Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende...

13
Strategie Hoger Onderwijs Nederland 2012 Wilco te Winkel Erasmus Universiteit Rotterdam Nico Juist Hogeschool Leiden

Transcript of Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende...

Page 1: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

Strategie    Hoger  Onderwijs  Nederland  

2012    

 

     

Wilco  te  Winkel  Erasmus  Universiteit  Rotterdam  

 Nico  Juist  

Hogeschool  Leiden    

     

Page 2: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 2  

Strategie Hoger Onderwijs Nederland 2012 Onderwijs ..................................................................................................................3 1.1 Rendement en uitval ..............................................................................................3 1.1.1. Aansluiting toeleverend onderwijs .....................................................................3 1.1.2. Voorlichting ........................................................................................................3 1.1.3. Brede bachelor...................................................................................................3 1.1.4. Studiebegeleiding ..............................................................................................4 1.1.5. Ambitieus onderwijs ...........................................................................................4 1.1.5.1. Toelatingseisen en selectie.............................................................................4 1.1.5.2. Onderwijsintensiteit.........................................................................................4 1.1.5.3. Docentkwaliteit................................................................................................5 1.1.5.3.1. Academisering docenten .............................................................................5 1.1.5.3.2. Didaktische vaardigheden docenten............................................................5 1.1.5.3.3. Werkveldervaring docenten .........................................................................5 1.1.5.4. Diversiteit en Differentiatie ..............................................................................5 1.1.5.4.1. Associate Degree.........................................................................................5 1.1.5.4.2. Honours programma ....................................................................................5 1.1.5.4.3. Research master..........................................................................................6 1.1.5.4.4. Graduate School ..........................................................................................6 1.1.5.4.5. Joint Degree.................................................................................................6 1.1.5.4.6. Postinitieel onderwijs ...................................................................................6 1.1.5.4.7. Leven Lang Leren en Alumni .......................................................................6 1.1.6. Flexibiliteit en Maatwerk.....................................................................................7 1.2. ICT in onderwijs ....................................................................................................7 1.3. Internationalisering Onderwijs...............................................................................7 1.4. Werving excellente studenten...............................................................................7 1.5. Samenwerking met kennisinstellingen..................................................................7 1.6. Aansluiting arbeidsmarkt.......................................................................................8 1.7. Kwaliteitszorg Onderwijs.......................................................................................8 1.8. Externe fondsenwerving onderwijs .......................................................................8 Onderzoek.................................................................................................................9 2.1. Praktijkgericht onderzoek......................................................................................9 2.2. Profilering en zwaartepuntvorming .......................................................................9 2.3. Internationale concurrentiepositie .........................................................................9 2.4. Werving excellente onderzoekers.........................................................................9 2.5. Kwaliteitszorg Onderzoek .....................................................................................9 2.6. Externe fondsenwerving onderzoek......................................................................9 Valorisatie ...............................................................................................................10 3.1. Samenwerking met bedrijfsleven ........................................................................10 3.2. Regionale samenwerking....................................................................................10 3.3. Nationale en internationale samenwerking .........................................................10 3.4. Ondernemerschap ..............................................................................................10 Bedrijfsvoering ......................................................................................................11 4.1. Campus...............................................................................................................11 4.2. Duurzaamheid.....................................................................................................11 4.3. Informatiemanagement .......................................................................................11 4.4. Efficiency en effectiviteit......................................................................................11 4.5. Personeelsbeleid ................................................................................................11 Bestuurlijke trends.................................................................................................12 5.1. Topsport..............................................................................................................12 5.2. ICT in onderzoek.................................................................................................12 5.3. Opkomende economieen....................................................................................12 Referentielijst .........................................................................................................13

Page 3: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 3  

Onderwijs 1.1 Rendement en uitval Het kabinet stuurt sterk op het terugdringen van uitval en het verhogen van het studierendement. Nominaal studeren moet de regel zijn en niet de uitzondering. Initiatieven die bijdragen aan het verbeteren van rendement en het verminderen van uitval zijn: verbeteren aansluiting tussen het voortgezet en het hoger onderwijs, verbeteren voorlichting over inhoud en niveau van opleidingen, verminderen aantal opleidingen en verbreden bacheloronderwijs, verbeteren studiebegeleiding, stellen van toegangseisen en verruimen selectiemogelijkheden, intensiveren van het onderwijs, verhogen kwaliteit docenten, differentiëren in opleidingniveau's, flexibiliseren van het aanbod, internationaliseren van het onderwijs en het verhogen van de sociale binding tussen studenten onderling en studenten en de onderwijsinstelling 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 11, 13, 14, 16, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 1.1.1. Aansluiting toeleverend onderwijs Onderwijsinstellingen investeren in het verbeteren van de aansluiting van het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs met het hoger onderwijs. Zij doen dat veelal door gebruik te maken van contacten bij de toeleverende scholen. Sommige onderwijsinstellingen benaderen deze problematiek vanuit een ketengedachte die zich uitstrekt tot de toeleverende onderwijsinstellingen. Mogelijkheden die onderwijsinstellingen inzetten zijn het aanbieden van extra onderwijs om eventuele deficiënties weg te werken of studenten vroegtijdig het toekomstige niveau te laten ervaren, of het opzetten van vroegtijdige studieloopbaanbegeleiding om studenten sneller op de juiste plek (inhoud en niveau) te krijgen. 1, 3, 7, 8, 9, 18, 19, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 29

1.1.2. Voorlichting Een verkeerde studiekeuze is een belangrijke oorzaak voor uitval in het eerste studiejaar in het hoger onderwijs. Middels goede voorlichting wordt getracht de match tussen student en opleiding te verhogen en daarmee uitval te beperken. Instrumenten die opleidingen ter beschikking staan zijn onder andere voorlichtings-materiaal, open dagen, proefstuderen en studiekeuzegesprekken. Het ministerie gaat studiekeuzegesprekken breed invoeren en Studiekeuze123 uitbreiden met informatie over kwaliteit, beroepsprofiel en arbeidsmarktperspectieven. De bedoeling is studenten optimaal te plaatsen en een goed beeld te krijgen van eventuele deficiënties zodat tijdig bijgestuurd kan worden. 1, 8, 9, 13, 18, 23, 27, 28

1.1.3. Brede bachelor Omwille van overzichtelijkheid, efficiency en onderwijskwaliteit wil het kabinet de komende jaren het aantal opleidingen sterk verminderen en het aantal brede bachelors vermeerderen. Het verminderen van het aantal opleidingen kan al worden bereikt worden door het gebruik van bredere en meer eenduidige labels. Maar ook het aantal locaties waar dezelfde opleidingen wordt verzorgd, kan worden verminderd door het aanbod af te stemmen op het profiel en de regionale functie van de onderwijsinstelling. Door het aanbod te verkleinen wordt het eenvoudiger de kennisbases en de kwaliteit ervan te verbeteren. Het vermeerderen van het aantal brede bachelor opleidingen kan bijdragen aan het verminderen van studieswitch en uitval. Voor veel studenten is de studiekeuze moeilijk, omdat zij of nog niet weten wat zij later voor beroep willen of welke studie goed aansluit op hun beroepsinteresse. Starten met een brede opleiding en binnen die opleiding steeds meer specialiseren, kan deze studenten helpen en vermindert de kans op uitval. In het HBO gaat het er vooral om dat er niet teveel subvarianten van opleidingen ontstaan. In het WO is het belangrijk dat er meer brede bacheloropleidingen komen met een discipline-overstijgend karakter waarbinnen studenten voldoende ruimte krijgen om zich te specialiseren voor de master. 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 12, 16, 21

Page 4: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 4  

1.1.4. Studiebegeleiding Adequate studiebegeleiding kan ervoor zorgen dat studie-uitval verminderd en studenten behouden kunnen blijven voor de onderwijsinstelling. Het eerste jaar heeft hierin een bijzondere rol door de selecterende, oriënterende en verwijzende functie ervan. Zodra blijkt dat een student niet op de juiste plek zit (qua inhoud of niveau) dan kan studiebegeleiding ervoor zorgen dat er tijdig een geschikt alternatief gevonden wordt. Sommige onderwijsinstellingen ontwikkelen deze begeleiding tot een volledige studieloopbaanbegeleiding waarin studenten persoonlijke leerroutes kunnen volgen en de voortgang ervan bijgehouden wordt. 3, 8, 9, 18, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29

1.1.5. Ambitieus onderwijs Het kabinet wil de exameneisen in het MBO en VWO strenger maken en de mogelijkheden van selectie aan de poort vergroten om zodoende de kwaliteit van de instroom en de motivatie en inzet van studenten te verhogen. Ook onderwijsinstellingen nemen in toenemende mate maatregelen om een ambitieuze en minder vrijblijvende studiecultuur tot stand te brengen. Dit doen zij door de onderwijsorganisatie te versterken middels het intensiveren van het onderwijs, het verhogen van de docentkwaliteit en het ontwikkelen en stimuleren van deelname aan excellentietrajecten. De beoordelingen van studenten op onderwijsevaluaties wordt gebruikt als maat voor het realiseren van het gewenste niveau. Sommige gebruiken in aanvulling op deze oordelen, expertoordelen over het programma of verrichten zelf onderzoek naar de effecten van hun interventies. Van studenten wordt verwacht dat zij meer betrokken zijn bij hun studie en er een grotere inzet leveren. Goede studenten worden gestimuleerd meer studieactiviteiten te ondernemen, gemiddelde studenten worden aangemoedigd zich te concentreren op het tijdig afronden van hun opleiding. 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 11, 14, 16, 18, 19, 21, 22, 27, 28

1.1.5.1. Toelatingseisen en selectie De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie en kwaliteit. Het ministerie vergroot de mogelijkheden om vooropleidingseisen te stellen en te selecteren om zodoende de doorstroom te verbeteren en zoveel mogelijk de juiste student op de juiste plek te krijgen. Van de mogelijkheid om te selecteren wordt een aantal aanvullende positieve effecten verwacht. Het zou studenten in het voorbereidend onderwijs stimuleren hogere cijfers te halen omdat daarmee de toelatingskansen toenemen; de motivatie en inzet van studenten bevorderen omdat zij gestimuleerd worden bewust te kiezen en een proces van zelfselectie wordt ingezet; studentengroepen homogeniseren in termen van samenstelling of motivatie hetgeen bij kan dragen aan een uitdagendere studiecultuur en een hoge kwaliteit van onderwijs; bijdragen aan mogelijkheden voor instellingen zichzelf beter te profileren. 1, 2, 3, 5, 8, 10

1.1.5.2. Onderwijsintensiteit Vanuit het minisiterie wordt sterk gestuurd op het vermeerderen van het aantal interactiemomenten tussen studenten en docenten door meer contacturen dan wel door meer in kleine groepen te werken. Voor het gehele HO is de norm afgesproken van minimaal 12 contacturen per week in het eerste bachelorjaar. Met name aan het begin van de studie kan de onderwijsstructuur studenten helpen bij het regelmatig studeren. Het contact met de docenten en begeleiders moet de betrokkenheid van studenten bij het onderwijs stimuleren. Uit onderzoek blijkt dat het studiesucces van een student toeneemt wanneer hij deel uitmaakt van een kleine groep. De student is dan ‘sociaal en academisch ingebed’. Dat thuis voelen binnen een faculteit wordt gezien als een goede bescherming tegen voortijdige drop-out en studievertraging. Curricula die relatief weinig drop-out kennen en weinig studievertraging zijn doorgaans kleinschalig van opzet en hanteren activerende onderwijsvormen als uitgangspunt. 1, 2, 3, 6, 8, 9, 12, 13, 17, 19, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 29

Page 5: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 5  

1.1.5.3. Docentkwaliteit 1.1.5.3.1. Academisering docenten Onderzoek neemt een steeds prominentere rol in binnen het HO. Naast onderwijs behoort onderzoek steeds meer tot de kerntaken. Om deze kerntaak waar te kunnen maken is het noodzakelijk dat het aantal docenten met een master- of PhD graad fors stijgt tot uiteindelijk 100% in 2020. Lectoraten en kenniscentra kunnen actief bijdragen aan het stimuleren van de gewenste onderzoekshouding en het academisch werk- en denkniveau van de docenten. 1, 3, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 1.1.5.3.2. Didaktische vaardigheden docenten Docenten worden gezien als de dragers van onderwijskwaliteit. Vanwege hun vermogen om studenten te inspireren en te binden wordt van hen een belangrijke bijdrage verwacht aan het verbeteren van studiesucces en het realiseren van een ambitieuze studiecultuur. Om de didaktische vaardigheden van docenten te professionaleren wordt in het HBO de Basiskwalificatie Didaktische Bekwaamheden ingevoerd. In het WO wordt al enige tijd gewerkt met deze basiskwalificatie en wordt in aanvulling hier op de Senior Kwalificatie Didaktische Bekwaamheden ingevoerd met als doel het onderwijskundig leiderschap verder te ontwikkelen zodat ze een leidende rol kunnen nemen bij vernieuwingen in het onderwijs.1, 2, 3, 5, 6, 8, 9, 13, 19, 20, 22, 28 1.1.5.3.3. Werkveldervaring docenten Voeling met het werkveld wordt steeds meer gezien als een vereiste kwalificatie voor docenten in het HBO. Docenten kunnen hieraan voldoen door actief werkzaam te zijn in het betreffende werkveld, te participeren in prakijkstages, of door goede samenwerkingsrelaties met het werkveld te onderhouden. 17, 20, 21, 22, 23, 25, 29 1.1.5.4. Diversiteit en Differentiatie Om tegemoet te kunnen komen aan een toenemende groei in aantal studenten en de (daarmee gepaard gaande) diversiteit binnen de studentenpopulatie, is een gedifferentieerder opleidingenaanbod nodig. In aanvulling op het huidige aanbod kan daarbij gedacht worden aan het ontwikkelen van Associate Degrees, honourprogramma's, research masters, graduate schools, joint degrees, of postinitieel onderwijs. Studenten dienen de mogelijkheid te krijgen om binnen deze niveau's eenvoudiger te kunnen doorstromen. In aanvulling op het aanbieden van meerdere opleidingsniveau's is er meer flexibiliteit en maatwerk nodig in het aanbod van cursussen om zodoende onderwijs voor werkenden (leven lang leren) te stimuleren. 1, 2, 3, 4, 7, 8, 14, 16, 18, 19, 21, 22, 25, 26, 27, 28, 29

1.1.5.4.1. Associate Degree In aanvulling op het huidige opleidingenaanbod, biedt de Associate Degree (Ad) MBO-doorstromers en werkenden de mogelijkheid een tweejarige opleiding op HBO te volgen. De aansluiting met het MBO wordt daardoor verbeterd hoewel geen sprake is van automatische doorstroom; de Ad wordt binnen het HBO georganiseerd als een zelfstandige opleiding. 1, 3, 19, 20, 21, 23, 25, 26 1.1.5.4.2. Honours programma Onderwijsinstellingen ontwikkelen verschillende excellentieprogramma's en stimuleren deelname aan deze programma's om zodoende de beste studenten te kunnen laten excelleren en de overige studenten te inspireren. Toegang tot deze programma's is voorbehouden aan de 10% meest gemotiveerde studenten met de beste resultaten. Om te bevorderen dat er meer excellente onderwijstrajecten worden ontwikkeld mogen instellingen meer collegegeld vragen voor duurdere, excellente, trajecten. 1, 2, 3, 6, 8, 9, 11, 13, 14, 16, 17, 19, 21, 22, 25, 26, 27, 28, 29

Page 6: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 6  

1.1.5.4.3. Research master Het versterken van de verbinding tussen onderwijs en onderzoek kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. De onderzoekende houding en het vermogen om (kritisch) gebruik te maken van wetenschappelijke kennis kan studenten helpen een waardevolle, innovatieve, bijdrage te leveren aan de latere beroepspraktijk. Bovendien kunnen resultaten van onderzoek bijdragen aan het up-to-date houden van de opleidingen. Researchmasters zullen nadrukkelijker in het verlengde van de onderzoekszwaartepunten ontwikkeld worden waardoor het scherper in de (inter-)nationale markt gezet kan worden en een betere aansluiting op de arbeidsmarkt kan hebben. 1, 2, 5, 6, 9, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 26, 28, 29 1.1.5.4.4. Graduate School De graduate schools hebben als doel de inhoudelijke coherentie in onderwijs- en onderzoeksprogramma’s te vergroten. Door promotieopleidingen in graduate schools onder te brengen kan de kwaliteit ervan beter bewaakt worden omdat opleiding, begeleiding en voortgang structurele aandacht krijgt. Bovendien kunnen graduate schools bijdragen aan een betere profilering de instelling op de nationale en internationale markt. 1, 2, 4, 5, 9, 16, 19 1.1.5.4.5. Joint Degree Onderwijsinstellingen ontwikkelen en intensiveren hun relaties met buitenlandse onderwijspartners in het streven om met hen internationale uitwisselingsprogramma's en gezamenlijke joint degreeprogamma's op te kunnen zetten. Deze ontwikkeling kan bijdragen aan het internationliseren van het reguliere onderwijs en bieden studenten meer mogelijkheden om tijdens hun studie ervaringen op te doen in een internationale context. Deze samenwerkingsrelaties kunnen bovendien helpen bij het versterken van de concurrentiepositie op Europees niveau en vergroten daarmee de kansen op het verwerven van internationale financieringsbronnen. 1, 2, 13, 16, 19, 21, 25, 26 1.1.5.4.6. Postinitieel onderwijs Ten opzichte van het huidige opleidingenaanbod zal het postinitiele onderwijs, waaronder de professionele en executive masteropleidingen, verder groeien. Bij de ontwikkeling van dit type onderwijs staat de vraag (en financiering) vanuit de beroepspraktijk centraal. Het onderwijs biedt vooral werkenden de mogelijkheid zich inhoudelijk te verdiepen in de recente ontwikkelingen binnen het specifieke werkveld. Het aanbod wordt verder ontwikkeld omdat het kabinet een verbreding van het opleidingsaanbod nastreeft. Maar ook omdat het tegemoet komt aan de maatschappelijke vraag naar levenlang leren en het onderwijsinstellingen in staat stelt om inkomsten te verwerven buiten de eerste geldstroom.1, 6, 7, 11, 12, 16, 19, 21, 25, 26, 28 1.1.5.4.7. Leven Lang Leren en Alumni Om werkenden meer scholingsmogelijkheden te kunnen bieden, stuurt het kabinet aan op flexibilisering van het aanbod. Dit doet zij onder andere door verruiming van het deeltijdaanbod te stimuleren, de mogelijkheden van collegegeldkrediet te verruimen en kwalitatief te borgen dat eerder verworven competenties erkend (EVC) worden in het nieuwe scholingstraject. Alumni zijn een bijzondere groep werkenden vanwege hun verbondenheid met hun voormalige onderwijsinstelling. Zij kunnen een ambassadeursrol vervullen voor de onderwijsinstelling, bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs maar ook bijdragen aan het verwerven van extra financiële middelen (derde geldstroom) door onderwijs te volgen op belangrijke momenten tijdens hun loopbaan. Naast het volgen van volledige masteropleidingen kan het daarbij ook gaan om onderdelen van een opleiding of individuele cursussen en trainingen. 1, 4, 6, 9, 13, 16, 18, 19, 20, 21, 23, 25, 26, 27, 28, 29

Page 7: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 7  

1.1.6. Flexibiliteit en Maatwerk Het hoger beroepsonderwijs trekt steeds meer studenten met verschillende niveaus, leerstijlen en leertempo's. 'One size fits all' onderwijs past steeds minder bij de toenemende diversiteit van instromende studenten. Om hieraan tegemoet te komen dient meer maatwerk en flexibiliteit aan te brengen in de leerroutes bijvoorbeeld door onderwijsprogramma's in deeltijd of cursusvorm aan te bieden, vrijstellingen te verlenen op basis van eerder verworven competenties. Sommige onderwijsinstellingen gaan zelfs zover dat ze studenten in staat stellen om (binnen kaders) hun persoonlijke leerroutes zelf samen te stellen. 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, 27, 28, 29 1.2. ICT in onderwijs ICT in het onderwijs kan helpen bij het verhogen van de flexibiliteit van de onderwijsorganisatie doordat plaats- en tijdsgebondenheid van onderwijs afneemt. Mogelijkheden die zich aandienen zijn nieuwe didaktische werkvormen zoals gaming en simulations, afstandsonderwijs, (cursorisch) onderwijs, aanbieden van meer en rijker onderwijsmateriaal, digitale colleges, intensieve begeleiding en ondersteuning van studenten, ondersteuning samenwerken tussen studenten, of digitale toetsing. In aanvulling hierop krijgen onderwijsinstellingen ook te maken met een aantal veranderingen. Zo neemt de concurrentie op de onderwijsmarkt toe door initiatieven om cursussen gratis online beschikbaar te maken via het 'Open Courseware' initiatief. Bovendien verschuift de wijze waarop prospects geworven en alumni behouden kunnen worden in de richting van het virtuele sociale netwerken. Als laatste nemen de verwachtingen/eisen van studenten en medewerkers toe over de ICT-infrastructuur, online bereikbaarheid en de (digitale) dienstverlening van de instellingen. 4, 5, 6, 7, 8, 9, 18, 27, 29 1.3. Internationalisering Onderwijs Het nederlands hoger onderwijs wordt steeds meer onderdeel van de Europese academische wereld. Het Bologna-proces heeft geleidt tot een verregaande uniformering in de structuur van de opleidingen en een stimulans voor internationale mobiliteit van studenten. Internationalisering wordt door onderwijsinstellingen gezien als kans om de kwaliteit van het eigen onderwijs te verbeteren. Sommigen zetten het onderwerp in als mogelijkheid voor het werven van extra inkomsten en te werken aan een sterkere internationale concurrentiepositie. Buitenlandse studenten die in Nederland komen studeren versterken de internationale context binnen de onderwijsinstellingen. Gecombineerd met het aanbieden van meer mogelijkheden om delen van de studie in het buitenland te kunnen volgen, kunnen studenten de interculturele competenties ontwikkelen en ervaring opdoen die nodig zijn om later succesvol in een internationale context te kunnen functioneren. Randvoorwaardelijk voor deze ontwikkeling zijn het verruimen van het engelstalig onderwijsaanbod, de zorg voor goede communicatie en informatievoorziening, internationale kennis en competenties van de docenten en het ontwikkelen van de samenwerkingsrelaties met buitenlandse kennisinstellingen. 1, 4, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 28, 29 1.4. Werving excellente studenten Universiteiten werven steeds vaker internationaal om excellente (buitenlandse) studenten binnen te halen. Om internationaal mee te tellen zetten sommigen stevig in op de internationalisering van hun onderwijs. Ook wordt er gedacht over de noodzakelijke beurzenprogramma's en studentenwoningen. 2, 5, 6, 10, 14, 16, 19 1.5. Samenwerking met kennisinstellingen Binnen de gehele onderwijskolom (MBO, HBO, WO) worden er afspraken gemaakt om de aansluiting te verbeteren. Instellingen van eenzelfde opleidingsniveau (HBO-HBO, WO-WO) werken steeds vaker samen om zo overlap te kunnen verminderen en zich te kunnen specialiseren in hun onderwijs- en onderzoeksactiviteiten. Tegelijkertijd worden er samenwerkingsrelaties aangegaan om het opleidings-overstijgende en/of internationale onderwijsaanbod uit te breiden maar dan in de

Page 8: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 8  

vorm van graduate of professional schools, nationale masters, of joint degrees. Doel hiervan is enerzijds een kwaliteitsimpuls voor het onderwijs en onderzoek van de eigen instelling en anderzijds geeft het studenten de mogelijkheid internationale ervaring op te doen en competenties te ontwikkelen binnen hun studietijd. Sommige HBO en WO instellingen gaan een stap verder en intensiveren hun samenwerking door hun opleidingenaanbod verregaand op elkaar af te stemmen waardoor ze studenten een uitgebreider en gedifferentieerder onderwijsaanbod kunnen doen. De instellingen kunnen zich veelal sterker profileren door hun complementaire perspectieven. Terwijl het HBO zich richt op het professionele werkveld en het toegepaste onderzoek, legt het WO zich toe op academische opleidingen en het wetenschappelijk onderzoek. De samenwerking verschaft het HBO toegang tot de academische infrastructuur en stelt het hen in staat de capaciteit voor toegepast onderzoek rondom lectoraten te versterken. Het WO kan van deze samenwerking profiteren doordat ze eenvoudiger contact kan leggen en onderhouden met het werkveld. Beide instellingen kunnen profiteren van het wederzijds gebruik van elkaars faciliteiten en fysieke infrastructuur. Kennisinstellingen zoeken elkaar ook steeds vaker op in grotere clusters of netwerken om zo een grotere impact en invloed te hebben en hun kansen te vergroten op de noodzakelijke, aanvullende financiering. 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 13, 14, 15, 16, 19, 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 29 1.6. Aansluiting arbeidsmarkt De aansluiting op, en relevantie voor, de arbeidsmarkt wordt voor het ministerie een belangrijk criterium bij het starten van nieuwe, en het evaluaren van bestaande opleidingen. Meer dan voorheen, dienen opleidingen zicht te hebben op het beroepsprofiel waartoe zij opleiden en de arbeidsmarktposties die hun alumni innemen. Deze informatie, aangevuld met informatie over de arbeidsmarkt-perspectieven (bijv. kans op een baan, baanzoekduur of gemiddeld startsalaris) dient ook beschikbaar te zijn voor prospects zodat zij dit kunnen meenemen tijdens de selectie van hun opleiding. Om de relatie tussen opleiding en beroep te versterken, geven onderwijsinstellingen bij werving en selectie de voorkeur aan docenten met recente werkervaring en wordt mobiliteit van en naar het werkveld een belangrijk aandachtspunt voor de zittende docenten. Ook streven een aantal HBO's naar meer en intensievere relaties met het regionale bedrijfsleven om zodoende voortdurend in te kunnen blijven spelen op veranderingen van de behoeften van werkgevers. Van werkgevers wordt gevraagd actiever bij te dragen aan het hoger onderwijs door beter hun opleidingsbehoefte te articuleren, stageplaatsen en beurzen beschikbaar te stellen, en vakdocenten te detacheren. 1, 2, 6, 9, 11, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 1.7. Kwaliteitszorg Onderwijs Om de kwaliteit van het onderwijs te borgen worden instellingsbreed (technische) systemen ten behoeve van kwaliteitszorg ingevoerd. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de kwaliteit van toetsing, afstudeerwerkstukken, diploma's en docenten. In toenemende mate worden hierbij ook externen betrokken om de kwaliteit ervan te valideren. Hogescholen streven ernaar om in 2015 de instellingstoets kwaliteitszorg van de NVAO succesvol te hebben doorlopen. Zij laten hun opleidingen bovendien in landelijke clusters visiteren zodat de kwaliteit ervan vergelijkerwijs beoordeeld kan gaan worden. De onderwijsinspectie krijgt de mogelijkheid om de onderwijskwaliteit scherper te kunnen controleren bij signalen van ernstige tekortkomingen binnen een instelling. 1, 3, 8, 9, 13, 18, 20, 22, 24, 25, 27, 28, 29 1.8. Externe fondsenwerving onderwijs Om de afnemende middelen uit de eerste geldstroom (directe bijdrage van het rijk) te compenseren, zoeken onderwijsinstellingen naar manieren om hun inkomsten op peil te houden. Sommigen doen dit door te streven naar groeiende studentaantallen en verbeterde studierendementen, anderen streven naar groei in commerciele contractactiviteiten. 19, 22, 27, 28, 29

Page 9: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 9  

Onderzoek 2.1. Praktijkgericht onderzoek Praktijkgericht onderzoek is belangrijk voor de hogescholen, hun stakeholders en de regio. Hogescholen kunnen daardoor een kenniscentrum functie innemen waar bedrijven naar toe kunnen met hun (onderzoeks)vragen. Het kan bijdragen aan kennisvalorisatie en innovatie van het beroepenveld en kwaliteit van het onderwijs. 3, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27 2.2. Profilering en zwaartepuntvorming Door toenemende (inter-)nationale concurrentie verhevigt de strijd om financiële middelen en toptalent. De druk neemt daardoor toe op instellingen om hun concurrentiepositie te versterken en zwakke opleidingen en onderzoeksrichtingen af te bouwen. Door zich te concentreren op een klein aantal zwaartepunten kunnen zij meer focus en massa ontwikkelen, een hogere kwaliteit en een grotere herkenbaarheid realiseren. De gekozen zwaartepunten of expertisegebieden kunnen zowel internationaal wetenschappelijk als regionaal maatschappelijke van aard zijn. De voornaamste criteria bij dit selectieproces zijn het aansluiting bij de sterktes van de eigen instelling, het onderscheidende karakter, impact en kwaliteit, en de afstemming met de topsectoren of grote maatschappelijke vraagstukken. Door het onderwijs nadrukkelijker aan te laten sluiten op de expertise binnen de instelling, wint het onderwijs aan profiel en kunnen beschikbare middelen doelmatiger worden ingezet. Veelal wordt samenwerking met anderen (internationale) kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties als noodzakelijk gezien om internationaal aanzien te behouden danwel te versterken. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 13, 14, 15, 16, 19, 20, 21, 23, 24, 26, 27, 28, 29

2.3. Internationale concurrentiepositie Universiteiten stellen zich als doel een sterke internationale reputatie op te bouwen rondom een klein aantal specifieke thema's. Op deze gebieden willen ze zich meten met de andere topspelers op moniaal niveau. Als maatstaf voor die internationale positie worden internationale rankings gebruikt zoals de Academic Ranking of World Universities of de Leiden Ranking. De plek op deze lijsten is veelal gebaseerd op het aantal en de impact van de publicaties die binnen de instelling wordt geproduceerd. Een hoge positie op deze rankings noodzaakt een scherp onderzoeksprofiel gebaseerd op wetenschappelijke sterktes.1, 2, 4, 6, 7, 15, 5, 9, 10, 11, 13, 14, 16, 19

2.4. Werving excellente onderzoekers Universiteiten zijn wereldwijd met elkaar in competitie om de beste onderzoekers. Een aantal instellingen scouten actief toptalent en zijn daarbij bereid het HRM-beleid aan te passen zodat excellente onderzoekers beter beloond kunnen worden. Om succesvol te kunnen zijn, is ook de reputatie van de universiteit essentieel. Daarom is het belangrijk dat zij zich ontwikkelen tot een inspirerende, intellectuele omgeving van wereldniveau die toptalenten in staat stelt te excelleren. 2, 5, 6, 7, 9, 13, 14, 16, 19 2.5. Kwaliteitszorg Onderzoek Als indicator van kwaliteit onderzoek wordt veelal gebruik gemaakt van het aantal publicaties en citaties, en de impact van (internationale) peer-reviewde artikelen. In toenemende mate wordt daar het aantal subsidies, prestigieuze prijzen, projecten, promoties en valorisatieactiviteiten aan toegevoegd. Ten behoeve van verbeterde onderlinge vergelijkbaarheid wordt de komende jaren een breed gedragen evaluatiesysteem op nationaal niveau ontwikkeld. 1, 3, 5, 6, 11, 16, 25, 26, 28 2.6. Externe fondsenwerving onderzoek De financiele middelen vanuit de eerste geldstroom worden de komende jaren verder afgebouwd. De overheid stimuleert onderwijsinstellingen financiele middelen te verwerven uit de tweede en derde geldstroom. Dit zijn middelen die beschikbaar komen via projecten die gefinancierd worden vanuit publieke organisaties (NWO en de KNAW), maatschappelijke instellingen, bedrijven, de regio of de EU. Onderwijs-

Page 10: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 10  

instellingen reageren daarop door hun activiteiten nadrukkelijker af te stemmen op de maatschappelijke thema's en de behoeftes vanuit het bedrijfsleven. Bovendien zoeken ze naar meer (internationale) samenwerkingsrelaties om meer massa te verkrijgen. Om de externe competitie succesvol aan te kunnen gaan wordt ook de interne organisatie aangepast. Dit doen instellingen door zichzelf groeidoelstelling op te leggen voor inkomsten uit de 2e en 3e geldstroom en de organisatie en expertise uit te breiden die nodig is voor het verwerven van grote onderzoekssubsidies en het aanbieden van onderzoek. Sommige instellingen kiezen ervoor onderzoeksgroepen en -thema's te versterken waarvan ze vermoeden dat die een goede kans maken bij de externe werving van financiele middelen, andere kiezen ervoor om een interne competitie te ontwikkelen. 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 16, 19, 21, 27, 29

Valorisatie Valorisatie behoort tot de kerntaken van een kennisinstelling. Valorisatie kan uit verschillende activiteiten bestaan waaronder het scholen van studenten die de opgedane kennis later kunnen gaan toepassen, het laagdrempeling beschikbaar maken van publicaties via Open Access, het organiseren van media aandacht rondom (belangwekkende) onderzoeksresultaten, het deelnemen aan het publieke debat, of het verrichten van praktijkgericht of maatschappelijk relevant onderzoek. Ook samenwerkingsrelaties met bedrijfsleven en overheden kunnen bijdragen aan valorisatie van kennis. Naast ideeele motieven kan valorisatie ook zorgen voor extra inkomsten voor de instelling. Om valorisatie structureel te borgen wordt het opgenomen als criterium binnen de kwaliteitsbeoordeling van het onderzoek en als competentie binnen de functieprofielen. 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 13, 14, 15, 16, 19, 21, 25, 26, 27, 28, 29 3.1. Samenwerking met bedrijfsleven Door intensiever met het bedrijfsleven samen te werken kan bestaande kennis breder worden toegepast (valorisatie) en nieuwe kennis sneller worden economisch ontwikkeld (innovatie). Ook kan het aanbod van het onderwijs en onderzoek beter worden afgestemd op de vraag. Deze samenwerkingsrelaties bieden onderwijs- instellingen tevens mogelijkheden om hun docenten te professionaliseren en kansen om extra inkomsten te verwerven. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 13, 14, 17, 18, 20, 22, 23, 24, 27, 29 3.2. Regionale samenwerking De regio en onderwijsinstellingen hebben een wederzijdse invloed en een merkbaar effect op elkaars concurrentiekracht. Onderwijsinstellingen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale, economische en culturele ontwikkeling van de regio waarin ze gevestigd zijn. Vice versa kan de regio een belangrijke bijdrage leveren aan de wervingskracht van onderwijsinstellingen. Samen met andere onderwijs-instellingen, bedrijven, instellingen en overheden kunnen onderwijsinstellingen het kwalificatieniveau van de beroepsbevolking verhogen en de innovatiekracht van de regionale kenniseconomie versterken. 4, 6, 7, 8, 10, 12, 13, 14, 16, 19, 20, 21, 23, 24, 26, 28, 29

3.3. Nationale en internationale samenwerking Middels het opzetten van strategische samenwerkingsverbanden kunnen grote maatschappelijke vraagstukken beter beantwoord worden. Bovendien kan meer massa gecreeerd worden voor het verder versterken van de topsectoren. Het kabinet stimuleert de samenwerking in de Gouden Driehoek (kennisinstellingen, bedrijfleven en overheid) ten behoeve van het vergroten van de landelijke verdiencapaciteit en het economisch groeivermogen. Onderwijsinstellingen reageren hier op door verregaande specialisatie en zich steeds meer te richten op maatschappelijke thema's en de daaraan verbonden onderzoekssubsidies. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 14, 15

3.4. Ondernemerschap Veelal geldt dat docenten, studenten en onderzoekers niet van nature gericht zijn op het bedrijfsleven. Vandaar dat onderwijs in ondernemerschap en het creeeren en stimuleren van een ondernemende cultuur, aandachtspunten voor onderwijsinstellingen zijn. 1, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 13, 16, 17, 20, 21, 23, 24, 29

Page 11: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 11  

Bedrijfsvoering 4.1. Campus Onderwijsinstellingen met een campus koesteren het als ontmoetingsplek en willen het ontwikkelen tot een inspirerende leer-, woon- en werkomgeving. Op en rond de campus wordt kennis gemaakt, gedeeld en zichtbaar gemaakt. Het moet voor velen een aantrekkelijke, open omgeving worden die kan inspelen op de moderne eisen van onderzoekers en studenten zodat het bij kan dragen aan het werven van toptalent. 6, 7, 12, 16, 19, 26

4.2. Duurzaamheid Een aantal onderwijsinstellingen zien duurzaamheid als onderdeel van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid wordt vaak omgezet in aandacht voor duurzame bedrijfvoering (bijv. energiegebruik, huisvesting, mobiliteit of inkoop). Sommige instellingen richten zich op hun studenten en medewerkers door het onderwerp onder hun aandacht te brengen en op te nemen in het onderwijs. 6, 14, 16, 19, 20, 21, 24, 25, 26

4.3. Informatiemanagement Onderwijsinstellingen krijgen steeds meer aandacht voor een efficiënte en effectieve inrichting van hun bedrijfsprocessen. Door student- en onderwijsgegevens eenduidig op te slaan, bedrijfsprocessen te vereenvoudigen en te harmoniseren en een samenhangende architectuur van processen en informatiesystemen te ontwikkelen, kan correcte, volledige en actuele stuurinformatie geleverd worden. Bovendien kan een hogere kwaliteit van bedrijfsvoering bijdragen aan het vergroten van de waardering van studenten en hun studiesucces. 5, 9, 19, 26, 27, 28, 29

4.4. Efficiency en effectiviteit Efficient en effectief georganiseerde bedrijfsprocessen dragen bij aan de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek. Ook kan structurele aandacht voor bedrijfsvoering bijdragen aan het verminderen van de interne bureaucratie en het reduceren van de financiele middelen die wegvloeien naar de secundaire processen. Steeds vaker blijkt echter dat goede dienstverlening de grenzen van faculteiten en diensten overstijgt waardoor investeringen in het herontwerpen van de bedrijfsprocessen en het scholen van medewerkers noodzakelijk is. Bij sommige onderwijsinstellingen is er aanvullend aandacht voor het efficient gebruik van kantoor- en/of onderwijsruimtes, waarbij er soms zelfs sprake is van gezamenlijk gebruik van dezelfde onderwijsinfrastructuur. 4, 5, 6, 8, 10, 13, 14, 15, 19, 21, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 29

4.5. Personeelsbeleid Om de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek te kunnen garanderen, ontwikkelen onderwijsinstellingen een actief loopbaanbeleid waarin scholing, differentiatie en mobiliteit sleutelbegrippen zijn. De noodzaak om te investeren in de continue scholing van het zittende personeel wordt breed onderkent en omgezet in ontwikkelingsmogelijkheden die zoveel mogelijk aansluiten bij de ontplooiings-behoeften van individuele medewerkers. Ook is er sprake van differentiatie in beloning waarbij er ruimte ontstaat voor de waardering van excellente prestaties in combinatie met sterkere sturing op achterblijvende resultaten. "Lifetime employment" wordt steeds vaker vervangen door het aantrekken van het beste wat de markt te bieden heeft middels tijdelijke contracten. 5, 6, 7, 8, 9, 10, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28

Page 12: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 12  

Bestuurlijke trends 5.1. Topsport Topsport appelleert aan het gevoel van presteren en excelleren. Sommige kennisinstellingen investeren in hun sportieve imago vanuit de verwachting dat ze daardoor aantrekkelijk zijn voor hun medewerkers, studenten en omgeving. 13, 16, 19

5.2. ICT in onderzoek Onder regie van het NWO wordt een grootschalige ICT-onderzoeksinfrastructuur uitgerold. Basiscomponenten zijn onder andere netwerken, high performance computing, visualisatie, grids, geavanceerde dataopslag en voorzieningen voor e-science. Door te investeren in faciliteiten van wereldniveau wordt verwacht dat het eenvoudiger wordt toponderzoekers te werven en hotspots van bedrijvigheid en talent te ontwikkelen. Bovendien kunnen deze investeringen bijdragen aan het proces van profilering. ICT-middelen bieden onderzoekers tevens nieuwe mogelijkheden om in internationale netwerken samen te werken. 1, 6, 8

5.3. Opkomende economieen Onderwijsinstellingen gaan internationale samenwerkingsverbanden aan met overheden in opkomende economieen. Door vroegtijdig met hen samen te werken hopen onderwijsinstellingen (financieel) te kunnen profiteren van hun ontwikkeling.6, 8

Page 13: Strategie( Hoger(Onderwijs(Nederland( 2012( › sites › SHO › Shared... · De groeiende instroom in het hoger onderwijs zet de mogelijkheden onder druk om vorm te geven aan differentiatie

TeWinkel & Juist Strategie HO NL 2012 13  

Referentielijst

1. Ministerie van OCW (2011). Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap. Kwaliteit in verscheidenheid.

2. Kamerstuk 31288 nr. 246 (2011). Hoofdlijnenakkoord VSNU-OCW 3. Kamerstuk 31288 nr. 247 (2011). Hoofdlijnenakkoord HBO-raad-OCW. 4. TU Eindhoven (2011). Strategisch Plan 2020. Where innovation starts. 5. TU Delft (2011). Kader voor discussie voor de strategische roadmap TU Delft 2020. 6. Vrije Universiteit Amsterdam (2010). Instellingsplan Vrije Universiteit 2011-2015. VU is

verder kijken. 7. Universiteit Twente (2009). Strategische visie 2009-2014. RoUTe’14. 8. Rijksuniversiteit Grongingen (2009). Strategisch plan Rijksuniversiteit Groningen 2010-

2015. Naar 400 jaar passie & prestatie. 9. Universiteit Leiden (2009). Instellingsplan 2010 ‐ 2014. Inspiratie en Groei. 10. Maastricht University (2007). Stregisch Programma 2007-2010. In het teken van talent. 11. Radboud Universiteit (2009). Strategisch Plan 2009 – 2013. Gedreven door kwaliteit,

gericht op de toekomst. 12. Erasmus Univerversiteit Rotterdam (2013). Strategiedocument Erasmus 2013. Thuis in de

wereld. 13. Universiteit van Tilburg (2009). Strategisch Plan 2010-2013. Understanding Society. 14. Universiteit Utrecht (2009). Strategisch Plan 2009-2013. 15. Wagningen Universiteit (2011). Strategisch Plan 2011-2014. To explore the potential of

nature to improve the quality of life. 16. Universiteit van Amsterdam (2011). Instellingsplan 2011-2014. Oog voor talent. 17. Saxion (2008). Strategische visie 2008-2012. 18. InHolland Hogeschool (2010). Instellingsplan 2010-2016. Professioneel Maatwerk. 19. Hogeschool van Amsterdam (2011). Instellingsplan 2011-2014. Oog voor talent. 20. Avans Hogeschool (2011). Meerjarenbeleidsplan 2011-2014. Met passie en

betrokkenheid. 21. Hanzehogeschool Groningen (2010). Strategisch Beleidsplan 2010-2015. Koers op

Kwaliteit. 22. Hogeschool Leiden (2008). Instellingsplan 2008-2012. Passie, talent en menselijke maat. 23. Hogeschool Zeeland (2009).Strategisch instellingsplan 2009-2012. De persoonlijke

hogeschool. 24. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2008). Instellingsplan 2008-2012. Ruimte voor

kwaliteit. 25. Fontys Hogeschool (2007). Strategische Visie 2008-2012. Idealisme in learning

communities. Een kwaliteitsstrategie. 26. Hogeschool Utrecht (2012). Bestuursnotitie koers 2012+. Midterm review koers 2012,

bestuurlijke conclusies. 27. NHL Hogeschool . Strategisch Plan 2012-2015. Verbindend perspectief. 28. De Haagse Hogeschool (2009). Hogeschoolontwikkelingsplan 2009-2013. 29. Christelijke Hogeschool Windesheim (2007). Instellingsplan 2007-2012.