Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij...

24
1 Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945

Transcript of Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij...

Page 1: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

1

Storm over Marum in de bezettingsjaren

1940 - 1945

Page 2: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

2

INHOUD:

Voorwoord Jhr. Alberda v. Ekenstein.

Terreur en Verzet J.J.Zijp.

De eerste, een enige,

Andries Sikkinga Ds.S.van Wouwe

Andries Hartholt Ds.A.G.Honig.

Dirk Harthol O.Ottens.

Albert Hartholt “

Hendrik Hartholt “

Berend Assies . Ds.P.van Til.

Eeuwe de Jong Ds.H.van Minnen

Sibbele de Wal Ds.Joh.de Wal.

Uitze v.d. Wier O.Ottens

Jelle v.d. Wier “

Steven v.d. Wier H.Otten.

Karst Doornbosch H.Reijenga.

Jan Doornbosch O.Ottens.

Gerrit v. d. Vaart R.Kooistra

Geert Jan Diertens H.Blaak.

Friedrich L. van de Riet Ds.A.G.Honig

Joh. Glas Dr.H.Kroeze

K.van der Meulen J.Timmerman

W.Vossema H.Blaak

Hepke van Dijk K.Winter.

Rede Ds.A.G.Honig.

Page 3: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

3

Ter inleiding

Het thans voor U, waarde lezer, liggend boekje zal voor diegenen onder U, die

de bezettingsjaren hier in de gemeente Marum hebben doorgebracht, geen

verrassing zijn. Het bestaansrecht zal voor hen vanzelf spreken. Ik kan mij

echter goed voorstellen, dat er ook velen zullen zijn, die zichzelf hebben

afgevraagd waarom nu toch de stroom van geschriften over terreur en verzet nog

weer vergroot dient te worden en dan nog wel met speciale betrekking tot de

gemeente Marum. Voor deze lezers diene nog het volgende.

Niet minder dan 20 slachtoffers van het Duitse schrikbewind kunnen we onder

onze inwoners tellen. Zeventien hunner vonden op een en dezelfde dag de dood,

tijdens de Meistaking in 1943. Dan was daar nog de onmenselijke moord op vijf

elders wonende politieke gevangenen.

Deze gebeurtenissen, lezer, doen nog steeds een huivering door de leden gaan,

wanneer zij ter sprake komen en dit geschiedt nog dikwijls. Onzegbaar leed

brachten zij over een rustige, nijvere plattelandsbevolking. Dit boekje wil dan

ook zijn een aanklacht tegen het misdadig optreden van de wrede, niets en

niemand ontziende bezetter.

In Neurenberg staan zij terecht, de groten van het Derde Rijk, die de

wereld in puin sloegen en het mensdom in rouw dompelden. Zij weten thans niets

te zeggen dan: “Ich weisz es nicht.” Zij weten niet beter te doen dan

uiteindelijk alle verantwoordelijkheid af te schuiven op hun afgod. die helaas

niet meer ter verantwoording kan worden geroepen. Overal elders staan hun zeer

volgzame onderdanen terecht; laat het bewijsmateriaal zich opstapelen, laat het

hen verpletteren, opdat eindelijk het recht zegeviere.

Tot in lengte van dagen, wanneer reeds alle tijdgenoten van deze schrikkelijke

gebeurtenissen niet meer zjjn, zal men als afschrikwekkend voorbeeld zich deze

ergste aller verdwazingen voor ogen moeten houden. Het is daarom goed alles te

publiceren, ook feiten als de hier beschrevene; al zijn zij in het gehele

gebeuren slechts onbetekenend, zij zijn evengoed uitingen van deze verdorven

geest.

Dit boekje wit de nagedachtenis onzer terreurslachtoffers eren en levend

houden. Het initiatief tot deze uitgave juich ik daarom van harte toe en, hoewel

het werkje uiteraard geen verdere pretenties heeft, wil ik het gaarne bij een

ieder warm aanbevelen.

De Burgemeester der gemeente Marum,

J.W. ALBERDA VAN EKENSTEIN.

Page 4: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

4

Terreur en Verzet

Vrolijk hebben onze kerkklokken gebeierd op onze nationale feestdagen, droevig

hebben ze geluid in dagen van rouw, maar altijd weer gaven deze bronzen stemmen

uiting aan onze saamhorigheid in vreugde en smart. Hoog boven de aarde

doortrilden de klokketonen het luchtruim. Ze waren ons een heenwijzen naar hoger

leven, waar ieder mens, diep in zijn binnenste naar verlangt.

De Duitse borden, die in Mei 1940 ons Vaderland in volle vrede overvielen en

onder de voet liepen, vertrapten ruw de rechten van een vrij volk en roofden

zijn kostelijke goederen: vrede en vrijheid.

Maar naast die ideële waarden beroofden ze ons van zeer veel materiële

goederen, ook van onze kerkklokken. Die moesten omgesmolten tot oorlogsproducten

om dood en verderf te kunnen zaaien. Zo verdwenen Marums kerkklokken..... Dat

was terreur! Zo werden wij beroofd van onze vertrouwde klokkeklanken. Was het

niet één van de tekenen dat wij verstoken moesten worden van hoger leven?

Voortaan heerste het nazi-regime. Wij moesten worden opgevoed als mensen van het

ene Germaanse volk, als leden van het ene Groot Duitse Rijk, als onderdanen van

de ene onfeilbare Führer.

Langzaam hebben ze het vergif in ons volk ingedruppeld. Langzaamaan is de

fluwelen poot veranderd. Kwamen eerst de nagels een beetje te voorschijn, later

werd het een roofdierklauw.

Onze vrije meningsuiting werd aan banden gelegd. Het vrije onderzoek werd

onmogelijk gemaakt. Onze radio‟s moesten worden ingeleverd. Zonder enige

vergoeding werden ze als oorlogsbuit gevorderd. Dat was terreur! Bij de

toestellen die ingeleverd werden, waren enkele mooie exemplaren, maar zeer veel

oude beestjes! Overal verspreid in de gemeente Marum bleven er mensen die iedere

dag stiekem luisterden naar de Engelse zender en de berichten doorgaven! Dat was

het verzet! Wij bleven op de hoogte.

Onze dagbladen werden verboden of vervormd tot een Duitse spreektrompet. Vele

mensen hebben toen hun abonnement beëindigd. En de illegale pers werd geboren.

Regelmatig kwamen iedere maand “Trouw” en “Vrij Nederland”. Ze vonden één grote

kring van gretige lezers. Zo was er verzet zonder dat het woord werd gebezigd.

Bij iedere maatregel tot onderdrukking is er prompt geantwoord met ons verzet.

Soms meer openlijk, meest in het verborgen. Maar het verzet was er! Was er

altijd!

De politieke partijen werden door de bezetter verboden. In het nazi-paradijs

mocht maar één partij zijn, die der edel-germanen!

Ondergronds zijn de meeste politieke partijen door blijven bestaan. Ook

verschillende Jeugdverenigingen werden verboden, doch ze zetten als Bijbelclubs

hun arbeid voort. Zowel Herv. als Geref.Jeugdverenigingen zijn, de gehele

bezettingstijd door, blijven vergaderen;

Langzamerhand werd het Arbeidsbureau bijzonder actief met het zenden van

oproepingen voor verplichte arbeid in Duitsland. In bepaalde delen van de

gemeente kreeg zowat ieder op eenzelfde dag een briefje per post, om op het

Arbeidsbureau te verschijnen. Smid en knecht, timmerman en schilder, winkelier

en kapper, boer en zoon, ieder moest komen. Zeer duidelijk was dat deze mensen.

waren “aangebracht”. Van uitzending der meesten van deze mensen is weinig

gekomen. Velen wisten klemmende redenen aan te voeren om thuis te kunnen

blijven, enkelen gingen onderduiken en maar weinigen gingen de grens over.

Mankeerde er aan het adres van zo‟n oproep ook maar éen letter of was het

huisnummer verkeerd dan zonden onze trouwe postambtenaren die briefjes terug

met het opschrift: “onbestelbaar", of: “wie wordt bedoeld?‟ of: “op dit huisno.

onbekend,”

Een der bestellers kwam eens bij iemand die in Duitsland was geweest,

doch terug was gekeerd en nu ondergedoken leefde, met een brief van het

Arbeidsbureau. Het was een lastgeving om in Groningen te verschijnen. “Ik zie

dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour!

Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte deze methode en hoorde men

nooit meer iets van het Arbeidsbureau. Deze keer lukte het echter niet, want een

week later was er weer een brief. Daarin stond dat dan de vrouw maar op het

Arbeidsbureau moest komen. “Schrijf maar een briefje dat je in bijzondere

Page 5: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

5

omstandigheden bent, en niet reizen kunt”, adviseerde de besteller. "„t Helpt

altijd een week”, zei de man, “die in Duitsland zat!”

Een goeie week later kwam er weer een brief, nu in het Duits:

“Bitte, stuur me het adres van je man in Duitsland!” Toen werd er een Duits

adres gefantaseerd en daarmee het bureau tevreden gesteld. Evenwel kwam een paar

weken later toch nog de marechaussee die natuurlijk constateerde dat de man er

niet was, ofschoon er in het tuinhekje een soort botsing had plaats gehad!

Een ieder die niet voor de Duitsers wenste te werken kreeg geen

levensmiddelenkaart meer. Zouden dáárdoor onze jongens toch naar Duitsland

moeten gaan?

“Dat nooit!” zei van Speyck.

En toen is ontstaan onze ondergrondse beweging om zich met woord en daad te

verzetten tegen de Duitse terreur. Het waren eerst maar weinige mannen die de

zaak aanpakten. Het aantal bonkaarten waarover ze toen de beschikking hadden was

gering. Later toen het werk groter omvang aannam, werd ook het aantal

medewerkers groter, al bleef, met het oog op de voorzichtigheid, het aantal zeer

bescheiden. Die medewerkers zaten de gehele gemeente door, ook op „t

Gemeentehuis en op „t Distributiekantoor. Zo zijn er steeds enkele honderden

jonge mensen in de gemeente aan bonkaarten geholpen. Iedere man die niet naar

Duitsland gaat, maakt dat een soldaat niet naar het front kan vertrekken!

Zo leverde de gemeente Marum ook een bescheiden aandeel in de ondergrondse

strijd.

Vooral de landbouwers in de gemeente Marum hebben zich best gehouden met het

verbergen van onderduikers. Die kwamen uit allerlei plaatsen, tot uit Amsterdam

en Utrecht toe. Het onderbrengen van Joden was één van de aller moeilijkste

problemen.

Toch zijn er ongeveer 12 Joden in de gemeente Marum verborgen geweest, en

allen hebben ze de bezetting overleefd. Is er niet een landbouwer die 2,5 2 jaar

lang een Jodin verborgen hield, zonder ooit één cent vergoeding er voor te

hebben ontvangen? Zelfs de naaister die hier regelmatig aan huis kwam, wist niet

dat er een onderduikster was. Of men ook voorzichtig was!

Eind April 1943 kwam plotseling het bericht in de kranten dat alle militairen

zich weer moesten melden en als krijgsgevangenen naar Duitsland zouden worden

weggevoerd.

Toen stonden we een ogenblik sprakeloos. Een ogenblik maar.

En direct kwam de reactie; we zeiden: “Dat mag in geen geval gebeuren. Onze

jongens en mannen als slachtvee afleveren aan de vijand? Neen! Daaraan werken we

niet mee!“

Op de 10e mei 1940 was de eerste soldaat uit de gemeente Marum, Jitse Veenstra

van De Wilp, aan de grens bij Coevorden, zonder waarschuwing - neergeschoten.

Zouden wij toestaan dat er nog meer werden vermoord?

Spontaan begon de Mei-staking van 1943. Van zuivelfabrieken en timmerfabriek

gingen alle arbeiders naar huis toe. Ook -de andere arbeiders gingen niet naar

hun werk. Allen en iedereen moesten uit protest hun zaak sluiten. Zaterdagmorgen

1 Mei gingen groepjes mannen de bedrijven langs om te controleren of er soms ook

nog gewerkt werd. Zo kwamen ze ook bij de kapper. “Zeg, onmiddellijk sluiten,

boor, niemand werkt vandaag meer.” En de klant die juist half geschoren was, kon

:opstaan en de zaak verlaten! Toen was onze burgerij eendrachtig! Men vroeg niet

of men Hervormd of Gereformeerd, liberaal of s.d.a.p.-er was, maar men toonde

zich één als burgers van hetzelfde dorp, waar ieder had te lijden onder de klauw

van de overweldiger. Het was indrukwekkend zoals die eenheid zich manifesteerde.

Natuurlijk leverden de boeren geen melk. Ieder kon, vaak gratis, zoveel melk

halen, als hij maar wilde. En toen Zondagmorgen 2 Mei, toch nog enkele

melkwagens reden, werd hardhandig belet dat ook die enkele bussen nog aan de

fabriek zouden komen.

„s Zondagavonds werden er extra strooibiljetten - rondgebracht, waarin de

Directeur der Zuivelfabriek, op last van de Duitse autoriteiten, meedeelde, dat

er „s Maandagmorgens melk geleverd moest worden, anders zouden de Duitsers als

saboteurs ter dood brengen ieder die weigerde.

In de nacht van zondag op maandag werden vele melkwagens uit elkander gehaald en

de losse delen in het water geworpen, ook enkele melkboten liet men zinken. Zo

Page 6: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

6

kon er „s Maandagsmorgens geen melk aan de fabriek komen. De koeien wilden wel

melk produceren! De boeren wilden wel

melk in de bussen doen! Maar waarom kwamen die melkwagens en die melkboten dan

toch niet?

Een enkele melkwagen of boot die nog bedrijfsklaar was werd gekeerd. De Duitse

instanties waren woedend! Kregen ze een telefoontje van een verrader uit

Niebert? Het standrecht was afgekondigd, meer dan 5 personen mochten niet bij

elkaar staan op de openbare weg. Al spoedig raasde een Duitse auto met Grüne

Polizei door de gemeente. In Marum, tussen Kruisweg en Lindsterlaan, stond een

groepje mannen te praten. IJlings verspreidden ze zich toen de auto nader

snorde. Andries Sikkinga kon niet snel genoeg ongezien uit de voeten komen. De

mitrailleur ratelde en maakte aan dit jonge leven een einde. Ook door De Wilp

raasde deze moordauto. Bij het Ronde Meer waar een dertigtal mannen de

“verdronken” wagens aan het bewonderen waren, werd nog juist op tijd

gewaarschuwd dat de Duitsers naderden. In een oogwenk was de hele troep

verdwenen. Dat was hun geluk. Toen de Duitse auto stopte konden de zwemmende

wagens. niet antwoorden, zij waren en bleven stom.

Is hierdoor de woede van die moffen tot het kookpunt gestegen? Want van hier

raasde de auto naar de Duitse. stelling op Trimunt.

Op de Haar woonde een voerman die in de nacht zijn eigen wagens onklaar

gemaakt had, en die „s morgens zelf naar de stelling ging om te vertellen dat

hij niet rijden kon. “Men” had zijn wagens vernield, Door die aangifte zijn die

morgen Duitse soldaten naar de Haar gegaan en hebben er 16 mannen opgehaald.

Waarom juist deze 16? Terreur! Die 16 mannen waren naar de Duitse stelling op

Trimunt gevoerd en er in een keet opgesloten. Toen kwam daar de auto met de

Grune Polizei. Die onmensen kenden recht noch genade. Bij vieren tegelijk werden

de mannen uit hun verblijfplaats gehaald. Ze moesten vooruit lopen en werden van

achter door de mitrailleur neergeschoten. Vier maal ratelde dat machinegeweer

De terreur in de gemeente Marum had zijn hoogtepunt‟ bereikt!

Maandag 3 Mel 1943. Een dag om nooit meer te vergeten!

Zestien mannen konden niet meer terugkeren in hun woningen, want zij waren

afgereisd naar hun woning bij God, eeuwig in de hemelen.

- - -

Natuurlijk werd de staking niet doorgezet en ging ieder weer gewoon aan zijn

werk. Dat zou ongetwijfeld ook zonder de moordpartij op Trimunt zo zijn gegaan.

Maar als één van de gevolgen van Trimunt weet ik dat daarna het verzetswerk nog

krachtiger is aangepakt als te voren.

“Denk aan Trimunt! ” is het woord dat onze verzetsmannen heeft aangevuurd, dat

de prikkel is geweest tot de felle strijd op het ondergrondse front. En bijna

heel de burgerij stond schouder aan schouder. Hoe was het anders mogelijk, dat,

toen enkele maanden later op klaar lichte dag een Amerikaanse piloot daalde,

bijkans midden in De Wilp, er niets van uitlekte? En dat de verzetsgroep een

mooi staaltje van durf leverde door deze piloot te doen verdwijnen, terwijl maar

niemand wist waar hij gebleven was. Waarom werd er in de scheersalon die

Zaterdagavond door geen der dorpsbewoners over die parachutist gesproken? Waarom

werd er zelfs niet op gezinspeeld? Omdat men eensgezind het verzetswerk steunde.

Men wist wat er op het spel stond. “Denk aan Trimunt!“

Zowel in Lucaswolde en Boerakker als in De Wilp zijn later nog verschillende

Geallieerde piloten voortgeholpen. “Zij vochten voor ons, wij vechten voor hen!”

was de slagzin.

Gemener werd de terreur toen „s nachts de moordauto van Pier Nobach en zijn

kornuiten, door onze omstreken reed. Ook in de gemeente Marum kwam hij. Men had

het voorzien op Ds. S. van Wouwe, Geref. Pred. te Marum, doch dat

middernachtelijk bezoek liep op niets uit. Dominee was niet thuis en Mevrouw

weigerde hen binnen te laten. Toch viel er een slachtoffer toen de heer K. v.d.

Meulen, naast de Zuivelfabriek te Marum, in de nacht werd neergeschoten. Dat was

de laffe terreur van Nederlands sprekende personen! Dat Duitsers hemeltergende

wreedheden bedreven....

bet zij zo! Dat waren dan ook edel-Germanen! Maar dat zij die aan de moederborst

onze moedertaal hadden leren spreken, die gevoed en groot gebracht waren op de

Page 7: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

7

vrije Nederlandse grond, dat z ij tot zulke schurkenstreken in staat waren, neen

-dat begrijpen we niet!

Hoe treurig diep zijn deze mensen gezonken. “O God, wat wordt er van de mens!”

moet eens een oud man op het schavot gezegd hebben.

Het gebeurde niet per ongeluk, maar er was boos opzet in het spel. toen Pier

Nobach op een nacht in Boerakker twee trouwe politieagenten, De Boer en

Groothuis, neerschoot!

En dan het ontstaan van de landwacht! Hoe konden enkele “Nederlanders” de

nationale zaak zo verraden door de Duitsers te helpen bij bun laaghartig werk.

Zonder de landwacht hadden de Duitsers lang niet zoveel resultaat gehad. Ook

overtroffen zij meestal de Duitsers nog in dienstijver. De bevolking had een

typerende naam voor hen: “Jan Hagel”, en.... uitschot is „t gebleven tot het

einde toe. Verscheidene onderduikers zijn door landwachters opgehaald en door

hun toedoen naar Duitsland gezonden. In de gehele gemeente zijn vele huizen

bezocht of doorzocht door de landwacht. Eén huis in de gemeente slaat

waarschijnlijk wel het record: twee maal bezoek van de landwacht en zes maal een

complete huiszoeking door de Sicherheits Dienst, met al de narigheid daarvan!

Toen in Sept. 1944 de spoorwegstaking een feit was, zijn er veel spoormannen uit

de stad Groningen in onze gemeente ondergedoken. Hoewel we al aardig “vol”

zaten, moesten die er nog maar bij. In sommige delen van de gemeente was er

haast geen huis zonder een onderduiker.

De Drachtster tram bleef nog langen tijd rijden, al was het een zeer beperkte

dienst. Dit was een middel in de hand van de Duitsers om dagelijks geroofde

goederen naar hun Heimat te transporteren. Begin Dec. 1944 werd tussen Trimunt

en Marum-West door “terroristen” de trambaan onklaar gemaakt. Hing eerst de

„dreiging boven onze gemeente dat enkele van de meest vooraanstaande burgers als

“gijzelaars” zouden worden doodgeschoten, de Duitsers vonden een andere

"oplossing. Ze haalden uit het Huis van Bewaring te Groningen een vijftal

mannen, brachten hen naar de plek des onheils en knalden hen daar neer.

Onschuldigen vielen weer als slachtoffers van de Duitse terreur. Slechts enkele

dagen later daverden de schoten door De Wilp toen een ondergedoken K.P.-er op

zijn vlucht onder vuur genomen werd. Honderden schoten werden gelost. Slechts

twee troffen! Maar het waren er twee te veel, want ook deze jonge man viel als

slachtoffer der Duitse terreur.

Hoe werden alle mannen geterroriseerd met het O.T. werken. Daarin was de

N.S.B.-”burgemeester” Groenewold nog feller dan de Duitsers zelf. De Krieg moest

immers gewonnen worden! Zelfs de eerste een enige ook in die zin dat van degenen

die in Marum die vreselijke dag vielen, hij alleen die week een wel eenzame,

slechts door naaste familie begeleid, maar toch eerzame begrafenis ontving vroeg

in de morgen.- op het kerkhof, waar ruim twee jaar later de andere slachtoffers

van die dag onder overweldigende belangstelling zouden worden herbegraven.

Page 8: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

8

Andries Sikkinga, geb. 30 Januari 1914,

zoon van Jannes Sikkinga en Martje Westerhof, zag zich reeds

vroeg zijn vader door de dood ontvallen. Zo had hij toen.

hij de lagere school verliet als kostwinner voor zijn moeder

en zijn beide jongere zusters in het dagelijks brood te

voorzien, Jarenlang .overdag - op de timmerfabriek en in de

avond - en vroege morgenuren op het eigen keuterbedrijfje

werkend. Een roeping. die hem bond en hem belette, wat hij

anders we! gewild had, d e vleugels elders breder uit te

slaan, Het heet, dat velen, die van het Nationaal Socialisme

hun verwachting stelden en in bezettingstijd de vijand

steunden, daartoe gekomen zijn door de economische nood, die

zich van de dertiger jaren af in ons land en daarbuiten

vertoonde. Als er iemand het juk in. zijn jeugd heeft

gedragen en de moeiten en noden van een maatschappelijk

ondergraven bestaan ondervonden, dan is het Andries Sikkinga wel geweest. Maar

hij droeg het, zij het niet zonder strijd.

Ook voor zijn geestelijk leven in engere zin heeft hij het daardoor zwaar gehad,

al scheen de laatste tijd de doorbraak tot overwinning te dagen. Loslaten de God

van zijn leven, dat kon hij bij al zijn geslingerd worden toch blijkbaar niet en

dat dan toch wel ten diepste omdat Deze zelf hem niet losliet. Daarom leefde ook

in zijn hart het verzet tegen de overweldiger van ons volksleven, mede omdat ook

hij ondanks alles toch putte uit wat voor de meesten de achtergrond van hun

verzet vormde, het Christelijk geloof.

Andries Sikkinga, de eerste, een enige.

Moge God hem genadig geweest zijn in het uur van zijn dood. En zij zijn

gedachtenis tot zegen.

v.W.

Andries Hartholt

geb. 12 Maart 1880 - overl. 3 Mei 1943.

Vanwege de dood van zijn drie zoons rijzen allerlei

benauwende vragen.

Waarom liet de Heer van leven en dood toe, dat zulke veel

belovende jonge mensen door zinneloos wreed geweld werden

weggevaagd? Dat is „t onbegrijpelijke en haast

onverdragelijke bij al die andere jonge mannen ook, die

vielen. Bij Vader Hartholt is „t anders. Natuurlijk is ook

afschuwelijk, de wijze waarop hij werd weggenomen.

Maar overigens hij was een man, wiens leven rijk was

uitgegroeid in de dienst

van Gods Koninkrijk. Kan men bij al die jongeren zo

moeilijk begrijpen, waarom ze nu reeds uit hun aardse

dienst werden ontslagen, bij Hartholt kan men dat gemakkelijker verstaan; deze

goede en getrouwe dienstknecht was door Gods genade bekwaam gemaakt tot een

lange vervulling van zijn ambt en plicht. En hoe heerlijk „t ook voor zijn

geliefden geweest zou zijn hem nog bij zich te mogen houden, voor hemzelf was „t

binnengehaald worden in de heerlijkheid de schone bekroning van een leven in

gehoorzame ambtsvervulling.

Zijn levensgang was als die van vele anderen. Geboren te Haule 12 Maart 1880,

huwde hij te de Leek 21 Sept.1912 met Aaltje van Dijken, geb. 17 April 1888 te

Roodehaan. 10 jaar woonden zij te Steenbergen (Roden) en kregen van de Heere

daar 4 kinderen:

Johannes op 26 Nov. 1913, Dirk op 16 April 1916, Albert op 13 April 1917 en

Luikina op 5 Nov. 1918. In 1922 kwam de verhuizing naar de Haar, gemeente Marum.

Daar werd op 13 Aug. 1925 Hendrik geboren. Daar ook kwam de eerste verkiezing en

roeping tot het ambt van ouderling in de Geref. Kerk te Marum. Zo was Hartholt

Page 9: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

9

een rijk gezegend man. Een prachtig gezin! Hoe was men aan elkaar verbonden en

wat een goede, echt Christelijke sfeer was er in huis! Een vrouw, die hem in

alles ter zijde stond met de vele gaven, die ze ontvangen had. Kinderen, die aan

Vaders en Moeders hand tot Jezus geleid waren en de Goede Herder gaarne volgden.

Kinderen ook met helder verstand en ijver. Verder een flink bedrijf. En dan nu

ook nog: het ambt van ouderling.

6 Mei 1932 bracht in de voorspoedige en gelukkige bloei van dit gezin grote

smart. Het was de sterfdag van Johannes. Wie, zoals ik, eerst meer dan tien jaar

later Hartholt van dit overlijden heeft horen vertellen en opgemerkt heeft,

hoezeer dit hem ook toen nog ontroerde, kan verstaan, hoe diep het leed over het

heengaan van Johannes, die door vliegende tering in korte tijd gesloopt werd, is

geweest.

Toen na de instituering der Geref. Kerk van Siegerswoude, de Haar daaronder

ressorteerde, heeft Hartholt in deze Kerk vele jaren het ambt van ouderling en

penningmeester bekleed. Er moet getuigd worden, dat de Heere hem zeer bekwaam

maakte tot dit werk, zodat hij ook veler achting zich verwierf. Omdat „t zo

merkbaar was, dat hij zelf in de dienst van God al zijn vreugde had, was zijn

getuigenis daarvan en zijn vermaning daartoe ook zo treffend.

3 Mei 1943 werd Hartholt weggerukt. Op een andere plaats in dit gedenkboek

heb ik daarover geschreven. Hier nog slechts dit: Zijn einde was als zijn leven.

Zijn medewerking in de staking was hem ook gehoorzame vervulling van wat zijn

Heer van hem vroeg.

De gedachtenis des rechtvaardigen zal gezegend zijn.

A.G. Honig.

Dirk Hartholt, geb. 16 april 1916

was, sinds het overlijden van zijn oudere broeder Johannes,

de rechterhand van zijn vader.

Hij was een goed leerling op de lagere school en later

van de landbouwcursus. Hij was een rustig, evenwichtig

persoon, die gewillig deed wat van hem werd gevraagd. Maar

hij had wel degelijk zijn eigen mening en had hij eenmaal

zijn oordeel gevormd, dan liet hij zich niet van zijn stuk

afbrengen.

Zó was hij ook als lid en bestuurslid (secretaris) van de

Geref.Jong.Ver. te Fr. Palen. Hij wist, wat hij wilde en

hij zei, wat hij dacht.

Hij was een goed lid dat in zijn werk zijn Heiland

trachtte te dienen en daarvoor ook openlijk durfde

uitkomen.

In de bange oorlogsdagen van Mei 1940 was hij militair en het heeft hem

pijnlijk getroffen, dat ons land, dat hem lief was, zo vlug door de arglistige

vijand werd vermeesterd.

In de zomer van 1940 heeft hij Siete Weiland, medelid van de J.V., gevallen op

de eerste oorlogsdag bij Wassenaar, meegedragen naar zijn laatste rustplaats te

Ureterp. Wie had toen kunnen denken, dat Dirk Hartholt geen drie jaar later zou

vallen als slachtoffer van het wrede Duitse geweld!

Toch was ook dit verzet in feite een beginselstrijd, een strijd tegen de geest

van geweld en onderdrukking, tegen de leugengeest, tegen de geest uit de

afgrond.

Dit was geen strijd met stoffelijke wapenen, maar met geestelijke. waarin ze

werden geoefend, ook op de J.V.

Deze strijd tegen de geweldenaar is van een wapenstrijd, die we moesten

verliezen, overgegaan in een geestelijke strijd, die we, onder Gods zegen, niet

hebben verloren.

Het bloed van Dirk Hartholt en de anderen heeft dan ook niet tevergeefs

gevloeid. Hun offer, hoe zwaar ook te brengen. droeg in zich de kiem der

bevrijding.

Page 10: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

10

Albert Hartholt, geb. 13 april 1917

had een stillere natuur dan Dirk. Hij was meer bescheiden.

Hij deed zijn plicht, maar zou zich niet opdringen. Ook hij

wist wel wat hij wilde. In school was er over zijn gedrag

nooit het minste te klagen. Hij zal door zijn rustige

natuur, zijn evenredigheid en toewijding ook zijn vader tot

grote steun zijn geweest.

Op de Jong.Ver. deed hij trouw zijn werk, en dat werk deed

hij goed en met toewijding, omdat hij hierin ook zag de

taak- hem van God opgelegd. Toen Dirk als militair werd

opgeroepen, nam Albert het secretariaat van de J.V. waar.

Thuis mocht hij graag orgelspelen. Vertolke hij daarin,

wat er in hem omging en wat hij, door zijn min of meer

gesloten zijn, anders niet openbaarde?

Het is wel opmerkelijk, dat Albert Hartholt, die niet gauw

in opstand kwam in de stakingsdagen van Mei 1943 positief

partij koos tegen de Duitse overweldiger en voor de toen

bedreigde militairen, die weggevoerd zouden worden.

Immers zijn eigen broer Dirk behoorde hierbij!

Hij heeft zijn broer uit wrede moordenaarshand niet kunnen redden, zelfs niet

met inzet van zijn eigen leven. Maar toch was sedertdien het snode plan der

Duitsers van de baan.

Hoeveel jonge mensenlevens zullen mede door deze verzetshouding, deze

opoffering, zijn gered?

Een Christen jongeling was hij, evenals de anderen, die het van de Heere

verwachtte. maar ook een Vaderlander van het onvervalste soort, die zijn

Koningin en Vaderland lief had. Die ook het hoogste, wat hij geven kon, n.l.

zijn leven, heeft geofferd en daarmede een bijdrage heeft geleverd voor onze

uiteindelijke bevrijding.

Hendrik Hartholt, geb.13 aug.1925

de jongste zoon van de familie Hartholt, was een fleurige,

vrolijke jongen van 17 jaar, toen de mannen van de Duitse

Wehrmacht hem meenamen naar het kamp - te Trimunt, waar ook

hij zijn jonge leven zou moeten afleggen in de strijd voor

het recht. Hendrik was de jongste zoon.

Ik stel me voor, dat hoe eerlijk en degelijk vader

Hartholt ook was, Hendrik- toch wel een bijzonder plaatsje

innam in het gezin.

Hij was een goed leerling der lagere school, wat druk en

beweeglijk, maar in school was er best met hem op te

schieten. Later volgde hij de landbouwschool en een

tuinbouwcursus, beide met gunstig resultaat.

Hij volgde niet het spoor van zijn broeders, die bij vader

op het bedrijf bleven. Hij wilde iets anders worden, vandaar

ook zijn tuinbouwstudie.

Als lid van de Jongelings Ver. mocht hij wel graag eens een

vraag stellen en was als zodanig reeds een belangstellend, meelevend lid.

Vader was precies, naar Hendriks mening wel eens wat te precies. Maar vader

Hartholt hield tenslotte, als een goed vader, zelf de leiding in handen.

Zwaar zal het vader Hartholt zijn gevallen, te moeten denken, dat al zijn

zoons, benevens zijn aanstaande schoonzoon, zouden worden doodgeschoten.

Wij weten echter. dat God de Heere, stervensgenade schenkt, en “Zalig zijn de

doden, die in de Heere sterven.”

Page 11: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

11

Berend Assies

geb. 1 Mei 1914 † 3 Mei 1943.

Berend is het zesde kind uit het huwelijk van Jan Assies

en Boukien Boer. Geb. op 1 Mei 1914 te Zevenhuizen,

bezocht hij op de “Haspe!” de Chr. School, maar toen het

gezin in 1925 naar Veenhuizen vertrok, gingen Berend en

zijn broers naar Een op school.

Kerkelijk behoorde de familie bij de Gereformeerde Kerk

van Veenhuizen. In 1929 overleed zijn vader. En moeder

Assies stond nu met de hulp van haar kinderen voor „t

beheer van het grote bedrijf. Ieder die de familie kende

merkte spoedig de vredige harmonie in dit huis. Moeder was

„t hoofd en Jan; als oudste, haar rechter hand en Gerrit,

Berend en Harm gaven zich daaronder zonder rivaliteit.

Het waren alle vier trouwe zonen en liefhebbende broers.

Ik heb als predikant gedurende de elf jaren te Veenhuizen nooit enige wanklank

hier vernomen.

Berend is sedert 1941 (5 Nov.) gelukkig verloofd geweest met Luikina Hartholt,

dochter van Andries Hartholt te De Haar onder Marum.

Op de stakings-Maandag, 3 Mei 1943, bracht Berend zijn meisje, die natuurlijk

Zaterdag 1 Mei op zijn 29e verjaardag bij hem logeerde, terug naar huis. Hij had

de tijd — geen boer kon die dag immers werken.

Het eerste kopje koffie was uitgedronken ten huize van de ouders van Luikina of

de familie snelt naar buiten. Berend stond nog bij de deur maar de vijand, die

bezig was een troepje boeren voor zich uit te drijven, zag hem. Een van die

bandieten vloog op hem af en achtervolgde hem naar de keuken. Luikina ging voor

hem staan; de Duitser zet haar „t geweer op de borst en Berend zegt nu: “Ik ga

maar mee, niet?” Dit zijn Berend‟s laatste woorden geweest.

Enige uren daarna werd het gerikketik van de mitrailleurs gehoord, Men kon het

niet terstond geloven. Maar ook Berend is door beulshanden gevallen.

Dinsdagmorgen - liep het gerucht van het gebeurde ook door Een, maar zekerheid

kwam er niet.

Wed. Assies wordt bij een bezoek a. h. Scholtenshuis bepaald welwillend

ontvangen. Dit gaf hoop. Eerst Donderdag 13 Mei kwam er langs clandestiene weg

de droevige zekerheid, dat al die zestien dood waren. Zondag d.a.v., 16 Mei is

er rouwdienst gehouden in de Geref. Kerk te Veenhuizen, over Ps. 39 : 10, voor

Berend en zijn a.s. schoonvader en zwagers, waarbij fam. Assies en fam. Hartholt

zijn uitgenodigd.

Eerst 25 Mei 1943 zond de burgemeester van Marum officieel bericht van deze

moord. Nog steeds werd de hoop gekoesterd dat 't nog alles anders zou zijn tot

na de bevrijding het graf is gevonden te Appelbergen bij Haren :

Inmiddels waren op 18 Dec. 1944 ook Jan en Harm gearresteerd en zijn deze

Februari 1945 in Neuengamme om „t leven gekomen.

Zo staat dan deze moeder nu beroofd van kinderen. Vol toog ze heen naar

Veenhuizen en met een geschonden gezinsleven is ze verleden jaar weggetogen van

de boerderij.

Geve de Heer door zijn Geest haar te leven uit de troost, dat haar kinderen „s

Heeren naam beleden en hun weg wel aanstelden en de hemel erfden, en ook zij

zelf op reis is naar dat Vaderhuis, waar geen rouw -noch gekrijt meer is.

B. P.v.T.

Eeuwe de Jong

geb. 4 Oct. 1901 † 3 Mei 1943.

Nog maar nauwelijks was de maand Mei van het jaar 1943 in het land, de maand,

die zulke droeve herinneringen bracht en die de spanningen van verzetswil tegen

een ondragelijke tyrannie deed stijgen, of er kwam voor ons, als familie van

Eeuwe de Jong, een nieuwe spanning bij.

Page 12: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

12

Een kort berichtje uit nood: “Ze hebben Eeuwe weggevoerd en hij zal

waarschijnlijk nooit terugkomen.” Natuurlijk wisten we,

kennende de geest des tijds, wel zo ongeveer wat dit

betekende. De realiteit, die pas later ten vol!e helder

werd, was rauwer, dan we hadden kunnen denken.

Zulk een werkzaam leven, dat, naar de mens gesproken,

er aan toe was een rijpe vrucht van zwaar zwoegen te

plukken, zomaar abrupt afgesneden door het zeer bepaald

moordend lood.

Werkzaam leven - ja ! Immers, wat deed onze verwant, die

de 4de Oct. 1901 te Doezum geboren werd en vandaar, met

zijn ouderlijk gezin, in 1919 verhuisde naar Oldekerk en

wat deed hij nadat hij volwassen werd, eigenlijk anders

dan werken?

“Vooruit”, dat zat hem in „t bloed. En daar hield hij op

aan, ook na zijn huwelijk met Sietske van Minnen in 1928.

Hard pakte hij aan. Eerst in Lucaswolde tot „31; daarna in

Roden tot „33; toen in Wirdum (Gr.) tot „36 en ten slotte in Marum, de Haar. Het

ideaal, een eigen bedrijf, werd, na 3 jaar wachten daar, werkelijkheid.

In 1939 werd met grote blijdschap de boerderij betrokken, van waar de vijand

hem, zo kort daarna, weghaalde. De vijand, tegenover wie hij ook wel aanpakte en

die hij tegenwerkte, waar hij maar kon. Doch, naar zijn heilige overtuiging,

omdat het moest. En dan zo, dat men hem daarom niets maakte.

Was hij het niet, die het initiatief nam, om te zorgen, dat niemand door de

nood gedwongen zou worden, tegen eer en geweten in, zich voor de vijand in te

zetten?

Hij zou de vruchten van zijn arbeid plukken. God heeft hem wat beters bereid

dan hier gevonden wordt; heeft hem, naar we geloven mogen, de vrucht van

Christus‟ arbeid, waarop hij bouwde willen schenken.

Vooruit wilde hij. De Heere heeft hem “vooruit” gebracht.

Heeft hem de eeuwige woning in Jeruzalem laten erven. Dat zij zijn vrouw en

beide zoons tot troost. En zijn voorbeeld des geloofs moge worden nagevolgd.

Z.B. v.M.

Sibbele de Wal

werd geboren 21 Sept. 1908 te Drachten, op de boerderij

schuin tegenover het Zuiderkerkbof. Daar op die boerderij

bracht Sibbele zijn jeugd- en jongelingsjaren door. Hij was

de tweede van een gezin, dat na verloop van tijd het

kindertal tot vijf zag uitgebreid: drie jongens en twee

meisjes. Toen de schooltijd aanbrak, moest Sibbele naar de

Chr. School “op het Noord”. De afstand tussen Zuid- en

Noord-Drachten is vrij groot, zodat daar heel wat

voetstappen van hem liggen en misschien ook heel wat

kwajongensstreken. Want volgens zijn latere

Catechiseermeester Ds. Kuiper was Sibbele “een beste jongen,

maar een rakker”.

De schooljaren waren overigens voor Sibbele geen prettige

jaren, want hij had een afkeer van a!les wat dwang en gebondenheid betekende.

Hij hield van vrijheid en was het liefst in de stallen bij zijn vader, of bij

hem op het land in de vrije natuur. Van zijn Vader ontving hij dan ook de

praktische opleiding in het landbouw- en veehoudersbedrijf. En dat wel reeds

zeer jong; op 7-jarige leeftijd had Sibbele het melken al aardig onder de knie!

Na de schooljaren kwam de theoretische voorbereiding voor zijn latere

levenstaak, n.1 Landbouwcursus en Landbouw winterschool. Daarna heeft Sibbe!e

jaren meegewerkt op bovengenoemde boerderij, aan de zijde van zijn vader. In

1930 werd echter de boerderij te Drachten verwisseld met de boerderij op De Haar

onder Marum (Gr.), alwaar Sibbele nog enige tijd in het bedrijf van zijn vader

Page 13: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

13

werkzaam bleef, totdat bij in Mei 1933 in het huwelijk trad met Mej.Jeltje de

Haan, afkomstig van Rottevalle.

Toen was de tijd aangebroken om geheel zelfstandig het boerenbedrijf uit te

oefenen. Op het Witveen onder Oostermeer werd de boerderij van A. Oosterhof

gehuurd. waar Sibbele enkele moeilijke jaren doorbracht. Vrij wat tegenslagen in

het bedrijf had hij daar het hoofd te bieden. Daarna deed zich echter de

mogelijkheid voor de boerderij van zijn vader te betrekken, zodat Sibbele met

zijn gezin in Mei 1936 op De Haar onder Marum kwam wonen.

Daar heeft hij heel wat zegeningen mogen ontvangen, ook in zijn gezinsleven. In

de Geref. Kerk van Siegerswoude, waaronder De Haar gedeeltelijk ressorteert,

deed hij belijdenis van zijn geloof. Het kindertal groeide tijdens zijn leven

uit tot vijf. De eerste vier waren jongens, de jongste een meisje, waarmee hij

zo uitermate verblijd was.

In het publieke leven trad Sibbele niet op de voorgrond, hij leefde voor zijn

gezin en werk. Hij was met hart en ziel boer en met de talenten hem van God

geschonken, heeft hij in alle ijver gewoekerd,... totdat de Heere hem zo

onverwacht uit zijn gezin en werk opriep.

Acht maanden nadat het moordende schot hem trof, schonk de Heere aan zijn

bedroefde weduwe nog een dochtertje. Het werd naar de Vader genoemd: Sibbeliena.

N.B. J. de W.

Uitze van der Wier

geboren 21 Mei 1917 † 3 Mei 1943,

was de oudste zoon van D.v.d. Wier. Hij was een kalm en

rustig persoon, die het zijn meesters, wat het gedrag

betreft, niet moeilijk maakte. Hij was een goede kracht op

het bedrijf van zijn vader, hij leefde voor het

boerenbedrijf.

Ook het verenigingsleven had de liefde van zijn hart. Hij

was een trouw lid en bestuurslid (penningmeester) der Jong.

Ver. en de studie van de Chr. beginselen heeft hem ook

gebracht op zijn standpunt, dat we nooit of te nimmer ons

konden en mochten neerleggen bij hetgeen een vreemde macht,

met een ons vreemde (heidense) levensbeschouwing ons wilde

opdringen.

In de Meidagen van 1940 heeft hij zijn leven reeds moeten inzetten voor zijn

Vaderland. Hij heeft toen reeds de dood in de ogen moeten zien. Fors gebouwd als

hij was, werd hij ingedeeld bij de grenadiers te Den Haag en bij de strijd om

het vliegveld Ipenburg werd zijn afdeling ingezet. Alle vijf oorlogsdagen, heeft

hij bijna geen rust gehad, de kleren niet uit. Daar is het gebeurd, dat zijn

kapitein, vooraan de troep, tijdens een aanval, door een vijandelijke kogel werd

getroffen en spoedig daarop stierf. De kogels floten duidelijk waarneembaar

(lichtspoormunitie) over Uitze en zijn wapenbroeders heen. God heeft hem toen

nog drie jaar tot zijn leven toegedaan.

Hij heeft ook bij de herbegrafenis van Siete Weiland, in de zomer van 1940,

deze gesneuvelde wapenbroeder meegedragen naar zijn laatste rustplaats te

Ureterp.

Toen in Mei 1943 de mannen van de Duitse Wehrmacht hen meenamen, heeft Uitze

niet kunnen bevroeden, welk vreselijk lot hen wachtte. Tegen een bekende

voorbijganger zei hij nog schertsenderwijze: Daar gaan we dan.

Zijn trouw aan zijn God, Die hij diende en aan zijn Koningin en aardse

Vaderland, heeft hem reeds, naar we mogen geloven. op jeugdige leeftijd het

Hemelse Vaderland doen beërven.

S.

Page 14: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

14

Jelle van der Wier

geboren 4 Oct. 1920 † 3 Mel 1943,

was door zijn God en Schepper gesierd met schone gaven van

verstand en hart. Hij was de primus inter pares, de eerste

onder zijns gelijken.

Goed van verstand en geheugen, helder van inzicht,

gemakkelijk ter tale, was het een genot met hem om te gaan.

Hij schaamde zich zijn geloof niet en ook in de moeilijke

jaren van bezetting sprak hij openlijk op de vergaderingen

van de Jong. Vereniging zijn Godsvertrouwen uit.

Actief als hij was, lag het geheel in de lijn van zijn

leven, dat hij in de stakingsdagen van Mei niet naar het

land ging te werken, maar dat hij aan de oproep tot verzet

gehoor gaf.

Op een oneerlijke wijze is hij echter gevallen, evenals de familie Hartholt

en in feite alle 16, want wie had het recht, deze 16 mensen neer te schieten!

Evenwel Jelle en de fam. Hartholt waren slechts met zijn vijven op het erf van

Hartholt, toen de vertegenwoordigers van de Wehrmacht hen meenamen. En

samenscholingen van meer dan vijf waren, volgens Duitse verordening, verboden.

Zwaar was de slag, die onze Jong. Ver. trof. Ook doordat een zo ijverig,

trouw en intelligent bestuurslid ons ontviel, die tevens onze Ver. op waardige

wijze in het Ringbestuur vertegenwoordigde.

Zwaarder was de slag voor vader Van der Wier, die ten opzichte van Jelle nog

goede verwachtingen koesterde voor de toekomst.

Hij was ook op het bedrijf van zijn vader tot grote steun.

Zo scholen in de persoon van Jelle nog rijke beloften voor kerk, staat en

maatschappij, maar “Mijn wegen zijn niet Uw wegen”, zegt de Heere en wij

geloven, dat wat God doet toch is welgedaan. Dat Hij deze schoof ook te goeder

uur vergaard heeft in Zijn schuur.

Dankbaar gedenken we, wat de Heere ons in Jelle en de anderen had geschonken.

S. 0.0.

Steven van der Wier

Oud 13 jaar. geboren 12 Mei 1929 † 3 Mei 1943.

“Wat een flinke jongen”, zei zijn tante bij zijn geboorte,

“als die voorspoedig opgroeit, zal hij gauw vertrouwd zijn

om los te lopen”.

Ze had goed gezien. Steven groeide voorspoedig op. Was flink

en groot voor zijn jaren en in geestelijke ontwikkeling zijn

leeftijd ver vooruit. Een echte jongen, maar geen kwajongen.

De ernst en de zorgen van het leven begonnen hun stempel al

op hem te zetten. Hij was er zich terdege van bewust, dat

het leven geen spel was maar ernst. Ook tegenover de

bezetter wist hij heel goed waarom het ging.

Hij was nog een kind en mocht nog graag spelen. Maar hij

was vaak ook een trouwe hulp voor vader thuis, als de grote broers op het land

werkten.

Hij had een goed hart. Voor zijn zieke vriendje haalde hij elke week

leesboeken. Nooit zou hij het vergeten. En wanneer zijn getrouwde broer wat

weinig voer had voor zijn konijnen, zorgde Steven wel, dat er weer wat kwam.

Maar dan wilde hij graag wat melkbonnen hebben. Waarom? Ze hadden zelf toch

melk genoeg op de boerderij? „t Was ook niet voor hemzelf. Die melkbonnetjes

waren voor zijn oude meester in Apeldoorn.

Eens had hij als beloning voor zijn trouwe hulp van zijn broer een dubbeltje

gekregen. Dat was toen nog een heel kapitaal voor een schooljongen. Steven

Page 15: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

15

voelde zich rijk met zijn eerlijk verdiende geld. Zorgvuldig zou hij zijn schat

bewaren. En toch bleef hij niet lang eigenaar. Dat kwam zo: de Zondag brak aan.

Trouw ging Steven mee ter kerke. De predikant schilderde de nood der armen. Er

moest meer geld komen voor de diaconie. En toen het zakje bij Steven kwam,

offerde hij zijn dubbeltje. Zouden er die dag wel meer geweest zijn die zoveel

gegeven hadden als Steven?

Hij stelde belang in de dingen van Gods Koninkrijk. Hij ging graag naar de

knapenvereniging, maar had er een hekel aan, als de jongens lawaai en drukte

maakten. En toen hij voor de eerste keer aan de bespreking had deelgenomen, kwam

hij met rechtgeaarde trots thuis met de mededeling: “Ik heb ook vragen gedaan”.

3 Mei 1943. Spanning overal. Steven zat aan tafel aardappels te schillen. Hij

had een overal aan. Een paar werkschoenen van de zolder gehaald. Ze zouden

aardappels poten. Maar die dag kwam er niet wat van werken. Niemand deed wat. De

grote broers gingen eens op de weg kijken. Steven vroeg moeder, of hij even mee

mocht. Hij ging het erf af, zijn broers achterna. Voor het laatst

Zijn gedachtenis blijve onder ons in ere.

Moge ons leven zo zijn, dat wij het waard zijn, dat hun bloed voor ons

gevloeid is.

M. H.O.

Karst Doornbosch

Geb.23-2-1919

Karst was geen jongen uit onze plaats. Het was een

Groninger en hij kwam in een Fries dorp.

Maar het duurde niet erg lang voor hij was ingeburgerd.

Zijn opgewektheid, zijn gulle lach stak ons allen aan en

weldra was de J.V. niet volledig als Karst er niet was.

Hij was geboren op 23 Febr. 1919 onder de gemeente Winsum.

Na de lagere school doorlopen te hebben, kwam hij thuis.

Daarna is hij 2 jaren in Oudehorne geweest, waar hij

vandaan moest, omdat hij zijn plichten jegens het vaderland

moest vervullen.

Toen de oorlog uitbrak, was hij op zijn post. Ook toen

heeft hij begrepen, dat er maar één schrede is tussen ons

en de dood. Vlak voor de oorlog uitbrak, heeft hij belijdenis van zijn geloof

afgelegd. Dat geloof heeft hem gesterkt, toen hij moest strijden bij de

Moerdijkbrug en bij Numansdorp. Toen heeft God hem gespaard en na de capitulatie

kwam hij in Donkerbroek.

Daar heeft hij zijn krachten gegeven aan het jeugdleven. Daar leerden wij, dat

onder zijn vrolijkheid toch school de ernst van iemand, die de dood onder de

ogen heeft gezien.

Vooral toen de jeugdactie lamgelegd werd en wij ons bepaalden tot clubjes,

bleek, dat aan Karst heel goed de leiding van zo‟n clubje was toevertrouwd. Bij

het doorbladeren van de notulen zien we, dat zijn club actief was.

Natuurlijk was het niet alles ernst. We hadden onze feestavondjes, die soms

complete jeugdappèls waren.

Zo had de club van Karst op 30 April „43 hun feestavond. Het was staking en de

stemming was uitstekend.

Om half drie werd hij „s nachts naar huis getrokken, omdat de ketting van zijn

fiets kapot was.

„s Zaterdags 1 Mei ging hij naar huis. Iedereen staakte, dus hij ook.

Dat is voor het laatst geweest. Hij wist niet wat hem daar wachtte en wij wisten

het niet. Maar toen de vreselijke daad bekend werd in Donkerbroek, hebben wij

met zijn familie meegeleefd. Ook wij hoopten. Vergeefs!

„t Is God, die dit alles deed in Zijn grondeloze wijsheid.

D. J.R.

Page 16: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

16

Jan Doornbosch

geboren 1 Mei 1922 † 3 Mei 1943,

bezocht de lagere school te Onderdendam. Zo groeide hij hier

niet op te midden van de jeugd. Toch was hij hier geheel

thuis, ook al door zijn vlotte omgang, door zijn eenvoud,

zijn guitigheid, zijn levenslustig temperament. Op de Jong.

Ver. klonk er nog wel eens een lachje op, waar Jan zat. Hij

was nu - eenmaal een gezellig. een prettig iemand. Niet dat

hij grappen maakte, omdat de Jong. Ver. hem onverschillig

was. Neen, want moest hij iets doen, zijn werk kwam af en

het was goed.

Dat hij een guile, joviale vrind kon zijn, ondervond ook

een Duitser, een zekere Fritz die uit het kamp te Trimunt

eenzaam uitzwierf en zo bij de fam. Doornbosch terecht kwam.

Daar werd hem niet verweten, dat hij hier was - het was nog vóór 1943 - daar

vond hij wat hij in Duitsland had achtergelaten n.l. een tehuis.

Ook Jan Doornbosch heeft hem vergeven, het onrecht door hem en zijn mede-

militairen ons arme landje aangedaan.

Jan heeft de man, zolang hij hier was gelegerd, steeds als een vriend

bejegend. Hij heeft daarbij kennelijk in praktijk gebracht het: Hebt Uw vijanden

lief!

Wie had kunnen denken, dat van deze kerels een vijftal zouden komen en in

jeugdige overmoed Jan en zijn broer en al de anderen zouden meenemen, hetwelk

voor hen de dood betekende!

Als tragische bijzonderheid wil ik hier nog vermelden, dat Ds. Honig en

ondergetekende er des Zaterdags na 3 Mei op uit zijn gegaan, om ooggetuigen te

kunnen opsporen en van hen te vernemen, of inderdaad deze 16 waren doodgeschoten

of dat ze nog zouden kunnen leven.

Vanwaar deze onzekerheid? Wel de familie ging in die week naar Groningen, naar

het Scholtensbuis, ter informatie en daar heeft men met hen gespeeld. Daar heeft

men hen in de waan gebracht, dat ze nog leefden en ergens waren opgesloten,

terwijl men wel wist, dat op Maandag reeds de auto met de slachtoffers op

doorreis naar de Appèlbergen, door Groningen was gekomen. Misschien wel op de

Grote Markt voor het Scholtenshuis heeft gestaan.

Zo hebben in het vreselijk gebeuren op de Haar de Wehrmacht, een zekere Duitse

en Nederlandse (N.S.B.) instantie een rol gespeeld. Maar God schouwt uit de

Hemel en ziet het gans gedrag der mensen. Hij zal ook deze dingen brengen in het

gericht.

S. O.O.

In Memoriam

Gerrit van der Vaart,

geb. 4 April 1923, overleden 3 Mei 1943.

In het ledenboek van de Geref. Kerk te Marum is door de

scriba geschreven: door de Duitsers neergeschoten. Dat

bijschrift roept in onze herinnering al de verschrikkingen

van die dagen weer wakker. Dat “neergeschoten” drukt toch

wel de hopeloosheid van Gerrits einde uit. En toch… Neen,

Gode zij dank neen!

Er staat immers in datzelfde boek nog iets en wel dit:

Gedoopt 3 Juni 1923. Dat geldt ook van Gerrit. Dan zie ik

hem op die stralende Maandagmorgen gaan. Ik zie zijn

schitterogen, zoals ik ze zag op school en op de

Page 17: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

17

Knapenvereniging. Wat konden die ogen lachen, maar ook wat kon daarin ineens een

heftig verzet opbruisen. Ons mensenleven is vol tegenstellingen. Gerrit staat in

de stralende zonneschijn op Trimunt en dan daar, waar alles in de natuur spreekt

van Gods almacht, wordt hij met de anderen neergeschoten.

Wat zien wij steeds op deze zijde van het leven. Dan wordt het ons bang te

moede en voelen we de twijfel in ons hart.

Zien we nu echter naar de andere zijde.

Het is 3 Mei 1943. Gerrit staat daar op Trimunt gevangen en in de macht van

wrede woestelingen. Hij is de gebondene; maar nu zie ik weer naar de datum 3

Juni 1923 en ik boor: “Gerrit, ik doop U in de naam des Vaders en des Zoons en

des Heiligen Geestes” en lees het Woord des Heren: “Die, de Zoon des Vaders

heeft vrijgemaakt, is waarlijk vrij.”

Zie dan wordt het: “gebonden en toch vrij” of “doodgeschoten en toch levend

tot in alle eeuwigheid.”

Gerrits ogen schitterden, wanneer hij de schoonheid van het leven zag. Zijn

ogen flikkerden als hij in dit gebroken leven het onrecht bespeurde. Wat waren

die beide: het onrecht en de schoonheid hier elkander dicht genaderd. Het

menselijk onrecht doet Gods genade en heerlijkheid niet teniet, doch moet deze

juist als God het wil op het hoogst openbaren.

Dan wordt het wrede Trimunt een Bethel: huis Gods.

M. R.K.

In memoriam Geert Jan Diertens.

Geert Jan Diertens werd geboren 18 Mei 1923, zoon van Jan

Diertens en Grietje Vogelzang.

De 3de Mei 1943 werd hij als een van de zestien

slachtoffers door de Duitsers op de stelling Trimunt

vermoord. Hij had een opgeruimd karakter, maar het was de

blijmoedigheid van een Christen, gepaard met levensernst.

Vijf weken voor zijn dood legde hij belijdenis des geloofs

af. En dit was geen lippenwerk. maar een belijdenis van zijn

persoonlijke verhouding tot God. “Ik ben in de slaapkamer

geweest.” Zo sprak hij tot zijn ouders. Hier was hij in het

gebed tot klaarheid gekomen en had vrijmoedigheid gevonden,

Gods Naam openlijk in het midden der gemeente te belijden. En

zijn belijdenis bleek uit zijn verdere leven. ook doordat hij anderen aanspoorde

de goede keuze te doen.

Zo kwam Zondag 2 Mel, de laatste avond, dat hij thuis was. de laatste avond van

zijn leven hier op aarde. “Mag ik nog iets spelen ?“ Zo sprak hij tot zijn

ouders. Verschillende liederen heeft hij misschien wel gespeeld, maar een ervan

leeft in de herinnering van die hem dierbaar waren voort als een afscheidslied:

Blijf bij mij Heer, als „t zonlicht niet meer straalt,

Blijf bij mij Heer, als straks de avond daalt.

Als vrienden henengaan in stormgetij,

Blijf Gij ter hulp gereed, o, blijf met mij.

Hoe spoedig zou voor hem het zonlicht niet meer stralen. Hoe onverwacht daalde

voor hem de avond van dit aardse leven.

In volle hevigheid zou het stormgetij boven zijn hoofd losbarsten. Maar hij

wist, dat zijn Vader in de hemelen tot zijn hulp gereed was en dat Hij in zijn

uiterste ure naast hem zou staan.

Zo kwam de beruchte Maandag 3 Mei 1943. „s Morgens waarschuwde zijn vader hem

nog: “Pas op jongen, wees voorzichtig.” "„t Valt wat toe.” Dat waren de laatste

woorden, die ze van hem hebben gehoord. De middag van die dag werd zijn

levensdraad afgesneden. „t Viel niets toe. Er was geen rekening gehouden met het

brute machtsmisbruik der overheersers, gespeend aan elke moraal. In koelen

bloede werden ze neergemaaid; zelfs hun ontzielde lichamen werden niet aan de

Page 18: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

18

treurende verwanten gegund en lange tijd hebben ze niet hun graf geweten. Maar

hun nagedachtenis zal onder ons voortleven als van martelaren, die hun bloed

gaven voor de vrijheid.

Geert Jan Diertens, het aardse zonlicht straalt niet meer voor jou, maar wij

vertrouwen, dat ge u eeuwig moogt verheugen in de stralen van de Zon der

gerechtigheid.

De avond van uw aardse leven is gedaald, maar ge moogt u verheugen in de

eeuwige morgen.

Uw vrienden zijn met u heengegaan in het stormgetij, dat over uw hoofden

raasde, maar wij geloven, dat de grote Vriend aan Zijn hand u geleid heeft door

het donkere doodsdal, dat God met u blijft en gij met Hem, een gemeenschap, die

in der eeuwigheid niet weer verbroken wordt.

M. B.

Friedrich Ludwig van de Riet,

geb. 15 Febr. 1915- overl. 3 Mei 1943.

Frits was 28 jaar toen hij viel. Wat een veelbewogen leven

echter had hij reeds achter de rug. Een uiterst onrustige

natuur, vandaar de bijna talloze veranderingen in zijn leven.

Hij werd geboren tijdens de eerste wereldoorlog, -in een tijd

van veel spanningen door de oorlogsomstandigheden in het

leven zijner ouders: Het is wel waarschijnlijk, wat zijn

moeder altijd gemeend heeft, dat dit alles zijn invloed heeft

doen gelden op Frits‟ karakter, Na de lagere school bezocht

hij de Mulo, maar verwisselde die al spoedig voor de

ambachtsschool om zich te bekwamen voor het timmervak. Hij

had eigenlijk banketbakker willen worden, maar zijn

gezondheid liet dat niet toe. Toen hij eenmaal de school verlaten had en de

maatschappij inging, werd zijn leven een ware zwerftocht van betrekking naar

betrekking en van woonplaats naar woonplaats. Zijn militaire dienstplicht

vervult hij in Harderwijk. Daarna legt hij belijdenis af van zijn geloof:

ziehier dan toch een rustpunt in de rusteloosheid. Hier „t bewust kiezen van

zijn weg. Gods genade heeft hem dit geschonken. Wat er ook verder in zijn leven

is gebeurd, maar dit is niet gebroken. Dit werk Gods kon ook immers niet

gebroken worden! Zo bleef Frits aan deze keuze trouw. Maar overigens, zijn aard

bleef dezelfde: zwerver. Hij kreeg nu plannen om naar Zuid-Amerika te emigreren,

wilde daartoe eerst zich oefenen in het landbouwbedrijf en kwam zo door zijn

vriend Henk Voet, bij diens schoonvader B. Jongsma te Siegerswoude.

In Argentinië aangekomen begint echter „t zwerven opnieuw van de ene baas naar

de andere. Hij keert vrij spoedig naar het vaderland terug om dan nogmaals te

vertrekken met nog minder resultaat. Een consul helpt hem op een Belgische boot

en zo is hij in 1939 weer in Nederland. Hij pakt weer allerlei aan, maar moet

als de oorlog begint in militaire dienst te Kampen. In 1940 begint hij met een

handel en wordt vertegenwoordiger voor een firma in kachelglans. Daar blijft hij

bij en „t gaat hem goed. Intussen, hij verhuist wel enige malen en kan ook de

rechte levensgezellin maar niet vinden. Dan komt in het voorjaar van 1943 de

Duitse verordening af, dat alle vertegenwoordigers zich moeten melden.

Frits duikt onder in Siegerswoude bij B. Jongsma, later in Marum bij B.

Doornbosch. De staking breekt uit en zonder „t zo bedoeld te hebben, zonder

bewust verzet, wordt hij meegevoerd. En ook hij wordt vermoord.

Zulk een leven is van onze kant bezien een raadsel. Het is moeilijk de zin ervan

te ontwaren. Frits‟ vele kennissen zullen met zijn familie daarover nadenken.

Maar ik denk, dat geen mens dit leven ooit zal kunnen verklaren. „t Hoeft ook

niet, God heeft in dit leven gewerkt en ermee gedaan, wat Hij goed vond. Met z‟n

deugden en met z‟n gebreken heeft Frits beleden Gods kind te zijn. En ondanks

alles heeft hij daaraan vastgehouden.

Page 19: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

19

Zo werd ook hij bevorderd tot heerlijkheid. Zijn leven was zinrijker dan dat van

velen, die meer vaste lijn in hun leven hebben, maar het enige doel missen.

A. H.

Johannes Glas,

geboren 7 April 1919 † 3 Mei 1943.

In de winter van 1933 op „34 was Johannes Glas catechisant

bij mij op het knapenuur. Hij was een grote stevige knaap,

maar geen jongen tot wiens hart men gemakkelijk toegang

kreeg. Gesloten karakters hebben vaak veel te verkroppen.

Ook Johannes Glas heeft zijn moeilijkheden gehad. Niet dat

hij daarvan vertelde, maar de opmerkzame toeschouwer vernam

het wel.

Johannes Glas is bakker geweest. Maar dat beviel hem niet.

In het bloeiende voorjaar van 1940 was Johannes Glas

soldaat.

Wat dat toen betekende hebben velen ondervonden.

Johannes bleef gespaard, maar de gevaren omringden hem en om

zijn leeftijd eerst al, later als “krijgsgevangene” moest hij zich schuil houden

voor de vijand. In deze jaren heeft hij zijn strijd gestreden, de strijd tegen

zonde en wereld, de strijd voor God. Hij heeft in die strijd zijn nederlagen

geleden - toch ook de grote overwinning behaald. Van beide getuigt zijn

geschreven woord, dat “ten slotte de opperste Veldheer hem de weg zou wijzen”.

Zo sprak de soldaat Johannes Glas, die het “merk- en veldteken” van Christus,

dat hij droeg, had erkend en zijn Koning wilde volgen.

Toen stelde zijn koning hem plotseling voor de poort des doods. Dat was de weg,

die de opperste Veldheer hem wees !

Hoe hij die poort is binnengetreden behoort tot de geheimen die God heeft met

zijn kinderen.

Onrechtvaardig en wreed was de hand der mensen, Vriendelijk echter is de stem,

die roept: “Kom in”.

God gedenkt de bloedstortingen!

Zij dit echter, rouwenden, niet uw enige en laatste woord.

Veeleer dit: het bloed der besprenging spreekt betere dingen dan Abel.

D. K.

K.van der Meulen,

een Fries, geboren op 29 October 1910 te Tietjerk, is in de

nacht van 13 juli 1944 door geweer en/of revolverschoten in

de deur van de door hem en zijn gezin bewoonde woning

neergeschoten, en aan de gevolgen overleden.

Op jeugdige leeftijd, direct na het doorlopen van de Lagere

school kwam hij als jongen op de Coöperatieve Zuivelfabriek

“Trynwâlden” te Giekerk als hulp op het laboratorium

terecht, als monsternemer/controleur. Hij koos derhalve het

zuivelvak en dit heeft immer zijn liefde behouden.

Met het klimmen der jaren, ging parallel zijn ambitie en

werkte hij zich omhoog.

Op 16 Maart 1925 trad hij in dienst van de Coöperatieve

Zuivelfabriek “Zuidelijk Westerkwartier” G.A. te Marum als

Bedrijfscontroleur, welke functie hij enige jaren later

mocht omzetten tot die van adjunct-directeur.

Hij was gehuwd met Boukje Nicolai en tezamen hebben zij twee kinderen.: Harmke,

de oudste en Bouke, de jongste.

Het gezin leefde gelukkig!

Page 20: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

20

Dit geluk werd door deze in-treurige daad wreed verstoord en zijn heengaan

betekent voor zijn vrouw en kinderen een slag, die zij moeilijk te boven komen,

Wij hebben van der Meulen gekend als een man, die op zijn plaats was en zijn

werk met genoegen deed. Zijn omgang met ons was goed. Van rustige aard. Zijn

invloed was van belang. Ook in het particuliere leven zagen wij hem dikwijls.

Hij had gevoel voor zijn medemensen. Zijn leven had een sociale inslag.

In de nacht van 13 Juli 1944 viel hij door moordenaarshanden.

Waarom? Niemand der omstanders weet het. Wij gissen allen, maar weten, het niet.

Wij vragen het, maar krijgen geen antwoord.

Groot was en is de verslagenheid in ons bedrijf en in het dorp. Groot is het

verlies. Groot was hij, die viel. Hij ging been ais een goede, grote

Nederlander.

Wij zullen hem in trouwe herinnering houden.

Hij ruste in vrede.

M. J.T.

In Memoriam

Willem Pieter Vossema

Willem Pieter Vossema werd op 16 Januari 1920 te Nuis

geboren als zoon van Hendrik Vossema en Anje Veenstra. In

de oorlogsjaren werd hij geplaatst bij de Distributiedienst

te Buitenpost, afdeling Surhuisterveen. Dit was niet zijn

ideaal, maar naar menselijke berekening heeft dit zijn

verder levenslot bepaald. In zijn bezit toch was een foto

van de zestien slachtoffers van de moord op de stelling

Trimunt in de Meidagen van 1943. Aan een van de bezoekers

van het bureau liet hij deze foto zien en een andere

bezoekster, vriendin van het Herrenvolk, vond dit zulk een

verschrikkelijk feit, dat het direct bij de bekende

instanties moest worden aangebracht. Spoedig hierop werd

Vossema gearresteerd. Niets illustreert beter de geestelijke dwang, waaronder

ons volk zuchtte.

Zelfs sympathie met hen, die op Trimunt zonder vorm van proces als dolle

honden werden afgemaakt, was strafbaar. Niet alleen de de Duitsers vijandige

daad of het hun niet welgezinde woord, zelfs een soortgelijke gedachte werd niet

geduld.

Toch hebben de heren schijnbaar begrepen, dat dit niet best een grond voor

veroordeling kon zijn. Naar Groningen gevoerd, werd Vossema door de S. D. ten

laste gelegd, dat hij stamkaarten aan onderduikers had uitgereikt. Spoedig

volgde hierop het transport naar het beruchte kamp te Amersfoort. Later is hij

uit dit kamp weer vrijgelaten, maar evenals zoveel anderen, wilde hij het liefst

niets vertellen van wat hij daar had ondervonden. Was het hem pijnlijk, al het

doorstane lijden als bij vernieuwing te doorleven? Of werd hen onder vreselijke

bedreigingen bij het verlaten van het kamp het zwijgen opgelegd? We weten het

niet. Zijn lichaam was evenwel geknakt. Later naar Assen vertrokken, is hij

daar, als gevolg van de mishandelingen in het kamp, overleden. Kort voor zijn

dood heeft hij aan zijn broer en de behandelende geneesheer meegedeeld, waar hij

geslagen en mishandeld was. Twee doktoren constateerden, dat een zijner longen

stuk geslagen was. Later schreef nog een zijner makkers uit Amersfoort, hoe hij

daar betrapt werd, terwijl hij las in de Bijbel. Als straf hiervoor werd hij 48

uren in een bunker opgesloten zonder eten of drinken. De geestelijke veerkracht

van ons volk moest gebroken worden. En de heren begrepen maar al te goed, dat

die veerkracht door niets meer werd gevoed dan door Gods Woord.

En nu is dit jonge leven afgesneden. Maar neen, we mogen vertrouwen, dat dit

leven wordt voortgezet in hogere glans, dat dit aardse leven, hetwelk niet

anders is dan een gestadige dood, is overgegaan in onverderfelijke heerlijkheid.

Trooste dit zijn nabestaanden. Daar behoeft hij niet meer te zwijgen, maar mag

hij eeuwig spreken tot eer van God. Daar heeft hij niet van node zich te sterken

Page 21: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

21

uit Gods Woord, maar is de eeuwige God zelf zijn sterkte, blijdschap en

aanbidding.

M. B.

N.

O.

P.

Hepke van Dijk, geboren 3 Jan. 1923

overl. 22 Dec. 1944 in Neuengamme.

Als er enkele plaatsen bekendheid hebben verworven in deze

wereldoorlog, zijn het wel die, waar de beruchte straf of

gevangenenkampen waren. Hiertoe behoort ook Neuengamme.

Evenals zo velen ontving ook Hepke een oproep van

tewerkstelling in Duitsland. Er stonden hem twee wegen open:

onderduiken of gaan. Hij koos het laatste, bevreesd bij

onderduiken verraden te zullen worden. Dus volgde hij de

oproep van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Groningen en

vertrok 12 Juli 1943 naar Duitsland.‟ Hij kwam terecht in

Neugraben bij Hamburg. Eerst moest hij werken op een

scheepswerf, later bij de woningbouw.

Er kwamen vrij opgewekte brieven van hem bij zijn ouders.

Natuurlijk was hij ook, o, zo graag, weer naar huis terug gekomen, maar, schreef

hij: “vraag nooit een N.S.B.-er om hulp voor verlof voor mij of van toezending

van brieven.” Hij was er nu eenmaal, wilde zichzelf redden en geen verradershulp

aannemen.

De laatste brief van hem ontvingen zijn ouders 19 Maart 1944. Later bleek, dat

hij in Neuengamme zat. Het waarom zal wel nooit geheel opgehelderd worden. Men

meent door een smokkelbrief, waarin hij iets teveel had geschreven en die

onderschept werd.

Toen brak er thuis een angstige tijd aan. Een lichtpuntje was, dat iemand Hepke

begin Dec.1944 nog had menen te zien in het kamp, bezig met puin opruimen. Dat

gaf weer enige hoop.

Echter, wie er na de bevrijding terug kwam, geen Hepke. De angst nam toe, echter

bleef er hoop. Tot ten slotte het Rode Kruis aan alle onzekerheid een einde

maakte en berichtte, dat Hepke reeds 22 Dec. 1944 was overleden. Hij was een van

de miljoenen, die in het rijk van de Führer ten onder zijn gegaan.

Van zijn laatste ogenblikken is niets bekend. Hopelijk zijn ze niet al te

smartelijk geweest. Rust zacht, Hepke!

K. W.

Page 22: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

22

KERKDIENST.

Onze hulp is in de Naam des Heeren in de Naam des Vaders en in de Naam van de

zeven Geesten die voor Zijn troon zijn en in de Naam van Jezus Christus, die de

getrouwe Getuige is, de eerstgeborene uit de doden en de overste van de Koningen

der Aarde.

Amen.

Zingen: Ps. 27 : 7

Lezen: Ps. 73 : 1—3 en 16—28.

Gebed.

Broeders en Zusters, Familieleden van hen die vielen, en voorts gij allen, die

hier tegenwoordig zijt.

In onze harten is nu alles herleefd, wat wij in de Meidagen van 1943 - het was

ook een jaar onzes Heeren - hebben moeten doormaken. Het waren de dagen, waarin

heel Nederland was opgeschrikt door het bevel van de onderdrukker: dat heel het

Nederlandse leger opnieuw in krijgsgevangenschap zou worden gevoerd. Allen, die

van het leger deel hadden uitgemaakt, moesten zichzelf komen melden. Maar we

mogen ook zeggen: Dit zijn de dagen geweest van „t eerste grote nationale

ontwaken. Toen is uit de mond van heel „t volk voor „t eerst de bezetter tegen

geklonken een zeer beslist: “Neen!” Om „t te zeggen met de woorden van Vader

Hartholt - woorden, die hij sprak op Zondag 2 Mei des middags voor de kerkdienst

in de consistorie: “Ze moeten „t nu maar eens goed weten, dat dit „t grootste

onrecht is.” En dit krachtig “neen” van ons volk was niet lichtzinnig of

overmoedig gesproken. Het welde op uit een diepe overtuiging. Zo was „t ook bij

Vader Hartholt. Toen door zijn medeouderling, broeder Berend Jongsma, bij

dezelfde gelegenheid, waarbij Hartholt de zoeven aangehaalde woorden gesproken

heeft, had opgemerkt, dat hij „t er geheel mee eens was, maar dat we goed

moesten bedenken, dat de Duitsers er niet voor zouden terugdeinzen om tot hun

enkels door „t bloed te waden, was Hartholts wederwoord: "Dat moet er dan maar

van komen, maar weten zullen ze het, dat dit het grofste onrecht is.” Hier sprak

het vaderhart. Het ging om zijn zoon. Hier sprak de Nederlander. Maar hij kon zo

spreken als gelovige, die zich geroepen wist tot de dienstplicht in de grote

oorlog des Heeren, in de grote strijd der eeuwen tussen de Christus Gods en de

Antichrist en die in die strijd zich en de zijnen wilde geven: geheel! Hij kon

niet vermoeden, dat hij de volgende dag met zijn drie zoons: Dirk, Albert en

Hendrik, en zijn a.s. schoonzoon, Berend Assies, zijn woord met zijn dood en die

zijner jongens en van Berend bezegelen zou.

Ontzettende dag. „t Was in de natuur een prachtige Meidag. Voor Nederland was

„t een dag van grauwe ellende. Het kleine groepje Duitsers komt uit het kamp van

Trimunt, erop uitgezonden vanwege een uit elkaar gehaalde wagen, die in dienst

van „t kamp reed tussen Friese Palen en Trimunt. Ze vinden niets. Ik zie ze nog

staan bij de brug. Ze gaan terug. De jongens van Halbe van der Velde, bij wie ze

de werkplaats inkomen, zijn er niet. Ze gaan verder terug. Bij „t huis van Eeuwe

de Jong vangen ze velen, ook binnenshuis. Ze nemen daar gevangen: Hendrik

Hartholt, Sibbele de Wal, die maar even een boodschap ging doen, Uitze van der

Wier en zijn broertje Steven, die zich in „t pomphok verstopt had, Karst en Jan

Doornbosch, Gerrit van der Vaart, Geert Diertens, Frits van de Riet, Johannes

Glas, die met een verstuikte voet moest rusten en dus zeker niets gedaan kon

hebben en die op Sibbele de Wal‟s fiets mee moest, en de Jong zelf; de Jong, de

man, die „t eerst de gedachte geopperd heeft, toen het arbeidsfront alle

organisaties der arbeiders had opgeslokt, om met de gemeente een eigen kas te

vormen met en voor de arbeiders, zodat die in de winter daarop konden rekenen.

De man, die ook ijverig meegewerkt heeft, om van dit plan werkelijkheid te

maken. De vader was nog in staat z‟n jongens Foppe en Marten terug te sturen in

huis; dat lieten de soldaten begaan.

Toen zette zich de stoet in beweging. Ze vermoedden helemaal niet wat ze

tegemoet gingen. Bonne Bekkema kwam hen tegen en ik meen, dat het Uitze van der

Wier was, die nog schertsende tegen hem wist te zeggen in „t voorbijgaan: “Daar

gaan we nu.” Toen men dichtbij „t huis van Hartholt gekomen was, kwam deze juist

Page 23: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

23

met de zijnen naar buiten, omdat een melkwagen naderde en men wilde zien, of er

nog melkleveraars geweest zouden zijn.

Op grond van „t feit, dat men met te veel personen buiten was, werden ook deze

allen meegevoerd, hoewel men niet op de weg maar op „t erf was, terwijl zelfs

Berend nog in de deur stond en terug ging naar binnen. Luikina, zijn verloofde,

ging voor hem staan, wilde het onrecht aan de Duitser uitleggen — het baatte

niet. Hartholt, Dirk, Albert, Berend Assies en Jelle van der Wier, die ook juist

hier was, ze moesten allen mee. Wat er toen verder gebeurd is: we weten er

weinig van. Of ze beseft hebben, dat ze de dood tegemoet gingen? In „t eerst

zeker niet. Of „t hun te voren gezegd is? Dit zal nooit geweten worden. Hoe de

terechtstelling zelf heeft plaats gevonden, en hoe zich toen de ter dood

veroordeelden hebben gedragen — daarvan is alleen komen vast te staan, dat ze in

groepen zijn neergeschoten en dat Vader Hartholt nog iets heeft willen zeggen,

meer niet.

Wij echter weten genoeg. Wij geloven, dat de donkere poort van de dood voor

hen geweest is één van de paarlen poorten der gouden lichtstad, Engelen zijn bij

„t knallen der schoten zeer doende geweest op Trimunt om de gevallenen

regelrecht te brengen naar Gods Troon. Wij vertrouwen, dat toen boven de blauwe

hemel, die die dag zich welfde over „t kamp, de stem van Jezus geklonken heeft

en gezegd heeft:

“Gij goede en getrouwe dienstknechten: Kom in in de vreugde Uws Heeren!”

En de stemmen van de oude Hartholt en van „t kind Steven en van al de anderen

hieven toen „t lied des hemels aan. Ik denk nu b.v. even aan Geert Diertens, die

juist belijdenis van zijn geloof in „t openbaar had afgelegd. Toen „t schot hem

doodde, zal hij toen niet door Jezus ontvangen zijn en gezegd hebben: "Ik ben de

uwe Heer en Gij zijt mijn."

Ik denk aan Johannes Glas en aan wat hij kort te voren naar huis geschreven

had. De mitrailleur ratelde. Toen heeft hij ervaren:

hoe zalig „t is, „t eigendom van Christus te zijn. Ik denk aan de eenzame Frits

van de Riet. Ik denk aan Sibbele: zou zijn gedachte op „t laatste ogenblik niet

geweest zijn: “Vader, in uw handen beveel ik de zorg voor vrouw en kinderen en

in uw handen beveel ik mijn geest ?“

Laten wij aan al de anderen ook nu één voor één denken. Hoe ze ingegaan zijn

in de eeuwige zaligheid; aan Dirk, Albert en Hendrik Hartholt. Volgens een

ooggetuige zouden ze hand in hand met hun vader gestaan hebben. Aan Eeuwe de

Jong en Berend Assies. Aan Uitze en Jelle van der Wier. Aan Karst en Jan

Doornbosch en Gerrit van der Vaart. Zij zingen nu vandaag. En zij bidden. Ze

zijn volmaakte profeten nu om Gods lof uit te roepen. En volmaakte priesters „in

„t gebed, ze bidden zo: ook voor u hun vrouwen, ouders, verloofden, broers en

zusters, en kinderen; Ze zijn nu wel boven hun aardse betrekkingen tot u

uitgegroeid; toch bidden ze voor u, die met hen leden zijt van Christus Kerk,

waarvoor ze bidden. En straks is deze Kerk voltooid en volmaakt:

van alle zonde en verbrokkeling verlost en één schare geworden:

juichend voor Gods troon. Op deze dingen brengt ons de grauwe ellende van de dag

van Trimunt. Waarlijk: daar heeft een engelenlied geklonken: “God heeft in de

mens behagen, zalig! die naar vrede vragen”. En dit lied. gij zo zeer

bedroefden, klinkt over uw weg van rouw en hemellicht is er over uitgebreid. 0,

ik weet wel uw onzegbaar leed die 3de Mei 1943, toen ik „s middags met mijn

vrouw bij U van de een naar de ander ging; en al die dagen. Die diepe smart

telkens, telkens, iedere dag, iedere nacht daarna. En hoe u „t eerst nog niet

kondet geloven. Die verwarde week daarna. Hoewel de officier van de 4 leden der

Grüne Polizei op „t gemeentehuis die zelfde middag had meegedeeld, dat 16 mannen

waren gedood. Ik weet nog die Zaterdag, toen Jacob de Wal in Groningen opnieuw

voile zekerheid kreeg. En de ooggetuigen hadden ook te stellig gesproken. Ik

weet die onnoemelijk zware Zondag, toen we met ons leed als hele gemeente kwamen

voor God. En we moesten zeggen tot de Heere: “Uw weg is in het heiligdom.” En

hoe de Heere mij toen daarover tot u liet spreken om u Zijn genade te

verkondigen. Ik weet hoe ons de keel werd dichtgeknepen bij „t zingen van de

psalmen:

“Ja waarlijk, God is Isrel goed, voor hen,

Page 24: Storm over Marum in de bezettingsjaren 1940 - 1945 · dat je er niet bent”, zei de postbode, Hij zette op de brief: “Retour! Geadresseerde vertrokken naar Duitsland”. Soms lukte

24

die rein zijn van gemoed.

Hoe donker ook Gods weg moog‟ wezen,

Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.

Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet,

mijn voeten waren in mijn leed schier uitgeweken

en mijn treen van „t spoor der Godsvrucht afgegleen.”

En hoe we zwoegden om „t te zeggen in de psalm tot God: “Heilig zijn, o God, uw

wegen! Niemand spreek‟ Uw hoogheid tegen.” Maar nu, broeders en zusters, is aan

u allen niet waar geworden „t woord, waarmee we „s middags die Zondag eindigden:

“Gij leiddet uw volk als een kudde!” Zoals een Herder zijn schapen.... Ervaart

ge niet dagelijks de zorgen van de goede Herder? Dit was en is uw troost: de

zaligheid uwer doden.

“Veilig „in Jezus‟ armen, veilig aan Jezus‟ hart”; en dit: “Het is ons goed

nabij God te zijn.”

En voorts: o, „t was alles zo ontzettend moeilijk te dragen, vanwege de

volstrekte onschuld dergenen, die vielen! Dat maakte U en ons radeloos. „t

Krankzinnige, gruwelijke onrecht! De redeloze, zinloze wreedheid. Maar, nu we

2,5 jaar verder zijn, en zo beter in staat zijn, „t gebeurde te zien in „t

geheel van de gebeurtenissen tijdens de oorlogsjaren, nu moeten we toch ook

zeggen:

Uw 16 geliefden zijn niet vergeefs gevallen. De staking heeft zin gehad. Deze

zware offers ook hebben zin gehad. Door de staking en de offers is ons volk

wakker geschud als uit een verdoving. Van toen af is de verzetsgeest vaardig

geworden over veel breder lagen van ons volk. En dat moest! Niet om de eer van

Vaderland alleen, zelfs niet alleen, omdat „t Vaderland „t pand is door God ons

toebetrouwd — dit alles ook, zeker — maar bovenal: „t moest; omdat de strijd

altijd en overal moet aangebonden tegen de tyrannie van de duivel! Uw doden zijn

gevallen in de grote strijd — ik herhaal het — van de Christus Gods tegen de

Antichrist. Hun dood was een Getuigenis van „t recht Gods.

In „t verzet was bij Christelijk Nederland „t gevoelen, „t welk ook in Christus

Jezus was, die de getrouwe Getuige is. En „t was een getuigenis aangaande Hem

ais de overste van de Koningen der aarde. Het was „t geloof in Hem die gezegd

heeft: “Ik heb de „wereld overwonnen”. En ziet: Zijn Woord is de waarheid. De

aarde kon niet bedekken „t bloed uwer gevallenen en „t geroep van dit

rechtvaardige bloed is niet verklonken in de nacht van „t onrecht. „t Onrecht

van dit onschuldig bloedvergieten wordt vandaag de dag in deze eervolle

herbegrafenis aan „t licht gebracht voor de wereld en onder Gods wijde hemel. En

de Heere heeft „t gewroken. En eenmaal is alle onrechtvaardig vergoten bloed

volkomen gewroken als „t laatste oordeel is voltrokken. Zij, die gestreden

hebben in „t geloof: dat ze moest en om Christus‟ wil en die daarom recht

hadden, wijl zij rechtvaardig waren door Christus‟ onschuldig vergoten bloed,

dat voor hen gevloeid had en wijl ze voor Hem gekozen hadden. Zij zullen eenmaal

op „t heerlijkst in „t gelijk gesteld worden. En alsdan zal vader Hartholts

laatste woord, dat ik mij van hem herinner, volkomen wáár geworden zijn aan zijn

moordenaars: “Weten zullen ze het, dat dit het grofste onrecht is.”

Telkens weer, broeders en zusters, als de toelating Gods van zulke gruwelen U

te machtig wordt en gij denkt en denkt, maar blijft moeite in uw ogen: Zo zult

ge zeggen: O maar: Ziet, allen die verre van U zijn, zullen vergaan! maar mij

aangaande het is mij goed nabij God te wezen. Dit is „t geloof, dat de wereld

overwint, ook alle smart, omdat „t rust in Christus, de overwinnaar.

Troost, troost mijn volk, spreekt uw God.

Amen.

Gebed.

Zingen Ps. 73 : 1, 13.

Wij gaan heen naar „t graf in „t geloof aan Hem die is:

de Opstanding en het Leven.

Amen.