Strategisch arbeidsmarktcommunicatieplan Deel 1 ... · Hoofdstuk 2. Verantwoording...
Transcript of Strategisch arbeidsmarktcommunicatieplan Deel 1 ... · Hoofdstuk 2. Verantwoording...
Strategisch arbeidsmarktcommunicatieplan
Deel 1: Onderzoeksrapportage
in opdracht van FAOT en SAB-V&V
18 juni 2009
2
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Vraagstelling 4
1.1 Inleiding 4
1.2 Context en achtergrond problematiek 4
1.3 Literatuurstudie 8
1.4 Vraagstelling 8
Hoofdstuk 2. Verantwoording onderzoeksmethodieken 10
2.1 Inleiding 10
2.2 Drie onderzoeksstappen 10
2.3 Onderzoeksmethode kwantitatief onderzoek 11
2.4 Doelgroepen 11
2.5 Kenmerken steekproef 14
Hoofdstuk 3. Kwantitatieve arbeidsmarktanalyse 21
3.1 Inleiding 21
3.2 Loyaliteit aan functie 23
3.2.1 Werknemers in VVT 23
3.2.2 Potentiële doelgroepen 24
3.3 Aantrekkelijkheid functies 26
3.3.1 Werknemers in VVT 26
3.3.2 Potentiële doelgroepen 27
3.4 Loyaliteit aan branche 28
3.4.1 Werknemers in VVT 28
3.4.2 Potentiële doelgroepen (zorgwerknemers overig) 29
3.5 Aantrekkelijkheid branches 29
3.5.1 Werknemers in VVT 29
3.5.2 Potentiële doelgroepen 31
3.6 Tevredenheid huidig werk 32
3.6.1 Werknemers in VVT 32
3.6.2 Potentiële doelgroepen 32
3.7 Uitgelicht kraamzorg 33
3.8 Samenvatting 33
Hoofdstuk 4. Beelden rondom VVT 35
4.1 Inleiding 35
4.2 Waardering VVT 35
4.2.1 Werknemers in VVT 35
4.2.2 Potentiële doelgroepen 36
4.3 Bekendheid VVT 37
3
4.4 Redenen aantrekkelijkheid zorgfuncties 38
4.4.1 Werknemers in VVT 38
4.4.2 Potentiële doelgroepen 39
4.5 Perceptie VVT-branches 40
4.5.1 Werknemers in VVT 40
4.5.2 Potentiële doelgroepen 41
4.6 Imago 42
4.6.1 Werknemers in VVT 42
4.6.2 Potentiële doelgroepen 45
4.7 Actie 53
4.8 Uitgelicht kraamzorg 53
4.9 Samenvatting 56
Hoofdstuk 5. Arbeidsmarktgedrag 57
5.1 Inleiding 57
5.2 Pullfactoren 57
5.2.1 Werknemers in VVT 57
5.2.2 Potentiële doelgroepen 59
5.3 Gewenste arbeidsvoorwaarden 62
5.3.1 Werknemers in VVT 62
5.3.2 Potentiële doelgroepen 63
5.4 Switchredenen 64
5.4.1 Werknemers in VVT 64
5.4.2 Potentiële doelgroepen 66
5.5 Oriëntatiegedrag 67
5.5.1 Werknemers in VVT 67
5.5.2 Potentiële doelgroepen 69
5.6 Uitgelicht kraamzorg 71
5.7 Samenvatting 72
Hoofdstuk 6. Conclusies 73
6.1 Inleiding 73
6.2 Werknemers in VVT 73
6.3 Potentiële doelgroepen 74
6.4 Uitgelicht kraamzorg 81
6.5 Conclusie in het kort 82
4
Hoofdstuk 1. Vraagstelling
1.1 Inleiding
Gezien de te verwachte tekorten in de verpleeg- en verzorgingshuizen en in de thuiszorg (VVT) is het
van belang om zoveel mogelijk mensen te interesseren en te behouden voor het werken in de VVT. In de
beleidsplannen 2008 van Stichting Fonds voor Arbeidsmarktbeleid en Opleidingen Thuiszorg (FAOT) en
Stichting Fonds voor de Branche Verpleeg- en Verzorgingshuizen (SAB-V&V) is daarom het project
‘Gerichte arbeidsmarktcommunicatie’ opgenomen. Dit project richt zich op verschillende doelgroepen.
Het gaat hierbij om de groepen mannen, mensen van Turkse of Marokkaanse afkomst, niet-
uitkeringsgerechtigden (nuggers), jonggehandicapten (Wajongers), herintreders en zij-instromers.
Interessant is om te weten onder welke voorwaarden verschillende doelgroepen geïnteresseerd zijn om
te gaan én te blijven werken in de branche VVT. Maximum, een gespecialiseerd bureau in
arbeidsmarktcommunicatie, is vervolgens door FAOT en SAB-V&V gevraagd een onderbouwd strategisch
arbeidsmarktcommunicatieadvies te ontwikkelen.
1.2 Context en achtergrond problematiek
Krimp van de werkzame beroepsbevolking: 775.000 mensen verlaten de arbeidsmarkt
Tussen 2010 en 2015 verlaten 775.000 mensen de arbeidsmarkt. Dat is 10% van de totale werkzame
beroepsbevolking. Een dergelijke uitstroom op arbeidsmarkt is niet eerder in de Nederlandse
geschiedenis voorgekomen. Deze uitstroom wordt slechts ten dele gecompenseerd door instroom vanuit
de opleidingen. Deze krimp zal niet alleen schaarste van werknemers veroorzaken, maar ook een
enorme dynamiek op gang brengen. Arbeidsplaatsen aan de bovenkant van de piramide worden
opgevuld uit de onderkant van de piramide. Deze dynamiek is in onderstaande diagram schematisch
weergegeven (bron: CBS, bewerking: Maximum).
Figuur 1.2.1: dynamiek bevolking: 2008 naar 2018
De uitstroom aan de bovenkant van de piramide veroorzaakt een doorstroom binnen alle
leeftijdscategorieën van de werkzame beroepsbevolking en veroorzaakt uiteindelijk een vacuüm aan de
onderkant van de arbeidspiramide. In die onderkant neemt de instroom weliswaar iets toe (ervan
uitgaand dat het percentage werkzamen gelijk blijft ten opzichte van 2008), maar compenseert niet de
grotere uitstroom uit de bovenkant van de piramide.
5
Figuur 1.2.2: Grootste krimp in de leeftijd tussen 35 en 45
De grootste krimp zal plaats gaan vinden in de leeftijd tussen 35 en 45 jaar. De enorme krimp in deze
leeftijdscategorie zal effect hebben op de gehele organisatie en de werving van nieuwe medewerkers.
Hierbij speelt het zogenaamde ‘vacuümeffect’. Door de teruggang in deze categorie van 2.107.000 naar
1.679.920 werkzamen (een afname van 20%!) zal schaarste veroorzaken in deze categorie. De
schaarste zal deels ruimte geven voor (versnelde) doorstroming van de leeftijdscategorie binnen 25 en
35 jaar, wat vervolgens zal zorgen voor een doorstroming uit de leeftijdscategorie binnen 15 en 25 jaar,
een vacuüm in die categorie tot gevolg hebbend.
De groeiende bevolking en de vraag naar arbeid
Bij voorspellingen over de ontwikkeling van de arbeidsmarkt, moet je je echter niet beperken tot die
arbeidsmarkt alleen. Het grootste deel van de werkenden staat immers ten dienste van de hele
samenleving. Om een voorspelling te doen over de vraag naar arbeid is het dus van belang om naast
ontwikkelingen in de globale industrie en economie ook te kijken naar de nationale ontwikkelingen ten
aanzien van de demografie. Daarbij zijn ontwikkelingen van economieën moeilijk te voorspellen.
Demografische cijfers gebaseerd op statistieken liegen echter niet.
De bevolkingsomvang is thans ruim 16.000.000. In 2018 zal dat gestegen zijn tot circa 16,7 miljoen.
Het overgrote deel is een gevolg van de vergrijzing. Ten gevolge van die vergrijzing groeit het
percentage 65+-ers explosief. De verbetering van levensstijl en de gezondheidzorg heeft een
versterkend effect op die groei. Het aantal 65+ers zal in de komende 10 jaar stijgen van 2.392.000 naar
2.990.000. Een toename 25%!
De toekomstige groep 65+ers is niet alleen veel groter, ze zijn gemiddeld ook veel vermogender dan de
huidige generatie 65+-ers. De drie miljoen 65+-ers zullen allemaal hun boodschappen doen, zelf willen
vervoeren of vervoerd willen worden, een beroep doen op gezondheidzorg, etcetera. Alleen al in de
gezondheidzorg zal dat zorgen voor een explosieve groei van 1 miljoen werkenden in de zorg in 2008
naar 1,8 miljoen werkenden in de zorg in 2025. Met andere woorden: alleen al de zorgbranche zal
6
800.000 mensen gaan aantrekken uit de arbeidsmarkt. Dat is meer dan 10% extra van de totale
werkzame beroepsbevolking.
“In 2025 zou 23% van de beroepsbevolking in de zorg moeten werken om aan vraag te kunnen voldoen.
Nu is dat 13%.” (bron: TNO)
De economie, de demografie en de arbeidsmarkt
De economische ontwikkelingen zoals die vanaf september 2008 tot vandaag hebben plaatsgevonden,
leren ons dat economische ontwikkelingen moeilijk te voorspellen zijn. Wat we geleerd hebben uit het
verleden is dat na een recessie altijd weer een langere tijd van economische groei komt. De langdurige
stijging van grondstofprijzen, de stijgende index van inkoop, de langdurig stijgende globale
beurskoersen en andere indicatoren lijken er op te wijzen dat de economische recessie zijn dal heeft
bereikt. Verschillende toonaangevende economen voorspellen al eind van dit jaar een herstel en een
terugkeer van een gematigde economische groei in 2010.
Naast deze speculatieve cijfers met betrekking tot de ontwikkeling van de economie staan veel hardere
cijfers: die van de ontwikkeling van de bevolking en daarmee samenhangend de beroepsbevolking. Als
we uit gaan van een gemiddelde economische groei van 2% vanaf medio 2010 en we tellen daarbij op
de ontwikkeling van de demografie en de arbeidsmarkt, dan ontstaat een zeer verontrustend beeld.
Maar als zou er nog helemaal geen economische groei zijn, dan ontwikkelt de bevolking zich zodanig dat
dat effect heeft op de banengroei. De combinatie van een afname van de beroepsbevolking, een
toename van de bevolking en de al dan niet groeiende vraag om arbeid vanuit de industrie, deels ten
gevolge van de bevolkingsgroei, leidt tot een toename van de banengroei. De combinatie van een
toename van het aantal banen en een afname van de bevolkingsgroei zal leiden tot een explosieve groei
van het aantal vacatures. In onderstaand diagram zijn deze ontwikkelingen weergegeven. De
vacaturegraad is weergegeven door middel van de blauwe lijn.
Figuur 1.2.3: voorspelling ontwikkeling beroepsbevolking, banengroei en vacaturegraad
7
Alle werkgevers zullen ernstige hinder gaan ondervinden om nieuwe medewerkers aan te trekken.
Tevens zullen zij te kampen krijgen met een sterk groeiend verloop, wat de situatie alleen maar zal
verslechteren. Nu al erkennen organisaties dat de ontwikkeling op de arbeidsmarkt de grootste zorg is
voor de continuïteit van productie en dienstverlening. Zij voorzien daardoor een explosieve groei van de
inspanningen en activiteiten van werkgevers richting de arbeidsmarkt.
Zorg en VVT
De zorg is met meer dan een miljoen werkenden de grootste branche van Nederland. Deze branche zal
in de periode 2010-2013 het grootste deel van de landelijke banengroei voor haar rekening nemen,
namelijk 43%. Deze banengroei leidt samen met de uitstroom dit jaar tot 92.000 vacatures en zal nog
verder oplopen tot 113.000 vacatures per jaar in 2010-2013. Een enorm aantal vacatures (bron: CWI
Arbeidsmarktprognose 2008-2013).
Binnen de zorg zijn de verpleeg- en verzorgingshuizen en de thuiszorg de meest omvangrijke branches
waar het gaat om verzorgend, verplegend en sociaalagogisch personeel. Van de ruim 600.000
werkenden in deze functiegroepen werken er 300.000 in de VVT. In de functiegroep verzorgenden op
niveau 3 zien we dat zelfs 84% van hen in deze branches werkt (86.000 in verpleging en verzorging en
42.000 in thuiszorg; totaal aantal verzorgenden niveau 3: 152.000) (bron: Regiomarge 2007). De
omvang van de branche alleen al maakt dat deze problematiek niet onopgemerkt kan blijven.
Tweezijdige impact demografische ontwikkelingen op de VVT
Er zijn diverse tendensen die leiden tot knelpunten in de personeelsvoorziening voor de branches
verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg. Demografie is hierin een belangrijke: vergrijzing zorgt
enerzijds voor uitstroom op de arbeidsmarkt en anderzijds voor een grotere zorgvraag. De enorme
impact die de krapte in de personeelsvoorziening in de VVT heeft op de kwaliteit van de zorg en de
maatschappelijke gevolgen hiervan, geeft het belang van deze problematiek weer.
Zowel de omvang van de branche als het belang van de branche in de maatschappij hebben ertoe geleid
dat de aandacht voor de problematiek van personeelswerving in de zorg groot is. Journalisten verliezen
het onderwerp niet uit het oog, kamerdebatten worden ermee gevuld en het ene na het andere
onderzoeksrapport over de zorg verschijnt. Zowel in de media, politiek als wetenschap is de zorg een hot
topic. En terecht.
Karakter thuiszorg en verpleeg- & verzorgingsbranche
De branches binnen de VVT vertonen qua karakter vele overeenkomsten met elkaar. Ten opzichte van
andere zorgbranches is de VVT en branche met een servicegericht karakter, waarbij er een langdurige
relatie met de patiënt is. Daar waar in bijvoorbeeld ziekenhuizen het genezen centraal staat heeft de
thuiszorg tot doel om ondersteuning te bieden in een zelfstandige leefsituatie (bron: MinVWS). In de
verzorgingshuizen worden bewoners ondersteund in de algemene dagelijkse levensbehoefte en het in
stand houden of verbeteren van de kwaliteit van leven. Binnen de verpleeghuizen gaat men uit van het
bereiken van een situatie waarbij de bewoner op een dragelijke manier met ziekte en beperkingen om
kan gaan (bron: Rivm).
Hoewel er verschil in gradatie van de situatie tussen thuiszorg, verzorging en verpleging is, blijkt uit de
doelen duidelijk het servicegerichte karakter en de lange termijn focus.
Binnen de thuiszorg is de kraamzorg een onderdeel met een heel eigen karakter. Alhoewel het
servicegerichte karakter ook hier te vinden is, is de lange termijn focus beperkt tot een relatief korte,
vastgestelde periode. Het meest cruciale verschil in de beleving van de werkenden is echter de
doelgroep. De levensfase waarin de zorgvrager zich bevindt is immers geheel anders.
8
Arbeidsmarktsituatie VVT
Qua arbeidsmarktsituatie zien we dat de branches binnen de VVT moeite hebben met het aantrekken
van nieuw personeel, last hebben van vergrijzing van het personeelsbestand en moeite hebben met
beheersing van de werkdruk. Ook maken beide branches momenteel vele ontwikkelingen door. Zo heeft
de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geleid tot scherpe concurrentie op de
markt voor huishoudelijke hulp en heeft de marktwerking ook in de kraamzorg tot felle concurrentie
geleid. In de verpleeg- en verzorgingshuizen treft de invoering van Wmo alleen die huizen die
aanvullende huishoudelijke zorg leveren.
Op het gebied van personeelsvoorziening hebben beide branches ook overeenkomsten in de
wervingsbehoefte; zowel in omvang als in moeilijk vervulbare vacatures. Bij beide ligt de nadruk op
verzorgenden niveau 3. Maar ook zorghulpen en helpenden (niveau 1 en 2) en verpleegkundigen (niveau
4 en 5) zijn in dit kader belangrijke functiegroepen.
1.3 Literatuurstudie
FAOT en SAB-V&V hebben in het kader van het project Gerichte arbeidsmarktcommunicatie een
literatuurstudie uitgevoerd om te kijken welke doelgroepen de meeste potentie bieden als object van
wervingsactiviteiten voor de VVT. In deze literatuurstudie is per doelgroep, voor zover mogelijk,
ingegaan op de volgende vragen:
• Wat is de omvang van de verschillende doelgroepen?
• Wat is het huidige aandeel van de verschillende doelgroepen als werknemer in de VVT?
• Welke beelden hebben de verschillende doelgroepen van werken in de zorg in het algemeen en van
werken in de VVT in het bijzonder?
• Wat zijn de voorwaarden waaronder verschillende doelgroepen geïnteresseerd zijn om te gaan en te
blijven werken in de VVT-branche?
• Welke projecten/activiteiten zijn ontwikkeld of lopen er voor de verschillende doelgroepen?
Deze informatie heeft de basis gevormd voor het project Gerichte arbeidsmarktcommunicatie.
1.4 Vraagstelling
Als vervolg op deze literatuurstudie is Maximum, een gespecialiseerd bureau in
arbeidsmarktcommunicatie, gevraagd om in het kader van het project ‘Gerichte
arbeidsmarktcommunicatie’ een volgende stap te zetten.
FAOT en SAB-V&V hebben de opdacht gegeven om een strategisch arbeidsmarktcommunicatieplan op te
stellen om de branche te profileren en zoveel mogelijk mensen te interesseren en te behouden. Het plan
moet voorkomen dat adhoc activiteiten worden ondernomen waaraan geen consistente beleidslijn ten
grondslag ligt.
Vraagstelling:
Ontwikkeling van een strategisch arbeidsmarktcommunicatieplan voor de branche VVT.
Het plan dient antwoord te geven op drie vragen:
• Welke potentiële doelgroepen zijn relevant voor de wervingdoelstellingen van de branche op
korte en lange termijn, rekening houdend met de te verwachten tekorten?
• Wat is het huidige en het gewenste beeld van de branche bij de relevante doelgroepen?
• Met welke communicatiestrategie kunnen de doelgroepen effectief bereikt worden?
9
Subopdracht:
Specifieke knelpunten en kansen voor de kraamzorg helder in kaart brengen.
Het gaat hierbij met name om het beeld dat scholieren en schoolverlaters hebben van de kraamzorg.
Kortom, de vraag aan Maximum is een strategisch arbeidsmarktcommunicatieplan te ontwikkelen
waarmee instellingen in de thuiszorg (waaronder kraamzorg) en de verpleeg- en verzorgingshuizen hun
positie op de arbeidsmarkt kunnen verbeteren en de werving van nieuwe medewerkers effectiever
kunnen doen. Uitkomst van het plan moet een centraal platform bieden voor alle communicatie en de
communicatieactiviteiten van de leden stroomlijnen, zodat ze meer effect sorteren.
10
Hoofdstuk 2. Verantwoording onderzoeksmethodieken
2.1 Inleiding
Er is veel relevant onderzoek aanwezig en in opdracht van FOAT en SAB-V&V al uitgevoerd.
Deze onderzoeken bieden een zeer brede basis en geven veel informatie en onderbouwing voor het
ontwikkelen van een strategisch arbeidsmarktcommunicatieplan. Maar hoe rijk aan informatie ze ook
zijn, aanvullend onderzoek bleek noodzakelijk om een volledig beeld te krijgen van de doelgroepen wat
betreft het beeld dat zij hebben van de VVT en de onderliggende branches, de drempels en de kansen
voor hen om wel of niet te willen werken in de VVT, het arbeidsmarktgedrag, de pullfactoren en het
mediagedrag.
2.2 Drie onderzoeksstappen
Maximum heeft de betreffende doelgroepen aan de hand van drie onderzoeksstappen in kaart gebracht.
Van de derde onderzoeksstap worden in deze rapportage de resultaten uiteengezet.
Stap 1. Arbeidsmarkt Gedragsonderzoek (AGO)
Het eerste onderzoeksdeel betreft een kwantitatieve analyse naar de arbeidsmotieven en het gedrag van
werkenden binnen de gezondheidszorg en laatstejaars studenten en recent afgestudeerden in een
opleiding binnen de gezondheidszorg. Hierbij is gebruik gemaakt van het Arbeidsmarkt
GedragsOnderzoek (AGO) van marktonderzoekbureau Intelligence Group. Het AGO is een onafhankelijk
continu onderzoek waar jaarlijks 18.000 respondenten aan meewerken, naar verhouding verdeeld over
alle segmenten van de Nederlandse arbeidsmarkt.
Aan de hand van de uitkomsten is een globaal beeld van de doelgroepen werkenden en starters in de
zorgbranche in kaart gebracht. Deze analyses laten zien op welke punten deze doelgroepen afwijken van
de Nederlandse beroepsbevolking om zodoende het onderscheidend vermogen van de zorgbranche vast
te stellen en aansprekende arbeidsmotieven te bepalen.
De analyses zijn in een apart document opgeleverd aan FAOT en SAB-V&V en te raadplegen op
www.faot.nl onder het thema arbeidsmarkt & opleidingen.
Stap 2. Het werkgevers-DNA
Het eerste onderzoeksdeel geeft een algemeen beeld van werkenden en starters in de gehele
zorgbranche. Het is echter van belang om de zorgbranche te specificeren naar de voor FAOT en SAB-
V&V relevante branches binnen de zorg: thuiszorg (w.o. kraamzorg), verpleeg- en verzorgingshuizen. In
dit tweede onderzoeksdeel is inzicht verkregen in de specifieke cultuur van de branches: het
zogenaamde werkgevers-DNA.
Dit is gedaan tijdens een kwalitatieve workshop, waarin medewerkers van de betreffende branches
vertegenwoordigd waren. Door middel van associaties, stellingen en discussies is een beeld verkregen
van het werkgevers-DNA van de branches binnen de VVT en werd duidelijk waar de verschillen en
overeenkomsten liggen. Totaal namen 12 medewerkers deel aan de workshop; veelal
beleidmedewerkers, coördinatoren en managers. Ondanks dat de functies waarin zij werkzaam zijn niet
behoren tot de grootste en meest relevante wervingsdoelgroepen voor de VVT, heeft juist hun ervaring
en brede visie op de branche gezorgd voor zeer relevante inzichten. De workshop vond plaats op 18
december 2008 te Utrecht.
De analyses zijn in een apart document opgeleverd aan FAOT en SAB-V&V.
11
Stap 3. Kwantitatief onderzoek
De laatste stap om tot een strategisch arbeidsmarktadvies te komen betreft een kwantitatief online
onderzoek onder werknemers uit de VVT in verschillende zorgfuncties en onder potentiële doelgroepen
voor de VVT.
Het doel van het onderzoek is voor de interne doelgroepen anders dan voor de externe doelgroepen. Zo
wilden we bij potentiële doelgroepen ontdekken wat hun huidige beeld is van de zorgbranches en waar
de kansen liggen om hen te interesseren voor deze branches, terwijl we van de werknemers uit de VVT
wilden weten wat hen nu juist heeft bewogen om in deze branche te gaan werken, om zo de
aansprekende kenmerken te achterhalen van de branches. De overeenkomsten en verschillen tussen en
binnen deze groepen leveren waardevolle inzichten voor de ontwikkeling van effectieve
wervingsstrategieën.
2.3 Onderzoeksmethode kwantitatief onderzoek
FAOT en SAB-V&V willen uitspraken doen over het imago van de zorgbranche en onderzoeken welke
potentiële doelgroepen relevant zijn om de wervingdoelstellingen van de branche te kunnen behalen.
Hiervoor is het van belang om te weten wat het huidige en gewenste beeld is van de branche bij de
relevante doelgroepen en op welke manier de doelgroepen bereikt kunnen worden. Om dit te
onderzoeken is er gekozen voor een kwantitatief onderzoek. Hierbij is gebruik gemaakt van een online
vragenlijst. Online onderzoek is voor dit vraagstuk een geschikte methode, omdat er geen aanleiding is
om aan te nemen dat de online populatie van de totale populatie verschilt in attitude ten aanzien van
het te onderzoeken onderwerp. Met online onderzoek kan zo nodig door middel van weegtechnieken
representativiteit naar de onderzoekspopulatie bereikt worden. Met de keuze voor deze online methode
wordt tijdefficiëntie bereikt ten aanzien van het veldwerk en de verwerking van de vragenlijsten.
Verloop van het onderzoek en veldwerk
Nadat de vragenlijst online geprogrammeerd was, zijn mensen uitgenodigd mee te werken aan het
onderzoek door middel van een email met een link naar de online vragenlijst of door middel van een
uitnodiging op een website. De steekproeftrekking vond plaats door gebruikmaking van een
panelbureau, vakbonden binnen de zorgbranche, brancheverenigingen, scholen en via websites die door
de doelgroepen bezocht worden.
De dataverzameling vond plaats van 27 maart 2009 tot en met 7 mei 2009. In totaal hebben 2.788
mensen, die aan de selectiecriteria voldeden, de vragenlijst volledig ingevuld. Hiervan behoren 1.731
respondenten tot de werknemersdoelgroep en 1.014 tot de potentiële doelgroep.
2.4 Doelgroepen
Naar aanleiding van de door FAOT en SAB-V&V uitgevoerde literatuurstudie ‘Werving van doelgroepen
voor de VVT’ in het kader van het project Gerichte arbeidsmarktcommunicatie hebben we voor dit
onderzoek de volgende doelgroepen gedefinieerd.
Werknemersdoelgroepen:
- zorghulpen/helpenden
- verzorgenden
- verpleegkundigen
12
Potentiële doelgroepen:
- scholieren
- potentiële herintreders
- zorgwerknemers overig
- mannen
- allochtonen
- zij-instromers
- niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers)
- jonggehandicapten (wajongers)
Deze doelgroepen zijn geworven via externe panelbureaus, via vakbonden, via opleidingsinstellingen en
via zorggerelateerde verenigingen, organisaties en websites. Gebruikmaking van VVT- en
zorggerelateerde bronnen heeft ertoe geleid dat het aandeel respondenten werkzaam in de zorgbranche
in een aantal van de potentiële doelgroepen iets oververtegenwoordigd is in vergelijking met de
werkelijkheid. Het gaat in deze gevallen om respondenten die geen zorgfunctie uitoefenen.
Uit de resultaten blijkt dat de werving via vakbonden niet heeft geleid tot een ander respondentenprofiel
dan via andere bronnen; er zijn geen verschillen in leeftijd en in houding ten aanzien van de VVT tussen
werknemers geworven via de vakbonden en respondenten die via andere kanalen geworven zijn.
We willen hier opmerken dat het onderzoek is afgenomen in een tijd van recessie. Het is onduidelijk of
en welke invloed dit heeft op de resultaten van het onderzoek.
Afhankelijk van de omvang van de steekproef is het mogelijk om op verschillende niveaus uitspraken te
doen over de gedefinieerde doelgroepen.
Respons werknemersdoelgroepen
Behaalde respons V&V Thuiszorg Kraamzorg Totaal
Zorghulpen/helpenden 111 108 n.v.t. 219
Verzorgenden 559 322 360 1241
Verpleegkundigen 129 142 n.v.t. 271
Zorghulpen/helpenden
Tot deze doelgroep behoren de respondenten die werkzaam zijn als zorghulp/ helpenden (niveau 1 of 2)
binnen de VVT (totaal n=219). Het is mogelijk om bij analyses onderscheid te maken naar werkzaam in
de thuiszorg (n=108) en werkzaam in verpleeg- en verzorgingshuizen (n=111).
Verzorgenden
Respondenten die werkzaam zijn als verzorgende (niveau 3) binnen de VVT behoren tot de doelgroep
verzorgenden (totaal n=1.241). De omvang van de steekproef maakt het mogelijk om bij analyses
onderscheid te maken naar werkzaam in de thuiszorg (n=322), kraamzorg (n=360) en verpleeg- en
verzorgingshuizen (n=559).
Verpleegkundigen
Tot de doelgroep verpleegkundigen behoren de respondenten die werkzaam zijn als verpleegkundige
(niveau 4 of 5) binnen de VVT (totaal n=271). Het is mogelijk om bij analyses onderscheid te maken
naar werkzaam in de thuiszorg (n= 142) en werkzaam in verpleeg- en verzorgingshuizen (n=129).
13
Respons potentiële doelgroepen
Behaalde respons Scholieren 91
Potentiële herintreders 77
Zorgwerknemers overig 265
Mannen 144
Allochtonen 154
Zij-instromers 196
Nuggers 87
Schoolverlaters
De doelgroep schoolverlaters bestaat uit (voor)laatstejaars scholieren met als opleidingsrichting
gezondheidszorg richting verzorgende (niveau 3) en verpleegkunde (niveau 4 of 5). Het is mogelijk
uitspraken te doen over de totale doelgroep (n=91) en apart over schoolverlaters richting verpleegkunde
(n=60).
Potentiële herintreders
Tot de doelgroep potentiële herintreders behoren de respondenten die voorheen werkzaam zijn geweest
als zorghulp/helpende, verzorgende of verpleegkundige en momenteel niet werkzaam zijn (n=77).
Zorgwerknemers overig
Respondenten die werkzaam zijn als zorghulp/helpende, verzorgende of verpleegkundige in
zorgbranches als ziekenhuizen, ggz, gehandicaptenzorg en overige zorgbranches anders dan de VVT
behoren tot de doelgroep zorgwerknemers overig. Voor deze doelgroep kunnen uitspraken gedaan
worden voor de totale doelgroep (n=265) en apart voor de functies verzorgenden (n=61) en
verpleegkundigen (n=190).
Mannen
De doelgroep mannen bestaat uit mannen tussen de 16 en 60 jaar en die werkzaam zijn in loondienst
(totaal n=144). Het is mogelijk om bij analyses onderscheid te maken naar (v)mbo werk- en denkniveau
(n=60) en hbo werk- en denkniveau (n=84).
Allochtonen
Tot de doelgroep allochtonen behoren de respondenten van Turkse en Marokkaanse afkomst tussen de
16 en 60 jaar en die werkzaam zijn in loondienst (totaal n=154). De steekproefomvang maakt het
mogelijk om bij analyses onderscheid te maken naar (v)mbo werk- en denkniveau (n=63) en hbo werk-
en denkniveau (n=91). Daarnaast is het mogelijk om uitspraken te doen over de subdoelgroepen Turken
(n=93) en Marokkanen (n=61).
Zij-instromers
Respondenten tussen de 16 en 60 jaar die werkzaam zijn in een servicegerichte of maatschappelijke
functie buiten de VVT behoren tot de doelgroep zij-instromers (totaal n=196). Tot deze functie behoren
o.a. beroepen richting gedrag en maatschappij, horeca, facilitaire dienstverlening en sport- en recreatie.
De steekproefomvang maakt het mogelijk om bij analyses onderscheid te maken naar (v)mbo werk- en
denkniveau (n=94) en hbo werk- en denkniveau (n=102).
14
Nuggers
Tot de doelgroep Nuggers behoren de respondenten tussen de 16 en 60 jaar die momenteel niet
werkzaam zijn en die niet uitkeringsgerechtigd zijn (totaal n=87). De steekproefomvang maakt het
mogelijk om uitspraken te doen voor de totale doelgroep en specifiek voor de subdoelgroep nuggers met
(v)mbo opleidingsniveau (n=65).
Wajongers
De doelgroep wajongers bestaat uit respondenten tussen de 17 en 35 jaar, die wajong-gerechtigd zijn.
Hoewel we deze doelgroep mee zouden willen nemen in het onderzoek is het helaas niet mogelijk
gebleken om voldoende respondenten te behalen om voor deze groep voldoende nauwkeurige
uitspraken te kunnen doen. Bij de analyses zal deze doelgroep buiten beschouwing worden gelaten. De
doelgroep lijkt weinig potentieel te bieden voor de VVT, aangezien 98% van de Wajongers volledig
arbeidsongeschikt is en zij zeker fysieke belastende banen -zoals de zorgfuncties in de VVT- niet kunnen
uitoefenen.
Verwerking en analyse
Na afloop van het veldwerk is het opgebouwde databestand gecontroleerd en geschikt gemaakt voor
statistische analyse. Het databestand is gewogen naar doelgroep.
2.5 Kenmerken steekproef
Om voldoende nauwkeurige uitspraken te kunnen doen over de doelgroepen is het van belang dat de
onderzoekspopulatie zoveel mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid. Met behulp van een aantal
demografische kenmerken kan inzicht worden verkregen in de verdeling van de onderzoekssteekproef en
waar relevant en mogelijk wordt deze afgezet tegen de verdeling binnen de populatie. Onderstaande
karakteristieken geven een algemeen beeld van de onderzoekspopulatie.
Leeftijd
Van de werknemersdoelgroep behoort 15% van de respondenten tot de leeftijdscategorie 16 tot 30 jaar,
36% tot de leeftijdscategorie 31 tot 45 jaar en 49% tot de leeftijdscategorie 46 tot 60 jaar. Dat zo’n
groot aandeel van de respondenten valt in de laatste leeftijdscategorie kunnen we verklaren door de
hoge gemiddelde leeftijd van werknemers in de VVT. Zo is bijvoorbeeld de gemiddelde leeftijd van het
personeel in de verpleeg- en verzorghuizen in de periode 2002-2006 toegenomen van 39,5 naar 41,2
jaar als gevolg van de toenemende vergrijzing. Het aandeel medewerkers van 50 jaar en ouder is de
laatste jaren fors gestegen en bedroeg in 2007 29% (bron: arbeidsmarktanalyse v&v–branche en
thuiszorg, 2008).
Figuur 2.5.1: leeftijdsopbouw werknemersdoelgroepen
15
Voor de potentiële doelgroepen verschilt de leeftijd per doelgroep. Vanzelfsprekend behoren bijna alle
schoolverlaters (95%) tot de leeftijdscategorie 16 tot 30 jaar. Bij de potentiële herintreders zien we een
oververtegenwoordiging in de leeftijdscategorie 46 jaar en ouder (53%). Gezien het feit dat deze
mensen al eens hebben gewerkt in een zorgfunctie en momenteel geen baan hebben is het verklaarbaar
dat vaker oudere mensen tot deze doelgroep behoren dan jongeren. Ook bij de doelgroep mannen
(52%) en nuggers (48%) zien we dat een groot percentage behoort tot de leeftijdscategorie 46 jaar en
ouder. Bij allochtonen zijn het met name jongeren die hebben deelgenomen aan het onderzoek (59%).
Figuur 2.5.2: leeftijdsopbouw potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiële herintreders
Schoolverlaters
16jr-30jr 31jr-45jr 46jr-60jr
Geslacht
95% van de respondenten uit de werknemersdoelgroep is vrouw en 5% man. Deze verhouding komt
goed overeen met de werkelijkheid. De zorg is een bedrijfstak waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn.
In 2006 was het aandeel werkzame mannen in verpleeg- en verzorgingshuizen 10%. Voor de thuiszorg
was dit zelfs maar 4% (bron: literatuurstudie ‘werving van doelgroepen voor de VVT, 2008).
Door het hoge percentage vrouwen in de zorgbranche zien we dat bij de potentiële doelgroepen
schoolverlaters (89%), potentiële herintreders (96%) en zorgwerknemers overig (81%) ook de vrouwen
oververtegenwoordigd zijn.
Figuur 2.5.3: geslacht potentiële doelgroepen
Schoolverlaters
Man Vrouw
Potentiële herintreders
Man Vrouw
Zorgwerknemers overig
Man Vrouw
16
Dit is het ook geval bij zij-instromers (84%) en nuggers (97%). Alleen bij de doelgroep allochtonen
hebben meer mannen dan vrouwen deelgenomen aan het onderzoek (54% mannen vs 46% vrouwen).
Uiteraard bestaat de doelgroep mannen geheel uit mannelijke respondenten.
Figuur 2.5.4: geslacht potentiële doelgroepen
Allochtonen
Man Vrouw
Zij-instromers
Man Vrouw
Nuggers
Man Vrouw
Regio
Om het mogelijk te maken om uitspraken te doen naar regio hebben we voor dit onderzoek de
respondenten verdeeld naar vier regio’s, te weten:
- regio Noord: wonende in Groningen, Friesland of Drenthe
- regio Oost: wonende in Overijssel, Gelderland, of Flevoland
- regio Zuid: wonende in Zeeland, Brabant of Limburg
- regio West: wonende in Noord-Holland, Utrecht of Zuid-Holland
15% van de respondenten uit de werknemersdoelgroep is woonachtig in regio Noord, 25% in regio Oost,
21% in regio Zuid en 39% in regio West. Het aandeel respondenten per regio komt goed overeen met
de werkelijke verdeling van de bevolking naar regio zoals bekend bij het CBS (namelijk regio Noord
10%, regio Oost 21%, regio Zuid 24% en regio West 45%).
Figuur 2.5.5: regio werknemersdoelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Zuid Noord West Oost
Bij de potentiële doelgroepen zien we ook een representatieve spreiding over de vier regio’s. Alleen voor
de schoolverlaters geldt dat er sprake is van een oververtegenwoordiging in regio Zuid (41%) en bij
allochtonen voor regio West (63%). De oververtegenwoordiging van allochtonen uit regio West is
verklaarbaar door het feit dat er meer allochtonen woonachtig zijn in regio West dan in andere regio’s.
17
Figuur 2.5.6: regio potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiële herintreders
Schoolverlaters
Zuid Noord West Oost
Etniciteit
Van de werknemersdoelgroep is 96% autochtoon en slechts 4% van allochtone afkomst. Dat allochtonen
in de zorgbranche ondervertegenwoordigd zijn, blijkt ook uit landelijke cijfers. De samenstelling van het
personeelsbestand van verpleeg- en verzorghuizen bestaat voor 87% uit autochtonen en voor 13% uit
allochtonen (waarvan 6% afkomstig uit westerse landen) (bron: literatuurstudie ‘werving van
doelgroepen voor de VVT, 2008). In de thuiszorg is 89% van het personeel autochtoon en 11% van
allochtone afkomst (waarvan 7% afkomstig uit westerse landen).
Ook bij de potentiële doelgroepen is het aandeel allochtonen beperkt (4% gemiddeld). Uiteraard bestaat
de doelgroep allochtonen alleen maar uit mensen van allochtone afkomst.
Figuur 2.5.7: etniciteit werknemersdoelgroepen en potentiële doelgroepen
Dagelijkse bezigheid
Voorwaarde voor de doelgroepen zorgwerknemers overig, mannen, allochtonen en zij-instromers is dat
zij werkzaam zijn in loondienst. Vanzelfsprekend is voor schoolverlaters de dagelijkse bezigheid
studeren. Voor de potentiële herintreders geldt dat 51% niet werkzaam en niet-uitkeringsgerechtigd is,
23% ww-gerechtigd en 26% vrijwilliger.
18
Opleidingsniveau
In het onderzoek is gevraagd naar het werk- en denkniveau van de respondenten. 11% van de
werknemersdoelgroep is vmbo opgeleid, 68% mbo en 21% hbo.
Figuur 2.5.8: opleidingsniveau werknemersdoelgroepen
Voor de potentiële doelgroepen verschilt het werk- en denkniveau per doelgroep. Zo is het aandeel
mbo’ers bij de doelgroepen potentiële herintreders (66%), nuggers (60%) en zorgwerknemers overig
(50%) het grootst. Hbo’ers zien we juist meer bij allochtonen (60%), mannen (58%) en zij-instromers
(52%).
Voor de schoolverlaters geldt dat 80% een opleiding volgt op mbo-niveau en 20% op hbo-niveau. De
hbo’ers zijn allemaal studenten die de opleiding verpleegkunde op hbo-niveau volgen. Van de studenten
verpleegkunde volgt 70% de opleiding op mbo niveau en 30% op hbo niveau.
Figuur 2.5.9: opleidingsniveau potentiële doelgroepen
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
Potentiële herintreders
Zorgwerknemers overig
Mannen
Allochtonen
Zij-instromers
Nuggers
VMBO MBO HBO WO
Overall genomen is de steekproef van het onderzoek voldoende gevarieerd en op relevante kenmerken
voldoende in lijn met de werkelijkheid om ons advies met betrekking tot de arbeidsmarktcommunicatie
op te kunnen baseren.
19
Werkervaring
69% van de werknemersdoelgroep heeft meer dan 10 jaar werkervaring. Dat zo’n groot deel van de
respondenten zoveel werkervaring heeft, hangt samen met het feit dat 85% van de respondenten 31
jaar of ouder is. Ook bij de potentiële doelgroepen zien we dat het grootste deel meer dan 10 jaar
werkervaring heeft (63%). Met name mannen behoren vaak tot de ervaren groep (82%). Bij allochtonen
zien we dat de ervaring verspreid is.
Omvang organisatie
Van de werknemersdoelgroep werkt het merendeel bij grote organisaties. 16% van de respondenten is
werkzaam bij een organisatie met 250 tot 500 medewerkers en 58% bij een organisatie met meer dan
500 werknemers.
Figuur 2.5.10: omvang organisatie werknemersdoelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
werknemersdoelgroep
0-19 20-49 50-99 100-249 250-499 500 of meer
Ook respondenten uit de potentiële doelgroepen werken het meest bij grote organisaties. 57% werkt bij
een organisatie met meer dan 500 werknemers. Voor zorgwerknemers overig is dit zelfs 76%.
Figuur 2.5.11: omvang organisatie potentiële doelgroepen
20
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Zorgwerknemers overig
Mannen
Allochtonen
Zij-instromers
0-19 20-49 50-99 100-249 250-499 500 of meer
21
Hoofdstuk 3. Kwantitatieve arbeidsmarktanalyse
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de aantrekkelijkheid van de branche VVT als werkgever.
Vanuit werknemersperspectief wordt ingegaan op de mate van loyaliteit aan de huidige branche. Ook
wordt duidelijk in hoeverre werknemers andere zorgfuncties en zorgbranches ambiëren voor de
toekomst.
De aantrekkelijkheid van de VVT voor potentiële doelgroepen wordt bezien in het licht van de
aantrekkelijkheid van de gezondheidszorg in het algemeen en van andere zorgbranches buiten de VVT,
zoals ziekenhuizen, de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg. Vervolgens wordt ook
binnen de VVT inzicht gegeven in de aantrekkelijkheid van respectievelijk de thuiszorg, de kraamzorg en
de verpleeg- en verzorgingshuizen.
Doelgroepen
Voordat we ingaan op de aantrekkelijkheid van de VVT, wordt eerst inzicht gegeven in de verschillende
doelgroepen.
Om inzicht te verkrijgen over de aantrekkelijkheid van de VVT vanuit de huidige werknemers, zijn
werknemers uit relevante functiegroepen en branches binnen de VVT onderzocht. Qua functiegroepen
zijn dit: zorghulpen, verzorgenden en verpleegkundigen. Verzorgenden maken het grootste deel van de
steekproef uit (42%), zorghulpen en verpleegkundigen beide bijna 30%. Qua branches maken de
thuiszorg en verpleeg- en verzorgingshuizen beide 43% uit en de kraamzorg 14%. In de kraamzorg is
alleen de functiegroep verzorgenden meegenomen, omdat de overige functiegroepen niet relevant zijn
voor deze branche. De totale werknemerspopulatie in dit onderzoek bestaat dus uit zeven doelgroepen.
Figuur 3.1.1: verdeling werknemers in VVT naar functie en branche
29%
42%
29%
Verpleegkundige Verzorgende Zorghulp/helpende
43%
14%
43%
Thuiszorg Kraamzorg Verzorg- of verpleeghuizen
Om inzicht te verkrijgen in de aantrekkelijkheid van de VVT voor potentiële doelgroepen zijn een
zevental doelgroepen onderzocht. Binnen de meeste doelgroepen kunnen uitsplitsingen gemaakt
worden, waardoor uiteindelijk op het niveau van 17 subdoelgroepen analyses zijn gedaan.
Drie van de zeven potentiële doelgroepen zijn op enige manier al verbonden met de zorg doordat zij
ofwel een zorgopleiding volgen (=schoolverlaters), ofwel hebben gewerkt in de zorg (=potentiële
herintreders), ofwel momenteel werken in de zorg, maar dan wel buiten de VVT (=zorgwerknemers
overig).
De vier overige potentiële doelgroepen zijn mannen, allochtonen (van Turkse en Marokkaanse afkomst),
zij-instromers en nuggers. Zij hebben geen specifieke binding met de zorg.
22
Figuur 3.1.2: verbondenheid met de zorg voor de potentiële doelgroepen
Verbonden doelgroepen Niet verbonden doelgroepen
Schoolverlaters Mannen
Potentiële herintreders Allochtonen (Turken en Marokkanen)
Zorgwerknemers overig Zij-instromers
Nuggers
Opleidingsachtergrond
Werknemers hebben uiteraard een passende opleiding nodig om hun zorgfunctie in de VVT uit te kunnen
oefenen. Wanneer we naar de opleidingsachtergrond kijken valt echter op dat een deel van de
zorghulpen naast hun eigen opleiding ook de opleiding tot verzorgende gevolgd heeft of momenteel
volgt. Voor thuiszorg gaat het om 14% van de zorghulpen en voor de verpleeg- en verzorgingshuizen
zelfs om 23%. Een deel van de zorghulpen zal willen groeien in functie en daarom momenteel deze
opleiding volgen, een ander deel zal de opleiding afgerond hebben en werkzaam zijn in een functie op
een lager niveau dan hun opleidingsniveau.
Figuur 3.1.3: aandeel werknemers in VVT met op functie aansluitende zorgopleiding
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Opleiding tot verzorgende Opleiding passend op functie
Van de potentiële doelgroepen die verbonden zijn met de zorg heeft vrijwel iedereen (98%) een
opleiding in de gezondheidszorg gevolgd of volgt deze momenteel. Uiteraard is dit aandeel onder de
overige potentiële doelgroepen veel lager (23%). Opvallend is dat toch nog 43% van de nuggers, 23%
van de zij-instromers en 21% van de mannen een opleiding richting gezondheidszorg heeft gevolgd. De
respondentenpopulatie wijkt hiermee iets af van de werkelijkheid. Maar ondanks hun opleiding in de
gezondheidszorg werken deze doelgroepen niet in een zorgfunctie.
23
Figuur 3.1.4: aandeel potentiële doelgroepen met opleiding in gezondheidszorg
100%
94%
100% 98%
%
20%
40%
60%
80%
100%
Schoolverlaters Potentiele
herintreders
Zorgwerknemers
overig
Gemiddelde
verbonden
doelgroepen
21%
6%
23%
43%
23%
%
20%
40%
60%
80%
100%
Mannen Allochtonen Zij-
instromers
Nuggers Gemiddelde
niet
verbonden
doelgroepen
3.2 Loyaliteit aan functie
3.2.1 Werknemers in VVT
Loyaliteit aan functie in gezondheidszorg
Blijven werken in een functie op het gebied van gezondheidszorg is wat de werknemers uit de VVT willen
voor de toekomst. Gevraagd naar welke functies zij in de toekomst willen (blijven) vervullen geeft bijna
iedereen (96%) aan een functie in de gezondheidszorg te willen blijven vervullen. Binnen de
verzorgenden in de kraamzorg is dit aandeel zelfs 99%.
Er zijn weinig andere functies die de werknemers in de VVT in de toekomst zouden willen vervullen. De
voorkeur voor gezondheidszorg is zeer expliciet. Als werknemers wel andere aantrekkelijke functies
aangeven, zijn dit functies op het gebied van gedrag & maatschappij (5%), administratief/secretarieel
(3%) of onderwijs/training (3%).
Verpleegkundigen in de thuiszorg hebben een bovengemiddelde voorkeur voor een gedrag &
maatschappijfunctie (11%). Ook ambiëren zij (6%), net als verpleegkundigen in verpleeg- en
verzorgingshuizen (7%), vaker een onderwijsfunctie. Administratieve functies worden vooral door
zorghulpen en verzorgenden in de thuiszorg aangemerkt als aantrekkelijk (7% en 5%).
Figuur 3.2.1.1: loyaliteit van werknemers in VVT aan gezondheidszorg en andere aantrekkelijke functies
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Onderwijs Administratief Gedrag & Maatschappij Gezondheidszorg
24
Loyaliteit aan huidige zorgfunctie
De loyaliteit aan de huidige functie wordt hoger naarmate het niveau van de functie waarin de
werknemers werken toeneemt. Op het niveau van zorghulpen geeft ruim tweederde (69%) aan in de
huidige functie te willen blijven werken, op het niveau van verzorgenden is dit aandeel al 85% en van de
verpleegkundigen geeft ruim 90% dit aan.
Binnen de zorghulpen willen werknemers boven de 45 jaar veel vaker in de huidige functie blijven
werken dan werknemers jonger dan 30 jaar (80% vs 38%). Ook blijkt dat zorghulpen in de regio’s Zuid
en Noord vaker loyaal zijn aan de huidige functie (79% en 78%) en zorghulpen in regio Oost juist
minder vaak (52%). Een verklaring hiervoor kunnen we niet geven.
Bij verzorgenden en verpleegkundigen is het verschil in loyaliteit tussen de verschillende
leeftijdsgroepen veel minder zichtbaar. Verzorgenden ouder dan 45 jaar zijn nog wel wat loyaler (90%)
dan de jongere leeftijdsgroepen (83% en 82%). Bij verpleegkundigen is dit onderscheid geheel
verdwenen.
Figuur 3.2.1.2: loyaliteit van werknemers in VVT aan huidige functie
90%
91%
82%
90%
84%
67%
70%
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
3.2.2 Potentiële doelgroepen
De potentiële doelgroep zorgwerknemers werkt uiteraard geheel in een functie in de gezondheidszorg.
De functies waarin de andere potentiële doelgroepen werken zijn zeer divers. Mannen werken veelal in
functies op het gebied van IT (14%), onderwijs (11%), techniek (8%) en administratie (8%).
Lageropgeleide mannen werken vaker in de techniek (15% vs 4%) en hoger opgeleide vaker in de IT
(18% vs 8%).
Allochtonen werken voornamelijk in accountancy/financiële functies (12%) , IT (9%), administratie (8%)
en verkoop (7%). Het zijn met name de hogeropgeleide allochtonen die in de accountancy werken
(17%).
De zij-instromers zijn geselecteerd op het servicegerichte karakter van hun functie; zij werken in
functies op het gebied van gedrag en maatschappij (53%), facilitaire dienstverlening (33%), horeca
(10%) en sport en recreatie (4%). Binnen de zij-instromers werken lageropgeleiden vaker in de
facilitaire dienstverlening (53% vs 14%) en horeca (18% vs 2%) en hoger opgeleiden vaker op het
gebied van gedrag & maatschappij (81% vs 22%).
25
Figuur 3.2.2.1: verdeling werkzame potentiële doelgroepen naar huidige functie
Mannen
8%
8%
11%
14%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Administratie
Techniek
Onderwijs
IT
Allochtonen
7%
8%
9%
12%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Verkoop
Administratie
IT
Accountancy/Financieel
Zij-instromers
4%
10%
33%
53%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Sport & recreatie
Horeca
Facilitaire dienstverlening
Gedrag & maatschappij
Loyaliteit aan huidige functie in gezondheidszorg
Zorgwerknemers
Al eerder zagen we dat werknemers in de VVT zeer loyaal zijn aan hun vakgebied. Dit blijkt ook het
geval voor zorgwerknemers uit andere zorgbranches dan de VVT. Van hen geeft 96% aan in de
toekomst een functie in de gezondheidszorg te willen blijven vervullen. De loyaliteit aan de huidige
functie lijkt –net als bij de werknemers in de VVT- hoger te worden naarmate het niveau van de functie
waarin de werknemers werken toeneemt. Op het niveau van verzorgenden geeft 67% (indicatief) aan in
de huidige functie te willen blijven werken, terwijl dit op het niveau van verpleegkundigen is opgelopen
tot 89%.
Figuur 3.2.2.2: loyaliteit aan huidige zorgfunctie van zorgwerknemers
89%
67%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Verpleegkundige
Verzorgende
26
Loyaliteit aan huidige functie divers
Is die hoge loyaliteit die mensen hebben met betrekking tot hun werk nu specifiek voor de
gezondheidszorg, of geldt dat eigenlijk voor iedereen? Als we kijken naar de mate waarin de potentiële
doelgroepen hun eigen functie aanmerken als aantrekkelijke functie voor de toekomst blijkt de loyaliteit
in de gezondheidszorg hoger dan in andere functies (96% vs 70%). Ook zien we dat loyaliteit in gedrag
en maatschappijfuncties hoger is dan in andere functies (89%). Werknemers in zorg- en
maatschappelijke functies hebben hun keuze voor het vak vaker voor de lange termijn gemaakt. Zij zijn
hierin explicieter dan werknemers in andere functies.
Figuur 3.2.2.3: loyaliteit aan huidige functie divers
70%
89%
96%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Overige functies
Gedrag & maatschappij
Gezondheidszorg
3.3 Aantrekkelijkheid functies
3.3.1 Werknemers in VVT
Aantrekkelijke zorgfuncties
Dat werkenden in de VVT graag in hun huidige functie willen blijven werken is overduidelijk. Maar
hebben zij ook ambitie om door te groeien naar een functie op een hoger niveau? Of misschien om te
switchen naar een heel ander specialisme in de zorg? We gaan hier in op de functies die werknemers in
de VVT naast hun eigen functie nog meer aantrekkelijk vinden.
Zorghulpen
Zo’n 40% van de zorghulpen wil in de toekomst een functie als verzorgende gaan vervullen. Een deel
van deze groep is hiermee al heel serieus bezig, zoals hiervoor bleek in het aandeel zorghulpen dat een
opleiding als verzorgende heeft gevolgd of momenteel volgt.
Jonge zorghulpen (tot 30 jaar) hebben een hoger ambitieniveau dan oudere zorghulpen (ouder dan 45
jaar); van de jongere zorghulpen wil 63% in de toekomst een functie als verzorgende vervullen en zelfs
13% een functie als verpleegkundige. Van de oudere doelgroep ambieert nog maar 31% een functie als
verzorgende. Dit is verklaarbaar vanuit het feit dat verder leren en doorgroeien voor jongeren vaak
belangrijker is, aangezien zij nog aan het begin van hun loopbaan staan. Opvallend is ook dat
zorghulpen in regio West vaker willen doorgroeien naar een functie als verzorgende (48%) en
zorghulpen in regio Zuid en Noord juist minder vaak (29% en 33%).
Verzorgenden
Van de verzorgenden ambieert 16% een functie als verpleegkundige voor de toekomst. Onder
verzorgenden in de thuiszorg en verpleeg- en verzorgingshuizen is dit aandeel 20%. Van de
verzorgenden in de kraamzorg geeft een veel kleiner deel dit aan (8%). Dit is te verklaren vanuit het feit
dat de functie verpleegkundige in de kraamzorg veel minder relevant is. Verzorgenden in de kraamzorg
27
met de ambitie om verpleegkundige te worden zullen veelal moeten overstappen naar een andere
zorgbranche om de functie uit te kunnen oefenen.
Wanneer verzorgenden de leeftijd van 45 jaar gepasseerd zijn neemt hun ambitie tot het doorgroeien
naar verpleegkundige af; van hen ambieert nog maar 10% een functie als verpleegkundige. Verder
blijken verzorgenden in regio Noord iets vaker een functie als verpleegkundige te ambiëren dan in regio
Zuid (20% vs 10%).
Verpleegkundigen
Wanneer verpleegkundigen andere functies in de zorg ambiëren, hebben zij meestal voorkeur voor een
managementpositie in de zorg (13% gemiddeld). 16% van de verpleegkundigen in verpleeg- en
verzorgingshuizen ziet zichzelf in de toekomst wel als manager in de zorg; verpleegkundigen in de
thuiszorg geven dit iets minder vaak aan (9%).
De ambitie voor een managementfunctie in de zorg is onder oudere verpleegkundigen lager dan
gemiddeld. Van de verpleegkundigen boven de 45 jaar wil slechts 8% dit. In regio Noord ambiëren
verpleegkundigen een managementfunctie vaker (20%) en in West juist minder vaak (8%).
Figuur 3.3.1.1: aantrekkelijkheid andere zorgfunctie (ambitie): werknemers in VVT naar functiegroep
3.3.2 Potentiële doelgroepen
Aantrekkelijkheid functie in gezondheidszorg
Potentiële doelgroepen die verbonden zijn met de zorg ambiëren vaker een functie in de gezondheidzorg
dan de overige potentiële doelgroepen (82% vs 21%).
Terwijl van de schoolverlaters (98%) en zorgwerknemers (96%) vrijwel iedereen een functie in de zorg
aantrekkelijk vindt, is dit aandeel onder potentiële herintreders aanzienlijk kleiner (52%). Dit komt
omdat een derde (31%) van hen niet verwacht in de toekomst te gaan werken. Wanneer potentiële
herintreders wel weer zouden willen werken zou het merendeel opnieuw kiezen voor een functie in de
gezondheidszorg.
Onder de potentiële doelgroepen zonder binding met de zorg is het aandeel dat een functie in de
gezondheidszorg ambieert toch nog aanzienlijk (zij-instromers 28%, nuggers 25%, mannen 21%),
behalve onder de allochtone doelgroep, die met 10% het minst vaak een functie in de gezondheidszorg
aantrekkelijk vindt.
28
Figuur 3.3.2.1: aantrekkelijkheid functie in gezondheidszorg: potentiële doelgroepen
98%
52%
96%
82%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Schoolverlaters Potentiele
herintreders
Zorgwerknemers
overig
Gemiddelde
verbonden
doelgroepen
21%
10%
28%25%
21%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Mannen Allochtonen Zij-
instromers
Nuggers Gemiddelde
niet
verbonden
doelgroepen
Zorghulp, verzorgende of verpleegkundige?
Onder de potentiële doelgroepen is de functie van zorghulp de minst populaire. Meest populair is de
functie van verpleegkundige. Opvallend is dat de schoolverlaters en de zorgwerknemers de meeste
voorkeur voor en functie als verpleegkundige hebben, terwijl zij-instromers en potentiële herintreders
juist de meeste voorkeur voor een functie als verzorgende lijken te hebben (indicatief).
De aantrekkelijkheid van een functie als verpleegkundige is in regio Zuid hoger dan in andere regio’s
(57% vs 48%), maar dit kan verklaard worden uit het feit dat het aandeel respondenten dat werkt als
verpleegkundige in deze regio ook het hoogst is (63%).
3.4 Loyaliteit aan branche
3.4.1 Werknemers in VVT
Loyaliteit aan huidige branche
Werknemers in de VVT zijn behoorlijk trouw aan de zorgbranche waarin ze werken. Zeker 9 op de 10
werkenden benoemt de eigen branche als aantrekkelijke branche om in te blijven werken. Wel valt op
dat werkenden in de thuis- en kraamzorg loyaler zijn aan hun branche dan werkenden in verpleeg- en
verzorgingshuizen; in de kraamzorg vindt 97% de eigen branche aantrekkelijk voor de toekomst, in de
thuiszorg 95% en in verpleeg- en verzorgingshuizen 88%.
Figuur 3.4.1.1: loyaliteit aan eigen branche: werknemers in VVT
88%
97%
95%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Verzorg- of verpleeghuizen
Kraamzorg
Thuiszorg
29
3.4.2 Potentiële doelgroepen (zorgwerknemers overig)
Loyaliteit aan huidige branche
Net als werknemers in de VVT zijn ook de werknemers uit andere zorgbranches loyaal aan de
zorgbranche waarin ze werken. Meer dan 95% van de werkenden in ziekenhuizen, GGZ en
gehandicaptenzorg benoemt de eigen branche als aantrekkelijke branche om in te blijven werken.
Figuur 3.4.2.1: loyaliteit aan eigen branche: zorgwerknemers overig
95%
100%
97%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Gehandicaptenzorg
GGZ
Ziekenhuis
3.5 Aantrekkelijkheid branches
3.5.1 Werknemers in VVT
Aantrekkelijke zorgbranches binnen VVT
Naast de eigen branche vinden zorghulpen en verzorgenden uit de thuiszorg ook de verpleeg- en
verzorgingsbranche erg aantrekkelijk (41% en 36%). Voor verpleegkundigen uit de thuiszorg zien we dit
beeld niet terug; van hen vindt slechts 11% deze branche aantrekkelijk.
Terwijl zorghulpen en verzorgenden uit de thuiszorg de verpleeg- en verzorgingsbranche aantrekkelijk
vinden, blijkt dit andersom in veel mindere mate. Slechts 19% van deze functiegroepen uit de verpleeg-
en verzorgingshuizen ambieert voor de toekomst een functie in de thuiszorg.
De kraamzorg heeft een minder breed functieaanbod en dit blijkt uit het feit dat deze branche in
vergelijking tot de andere branches in de VVT minder aantrekkelijk wordt gevonden door de andere
doelgroepen. Het meeste enthousiasme voor deze branche zien we nog bij de zorghulpen uit de
thuiszorg (17%).
Figuur 3.5.1.1: aantrekkelijkheid VVT-branche (eigen VVT-branche uitgesloten): werknemers VVT
30
Aantrekkelijke zorgbranches buiten VVT
Van de zorgbranches buiten de VVT zijn overall gezien de ziekenhuizen veruit het populairst als branche
om te gaan werken. Van de werkenden in de VVT vindt 24% dit een aantrekkelijke branche. De
gehandicaptenzorg is voor 12% aantrekkelijk en de GGZ voor 7%.
Voor verpleegkundigen zijn ziekenhuizen de meest aantrekkelijke branche (33%). Dit geldt voor beide
verpleegkundigendoelgroepen; in verpleeg- en verzorgingshuizen noemt 35% van hen ziekenhuizen een
aantrekkelijke werkplek voor de toekomst, in de thuiszorg 33%. Ziekenhuizen zijn daarnaast ook voor
verzorgenden uit de kraamzorg en uit verpleeg- en verzorgingshuizen een aantrekkelijke branche (28%
en 27%). Een uitschieter in interesse voor de gehandicaptenzorg is de doelgroep zorghulpen uit
verpleeg- en verzorgingshuizen (17%) en uitschieters in interesse voor de GGZ zijn beide
verpleegkundigendoelgroepen (beide 12%).
Figuur 3.5.1.2: aantrekkelijkheid andere zorgbranches: werknemers VVT
% 10% 20% 30% 40% 50%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Gehandicaptenzorg GGZ Ziekenhuis
Overview: aantrekkelijkheid zorgbranches
Wanneer we de voorkeur voor de eigen branche buiten beschouwing laten, blijkt er geen eenduidig
totaalbeeld in aantrekkelijkheid van de branches. Het is niet zo dat VVT-branches per definitie
aantrekkelijker zijn dan zorgbranches buiten de VVT. De branches moeten op zichzelf staand bekeken
worden.
Onderstaande resultaten gaan specifiek over de aantrekkelijkheid van branches anders dan de eigen
branche.
Overall genomen zijn verpleeg- en verzorgingshuizen en ziekenhuizen beide de meeste aantrekkelijke
branches voor werkenden in de VVT; 24% noemt deze branches. Daarna komt de thuiszorg met 18%,
gevolgd door de gehandicaptenzorg (12%), kraamzorg (10%) en GGZ (7%).
Kijken we specifieker naar welke werknemers nu bepaalde branches aantrekkelijk vinden (eigen branche
uitgesloten), dan valt op dat werknemers tot 30 jaar vaker dan gemiddeld de kraamzorg (19% vs 10%
gemiddeld), ziekenhuizen (38% vs 24% gemiddeld), ggz (12% vs 7% gemiddeld) en gehandicaptenzorg
(16% vs 12% gemiddeld) aantrekkelijk vinden om in te werken. De flexibiliteit tot het overstappen naar
andere branches is onder jongeren hoger dan onder ouderen.
31
Verder valt op dat allochtonen een bovengemiddelde interesse hebben om in ziekenhuizen te werken
(35% vs 24%).
Qua regio zien we dat werkenden in regio Noord vaker verpleeg- en verzorgingshuizen noemen als
aantrekkelijke branche (31% vs 24% gemiddeld) en de GGZ voor werkenden in regio Oost juist minder
aantrekkelijk is dan voor werkenden uit andere regio’s (3% vs 7% gemiddeld).
3.5.2 Potentiële doelgroepen
Aantrekkelijkheid zorgbranches
Omdat het aandeel dat wil werken in een functie als zorghulp, verzorgende of verpleegkundige voor het
merendeel van onze potentiële doelgroepen beperkt is, kan geen differentiatie gemaakt worden op
doelgroepniveau van de aantrekkelijkheid van de verschillende zorgbranches. Wel lijken de verpleeg- en
verzorgingshuizen en de ziekenhuizen onder de vier potentiële doelgroepen, waarvan vooraf geen
specifieke verbondenheid met de zorg is vastgesteld, het meest aantrekkelijk. Indicatief kunnen we
aangeven dat 57% respectievelijk 50% van de mensen die binnen deze doelgroepen aangeven interesse
te hebben voor een zorgfunctie voor deze twee branches kiest. De thuiszorg wordt door 33% (indicatief)
van hen als aantrekkelijke branches aangemerkt. En ruim een kwart (27%, indicatief) noemt de
kraamzorg, ggz of gehandicaptenzorg.
Voor schoolverlaters en zorgwerknemers kunnen we wel uitspraken doen over hun voorkeur voor de
verschillende zorgbranches.
Schoolverlaters
Schoolverlaters geven veruit de grootste voorkeur aan de ziekenhuizen. 61% noemt ziekenhuizen een
aantrekkelijke branche om in te werken. Onder de schoolverlaters met een verpleegkundige opleiding is
dit zelfs 73%. Binnen de VVT zijn verpleeg- en verzorgingshuizen voor een derde (32%) van de
schoolverlaters aantrekkelijk om in te werken, de kraamzorg voor een kwart (26%) en de thuiszorg is
aantrekkelijk voor 20% van de schoolverlaters.
Zorgwerknemers
Onder de zorgwerknemers zijn ziekenhuizen, net als voor de schoolverlaters, ook het meest
aantrekkelijk (56%). Onder hen zijn de thuiszorg en de verpleeg- en verzorgingshuizen min of meer
even populaire VVT-branches (17% vs 15%), terwijl de kraamzorg slechts voor 6% van de
zorgwerknemers aantrekkelijk is.
Overview: aantrekkelijkheid zorgbranches
Wanneer we de voorkeur voor de eigen branche buiten beschouwing laten, blijkt een veel verspreider
beeld in aantrekkelijkheid van de verschillende branches over alle potentiële doelgroepen heen. Bij deze
analyse is de aantrekkelijkheid van de eigen branche (ziekenhuizen, ggz en gehandicaptenzorg) voor de
betreffende zorgwerknemers uitgesloten.
Overall genomen zijn verpleeg- en verzorgingshuizen het meeste aantrekkelijk voor de potentiële
doelgroepen; 28% noemt deze branche. Kort daarna komen de ziekenhuizen met 25%, gevolgd door de
thuiszorg (21%), de GGZ (16%) de kraamzorg (13%) en de gehandicaptenzorg (9%).
Er is geen expliciete voorkeur voor VVT-branches boven andere zorgbranches of andersom; het gaat om
op zichzelf staande branches.
Regionale verschillen blijken veroorzaakt door het aandeel dat in de betreffende branches werkzaam is.
Zo is in regio West de voorkeur voor ziekenhuizen hoger en in Zuid en Oost de voorkeur voor GGZ en
gehandicaptenzorg.
32
Figuur 3.5.2.1: aantrekkelijkheid zorgbranches: werknemers VVT en potentiële doelgroepen
(eigen branche uitgesloten)
12%
10%
7%
18%
24%
24%
9%
13%
16%
21%
25%
28%
0% 10% 20% 30%
Gehandicaptenzorg
Kraamzorg
GGZ
Thuiszorg
Ziekenhuis
Verzorg- of verpleeghuizen
werknemers in vvt potentiele doelgroepen
3.6 Tevredenheid huidig werk
3.6.1 Werknemers in VVT
Werknemers in de VVT zijn tevreden over hun werk. Gemiddeld waarderen ze hun huidige beroep met
een 7,5. Grote verschillen tussen de doelgroepen zijn er niet, al zijn de verzorgenden in de kraamzorg
het meest tevreden; zij geven hun functie gemiddeld een 8.
3.6.2 Potentiële doelgroepen
Ook de werknemers uit de potentiële doelgroepen zijn tevreden over hun werk. Zij waarderen hun
functie gemiddeld met een 7,6.
Figuur 3.6.2.1: tevredenheid met huidig werk: werknemers VVT en potentiële doelgroepen
7,4
7,4
7,3
8
7,7
7,4
7,5
6 7 8 9
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigenthuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgendenkraamzorg
Verzorgendenthuiszorg
Zorghulpen/helpendenv&v
Zorghulpen/helpendenthuiszorg
7,5
7,4
7,7
7,6
6 7 8 9
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemersoverig
33
3.7 Uitgelicht kraamzorg
Kraamverzorgenden zijn zeer loyaal aan de gezondheidszorg in het algemeen (99% wil hierin blijven
werken), aan de kraamzorg in het bijzonder (97% wil hierin blijven werken) en aan hun functie als
verzorgende (90% wil deze functie in de toekomst blijven uitoefenen). Hun functie waarderen zij
gemiddeld met een 8. Vergeleken met andere werknemers in de VVT scoren zij hiermee steeds net iets
hoger. Door de hoge loyaliteit en tevredenheid van de kraamverzorgenden hebben zij nauwelijks
behoefte om in de toekomst in een andere functie of branche te gaan werken. Op de ziekenhuizen na,
want 28% van de kraamverzorgenden zou in de toekomst wel in een ziekenhuis willen werken. Dit is ook
de enige branche waarin zij hun huidige beroep als kraamverzorgende kunnen uitoefenen.
Ondanks de hoge tevredenheid en loyaliteit van de kraamverzorgenden geven andere werknemers in de
VVT nauwelijks aan de kraamzorg aantrekkelijk te vinden om in te werken. Slechts 10% van hen zou in
de kraamzorg willen werken. Onder jongere werknemers (tot 30 jaar) is dit aandeel echter een stuk
hoger; 19% van hen ambieert een functie in de kraamzorg.
Onder de vier potentiële doelgroepen, die geen specifieke verbondenheid met de zorg hebben, lijkt de
kraamzorg ook niet de meest aantrekkelijke zorgbranche. Indicatief kunnen we aangeven dat 27% van
de mensen die binnen deze doelgroepen aangeven interesse te hebben voor een zorgfunctie in de
kraamzorg willen werken. De kraamzorg is hiermee even aantrekkelijk als ggz en gehandicaptenzorg en
veel minder aantrekkelijk als ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen en in mindere mate de
thuiszorg.
Onder schoolverlaters zien we eenzelfde beeld; 26% vindt de kraamzorg een aantrekkelijke branche om
te werken. In vergelijking tot de aantrekkelijkheid van andere branches wint de kraamzorg het bij
schoolverlaters wel van de thuiszorg (26% vs 20%). Kraamzorg is blijkbaar voor jongeren een
aantrekkelijkere branche dan voor anderen, want hiervoor zagen we dat jongere werknemers uit de VVT
ook meer voorkeur voor de kraamzorg hebben dan oudere werknemers.
Onder de zorgwerknemers in andere branches dan de VVT is de kraamzorg de minst aantrekkelijke
zorgbranche (6%); de thuiszorg en verpleeg- en verzorgingshuizen scoren hoger (17% vs 15%).
Wanneer de voorkeur voor de eigen branche buiten beschouwing gelaten wordt, blijft de kraamzorg met
13% een van de minst aantrekkelijke branches voor de potentiële doelgroepen als geheel; alleen de
gehandicaptenzorg scoort lager met 9%.
3.8 Samenvatting
Werknemers in de VVT willen in de toekomst blijven werken in de gezondheidszorg; ze zijn niet alleen
loyaal aan hun functie, maar ook aan hun branche. De loyaliteit is bij medewerkers in de thuiszorg en
kraamzorg groter dan bij medewerkers uit verpleeg- en verzorgingshuizen. En kijken we naar de
potentiële doelgroepen dan blijkt de loyaliteit in de zorg veel groter dan in andere branches.
Van de zij-instromers, mannen en allochtonen geven weinig mensen aan in de toekomst te willen gaan
werken in de gezondheidszorg.
Welke branches vinden de VVT-werknemers aantrekkelijk om in te werken naast hun eigen branche? Het
blijkt dat werknemers (zorghulpen en verzorgenden) uit de thuiszorg het werken in verpleeg- en
verzorgingshuizen erg aantrekkelijk vinden. Dit is andersom niet het geval. De verpleeg- en
verzorgingshuizen zijn hiermee de aantrekkelijkste VVT-branche. De kraamzorg is de minst
aantrekkelijke VVT-branche. Buiten de VVT zijn ziekenhuizen de populairste branche. Met name
verpleegkundigen vinden ziekenhuizen aantrekkelijk om in te werken.
34
De verpleeg- en verzorgingshuizen zijn ook voor de potentiële doelgroepen de meeste aantrekkelijke
VVT-branche en zelfs de meest aantrekkelijke zorgbranche in het algemeen. Kort daarna komen de
ziekenhuizen, gevolgd door de thuiszorg. De kraamzorg is minder aantrekkelijk. Er is geen expliciete
voorkeur voor VVT-branches boven andere zorgbranches of andersom; het gaat om op zichzelf staande
branches.
35
Hoofdstuk 4. Beelden rondom VVT
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de beelden die heersen rondom de VVT als werkgever.
Vanuit werknemersperspectief wordt gekeken naar de waardering van de branche en wordt er inzicht
gegeven in de redenen voor het aantrekkelijk dan wel onaantrekkelijk vinden van een functie en waarom
men ervoor heeft gekozen om te werken in de VVT. Vervolgens wordt er inzicht gegeven in de
associaties die men had voorafgaande aan het werken in de VVT en welke associaties men nu passend
vindt.
Vanuit het perspectief van de potentiële doelgroepen wordt er inzicht gegeven in de waardering van de
VVT en de bekendheid met de branche. De redenen voor aantrekkelijkheid van de zorgfuncties worden
weergegeven en de associaties die de potentiële doelgroepen hebben met de branche worden inzichtelijk
gemaakt.
4.2 Waardering VVT
4.2.1 Werknemers in VVT
Medewerkers uit de VVT zijn erg positief over het werken in hun branche. Gevraagd naar het beeld dat
medewerkers hebben van de zorgbranche waarin zij werkzaam zijn geeft 82% aan een (zeer) positief
beeld te hebben van het werk. Met name kraamverzorgenden zijn bovengemiddeld positief over hun
baan. 94% heeft een (zeer) positief beeld van het werken in de kraamzorg ten opzichte van 80% van de
medewerkers in de thuiszorg en 71% van de medewerkers in verpleeg- en verzorgingshuizen.
Figuur 4.2.1.1: waardering eigen VVT-branche: werknemersdoelgroep
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
(zeer) negatief
neutraal
(zeer) positief
vepleeg- en verzorgingshuizen kraamzorg thuiszorg
Als werknemers het werken in andere zorgbranches beoordelen dan is het de thuiszorg (37%) die het
meest positief wordt beoordeeld. Voor de kraamzorg en verpleeg- en verzorgingshuizen ligt dit
percentage op respectievelijk 33% en 31%.
Binnen de verschillende zorgfuncties zijn het zorghulpen die over het algemeen het meest positief
gestemd zijn. 84% van de zorghulpen werkzaam in de thuiszorg heeft een positief beeld van hun
branche, terwijl dit percentage voor verpleegkundigen in de thuiszorg op 75% ligt. Ook zijn zij
bovengemiddeld positief over het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen (50% vs 31% gemiddeld)
en over de kraamzorg (45% vs 33% gemiddeld) Ook zorghulpen uit verpleeg- en verzorgingshuizen
beoordelen de kraamzorg vaker positief (41%).
36
Gekeken naar de verschillende leeftijdscategorieën dan zien we dat de kraamzorg bovengemiddeld
positief wordt beoordeeld door jonge werknemers uit andere zorgbranches (42% vs 33%).
4.2.2 Potentiële doelgroepen
Niet alleen medewerkers uit de VVT zijn positief gestemd over de branche waarin zij werken, ook de
potentiële doelgroepen hebben een positief beeld van het werken in de VVT. Vergelijken we de
waardering van de potentiële doelgroepen met de waardering die de medewerkers uit de VVT toekennen
aan zorgbranches anders dan de branche waarin zij werkzaam, dan zien we dat de potentiële
doelgroepen zelfs positiever zijn over het werken in de VVT. Zowel het werken in de thuiszorg (42% vs
37%), de kraamzorg (40% vs 33%) als in verpleeg- en verzorgingshuizen (43% vs 31%) beoordelen zij
positiever dan werknemers uit de VVT.
Figuur 4.2.2.1 Waardering VVT-branches (eigen VVT-branche uitgesloten): werknemers VVT en
potentiële doelgroepen
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
(zeer) positief thuiszorg (zeer) positief kraamzorg (zeer) positief vepleeg- en verzorgingshuizen
Werknemersdoelgroepen Potentiële doelgroepen
Gekeken naar de potentiële doelgroepen zien we dat potentiële herintreders bovengemiddeld positief zijn
over het werken in de thuiszorg (53% vs 42% gemiddeld) en de kraamzorg (48% vs 40% gemiddeld).
Onderscheidend voor schoolverlaters is dat zij bovengemiddeld positief zijn over het werken in verpleeg-
en verzorgingshuizen (61% vs 43% gemiddeld). Daarentegen hebben zorgwerknemers uit overige
zorgbranches een negatiever beeld van werken in de thuiszorg (29% is negatief vs 20% gemiddeld) en
verpleeg- en verzorgingshuizen (44% is negatief vs 26% gemiddeld) dan anderen. Hier zien we dat het
de verpleegkundigen (52%) zijn die negatief gestemd zijn en niet de verzorgenden (26%). Ook zien we
dat het met name de zorgwerknemers uit ziekenhuizen zijn die negatief zijn over het werken in
verpleeg- en verzorgingshuizen (42%).
Verder zien we dat zij-instromers op hbo-niveau (30% is negatief vs 21% gemiddeld) negatiever zijn
over de thuiszorg dan anderen. Nuggers onderscheiden zich door positiever te zijn over de kraamzorg
(70% vs 40% gemiddeld) dan anderen Bij allochtonen zien we dat Turken (19%) negatiever zijn over de
kraamzorg dan Marokkanen (13%).
37
Figuur 4.2.2.2: Waardering VVT-branches: potentiële doelgroepen
Thuiszorg
Kraamzorg
Verpleeg- en verzorgingshuizen
4.3 Bekendheid VVT
Ondanks dat potentiële doelgroepen een positief beeld hebben van het werken in de VVT blijkt dat maar
een beperkte groep bekend is met het werk. Met name het werk in de kraamzorg is maar onder een
beperkte groep bekend (22%). Voor de thuiszorg en verpleeg- en verzorgingshuizen ligt dit percentage
op resp. 41% en 45%.
Overall gezien blijkt dat verbonden doelgroepen bekender zijn met het werken in de thuiszorg (56% vs
35%) en in verpleeg- en verzorgingshuizen (77% vs 32%) dan de overige potentiële doelgroepen. Alleen
38
het werken in de kraamzorg (23%) is bekender onder de overige doelgroepen (17%) dan onder de
verbonden doelgroepen.
Bij de doelgroepen verbonden met de zorgbranche zien we dat potentiële herintreders bovengemiddeld
bekend zijn met het werken in de thuiszorg (66% vs 56% gemiddeld). Schoolverlaters zijn juist meer
bekend met het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen (87% vs 77% gemiddeld).
Binnen de overige doelgroepen zien we dat allochtonen onbekender zijn met het werken in de thuiszorg
dan anderen (47% vs 35% gemiddeld). We zien dat Marokkanen (59%) onbekender zijn met de branche
dan Turken (42%). Allochtonen zijn echter wel bovengemiddeld bekend met het werken in de kraamzorg
(29% vs 23% gemiddeld). Werken in verpleeg- en verzorgingshuizen is bij zij-instromers bekender dan
bij de andere overige doelgroepen (53% vs 32% gemiddeld). Hierbij zien we een onderscheid tussen de
bekendheid bij zij-instromers op mbo-niveau (63%) en zij-instromers op hbo-niveau (43%).
Ondanks dat we geen significante correlatie tussen bekendheid en waardering kunnen aantonen, valt
ons wel op dat de onbekendheid van allochtonen met de thuiszorg en verpleeg- en verzorgingshuizen
samen gaat met een lagere waardering voor deze branches. Voor zorgwerknemers gaat dit juist niet op:
ondanks dat zij een hogere bekendheid met de VVT hebben, is hun waardering voor deze branches
relatief laag in vergelijking met andere doelgroepen.
4.4 Redenen aantrekkelijkheid zorgfuncties
4.4.1 Werknemers in VVT
In hoofdstuk 3 hebben we gezien dat bijna alle werknemers uit de VVT het liefst willen blijven werken in
de gezondheidszorg. Veel werknemers willen in de toekomst in hun huidige functie blijven werken of
ambiëren een functie op een hoger niveau. Interessant is het om te weten waarom werknemers hun
functie aantrekkelijk vinden en wat hun redenen zijn om een bepaalde zorgfunctie niet aantrekkelijk te
vinden.
De belangrijkste reden voor zorghulpen om hun functie aantrekkelijk te vinden is de omgang met
mensen. Gevraagd naar de reden waarom zij de functie van zorghulp aantrekkelijk vinden zegt bijna
iedereen (93%) het leuk te vinden om met mensen te werken. Niet alleen zorghulpen vinden hun functie
om deze reden aantrekkelijk, ook voor verzorgenden (87%) en verpleegkundigen (73%) is dit de meest
genoemde reden. Naarmate het niveau van de functie hoger is wordt als reden voor aantrekkelijkheid
vaker aangegeven dat de functie goed aansluit bij het opleidingsniveau of studierichting.
Figuur 4.4.1.1: Redenen aantrekkelijkheid zorgfunctie: werknemersdoelgroepen
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Ik vind het leuk om met mensen te werken De functie sluit goed aan bij mijn
opleidingsniveau
De functie sluit goed aan bij mijn
opleidingsrichting
Ik hoor goede verhalen over het werk
Zorghulpen/helpenden thuiszorg Zorghulpen/helpenden v&v Verzorgenden thuiszorg Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden v&v Verpleegkundigen thuiszorg Verpleegkundigen v&v
39
Veel zorghulpen (40%) willen in de toekomst een functie als verzorgende gaan vervullen. Naast dat het
werken met mensen hiervoor reden is (71%) wordt als reden om deze functie aantrekkelijk te vinden
ook de passendheid met het opleidingsniveau (42%) en de opleidingsrichting (43%) genoemd. Dit in
tegenstelling tot hun huidige functie als zorghulp waar het opleidingsniveau (25%) en de
opleidingsrichting (14%) veel minder vaak als reden genoemd werden. Dit zelfde beeld zien we bij
verzorgenden die de functie van verpleegkundige ambiëren. 50% zegt de functie van verpleegkundige
aantrekkelijk te vinden omdat deze goed aansluit bij het opleidingsniveau (41% vindt huidige functie
aantrekkelijk om deze reden) en 48% omdat deze functie goed aansluit bij de opleidingsrichting (35%
vindt huidige functie aantrekkelijk om deze reden). Aansluiting bij opleidingsniveau en opleidingsrichting
zijn dus belangrijke redenen om een functie op hoger niveau aantrekkelijk te vinden. Een mogelijke
verklaring hiervoor kan zijn dat veel medewerkers bezig zijn met het volgen van een opleiding en willen
doorstromen naar een functie op hun niveau.
4.4.2 Potentiële doelgroepen
Bij schoolverlaters zien we ook dat zij willen werken in een zorgfunctie omdat dat zij graag met mensen
willen werken. Voor de functie van verpleegkundige zien we dat ook de aansluiting bij de
opleidingsrichting een belangrijke reden is.
In hoofdstuk 3 hebben we gezien dat de gezondheidszorg door veel mannen, allochtonen en zij-
instromers niet aantrekkelijk gevonden wordt. Belangrijkste redenen voor mannen om de zorg niet
aantrekkelijk te vinden is omdat dit niet aansluit bij hun opleidingsrichting (73%) en omdat zij het niet
leuk vinden om met mensen te werken (55%). Ook voor allochtonen zijn dit de twee belangrijkste
redenen (resp. 79% en 61%). Zij-instromers geven –naast dat een zorgfunctie niet aansluit bij hun
opleidingsrichting- aan dat hun opleidingsniveau niet aansluit (61%).
Onderscheidend voor allochtonen is dat vaker aangeven een zorgfunctie niet aantrekkelijk te vinden
omdat zij niet weten wat te doen in een zorgfunctie.
Figuur 4.4.2.1: Redenen onaantrekkelijkheid zorgfunctie: potentiële doelgroepen
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90
Ik weet niet wat ik moet doen in deze functie
Ik hoor slechte verhalen over het werlk
Ik vind het niet leuk om mensen te verzorgen',
De functie sluit niet goed aan bij mijnopleidingsniveau
De functie sluit niet goed aan bij mijn
opleidingsrichting
Zij-instromers Allochtonen Mannen
Van de potentiële herintreders is het interessant om te weten waarom zij destijds gestopt zijn met het
werken in een zorgfunctie. Het blijkt dat het merendeel gestopt is met werken vanwege persoonlijke
omstandigheden (indicatief 79%) en niet vanwege redenen die iets met het werk te maken hebben.
40
4.5 Perceptie VVT-branches
4.5.1 Werknemers in VVT
Werknemers in de VVT hebben vanwege de verantwoordelijkheid van het werk (55%), de inhoud (50%)
en de uitdaging (50%) voor hun baan gekozen. Een goede balans tussen werk en privé (51% vs 34%
gemiddeld) is onderscheidend voor werknemers in de thuiszorg om te kiezen voor een baan in de
thuiszorgbranche. Werknemers uit verpleeg- en verzorgingshuizen kiezen juist voor hun branche
vanwege de samenwerking met collega’s (55% vs 25% gemiddeld). Voor medewerkers in de kraamzorg
is het werk zelf de belangrijkste reden om te kiezen voor hun branche. Maar liefst 70% (vs 50%
gemiddeld) van de medewerkers geeft aan dat zij hebben gekozen voor de kraamzorg omdat zij het
werk inhoudelijk interessant vinden. Ook kiezen zij de kraamzorg vaker dan gemiddeld vanwege de
uitdaging (57%) en aansluiting bij persoonlijke idealen (46% vs 33% gemiddeld).
Figuur 4.5.1.1: Redenen keuze zorgfunctie in VVT-branches: werknemersdoelgroepen
Ook zijn er een aantal opmerkelijke verschillen te zien tussen de drie functies binnen de branches.
Zorghulpen vinden verantwoordelijk werk en uitdagend werk minder belangrijke redenen om te kiezen
voor een baan in de thuiszorg dan verzorgenden en verpleegkundigen. Zo’n 45% van de zorghulpen
noemt verantwoordelijk werk als reden terwijl dit percentage voor verzorgenden en verpleegkundigen
60% is. Uitdagend werk hebben is voor 28% van de zorghulpen een reden om te kiezen voor de
thuiszorg, terwijl dit voor verzorgenden en verpleegkundigen op zo’n 40% ligt.
Hoewel medewerkers in verpleeg- en verzorgingshuizen samenwerking met collega’s als belangrijkste
reden noemen om te kiezen voor deze branche, is dit voor verpleegkundigen net wat minder belangrijk
dan voor zorghulpen en verzorgenden. Waar de helft van de verpleegkundigen deze reden noemt, ligt dit
percentage voor zorghulpen en verzorgenden rond de 60%. Wat verpleegkundigen een belangrijkere
reden vinden om voor werk in een verpleeg- of verzorgingshuis te kiezen is het hebben van een juiste
balans tussen werk en privé. 36% van de verpleegkundigen noemt dit als reden voor hun keuze om te
werken in een verpleeg- of verzorgingshuis terwijl dit percentage voor zorghulpen en verzorgenden op
respectievelijk 28% en 23% ligt.
41
4.5.2 Potentiële doelgroepen
Van zorgwerknemers uit andere zorgbranches en schoolverlaters is het interessant om te weten of zij
het werken in de VVT ook beschouwen als verantwoordelijk werk, inhoudelijk interessant en uitdagend.
Hoewel verantwoordelijk werk (57%) ook door de zorgwerknemers het meest genoemd wordt, komen
de andere twee aspecten niet voor in de top 3. Naast verantwoordelijk werk zien de zorgwerknemers het
werken in de VVT vooral als het leveren van een maatschappelijke bijdrage (49%) en zekerheid voor de
toekomst (37%). Scholieren beschouwen het werken in de VVT vooral als verantwoordelijk werk (57%),
een maatschappelijke bijdrage kunnen leveren (43%) en als een goede werksfeer (46%).
Onderscheidend voor de thuiszorg is dat zorgwerknemers het werken in deze branche bovengemiddeld
beschouwen als uitdagend (31% vs 38% gemiddeld) en verantwoordelijk werk (63% vs 57%
gemiddeld). Ook een goede balans tussen werk- en privé past bovengemiddeld bij werken in de
thuiszorg (41% vs 34% gemiddeld) volgens zorgwerknemers. Scholieren zien juist dat je in de thuiszorg
meer verantwoordelijkheid hebt dan in andere branches (63% vs 57% gemiddeld).
De zorgwerknemers zijn van mening dat je in de kraamzorg juist minder doorgroeimogelijkheden hebt
(13% vs 22% gemiddeld), minder balans tussen werk en privé (28% vs 34% gemiddeld), minder een
maatschappelijke bijdrage kan leveren (42% vs 49% gemiddeld) en dat het werk minder makkelijk
bereikbaar is (20% vs 29% gemiddeld) dan in andere branches van de VVT.
De aspecten die bovengemiddeld genoemd worden door zorgwerknemers bij het werken in verpleeg- en
verzorgingshuizen zijn samenwerking met collega’s (60% vs 31% gemiddeld), zekerheid voor de
toekomst (46% vs 37% gemiddeld) en doorgroeimogelijkheden (29% vs 22% gemiddeld). Daarentegen
beschouwen zij het werk minder vaak als uitdagend (24% vs 31% gemiddeld) en wordt het hebben van
een acceptabele werkdruk minder vaak genoemd dan bij andere branches in de VVT (14% vs 23%
gemiddeld). Ook schoolverlaters noemen samenwerking met collega’s (77%), zekerheid voor de
toekomst (50%) en doorgroeimogelijkheden (44%) bovengemiddeld bij het werken in verpleeg- en
verzorgingshuizen.
Opvallend is de overeenkomst tussen aspecten die zorgwerknemers uit overige branches onderscheidend
noemen voor de thuiszorg, kraamzorg en verpleeg- en verzorgingshuizen en de medewerkers uit deze
branches. Voor de thuiszorg beschouwen beiden een goede balans tussen werk en privé als
onderscheidend aspect. Voor verpleeg- en verzorgingshuizen is het de samenwerking met collega’s dat
deze zorgbranches onderscheidt van andere branches uit de VVT. Het is alleen de kraamzorg waarin het
beeld van de kraamverzorgenden en de overige zorgwerknemers verschilt. Waarmee de kraamzorg zich
volgens haar medewerkers mee onderscheidt van andere VVT branches is dat het werk inhoudelijk
interessanter is dan elders, terwijl zorgwerknemers juist vinden dat het werk minder uitdagend is.
Niet alleen zorgwerknemers uit overige branches kennen minder positieve aspecten toe aan de
kraamzorg dan aan andere branches maar ook schoolverlaters. Op alle aspecten wordt de kraamzorg
minder positief beoordeeld dan het werken in de thuiszorg of in verpleeg- en verzorgingshuizen.
42
Figuur 4.5.2.1: Perceptie VVT-branches: potentiële doelgroepen
Zorgwerknemers overig
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Samenwerking met collega's
Acceptabele werkdruk
Aansluiting bij persoonlijke idealen
Makkelijk te bereiken
Zekerheid voor de toekomst
Inhoudelijk interessant werk
Uitdagend werk
Goede balans werk en prive
Maatschappelijke bijdrage leveren
Verantwoordelijk werk
Verpleeg-en verzorgingshuizen Kraamzorg Thuiszorg
Schoolverlaters
4.6 Imago
Het is niet alleen interessant om inzicht te krijgen in hoe aantrekkelijk de VVT is voor de doelgroepen
maar ook wat het imago is van de VVT.
4.6.1 Werknemers in VVT
Associaties met eigen VVT-branche voorafgaand aan werken in de VVT
Verandert het beeld van de VVT als je werk in deze zorgbranche? Om deze vraag te kunnen
beantwoorden hebben we de werknemers in de VVT gevraagd waarmee zij hun branche associeerden
voordat zij er gingen werken en welk beeld zijn nu hebben.
Iets betekenen voor een ander (74%), afwisselend werk (65%) en zelfstandigheid (53%) zijn de
associaties die werknemers hadden bij de VVT voordat zij gingen werken in deze branche.
Onderscheidend voor de kraamzorg is dat deze branche bovengemiddeld geassocieerd werd met iets
betekenen voor een ander (83%) en afwisselend werk (79%). Hard werken (45% vs 27% gemiddeld),
teamwork (45% vs 20% gemiddeld) en fysiek zwaar (42% vs 23% gemiddeld) zijn de aspecten
43
waarmee verpleeg- en verzorgingshuizen bovengemiddeld geassocieerd werden. Afwisselend werk
vonden medewerkers minder passen bij deze branche (46% vs 65% gemiddeld).
Jongeren werkzaam in de thuiszorg dachten vaker dan gemiddeld dat werken in de kraamzorg hard
werken betekent (32% vs 22% gemiddeld) en associeerden de thuiszorg vaker dan anderen met vrijheid
(48% vs 37% gemiddeld). Voor jongeren werkzaam in verpleeg- en verzorgingshuizen geldt dat zij hun
branche bovengemiddeld associeerden met teamwork (60% vs 45% gemiddeld) voordat zij er gingen
werken.
Niet alleen tussen de branches zijn er verschillen in associaties te vinden, maar ook tussen de
medewerkers in verschillende functies. Verpleegkundigen (82%) in de thuiszorg associeerden hun
branche bijvoorbeeld sterker met zelfstandigheid dan zorghulpen (57%) en verzorgenden (70%). Ook
associeerde de helft van de verpleegkundigen de thuiszorg met vrijheid terwijl dit percentage voor
verzorgenden 40% is en voor zorghulpen slechts 20%. Binnen de verpleeg- en verzorgingshuizen is het
opvallend dat verpleegkundigen over het algemeen minder positieve associaties hadden met hun
branche dan zorghulpen en verzorgenden. Zo associeerde 57% van de verpleegkundigen hun branche
met fysiek zwaar werk, terwijl slechts 31% van de zorghulpen en 37% van de verzorgenden deze
associatie ook hadden. Waar zo’n driekwart van de zorghulpen en verzorgenden hun branche
associeerden met iets kunnen betekenen voor een ander geldt dit slechts voor de helft van de
verpleegkundigen. Ook associeerden zij (30%) werken in verpleeg- en verzorgingshuizen minder met
eer krijgen voor je werk dan zorghulpen (50%) en verzorgenden (43%).
Huidige associaties met eigen VVT-branche
Is het beeld van hun branche veranderd nu de medewerkers er werkzaam zijn of hebben medewerkers
uit de VVT nog dezelfde associaties als voorheen? Medewerkers in de thuiszorg associëren hun branche
nog steeds met iets kunnen betekenen voor een ander (87% vs 71% voorheen), afwisselend werk (76%
vs 69% voorheen) en zelfstandigheid (86% vs 69% voorheen). Waarin hun beeld wel verschilt met
voorheen is dat zij nu aangeven dat je in de thuiszorg eer krijgt voor je werk (67% vs 42% voorheen)
en dat je veel vrijheid hebt (65% vs 37% voorheen). Daarentegen is het in de thuiszorg wel hard
werken (50% vs 22% voorheen), is het werk fysiek zwaar (43% vs 21% voorheen) en emotioneel (36%
vs 9% voorheen). In de kraamzorg hebben medewerkers ook nog dezelfde associaties bij hun branche
als voordat zij er gingen werken. Wel vindt nu het merendeel dat werken in de kraamzorg een
vrouwenberoep (62% vs 31% voorheen) is en wordt de branche vaker geassocieerd met emotioneel
(46% vs 16% voorheen) en fysiek zwaar werk (31% vs 7% voorheen). Medewerkers in verpleeg- en
verzorgingshuizen hebben nog veelal dezelfde associaties bij hun branche dan voorheen. Wel zien we
dat het beeld dat zij hadden versterkt is, zoals hard werken (81% vs 45% voorheen), teamwork (79%
vs 45% voorheen) en fysiek zwaar (77% vs 42% voorheen).
44
Figuur 4.6.1.1: Associaties VVT-branches: werknemersdoelgroepen
Thuiszorg
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Carrière maken
Vrouwenberoep
Teamwork
Mentaal zwaar
Emotioneel
Fysiek zwaar
Hard werken
Vrijheid
Eer van je werk
Afwisselend werk
Zelfstandigheid
Iets betekenen voor een ander
Associaties voorheen Associaties huidig Kraamzorg
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Mentaal zwaar
Bloederig
Fysiek zwaar
Hard werken
Emotioneel
Vrouwenberoep
Vrijheid
Eer van je werk
Afwisselend werk
Zelfstandigheid
Iets betekenen voor een ander
Associaties voorheen Associaties huidig
Verpleeg-en verzorgingshuizen
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Vrijheid
Vrouwenberoep
Carrière maken
Zelfstandigheid
Emotioneel
Afwisselend werk
Mentaal zwaar
Eer van je werk
Fysiek zwaar
Teamwork
Hard werken
Iets betekenen voor een ander
Associaties voorheen Associaties huidig
Associaties met andere VVT-branches
Komt het beeld dat medewerkers uit de VVT hebben van de andere branches overeen met het beeld van
medewerkers die er werkzaam zijn? Voor alle branches geldt dat de associaties van de werknemers die
er werkzaam zijn en de associaties van werknemers uit andere zorgbranches overeenkomen, alleen zijn
deze associaties minder sterk. Vanzelfsprekend weten medewerkers uit een bepaalde zorgbranche het
45
beste waarmee hun branche geassocieerd kan worden, maar blijkbaar hebben werknemers uit andere
zorgbranches ook een goed beeld van de zorgbranches.
4.6.2 Potentiële doelgroepen
Associaties VVT
Iets betekenen voor een ander (77%), hard werken (62%) en eer van je werk (57%) zijn de associaties
die de verbonden doelgroepen hebben bij het werken in de VVT. De overige doelgroepen associëren het
werk naast iets kunnen betekenen voor een ander (70%), hard werken (58%) ook met fysiek zwaar
(50%).
Gekeken naar de doelgroepen verbonden met de zorgbranche dan zien we dat zij de thuiszorg meer
associëren met zelfstandigheid (74% vs 50% gemiddeld), vrijheid (54% vs 30% gemiddeld) en
afwisselend werk (63% vs 47% gemiddeld) dan andere branches. Associaties die onderscheidend zijn
voor de kraamzorg zijn bloederig ( 32% vs 16% gemiddeld) en vrouwenberoep (52% vs 31%
gemiddeld). Werken in verpleeg- en verzorginghuizen wordt vaker gezien als teamwork (71% vs 35%
gemiddeld) maar ook als hard werken (83% vs 62% gemiddeld), fysiek zwaar (79% vs 49%) en
mentaal zwaar (60% vs 40% gemiddeld). Niet alleen de verbonden doelgroepen noemen deze
onderscheidende associaties voor de thuiszorg, kraamzorg en verpleeg- en verzorgingshuizen; ook de
overige doelgroepen zien deze verschillen.
Ook zijn er verschillen aan te merken tussen de associaties die de verschillende doelgroepen hebben bij
de VVT. Voor de verbonden doelgroepen geldt dat schoolverlaters zich onderscheiden van andere
verbonden doelgroepen door het feit dat zij de thuiszorg bovengemiddeld associëren met zelfstandigheid
(85% vs 74% gemiddeld). Potentiële herintreders associëren de thuiszorg vaker met hard werken (68%
vs 57% gemiddeld) en fysiek zwaar (55% vs 45% gemiddeld). Ook zij-instromers op hbo niveau vinden
bovengemiddeld (70%) dat het in de thuiszorg hard werken is. De kraamzorg beschouwen zij vaker als
hard werken (56% vs 45% gemiddeld) maar ook als afwisselend werk (57% vs 48% gemiddeld).
Werken in verpleeg- en verzorgingshuizen associëren potentiële herintreders ook vaker met afwisselend
werk (44% vs 31% gemiddeld). Zorgwerknemers uit overige branches onderscheiden zich van de andere
verbonden doelgroepen doordat zij het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen bovengemiddeld
associëren met fysiek zwaar werk (85% vs 79% gemiddeld).
Voor de overige doelgroepen geldt dat allochtonen de thuiszorg meer associëren met stoffig (29% vs
21% gemiddeld) dan de andere overige doelgroepen. Nuggers beschouwen het werken in de thuiszorg
bovengemiddeld met iets kunnen betekenen voor een ander (83% vs 72% gemiddeld). De kraamzorg
wordt door allochtonen bovengemiddeld geassocieerd met teamwork (21% vs 12%) en door nuggers
met emotioneel (53% vs 44% gemiddeld), afwisselend werk (60% vs 42% gemiddeld) en eer van je
werk (61% vs 50% gemiddeld). Onderscheidend voor zij-instromers (met name hbo’ers) is dat zij het
werken in verpleeg- en verzorgingshuizen bovengemiddeld associëren met hard werken (79% vs 68%
gemiddeld) en fysiek zwaar (81% vs 67% gemiddeld). Nuggers beschouwen het werken in verpleeg- en
verzorgingshuizen vaker met eer van je werk (56% vs 45% gemiddeld) dan anderen.
46
Figuur 4.6.2.1: Perceptie VVT-branches: potentiële doelgroepen
Thuiszorg
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Mentaal zwaar
Emotioneel
Fysiek zwaar
Vrijheid
Eer van je werk
Hard werken
Afwisselend werk
Zelfstandigheid
Iets betekenen voor een ander
niet verbonden doelgroepen verbonden doelgroepen
Kraamzorg
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Fysiek zwaar
Vrijheid
Bloederig
Hard werken
Afwisselend werk
Emotioneel
Vrouwenberoep
Zelfstandigheid
Eer van je werk
Iets betekenen voor een ander
niet verbonden doelgroepen verbonden doelgroepen
Verpleeg-en verzorgingshuizen
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Eentonig werk
Vrouwenberoep
Afwisselend werk
Eer van je werk
Emotioneel
Teamwork
Mentaal zwaar
Fysiek zwaar
Hard werken
Iets betekenen voor een ander
niet verbonden doelgroepen verbonden doelgroepen
47
Opvattingen VVT
Om verder inzicht te krijgen in het beeld dat heerst rondom werken in de VVT hebben we de
werknemersdoelgroepen en de potentiële doelgroepen een aantal stellingen voorgelegd.
“Werken in de zorg is geen baan maar een roeping”
Gevraagd of de respondenten vinden dat werken in de zorg geen baan is maar een roeping reageert
60% van de werknemers in de VVT positief. Het zijn met name zorghulpen die het met deze stelling
eens zijn. Verpleegkundigen zijn minder vaak van mening dat werken in de zorg geen baan is maar een
roeping.
Figuur 4.6.2.2: werknemersdoelgroepen
Ook van de potentiële doelgroepen is 53% het eens met deze stelling. Het zijn met name potentiële
herintreders (66%) en nuggers (67%) die van mening zijn dat het werken in de zorg geen baan is maar
een roeping. Zorgwerknemers uit overige zorgbranches (36%) en allochtonen (37%) zijn het echter
minder eens met deze stelling.
Figuur 4.6.2.3: potentiële doelgroepen
“Als verzorgende kun je echt iets voor een ander betekenen”
Van de werknemersdoelgroepen vindt bijna iedereen (96%) dat je als verzorgende echt iets voor een
ander kan betekenen. Alleen verpleegkundigen in verpleeg- en verzorgingshuizen (88%) zijn het minder
eens met deze stelling dan gemiddeld.
Figuur 4.6.2.4: werknemersdoelgroepen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens
48
Ook de potentiële doelgroepen zijn van mening dat je als verzorgende echt iets voor een ander kan
betekenen. 93% van de verbonden doelgroepen is het eens met deze stelling en 88% van de overige
doelgroepen. Wel zien we dat van de zorgwerknemers uit overige branches verzorgenden (61%) het
vaker eens zijn met deze stelling van verpleegkundigen (26%). Allochtonen geven ook minder vaak aan
het eens te zijn met deze stelling (79% vs 88% gemiddeld). Bij zij-instromers zien we dat (v)mbo’ers
(65%) vaker vinden dat je als verzorgende iets voor een ander kan betekenen dan hbo’ers (42%).
Figuur 4.6.2.5: potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
“Werken in een zorg- of verpleegfunctie in een verpleeg- of verzorgingshuis komt overeen met werken in
de thuis- of kraamzorg”
80% van de medewerkers uit de VVT is het oneens met de stelling dat werken in een zorg- of
verpleegfunctie in een verpleeg- of verzorgingshuis overeenkomt met werken in de thuiszorg en
kraamzorg. Zij zien tussen deze branches wel degelijk verschillen. Vooral verzorgenden in de kraamzorg
(90%) en verpleegkundigen in de thuiszorg (92%) zijn het niet eens met deze stelling.
Figuur 4.6.2.6: werknemersdoelgroepen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens
Ook de verbonden potentiële doelgroepen (84%) zien wel degelijk verschillen in het werk. De overige
doelgroepen zien dit verschil echter minder (61%). Met name allochtonen (33%) geven minder vaak
aan onderscheid te zien in het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen en de thuiszorg en kraamzorg.
Marokkanen (29%) geven vaker aan dan Turken (18%) dat het werk in de verschillende branches
overeenkomt.
Figuur 4.6.2.7: potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
49
“Het beroep van verzorgende is aantrekkelijk voor mannen” en “Werken in de zorg is aantrekkelijk voor
allochtonen”
Vanwege het feit dat mannen en allochtonen ondervertegenwoordigd zijn in de zorgbranche is gevraagd
of de medewerkers in de VVT vinden dat werken in de zorg aantrekkelijk is voor mannen en voor
allochtonen. Dat de medewerkers hier geen uitgesproken mening over hebben blijkt uit het hoge
percentage dat neutraal reageert op deze stellingen. Verzorgenden in de kraamzorg (11%) en
verpleegkundigen in de thuiszorg (13%) zijn het echter minder vaak eens met de stelling dat de zorg
aantrekkelijk is voor mannen dan zorghulpen in de thuiszorg (24%) en zorghulpen in verpleeg- en
verzorgingshuizen (25%).
Figuur 4.6.2.8: Het beroep van verzorgende is aantrekkelijk voor mannen: werknemersdoelgroepen
Figuur 4.6.2.9: Werken in de zorg is aantrekkelijk voor allochtonen: werknemersdoelgroepen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens
Ook de verbonden en overige potentiële doelgroepen hebben geen duidelijke mening of de zorg
aantrekkelijk is voor mannen of allochtonen. De overige doelgroepen (43%) geven echter wel vaker aan
de zorg niet aantrekkelijk te vinden voor mannen dan de verbonden doelgroepen (32%). Bij allochtonen
zien we dat hbo’ers (60%) vaker dan mbo-ers (33%) aangeven de zorg niet aantrekkelijk te vinden voor
mannen. Onderscheidend voor schoolverlaters is dat zij de zorg minder aantrekkelijk vinden voor
allochtonen dan de andere verbonden doelgroepen (32% vs 24% gemiddeld). Ook zij-instromers op hbo
niveau (35%) vinden de zorg minder aantrekkelijk voor allochtonen dan anderen.
Figuur 4.6.2.10: Het beroep van verzorgende is aantrekkelijk voor mannen: potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
50
Figuur 4.6.2.11: Werken in de zorg is aantrekkelijk voor allochtonen: potentiële
doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
“Een zorgfunctie in een ziekenhuis is voor mannen aantrekkelijker dan in de thuiszorg of in een
verpleeg- of verzorginghuis”
Wel blijkt dat medewerkers vinden dat het voor mannen aantrekkelijker is om te werken in een
zorgfunctie in het ziekenhuis dan in de thuiszorg of een verpleeg- of verzorgingshuis. Met name
verzorgenden in de kraamzorg (70%) zijn van mening dat werken in het ziekenhuis aantrekkelijker is
voor mannen.
Figuur 4.6.2.12: werknemersdoelgroepen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens
Ook de verbonden (56%) en overige (50%) potentiële doelgroepen vinden het werken in het ziekenhuis
aantrekkelijk voor mannen. Binnen de overige doelgroepen zijn het met name de zij-instromers die het
eens zijn met deze stelling (58% vs 50% gemiddeld).
Figuur 4.6.2.13: potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
51
“Voor zorghulpen is de functie van verzorgende een gewilde carrièrestap”
52% van de zorghulpen in de thuiszorg en 70% van de zorghulpen in verpleeg- en verzorgingshuizen is
van mening dat de functie van verzorgende een goede vervolgstap is. Dat veel zorghulpen de functie
van verzorgende ambiëren bleek al in hoofdstuk 3.
Figuur 4.6.2.14: werknemersdoelgroepen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens
Ook de verbonden potentiële doelgroepen (50%) zien de functie van verzorgende als een mooie
vervolgstap voor zorghulpen. Bij allochtonen zien we dat hbo’ers (21%) het vaker oneens zijn met deze
stelling dan mbo-ers (12%).
Figuur 4.6.2.15: potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
“Als verzorgende kun je carrière maken”
Dat je als verzorgende carrière kan maken, daar zijn de meningen van de verzorgenden verdeeld over.
Waar 48% van de verzorgenden in de thuiszorg vindt dat zij in hun functie carrière kunnen maken, is
slechts 25% van de verzorgenden in de kraamzorg het hier mee eens.
Figuur 4.6.2.16: werknemersdoelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens Net als bij de werknemersdoelgroepen zien we dat de verbonden en de overige potentiële doelgroepen
een andere mening hebben of je als verzorgende carrière kan maken. 45% van de verbonden
doelgroepen vindt van wel. Van de overige doelgroepen slechts 25%. Onderscheidend voor zij-
52
instromers op mbo niveau is dat zij vaker dan anderen aangeven dat je als verzorgende carrière kan
maken (42%).
Figuur 4.6.2.17: potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
“Als verzorgende moet je hard werken voor weinig geld”
77% van de medewerkers vindt dat je als verzorgende hard moet werken voor weinig geld. Opvallend is
dat jongeren het minder vaak eens zijn met deze stelling dan gemiddeld (67% vs 77% gemiddeld).
Figuur 4.6.2.18: werknemersdoelgroepen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens
Ook de verbonden (78%) en overige potentiële doelgroepen (71%) vinden dat je als verzorgende hard
moet werken voor weinig geld. Met name zorgwerknemers uit overige branches (86%) en zij-instromers
(83%) zijn het vaak met deze stelling eens.
Figuur 4.6.2.19: potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
53
4.7 Actie
Omdat van de potentiële doelgroepen weinig mensen hebben aangegeven te willen gaan werken in een
zorg of verpleegfunctie kunnen we alleen uitspraken doen over de schoolverlaters of zij van plan zijn om
daadwerkelijk in de komende 12 maanden te solliciteren. Van deze doelgroep geeft de helft van de
geïnteresseerden in de zorg aan te gaan solliciteren naar een zorg of verpleegfunctie. 30% geeft aan
niet van plan te zijn om in de komende 12 maanden te solliciteren. Naar verwachting zijn dit de
schoolverlaters die nog in het voorlaatste studiejaar zitten.
4.8 Uitgelicht kraamzorg
Vergeleken met medewerkers uit andere zorgbranches zijn kraamverzorgenden het meest positief over
de branche waarin zij werkzaam zijn. Gekeken naar welke branche de medewerkers uit de VVT na hun
eigen branche het meest waarderen dan zien we dat het niet de kraamzorg is maar de thuiszorg die het
meest gewaardeerd wordt door de medewerkers uit de VVT. Eén derde van de medewerkers uit andere
zorgbranches heeft een positief beeld van werken in de kraamzorg. Zorghulpen onderscheiden zich
doordat zij de kraamzorg bovengemiddeld positief waarderen. Ook zijn het met name jongeren die een
positief beeld hebben van deze branche. Bij de potentiële doelgroepen zien we dat herintreders en
nuggers bovengemiddeld positief zijn over het werk.
Vergeleken met andere zorgbranches wordt de kraamzorg vaker geassocieerd met iets kunnen
betekenen voor een ander en afwisselend werk. Niet alleen kraamverzorgenden maar ook werknemers
uit de thuiszorg en verpleeg- en verzorgingshuizen vinden deze associaties passend bij het werk.
Daarnaast vinden kraamverzorgenden hun werk wel een vrouwenberoep, emotioneel en fysiek zwaar.
Ook de potentiële doelgroepen zien het werken in de kraamzorg als een vrouwenberoep en vinden het
werk bloederig. Onderscheidend voor potentiële herintreders is dat zij de kraamzorg vooral zien als hard
werken maar ook als afwisselend. Allochtonen associëren het werk juist meer met teamwork en nuggers
met emotioneel, afwisselend en eer van je werk.
Gekeken naar de reden waarom medewerkers uit de VVT hebben gekozen voor hun branche, blijkt dat
kraamverzorgenden vaker kiezen voor hun branche omdat zij het werk interessant vinden dan
medewerkers uit andere zorgbranches. Andere onderscheidende redenen voor de kraamzorg zijn de
uitdaging van het werk en aansluiting bij persoonlijke idealen. Dat het werk in de kraamzorg
interessanter is dan in andere branches in de VVT, daar denken zorgwerknemers buiten de VVT anders
over. Zij vinden de kraamzorg minder uitdagend en zien minder kansen om door te groeien in het werk.
Bovendien vinden zij dat in de kraamzorg een minder goede balans tussen werk en privé mogelijk is,
kun je minder een maatschappelijke bijdrage leveren en is het werk minder makkelijk te bereiken. Niet
alleen zorgwerknemers buiten de VVT kennen minder positieve aspecten toe aan de kraamzorg dan aan
andere branches maar ook schoolverlaters. Op alle aspecten wordt de kraamzorg minder positief
beoordeeld dan het werken in de thuiszorg of in verpleeg- en verzorgingshuizen.
54
“Als kraamverzorgende is je verantwoordelijkheid groter dan in andere branches”
Kraamverzorgenden vinden dat je het werken in een verpleeg- of verzorgingshuis niet kan vergelijken
met het werken in de thuiszorg en kraamzorg. Zo vindt bijvoorbeeld de helft van de kraamverzorgenden
dat de verantwoordelijkheid in de kraamzorg groter is dan in andere zorgbranches.
Figuur 4.8.1: werknemersdoelgroepen
Ook de potentiële doelgroepen verbonden met de zorg zien verschillen tussen het werken in de
verschillende branches in de VVT. Overige potentiële doelgroepen zien dit echter minder. Met name
allochtonen geven minder vaak aan onderscheid te zien in het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen
en de thuiszorg en kraamzorg.
Figuur 4.8.2: potentiële doelgroepen
Hoe kijken kraamverzorgenden aan tegen de aantrekkelijkheid van de zorg voor mannen? Vaker dan
anderen (45% vs 37% gemiddeld) geven zij aan dat zij vinden dat het werk van verzorgenden niet
aantrekkelijk is voor mannen. Ook geven zij vaker (70% vs 58% gemiddeld) aan dat het werken in een
ziekenhuis aantrekkelijker is voor mannen dan werken in de VVT. Een mogelijke verklaring hiervoor is
dat kraamverzorgende hun eigen functie voor ogen hebben en niet een zorgfunctie in het algemeen.
“Voor werken in de kraamzorg moet je dag en nacht ter plekke kunnen zijn”
Kraamverzorgende kunnen vanuit hun functie goed oordelen of je als kraamverzorgende altijd dag en
nacht ter plekke moet kunnen zijn. Vaker dan gemiddeld zijn kraamverzorgenden (79% vs 69%
gemiddeld) van mening dat deze flexibiliteit nodig is in het werk. Ook potentiële herintreders (81%) en
nuggers (87%) vinden dat flexibiliteit een vereiste is.
55
Figuur 4.8.3: werknemersdoelgroepen
Werknemersdoelgroepen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens
Figuur 4.8.4: potentiële doelgroepen
Potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
“Als je net van school komt mis je de levenswijsheid die nodig is in het werken in de kraamzorg”
Naast flexibiliteit is levenservaring gewenst in de functie van kraamverzorgende. De helft van de
medewerkers in de VVT vindt dat als je net van school komt je de levenswijsheid mist die nodig is in het
werken in de kraamzorg. Opvallend is dat 34% van de verzorgenden in de VVT het oneens is met deze
stelling, terwijl dit gemiddeld 19%. Ook jongeren zijn het minder eens met deze stelling (31%). Bij de
potentiële doelgroepen zien we dat schoolverlaters het minder vaak eens zijn met deze stelling dan
andere verbonden doelgroepen (33% vs 24% gemiddeld).
Figuur 4.8.5: werknemersdoelgroepen
Werknemersdoelgroepen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Eens Neutraal Oneens
56
Figuur 4.8.6: potentiële doelgroepen Potentiële doelgroepen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Zorgwerknemers overig
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Eens Neutraal Oneens
4.9 Samenvatting
Werknemers in de VVT zijn erg positief over de branche waarin zij werken, en zijn dat ook over de
andere VVT-branches. Wat het werken in de zorg zo aantrekkelijk maakt is vooral de omgang met
mensen. Daarnaast hebben de werknemers in de VVT-branche voornamelijk voor hun baan gekozen
vanwege de verantwoordelijkheid, de inhoud van het werk en de uitdaging van het werk.
Onderscheidend voor de keuze van werknemers voor het werken in de thuiszorg is de goede balans
tussen werk- en privé. Kraamverzorgenden kiezen juist voor de kraamzorg vanwege de inhoud van het
werk. Voor het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen wordt gekozen vanwege de samenwerking met
collega’s.
Voor het vaststellen van de identiteit van de VVT-branche is de werknemers gevraagd naar het beeld dat
zij hadden van de branche voordat zij er gingen werken en wat hun huidige beeld is. Iets betekenen
voor een ander, afwisselend werk, en zelfstandigheid zijn de associaties die werknemers hadden bij de
VVT voordat zij gingen werken in deze branche. Onderscheidend voor de kraamzorg is dat werknemers
uit deze VVT-branche vaker aangeven dat zij dachten dat je in de kraamzorg iets voor een ander kunt
betekenen en dat het werk afwisselend is. Van het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen geven
medewerkers aan dat zij dachten in een team te gaan werken. Wat verder onderscheidend is voor het
werken in verpleeg- en verzorgingshuizen is dat je er hard moet werken en dat het fysiek zwaar is. Het
beeld dat werknemers vooraf hadden komt goed overeen met de werkelijkheid. Medewerkers hebben nu
hetzelfde beeld als vooraf, en dat is verder versterkt. Dat het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen
zwaar gevonden wordt blijkt niet alleen uit de associaties die medewerkers hebben bij deze branche
maar ook uit de belangrijkste reden die werknemers geven om van baan te gaan veranderen; een lagere
werkdruk.
Welk beeld hebben de potentiële doelgroepen van het werken in de VVT? Het blijkt dat zij de branche
het meest associëren met iets betekenen voor een ander, hard werken en eer van je werk.
Onderscheidend voor de thuiszorg is dat deze geassocieerd wordt met zelfstandigheid, vrijheid en
afwisseling. De kraamzorg wordt meer gezien als een vrouwenberoep. Bij het werken in verpleeg- en
verzorgingshuizen denken de potentiële doelgroepen vooral aan teamwork, hard werken, fysiek zwaar
en mentaal zwaar werk. Het imago van de VVT zoals aangegeven door de potentiële doelgroepen komt
goed overeen met de identiteit zoals de werknemers in de VVT deze beschrijven.
Van de zij-instromers, mannen en allochtonen geven weinig mensen aan in de toekomst te willen gaan
werken in de gezondheidszorg. Belangrijkste reden voor het onaantrekkelijk vinden van een zorgfunctie
is dat dit niet aansluit bij hun opleidingsrichting. Daarnaast vinden mannen het niet leuk om mensen te
verzorgen en weten veel allochtonen niet wat ze moeten doen in een zorgfunctie. Ook horen allochtonen
slechte verhalen over het werk.
57
Hoofdstuk 5. Arbeidsmarktgedrag
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op het arbeidsmarktgedrag van de verschillende doelgroepen om inzicht te kunnen
geven in de voorwaarden waaronder verschillende doelgroepen geïnteresseerd zijn om te gaan of te
blijven werken in de VVT. Aan bod komen de doorslaggevende aspecten voor werknemers in hun keuze
voor een baan, de zogenaamde pullfactoren. Maar ook zien we welke arbeidsvoorwaarden werknemers
wensen in een nieuwe baan. Naast dat het belangrijk is om te weten wat mensen aantrekt in een baan is
het zeker net zo belangrijk om te weten waarom mensen overstappen naar een andere baan. Welke
aspecten zorgen ervoor dat mensen switchen?
En wanneer je dan weet wat verschillende doelgroepen beweegt, is het van belang om te weten waar en
hoe je ze kunt bereiken. Inzicht in de media en middelen die mensen gebruiken ter oriëntatie op de
arbeidsmarkt biedt handvatten om communicatie naar de verschillende doelgroepen zo effectief mogelijk
te laten verlopen.
5.2 Pullfactoren
In paragraaf 5 van hoofdstuk 4 hebben we al gezien om welke redenen werknemers in de VVT gekozen
hebben voor hun baan. Maar om erachter te komen wat daadwerkelijk de sterke punten zijn van het
werk in de VVT is het van belang te weten over welke aspecten zij tevreden zijn nu ze ervaring hebben
met het werk. Zijn de aspecten die hen ertoe bewogen hebben om te werken in de VVT ook de aspecten
waarover ze het meest tevreden zijn in het werk? Vervolgens is het in het kader van
arbeidsmarktcommunicatie en de inrichting van het HR beleid interessant te weten wat potentiële
doelgroepen aantrekt in een baan. Op deze manier kan straks vergeleken worden of datgene wat de
potentiële doelgroep zoekt in een baan ook gevonden kan worden in een baan in de VVT. De match van
pullfactoren van potentiële doelgroepen met de sterke aspecten van de VVT-branches wordt zo
inzichtelijk gemaakt.
5.2.1 Werknemers in VVT
Werknemers in de VVT zijn overall gezien het meest tevreden over de verantwoordelijkheid van het werk
(68%). Vervolgens over de inhoud van hun werk (51%) en de samenwerking met collega’s (48%). De
top 5 van werkaspecten waarover zij het meest tevreden zijn wordt afgesloten door een juiste balans
tussen werk en privé (45%) en een goede werksfeer (44%).
Figuur 5.2.1.1: tevredenheid aspecten huidig werk: werknemers VVT
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Goede werksfeer
Juiste balans tussen werk en privé
Samenwerking met collega's
Inhoudelijk interessant werk
Verantwoordelijk werk
Kijken we naar de tevredenheid van de verschillende werknemersdoelgroepen in de VVT, dan zien we
behoorlijke verschillen. Tevredenheid over de verantwoordelijkheid van het werk scoort voor alle
doelgroepen in de thuiszorg (69%) en kraamzorg (81%) nummer 1, terwijl alle doelgroepen in de
verpleeg- en verzorgingshuizen de samenwerking met collega’s op nummer 1 hebben staan (73%). Dit
58
is verklaarbaar vanuit het feit dat in verpleeg- en verzorghuizen in een team van collega’s gewerkt
wordt, terwijl het werk in de thuis- en kraamzorg zelfstandig plaatsvindt. In lijn met de hoge score van
werknemers in de verpleeg- en verzorgingshuizen op de samenwerking met collega’s, lijken zij ook iets
vaker tevreden te zijn over de werksfeer (52%). In de thuiszorg is men daarentegen wat vaker tevreden
over de balans tussen werk en privé (54%). Over de inhoud van het werk zijn werknemers op het niveau
van zorghulpen minder tevreden dan de andere functiegroepen (35% vs 51% gemiddeld).
Figuur 5.2.1.2: tevredenheid aspecten huidig werk: verschillen tussen werknemers VVT
Verantwoordelijk werk
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigenthuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgendenkraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpendenv&v
Zorghulpen/helpendenthuiszorg
Inhoudelijk interessant werk
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigenthuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgendenkraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpendenv&v
Zorghulpen/helpendenthuiszorg
Samenwerking met collega's
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigenthuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgendenkraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpendenv&v
Zorghulpen/helpendenthuiszorg
Juiste balans tussen werk en privé
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigenthuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgendenkraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpendenv&v
Zorghulpen/helpendenthuiszorg
Goede werksfeer
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigenthuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgendenkraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpendenv&v
Zorghulpen/helpenden
thuiszorg
In de tevredenheid met het huidige werk zien we verder dat jonge werknemers over andere aspecten
tevreden zijn dan oudere werknemers. Werknemers tot 30 jaar zijn vaker dan gemiddeld tevreden over
de werksfeer (55% vs 44% gemiddeld), de uitdaging van het werk (52% vs 41% gemiddeld) en
doorgroeimogelijkheden (27% vs 16% gemiddeld). Daarentegen zijn ze minder vaak tevreden over de
balans tussen werk en privé (33% vs 45% gemiddeld).
Over de bereikbaarheid van het werk zijn werknemers in regio West vaker tevreden (36%) en in regio
Zuid juist minder vaak (23%). Ook valt op dat allochtone werknemers meer tevreden zijn over de
inhoud van hun werk dan autochtone werknemers (63% vs 51%).
59
Wanneer we kijken naar de voornaamste reden waarom werknemers in de VVT kiezen voor hun baan,
blijkt dat 59% dit doet omdat ze de branche leuk vinden om in te werken en 41% omdat ze de functie
leuk vinden.
Voor zorghulpen is de branche vaker belangrijk bij de keuze voor hun baan, terwijl verzorgenden in de
kraamzorg en verpleegkundigen in verpleeg- en verzorgingshuizen juist vaker op functie kiezen.
Figuur 5.2.1.3: reden keuze baan: verschillen tussen werknemers VVT
57%
46%
35%
56%
37%
26%
28%
43%
54%
65%
44%
63%
74%
72%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
Omdat ik het een leuke functie vind Omdat ik het een leuke branche vind om in te werken
5.2.2 Potentiële doelgroepen
Wat trekt potentiële doelgroepen aan in een functie? Wat zijn de pullfactoren die voor hen een
belangrijke rol spelen in het overwegen van een baan? Het overall beeld dat we zien voor de potentiële
doelgroepen is dat zij een goede werksfeer en inhoudelijk interessant werk het meest belangrijk vinden.
Gevolgd door een juiste balans tussen werk en privé, de samenwerking met collega’s en uitdaging in het
werk.
Figuur 5.2.2.1: pullfactoren: potentiële doelgroepen
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Uitdagend werk
Samenwerking met collega's
Juiste balans tussen werk en privé
Inhoudelijk interessant werk
Goede werksfeer
Schoolverlaters
Schoolverlaters hebben, anders dan werkende doelgroepen, nog een minder goed beeld van wat zij
zoeken in werk. Dit komt tot uiting doordat zij op vele pullfactoren bovengemiddeld scoren. Zij zijn nog
zoekende en hopen zoveel mogelijk te vinden in hun toekomstige functie.
Een goede werksfeer is zelfs voor 91% van hen een belangrijke pullfactor en de samenwerking met
collega’s voor 81% van hen. Zij hechten dus veel waarde aan de werkomgeving. Uitdaging en inhoud is
voor zo’n driekwart belangrijk. De top 5 wordt afgesloten door een acceptabele werkdruk. Op al deze
aspecten scoren zij bovengemiddeld.
Hiernaast vinden ze vaker dan anderen doorgroeimogelijkheden, juiste balans tussen werk en privé,
verantwoordelijk werk, zekerheid voor de toekomst, bereikbaarheid en aansluiting bij hun persoonlijke
idealen belangrijke pullfactoren.
60
Potentiële herintreders
Voor potentiële herintreders moet het werk passen in het huidige leven van de doelgroep. Voor 83% is
een juiste balans tussen werk en privé een belangrijke pullfactor (indicatief). Een goede werksfeer,
acceptabele werkdruk, inhoudelijk interessant werk en de samenwerking met collega’s zijn daarnaast
voor hen belangrijk.
Hiernaast vinden ze vaker dan anderen een goede bereikbaarheid en het leveren van een
maatschappelijke relevante bijdrage belangrijke pullfactoren.
Mannen
De pullfactoren van de mannelijke doelgroep komen vrijwel geheel overeen met die van de potentiële
doelgroepen als geheel. Een goede werksfeer en inhoudelijk interessant werk vinden zijn het meest
belangrijk. Gevolgd door uitdaging in het werk, een juiste balans tussen werk en privé en de
samenwerking met collega’s. De bereikbaarheid is voor hen juist minder vaak een pullfactor (29% vs
39% gemiddeld).
Daar waar mannen met een hbo-achtergrond vaker doorgroeimogelijkheden (42% vs 32%) en een
juiste balans tussen werk en privé (58% vs 39%) belangrijk vinden, vinden mannen met een (v)mbo-
achtergrond de samenwerking met collega’s vaker belangrijk (64% vs 41%).
Allochtonen
Doorgroeimogelijkheden zijn voor de allochtone doelgroep pullfactor nummer 1 (56%). Hiermee wijken
ze af van de andere doelgroepen; daar staan de doorgroeimogelijkheden zelfs niet in de top 5
(gemiddeld 42%). Een goede werksfeer, inhoudelijk interessant werk, zekerheid voor de toekomst en
uitdaging in het werk zijn achtereenvolgens de andere pullfactoren die de top 5 voor hen vullen.
Over het algemeen scoort de allochtone doelgroep op een heel aantal pullfactoren lager dan de andere
doelgroepen. Ondanks dat inhoudelijk interessant werk in de top 3 staat, vinden de allochtone
doelgroepen dit minder belangrijk dan anderen, met name onder de Marokkanen en Turken met een
(v)mbo-achtergrond; voor 44% van hen is dit belangrijk vs 55% van de Marokkanen en Turken met
hbo-achtergrond. Een acceptabele werkdruk is voor de allochtone doelgroep ook minder belangrijk en
hierbinnen zien we dat dit voor de Marokkaanse doelgroep nog minder belangrijk is dan voor de Turkse
(26% vs 39%). Werksfeer, verantwoordelijk werk, de balans tussen werk en privé, het leveren van een
maatschappelijke bijdrage en de aansluiting bij persoonlijke idealen zijn in vergelijking met de andere
potentiële doelgroepen voor allochtonen minder belangrijk in hun keuze voor een baan.
Zij-instromers
De top 5 van zij-instromers komt zowel in pullfactoren als in hun volgorde geheel overeen met het
totaalbeeld van de potentiële doelgroepen. Een goede werksfeer en inhoudelijk interessant werk vinden
zijn het meest belangrijk. Gevolgd door een juiste balans tussen werk en privé, de samenwerking met
collega’s en uitdaging in het werk.
Zij-instromers willen graag iets betekenen voor anderen en voor zichzelf. Voor hen zijn
verantwoordelijkheid in het werk (52%), de aansluiting van werk bij hun persoonlijke idealen (45%) en
het leveren van een maatschappelijke bijdrage (42%) belangrijker dan voor anderen.
Nuggers
Nuggers hebben vrij afwijkende pullfactoren in vergelijking tot andere doelgroepen. Zij lijken daarmee
een beetje op de potentiële herintreders, met het verschil dat de nuggers een extremer beeld vertonen.
Extremer in de zin dat de pullfactoren nog meer om omgevingsfactoren draaien en nog minder om
inhoudelijke werkaspecten. Deze doelgroep heeft waarschijnlijk heel bewust gekozen om momenteel niet
te werken en wil alleen onder optimale omstandigheden weer aan het werk. De 40% van de nuggers die
heeft aangegeven in de toekomst waarschijnlijk niet te zullen gaan werken, zijn echter al uitgesloten van
deze vraag. De top 5 bestaat uit een goede werksfeer, een juiste balans tussen werk en privé, een
acceptabele werkdruk, inhoudelijk interessant werk en een goede bereikbaarheid. Onder andere
61
verantwoordelijkheid, uitdaging, doorgroeimogelijkheden zijn voor hen minder relevant dan voor
anderen.
Figuur 5.2.2.2: pullfactoren: verschillen tussen potentiële doelgroepen
Inhoudelijk interessant werk
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Uitdagend werk
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Juiste balans tussen werk en privé mogelijk
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Goede werksfeer
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Samenwerking met collega's
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Nuggers
Zij-instromers
Allochtonen
Mannen
Potentiele herintreders
Schoolverlaters
Zorgwerknemers: tevredenheid in werk
Van de zorgwerknemers is het juist interessant om te weten over welke aspecten in hun werk zij
tevreden zijn. Zo kan enerzijds bekeken worden of zorgwerknemers in andere branches dan de VVT
dezelfde aspecten in hun werk waarderen als de werknemers uit de VVT. Of dat er juist specifieke
opvallendheden voor de VVT ofwel de andere branches zijn. Anderzijds kan bekeken worden of de
pullfactoren van de potentiële doelgroepen aansluiten op de aspecten waarover zorgwerknemers
tevreden zijn.
Zorgwerknemers in andere branches dan de VVT zijn het meest tevreden over de inhoud van hun werk
(73%), de samenwerking met collega’s (72%), de verantwoordelijkheid in het werk (67%), een goede
werksfeer (65%) en de uitdaging van het werk (61%).
In vergelijking met de werknemers uit de VVT zien we veelal dezelfde aspecten, maar zijn ze vaker
tevreden over de inhoud (73% vs 51%), de samenwerking met collega’s (72% vs 48%), een goede
62
werksfeer (65% vs 44%) en uitdaging in het werk (61% vs 41%). Werknemers in de VVT zijn
daarentegen iets vaker tevreden over de balans tussen werk en privé (45% vs 39%).
Figuur 5.2.2.3: tevredenheid aspecten huidig werk: verschillen zorgwerknemers andere branches en
zorgwerknemers VVT
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Balans tussen werk en prive
Uitdagend werk
Goede werksfeer
Verantwoordelijk werk
Samenwerking met collega's
Inhoudelijk interessant werk
Zorgwerknemers vvt Zorgwerknemers overige branches
De aspecten waarover zorgwerknemers tevreden zijn in hun werk en de pullfactoren die voor potentiële
doelgroepen belangrijk zijn in het overwegen van een baan komen grotendeels overeen. De top 5
bestaat veelal uit dezelfde aspecten.
Wanneer we kijken naar de voornaamste reden waarom de werkzame potentiële doelgroepen hebben
gekozen voor hun huidige baan, blijkt dat 53% dit doet omdat ze de functie leuk vinden om in te werken
en 47% omdat ze de branche leuk vinden.
Mannen kiezen vaker voor hun baan vanwege de aantrekkelijkheid van de functie (62%) dan anderen.
Overall lijkt de keuze voor functie boven branche toe te nemen naarmate het opleidingsniveau van de
doelgroepen toeneemt; zo heeft van de zij-instromers op hbo-niveau 67% gekozen op basis van de
functie en van de mannen op hbo-niveau 66%.
Figuur 5.2.2.4: reden keuze baan: verschillen tussen werkzame potentiële doelgroepen
57%
46%
62%
47%
43%
54%
38%
53%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Zij-instromers Allochtonen Mannen Zorgwerknemers overig
Omdat ik het een leuke functie vind Omdat ik het een leuke branche vind om in te werken
5.3 Gewenste arbeidsvoorwaarden
5.3.1 Werknemers in VVT
In het overwegen van een baan blijkt een goed salaris (70%) de belangrijkste arbeidsvoorwaarde te zijn
voor werknemers in de VVT. Het bieden van onregelmatigheidstoeslag of overwerkvergoeding (50%) is
de tweede arbeidsvoorwaarde die ze wensen. De top 5 gewenste arbeidsvoorwaarden bestaat verder uit
63
de mogelijkheid om parttime te werken (49%), het volgen van opleidingen (46%) en het aanbieden van
een pensioenregeling (45%).
Figuur 5.3.1.1: gewenste arbeidsvoorwaarden: werknemers VVT
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Pensioenregeling
Het volgen van opleidingen
Mogelijkheid om parttime te werken
Onregelmatigheidstoeslag/overwerktoeslag
Een goed salaris (marktconform of hoger)
Tussen de doelgroepen zijn er weinig verschillen, al is het volgen van opleidingen voor verpleegkundigen
in de thuiszorg belangrijker dan voor anderen (62%) en voor kraamverzorgenden juist minder belangrijk
(35%). Opvallend is dat de onregelmatigheidstoeslag of overwerkvergoeding voor zorghulpen in de
thuiszorg minder belangrijk is dan voor de andere doelgroepen (36%).
Wel zijn bepaalde arbeidsvoorwaarden belangrijker of minder belangrijk al naar gelang de levensfase
waarin werknemers zich bevinden. Zo is het volgen van opleidingen belangrijker voor jonge werknemers
(59% vs 46% gemiddeld) en ook de bijdrage voor kinderopvang (20% vs 6% gemiddeld). Ook valt op
dat het vergoeden van reiskosten voor hen vaker een gewenste arbeidsvoorwaarde is (43% vs 34%
gemiddeld). Het belang van de pensioenregeling neemt toe naarmate de leeftijd stijgt; vindt onder de
jonge werknemers een derde dit belangrijk, onder de oudere werknemers is dit ruim de helft.
Werknemers van allochtone afkomst kiezen wat vaker voor materialistische arbeidsvoorwaarden, zoals
een goed salaris (84% vs 69%), een 13e maand (37% vs 23%), bijdrage in de ziektekostenverzekering
(39% vs 24%) en reiskostenvergoeding (43% vs 33%), terwijl autochtone werknemers liever de
mogelijkheid hebben om parttime te kunnen werken (49% vs 34%).
5.3.2 Potentiële doelgroepen
Welke arbeidsvoorwaarden wensen potentiële doelgroepen? Met stip op 1 staat, net als voor de
werknemers in de VVT, een goed salaris (73%). Daarna komt de mogelijkheid tot het volgen van
opleidingen (45%), parttime werken (41%), de pensioenregeling (40%) en toeslag voor
onregelmatigheid of overwerk (37%). We zien dat deze laatstgenoemde arbeidsvoorwaarde
voornamelijk speelt in de zorg, omdat de potentiële doelgroepen die verbonden zijn met de zorg dit veel
vaker als gewenste arbeidsvoorwaarde noemen dan de overige potentiële doelgroepen (59% vs 23%).
Figuur 5.3.2.1: gewenste arbeidsvoorwaarden: potentiële doelgroepen
% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Onregelmatigheidstoeslag/overwerktoeslag
Pensioenregeling
Mogelijkheid om parttime te werken
Het volgen van opleidingen
Een goed salaris (marktconform of hoger)
64
Schoolverlaters
Voor schoolverlaters zijn onregelmatigheidstoeslag (71%), mogelijkheid om parttime te werken (53%),
reiskostenvergoeding (50%) en het ouderschapsverlof (39%) vaker gewenste arbeidsvoorwaarden dan
gemiddeld voor de potentiële doelgroepen het geval is.
Potentiële herintreders
Potentiële herintreders hechten ook een groter belang aan parttime werken (66%) en
onregelmatigheidstoeslag (53%) en daarnaast ook aan een bijdrage in de ziektekostenvergoeding (38%)
(allen indicatief).
Zorgwerknemers
Net als de andere potentiële doelgroepen die verbonden zijn aan de zorg is de onregelmatigheidstoeslag
(52%) voor zorgwerknemers bovengemiddeld van belang, maar daarnaast is voor deze doelgroep ook
het volgen van opleidingen een relevantere arbeidsvoorwaarde (52%) dan gemiddeld voor de potentiële
doelgroepen het geval is.
Mannen
Mannen hechten bovengemiddelde waarde aan materiële zaken als een goed salaris (87%) en een
bonusregeling (23%), maar ook aan de pensioenregeling (50%). Parttime werken is voor hen juist
minder relevant (23%). Opvallend is dat de bonusregeling juist door lageropgeleide mannen vaker als
gewenste arbeidsvoorwaarde wordt genoemd dan door hogeropgeleide mannen (31% vs 18%).
Allochtonen
Allochtonen hechten nog sterker dan de doelgroep mannen waarde aan materialistische
arbeidsvoorwaarden. Een 13e maand (48%), bonusregeling (38%) en auto van de zaak (24%) wensen
zij veel vaker dan anderen in hun arbeidsvoorwaardenpakket. Opvallend is dat lageropgeleide
allochtonen vaker een bonusregeling (46% vs 25%) en 13e maand (51% vs 43%) wensen dan
hogeropgeleide allochtonen. Hogeropgeleide allochtonen wensen dan weer wel vaker een auto van de
zaak dan lageropgeleide allochtonen (27% vs 18%).
Nuggers
Van de nuggers geeft maar liefst 83% aan de mogelijkheid te willen hebben om parttime te werken. Zij
scoren hiermee het hoogst van alle doelgroepen en lijken op dit aspect op de potentiële doelgroepen die
binding met de zorg hebben. Verder is voor nuggers de bijdrage aan kinderopvang van bovengemiddeld
belang (17%).
5.4 Switchredenen
5.4.1 Werknemers in VVT
Een lagere werkdruk (36%), meer opleidingsmogelijkheden (29%), een betere combinatie van werk en
privé (28%), meer uitdaging in het werk (27%) en betere secundaire arbeidsvoorwaarden (23%); dat
zijn voor werknemers in de VVT de vijf belangrijkste redenen om van baan te veranderen.
65
Figuur 5.4.1.1: switchredenen: werknemers VVT
% 10% 20% 30% 40%
Betere secundaire arbeidsvoorwaarden
Meer uitdaging in het werk
Werk en privé beter combineren
Meer opleidingsmogelijkheden
Een lagere werkdruk
Een lagere werkdruk is overduidelijk een switchreden die voornamelijk speelt onder werknemers van de
verpleeg- en verzorgingshuizen. Ongeacht het type functie noemen zij deze reden vaker dan
werknemers uit andere VVT-branches. Onder zorghulpen en verzorgenden in verpleeg- en
verzorgingshuizen noemt zelfs meer dan de helft (55% en 56%) een lagere werkdruk als reden om van
baan te veranderen. Het beter kunnen combineren van werk en privé is voor kraamverzorgenden veel
vaker een reden om te switchen dan voor anderen (44% vs 28% gemiddeld). Het type werk in de
kraamzorg brengt onvoorspelbaarheid qua timing met zich mee. Meer uitdaging in het werk wordt met
name door verpleegkundigen aangegeven als reden om te switchen, beide verpleegkundigendoelgroepen
scoren bovengemiddeld (36% en 40%). Het is bekend dat uitdaging in het werk in het algemeen
belangrijker is voor hogeropgeleiden dan voor lageropgeleiden. Dit lijkt dus ook voor de werknemers in
de VVT op te gaan.
Figuur 5.4.1.2: switchredenen: verschillen tussen werknemers VVT
Meer uitdaging in het werk
% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen
thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden
kraamzorg
Verzorgenden
thuiszorg
Zorghulpen/helpenden
v&v
Zorghulpen/helpenden
thuiszorg
Werk en privé beter combineren
% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen
thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden
kraamzorg
Verzorgenden
thuiszorg
Zorghulpen/helpenden
v&v
Zorghulpen/helpenden
thuiszorg
Een lagere werkdruk
% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen
thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden
kraamzorg
Verzorgenden
thuiszorg
Zorghulpen/helpenden
v&v
Zorghulpen/helpenden
thuiszorg
Jonge werknemers zullen iets vaker switchen voor betere opleidingsmogelijkheden (42%) en het beter
kunnen combineren van werk en privé (39%) dan anderen.
In regio Noord switcht men iets vaker voor meer uitdaging (34% vs 27% gemiddeld), meer
verantwoordelijkheid (26% vs 19% gemiddeld), meer opleidingsmogelijkheden (37% vs 29%) en meer
zekerheid voor de toekomst (29% vs 19% gemiddeld) en juist minder vaak voor een betere balans
tussen werk en privé (18% vs 28% gemiddeld) en flexibelere werktijden (10% vs 17% gemiddeld).
Waarschijnlijk speelt de lage vertegenwoordiging van de doelgroep kraamverzorgenden in de steekproef
van regio Noord een rol in deze verschillen.
Allochtone werknemers zeggen vaker te switchen voor betere opleidingsmogelijkheden (40% vs 28%)
en flexibele werktijden (31% vs 17%) dan autochtone werknemers.
Werkenden in de VVT hebben verschillende redenen om van baan te veranderen. Maar stel dat ze dit
zouden doen, waar zouden ze dan naar op zoek gaan? Grote meerderheid van de werknemers (81%)
zou een volgende baan binnen de zorg zoeken, waarvan 43% een andere functie bij de huidige
werkgever wil en 38% een zelfde soort functie bij een andere werkgever. De overige werknemers (19%)
zouden voor een baan buiten de zorg kiezen.
66
Figuur 5.4.1.3: nieuwe baan binnen of buiten zorg: verschillen tussen werknemers VVT
20%
20%
25%
23%
15%
13%
14%
35%
46%
36%
33%
43%
40%
37%
45%
35%
39%
44%
42%
47%
49%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Verpleegkundigen v&v
Verpleegkundigen thuiszorg
Verzorgenden v&v
Verzorgenden kraamzorg
Verzorgenden thuiszorg
Zorghulpen/helpenden v&v
Zorghulpen/helpenden thuiszorg
functie buiten de zorg zelfde soort functie bij andere werkgever andere functie bij huidige werkgever
Zorghulpen willen het minst vaak de zorgbranche verlaten; slechts 14% zou een baan buiten de zorg
kiezen. Verzorgenden in verpleeg- en verzorgingshuizen willen juist relatief vaak de zorg verlaten; 25%
zou een functie buiten de zorg willen.
5.4.2 Potentiële doelgroepen
Meer uitdaging in het werk (33%), een beter loopbaanperspectief (29%), een betere combinatie van
werk en privé (27%), meer opleidingsmogelijkheden (27%) en betere secundaire arbeidsvoorwaarden
(25%); dat zijn overall de vijf belangrijkste redenen om van baan te veranderen voor de werkzame
potentiële doelgroepen.
Figuur 5.4.2.1: switchredenen: potentiële doelgroepen
% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%
Betere secundaire arbeidsvoorwaarden
Meer opleidingsmogelijkheden
Werk en privé beter combineren
Een beter loopbaanperspectief
Meer uitdaging in het werk
Opvallend is dat zorgwerknemers vaker switchen voor een lagere werkdruk (30% vs 19% gemiddeld).
Mannen switchen vaker voor een beter loopbaanperspectief en minder reistijd. Dit geldt nog vaker voor
hogeropgeleide mannen; 37% van hen switcht voor een beter loopbaanperspectief (vs 32% van de
lageropgeleide mannen) en 35% voor minder reistijd (vs 23% van de lageropgeleide mannen). Ook
switchen mannen iets vaker voor betere secundaire arbeidsvoorwaarden (31% vs 25% gemiddeld).
Allochtonen switchen vaker voor meer uitdaging (39% vs 33% gemiddeld), flexibele werktijden (30% vs
18% gemiddeld), meer zekerheid voor de toekomst (27% vs 20% gemiddeld) en een betere werksfeer
(21% vs 16% gemiddeld). Marokkanen zeggen vaker te switchen voor een betere werksfeer dan Turken
(29% vs 17%).
67
Figuur 5.4.2.2: switchreden ‘lagere werkdruk’: verschillen tussen potentiële doelgroepen
5.5
Oriëntatiebronnen
5.5 Oriëntatiegedrag
5.5.1 Werknemers in VVT
Van de werknemers in de VVT heeft een kwart de huidige baan gevonden via een open sollicitatie. 13%
via bekenden/netwerk of via een advertentie in de krant en 8% via een interne vacature of via een
vacaturesite.
Figuur 5.5.1.1: kanaal huidige baan gevonden: werknemers VVT
25%
13% 13%
8% 8%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Open sollicitatie Bekenden/netwerk Dagblad/krant Interne vacature(s) Vacaturesite
Maar hoe zouden zij te werk gaan als ze een andere baan zouden gaan zoeken? Bronnen die
werknemers in de VVT hierbij zouden gebruiken zijn: vacaturesites (48%), kranten (47%), open
sollicitatie (46%), interne vacatures (44%), bekenden/netwerk (37%) en huis-aan-huisbladen (33%).
Figuur 5.5.1.2: oriëntatiebronnen: werknemers VVT
48%47%
46% 44%
37%33%
%
10%
20%
30%
40%
50%
Vacaturesite Dagblad/krant Open sollicitatie Interne vacature(s) Bekenden/netwerk Huis-aan-
huisblad/lokale
weekkrant
Opvallend is dat verpleegkundigen in de thuiszorg aangeven veel meer media en middelen te zullen
gebruiken bij het zoeken naar een andere baan dan de andere doelgroepen. Zo zeggen zij vaker gebruik
te zullen maken van vacaturesites (61%), kranten (56%), bekenden/netwerk (37%), maar ook van
andere oriëntatiebronnen als e-mailservices (22% vs 14% gemiddeld), vakbladen (21% vs 12%
gemiddeld) en werving & selectiebureaus (10% vs 4% gemiddeld).
68
Nu we weten welke oriëntatiebronnen de werknemers in de VVT zouden gebruiken bij het zoeken van
een andere baan is het uiteraard relevant om te weten hoe mobiel zij nu eigenlijk zijn op de
arbeidsmarkt. De helft van de werknemers (49%) is niet echt op zoek naar een andere baan, maar
houdt de arbeidsmarkt wel in de gaten. Deze groep is te interesseren voor een andere baan door een
aantrekkelijk aanbod. Omdat zij nog tevreden zijn in hun huidige baan, maar wel openstaan voor iets
nieuws, is dit in het algemeen een zeer relevante groep om aan te spreken in communicatie. Het is
tevens ook de grootste doelgroep. 9% van de werknemers is actief op zoek naar een andere baan en
42% is helemaal niet op zoek naar een andere baan.
De arbeidsmarktactiviteit onder kraamverzorgenden is lager dan onder andere doelgroepen; maar liefst
61% is niet op zoek en slechts 3% is actief op zoek. Verpleegkundigen hebben juist een hogere
arbeidsmarktactiviteit; 15% is actief op zoek.
Figuur 5.5.1.3: arbeidsmarktactiviteit
Werknemers VVT Nederlandse Beroepsbevolking
9%
49%
42%
Actieve baanzoekers Latente baanzoekers Niet op zoek
Omdat de latente doelgroep niet bereikt wordt door communicatie via oriëntatiebronnen, ze zijn immers
niet actief op zoek, moet je de doelgroep bereiken in hun normale, dagelijkse mediagebruik. Naast de
meer traditionele media zijn er vele toepassingen en kanalen op het gebied van online media. De
werknemers uit de VVT is gevraagd in hoeverre zij bepaalde online media gebruiken. Hieruit blijkt dat
46% van de werknemers regelmatig e-mailnieuwsbrieven leest en 41% regelmatig te vinden is op social
networks, zoals Hyves, LinkedIn, Myspace en Twitter. Internetfora en weblogs zijn minder populair
onder de werknemers; 16% komt regelmatig op internetfora en 8% op weblogs.
Een kwart van de werknemers in de VVT (26%) maakt van geen van de online media regelmatig
gebruik; onder zorghulpen in de thuiszorg is dit aandeel nog iets hoger (34%).
Figuur 5.5.1.4: gebruik online media: werknemers VVT
% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Ik maak van geen van deze online media regelmatig gebruik
Weblogs
Internetfora
Sociale netwerken
Email-nieuwsbrieven
69
5.5.2 Potentiële doelgroepen
Van de potentiële doelgroepen heeft 16% de huidige baan gevonden via een open sollicitatie, 13% via
bekenden/netwerk en 12% via een advertentie in de krant. Via een interne vacature of vacaturesite
vond 11% zijn huidige baan.
Zorgwerknemers hebben relatief vaak hun huidige baan gevonden via een open sollicitatie (26%) en via
interne vacatures (17%). Eerder zagen we al dat zorgwerknemers in de VVT ook vaak hun huidige baan
via open sollicitatie hebben gevonden (25%). In de zorg lijkt dit dus vaker voor te komen als in andere
branches. Verder valt op dat mannen vaker dan anderen hun functie via een advertentie in de krant
hebben gevonden (19% vs 12% gemiddeld).
Figuur 5.5.2.1: kanaal huidige baan gevonden: potentiële doelgroepen
16%
13%12% 11% 11%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Open sollicitatie Bekenden/netwerk Dagblad/krant Vacaturesite Interne vacature(s)
Maar als de potentiële doelgroepen op zoek zouden gaan naar een andere of nieuwe baan zouden zij
gebruik maken van: vacaturesites (57%), bekenden/netwerk (45%), kranten (44%), open sollicitatie
(43%) en interne vacatures (42%).
Figuur 5.5.2.2: oriëntatiebronnen: potentiële doelgroepen
57%
45%44% 43%
42%
%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Vacaturesite Bekenden/netwerk Dagblad/krant Open sollicitatie Interne vacature(s)
Voor schoolverlaters (55%) zijn open sollicitaties, net als voor potentiële herintreders (66%), nog
belangrijker dan voor anderen. Zorgwerknemers scoren bovengemiddeld op interne vacatures (58%).
Deze resultaten volgen de lijn die we al zagen in de wijze waarop zij hun huidige baan gevonden
hebben.
Kijken we naar de diverse media dan valt op dat schoolverlaters zich vaker dan anderen zouden
oriënteren via bedrijvensites (32% vs 22% gemiddeld). Het gebruik van de krant is vrij divers;
allochtonen gebruiken dit medium relatief weinig (24%). Vakbladen worden dan weer relatief vaak door
mannen gebruikt (22% vs 17% gemiddeld). Huis-aan-huisbladen zijn populair als oriëntatiebron onder
potentiële herintreders en nuggers (57% en 67%).
70
Figuur 5.5.2.3: oriëntatiebronnen: verschillen tussen potentiële doelgroepen
%
20%
40%
60%
80%
Schoolverlaters Potentieleherintreders
Zorgwerknemersoverig
Mannen Allochtonen Zij-instromers Nuggers
Bedrijvensite Dagblad Vakblad Huis-aan huisblad Vacaturesite
Maar hoe mobiel zijn de potentiële doelgroepen eigenlijk op de arbeidsmarkt? Mensen die aangegeven
hebben in de toekomst niet te zullen gaan werken zijn in deze analyse uitgesloten. Het blijkt dat de helft
van de potentiële doelgroepen (48%) niet echt op zoek is naar een andere baan, maar de arbeidsmarkt
wel in de gaten houdt. Dit zijn de zogenaamde latente baanzoekers. 12% is actief op zoek naar een
(andere) baan en 40% is helemaal niet op zoek naar een (andere) baan.
Opvallend is dat maar liefst een derde (34%) van de potentiële herintreders actief op zoek is naar een
baan. Schoolverlaters (15%), allochtonen (13%) en zij-instromers (13%) lijken iets vaker actief op zoek
te zijn dan zorgwerknemers, mannen en nuggers (allen 8%).
Binnen de allochtone doelgroep zijn de Marokkanen vaker actief op zoek naar een andere baan dan de
Turken (18% vs 10%).
Figuur 5.5.2.4: arbeidsmarktactiviteit: potentiële doelgroepen
12%
48%
40%
Actieve baanzoekers Latente baanzoekers Niet op zoek
Omdat de latente baanzoekers bijna 50% van de potentiële doelgroepen uitmaken, is het belangrijk om
te weten hoe zij omgaan met media in hun dagelijks leven. Inzet van communicatie via
oriëntatiebronnen is met name relevant voor de actief zoekenden. Op het gebied van online media blijkt
dat 50% van de potentiële doelgroepen gebruik maakt van email-nieuwsbrieven en social networks.
Internetfora en weblogs zijn minder populair; 17% komt regelmatig op internetfora en 8% op weblogs.
22% maakt van geen van deze online media gebruik.
71
Figuur 5.5.2.5: gebruik online media: potentiële doelgroepen
% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Ik maak van geen van deze online media regelmatig gebruik
Weblogs
Internetfora
Sociale netwerken
Email-nieuwsbrieven
Social networks worden het meest gebruikt door schoolverlaters; 81% maakt gebruik van deze online
media. Opvallend is dat de doelgroepen die niet werken juist veel gebruikmaken van e-nieuwsbrieven;
69% van de potentiële herintreders en 66% van de nuggers leest deze e-nieuwsbrieven. En slechts 14%
van deze doelgroepen maakt geen gebruik van de voorgelegde online media.
5.6 Uitgelicht kraamzorg
Kraamverzorgenden zijn over een heel aantal werkaspecten meer tevreden dan andere werkenden in de
VVT. Zo scoren zij hoger op de tevredenheid over de verantwoordelijkheid van het werk, de inhoud van
het werk, de uitdaging in het werk, de aansluiting van het werk bij de persoonlijke idealen en de goede
naam van hun werkgever. Dit zijn juist aspecten die de kern van het werk raken.
Op een paar aspecten geven kraamverzorgenden juist veel minder vaak aan tevreden te zijn. Dit is het
geval voor de samenwerking met collega’s, de bereikbaarheid van het werk en de
doorgroeimogelijkheden. Verklaarbare resultaten aangezien het een zelfstandige functie is waarin weinig
met collega’s wordt samengewerkt, de locatie per cliënt verschilt en de diversiteit aan functies binnen de
branche beperkt is. Dit beeld komt ook terug in de switchredenen; kraamverzorgenden switchen vaker
voor een betere balans tussen werk en privé en minder reistijd.
Verder is het volgen van opleidingen voor kraamverzorgenden een minder belangrijke gewenste
arbeidsvoorwaarde dan voor andere doelgroepen.
Wanneer we kijken naar de match tussen wat potentiële doelgroepen belangrijk vinden bij de keuze voor
een baan en de sterke punten die de kraamzorg werknemers te bieden heeft, valt op dat er een
duidelijke match is in de inhoud en uitdaging van het werk. Over deze aspecten zijn kraamverzorgenden
tevreden en potentiële doelgroepen (met name schoolverlaters, mannen, zij-instromers en allochtonen)
zoeken deze aspecten ook in een baan. Hiernaast ligt er op het gebied van de aansluiting van het werk
bij de persoonlijke idealen een mogelijke match met zij-instromers.
Op het gebied van samenwerking met collega’s, balans tussen werk en privé en de bereikbaarheid is de
kraamzorg een minder interessante werkgever voor de potentiële doelgroepen. Met name de eerste twee
aspecten zijn voor vrijwel alle potentiële doelgroepen belangrijke pullfactoren. Bereikbaarheid van het
werk is vooral voor potentiële herintreders en nuggers een relevante pullfactor.
Meer dan de helft van de kraamverzorgenden (56%) heeft voor hun werk gekozen, omdat ze het een
leuke functie vinden; de overige 44% omdat ze de branche leuk vinden. De keuze op basis van functie
ligt onder kraamverzorgenden hoger dan gemiddeld onder werkenden in de VVT. Van de potentiële
doelgroepen kiezen mannen ook vaker voor hun baan vanwege de aantrekkelijkheid van de functie
(60%) dan anderen. Overall lijkt de keuze voor functie boven branche toe te nemen naarmate het
opleidingsniveau van de doelgroepen toeneemt; opvallend dat kraamverzorgenden ondanks dat zij niet
behoren tot de hogeropgeleide doelgroep wel relatief vaak hun keuze maken op basis van functie.
72
De arbeidsmarktactiviteit onder kraamverzorgenden is lager dan onder andere doelgroepen; maar liefst
61% is niet op zoek en slechts 3% is actief op zoek. De arbeidsmarktactiviteit van de potentiële
doelgroepen is in alle gevallen hoger dan onder kraamverzorgenden.
Kraamverzorgenden hebben hun huidige baan relatief vaak via open sollicitaties (32% vs 25%
gemiddeld) en via school (16% vs 5% gemiddeld) gevonden. Dit is te verklaren vanuit het feit dat zich
in deze doelgroep meer jongere werknemers bevinden dan in andere doelgroepen. In het
oriëntatiegedrag valt op dat zij vaker zich minder vaak oriënteren op een baan via vacaturesites (36%
vs 48% gemiddeld) en in het online mediagedrag valt op dat zij overall genomen minder gebruik maken
van de diverse online media dan andere werknemers in de VVT; een derde maakt geen gebruik van
social networks, weblogs, fora en e-nieuwsbrieven (vs 26% gemiddeld). Dit is opvallend; gezien de hoge
vertegenwoordiging van jonge werknemers in de kraamzorgdoelgroep zou verwacht worden dat er juist
veel online media gebruikt wordt.
5.7 Samenvatting
Werknemers in de VVT zijn overall gezien het meest tevreden over de verantwoordelijkheid van het
werk. Vervolgens over de inhoud van hun werk, de samenwerking met collega’s, een juiste balans
tussen werk en privé en een goede werksfeer. In de thuis- en kraamzorg is de tevredenheid over de
verantwoordelijkheid groter, terwijl men in de verpleeg- en verzorgingshuizen juist meer tevreden is
over de samenwerking met collega’s en de werksfeer. In de thuiszorg zijn werknemers vaker tevreden
over de balans tussen werk en privé.
Maar wat trekt potentiële doelgroepen aan in een functie? Het overall beeld dat we zien voor de
potentiële doelgroepen is dat zij een goede werksfeer en inhoudelijk interessant werk het meest
belangrijk vinden. Gevolgd door een juiste balans tussen werk en privé, de samenwerking met collega’s
en uitdaging in het werk. We zien verschillen tussen de potentiële doelgroepen. Zo is voor potentiële
herintreders en nuggers de balans tussen werk en privé erg belangrijk, terwijl voor zij-instromers juist
het leveren van een maatschappelijk relevante bijdrage een belangrijke pullfactor is. Deze verschillen
tussen VVT-branches en doelgroepen maken dat de aansluiting van de potentiële doelgroepen op de drie
VVT-branches verschillend kan zijn.
Wanneer je doelgroepen wilt aanspreken worden arbeidsmarktactiviteit en oriëntatiegedrag belangrijk.
Ongeveer de helft van de doelgroepen bestaat uit zogenaamde latente baanzoekers en maar een klein
deel uit actieve baanzoekers. Bij communicatie naar de actieve zoekers is het oriëntatiegedrag van de
doelgroep belangrijk, bij communicatie naar latente zoekers eerder het normale, dagelijkse
mediagedrag. Diverse oriëntatiemedia worden door de doelgroepen gebruikt. Opvallend is dat in de zorg
open sollicitaties en interne vacatures een grotere rol spelen dan in andere branches .
73
Hoofdstuk 6. Conclusies
6.1 Inleiding
Gezien de te verwachte tekorten in de VVT is het van belang om zoveel mogelijk mensen te interesseren
en te behouden voor het werken in de VVT. In dit onderzoek hebben we inzicht gegeven in de twee
componenten die hierbij van belang zijn: de huidige werknemers in de VVT en de potentiële
doelgroepen. Vanuit de informatie die vanuit de huidige werknemers verkregen is kan de identiteit van
de VVT en de afzonderlijke branches binnen de VVT vastgesteld worden. Vanuit de informatie die vanuit
de potentiële doelgroepen verkregen is kan het imago van de VVT en de afzonderlijke branches binnen
de VVT vastgesteld worden. Het is namelijk essentieel om inzicht te hebben in zowel de identiteit als het
imago en de aansluiting op elkaar; zijn er op een aantal aspecten hiaten tussen identiteit en imago?
Vanuit de identiteit komen de zwakke en sterke aspecten van het werken in de VVT aan het licht. Kennis
van het arbeidsmarktgedrag van de verschillende potentiële doelgroepen leert ons in hoeverre de sterke
aspecten van de VVT aantrekkingskracht hebben op de doelgroepen.
6.2 Werknemers in VVT
Werknemers in de VVT willen in de toekomst blijven werken in de gezondheidszorg. Weinig branches
buiten de zorg vinden zij aantrekkelijk om in de toekomst te gaan werken. We zien dat medewerkers
niet alleen loyaal zijn aan de functie waarin zij werken, maar ook aan de VVT-branche. De loyaliteit is bij
medewerkers in de thuiszorg en kraamzorg groter dan bij medewerkers uit verpleeg- en
verzorgingshuizen. Zorghulpen vinden de functie van verzorgende aantrekkelijk en hebben de ambitie
om door te groeien. Dat zij willen doorgroeien komt doordat veel zorghulpen bezig zijn met een
opleiding richting verzorgende of deze opleiding net hebben afgerond. Bij verzorgenden zien we, in
mindere mate de ambitie om door te groeien naar verpleegkundige, ondanks dat veel van hen bezig zijn
met een opleiding tot verpleegkundige of deze opleiding hebben afgerond.
Welke branches vinden de werknemers aantrekkelijk naast hun eigen branche? Het blijkt dat zorghulpen
en verzorgenden uit de thuiszorg het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen erg aantrekkelijk vinden.
Dit is andersom niet het geval. In het algemeen gezien vinden de werknemers de kraamzorg de minst
aantrekkelijke VVT-branche. Dit komt waarschijnlijk omdat het werk in de kraamzorg minder relevant is
voor werknemers uit andere VVT-branches. Zij zien minder overeenkomsten tussen hun huidige functie
en het werken in de kraamzorg. Buiten de VVT is het werken in een ziekenhuis de populairste branche.
Met name verpleegkundigen vinden ziekenhuizen aantrekkelijk om in te werken.
Niet alleen zijn werknemers loyaal aan de VVT-branche, ook zijn zij erg positief over de zorgbranche
waarin zij werken. Kraamverzorgende zijn het meest positief over hun branche. Niet alleen waarderen
werknemers hun eigen branche positief, maar ook de andere branches binnen de VVT. Hier zien we dat
zorghulpen in het algemeen het meest positief zijn over andere VVT-branches
Wat het werken in de zorg zo aantrekkelijk maakt is de omgang met mensen. Het leuk vinden om met
mensen te werken wordt het meest genoemd als reden voor het aantrekkelijk vinden van een
zorgfunctie. Dat de werknemers gekozen hebben voor een baan in de VVT-branche is vanwege de
verantwoordelijkheid, de inhoud van het werk en de uitdaging van het werk. Onderscheidend voor de
keuze van werknemers voor het werken in de thuiszorg is de goede balans tussen werk- en privé.
Kraamverzorgenden kiezen juist voor de kraamzorg vanwege de inhoud van het werk. Voor het werken
in verpleeg- en verzorgingshuizen wordt gekozen vanwege de samenwerking met collega’s. Op
functieniveau zien we dat uitdaging van het werk en verantwoordelijkheid belangrijker wordt naarmate
74
het niveau van de functie stijgt. Voor verpleegkundigen zijn dit belangrijkere aspecten dan voor
zorghulpen.
Voor het vaststellen van de identiteit van de VVT-branche is de werknemers gevraagd naar het beeld dat
zij hadden van de branche voordat zij er gingen werken en wat hun huidige beeld is. Iets betekenen
voor een ander, afwisselend werk, en zelfstandigheid zijn de associaties die werknemers hadden bij de
VVT voordat zij gingen werken in deze branche. Onderscheidend voor de kraamzorg is dat werknemers
uit deze VVT-branche vaker aangeven dat zij dachten dat je in de kraamzorg iets voor een ander kunt
betekenen en dat het werk afwisselend is. Van het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen geven
medewerkers aan dat zij dachten in een team te gaan werken. Wat verder onderscheidend is voor het
werken in verpleeg- en verzorgingshuizen is dat je er hard moet werken en dat het fysiek zwaar is. Het
beeld dat het werk fysiek zwaar is geldt met name voor verpleegkundigen. We zien dat werknemers in
deze functie negatiever zijn dan anderen. Zij hebben minder vaak het beeld dat je met het werken in
verpleeg- en verzorgingshuizen iets voor een ander kunt betekenen en dat je eer krijgt voor je werk.
Nu medewerkers werkzaam zijn in de branche zijn de beelden die zij voorheen hadden versterkt. Voor
de thuiszorg zien we dat met name de associaties eer voor je werk en vrijheid sterker zijn geworden.
Medewerkers in de kraamzorg vinden nu meer dan voorheen dat het werk een vrouwenberoep is. Voor
medewerkers in verpleeg- en verzorgingshuizen is het beeld van hard werken, fysiek zwaar en het
werken in een team versterkt.
Om de identiteit van de VVT-branche verder inzichtelijk te maken zijn aan medewerkers verschillende
stellingen voorgelegd. Waar werknemers het over eens zijn is dat je in de zorg iets voor een ander kan
betekenen maar dat het ook hard werken is voor weinig geld. Verdeeld reageren medewerkers op de
stelling dat je als verzorgende carrière kunt maken. Vanwege de ondervertegenwoordiging van mannen
en allochtonen is gevraagd of zij vinden dat de zorg aantrekkelijk is voor mannen en allochtonen. Hierop
wordt neutraal gereageerd. Wel blijkt dat veel medewerkers vinden dat het werken in ziekenhuizen
aantrekkelijker is voor mannen dan werken in de VVT. Waar iedereen het over eens is is dat werken in
verpleeg- en verzorgingshuizen wel degelijk anders is dan werken in de thuis- en kraamzorg. Met de
stelling dat werken in de zorg geen baan is maar een roeping is iedereen het oneens.
Dat het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen zwaar gevonden wordt blijkt niet alleen uit de
associaties die medewerkers hebben bij deze branche maar ook uit de belangrijkste reden die
werknemers geven om van baan te gaan veranderen; een lagere werkdruk. Voor werknemers uit de
kraamzorg is de belangrijkste reden om van baan te veranderen een betere balans tussen werk en privé.
Gekeken naar de verschillende functies dan zien we dat verpleegkundigen van baan zouden veranderen
voor meer uitdaging.
Wanneer werknemers op zoek zouden gaan naar ander werk dan zien we dat zorghulpen het minst vaak
hun branche zouden verlaten. Zij kiezen voor de branche terwijl verpleegkundigen vaker kiezen voor de
functie. Kraamverzorgenden vinden ook hun functie belangrijker dan de branche; voor hun is de inhoud
van het werk het meest belangrijk.
6.3 Potentiële doelgroepen
Nu de identiteit van de VVT inzichtelijk is gemaakt kan er gekeken worden of het imago van de branche
bij de potentiële doelgroepen aansluit.
Het blijkt dat de potentiële doelgroepen een positief beeld hebben van de VVT-branches; zelfs positiever
dan de VVT-werknemers over de verschillende VVT-branches. Verpleeg- en verzorgingshuizen worden
het meest aantrekkelijk gevonden. Kort daarna komen de ziekenhuizen, gevolgd door de thuiszorg, de
GGZ, de kraamzorg en de gehandicaptenzorg. Er is geen expliciete voorkeur voor VVT-branches boven
75
andere zorgbranches of andersom. Gekeken naar de verbonden doelgroepen dan lijkt het dat zij het
werken in verpleeg en verzorgingshuizen en ziekenhuizen het meest aantrekkelijk vinden.
Hoewel de potentiële doelgroepen een positief beeld hebben van werken in de VVT blijkt maar een
kleine groep bekend te zijn met de branche. Het is met name het werken in de kraamzorg waarmee zij
onbekend zijn. Vanzelfsprekend zien we dat verbonden doelgroepen zoals schoolverlaters, potentiële
herintreders en zorgwerknemers uit andere zorgbranches meer bekend zijn met het werk in de VVT dan
de overige potentiële doelgroepen. Dit geldt alleen niet voor de kraamzorg.
Welk beeld hebben de potentiële doelgroepen van het werken in de VVT? Het blijkt dat zij de branche
het meest associëren met iets betekenen voor een ander, hard werken en eer van je werk.
Onderscheidend voor de thuiszorg is dat deze geassocieerd wordt met zelfstandigheid, vrijheid en
afwisseling. De kraamzorg wordt meer gezien als bloederig en een vrouwenberoep. Bij het werken in
verpleeg- en verzorgingshuizen denken de potentiële doelgroepen vooral aan teamwork, hard werken,
fysiek zwaar en mentaal zwaar.
Van de zij-instromers, mannen en allochtonen geven weinig mensen aan in de toekomst te willen gaan
werken in de gezondheidszorg. Belangrijkste reden voor het onaantrekkelijk vinden van een zorgfunctie
is dat dit niet aansluit bij hun opleidingsrichting. Daarnaast vinden mannen het niet leuk om mensen te
verzorgen en weten veel allochtonen niet wat ze moeten doen in een zorgfunctie. Ook horen allochtonen
slechte verhalen over het werk.
Om de verschillende doelgroepen te kunnen bereiken is het nodig om verder in te zoomen op het beeld
dat zij hebben van de VVT. Daarnaast is het van belang om te weten wat de omvang is van deze
groepen in werkelijk.
1 Schoolverlaters
Omvang
Ondanks de populariteit van de branche Zorg en Welzijn onder scholieren is er de afgelopen jaren een
sterke daling geweest van het aantal leerlingen dat een opleiding volgt tot verzorgende. In de afgelopen
vijf jaar schommelde het aantal deelnemers aan de verzorgende of verpleegkundige opleiding in het mbo
of hbo tussen de 55.000 en 60.000 per jaar en het aantal gediplomeerden tussen de 16.000 en 19.000
per jaar. Door een dalende uitstroom van leerlingen uit relevante opleiding in het voorgezet onderwijs
komt de instroom in de v&v opleidingen onder druk te staan.
Ontwikkelingen
Uit de meest recente arbeidsmarktverkenning voor verpleegkundig en verzorgend personeel blijkt dat er
in de branche VVT met name tekorten aan verzorgend personeel op niveau 3 worden verwacht. Als deze
tekorten alleen zouden worden opgelost door de instroom in de opleiding tot verzorgende te verhogen,
dan zou de instroom moeten toenemen van 11.400 in 2006 naar 14.500, een toename van ruim 25%.
Dit is een grote opgave, gezien de op termijn dalende uitstroom uit het voortgezet onderwijs.
Kenmerken
De doelgroep schoolverlaters bevindt zich momenteel in de laatste fase van hun zorgopleiding. Dat
vrijwel iedereen een functie in de gezondheidszorg ambieert ligt daarom uiteraard voor de hand. De
voorkeur voor een functie als verpleegkundige is groter dan voor een functie als verzorgende, maar dit is
inherent aan het feit dat meer scholieren in het onderzoek momenteel een opleiding tot verpleegkundige
volgen. Het ziekenhuis is onder schoolverlater veruit de populairste branche om te werken. Van de VVT-
branches zijn de verpleeg- en verzorgingshuizen het meest aantrekkelijk. Opvallend ten opzichte van
andere doelgroepen is dat zij de kraamzorg aantrekkelijker vinden dan de thuiszorg. In lijn met de
aantrekkelijkheid van verpleeg- en verzorgingshuizen, zien we ook dat scholieren deze branche
76
bovengemiddeld positief waarderen. Hun bekendheid met deze instellingen is ook bovengemiddeld.
Wellicht dat zij al vaker door het lopen van stages met deze branche in contact geweest zijn.
Het werken in de VVT beschouwen schoolverlaters vooral als verantwoordelijk werk, waarmee je een
bijdrage aan de maatschappij kunt leveren en het werk in een goede werksfeer kunt doen. Werken in de
thuiszorg is zelfstandig werk en scholieren associëren de thuiszorg hier dan ook mee; zij associëren het
zelfs vaker met zelfstandigheid dan andere doelgroepen.
Schoolverlaters zijn nog niet actief op de arbeidsmarkt; zij staan aan het begin van hun carrière en
moeten nog ontdekken wat zij nu precies willen. Liefst willen ze natuurlijk alles. Dit blijkt onder andere
uit de vele pullfactoren die zijn noemen bij het overwegen van een baan. Veel aspecten zijn voor hen
belangrijk, maar als opvallendheden zien we met name te belang van een goede werksfeer,
samenwerking met collega’s, uitdaging en inhoud.
Schoolverlaters zoeken dus zowel hun voldoening in het werk zelf als in de omgang met anderen. Dit
belang van samenwerken verklaart wellicht hun bovengemiddelde interesse in werken in verpleeg- en
verzorgingshuizen boven de vrij zelfstandige functies in de thuis- en kraamzorg.
2 Potentiële herintreders
Omvang
De recente omvang van de doelgroep potentiële herintreders is niet bekend. Wel weten we dat in de
periode 1997-2002 het reservoir herintreders uit gemiddeld 95.000 personen bestond. In de periode
1994-2002 zijn 68.000 herintreders in de functie van verzorgende of verpleegkundige gestart. Van deze
groep kwam bijna 85% (57.000) in de VVT terecht.
Ontwikkelingen
Doordat de uitstroom uit het reservoir herintreders groter was dan de instroom is de omvang van het
reservoir gedaald. Volgens het rapport Arbeid in de Zorg en Welzijn 2006 zal herintreding steeds minder
vaak voorkomen vanwege de stijgende participatiegraad van vrouwen. Toch is er nog wel potentieel
aanbod. Voor verpleegkundigen (hbo, mbo) bedraagt de bruto participatiegraad 75% en voor
verzorgenden (mbo, vmbo) slechts 65%, terwijl voor de meeste andere groepen een bruto
participatiegraad van 80% geldt. Dat betekent dat van de verpleegkundigen 25% niet participeert en
van de verzorgenden 35% (Ecorys en Seor, 2006).
Kenmerken
De doelgroep potentiële herintreders bestaat uit mensen die gewerkt hebben in een zorgfunctie, maar
daar mee gestopt zijn en momenteel niet werkzaam zijn. Het merendeel is gestopt met werken vanwege
persoonlijke omstandigheden. De oorzaak van het stoppen moet dus niet gezocht in het werk in de
gezondheidszorg. Deze doelgroep is immers niet geswitcht naar een andere baan, maar verandering in
de privésituatie heeft ervoor gezorgd dat zij stopten met werken.
Ongeveer een derde van hen wil in de toekomst niet meer gaan werken. De rest wel en onder hen is de
gezondheidszorg nog steeds erg populair. Qua functie lijkt het werken als verzorgenden voor hen
aantrekkelijker dan voor andere doelgroepen.
Opvallend ten opzichte van andere doelgroepen is hun hoge waardering voor de thuis- en kraamzorg.
Hun bekendheid met de thuiszorg is ook bovengemiddeld. Ondanks hun hoge waardering voor de
thuiszorg associëren zij deze branche wel vaker dan anderen met hard werken en fysiek zwaar werk. De
verpleeg- en verzorgingshuizen associëren zij juist vaker met afwisselend werk.
Wanneer deze doelgroep een nieuwe baan zou overwegen zijn een juiste balans tussen werk en privé,
een goede werksfeer en een acceptabele werkdruk belangrijke pullfactoren. Op het gebied van
77
arbeidsvoorwaarden is de mogelijkheid om parttime te werken voor hun belangrijker dan voor anderen.
Hun toekomstige werk moet goed te combineren zijn met hun privéleven.
3 Zorgwerknemers overige branches
Omvang en ontwikkelingen
Hoewel de VVT de grootste zorgbranche is, werken er nog aanzienlijk veel zorgwerknemers in
ziekenhuizen, ggz, gehandicaptenzorg en andere zorgbranches. Interessant is het om te weten of deze
ervaren potentiële doelgroep geïnteresseerd zou kunnen raken in een functie in de VVT.
Kenmerken
Dat zorgwerknemers uit overige branches de gezondheidszorg aantrekkelijk vinden spreekt voor zich.
Met name de functie van verpleegkundige vinden zij aantrekkelijk. Net als werknemers in de VVT zijn de
zorgwerknemers ook loyaal aan hun eigen branche. Zij willen in de toekomst graag blijven werken in
hun huidige branche. Meer dan werknemers uit de VVT zijn zij tevreden over de inhoud van hun functie,
de samenwerking met collega’s, de werksfeer en de uitdaging van het werk. Dit maakt het moeilijk om
deze doelgroep te interesseren in de overstap naar de VVT-branche. We zien dat de zorgwerknemers
een negatiever beeld hebben van werken in de thuiszorg en in verpleeg- en verzorgingshuizen dan
andere potentiële doelgroepen. Ook dit geeft aan dat deze werknemers graag in hun eigen branche
willen blijven. Het zijn met name verpleegkundigen en werknemers uit ziekenhuizen die een negatief
beeld hebben van de VVT.
Het werken in de VVT wordt door zorgwerknemers vooral beschouwd als verantwoordelijk werk.
Daarnaast kun je in de VVT een maatschappelijke bijdrage leveren en heb je zekerheid voor de
toekomst. Opvallend is dat deze doelgroep het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen
bovengemiddeld associëren met fysiek zwaar.
4 Mannen
Omvang
Op 1 januari 2008 telde Nederland 8,09 miljoen mannen, waarvan 5,56 miljoen tussen de 15 en 65 jaar
waren. Ruim 4 miljoen is werkzaam, waarvan bijna 200.000 als werknemers in de branche zorg en
welzijn. Van de totale beroepsbevolking is 55% man. In 2006 is dat in de zorg 18%, in de branche
verpleeg- en verzorgingshuizen 10% en in de thuiszorg zelfs maar 4%. Hoewel het aandeel mannen in
de zorgbranche de laatste jaren is afgenomen, is het in absolute aantal toegenomen. De daling van het
aantal mannen wordt dan ook veroorzaakt doordat het aantal vrouwen in het beroep sterker stijgt dan
het aantal mannen.
Ontwikkelingen
Door de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen, stijgt het aantal vrouwen in de zorg veel harder
dan het aantal mannen. Vrouwen kiezen eerder voor een opleiding en beroep in de zorg omdat zij meer
waarde hechten aan het dragen van verantwoordelijkheid, werken met mensen, werk dat voldoening
geeft en afwisselend werk. Mannen kiezen eerder voor een baan met status een goed salaris, kans op
een baan en carrière maken. Uit de beroepskeuzemonitor 2008 blijkt dat werken met moderne
apparatuur niet sterk in het imago van de zorg naar voren komt. Dit is juist een aspect wat mannen voor
deze branche zou kunnen interesseren.
78
Kenmerken
21% van de mannen vindt het werken in de gezondheidszorg aantrekkelijk. Omdat het aandeel dat wil
werken in een functie als zorghulp, verzorgende of verpleegkundige beperkt is, kan geen differentiatie
gemaakt worden op doelgroepniveau van de aantrekkelijkheid van de verschillende zorgbranches.
Mannen waarderen de verschillende VVT-branches niet lager dan andere potentiële doelgroepen. Wel
zien we dat de bekendheid van de thuiszorg en kraamzorg onder gemiddeld is. Daarentegen zijn
mannen juist wel bekender met het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen.
De associaties die mannen hebben bij het werken in de VVT zijn: iets kunnen betekenen voor een ander,
hard werken en fysiek zwaar. Daarbij wordt het werken in de kraamzorg beschouwd als een
vrouwenberoep.
Dat maar een kleine groep mannen de zorg aantrekkelijk vindt voor mannen blijkt ook uit hun reactie op
de stelling of het beroep van verzorgende aansprekend is voor mannen. Slecht een klein gedeelte
reageert positief hierop. Ook vindt slecht een klein percentage dat je als verzorgende carrière kunt
maken. De mannen vinden dat het werken in een ziekenhuis aantrekkelijker is voor mannen dan de VVT.
Wat mannen aantrekt in een baan is een goede werksfeer, inhoudelijk interessant werk en uitdaging. We
zien dat mannen vaker kiezen voor een baan vanwege de functie dan vanwege de branche. Mannen
hechten bovengemiddelde waarde aan materiële zaken als een goed salaris en een bonusregeling, maar
ook aan de pensioenregeling.
5 Allochtonen (Turken en Marokkanen)
Omvang
In 2007 telde Nederland 3,17 miljoen allochtonen, ruim 19% van de totale bevolking.
Daarvan zijn 2,23 miljoen allochtonen tussen de 15 tot 65 jaar, waarvan 1,02 miljoen niet-westerse
allochtonen. Het aandeel niet-westerse allochtone dat in de zorgbranche werkt (5%) is duidelijk lager
dan het landelijk aandeel niet-westerse allochtone in de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel niet-
westerse allochtonen in de thuiszorg (4,7%) ligt iets lager dan in de branche zorg als geheel. In de v&v
werken daarentegen relatief veel niet-westerse allochtonen (7,1%).
De relatieve ondervertegenwoordiging van allochtonen in de zorg verschilt naar herkomstgroepering; het
zijn met name Turken en Marokkanen die ondervertegenwoordigd zijn. Het aandeel Turkse en
Marokkaanse werknemers is in de v&v branche (1,3%) iets hoger dan in de zorgbranche als geheel
(1%). In de thuiszorg is het percentage Turkse en Marokkaanse werknemers 0,8%.
Ontwikkelingen
Het aandeel van allochtonen in de totale bevolking zal de komende jaren stijgen. Prognoses van het CBS
geven aan dat het aantal autochtonen de komende jaren iets zal afnemen. Daar staat een grote stijging
van het aantal allochtonen tegenover. De verwachting is dat het aandeel niet-westerse allochtonen zal
stijgen van 10,6% in 2007 naar 12,2% in 2020. Ook het aandeel van allochtonen in de uitstroom uit het
voortgezet onderwijs neemt hierdoor toe.
Kenmerken
Turkse en Marokkaanse vrouwen werken tot op heden relatief weinig in de zorg. Uit onderzoek van
Prismant (2008) ‘Allochtone vrouwen in de zorg’ blijkt dat dit wordt veroorzaakt doordat zij in het
algemeen minder participeren op de arbeidsmarkt en omdat mbo-opleidingen richting directe zorg bij
hen minder populair zijn. Studiekiezers vinden zorg te makkelijk en associëren dit met huishoudelijk
werk. Ook kennen de studiekiezers de latere beroepspraktijk onvoldoende om op basis van inhoud een
keuze te kunnen maken voor een beroep in de zorg. Bovendien is de status van werken in de zorg laag.
79
Daarnaast zijn er specifieke culturele factoren bij de studie- en beroepskeuze die een belemmering
vormen voor Turkse en Marokkaanse meisjes om voor de zorg te kiezen. Het beeld dat de meisjes
hebben van de zorg is onvolledig en gebaseerd op de zorg zoals deze geregeld is in het herkomstland.
Bovendien zijn lichamelijke intimiteit en arbeidsvoorwaardelijke aspecten als onregelmatige diensten
belemmeringen.
Dat een zorgberoep impopulair is bij deze doelgroep blijkt ook uit ons onderzoek. Slechts 10% van de
allochtonen geeft aan een functie in de gezondheidszorg aantrekkelijk te vinden. Niet alleen vinden zij
werken in de gezondheidszorg minder aantrekkelijk dan andere potentiële doelgroepen, ook hun
waardering voor het werken in de thuiszorg en in verpleeg- en verzorgingshuizen is onder gemiddeld.
Alleen de kraamzorg scoort net iets boven het gemiddelde. Hier zien we een onderscheid tussen Turken
en Marokkanen; Turken zijn negatiever over de kraamzorg dan Marokkanen.
Dat maar een klein deel werken in de VVT aantrekkelijk vindt zou kunnen worden veroorzaakt door de
lage bekendheid met de branche. Zowel de bekendheid met het werken in thuiszorg als het werken in
verpleeg- en verzorgingshuizen is lager dan bij andere potentiële doelgroepen. Met name Marokkanen
zijn onbekend met het werken in de thuiszorg. Van de kraamzorg geeft echter wel een groter deel
bekend te zijn met het werk dan andere potentiële doelgroepen.
Allochtonen associëren het werken in de VVT vooral met iets betekenen voor een ander en hard werken.
Ook zijn zij van mening dat je als verzorgende geen carrière kunt maken. Of de zorg ook aantrekkelijk is
voor allochtonen, daar reageren zij neutraal op.
Opvallend is dat alle doelgroepen verschil zien tussen het werken in verpleeg- en verzorgingshuizen en
de thuiszorg en kraamzorg, behalve allochtonen. Zij weten het niet. Dat het werken in de VVT onbekend
is bij deze doelgroep bleek al eerder.
Wat allochtonen zoeken in een baan is vooral de mogelijkheid om door te groeien. Hiermee
onderscheiden zij zich van alle andere doelgroepen. Naast doorgroeimogelijkheden zoeken zij een goede
werksfeer, inhoudelijk interessant werk en zekerheid. Qua arbeidsvoorwaarden zijn allochtonen, nog
sterker dan mannen, materialistische ingesteld dan anderen. Een goed salaris en een bonusregeling
vinden zij belangrijke arbeidsvoorwaarden.
6 Zij-instromers
Omvang
Jaarlijks starten zo’n 16.000 zij-instromers in de VVT. Zij-instromers vormen ongeveer een kwart van de
instroom van verpleeg- en verzorgingshuizen en circa een derde van de instroom van de thuiszorg. Zij
zijn met name afkomstig uit de detailhandel of uitzendbureaus.
Ontwikkeling
Over de instroom van zij-instromers in de zorg wordt momenteel volop gediscussieerd. Jaarlijks haakt
een groot aantal medewerkers af wegens te hoge werkdruk en de geringe carrièremogelijkheden in de
zorg. Toch zit de zorgbranche niet te wachten op grootschalige instroom van mensen die in andere
branches hun baan verliezen. Een deel van die werklozen wordt nu omgeschoold, maar
beroepsorganisaties en arbeidsmarktdeskundigen betwijfelen of ze geschikt zijn voor het vak. Het tekort
aan verzorgenden zal er niet (meteen) mee worden opgelost, omdat eerst een opleiding van drie tot vier
jaar doorlopen moet worden. Wie werkloos raakt, moet dus een lange weg afleggen. De aarzeling is ook
te verklaren doordat vooral werknemers uit 'harde' branches als de metaal, de bouw en de
transportbranche hun baan verliezen, zegt Gerard Evers van de Organisatie voor Strategisch
Arbeidsmarktonderzoek. ‘De zorg is gebaat bij gekwalificeerde mensen die snel inzetbaar zijn. Iemand
80
die geen affiniteit heeft met de zorg, heeft langdurige scholing voor de boeg (bron: Parool, maart
2009)’.
Kenmerken
De doelgroep zij-instromers bestaat uit werknemers met een servicegerichte functie. De bekendheid met
de VVT en de aantrekkelijkheid van werken in de zorg is onder hen vrij laag, net als onder de andere
potentiële doelgroepen zonder binding met de zorg. De bekendheid met verpleeg- en verzorgingshuizen
is opvallend genoeg wel relatief hoog onder de zij-instromers op (v)mbo-niveau. Als oorzaak van de lage
aantrekkelijkheid van werken in de zorg wordt genoemd dat hun opleidingsrichting niet aansluit bij de
functies in de VVT. Als zij-instromers wel open staan voor een functie in de zorg zouden zij vaker dan
anderen voor een functie als verzorgende kiezen. Wat betreft de waardering van de VVT-branches
hebben zij-instromers geen specifieke voorkeur voor een van de drie branches.
Wel associëren zij-instromers de VVT-branches vaker dan anderen met hard werken en daarnaast de
kraamzorg ook vaker met afwisseling. Het zijn de zij-instromers op hbo-niveau die deze
bovengemiddelde associatie hebben.
Werksfeer, inhoud van het werk en de balans tussen werk en privé zijn voor zij-instromers de
belangrijkste pullfactoren. Zij onderscheiden zich echter van ander doelgroepen doordat zij een
bovengemiddelde waarde hechten aan het hebben van verantwoordelijkheid in het werk, de aansluiting
van het werk bij persoonlijke idealen en het leveren van een bijdrage aan de maatschappij. Juist deze
onderscheidende pullfactoren bevatten aspecten die goed zouden kunnen aansluiten bij het werk in de
VVT.
7 Nuggers
Omvang
In 2006 behoorden 1,7 miljoen mensen tot de doelgroep nuggers. Van deze groep wil 26% (453.000)
aan de slag op de arbeidsmarkt (RWI, 2007). Uit gegevens van het CWI blijkt dat het aantal nuggers dat
op zoek is naar een baan in de branche Zorg 46.000 bedraagt. Gezien slechts een klein deel van de
nuggers bij het CWI staat ingeschreven zal het werkelijk aantal belangstellenden hoger zijn.
Ontwikkeling
In de periode 2000-2004 was het aandeel nuggers in de instroom gemiddeld tussen de 15% in de
verpleeg- en verzorgingshuizen en 20% in de thuiszorg. Dit aandeel is in de afgelopen jaren gedaald.
Hoewel veel nuggers een werkwens hebben blijkt dat deze wens niet altijd leidt tot actief zoekgedrag.
Voor veel nuggers ontbreekt de noodzaak tot het vinden van werk, omdat ze niet afhankelijk zijn van
het inkomen.
Kenmerken
Nuggers zijn mensen die niet werkzaam zijn en niet gerechtigd tot het ontvangen van een uitkering. Uit
ons onderzoek blijkt dat 40% van deze doelgroep niet verwacht om in de toekomst weer te gaan
werken. Zij hebben blijkbaar heel bewust gekozen om niet te werken. Vanwege dit hoge aandeel is over
een aantal van de voorgelegde onderwerpen geen betrouwbare uitspraak mogelijk voor deze doelgroep.
De aantrekkelijkheid van werken in de zorg is onder nuggers vrij laag, net als onder de andere
potentiële doelgroepen zonder binding met de zorg.
Wel valt op dat nuggers een relatief hogere waardering hebben voor het werk in de kraamzorg. Nuggers
associëren de thuiszorg vaker dan anderen met iets betekenen voor een ander en de kraamzorg vaker
met de aspecten emotioneel, afwisselend en eer van je werk. Ook associëren ze verpleeg- en
verzorgingshuizen vaker dan anderen met de eer die je van je werk hebt. Nuggers hebben vrij
afwijkende pullfactoren. Hun pullfactoren zijn vaker factoren die met de werkomgeving en de match met
het privéleven te maken hebben. Zij vertonen hiermee overeenkomst met de doelgroep potentiële
81
herintreders, maar dit beeld is voor nuggers nog explicieter. Bij het overwegen van een baan zijn
werksfeer, de balans tussen werk en privé, een acceptabele werkdruk en goede bereikbaarheid van het
werk onderscheidende kenmerken voor de nuggers. De vraag is in hoeverre de VVT-branches aan al
deze eisen kunnen voldoen; dit zal nog wel een aantal obstakels opleveren.
6.4 Uitgelicht kraamzorg
Kraamverzorgenden zijn zeer loyaal aan de gezondheidszorg in het algemeen en aan hun functie als
verzorgende. Door de hoge loyaliteit en tevredenheid van de kraamverzorgenden hebben zij nauwelijks
behoefte om in de toekomst in een andere functie of branche te gaan werken. Alleen het werken
ziekenhuizen wordt door kraamverzorgenden aantrekkelijk gevonden. Ondanks de hoge tevredenheid en
loyaliteit van de kraamverzorgenden geven andere werknemers in de VVT nauwelijks aan de kraamzorg
aantrekkelijk te vinden om in te werken. Wellicht dat het specifieke karakter van de kraamzorg en de
kleinere diversiteit aan functies redenen kunnen zijn voor de lage aantrekkelijkheid van de branche voor
werkenden uit andere VVT-branches.
Onder de vier potentiële doelgroepen, die geen specifieke verbondenheid met de zorg hebben, lijkt de
kraamzorg ook niet de meest aantrekkelijke zorgbranche. De branche wordt veel minder aantrekkelijk
gevonden als ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen en in mindere mate als de thuiszorg.
Onder schoolverlaters zien we eenzelfde beeld. In vergelijking tot de aantrekkelijkheid van andere
branches wint de kraamzorg het bij schoolverlaters wel van de thuiszorg. Kraamzorg is blijkbaar voor
jongeren een aantrekkelijkere branche dan voor anderen. Onder de zorgwerknemers in andere branches
dan de VVT is de kraamzorg de minst aantrekkelijke zorgbranche.
Naast dat kraamverzorgenden het meest loyaal zijn aan hun branche, zijn zij ook het meest positief over
de branche waarin zij werkzaam zijn. Voor medewerkers uit andere VVT-branches is het niet de
kraamzorg die zij het meest positief beoordelen na hun eigen branche, maar de thuiszorg. Zorghulpen
onderscheiden zich doordat zij de kraamzorg bovengemiddeld positief waarderen. Bij de potentiële
doelgroepen zien we dat herintreders en nuggers bovengemiddeld positief zijn over het werk.
Vergeleken met andere zorgbranches wordt de kraamzorg vaker geassocieerd met iets kunnen
betekenen voor een ander en afwisselend werk door medewerkers uit de VVT. Kraamverzorgenden
vinden hun werk wel een vrouwenberoep, emotioneel en fysiek zwaar. Ook de potentiële doelgroepen
zien het werken in de kraamzorg als een vrouwenberoep en vinden het werk bloederig.
Gekeken naar de reden waarom medewerkers uit de VVT hebben gekozen voor hun branche, blijkt dat
kraamverzorgenden vaker kiezen voor hun branche omdat zij het werk interessant vinden dan
medewerkers uit andere zorgbranches. Andere onderscheidende redenen voor de kraamzorg zijn de
uitdaging van het werk en aansluiting bij persoonlijke idealen. Dat het werk in de kraamzorg
interessanter is dan in andere branches in de VVT, daar denken zorgwerknemers buiten de VVT anders
over. Zij vinden de kraamzorg minder uitdagend en zien minder kansen om door te groeien in het werk.
Bovendien vinden zij dat in de kraamzorg een minder goede balans tussen werk en privé mogelijk is,
kun je minder een maatschappelijke bijdrage leveren en is het werk minder makkelijk te bereiken. Niet
alleen zorgwerknemers buiten de VVT kennen minder positieve aspecten toe aan de kraamzorg dan aan
andere branches maar ook schoolverlaters. Op alle aspecten wordt de kraamzorg minder positief
beoordeeld dan het werken in de thuiszorg of in verpleeg- en verzorgingshuizen.
Kraamverzorgenden zijn over een heel aantal werkaspecten meer tevreden dan andere werkenden in de
VVT. Zo scoren zij hoger op de tevredenheid over de verantwoordelijkheid van het werk, de inhoud van
82
het werk, de uitdaging in het werk, de aansluiting van het werk bij de persoonlijke idealen en de goede
naam van hun werkgever. Dit zijn juist aspecten die de kern van het werk raken.
Op een paar aspecten geven kraamverzorgenden juist veel minder vaak aan tevreden te zijn. Dit is het
geval voor de samenwerking met collega’s, de bereikbaarheid van het werk en de
doorgroeimogelijkheden. Verklaarbare resultaten aangezien het een zelfstandige functie is waarin weinig
met collega’s wordt samengewerkt, de locatie per cliënt verschilt en de diversiteit aan functies binnen de
branche beperkt is. Dit beeld komt ook terug in de switchredenen; kraamverzorgenden switchen vaker
voor een betere balans tussen werk en privé en minder reistijd.
Verder is het volgen van opleidingen voor kraamverzorgenden een minder belangrijke gewenste
arbeidsvoorwaarde dan voor andere doelgroepen.
Wanneer we kijken naar de match tussen wat potentiële doelgroepen belangrijk vinden bij de keuze voor
een baan en de sterke punten die de kraamzorg werknemers te bieden heeft, valt op dat er een
duidelijke match is in de inhoud en uitdaging van het werk. Over deze aspecten zijn kraamverzorgenden
tevreden en potentiële doelgroepen (met name schoolverlaters, mannen, zij-instromers en allochtonen)
zoeken deze aspecten ook in een baan. Hiernaast ligt er op het gebied van de aansluiting van het werk
bij de persoonlijke idealen een mogelijke match met zij-instromers.
Op het gebied van samenwerking met collega’s, balans tussen werk en privé en de bereikbaarheid is de
kraamzorg een minder interessante werkgever voor de potentiële doelgroepen. Met name de eerste twee
aspecten zijn voor vrijwel alle potentiële doelgroepen belangrijke pullfactoren. Bereikbaarheid van het
werk is vooral voor potentiële herintreders en nuggers een relevante pullfactor.
6.5 Conclusie in het kort
Zowel werknemers in de VVT als de potentiële doelgroepen hebben overall een positief beeld van de
VVT. Helaas ontbreekt het bij een aantal potentiële doelgroepen aan kennis over wat werken in de VVT
inhoudt. De bekendheid is laag en zal vergroot moeten worden voordat er gewerkt kan worden aan
imagovorming.
De identiteit van de VVT-branches, zoals werknemers deze beschrijven, en het imago van de VVT, zoals
potentiële doelgroepen dit zien, komt op hoofdlijnen met elkaar overeen. Wel zien we verschillen tussen
branches en tussen doelgroepen.
Opvallend is dat ondanks dat de verpleeg- en verzorgingshuizen er qua imago het minst positief
uitkomen, met name op het vlak van de zwaarte van het werk en de werkdruk, zij wel als meest
aantrekkelijke VVT-branche om te werken worden gezien. Wellicht komt dit omdat zij goed bereikbaar
zijn (veelal in woonwijken zelf) en volop aanwezig. Misschien ook omdat het werken in teamverband
voor velen aansprekend is.
Doelgroepen die veel waarde hechten aan een goede balans tussen werk en privé zullen waarschijnlijk
de meeste aansluiting vinden bij de thuiszorg, waar dit met verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en
vrijheid het beste te creëren is.
Werknemers is de kraamzorg zijn bovengemiddeld positief over hun functie en branche. Echter, de
aantrekkelijkheid van deze branche voor andere doelgroepen is relatief klein.
83
Werknemers VVT
Loyaliteit:
Zeer loyaal aan functie en branche: in thuis- en kraamzorg hoger dan in v&v
Waardering voor eigen branche in kraamzorg hoogst, in v&v laagst
Aantrekkelijkheid:
V&V meest aantrekkelijke branche voor anderen in VVT, kraamzorg minst
Ziekenhuis aantrekkelijke zorgbranche buiten VVT
‘Omgang met mensen’ maakt het werk in VVT aantrekkelijk
Onderscheidende kenmerken keuze voor baan:
Thuiszorg - Balans werk en privé
Kraamzorg - Inhoud werk
V&V - Samenwerking collega’s
Associaties VVT: Iets betekenen voor een ander, afwisselend werk, zelfstandigheid
Onderscheidende associaties:
Thuiszorg - Eer voor je werk, vrijheid
Kraamzorg - Iets betekenen voor een ander, afwisselend werk
V&V - Werken in teamverband, hard werken, fysiek zwaar
Potentiële doelgroepen
Bekendheid en Imago:
Positief beeld VVT, maar veel onbekendheid
Aantrekkelijkheid:
Meeste voorkeur voor V&V, minste voor kraamzorg
Buiten VVT ook grote voorkeur voor ziekenhuizen, m.n. schoolverlaters
Associaties VVT: Iets betekenen voor een ander, hard werken, eer van je werk
Onderscheidende associaties:
Thuiszorg - Zelfstandigheid, vrijheid, afwisseling
Kraamzorg - Eer van je werk, vrouwenberoep
V&V - Teamwork, hard werken, fysiek zwaar, mentaal zwaar