieursbureau peutz is bij de bouw van het nieuwe TNW-gebouw

verantwoordelijk geweest voor de trillingsarme laboratoria. peutz deed

al veel ervaring op met trillingsarme labs op andere plekken, maar het

TNW-gebouw was door de hoge eisen, de moerassige veengrond en

het drukke verkeer in de omgeving een bijzonder project. Basjan

Snoeij, senior adviseur bij peutz: “Al voor er iets op papier stond,

stonden wij in een weiland trillingen te meten.”

Basjan SnoeijPeutz

De basis van het nieuwe TNW-gebouw is de gekozen locatie en de inrichting van het omliggende ge-bied. Zonder deze factoren was het bestaan van het TNW-gebouw met zijn trillingsarme labs onmogelijk geweest. Voordat de locatie voor een gebouw met deze eisen gevonden was, onderzocht ingenieursbureau Peutz diverse locaties op de TU-campus. In wat toen nog een weiland was, maakten de ingenieurs op de beoogde locatie voor de nieuwbouw een paar meetpunten om de hoogte en de frequentie van de omge-vingstrillingen te meten.

De grond trilt altijd, al is dat voor mensen niet waarneembaar. Alleen wie bijvoorbeeld direct naast een groot, bewegend object zoals een vrachtwagen staat, voelt wat trillingen. Vaak is het verplaatsen van grote massa’s in de omgeving de oorzaak van trillingen: treinen, vrachtverkeer, of zoals in de omgeving van het nieuwe TNW-gebouw schepen op de Schie en de tram die in de toekomst over de TU-campus gaat rijden. Binnen een gebouw veroorzaken lopende mensen, koelmachines, liften en goederentransport die trillingen. Ook zonder menselijke activiteiten blijven trillingen in de bodem aanwezig, bijvoorbeeld veroorzaakt door golfslag op het strand of aardverschuivingen, of het inklinken van de bodem bij droogte.

20 21

Page 13: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

EisenTrillingen konden ze in het nieuwe TNW-gebouw niet gebrui-ken. Een van de belangrijkste elementen in het ontwerp van het TNW-gebouw zijn de laboratoria voor bionanoscience, waar onderzoek wordt gedaan naar de bouwstenen van het dna. In dat onderzoek is verstoring funest. Snoeij: “Als je kucht waait je strengetje dna weg. Dus het is zaak dat er binnen het gebouw heel weinig verstoringen door onder andere geluid en trillingen zijn.”Om een trillingsarm lab te ontwikkelen in de nieuwbouw van TNW moest eerst duidelijk zijn welke trillingen in het gebied aanwezig zijn. In dit geval waren het laagfrequente trillingen, tussen de één en zeven hertz, die bepalend waren op de nieuwbouwlocatie, en typerend zijn voor de Hollandse bodem-samenstelling van veen en moeras.

Belang van de ondergrond De TU Delft stelde de trillingseis VC-F voor het TNW-gebouw. Men keek daarbij met een schuin oog naar de prestaties voor het NanoLab van de Universiteit Twente, dat op een zand-bodem staat en veel minder trillingen heeft vanuit de directe omgeving. De zoeklocatie binnen de TU campus had in vergelijking daarmee behoorlijk wat handicaps, waaronder de veenachtige bodem en een veel intensiever niveau van men-selijke activiteiten en verschillende verkeersstromen.Snoeij: “We hebben ervaring uit het verleden met het ontwerpen van trillingsarme laboratoria, onder andere voor de universiteiten in Enschede, Utrecht en Amsterdam. Daar hebben we van geleerd dat de bodem erg belangrijk is. Als je iets goeds wilt hebben heb je een goede basis nodig, maar die basis is niet alleen de fundering van het gebouw. De basis is ook de plek die je uitkiest en de omgeving. Binnen een straal van driehonderd meter zijn zaken als toekomstige trams van belang. Vroeger was dat niet zo, toen hadden we minder zware eisen en keek je eigenlijk alleen naar de trillingsbronnen binnen het gebouw. Zeker in Enschede was de potentie aanwezig om een hele hoge trillingsnorm te halen, dus daar hebben we ook op ingestoken. Daarbij hebben we geleerd hoe belangrijk de omgeving was. Die kennis hebben we in Delft goed kunnen gebruiken en verder uitgediept. Wat dat betreft is het TNW-gebouw echt uniek.”

Een van de handicaps bij de ontwikkeling van het TNW -gebouw was dat er rekening moest worden gehouden met de tram die in de toekomst over de TU-campus gaat rijden. Peutz loste dat op door op basis van metingen bij trams elders een bodemmodel te maken. Op die manier kon Peutz voor-spellingen doen over de trillingen die de tram zou veroorzaken op de zoeklocaties. Uiteindelijk is op basis daarvan de defini-tieve locatie voor de nieuwbouw gekozen. Maar ook de inrich-ting van het gebouw en de directe omgeving zijn afgestemd op de trillingen. De laboratoria zitten precies in het midden van

het gebouw, tussen de Rotterdamseweg, waar vrachtverkeer is, en de al aangelegde trambaan. De drukke doorgaande Kluyverweg, voorheen aangrenzend aan de nieuwbouwlocatie, is omgevormd tot een autovrij Kluyverpark. Er was geen plek te vinden waar de trillingsnormen gehaald zouden worden als de Kluyverweg zou blijven bestaan.

Bijzondere vloerenEr is in het ontwerp niet alleen rekening gehouden met het be-perken van trillingen rond het gebouw maar ook met die in het gebouw zelf. Het gebruik van het gebouw, met name verplaat-singen op de vloer, veroorzaakt ook trillingen. Peutz ontwierp samen met de constructeur een bijzondere constructie onder de labvloeren om ook deze trillingen te minimaliseren. De vloeren onder de high resolution-labs, de hr-labs zijn het meest ingenieus. Om de gestelde eisen in deze labs te halen mag zelfs niet op de vloer worden gelopen. Er werd een oplos-sing bedacht waarbij de vloer van de labs vrij is gehouden van de rest van de constructie en waarbij over de trillings-arme vloeren rondom de meetopstelling nog eens een aparte loopvloer is gerealiseerd. De hr-labs liggen op een betonnen vloerplaat van 800 millimeter dik. Deze plaat heeft een eigen fundering met 30 heipalen per blok van 13 meter lengte die tot in de zandlaag in de bodem reiken. Zo zijn er drie betonnen vloerplaten voor de hr-labs. De heipalen staan in schoorstand, dat betekent scheef, voor meer stabiliteit. Ze zijn op een nauw-keurig berekende afstand van elkaar geheid zodat ze elkaar niet kunnen raken. Op de vloerplaat zijn ter hoogte van de meetopstelling aparte betonblokken geplaatst, verzonken in de loopvloer en volledig los gehouden om contacttrillingen met de loopvloer te voorkomen. Op die manier kunnen onder-zoekers rond de meetopstelling lopen zonder deze te versto-ren. Voor de mr-labs zijn ook betonnen vloerplaten gemaakt van 800 mm dikte, maar met een minder complex palenplan. Over deze vloeren mag wel worden gelopen; de trillingseis is minder streng. Snoeij: “Om er zeker van te zijn dat deze constructie echt zou werken hebben we alles doorgerekend en met modellen gewerkt. We zijn begonnen met een blokje van tien bij tien meter met een paar paaltjes er onder, maar als blijkt dat dat niet werkt, dan maak je 'm wat groter, wat dikker en met meer palen. Dat leidt tot een rekenmodel en een vorm waarvan je denkt: “als we 'm zo maken, dan zouden we de eisen moeten kunnen halen.” Vervolgens zegt de constructeur: “Hartstikke leuk, maar hoe krijgen we die palen in de bodem?” Uiteindelijk komt er iets uit waarbij elke paal een bepaalde richting neemt, zodanig dat deze onderweg geen andere paal tegenkomt. Er is dus per paal heel nauwkeurig vastgelegd onder welke hoek hij de grond in moet. We hebben in het veld een proef-heipaal geslagen en daarop trillingsmetingen gedaan met verschillende trillingsbronnen, om te controleren of ons reken-

model van de bodem klopte. Uit die metingen konden we de zekerheid halen dat het rekenmodel van de bodem en de vloeren, daadwerkelijk een betrouwbare prognose gaf.”

meten is wetenSnoeij: “De bouwcombinatie heeft de trillingseisen, de vloer-constructie en het heien heel serieus genomen. De heipaal-constructie zit zo dicht op elkaar dat je geen extra paal kan slaan als de eerste fout gaat. De bouwcombinatie heeft heel nauwkeurig bepaald in welke volgorde ze de palen zou slaan, en bij elke paal gecontroleerd of de stand van de heimachine goed was.”

Nadat de heipalen en de vloer gereed waren, heeft Peutz in de ruwbouwfase controlemetingen uitgevoerd. De bouwcom-binatie was op dat moment bezig met de eerste verdieping, maar er waren nog geen installaties in het gebouw aange-bracht. Peutz liet op een paar meter afstand van het gebouw een zandzak van twee ton vallen. Daarmee veroorzaakten ze trillingen die in de bodem en op de blokken in de hr-labs gemeten werden en kon Peutz verifiëren of het rekenmodel overeen kwam met de metingen. Snoeij: “Onze prognose op basis van het rekenmodel was voorzichtig. De gemeten trillings overdracht was beter dan verwacht. Dat gaf iedereen veel vertrouwen dat het met de rest van het gebouw ook wel goed zou komen.”

ResultatenToen de laboratoria klaar waren en de installaties zoals de koeling, ventilatie en liften werkten, heeft Peutz de laatste controlemetingen uitgevoerd. Daarbij bleek dat de achter-grondniveaus op de blokken in de hr-labs ruimschoots onder de trillingseis VC-F zitten. In de avond, als er weinig verkeer is, wordt zelfs de hogere VC-G klasse gehaald, ook voor de fre-quenties tussen één en zeven hertz, wat voor dit type bodem uniek is. Dat is een klasse beter dan oorspronkelijk gevraagd. Bij andere laboratoria zijn ook heel lage trillingsniveaus ge-haald, maar niet voor deze lage frequenties. Snoeij: “Met deze vloerconstructie en de inrichting van de omgeving is het gelukt om die VC-G klasse te halen. Wie het meest nauwkeurige onderzoek wil doen moet 's avonds of in het weekend naar het lab, maar dat hebben de onderzoekers er wel voor over.”

Bijzondere ervaringSnoeij: “Het werkmodel dat Aronsohn heeft gebruikt voor dit project is ons goed bevallen. Wat mij is bijgebleven in dit proces is de rol die de bouwcombinatie heeft gekregen en die ze heel serieus hebben genomen. Je kan op papier beden-ken hoe iets fantastisch kan werken, maar je moet wel een bouwcombinatie hebben die dat opbouwt. Tijdens de uitvoe-ring heeft de bouwcombinatie ons vaak vragen gesteld over de aanpak. Dat pleit voor ze. Op die manier hebben zij het resultaat kunnen halen dat wij hebben bedacht.”

“Tijdens het ontwerp van het TNW-gebouw hebben we veel geleerd over trams; wat ze doen, welke trillingen verschil-lende typen trams veroorzaken, wat bochten doen en welke invloed de fundering van een trambaan heeft. En we hebben geleerd dat als je iets wil bereiken, je alle partijen aan tafel moet brengen. Voor dit gebouw is de geplande keerlus van de tram verlegd, en dat hebben we kunnen doen doordat we aan tafel zaten met de TU Delft, de gemeente Delft, het Stads-gewest Haaglanden en de trammaatschappij. Ook het VSL is in dat proces betrokken, een nabijgelegen bedrijf dat eveneens trillingsgevoelige meetopstellingen heeft. Met al die partijen is het gezamenlijk gelukt om een trillingsarme vlek voor het TNW-gebouw te maken.”

Snoeij: “Iedereen in het team committeerde zich aan de eisen die gesteld waren en aan de opgave om iets bijzonders te maken. Bepaalde voorzieningen in dit gebouw zijn uniek. Het besef hoe belangrijk trillingen zijn is op die manier door-gesijpeld naar alle lagen van de uitvoeringsgroep.” Ik vind het heel bijzonder om nu in dit gebouw rond te lopen. Ik heb zelf in Delft gestudeerd en kan nu oud-studiegenoten en docenten bij TNW vertellen wat ik voor ze heb gedaan. Dat ik hieraan heb meegewerkt is een verhaal dat ik met veel trots en genoegen vertel.”

Basjan SnoeijBasjan Snoeij is senior adviseur bouwfysica en akoestiek bij Peutz. Hij is gespecialiseerd in trillingstechniek, en met name in trillingsarme laboratoria. Hij studeerde Tech-nische Natuurkunde aan de TU Delft.

22 23

Page 14: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Binnen de Tu Delft is weleens gezegd dat er al 25 jaar over het nieuwe

gebouw van TNW wordt gepraat. Sinds de oplevering in februari 2016

staat het gebouw er ook echt. De Tu Delft heeft er een state of the art

gebouw bij, dat niet alleen een aantal bijzondere laboratoria huisvest,

maar ook één van de eerste succes stories binnen de nieuwe

Campusvisie is.

Anja StokkersFacilitair Management & Vastgoed TU Delft

De TU Delft ontwikkelde de Campusvisie om haar hoogwaardige onderzoek te kunnen blijven faciliteren en ook in de toekomst een aantrekkelijke werk- en studie-omgeving te bieden. In de Campusvisie geven negen thema’s richting aan de verdere ontwikkeling en inrichting van de campus. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om thema’s als duurzaamheid, buitenruimte, onderzoeks- en onderwijsfaciliteiten en duurzame bereikbaar-heid. Het TNW-gebouw is duurzaam, biedt een prettige omgeving om te werken, te studeren en elkaar te ontmoeten en vormt een geheel met zijn directe omgeving, het Kluyverpark. Anja Stokkers, directeur Facili tair Management & Vastgoed (FMVG) TU Delft en vanuit die rol opdrachtgever voor het nieuwe TNW-gebouw, is terecht trots. “We proberen door het spreiden van functies ontmoetingsplekken te maken. Dit geldt voor zowel de binnen- als buitenruimte. Het nieuwe gebouw van TNW heeft een open begane grond, met ingangen aan twee kanten. Je ervaart het park en het gebouw als een doorlopend geheel. Het gebouw straalt uit wat de TU Delft is. Je kunt de mensen binnen aan het werk zien, dat is bij de oude gebouwen veel minder het geval. Het is ook een comfortabel gebouw, met huiselijke ontmoetingsplekken voor iedereen die er werkt. Het gebouw en het Kluyverpark belichaamt onze bedoeling met de Campusvisie.”

24 25

Page 15: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

programma van eisenDe basis van het nieuwe gebouw werd vastgelegd in een programma van eisen (pve). Het organisatieonderdeel waar Anja directeur van is, FMVG, stelde dit programma samen met de gebruikers van TNW op. De gebruikers werden daarbij vertegenwoordigd door een eigen gebruikersvertegenwoor-diger, die in die rol alle eisen van verschillende onderzoeks-groepen binnen TNW verwoordde. Binnen de TU verzamelde een projectgroep de eisen en legde deze vast. Daarbij lette de projectgroep op werkbaarheid en kostenbeheersing. Stokkers: “Je zag een gesprek ontstaan tussen deskundige gebruikers en deskundige adviseurs en bouwers. De essentie daarvan is beschreven in het programma van eisen.”

In een programma van eisen worden in eerste instantie functionele ambities gesteld, die daarna worden vertaald in technische specificaties. Tijdens de bouwuitvoering, die zo’n drie jaar duurt, is het niet wenselijk die specificaties te veran-deren, terwijl de ontwikkelingen binnen het wetenschappelijk onderzoek niet stil staan. Stokkers: “Bij het inregelen van het gebouw in het eerste gebruiksjaar, proberen we daarom ook nog zo veel mogelijk te finetunen met de functionele inzichten van de gebruiker.”

Stokkers: “Een dergelijk gebouw moet passen bij de uitstra-ling en ambitie van de TU Delft. Je wilt aantrekkelijk zijn voor studenten en onderzoekers. We zijn een technische univer-siteit, we willen een identiteit uitstralen die begrepen wordt door wetenschappers. Het is dan ook een functioneel gebouw in een mooi basic jasje. Dat betekent dat het gebouw aan de laatste technische eisen voor onderzoek voldoet, een fijne ver-blijfsruimte biedt en dat de functionele relaties in een gebouw op elkaar zijn afgestemd. Het betekent voor ons ook dat je buiten naar binnen haalt, met de ontvangst in de grote hal en twee binnentuinen.”

Spannend procesVoorafgaand aan de bouw is veel onderzoek gedaan. Het hele ontwerp is voor de bouw in BIM opgebouwd, wat wil zeggen dat er een virtueel 3d-model is gebouwd. Stokkers: “Het is natuurlijk een kunststukje om alle hoogwaardige laboratoria in te passen in het gebouw. De trillingsarme vloer is daarvoor cruciaal. Het bouwtraject totdat die vloer er lag vond ik eerlijk gezegd vanwege dat gegeven het meest spannende. Dat is goed gelukt.”

De uitdagingen waar de TU, de ontwerpers en de bouwcom-binatie mee te maken kregen bij de bouw van het nieuwe TNW-gebouw zijn uniek. De eisen aan de labs in het gebouw zijn extreem hoog, omdat er onderzoek wordt gedaan waarbij de kleinste trilling al leidt tot afwijkingen. Daarnaast staat het gebouw op slappe veengrond en wordt het omgeven door

verkeer over wegen, rails en water. Stokkers: “Eigenlijk hebben we een hoogwaardig, trillingsarm lab in een moeras neergezet. Daarom is het zo knap dat het gelukt is.” In het oude gebouw waar FMVG was gehuisvest, dat aangrenzend aan de bouw-locatie stond, is een lab nagebouwd in testopstelling om met name te onderzoeken of de klimaatinstallatie trillingen zou ver-oorzaken. Stokkers: “We hebben letterlijk van dichtbij kunnen meemaken hoe zaken voorafgaand aan de bouw zijn getest.”

Vlaggen en thermometersTijdens de bouw heeft FMVG het werk van de bouwcombina-tie gemonitord met een vlaggensysteem: rode vlaggen voor afgekeurde onderdelen, geel voor onderdelen waar twijfel bij was, en goud voor uitmuntend werk. Het is een helder systeem waarbij de kwaliteit van het werk gelijk voor iedereen zichtbaar werd, want de vlaggen stonden op de bouwplaats. Stokkers: “Het systeem werkt, omdat je de voortgang met elkaar deelt. Dus in plaats van je voor te bereiden op foutmeldingen en claims, probeerden wij elkaar zo vroeg mogelijk aan te spreken en te stimuleren om er het beste uit te halen, omdat we als gezamenlijke ambitie hadden dat we voor een kwalitatief hoog-waardig gebouw gingen, op alle fronten. Dat geldt dus ook op het gebied van veiligheid, reinheid van de bouwplaats, voor alles wat je maar kan bedenken. Het vlaggensysteem past in het gedachtengoed van Bewuste Bouwers, waarbij aannemers worden aangesproken op geleverde kwaliteit. Het is ook om-gevingsgericht denken, waarbij bouwers rekening houden met zaken als geluidoverlast.”

In het bouwproces werd daarnaast gebruik gemaakt van de samenwerkingsthermometer, die FMVG ook voor andere projecten inzet. Daarbij bespreekt het hele team volgens een bepaalde agenda hoe de samenwerking gaat, en verbindt daar scores aan. Stokkers: “In het begin van de samenwerking was dat een wat lager cijfer, dan moet je nog aan elkaar wennen, maar naarmate het team zich ontwikkelde en hechter werd tijdens het ontwerp- en bouwproces, steeg de score. Als de score gedurende het gesprek onverhoopt zakt, kun je dat aan-pakken door met elkaar in gesprek te gaan.”

Flexibel bouwenHet TNW-gebouw is ingericht op het gebruik van nu, maar is flexibel genoeg om het aan te passen aan mogelijke nieuwe eisen in de toekomst. Zo zijn er bijvoorbeeld plekken in het ge-bouw waar extreem hoge eisen zijn gesteld aan de luchtkwa-liteit, omdat er verwacht wordt dat dit in de toekomst nodig is voor onderzoek. Het gebouw is zo gemaakt dat dergelijke normen nu nog niet operationeel zijn, maar dat ze in de toe-komst ingeregeld kunnen worden. Stokkers: “Daarbij komt dat je toch een jaar nodig hebt om een gebouw als dit optimaal te laten functioneren. Dat valt altijd tegen voor de gebruikers. Bij een volgend project zouden we de gebruikers daar nog meer

in moeten meenemen, en meer aan verwachtingenmanage-ment doen.”

GebruikersDe eisen die wetenschappers aan hun werkomgeving stellen zijn afhankelijk van hun onderzoek. Wetenschappers staan onder grote tijdsdruk om hun onderzoek te doen, en ver-storingen passen daar niet in. Als de klimaatinstallatie in het gebouw zou uitvallen, betekent dat een extra verstoring, daarom worden er hoge eisen aan de bedrijfszekerheid van het TNW-gebouw gesteld. De gebruikers zijn tevreden met het nieuwe gebouw en het park. In de zomer van 2016 zat het park rondom het TNW-gebouw al helemaal vol met studenten. Stokkers: “Het is afhankelijk van het weer hoe de buitenruimte gebruikt wordt. Het hoeft maar een beetje warm te zijn en mensen zijn alweer buiten; studeren, praten, spelletjes. Daar-mee is nu ook het zuidelijke deel van het TU-terrein onderdeel van Living Campus.”

Beheer Het beheercontract van het gebouw heeft een looptijd van dertig jaar en is een vervolg op het contract met de bouw-combinatie. De TU Delft heeft deze keuze gemaakt omdat ze een duurzaam gebouw wil. Stokkers: “Door deze constructie te kiezen is er al bij het ontwerp nagedacht over het beheer van het gebouw. Vanaf het begin had de bouwcombinatie een langetermijnfocus, omdat ze zelf aan zet zijn voor het beheer.”

LeerpuntenStokkers: “Terugkijkend op het proces hadden we denk ik nog meer op detailniveau kunnen afstemmen met de gebruikers. Dat gaat tot en met de plaatsen van de stopcontacten. Elke gebruiker maakt z’n lab toch weer een beetje anders, maar je moet wel een soort basis met elkaar afspreken. Bovendien kost het drie jaar om zo’n gebouw te maken, en in die tijd staat de wetenschap niet stil. Bij de bouw wisten we al dat we eigenlijk een verouderd gebouw gingen opleveren. We hebben geprobeerd om al voor de oplevering de eerste extra gebruikerswensen te accommoderen, maar dat is moeilijk te organiseren. Dan heb je een dedicated groepje nodig waarmee je voor de oplevering door het gebouw en door het programma van eisen loopt met de vraag wat er anders zou moeten. Ik weet niet of het kan, maar dat zou ik graag willen organiseren in een volgend project.”

“Het is nog steeds leuk om door het gebouw te lopen. Ik vind het vooral fijn dat mensen kunnen zien wat wij nou bedoelen met kwaliteit en met de uitrol van de Campusvisie. Het gebouw is een voorbeeld hoe binnen- en buitenruimte bij elkaar komen. Er zijn natuurlijk nog wel restpunten aan te pakken in het gebouw, maar een groot deel van de gebruikers is blij dat ze in het gebouw zitten. Het is ontzettend fijn dat we dit voor hen hebben kunnen maken. De overdracht van de sleutel aan de gebruikers voelde voor mij echt als afscheid nemen. Natuur-lijk zijn wij opdrachtgever voor het beheer, dus het blijft wel onderdeel van de portefeuille, maar het gebouw is nu echt van de gebruikers.”

Anja StokkersAnja Stokkers is directeur Facilitair Management & Vastgoed bij de TU Delft. Ze studeerde Bouwkunde aan de Hogeschool Windesheim en Architectuur aan de TU Delft.

26 27

Page 16: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Zonder Bim, het Bouw informatie model, was het nieuwe TNW-gebouw

niet in dit tempo en met deze bouwkundige kwaliteit gebouwd. Vooraf-

gaand aan de bouw is het hele gebouw tot op detailniveau ontwikkeld

in Bim. Daarmee was het complexe en grote gebouw ook nog eens een

proeftuin voor Bim-processen. Alexander Hoos, informatiemanager bij

Kuijpers, kijkt met trots terug op het project. “Een aantal discussies in

de Bim-wereld zijn ontstaan door dit gebouw. Dat is echt uniek.”

Alexander HoosKuijpers installaties

De bouwcombinatie Kuijpers/Hurks/ULC/ Waldner is in vroeger stadium dan gebruikelijk bij het bouwpro-ces aangehaakt. De TU Delft wilde daarmee de kennisoverdracht tussen ontwerpers en bouwcombinatie optimaliseren. Voor alle partijen was het een uitdaging om daarin de verbinding met elkaar te vinden; om een dergelijk groot en complex gebouw neer te zetten moeten ook alle processen onderling goed verlopen. Hoos: “Wij zijn al jaren met BIM bezig en het samenwerken past in onze visie. Zo kwamen we met de juiste mindset aan tafel. In het begin was het even aftasten, maar al snel konden we heldere afspraken maken en aan de slag. Iedereen heb hetzelfde doel voor ogen, daardoor ging de samenwerking soepel. De sfeer was open en transparant. Voor mij was het bijzonder om te zien dat het ook anders kan dan de traditionele setting.”

28 29

Page 17: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen

Van tekenen naar modellerenKuijpers is een landelijk opererend multidisciplinaire technisch dienstverlener , met zo’n duizend werknemers verspreid over meerdere locaties. Hoos is in het verleden begonnen op de werkvloer als hulpmonteur en houdt zich tegenwoordig bezig met informatiemanagement en procesoptimalisatie, waaronder het werken volgens BIM. BIM is een werkmethode die ondersteund wordt door een intelligent datamodel waarin integraal informatie voor het ontwerp en het gebruik van een gebouw wordt opgeslagen. Met een BIM-model wordt virtueel ontworpen hoe het gebouw in de praktijk gebouwd moet worden. Traditioneel wordt deze informatie door verschillende bij de bouw betrokken partijen verwerkt in separate tekeningen en documenten. De meer-waarde van BIM is dat de informatie van alle disciplines in één bronomgeving bij elkaar komt. De output van BIM is een infor-matiemodel waarbij het hele gebouw tot in de kleinste details virtueel beschikbaar wordt. In principe moet het BIM compleet zijn voordat er gebouwd kan worden.

WerkwijzeHoos: “Een van de belangrijkste dingen in het opzetten van een BIM-proces is het vastleggen van afspraken in een pro-tocol: wat doe je, wat is je doelstelling en waar is je plek in de organisatie. Dat was in 2013 bij de start van de nieuwbouw voor TNW nog redelijk nieuw, maar tegenwoordig is dat wijd-verspreid. Door het opstellen van een protocol begonnen we met een stevige basis aan de opdracht.” De afspraken over het BIM van het TNW-gebouw werden gemaakt in een integraal overleg. Alle bij de bouw betrokken partijen waren daarbij ver-tegenwoordigd met BIM-coördinatoren. Hoos: “Op die manier kun je concreet aan de slag. We weten uit onze ervaring wat we moeten ontwerpen. Vanuit onze praktijkkennis hebben we samen met onze partners ULC/Hurks het BIM-protocol aan-gevuld met specifieke kennis en werkmethoden. Zo hebben we snel invulling gegeven aan de overdracht van de ontwerp-kennis en de manier waarop we met elkaar samenwerken. We hebben het steeds teruggekoppeld in ons BIM-project-team, dat een man of vijftig groot was. Zo’n groot team moet je wel organiseren met de juiste spelregels.”

Gezamenlijke inspanning Het werkproces gedurende de ontwikkeling en de bouw van het TNW-gebouw werd begeleid door Aronsohn raadgevende ingenieurs. Daarbij zetten Aronsohn in op een open, transpa-rante communicatie tussen alle betrokken partijen. Hoos: “Die mindset is ook voor het werken met BIM heel belangrijk. De omvang en complexiteit van het nieuwe TNW-gebouw waren nieuw in de BIM-wereld. Dat leverde ook nieuwe vraag-stukken op. Daarover open en transparant kunnen commu-niceren, het naar elkaar luisteren en elkaar serieus nemen in

de oplossingen, zijn cruciale punten geweest waardoor wij de eindstreep hebben gehaald. In de traditionele bouw belandt je op zo’n punt vaak in de wel-niet-discussies.” Alle aanpassingen die in de processen en de bouw zijn door-gevoerd zijn in goed overleg en zonder tussenkomst van ad-vocaten verlopen, ook als het ging om cruciale contractzaken. Dat gaat in de traditionele bouw vaak wel anders. Hoos: “Een voorbeeld is dat wij onze ketenpartners hebben aangespoord om informatie aan te leveren in een bepaalde datastructuur. Dat was een afwijking ten opzichte van het contract. Maar wij wisten op een gegeven moment dat die datastructuur nodig was om het proces soepel te laten verlopen. We zijn daarover het gesprek aangegaan met de opdrachtgever en de partners, en de datastructuur is door alle partijen geaccepteerd.”

ResultaatEen gebouw als het nieuwe TNW-gebouw kan zonder BIM ont-wikkeld worden, volgens Hoos. “Maar je krijgt dan veel meer efficiëntie- en afstemmingsproblemen en hogere bouwkosten. Ik denk dat het gebouw een ander kwaliteitsniveau had gehad, omdat er niet vroegtijdig zaken gesignaleerd zouden zijn die later tot aanpassingen hadden geleid.” Een praktijkvoorbeeld is de manier waarop modellering in BIM heeft bijgedragen aan het ontwerp van inpassing van sparin-gen. Hoos: “We hebben de sparingen voor alle leidingen in het gebouw in BIM vastgesteld en gevisualiseerd. Als je een leiding door een wand legt, moet daar een gat in. In een traditionele aanpak tekenen wij de sparingen in en moet dat handmatig gecontroleerd worden.” Bij de nieuwbouw van TNW gebeurde het modelleren en de controle met behulp van het BIM-model. De positie van de leidingen was al ingevoerd in BIM, waardoor het systeem de sparingen automatisch kon positioneren. Hoos: “Met BIM hebben we onszelf kunnen be-hoeden voor fouten. We hebben virtuele coördinatie en clash-sessies gehouden om te kijken of leidingen elkaar niet zouden raken en of de sparingen klopten.” Het resultaat was zeer positief. Dankzij de pre-geprefabriceerde sparingen was er van de duizenden sparingen bij controle maar eentje fout. Hoos: “De oorzaak van die fout was dat de betreffende wand omge-draaid was neergezet.” Het werken met BIM stelde Kuijper s/Hurks/ULC ook in staat om de data direct te delen met de bouwpartners. Die gebruikten de BIM-data om rechtstreeks de machines te voeden die de sparingen in de wanden maakten. De wanden kwamen geprefabriceerd op de bouw, zonder dat er een papieren tekening aan te pas is gekomen. proeftuinDe nieuwbouw van TNW fungeerde door de omvang en com-plexiteit van het project als proeftuin voor BIM. Vooral de be-perkingen in de techniek vormden een uitdaging. De modellen werden zo groot dat de computers er niet meer mee konden rekenen. Hoos: “Het werk kwam stil te liggen en we moesten

specialisten uit Engeland halen om het probleem te verhelpen.” Kuijpers/Hurks/ULC werkte samen met opdrachtgever TU Delft aan de nodige aanpassingen om het model werkbaar te houden. Daarbij stond voorop dat het opleveren van het TNW-gebouw het hoogste doel was, en niet zozeer de BIM-proef-tuin. Toch heeft de proeftuin wel mooie resultaten opgeleverd. Hoos: “Een aantal van de huidige discussies in de BIM-wereld, bijvoorbeeld over standaardisatie, zijn ontstaan door het TNW-gebouw.”

Een van de doelstellingen uit het BIM-protocol was dat de data ook ingezet konden worden voor onderhoud en beheer. Deze vraag was weliswaar een van de uitgangspunten van het contract met de bouwcombinatie, maar omdat de praktijk-kennis hierover nog ontbrak in de BIM-wereld, werd de vraag tijden het ontwerpproces min of meer geparkeerd. Nu het gebouw af is, zijn Kuijpers en de TU Delft bezig met een pilot van twee jaar om de inzet van BIM bij beheer en onderhoud te ontwikkelen. Daarbij speelt het idee dat dit zelfs de standaar-disatie van Nederland zou kunnen worden. Op deze manier blijft het nieuwe TNW-gebouw de aanleiding voor het ontwik-kelen van nieuwe denkwijzen en methoden, nu op het gebied van beheer en onderhoud. Hoos: “De samenwerking met de TU Delft in een ontwikkelomgeving vind ik een toonbeeld van hoe je met elkaar kunt samenwerken. Dat was een paar jaar geleden niet denkbaar.”

KwaliteitstoetsDe TU Delft liet de kwaliteitstoets gedurende het proces en bij de oplevering van het TNW-gebouw uitvoeren door de bouwcombinatie. Ook dat is vrij nieuw in de bouwwereld. Kuijpers heeft daar samen met het consortium een digitale vorm aan gegeven, waarbij het gebouw vanuit een digitale omgeving is gevalideerd en opgeleverd. Dat betekende dat er iemand met een iPad op de bouw liep die opnames maakte en de kwaliteitscontrole deed op basis van die opnames. Ook bij deze digitale werkmethode, die nu gestandaardiseerd is, is het TNW-gebouw de aanjager geweest. Hoos: “Ik vind dat uniek; dat je nieuwe methodes introduceert in een project dat al heel complex is, en daarbij de uitdaging aangaat om dingen anders te doen. In feite hebben er binnen de nieuwbouw van TNW veel pilots voor de bouwwereld plaatsgevonden.”

KennisHoos “Als ik terugkijk op het bouwproces hebben we veel geleerd. Die kennis hebben we de afgelopen jaren gedeeld met de markt.” Zoals bij ieder project zijn er ook altijd nog verbeter-punten te halen. Hoos: “Zo zijn we het proces begonnen met een beperkte groep mensen die BIM-ervaring had, maar eigen-lijk moet vanaf het begin het hele team dat bij het gebouw betrokken is de BIM-werkmethode begrijpen. Met een integraal team hadden we aan het begin van het proces er een dag aan

moeten besteden om het vertrekpunt duidelijk te maken; wat hebben we nodig voor een BIM-proces en wat betekent dat voor jouw werk? Een tweede punt is de volgorde van werken. Achteraf wijzigingen aanbrengen heeft veel meer impact als je in BIM werkt, daar hadden we rekening mee moeten houden.”

Trots“Ik kijk met trots naar het gebouw dat er nu staat; de route die we hebben bewandeld met elkaar en de technieken die we hebben toegepast, de nieuwe werkmethodes die daar zijn bedacht en succesvol toegepast, de complexiteit en de hoge eisen en dan ook nog eens een goed functionerend en mooi gebouw maken zoals het er nu staat. Dan kun je wel spreken over een succesverhaal. Er zijn avonden geweest waarop ik wakker lag van bepaalde problemen, maar het is het wel waard geweest. We hebben de eindstreep gehaald op een niveau dat nog steeds uniek is.” "En we gaan verder; rondom onderhoud en beheer zijn allerlei vraagstukken ontstaan tijdens het proces. Dat vind ik mooi. Het gebouw heeft daarmee echt een maatschappelijke functie; niet alleen als faciliteit voor de wetenschap, maar nu ook in de BIM-wereld.”

Alexander HoosAlexander Hoos is informatiemanager bij technisch dienstverlener Kuijpers, onderdeel van de bouwcombi natie Kuijpers/Hurk/ULC/ Waldner voor de nieuwbouw van TNW. Hij zat vanaf de start van het project aan tafel als praktijk-deskundige op het gebied van bouwinformatie modellen.

30 31

Page 18: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen
Page 19: SympoSium Bouwen voor de wetenschap - TU Delft · Tijdens het symposium ‘Bouwen voor de wetenschap’ op 9 mei 2017 staat het nieuwe gebouw van de faculteit Technische Natuurweten-schappen