Stageverslag Taalhuis Den Haag - biebtobieb.nl · 2 Leerdoel 3: Het in de praktijk toepassen en...
Transcript of Stageverslag Taalhuis Den Haag - biebtobieb.nl · 2 Leerdoel 3: Het in de praktijk toepassen en...
0
Stageverslag
Taalhuis
Den Haag Mei – Juli 2018
Suzanne Nelemans – 1552392
Stage Boek, Boekhandel & Uitgeverij
F.E.W. Praal
R. Deuten - Makkai
25 juli 2018
1
Inhoud
1. Inleiding ...................................................................................................................... 3
Motivatie
Leerdoelen
Opbouw
2. Stagebedrijf ................................................................................................................ 5
Bibliotheek Den Haag
Team
3. De veranderende functie van de openbare bibliotheek .......................................... 7
Ontwikkelingen
Breder Takenpakket
4. NT2-Onderwijs ......................................................................................................... 11
Een complex proces
Luisteren
Spreekvaardigheid
Lezen
Schrijven
Culturele aspecten
5. Werkzaamheden ...................................................................................................... 16
Inlezen: inburgeren, staatsexamen, (taal)organisaties
Helpen aan de balie
Project voorbereiden
Literatuur bestuderen
Taalvrijwilligerstraining
Documentatie werkzaamheden
Publiciteit
6. Reflectie ..................................................................................................................... 21
Leerdoel 1: Zelfstandig een educatief project ontwikkelen voor bezoekers van
het Taalhuis
Leerdoel 2: Bezoekers van het Taalhuis van verschillende culturen met elkaar in
contact brengen
2
Leerdoel 3: Het in de praktijk toepassen en uitbreiden van de opgedane
vaardigheden tijdens de opleiding Nederlandse taal en cultuur en de minor Boek,
Boekhandel en Uitgeverij
Leerdoel 4: Vertrouwd raken met werken binnen een professionele
werkomgeving
7. Conclusie ................................................................................................................... 27
Bibliografie ............................................................................................................... 28
Elektronische bronnen
Bijlage 1: Stageplan ................................................................................................. 31
Bijlage 2: Factsheet Taalhuis .................................................................................. 35
Bijlage 3: Brochure Zomerse Taalmiddagen ........................................................ 36
Bijlage 4: Lesplannen .............................................................................................. 38
Bijlage 5: Certificaat taalvrijwilliger ..................................................................... 42
Bijlage 6: Persbericht Zomerse Taalmiddagen ..................................................... 44
Bijlage 7: Taalniveaus Europees Referentiekader voor de Talen ....................... 46
3
1. Inleiding
De positie van de bibliotheek verandert. Waar vroeger de nadruk lag op het bieden van
informatie, vervult de bibliotheek tegenwoordig een brede maatschappelijke rol in de
samenleving. De Vereniging Openbare Bibliotheken stelt dat een goed uitgeruste
bibliotheekvestiging naast een uitgebreide en interessante collectie, ook culturele en
educatieve activiteiten, cursussen, studiefaciliteiten, en digitale toegang tot
studiematerialen zou moeten bieden.1 Bibliotheken krijgen in de toekomst te maken met
een bevolking die verder verandert, en onder andere diverser in culturele achtergrond
wordt. Daarbinnen blijven bepaalde groepen om extra aandacht vragen, zoals
laaggeletterden en nieuwe burgers.2
Voor deze doelgroep is het Taalhuis bedacht: een herkenbare, fysieke plek waar
volwassenen terecht kunnen als zij beter willen worden in lezen, schrijven, rekenen en
omgaan met de computer.3 Meestal bevindt het Taalhuis zich in een bibliotheek, zoals
ook het geval was bij mijn stageplek. Het kan echter ook worden opgezet bij
gemeentelijke loketten of in een ziekenhuis.
Motivatie
Door mijn vrijwilligerswerk als taalcoach kreeg ik interesse voor taalonderwijs aan
anderstalige volwassenen. Mede door mijn studie Nederlandse taal en cultuur vind ik het
interessant hoe iemand de Nederlandse taal zich eigen maakt en hoe zeer dit proces per
persoon verschilt door de grote hoeveelheid factoren die betrokken zijn bij het leren van
een tweede taal, zoals opleidingsniveau, leeftijd en culturele achtergrond. Een stageplek
bij het Taalhuis van Bibliotheek Den Haag paste bij mijn interesses.
Daarnaast vind ik de bibliotheek een interessante instelling wegens de eerder
genoemde veranderende positie van de bibliotheek binnen de samenleving. Tijdens de
minor Boek, Boekhandel en Uitgeverij maakte ik kennis met de theoretische kant van
deze ontwikkeling. In mijn stageperiode wilde ik ook in de praktijk kennismaken met de
bredere functie van de bibliotheek. Daarom besloot ik te solliciteren bij de afdeling
educatie van Bibliotheek Den Haag en zo kreeg ik een stageplek aangeboden bij het
Taalhuis. Hier zou ik een educatief programma gaan opzetten voor bezoekers van het
1 F. Huysmans & C. Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (Den Haag: Sociaal en Cultureel
Planbureau, 2008), p. 32. 2 Huysmans & Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (2008), p. 65. 3 Taalhuis, ‘Wat is een Taalhuis?’, <http://taalhuis.nl/wat-een-taalhuis> (20 juni 2018).
4
Taalhuis: ‘Zomerse taalmiddagen’, waarbij een belangrijk doel ontmoeting tussen
deelnemers zou zijn. Dit bleek de perfecte combinatie van enerzijds bezig zijn met
taalonderwijs voor volwassenen en anderzijds kennismaken met het werken in een
bibliotheek die een brede educatieve en culturele functie vervult in de samenleving.
Leerdoelen
Tijdens mijn stage wilde ik ervaring op doen met het werken binnen de professionele
werkomgeving van Bibliotheek Den Haag, maar ook wilde ik zelfstandig een succesvol
educatief programma ontwikkelen voor bezoekers van het Taalhuis en deze bezoekers
met elkaar in contact laten brengen. Voordat ik aan mijn stage begon, heb ik vier
leerdoelen in mijn stageplan vastgesteld4:
- Zelfstandig een educatief project ontwikkelen voor bezoekers van het Taalhuis;
- Bezoekers van het Taalhuis van verschillende culturen met elkaar in contact
brengen;
- Het in de praktijk toepassen en uitbreiden van de opgedane vaardigheden tijdens
de opleiding Nederlandse taal en cultuur en de minor Boek, Boekhandel en
Uitgeverij;
- Vertrouwd raken met werken binnen een professionele werkomgeving.
Opbouw
Ten eerste beschrijf ik het stagebedrijf waar ik heb gewerkt: hoe zit het team in elkaar en
op welke manier is het Taalhuis verbonden aan de gemeente en Bibliotheek Den Haag?
Daarna volgt mijn literatuuronderzoek waarin ik dieper in ga op de veranderende functie
van de bibliotheek in de samenleving. Hoofdstuk 4 biedt een theoretisch kader op het
gebied van onderwijs aan anderstaligen. Dit literatuuronderzoek vormde tijdens mijn
stage de wetenschappelijke basis voor het opzetten en uitvoeren van het educatieve
programma. Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van mijn verschillende werkzaamheden
tijdens mijn stage en in hoofdstuk 6 reflecteer ik op deze werkzaamheden en geef ik aan
hoe ik mijzelf heb ontwikkeld en verbeterd.
4 Zie Bijlage 1: Stageplan.
5
2. Stagebedrijf
Taalhuis Den Haag is onderdeel van project Taalhuis.5 Dit project werd opgestart door
de Koninklijke Bibliotheek en Stichting Lezen & Schrijven en is onderdeel van het
ondersteuningsprogramma Taal voor het Leven. Taal voor het Leven is een actielijn uit
Tel mee met Taal: een driejarig kabinetsprogramma (2016 tot en met 2018) waarin
zowel het voorkomen als het verminderen van laaggeletterdheid centraal staat rond de
thema’s gezin, gezondheid en werk. De ministeries van Onderwijs Cultuur en
Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport
werken hierin samen met als doel om in drie jaar 45.000 laaggeletterden te bereiken en
een miljoen kinderen in aanraking te laten komen met leesbevordering. Taal voor het
Leven wordt aangeboden door Stichting Lezen & Schrijven en gefinancierd door de
overheid. Taal voor het Leven is een project waarbij veel lokale en landelijke
organisaties samenwerken om meer laaggeletterden te bereiken en te scholen.6
Met de term ‘laaggeletterdheid’ worden alle mensen bedoeld die moeite hebben
met lezen, schrijven en/of rekenen.7 Dit kunnen zowel anderstaligen zijn die nog maar
net in Nederland zijn, als mensen die Nederlands als eerste taal spreken. In Taalhuis Den
Haag komen voornamelijk anderstaligen, daarom spreek ik in dit verslag vooral over
‘anderstaligen’, ‘bezoekers’ of ‘klanten’ van het Taalhuis.
Bibliotheek Den Haag
Taalhuis Den Haag is begonnen als een partnerinstelling van Bibliotheek Den Haag, net
als een aantal andere partnerinstellingen zoals de Haagse Wetwinkel en Stichting Haags
Industrieel Erfgoed.8 Het werd echter al snel een eigen programma van de bibliotheek en
de financiering van Taalhuis Den Haag komt dan ook vanuit de bibliotheek. De
bibliotheek is op haar beurt weer onderdeel van Gemeente Den Haag en valt onder de
Dienst Publiekzaken. In Taalhuis Den Haag werken diverse taalpartners uit de stad
samen, georganiseerd in een goed werkende taalketen. Twee voorbeelden van deze
taalpartners zijn: Taal in de Buurt (een project waarmee Gemeente Den Haag
5 Zie Bijlage 2: Factsheet Taalhuis. 6 Zie Bijlage 2: Factsheet Taalhuis. 7 Stichting Lezen en Schrijven, ‘Laaggeletterdheid in Nederland’, <https://www.lezenenschrijven.nl/over-
laaggeletterdheid/> (22 juni 2016). 8 Bibliotheek Den Haag, ‘Partners en spreekuren in de bibliotheek’,
<https://www.bibliotheekdenhaag.nl/Bibliotheken/Partners-en-spreekuren-in-de-bibliotheek.htm> (22 juni
2016).
6
maatschappelijke organisaties stimuleert om laagdrempelig taallessen en
conversatielessen aan te bieden aan Hagenaars voor wie Nederlands niet de moedertaal
is) en Stichting Lezen en Schrijven (een stichting die zich inzet voor scholing op het
gebied van lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden).9
Team
Het Taalhuis wordt gecoördineerd door Réka Deuten – Makkai. Vanuit de afdeling
educatie van Bibliotheek Den Haag is zij de programmaleider van het Taalhuis. Ze
onderhoudt het contact met taalaanbieders en andere taalpartners in Den Haag, maar
coördineert ook de vrijwilligers die werkzaam zijn in het Taalhuis. Verder werken er
namelijk vooral vrijwilligers in het Taalhuis. Er zijn in totaal achttien vrijwilligers
werkzaam die wekelijks een dienst draaien van ongeveer drie uur. Hun taken zijn het
verwelkomen van klanten in het Taalhuis, hen helpen bij vragen en hen doorverwijzen
naar taalaanbieders in Den Haag.
9 Bibliotheek Den Haag, ‘Stages en vrijwilligers’, <https://www.bibliotheekdenhaag.nl/Contact/Stages-en-
vrijwilligers.htm> (22 juni 2016).
7
3. De veranderende functie van de openbare bibliotheek
De opdracht van de openbare bibliotheek is vanouds toegang bieden tot informatie en
cultuur.10 Het besef van het belang van een vrije toegang tot informatie en cultuur is
ontstaan tijdens de Verlichting. Aan het begin van de twintigste eeuw maakte men zich
sterk voor openbare leeszalen voor de minder vermogende klasse. In januari 1906 werd
in Den Haag de Openbare Leeszaal en Bibliotheek geopend. Een aantal bepalende
kenmerken van de leeszaal waren:
- Een focus op educatie, uitgedrukt in het toen gangbare woord volksopvoeding;
- De leeszaal was bedoeld voor man en vrouw van iedere rang of stand;
- De leeszaal was openbaar en dus niet gelieerd aan een bepaalde politieke of
religieuze beweging.11
In de jaren zeventig ontstond de landelijke openbare bibliotheekvoorziening, toen
openbare, katholieke en protestantse bibliotheekkoepels zich verenigden in het
Nederlands Bibliotheek- en Lektuur Centrum (1972) en de Wet op het openbaar
bibliotheekwerk (1975) werd ingevoerd. Dit leidde tot een sterke toename in het aantal
vestigingen en daardoor tot een sterke toename in het gebruik. Met het aantal
vestigingen steeg ook de omvang van de collecties, ledenaantallen en uitleencijfers.
Vanaf 1994 werd door de ‘Wet op het specifiek cultuurbeleid’ voortaan de gemeente de
voornaamste opdrachtgever en subsidiegever van de bibliotheek, terwijl op provinciaal
en landelijk niveau ondersteuning werd georganiseerd.12
In de Richtlijn voor basisbibliotheken zijn de vijf kernfuncties vermeld die de
moderne bibliotheekbranche voor zichzelf ziet.13 Dit zijn ‘kennis en informatie’,
‘ontwikkeling en educatie’, ‘kunst en cultuur’, ‘lezen en literatuur’ en ‘ontmoeting en
debat’. De aanname bij de vijf functies is dat ze elkaar onderling versterken en een
samenhangend geheel vormen. Naast deze functies vertegenwoordigt de bibliotheek
volgens Huysmans en Hillebrink vier belangrijke waarden: vrijheid, gelijkheid, sociale
cohesie en kwaliteit.14
10 Huysmans & Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (2008), p. 10. 11Bibliotheek Den Haag, Verrijking voor de burger, meerwaarde voor de stad, beleidsvisie 2016- 2019
(Den Haag: Bibliotheek Den Haag, 2016), p. 5. 12 Huysmans & Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (2008), p. 10. 13 Vereniging Openbare Bibliotheken & Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Richtlijn voor
basisbibliotheken (2005), pp. 6-7. 14 Huysmans & Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (2008), p. 11.
8
Ontwikkelingen
Sinds een aantal decennia zijn er een aantal maatschappelijke veranderingen die een
grote invloed hebben gehad op de bibliotheken.15
Ten eerste is er sprake van een veranderende tijdsbesteding en daarmee een
veranderend mediagebruik: er worden minder boeken gelezen. De afname in het aandeel
lezers is zichtbaar over de hele linie van de traditionele tekstmedia (boeken, kranten,
tijdschriften), maar raakt vooral de tijdschriften en de kranten.16 Hoe ouder men is, hoe
belangrijker het boek als medium is. Dit geldt ook voor andere gedrukte media. Hoe
jonger, hoe meer tijd er wordt besteed aan televisie, audio en computer.17 Bovendien is
het aanbod door de nieuwe media verandert: er zijn veel digitale media bijgekomen. Tot
slot beïnvloedt deze digitale media de manier van lezen: men leest meer gefragmenteerd,
combineert het lezen vaker met andere activiteiten en onderbreekt het lezen vaker omdat
andere taken hun onmiddellijke aandacht vragen.18 Deze ontwikkeling is van belang
voor de bibliotheken omdat het een rol speelt in de dalende populariteit van de
bibliotheek.19
Een tweede ontwikkeling betreft de huidige bevolkingssamenstelling als gevolg
van de grote arbeidsmigratie vanuit het buitenland vanaf de jaren zestig. Grote groepen
met een aanzienlijke taal-, lees- en leerachterstand kwamen in Nederland wonen. Dit
betekende dat de bibliotheek nieuwe taken kreeg op het gebied van educatie. Activiteiten
op het gebied van taal, educatie, cultuur, ontmoeting en debat moesten ook aangepast
worden aan de diversiteit in de plaatselijke bevolking.20
Een derde maatschappelijke ontwikkeling is het grote aantal laaggeletterden in
Nederland. Uit een rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat er in Nederland
circa 2,5 miljoen mensen van 16 jaar en ouder zijn die onvoldoende kunnen lezen en
schrijven om goed te functioneren op hun werk of in hun privéleven.21 Niet alleen is dit
een probleem omdat het van groot belang is dat mensen zich kunnen redden in de
15 Bibliotheek Den Haag, Verrijking voor de burger, meerwaarde voor de stad, beleidsvisie 2016-2019
(2016), pp. 7-9. 16 Wennekers, A., F. Huysmans & J. de Haan, Lees: Tijd. Lezen in Nederland (Den Haag: Sociaal en
Cultuur Planbureau, 2018), p. 42. 17 Wennekers, Huysmans & De Haan, Lees: Tijd. Lezen in Nederland (2018), p. 57. 18 Wennekers, Huysmans & De Haan, Lees: Tijd. Lezen in Nederland (2008), pp. 27-28. 19 Huysmans & Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (2008), p. 115. 20 Huysmans & Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (2008), p. 52. 21 F.J. Israël, M. Kingma, A.J.W. Zielman & S. van As, Aanpak van laaggeletterdheid (Den Haag:
Algemene Rekenkamer, 2016), p. 9.
9
samenleving, ook zijn de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid hoog.22 De
bibliotheek is er voor de hele bevolking, maar laaggeletterden en anderstaligen zijn extra
aangewezen op de bibliotheek.23 Dat anderstaligen meer gebruik maken van de
bibliotheek blijkt ook uit de cijfers van Bibliotheek Den Haag: waar het aantal
uitleningen binnen de hele bibliotheek daalt, is dit bij de NT2-collectie juist
verdubbeld.24
Tot slot is een vierde ontwikkeling de informatisering. In 2015 had 96 procent
van de bevolking toegang tot een computer. De vaardigheden in computergebruik liggen
echter lager. Waar gebrek aan operationele vaardigheden nog voornamelijk beperkt is tot
ouderen en laagopgeleiden, hebben bredere delen van de bevolking een tekort aan
informatie- en strategische vaardigheden.25 Het probleem van computervaardigheden
doet zich voornamelijk voor bij laagopgeleiden en met name wanneer die laaggeletterd
zijn.26 Het bevorderen van gelijke kansen voor diverse groepen burgers in de
informatiesamenleving middels programma’s op het gebied van mediawijsheid kan als
belangrijke taak voor de overheid worden gezien waarbij de bibliotheek een belangrijke
uitvoerende rol kan spelen. In Bibliotheek Den Haag zijn er bijvoorbeeld
inloopspreekuren op het gebied van media en computers en het digitale oefenprogramma
‘Klik en Tik’ wordt aangeboden.27
Breder takenpakket
Door de maatschappelijke ontwikkelingen is het takenpakket van de bibliotheek de
afgelopen 15 jaar breder geworden. Waar de bibliotheek zich vroeger enkel richtte op
het beschikbaar stellen van informatie, houdt zij zich tegenwoordig ook bezig met
educatie, cultuur, debat en ontmoeting.
Het Taalhuis is een voorbeeld van een initiatief dat is ontstaan binnen dit bredere
takenpakket van de bibliotheek. Hoewel het Taalhuis in sommige steden losstaat van de
bibliotheek, speelt in de meeste plaatsen de bibliotheek een grote rol bij de organisatie
22 Stichting Lezen en Schrijven, ‘Jaarlijkse kosten laaggeletterdheid’
<https://www.lezenenschrijven.nl/over-laaggeletterdheid/feiten-cijfers/jaarlijkse-kosten-
laaggeletterdheid/> (27 juni 2018). 23 Huysmans & Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (2008), p. 13. 24 Bibliotheek Den Haag, ‘Het Taalhuis’ in Jaarverslag 2017 (Den Haag: Bibliotheek Den Haag, 2017). 25 A.J.A.M. van Deursen & J.AG.M. van Dijk, Digitale vaardigheden van Nederlandse burgers. Een
prestatiemeting van operationele, formele, informatie en strategische vaardigheden bij het gebruik van
overheidswebsites (Enschede: Universiteit Twente, 2008), p. 6. 26 Van Deursen & Van Dijk, Digitale vaardigheden van Nederlandse burgers (2008), pp. 71- 72 27 Bibliotheek Den Haag, ‘Spreekuren digivaardig worden’,
<https://www.bibliotheekdenhaag.nl/Leren/Spreekuren-digivaardig-worden.htm> (27 juni 2018).
10
van het Taalhuis. Zoals eerder genoemd is dit ook in Den Haag het geval, waar het
Taalhuis zelfs onderdeel is van Bibliotheek Den Haag.
In het Taalhuis wordt niet alleen gezorgd voor een actuele en relevante collectie
van boeken, klanten worden ook doorverwezen naar taalscholen in de omgeving, er
wordt informatie verstrekt omtrent het inburgeringsexamen, het staatsexamen of
solliciteren door middel van inloopspreekuren, klanten kunnen inhoudelijke taalvragen
stellen, NT2-docenten kunnen didactische NT2-boeken lenen en vaak biedt het Taalhuis
studieplekken met computers met taalverwervingsprogramma’s. Naast de traditionele rol
van de bibliotheek op het gebied van lezen en literatuur zijn er tegenwoordig dus ook
taken op het gebied van kennis en informatie, ontwikkeling en educatie en ontmoeting
en debat.
11
4. NT2-onderwijs
In dit hoofdstuk volgt het theoretisch kader dat voornamelijk geschreven is op basis van
het Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenonderwijs.28 Dit vormde de
theoretische basis voor het opzetten van de Zomerse Taalmiddagen. Er wordt ingegaan
op luisteren, spreken, lezen en schrijven en het hoofdstuk sluit af met een paragraaf over
culturele aspecten die een rol spelen bij een project voor anderstaligen in de bibliotheek.
Bij het opzetten van dit project was het eerste doel het stimuleren van ontmoeting
tussen deelnemers van de Zomerse Taalmiddagen. Daarnaast was het vanzelfsprekend
van belang dat deelnemers op een creatieve wijze oefenden met de Nederlandse taal,
maar dit doel was secundair. Dit heeft te maken met de taken van de bibliotheek en het
Taalhuis: hoewel de instellingen een grote educatieve rol spelen, mag er geen les worden
gegeven omdat het geen onderwijsinstellingen zijn met bevoegde docenten. Bij de
ontwikkeling van het educatieve programma voor het Taalhuis is veel gebruik gemaakt
van boeken over NT2-onderwijs en NT2-lesmateriaal (NT2 staat voor Nederlands als
tweede taal), maar het was niet de bedoeling om lessen te ontwikkelen zoals deze
worden gegeven op NT2-scholen. Er werden bijvoorbeeld in principe geen
grammaticaregels uitgelegd (behalve als deelnemers een concrete vraag hadden), maar
er werden wel rollenspellen geoefend met bijvoorbeeld een huisarts en patiënt. Het
project was slechts een aanvulling op het onderwijs dat de meeste bezoekers volgden,
waarbij ontmoeting en debat werd gestimuleerd door veel spreekopdrachten.
Een complex proces
Het feit dat niet zomaar iedereen NT2-onderwijs kan geven is niet voor niets: het leren
van een tweede taal is een complex, creatief proces waarbij de NT2-verwerver op basis
van taalaanbod, aangeboren taalvermogen en interactie hypotheses over de doeltaal
opstelt, uitprobeert en bijstelt.29 Het onderscheidt zich van ander leren doordat de taal
verworven moet worden: receptieve en productieve taalvaardigheden moeten worden
gebruikt in interactie.30 Bovendien spelen er talloze factoren mee die het tempo en het
succes van NT2-verwerving kunnen beïnvloeden: achtergrondfactoren (zoals leeftijd,
verblijfsduur, sekse, T1-achtergrond, vooropleiding en geletterdheid), cognitieve
28 B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer (red.), Handboek Nederlands als tweede taal in het
volwassenonderwijs (Bussum: Uitgeverij Cotinho, 2015). 29 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 47. 30 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 89.
12
factoren (zoals attitude en motivatie, extravert versus introvert, cultuur) en ten slotte
sociale omgevingsfactoren (zoals taalcontact, taalaanbod, interactie en onderwijs). Deze
verschillende factoren kunnen onderling weer samenhangen en gezamenlijk of in
wisselwerking het tempo en het verloop van NT2-verwerving beïnvloeden.31 NT2-
verwerving is onderverdeeld in vier verschillende activiteiten: luisteren, spreken, lezen
en schrijven.
Luisteren
Bij het luisterproces is er ten eerste spraakherkenning, het horen. Vervolgens is het
luisteren grofweg te verdelen in twee hoofdprocessen: het verstaan van het spraaksignaal
en het begrijpen van de boodschap. Bij het verstaan gaat het om deelprocessen die een
rol spelen bij het herkennen van de woorden in het spraaksignaal (foneemherkenning,
woordherkenning, woordsegmentatie), de lagere-ordeprocessen. Begripsprocessen
combineren de herkende taalelementen met al bij de luisteraar aanwezige kennis over de
taal en de wereld om tot een betekenisvolle interpretatie te komen, de hogere-
ordeprocessen.32
Talen verschillen in hoeveel en welke fonemen zij onderscheiden, en daarom zijn
sommige klanken nieuw voor NT2-leerders, bijvoorbeeld de Nederlandse [g]. Er moet
dan een nieuwe fonologische categorie worden aangemaakt. Een ander veelvoorkomend
probleem is dat de NT2-leerder bepaalde woorden kent, maar niet herkent. De
klankvorm die hij of zij heeft opgeslagen komt in het mentale lexicon in dit geval niet
overeen met de klankvorm die hij of zij hoort.33 Een andere lastige vaardigheid is het
verdelen van het continue spraaksignaal in afzonderlijke woorden. Door te oefenen met
deelvaardigheden als foneemherkenning, het herkennen van de klemtoon,
woordsegmentatie en woordherkenning kan de verstavaardigheid getraind worden. Denk
aan het oefenen met woorden die slechts in één foneem met elkaar verschillen of het
oefenen met taalriedels (veelvoorkomende vraag-antwoordgesprekken).34
Bij het trainen van begrip gaat het niet om het verstaan van de woorden en
klanken maar om het begrijpen van wat er gezegd wordt. Er bestaat gericht luisteren
(specifieke details proberen op te vangen die relevant zijn), globaal luisteren (het globaal
begrijpen van de boodschap, maar ook het herkennen van de soort tekst, de intentie en
31 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), pp. 47-48. 32 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), pp. 97-98. 33 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 102. 34 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), pp. 112-117.
13
emotie) en intensief luisteren (nauwkeurig alles begrijpen wat wordt gezegd,
bijvoorbeeld bij een college of veiligheidsinstructie). Het oefenen van begrijpen kan in
tegenstelling tot verstaan vooral getraind worden met realistische luistersituaties.35
Spreekvaardigheid
De belangrijkste eigenschappen van spreken zijn de continue geluidsstroom en het
vluchtige karakter ervan, wat tot specifieke kenmerken van gesproken taal leidt, zoals
het gebruik van allerlei prosodische elementen (klemtoon, intonatie) en van
begeleidende non-verbale signalen (oogcontact, gebaren, mimiek).36
Het spreken kan worden onderverdeeld in vier fasen: ten eerste is er de planning
van de preverbale boodschap, gevolgd door grammaticale en fonologische codering. Dit
resulteert in een fonetisch plan en tot slot is er de articulatie van de geplande uiting.37
Dit proces verloopt razendsnel en tijdens het uitspreken van de ene zin is de spreker
alweer bezig met de planning van de volgende. Af en toe gaat er iets mis, wat resulteert
in versprekingen, zelfcorrecties en andere haperingen. Dan blijkt pas welke kennis en
deelvaardigheden bij het spreken betrokken zijn, zoals lexicale, grammaticale en socio-
culturele kennis, verstaanbaarheid, spreektempo, stijl en register en het kunnen
structureren van langere spreektaken.38 De docent speelt hierbij een grote rol: hij of zij
vormt vaak de belangrijkste bron van taalcontact en bovendien is het belangrijk om
spreekangst bij NT2-leerders weg te nemen door een veilig situatie te creëren, iedereen
aan het woord te laten komen en goede feedback te geven. Wat betreft dit laatste punt
heeft positieve feedback prioriteit zodat spreekangst wordt verminderd, maar er moet
ook niet overdreven worden, om te voorkomen dat de feedback leidt tot bekrachtiging
van de fouten die iemand maakt.39
Lezen
Ook lezen bestaat uit verschillende processen: ten eerste is er het herkennen of
identificeren van informatie waarbij de lezer vaststelt welke woorden er staan en wat de
structuur van de zin is waarin deze woorden staan. Dit worden de lagere-ordeprocessen
35 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), pp. 119-122. 36 W.J.M. Levelt, Speaking. From intention to articulation (Cambridge: MA, MIT Press, 1993), pp. 170-
173. 37 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 139. 38 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), pp. 143-153. 39 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 161.
14
van lezen genoemd.40 Ten tweede is er het begrijpen of interpreteren van de informatie:
de lezer gebruikt de herkende informatie en zijn of haar eigen kennis (taal, context,
eigen ervaringen) om vast te stellen wat de meest waarschijnlijke betekenis van de
zinnen is, en hoe de zinnen met elkaar samenhangen. Als dit succesvol gebeurt, zeggen
we dat de lezer de tekst begrijpt. Dit zijn de hogere-ordeprocessen van lezen. Ten slotte
is er het besturen van de eerste en tweede activiteiten: geoefende lezers hebben
effectieve strategieën om het leesproces te bevorderen en weten wanneer en hoe ze deze
moeten inzetten. Het gaat hier om de leesstrategie.41 Als deze onderdelen niet goed
verlopen, veroorzaakt dat problemen in het begrijpen van teksten. NT2-leesproblemen
kunnen twee oorzaken hebben: te weinig leesvaardigheid of te weinig taalvaardigheid..
Bij hoger opgeleide NT2-leerders is meestal alleen het laatste het geval, bij lager
opgeleiden spelen vaak beide problemen.42
Schrijven
De schrijver put tijdens het schrijven voortdurend uit verschillende kennisbronnen die in
het langetermijngeheugen zijn opgeslagen: talige kennis, kennis over het onderwerp dat
centraal staat en kennis over teksten en teksttypen. Daarbij moet rekening worden
gehouden met het lezerspubliek. Ook motivatie en attitude speelt een grote rol: hoe
belangrijk is het om deze tekst te schrijven?43 Opvallend is de dynamiek van het
schrijfproces: er vindt een voortdurende wisselwerking plaats tussen de verschillende
mentale activiteiten en op ieder willekeurig moment kunnen alle onderdelen van het
schrijfproces (plannen, formuleren en herschrijven) opnieuw starten.44
Sommige NT2-leerders zijn goede schrijvers in hun moedertaal, voor hen is
vooral kennis van NT2 van belang om ook in het Nederlands te schrijven. Andere NT2-
leerders zijn minder vaardige schrijvers en zij moeten naast het opdoen van NT2-kennis,
ook schrijfstrategieën leren.45
40 Bossers, B., ‘Lezen’ in J. Hulstijn et a. (red.), Nederlands als tweede taal in de volwasseneducatie.
Handboek voor docenten (Amsterdam: ThiemdeMeulenhoff, 1996), p. 92. 41 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), pp. 288-289. 42 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 315. 43 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 320. 44 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 320. 45 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 356.
15
Culturele aspecten
Tot slot is het van belang om stil te staan bij culturele aspecten bij een project als de
Zomerse Taalmiddagen. Er kunnen bijvoorbeeld onbedoeld of onverwachts allerlei
culturele, religieuze of politieke dilemma’s ter sprake komen. Dit kan leiden tot
oplopende emoties en felle discussies.46 Maar ook als er minder zware onderwerpen of
diepgaande kwesties aan de orde zijn, kan een opmerking als onbeleefd opgevat worden,
een vraag als vrijpostig en gedrag als brutaal of onbegrijpelijk. Met deelnemers uit soms
wel tien verschillende landen en culturen, kunnen er makkelijk ongewild allerlei
misverstanden ontstaan.47 Daarnaast zijn cultuur en taal nauw met elkaar verweven.
Woorden kunnen andere betekenissen en associaties hebben, en veel lesmateriaal is
cultureel geladen, bijvoorbeeld als een tekst gaat over een onderwerp waar mensen zich
weinig voorstelling bij kunnen maken, zoals het sinterklaasfeest.48
Tot slot krijgt men tijdens de ontwikkeling van een educatief programma in de
bibliotheek of het Taalhuis te maken met eerder opgedane onderwijservaringen die
deelnemers meebrengen en de rol die bezoeker zichzelf en de medewerkers van de
bibliotheek of het Taalhuis toedichten.49 In het programma wordt een actieve rol
gevraagd van deelnemers waarbij zij veel initiatief tonen en waarbij de begeleider geen
‘docent’ is, maar ‘coach’. De nadrukt ligt op ontmoeting, vaardigheden en competenties
en niet zozeer op een taak perfect uitvoeren of iets kunnen reproduceren. Dit is voor
deelnemers vaak nieuw en ze moeten hier dus aan wennen. Het is daarom bijvoorbeeld
verstandig om bij bezoeker niet te veel aan te dringen om mee te doen met een
spreekoefening als zij dit nog niet willen.
46 B. Bossers & Beroepsvereniging van docenten Nederlands als Tweede Taal, Klassiek vakwerk II.
Achtergronden van het NT2-onderwijs: de beste artikelen uit Vakwerk 5-9 (Amsterdam: Boom, 2008), p.
201 47 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 405. 48 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), pp. 405-406. 49 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015), p. 406.
16
5. Werkzaamheden
Tijdens mijn stage bij Taalhuis Den Haag heb ik verschillende werkzaamheden
uitgevoerd die ik in chronologische volgorde in dit hoofdstuk beschrijf aan de hand van
de drie verschillende fases die ik in mijn stageplan heb beschreven.50 De eerste fase
bestond uit de laatste twee weken van mei, de tweede fase uit de maand juni en de
laatste fase was de maand juli.
Inlezen: inburgeren, staatsexamen, (taal)organisaties
In de eerste twee weken (de eerste fase) maakte ik kennis met de verschillende taken van
het Taalhuis en ging ik aan de slag met het opzetten van mijn project. Door mijn
stagebegeleider werd ik de eerste dag ingewerkt en zij vertelde mij alles over de
procedures rond inburgeren, staatsexamen doen, maar ook over de verschillende
taalscholen in Den Haag en andere organisaties, projecten en stichtingen in de regio
waar klanten vaak naar worden doorverwezen (bijvoorbeeld VluchtelingenWerk
Nederland, SamenHaags, Taal aan Zee en Gilde Den Haag). De eerste dagen heb ik veel
tijd besteed aan het doornemen van deze informatie die was gedocumenteerd in een
map, zodat ik precies wist wat welke organisatie deed en voor welke doelgroep dit
bedoeld was. Dit was belangrijk om de klanten van het Taalhuis zo goed mogelijk te
kunnen helpen.
Helpen aan de balie
Het Taalhuis heeft naast een collectie van boeken en studieplekken ook een balie waar
klanten terecht kunnen met hun vragen. In principe wordt deze balie zeven dagen per
week bemand door vrijwilligers, maar naast mijn eigen project behoorde het helpen van
klanten aan deze balie ook tot mijn taken, met name bij drukte of er als er geen
vrijwilliger aanwezig was. Naast het hebben van kennis over de verschillende
procedures en organisaties, leerde ik in de eerste twee weken van mijn stage ook hoe ik
klanten van het Taalhuis aan de balie moest helpen.
Als iemand voor het eerst in het Taalhuis komt, wordt er vaak een intakegesprek
gehouden met behulp van een inschrijfformulier. Niet alleen worden op deze manier
gegevens verzameld, ook kan worden vastgesteld of iemand in staat is zelf een formulier
in te vullen en de vragen te beantwoorden. Na afloop worden de gegevens digitaal
50 Zie Bijlage 1: Stageplan.
17
ingevoerd en na een aantal weken wordt naar de klanten gebeld en wordt gecontroleerd
of de doorverwijzing succesvol is geweest. Naast de registratieformulieren die worden
gebruikt bij intakes, wordt elke vraag in een digitaal logboek bijgehouden, waarbij wordt
aangegeven over welk type vraag het gaat, bijvoorbeeld een vraag over het taalaanbod in
Den Haag, een inhoudelijke taalvraag, over de collectie of over het werken op de
computers die aanwezig zijn bij het Taalhuis. Verder heeft het Taalhuis een e-mailadres
en een telefoonnummer waar mensen naar kunnen mailen of bellen met vragen. De
telefoon en het e-mailadres worden tijdens de openingstijden van het Taalhuis in de
gaten gehouden door de vrijwilliger die op dat moment dienst heeft. Deze
werkzaamheden behoorden ook tot mijn taken wanneer ik niet bezig was met het
voorbereiden of uitvoeren van mijn eigen project. De eerste twee weken heb ik veel
meegekeken met vrijwilligers om vertrouwd te raken met deze werkzaamheden.
Project voorbereiden
Om mijn project te promoten, schreef ik in mijn eerste week een wervingstekst voor
mijn project en bedacht ik de naam ‘Zomerse Taalmiddagen’. De tekst werd op de
website en sociale media geplaatst en ook werden er brochures en posters verspreid.51
De tweede week startte ik met de voorbereiding van de eerste Zomerse
Taalmiddagen waarbij ik ook mijn eerste lesplannen schreef. In deze lesplannen
beschreef ik precies welke activiteiten ik wilde doen, hoeveel tijd dit in beslag nam,
welke vaardigheid werd geoefend en op welke literatuur ik mijn opdrachten baseerde. Ik
behandelde verschillende onderdelen in een les: luisteren, spreken, schrijven en lezen.
De lessen bestonden uit een vaste structuur waarbij ik begon met een voorstelrondje, dan
een energizer om even ‘op te warmen’ en vervolgens een wat langere opdracht over een
bepaald thema. Vervolgens was er een pauze en daarna volgde een nieuwe opdracht over
een ander thema waarbij meestal een andere vaardigheid centraal stond dan bij de eerste
opdracht. Ik sloot mijn lessen vaak af met een halfuur zelfstandig lezen waarbij de
deelnemers gebruik konden maken van de collectie boeken in het Taalhuis. De
lesplannen printte ik van tevoren zodat ik precies wist wat de planning van de les was.
Drie voorbeelden van lesplannen uit verschillende periodes van mijn stage zijn
opgenomen in de bijlagen van dit verslag.52 In deze lesplannen is te zien dat ik in het
begin precies opschreef wat ik wilde zeggen, terwijl ik in mijn latere plannen meer
51 Zie Bijlage 3: Brochure Zomerse Taalmiddagen. 52 Zie Bijlage 4: Lesplannen.
18
globaal de opdrachten beschreef. Omdat ik steeds meer ervaring kreeg in het leiden van
de middagen, was het niet meer nodig om alles letterlijk van tevoren uit typen. Het
voorbereiden van de Zomerse Taalmiddagen vormde gedurende de hele stage, dus zowel
in de eerste, de tweede en derde fase, een groot deel van mijn werkzaamheden.
Literatuur bestuderen
Bij het voorbereiden van de Zomerse Taalmiddagen maakte ik gebruik van verschillende
literatuur. In de eerste weken bestudeerde ik het Handboek Nederlands als Tweede Taal
in het volwassenonderwijs van Bossers, Kuiken en Vermeer en Klassiek vakwerk van
Bossers en de Beroepsvereniging van docenten Nederlands als Tweede Taal.53 Deze
boeken vormden tijdens mijn stage de theoretische basis wat betreft het NT2-onderwijs.
Naast deze werken maakte ik voor de praktische invulling van de Zomerse
Taalmiddagen gebruik van diverse NT2-lesmethodes en docentenhandleidingen waarin
opdrachten werden beschreven. Uit deze boeken kopieerde ik ook werkbladen met
spreeksituaties. Alle gebruikte werken en digitale bronnen zijn opgenomen in de
bibliografie. Een aantal veelgebruikte boeken zijn: Taaltrainer voor gevorderde
anderstaligen: NT2 op de werkvloer van Boot en Degenhart, Dixi! Cursus
spreekvaardigheid voor hoogopgeleide anderstaligen van Bakx, Spreek vaardig!
Praktische methode voor spreekvaardigheid in vreemde talen van Kuiper – Jong en
Beckers en tot slot Ik leer je Nederlands! Aanvullend materiaal voor de taalcoach bij
elke beginnersmethode NT2 van Van der Maden.54 Naast boeken gebruikte ik ook
digitale bronnen die mijn stagebegeleider mij aanraadde, zoals nt2taalmenu.nl (een
website gemaakt door docenten NT2 met opdrachten op verschillende niveaus),
dutchgrammar.com (een website met veel uitleg over grammatica, voornamelijk voor
hoogopgeleide NT2-leerders) of nt2school.nl (een website van Boom uitgevers met
opdrachten voor verschillende niveaus).55 De gebruikte digitale bronnen zijn eveneens
opgenomen in de bibliografie. Het bestuderen van literatuur, het doornemen van het
53 Bossers, Kuiken & Vermeer, Handboek Nederlands als tweede taal (2015); B. Bossers &
Beroepsvereniging van docenten Nederlands als Tweede Taal. Klassiek vakwerk II (2008). 54 E. Boot, S. Degenhart, Taaltrainer voor gevorderde anderstaligen: NT2 op de werkvloer (Amsterdam:
Boom, 2006); J. Bakx, Dixi! Cursus spreekvaardigheid voor hoogopgeleide anderstaligen (Bussum:
Uitgeverij Coutinho, 2000); P. Kuiper – Jong, M. Beckers, Spreek vaardig! Praktische methode voor
spreekvaardigheid in vreemde talen (Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2002); F. van der Maden, Ik leer je
Nederlands! Aanvullend materiaal voor de taalcoach bij elke beginnersmethode NT2 (Leersum: VanDorp
Educatief, 2016). 55 NT2Taalmenu, <https://nt2taalmenu.nl/> (12 juli 2018); NT2 Nederlandse grammatica
<http://www.dutchgrammar.com/nl/> (12 juli 2018); Boom NT2 School <https://www.nt2school.nl/> (12
juli 2018).
19
grote aanbod van NT2-lesmethodes en het zoeken naar opdrachten op websites was een
belangrijke bezigheid waar ik veel tijd aan heb besteed gedurende alle fases van mijn
stage.
Taalvrijwilligerstraining
In juni (de tweede fase) volgde ik drie donderdagochtenden een basistraining
Taalvrijwilliger, die is ontwikkeld door Taal voor het Leven.56 Tijdens deze training
leerde ik over de achtergronden van NT2: hoe leert iemand een taal, welke factoren
hebben hier invloed op, hoe kun je iemand het beste begeleiden en wat doe je in lastige
situaties? We oefenden in groepjes met bijvoorbeeld het geven van feedback maar ook
het stellen van de juiste vragen om te controleren of iemand iets begrepen heeft. Tijdens
de laatste bijeenkomst werd aandacht besteed aan lezen en schrijven: hoe gaat dit proces
en hoe help je iemand op de beste manier? Ik kreeg aan het einde van deze training een
certificaat voor het succesvol volgen van de volgende vijf modules: achtergronden en
doelgroep, begeleiden bij lezen, begeleiden bij schrijven, begeleiden bij NT2 en
spreekvaardigheid NT2.57
Documentatie werkzaamheden
Tijdens mijn stage hield ik per dag bij waar ik mee bezig was. Dit bestand was
opgeslagen in een Google Drive waar mijn begeleider toegang tot had, zodat zij altijd
wist waar ik mee bezig was. In dit logboek beschreef ik ook hoeveel mensen er bij de
Zomerse Taalmiddag aanwezig waren en welke afkomst zij hadden, zodat we inzicht
kregen in de doelgroep van het project. Interessant was dat de Zomerse Taalmiddagen
een diverse doelgroep bleek te hebben: van Turkije tot Brazilië en van Japan tot
Duitsland. Verder begon ik in juni (de tweede fase) met het schrijven van mijn
stageverslag waarbij ik mijn literatuuronderzoek op papier zette, uitgebreid verslag deed
van en reflecteerde op mijn werkzaamheden. In de laatste fase van mijn stage besteedde
ik de meeste tijd aan het schrijven van het stageverslag.
Publiciteit
Het project werd ook opgemerkt buiten de bibliotheek. Op 5 juni bracht de burgemeester
van Den Haag, Pauline Krikke, een bezoek aan het Taalhuis en sprak zij met de
56 Taal voor het leven. ‘Training voor taalvrijwilligers’
<https://www.taalvoorhetleven.nl/taalvrijwilliger/training> (11 juli 2018). 57 Zie Bijlage 5: Certificaat taalvrijwilliger.
20
verschillende deelnemers van de Zomerse Taalmiddagen. Ook AD Den Haag toonde in
de laatste week van mijn stage interesse in het project. Op hun verzoek schreef ik een
persbericht over de Zomerse Taalmiddagen.58 Op dit moment is Taalhuis Den Haag met
AD Den Haag in gesprek over een eventueel artikel.
58 Zie Bijlage 6: Persbericht Zomerse Taalmiddagen.
21
6. Reflectie
Aan het begin van mijn stage heb ik vier leerdoelen opgesteld waar ik in dit hoofdstuk
op reflecteer. Ook beargumenteer ik in hoeverre de leerdoelen zijn behaald.
Leerdoel 1: Zelfstandig een educatief project ontwikkelen voor bezoekers van het
Taalhuis
Mijn eerste leerdoel was het opzetten van een eigen project: de Zomerse Taalmiddagen.
Aan het begin van mijn stage vond ik het lastig waar ik moest beginnen met het
organiseren van een educatief programma. Door weinig ervaring in lesgeven en relatief
weinig kennis over NT2-onderwijs was het een grote uitdaging. Ik besloot mij eerst in te
lezen in het NT2-onderwijs en in de procedures rond inburgeren en het staatsexamen
zodat ik beschikte over een basiskennis tijdens het opzetten van een programma.
Daarnaast las ik verschillende NT2-lesmethodes en websites over NT2-onderwijs om
ideeën op te doen. Het leek mij handig om precies op te schrijven wat ik van plan was
tijdens een Zomerse Taalmiddag, en daarom begon ik met het schrijven van
lesplannen.59 Dit bleek goed te werken en daarom ben ik dit tijdens mijn hele stage
blijven doen. Het zorgde voor een duidelijke structuur tijdens de middagen omdat
precies vast stond wat we wanneer gingen doen.
Bij het voorbereiden van de Zomerse Taalmiddagen was het moeilijk dat ik niet
precies wist hoeveel deelnemers er zouden komen. Omdat het de eerste keer was dat een
project als dit werd opgezet in Taalhuis Den Haag en het zeker in het begin de vraag was
of er überhaupt mensen zouden komen, besloten we zonder inschrijvingen te werken en
ook waren er geen eisen wat betreft het taalniveau. Bovendien mochten deelnemers ook
later aanschuiven of eerder vertrekken tijdens een Zomerse Taalmiddag. Enerzijds was
het project hierdoor heel laagdrempelig: zo vertelde een mevrouw die al achttien jaar in
Nederland was en nauwelijks het beginnersniveau beheerste dat dit de eerste keer was
dat ze met andere NT2-leerders Nederlands aan het oefenen was. Doordat er geen
huiswerk werd gegeven en doordat zij mocht komen wanneer het uitkwam en ook later
mocht aanschuiven of eerder mocht weggaan, durfde ze deze stap te nemen. Bovendien
waren de deelnemers die kwamen eigenlijk altijd enthousiast en gemotiveerd omdat het
niet verplicht was om elke middag te komen. Anderzijds was deze losse structuur voor
mij vaak lastig om mee te werken: gedurende de les kwamen er nieuwe deelnemers bij
59 Zie Bijlage 4: Lesplannen.
22
en gingen andere deelnemers juist weer weg waardoor ik opdrachten steeds opnieuw
moest uitleggen en steeds moest schakelen. Ook groeide het aantal deelnemers snel en er
zijn een aantal Zomerse Taalmiddagen geweest waarop het eigenlijk te vol en te druk
was en ik niet meer goed mijn aandacht kon verdelen. Ruimtegebrek was hierbij een
bijkomend probleem: niet iedereen paste aan de ontmoetingstafel waar het project zou
moeten plaatsvinden, waardoor ik vaak met stoelen en andere tafels in de weer was op
momenten waarop ik eigenlijk aandacht wilde geven aan de deelnemers. Ik probeerde
hier op in te spelen door zoveel mogelijk extra stoelen en tafels van tevoren klaar te
zetten, maar omdat de opkomst soms opeens weer een dag terugliep, was het onmogelijk
van tevoren een goede inschatting te maken. Het maximum aantal deelnemers was 22 en
het minimum was 6 deelnemers. Gemiddeld waren er 16 deelnemers.
Iets anders waar ik tegenaan liep, waren de grote verschillen in taalniveau van de
deelnemers. Sommige mensen waren een paar weken in Nederland en hadden net het
A1-niveau, andere deelnemers waren al zeer gevorderd en zaten al op B2-niveau, het
niveau waarmee je in Nederlands een opleiding op de universiteit mag gaan volgen.60
Dit probleem heb ik na de eerste twee weken opgelost door de deelnemers te verdelen in
twee groepen: een groep met beginners (A1-A2) en een groep met gevorderden (B1-B2).
Ik zette bordjes met deze niveaus op de ontmoetingstafel zodat deelnemers van hetzelfde
niveau bij elkaar kwamen te zitten en ik paste de opdrachten aan op deze niveaus. Als
we bijvoorbeeld gingen oefenen met spreeksituaties kopieerde ik eenvoudige
spreeksituaties uit een boek op A1- of A2-niveau voor de beginners, en meer
ingewikkelde spreeksituaties uit een boek op B1- of B2-niveau voor de gevorderde
deelnemers. Soms gaf ik de twee groepen ook verschillende opdrachten, dan liet ik de
gevorderden bijvoorbeeld zelfstandig iets schrijven, terwijl ik met de beginners een
taalspelletjes speelde. Het verdelen van de deelnemers in twee groepen was een goede
oplossing, maar het zou nog beter zijn geweest om per groep een begeleider te hebben,
zodat beide groepen altijd evenveel aandacht krijgen.
Desondanks denk ik dat ik een geslaagd project heb opgezet: er kwamen meer
deelnemers dan mijn stagebegeleider vanuit de bibliotheek had verwacht en het aantal
deelnemers bleef groeien doordat mensen positieve verhalen over het project vertelden
aan vrienden, kennissen en familie die vervolgens ook kwamen. Er bleek een grote
vraag naar een project als dit te zijn omdat de meeste taallessen en taalprojecten in de
60 Zie Bijlage 7: Taalniveaus Europees Referentiekader voor de Talen.
23
zomer stoppen. Van veel deelnemers heb ik bovendien positieve feedback gekregen: zij
vonden de opdrachten leuk en leerden veel. Ook van collega’s van de bibliotheek en van
het Taalhuis kreeg ik veel complimenten: ze vonden het goed om te zien dat er iets
gebeurde in het Taalhuis en waren vaak benieuwd wat ik precies deed. Een collega van
marketing heeft bijvoorbeeld uit interesse een middag meegekeken omdat hij benieuwd
was hoe de deelnemers hadden gehoord over dit project.
Het grootste bewijs dat ik een succesvol project heb opgezet, is echter het feit dat
de Zomerse Taalmiddagen na mijn vertrek worden overgenomen door de vrijwilligers.
Het is een groot compliment dat een project, dat ik als stagiaire zelfstandig heb opgezet,
zo goed bevalt dat het in stand wordt gehouden.
Het project was een experiment en daarom is het logisch dat niet alles vanaf de
eerste dag vlekkeloos verliep en dat er af en toe wat chaotische momenten waren. Dit
zijn dingen waar bij de voortzetting van het project rekening mee zal worden gehouden.
Er zullen per middag bijvoorbeeld twee vrijwilligers aanwezig zijn waarbij de ene
vrijwilliger aan de slag gaat met de beginners en de andere met de gevorderden.
Leerdoel 2: Bezoekers van het Taalhuis van verschillende culturen met elkaar in
contact brengen
Hoewel het bezig zijn met taal een groot onderdeel van de Zomerse Taalmiddagen was,
had het project als belangrijkste doel het stimuleren van ontmoeting tussen deelnemers
met een verschillende culturele achtergrond. Er was voor de start van het project
namelijk al een ontmoetingstafel in het Taalhuis die bedoeld was om bezoekers van het
Taalhuis met elkaar in contact te brengen, maar deze werd niet op die manier gebruikt.
Ik probeerde het contact tussen deelnemers te stimuleren door tijdens de het
project veel aandacht te besteden aan interactie. We begonnen altijd met een
voorstelrondje, soms op de ‘ouderwetse’ manier, maar vaker liet ik de deelnemers hun
buurman of buurvrouw interviewen waarbij ze de ander vervolgens moesten presenteren
aan de groep. Ook tijdens opdrachten liet ik de deelnemers veel in groepjes werken,
waarbij ik deelnemers die elkaar al kenden uit elkaar haalde. Ik stimuleerde de
deelnemers bovendien regelmatig om iets over zichzelf en over hun culturele
achtergrond te vertellen. Als we het over beroepen hadden, vroeg ik hun bijvoorbeeld te
vertellen wat voor baan zij hadden (gehad) en als een opdracht over eten ging, vroeg ik
wat hun favoriete gerecht uit hun land van afkomst was. We hebben door dit soort
onderwerpen aan te snijden veel gesproken over de verschillen en overeenkomsten
24
tussen culturen, en ook over de Nederlandse cultuur. De meeste deelnemers vonden het
leuk om iets over hun land van afkomst te vertellen en als iemand dit niet wilde, was het
nooit verplicht. Wanneer deelnemers tijdens het uitvoeren van een opdracht afdwaalde
en in het Nederlands aan de praat raakten over een ander onderwerp, liet ik dat toe.
Hierbij speelde mee dat de sfeer veilig, ontspannen en gemoedelijk was tijdens de
middagen, mede omdat we niet in een klaslokaal zaten, maar aan een grote tafel.
Er zijn bijzondere vriendschappen ontstaan tussen deelnemers die vaak naar de
Zomerse Taalmiddagen kwamen, bijvoorbeeld tussen een Turks meisje en een jongen uit
de Filipijnen. Regelmatig bleven deelnemers na 16 uur, als het project afgelopen was,
zitten aan de ontmoetingstafel om verder te praten of verplaatsten zij zich naar het
Leescafé op de begane grond van de bibliotheek. Een bijzonder moment was de
maandag na het Suikerfeest toen een deelnemer een grote doos baklava en flessen
frisdrank mee nam: het zorgde voor gezelligheid, maar ook voor een interessant gesprek
over verschillende feestdagen in verschillende culturen.
Aan het begin was het contact tussen deelnemers soms lastig als er een te groot
niveauverschil tussen deelnemers was, maar toen ik de groep eenmaal had verdeeld in
beginners en gevorderden, verliep het contact heel natuurlijk. Ik dacht dat het lastig zou
zijn om het contact tussen beginners te stimuleren omdat zij de taal nog niet zo goed
beheersen, maar dit was niet het geval. De deelnemers hadden weinig moeite om elkaar
te begrijpen en er is veel gepraat, gediscussieerd en gelachen.
Leerdoel 3: Het in de praktijk toepassen en uitbreiden van de opgedane
vaardigheden tijdens de opleiding Nederlandse taal en cultuur en de minor Boek,
boekhandel en uitgeverij
Tijdens mijn hoofdstudie Nederlandse taal en cultuur heb ik een aantal dingen geleerd
die ik tijdens deze stage heb kunnen toepassen. Dankzij vakken over Nederlandse
taalkunde zoals ‘Vorm en betekenis’, ‘Woord en zin’ en ‘Norm en taal’, weet ik
bijvoorbeeld veel over de Nederlandse grammatica en daardoor had ik geen moeite met
het beantwoorden van vragen over dit onderwerp en was het voor mij eenvoudig om iets
in een korte tijd even na te kijken. Ook heb ik tijdens mijn opleiding bij het vak ‘Taal in
gebruik’ geleerd hoe taalverwerving werkt en wat er precies gebeurt tijdens het proces
van lezen, luisteren, spreken of schrijven. Doordat ik bijvoorbeeld wist dat er
verschillende vormen en processen zijn bij lezen, schrijven, luisteren en schrijven (bij
lezen bijvoorbeeld het verschil tussen begrijpen en interpreteren) kon ik deze kennis
25
gebruiken door, als ik bijvoorbeeld een leestekst met opdrachten gaf, aan de deelnemers
te vragen wat voor soort tekst het was en welke manier van lezen daarbij hoorde.
Bovendien heb ik mijn kennis en vaardigheden op het gebied van Nederlandse
taalkunde, met name op het gebied van NT2 en meertaligheid, uitgebreid. Door deze
stage weet ik meer over de verschillen tussen het leren van een eerste en een tweede taal
en ook weet ik tegen welke problemen mensen vaak aanlopen bij het leren van een
tweede taal.
Dankzij de minor Boek, boekhandel en uitgeverij beschikte ik bij de aanvang van
deze stage al over kennis over de openbare bibliotheek, met name vanuit een academisch
perspectief. Ik was bijvoorbeeld op de hoogte van de ontwikkeling van ontlezing die een
grote invloed heeft op de bibliotheek, maar ook van de veranderende functie van de
bibliotheek, waarbij de bibliotheek een breder takenpakket vervult dan vroeger. Tijdens
mijn stage heb ik gezien hoe deze ontwikkeling tot uiting komt in initiatieven als het
Taalhuis en dit heb ik verder onderzocht in mijn literatuuronderzoek naar de
veranderende functie van de openbare bibliotheek. Tijdens dit onderzoek heb ik veel
kennis en literatuur over de openbare bibliotheek en over ontlezing vanuit de minor
kunnen gebruiken maar ook nieuwe kennis over dit onderwerp geleerd. Bovendien heb
ik in de praktijk gezien welke ‘nieuwe’ werkzaamheden ten opzichte van de traditionele
werkzaamheden Bibliotheek Den Haag concreet verricht op het gebied van kennis en
informatie, ontwikkeling en educatie, kunst en cultuur, lezen en literatuur en ontmoeting
en debat. Ik ben met de deelnemers van het Taalhuis bijvoorbeeld een keer naar ‘de
Nederlandse Taalshow’ geweest, een theatervoorstelling die door de bibliotheek werd
georganiseerd.
Hoewel deze stage zowel raakvlakken heeft met mijn hoofdstudie Nederlandse
taal en cultuur, als met de minor Boek, boekhandel en uitgeverij, heb ik ook veel kennis
en vaardigheden opgedaan die niet direct horen bij mijn hoofdstudie of bij de minor. Zo
heb ik veel didactische vaardigheden opgedaan, stelde ik lesplannen samen en hielp ik
mensen aan de balie van het Taalhuis met vragen. Deze nieuwe vaardigheden en kennis
vond ik zo interessant dat ik heb besloten mij verder te ontwikkelen op het gebied van
NT2 en meertaligheid. Ik zou eigenlijk een master Neerlandistiek gaan volgen, maar
door deze stage heb ik besloten de master Toegepaste Taalwetenschappen: NT2 en
Meertaligheid te gaan volgen aan de Universiteit van Amsterdam. Juist omdat ik een
stage heb gekozen die misschien niet exact aansloot bij mijn studie, heb ik een
vakgebied ontdekt dat goed bij mij past.
26
Leerdoel 4: Vertrouwd raken met werken binnen een professionele werkomgeving
Het Taalhuis heb ik als een positieve en stimulerende werkomgeving ervaren. Door een
eerdere stage en werkervaring ben ik het werken in een professionele werkomgeving
gewend, maar elke organisatie is verschillend en werkt op een andere manier. Toch vond
ik het niet moeilijk om vertrouwd te raken in het Taalhuis. De sfeer was ontspannen en
ik heb altijd veel vragen kunnen stellen aan mijn stagebegeleider en aan de vrijwilligers.
Zij lieten mij in het begin van mijn stage veel klanten helpen, waardoor ik snel
vertrouwd raakte met de baliewerkzaamheden van het Taalhuis. Mijn stagebegeleider
kwam regelmatig langs om te kijken hoe het ging en ik kon altijd vragen stellen.
Ik heb tijdens mijn stage geleerd om zelfstandig een project op te zetten in een
nieuwe, onbekende werkomgeving. Ook heb ik samengewerkt met een groot aantal
vrijwilligers, die niet precies dezelfde werkzaamheden verrichtten als ik. Dit was een
positie waar ik in het begin aan moest wennen, maar waar ik helemaal vertrouwd mee
ben geraakt. Tot slot heb ik geleerd om soms om hulp te vragen. Omdat de Zomerse
Taalmiddagen mijn eigen project was, vond ik dit in het begin soms moeilijk: ik had het
gevoel dat ik alles zelf moest oplossen. Later in mijn stage heb ik gemerkt dat het goed
is om af en toe met iemand te reflecteren op de werkzaamheden of lastige situaties te
bespreken. Op een gegeven moment verwachtten deelnemers van de Zomerse
Taalmiddagen steeds meer een les zoals zij deze op school kregen: zij wilden
bijvoorbeeld dat ik grammaticaregels ging behandelen. Tijdens een gesprek met mijn
stagebegeleider, herinnerde zij mij aan het belangrijkste doel van de Zomerse
Taalmiddagen, namelijk ontmoeting tussen deelnemers. Bovendien was het belangrijk
om aan te geven dat de middagen slechts golden als een aanvulling op, en geen
vervanging van taallessen van gecertificeerde taaldocenten. Dit gesprek hielp mij om het
doel van het project weer helder voor ogen te krijgen. Door deze stage verwacht ik op
toekomstige werkplekken beter in staat te zijn een balans te vinden tussen enerzijds
zelfstandig werken aan een eigen project, en anderzijds hulp of bevestiging te vragen.
27
7. Conclusie
Mijn interesse voor NT2-onderwijs, taal en de openbare bibliotheek leidde tot een
bijzondere stage bij Taalhuis Den Haag waar ik een educatief zomerproject opzette voor
anderstaligen. Aan het begin van mijn stage had ik vier leerdoelen vastgesteld:
zelfstandig een educatief project ontwikkelen voor bezoekers van het Taalhuis,
bezoekers van het Taalhuis van verschillende culturen met elkaar in contact brengen, het
in de praktijk toepassen en uitbreiden van de opgedane vaardigheden tijdens de
opleiding Nederlandse taal en cultuur en de minor Boek, boekhandel en uitgeverij en tot
slot vertrouwd raken met werken binnen een professionele werkomgeving. Aan het
einde van deze stage kan ik concluderen dat ik met alle leerdoelen aan de slag ben
gegaan en alle leerdoelen voor een groot deel succesvol heb behaald. Ik vind het positief
om te zien dat ik een project heb opgezet dat ook na mijn vertrek in stand kan worden
gehouden door de vrijwilligers.
Tegelijkertijd blijft er ruimte voor verbetering, een aantal organisatorische
aspecten van de Zomerse Taalmiddagen hadden beter gekund: soms vroegen de
Zomerse Taalmiddagen veel en was het te druk voor één persoon. Dit wordt gelukkig
opgepakt door de vrijwilligers die het project gaan overnemen.
Door in mijn literatuuronderzoek het Taalhuis te beschrijven als een voorbeeld
binnen het bredere takenpakket van de moderne bibliotheek, heb ik een verband gelegd
tussen de minor Boek, boekhandel en uitgeverij en mijn stage. Vroeger waren
bibliotheken om informatie te verschaffen, nu gaat het ook om onderwijs, educatie,
ontmoeting en debat. Het Taalhuis is een voorbeeld van deze ontwikkeling. Zowel het
literatuuronderzoek op het gebied van de veranderende functie van de bibliotheek als op
het theoretisch kader van NT2-onderwijs is omwille van beperkte tijd echter beperkt
gebleven. Als dit niet slechts een stage van 5 EC zou zijn geweest, had ik graag een
uitgebreider onderzoek opgezet, zodat het verband tussen de stage en de minor en studie
ook duidelijker naar voren was gekomen.
Desondanks kijk ik terug op een goede stageperiode waarin ik veel heb geleerd.
Juist omdat ik een stage koos die niet precies aansloot op mijn studie of minor, ontdekte
ik wat ik in de toekomst zou willen doen, namelijk werken binnen het vakgebied van
NT2, in het onderwijs of in een beleidsfunctie. Ik kijk daarom uit naar het volgen van
mijn master Toegepaste taalwetenschappen: NT2 en meertaligheid, waarbij ik de kennis
en vaardigheden die ik heb opgedaan tijdens deze stage verder zal gaan ontwikkelen.
28
Bibliografie
Baalman, M., L. Minnema & A. Valk, Spreektaal 2 (Utrecht: NCB Uitgeverij, 2014).
Bakker F., F. Schoordijk, Lezen op B2. Examentraining leesvaardigheid voor het
Staatsexamen II (Amsterdam: Boom, 2013)
Bakx, J., Dixi! Cursus spreekvaardigheid voor hoogopgeleide anderstaligen (Bussum:
Uitgeverij Coutinho, 2000).
Berntsen, A., M. Borgesius & T. van Iperen, Vooruit! Voorbereiding op het
staatsexamen NT2 (Amsterdam: Boom, 2010).
Bibliotheek Den Haag, Jaarverslag 2017 (Den Haag: Bibliotheek Den Haag, 2017).
Bibliotheek Den Haag, Verrijking voor de burger, meerwaarde voor de stad,
beleidsvisie 2016 - 2019 (Den Haag: Bibliotheek Den Haag, 2016).
Blom, A., De Delftse methode voor docenten: didactiek, gebruik en implementatie
(Amsterdam: Boom, 2012).
Boot, E. & S. Degenhart, Taaltrainer voor gevorderde anderstaligen: NT2 op de
werkvloer (Amsterdam: Boom, 2006)
Bossers, B. & Beroepsvereniging van docenten Nederlands als Tweede Taal.
Klassiek vakwerk II. Achtergronden van het NT2-onderwijs: de beste artikelen
uit Vakwerk 5-9 (Amsterdam: Boom, 2008).
Bossers, B., F. Kuiken & A. Vermeer (red.), Handboek Nederlands als tweede taal in
het volwassenonderwijs (Bussum: Uitgeverij Cotinho, 2015).
Bossers, B., ‘Lezen’ in J. Hulstijn et a. (red.), Nederlands als tweede taal in de
volwasseneducatie. Handboek voor docenten (Amsterdam: ThiemdeMeulenhoff,
1996).
Brink, T. van den & T. Scholten, NT2-Cahier creatief schrijven: 20 keer spelen met taal
voor beginner en gevorderden (Amsterdam: Boom, 2017).
Deursen, A.J.A.M. van & J.AG.M. van Dijk, Digitale vaardigheden van Nederlandse
burgers. Een prestatiemeting van operationele, formele, informatie en
29
strategische vaardigheden bij het gebruik van overheidswebsites (Enschede:
Universiteit Twente, 2008),
Groot, W.N.J. & H. Maassen van den Brink, Stil vermogen. Onderzoek naar de
maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid (Den Haag: Stichting Lezen &
Schrijven, 2006),
Huysmans, F. & C. Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu (Den Haag:
Sociaal en Cultureel Planbureau, 2008),
Israël, F.J., M. Kingma, A.J.W. Zielman & S. van As, Aanpak van laaggeletterdheid
(Den Haag: Algemene Rekenkamer, 2016).
Kuiper – Jong, P. & M. Beckers, Spreek vaardig! Praktische methode voor
spreekvaardigheid in vreemde talen (Bussum: Uitgeverij Coutinho, 2002).
Levelt, W.J.M., Speaking. From intention to articulation (Cambridge, MA: MIT Press,
1993).
Maden, F. van der, Ik leer je Nederlands! Aanvullend materiaal voor de taalcoach bij
elke beginnersmethode NT2 (Leersum: VanDorp Educatief, 2016).
Verboog, M. Leren spreken. Een didactische handleiding voor docenten NT2 (Bussum:
Uitgeverij Coutinho, 1999).
Verboog, M., NT2-Cahier grammatica. Een nieuwe kijk op grammaticadidactiek
(Amsterdam: Boom, 2017).
Verboog, M., NT2-Cahier uitspraak en spelling. Werken aan verstaanbaar Nederlands
(Amsterdam: Boom, 2017).
Wennekers, A., F. Huysmans & J. de Haan, Lees: Tijd. Lezen in Nederland (Den Haag:
Sociaal en Cultuur Planbureau, 2018).
Zwiers, N., T. Boers, Y. Schouten, Code 2: Basisleergang voor anderstaligen (Utrecht:
ThiemeMeulenhoff, 2004).
Elektronische bronnen
Bibliotheek Den Haag, <https://www.bibliotheekdenhaag.nl/> (22 juni 2018).
30
Boom NT2 School <https://www.nt2school.nl/> (12 juli 2018).
College voor toetsen en examens, ‘Staatsexamens NT2’,
<https://www.staatsexamensnt2.nl/> (12 juli 2018).
Dienst Uitvoering Onderwijs, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
‘Inburgeren’ < https://inburgeren.nl/> (12 juli 2018).
NT2 Nederlandse grammatica <http://www.dutchgrammar.com/nl/> (12 juli 2018);
NT2Taalmenu, < https://nt2taalmenu.nl/> (12 juli 2018).
Oefenen.nl, <https://oefenen.nl/> (12 juli 2018)
Stichting Lezen en Schrijven, <https://www.lezenenschrijven.nl/> (22 juni 2016).
Taalhuis, ‘Wat is een Taalhuis?’, <http://taalhuis.nl/wat-een-taalhuis> (20 juni 2018).
Taal voor het leven. ‘Training voor taalvrijwilligers’
<https://www.taalvoorhetleven.nl/taalvrijwilliger/training> (11 juli 2018).
UvA Talen, ‘Taalniveaus Europees Referentiekader voor de Talen’
<http://www.uvatalen.nl/site/page.php?contentID=9149> (18 juli 2018).
31
Bijlage 1: Stageplan
Faculteit der Geesteswetenschappen
Studenten Loopbaan Service
Cleveringaplaats 1, Leiden
e-mail: [email protected]
telefoon: 071-5272235
Stageplan
Stagiair
naam Suzanne Nelemans
adres Copernicusstraat 201A
2561 VW Den Haag
telefoon 0650844088
e-mail [email protected]
studierichting Hoofdvak Nederlandse taal en cultuur, minor Boek,
Boekhandel en Uitgeverij.
studentnummer 1552392
Stagedocent
naam R. E. (Raisa) Franken
opleiding (Book & Digital) Media Studies
adres P.N. van Eyckhof 4
2311 BV Leiden
Kamernummer 2.06b
telefoon 071 527 2161
e-mail [email protected]
Stagebiedende organisatie
naam Bibliotheek Den Haag
adres Spui 68
2511 BT, Den Haag
e-mail [email protected]
32
Stagebegeleider
naam Réka Deuten-Makkai
functie Programmaleider Taalhuis
telefoon [email protected]
e-mail +31 6 836 40 229
Verloop van de stage
Bedrijfsafdeling Afdeling educatie, Taalhuis
Periode (exacte data) 21 mei – 27 juli
Aantal uren per week 20 uur (2,5 dag)
Omschrijving van de organisatie
‘Bibliotheek Den Haag is een onderdeel van de Gemeente Den Haag en valt onder de Dienst
Publiekszaken. Bibliotheek Den Haag is er voor alle Hagenaars en speelt een verbindende rol
in elke wijk van Den Haag. We willen zorgen dat iedereen vrije toegang heeft tot informatie en
we willen een ontmoetingsplek zijn in de wijk waar allerlei activiteiten plaatsvinden.
De speerpunten uit de 'Meerjarenvisie 2016-2019' zijn gericht op het aanleren en verbeteren
van vaardigheden met betrekking tot taal, lezen en mediawijsheid, De bibliotheek zal de
inspanningen op die gebieden intensiveren: inhoudelijke verdieping door nieuwe activiteiten in
de vorm van trainingen/lessen en adviseringsspreekuren.
Ook de verdere ontwikkeling van de digitale bibliotheek en de verdere versterking van de
Centrale Bibliotheek zijn als speerpunt benoemd. De ambities op het gebied van deze
speerpunten worden in afzonderlijke jaarprogramma’s uitgewerkt en in operationele
doelstellingen vertaald
Tegelijkertijd wordt er van uitgegaan dat gemeentelijke programma’s voor bevordering van
taal, lezen en mediawijsheid waar mogelijk door de bibliotheek worden vormgegeven. In het
lesaanbod van taal en lezen voor autochtone Nederlanders (NT1) en voor migranten (NT2)
verzorgt de bibliotheek een vaste component.’
Bron: https://www.bibliotheekdenhaag.nl/Bibliotheken/Over-Bibliotheek-Den-Haag.htm
Doel van de stage
Ervaring en kennis op doen met werken in een bibliotheek op een educatieve afdeling die
zich richt op taalonderwijs bij volwassenen.
Individuele stageopdracht met fasering en tijdsplanning
Een zelfstandig uit te voeren project, namelijk het samenstellen en organiseren van een
educatief zomerprogramma voor het Taalhuis, waarbij gebruik wordt gemaakt van de
Ontmoetingstafel. Het doel is niet alleen om bezoekers van het Taalhuis op een leuke manier
bezig te laten zijn met de Nederlandse taal, maar ook om mensen van verschillende culturen
met elkaar in contact te brengen. Voor de ontwikkeling van het programma zal ik gebruik
33
maken van wetenschappelijk onderzoek. Het zomerprogramma zal bestaan uit diverse
opdrachten die door mij worden samengesteld. Deze opdrachten hebben tot doel om de
bezoekers van het Taalhuis de Nederlandse taal en cultuur beter te laten leren kennen. In mijn
stageverslag doe ik uitgebreid verslag van dit project: dit bestaat uit mijn literatuuronderzoek
dat als onderbouwing is gebruikt voor het programma, maar ook beschrijf ik hoe ik het
programma heb ontwikkeld en hoe ik het heb verbeterd.
Fasering en planning van je stageopdracht:
Week 21 +22 (eind mei): Start stage, rondkijken bij het Taalhuis, kennismaken met bezoekers
van het Taalhuis, literatuuronderzoek, eerste versie van het programma ontwikkelen en deze
eventueel testen. Zorgen dat bezoekers van het Taalhuis op de hoogte zijn van het
zomerprogramma, eventueel met behulp van een poster.
Week 23-26 (juni): Bezig met het uitvoeren van project, ondertussen zal ik reflecteren op het
project, verbeteringen doorvoeren en me beginnen met het stageverslag waarin ik verslag doe
van mijn bezigheden. Ook volg ik deze weken een basistraining voor taalvrijwilligers.
Week 27-30 (juli): Nog steeds bezig met het uitvoeren van het project en hiervan verslag
doen. Verder zal ik veel tijd besteden aan het afronden van mijn stageverslag.
Eindproduct van de stageopdracht
Het organiseren van een zomerprogramma voor bezoekers van het Taalhuis van Bibliotheek
Den Haag.
Leerdoelen
- Zelfstandig een educatief project ontwikkelen voor bezoekers van het Taalhuis;
- Bezoekers van het Taalhuis van verschillende culturen met elkaar in contact brengen;
- Het in de praktijk toepassen en uitbreiden van de opgedane vaardigheden tijdens de
opleiding Nederlandse taal en cultuur en de minor Boek, boekhandel en uitgeverij;
- Vertrouwd raken met werken binnen een professionele werkomgeving;
Werkzaamheden buiten de stageopdracht
De focus ligt op mijn eigen project, maar ik zal ook helpen bij andere werkzaamheden van het
Taalhuis, zoals bezoekers van het Taalhuis helpen met het vinden van de juiste informatie.
Aard en omvang van de begeleiding van de stagedocent
Een keer per drie weken contact via de mail over de voortgang van het onderzoek aan de
hand van het stageplan en een kort tussentijds verslag. Daarnaast komt de docenten een
keer op bezoek om met mij en mijn stagebegeleider de voortgang te bespreken.
Aard en omvang van de begeleiding vanuit de organisatie
Minimaal een keer per twee weken kort overleg met stagebegeleider over de voortgang van
het onderzoek en de overige werkzaamheden aan de hand van het stageplan.
38
Bijlage 4: Lesplannen
Maandag 4 juni – Les 1
13.00 – 13.15: Welkom + voorstelrondje (luisteren + spreken): Welkom bij de eerste
zomerse taalmiddag, leuk dat jullie er zijn! Elke maandag-, dinsdag- en donderdagmiddag in
juni en juli vanaf 13 uur tot 16 uur is er een zomerse taalmiddag. Ik ga met jullie taalspellen
doen. We gaan oefenen met lezen, schrijven en spreken. Vandaag gaan wij vooral oefenen
met spreken en lezen.
Ik zal eerst iets vertellen over mijzelf: mijn naam is Suzanne. Ik ben 22 jaar en studeer
Nederlands. Ik woon in Den Haag. Nu wil ik graag een voorstelrondje doen. Wie ben je en
hoe oud ben je?
13.15-13.30: Energizer (spreken): De eerste opdracht om elkaar nog wat beter te leren
kennen: wat heb jij voor leuks meegemaakt de afgelopen week?
13.30-14.00: Beroepen (luisteren + spreken): De volgende oefening gaat over beroepen.
Weet iemand wat een beroep is? Herhalen en samenvatten.
Ik heb hier een aantal kaarten, en op elke kaart staat een beroep afgebeeld (kaartjes
neerleggen op tafel). We gaan een spel doen: je kiest een kaart, en noemt het beroep. Ik zal
een voorbeeld geven (als het moeizaam gaat, mogen ze de beroepen ook omschrijven.)
Als de bezoekers het heel makkelijk vinden, gaan we verder met een volgende opdracht,
anders herhalen we het spel nog een keer en moeten ze een ander kaartje pakken dan de
vorige keer.
- Heeft er iemand een beroep van deze kaartjes?
Ik wil jullie nu vragen om iets te vertellen over het beroep dat jullie nu doen. (Als het lastig
gaat, zelf eerst gaan, als mensen nu niet werken, vragen wat zij vroeger voor werk deden of
welk werk ze misschien zouden willen doen).
- En wat zouden jullie over vijf jaar als beroep willen doen? Hetzelfde beroep, of iets
anders? Eventueel informeren hoe zij dit zouden willen bereiken, willen ze
bijvoorbeeld nog een opleiding doen, of niet?
Dit was het einde van de eerste opdracht: heeft er iemand nog een vraag?
14.00-14.15: Pauze
14.15-15.00: Aanspreekvormen (luisteren + spreken):
− Wie weet wat een aanspreekvorm is?
− Kunnen jullie eerst iets vertellen over welke verschillende aanspreekvormen er in je
moedertaal bestaan om iemand aan te spreken?
− Hoe worden deze worden gebruikt. (Vervolgens bespreken we welke Nederlandse
aanspreekvormen er allemaal zijn en of de bezoekers deze ook gebruiken).
U: dit is de formele aanspreekvorm. Weet iemand wanneer je ‘u’ zegt? Een aantal
voorbeelden behandelen:
- Als je iemand niet kent (en iemand is volwassen), bijvoorbeeld de juf van je kind voor
het eerst ontmoeten.
39
- Als iemand veel ouder is dan jij, bejaarden, bijvoorbeeld tegen opa en oma zeggen
kinderen vaan ‘u’.
- In formele situaties, bijvoorbeeld tijdens een sollicitatiegesprek of tegen een dokter.
Jij: dit is de informele aanspreekvorm. Weet iemand wanneer je ‘jij’ zegt? Een aantal
voorbeelden behandelen:
- Als je iemand goed en lang kent, bijvoorbeeld een buurvrouw met wie je bevriend
bent.
- Tegen kinderen en mensen die veel jonger zijn, bijvoorbeeld tegen jonge kinderen, of
als je zelf vijftig bent en je praat tegen iemand van 18 jaar.
Er zijn ook veel twijfelgevallen, laten we er een aantal in kleinere groepjes bespreken, straks
komen we weer bij elkaar en bespreken we jullie antwoorden (bij het bespreken van
‘antwoorden’ benadrukken dat er niet altijd ‘goed’ of ‘fout’ is).
Je bent vader of moeder en komt andere ouders tegen op het strand
Je spreekt een vreemde aan in een winkel
Je bent zelf in de 20 en komt op straat iemand van in de 60 tegen
Je bent zelf in de 20 en komt iemand tegen van in de 30
- Hoe worden jullie zelf het liefst aangesproken? Waarom?
- Dit was het einde van de tweede opdracht. Hebben jullie nog vragen over u/jij?
15.00 – 15.45: Zelfstandig lezen (lezen): We gaan straks lezen maar eerst wil ik nog even
met de groep praten over lezen (beurten geven, zorgen dat iedereen aan het woord komt).
- Waarom is lezen belangrijk denken jullie?
- Hou je van lezen? Waarom wel/niet?
- Wat lees je het liefst? Boeken, kranten, tijdschriften?
- Heb je een favoriet boek of misschien een favoriet genre? En een favoriete schrijver?
Vervolgens de bezoekers meenemen naar de leesboeken en een boek laten kiezen. Eventueel
helpen bij het kiezen en ook informeren: waarom heb je voor dit boek gekozen?
15.45-16.00: Reflectie (luisteren + spreken)
- Dit was de eerste Zomerse Taalmiddag: wat vonden jullie ervan?
- Wat zijn jullie verwachtingen voor de komende tijd van deze middagen?
- Waar zou je graag mee willen oefenen in het Nederlands? Of is er iets anders dat je
graag zou willen leren? Hebben jullie tips?
Literatuur:
Baalman, M., L. Minnema & A. Valk, ‘Werk ’ in Spreektaal 2 (Utrecht: NCB Uitgeverij,
2014).
NT2 Nederlandse grammatica, ‘Persoonlijk voornaamwoord: onderwerp’
<http://www.dutchgrammar.com/nl/?n=Pronouns.ps02> (29 mei 2018).
40
Maandag 18 juni – Les 7
13.00-13.15: Welkom + Voorstellen: Welkom bij de zomerse taalmiddag. Ik ben Suzanne, ik
ben 22 jaar en ik werk hier in het Taalhuis. Het lijkt me goed om eerst even onszelf
voorstellen Jullie zijn allemaal heel verschillend maar de overeenkomst is dat jullie allemaal
niet in Nederland geboren zijn. Vandaag wil ik dat jullie je voorstellen en dan vertellen wat je
het meest mist aan je eigen land.
13.15-13.25: Ik ga naar de supermarkt en ik koop… (spreken + luisteren): We gaan een
spel doen waarbij iemand steeds iets noemt wat je in de supermarkt koopt. Dit wordt door de
volgende persoon herhaalt en er wordt iets aan toegevoegd, enzovoorts.
13.25-13.40: Boek bespreken (spreken + luisteren): ‘Sommige van jullie hebben een boek
gelezen voor vandaag. Vertel over dit boek aan degene die naast je zit en vertel ook of je het
boek zou aanraden. Als je geen boek hebt gelezen, vertel dan iets over je favoriete boek,
waarom vind je dit boek zo leuk?’
13.40-14.15: Discussiëren (spreken + luisteren): De vorige keer hebben we geoefend met
discussiëren, wie weet nog hoe je kunt vertellen wat je mening is? (Woorden herhalen die we
de vorige keer geoefend hebben, zoals argumenten, ik ben het wel/niet eens met jou, mijn
mening is dat, etc.).
Dan gaan we nu discussiëren over deze stelling: ‘De regering moet roken verbieden’. Een deel
van de groep is voor, een ander deel van de groep is tegen. Jullie krijgen eerst tijd om met
elkaar argumenten te bedenken, daarna beginnen we met de discussie.
(Als we met een grote groep zijn, kan de opdracht eventueel uitgevoerd worden met de
beginners en met de gevorderden, zodat in totaal vier groepen ontstaan).
14.15-15.00: Pauze
15.00-16.00: De krant lezen (lezen + spreken): We gaan nu aan de slag met het lezen van de
krant. We gaan met elkaar naar beneden, naar het Leescafé en hier kiest iedereen een artikel
uit een krant of tijdschrift dat je gaat lezen. Tijdens het lezen beantwoord je de vragen:
- Welke nieuwe woorden in het artikel kom je tegen?
- Waar gaat het artikel over?
- Welke mensen komen aan het woord in het artikel?
Over een halfuur komen we hier terug, dan verdeel ik de groep in groepjes van drie en
presenteren jullie je eigen artikel aan de hand van deze vragen.
(Beginners kunnen een kort krantenartikel op nos.nl of nu.nl zoeken, maar als ook dit te
moeilijk is kunnen zij een boekje op A1-niveau lezen)
Literatuur:
Bakx, J., Dixi! Cursus spreekvaardigheid voor hoogopgeleide anderstaligen (Bussum:
Uitgeverij Coutinho, 2000), pp. 18-39.
41
Donderdag 12 juli 2018 – Les 17
13.00-13.10: Welkom + Voorstellen (luisteren + spreken): Welkom heten, de nieuwe
mensen stellen zich voor. Aangeven dat op 26 juli de laatste zomerse taalmiddag is.
13.10-13.20: Energizer (spreken): We doen een spel waarbij de bezoekers steeds een vraag
moeten stellen aan iemand anders, die beantwoord de vraag en stelt een nieuwe vraag aan
iemand, enzovoorts.
13.20-14.15: Spreekopdrachten (lezen + spreken): Ik heb nu voor iedereen een aantal
spreeksituaties (Extra opdrachten uit Vooruit, bij hoofdstuk 5 en 6 voor verschillende niveaus)
die we gaan oefenen in tweetallen, probeer samen te werken met iemand die ongeveer
hetzelfde niveau heeft. Ik loop rond om vragen te beantwoorden (eventueel minder
gevorderde sprekers voor wie het te lastig is laten oefenen met leesboekjes van A1-niveau).
14.15-14.30: Pauze
14.30-15.15: Discussiëren (luisteren + spreken): We verdelen de groep in twee groepen en
discussiëren over de stelling ‘sociale media hebben een slechte invloed op jongeren’. Eerst
krijgen de bezoekers ongeveer 20 minuten de tijd om argumenten te bedenken en op te
schrijven en eventueel woorden in het woordenboek op te zoeken. Daarna start de discussie:
er worden argumenten voor en tegen gegeven en de bezoekers proberen op elkaar te reageren.
Ik leid de discussie en zorg dat iedereen aan het woord komt.
Bezoekers voor wie deze opdracht te moeilijk is kunnen zelfstandig aan de slag op de
computer met opdrachten op bijvoorbeeld oefenen.nl/
15.15-15.45: Schrijfopdracht woord voor woord schrijven (schrijven): De bezoekers
kunnen in tweetallen aan de slag met het schrijven van een brief. Ze krijgen allemaal één blad
papier en twee pennen. Bij het startsignaal krijgen ze een aantal minuten de tijd om steeds om
de beurt een woord te schrijven. Grammaticale fouten of spelfouten zijn niet van belang. Aan
het eind mag elk groepje de brief voorlezen. Daarna eventueel nog een keer herhalen met
iemand anders over het onderwerp, bijvoorbeeld vakantie.
15.45-16.00: Reflectie (luisteren + spreken): De taalmiddagen zijn al bijna ten einde, wat
vonden jullie er tot nu toe van? En zijn er nog dingen die jullie zouden willen leren de
komende tijd of waar je mee over zou willen weten?
Literatuur:
Bakx, J., Dixi! Cursus spreekvaardigheid voor hoogopgeleide anderstaligen (Bussum:
Uitgeverij Coutinho, 2000), pp. 18-39.
Berntsen, A., M. Borgesius & T. van Iperen, Vooruit! Voorbereiding op het
staatsexamen NT2 (Amsterdam: Boom, 2012), p. 220-243.
Brink, T. van den & T. Scholten, NT2-Cahier creatief schrijven: 20 keer spelen met taal voor
beginners en gevorderden (Amsterdam: Boom, 2017), p. 16-17.
44
Bijlage 6: Persbericht Zomerse Taalmiddagen
Zomerse Taalmiddagen in Taalhuis Den Haag: tien culturen aan één tafel
DEN HAAG - Taalhuis Den Haag organiseert in juni, juli en augustus Zomerse
Taalmiddagen voor anderstaligen. Aan een grote ontmoetingstafel gaan deelnemers aan
de slag met creatieve oefeningen om beter te worden in de Nederlandse taal en er is
ruimte om elkaar te ontmoeten.
Bij bezoekers was er wel eens verwarring over: het Taalhuis geeft advies en kan vragen
beantwoorden, maar biedt zelf geen programma voor anderstaligen. Deze zomer kwam daar
verandering in, en met succes!
Taalhuis Den Haag is onderdeel van Bibliotheek Den Haag en bevindt zich op de tweede
verdieping van de Centrale Bibliotheek. Mensen die Nederlands als tweede taal leren, kunnen
hier elke dag terecht met vragen over de Nederlandse taal, het inburgerings- of staatsexamen
of advies over de taalcursussen van Haagse taalaanbieders. Het Taalhuis heeft een grote
collectie van boeken over grammatica, lezen, schrijven of spreken die bezoekers kunnen
lenen. Daarnaast zijn er computers waar met taalprogramma’s geoefend kan worden en er zijn
werkplekken ingericht om te studeren.
Ontmoetingstafel
Nieuw in het Taalhuis is een grote houten tafel: de ontmoetingstafel. In de tafel zit een groot
scherm dat met touchscreen kan worden bediend. Er zijn verschillende taalspellen op
geïnstalleerd, er kan bijvoorbeeld geoefend worden met ‘de’ en ‘het’.
‘Deze tafel was bedoeld om bezoekers met elkaar in contact te brengen, zodat het Taalhuis
naast een plek van informatie en educatie, ook een plek van ontmoeting wordt,’ vertelt
programmaleider van het Taalhuis Réka Deuten-Makkai. ‘Een mooi idee, maar dit bleek in de
praktijk toch lastig te realiseren. De tafel werd vooral als studieplek gebruikt en mensen
praatten weinig met elkaar.’
Succes
Daarom bedacht Deuten-Makkai samen met stagiaire Suzanne Nelemans om een
zomerprogramma op te zetten waarbij de ontmoetingstafel centraal zou staan: de Zomerse
Taalmiddagen. Er bleek grote behoefte aan een programma in de zomer. Deuten-Makkai: ‘We
dachten dat er misschien vier mensen zouden komen, maar de eerste week waren er al tien
deelnemers. Veel taalscholen gaan dicht in de zomer, terwijl mensen het liefst willen blijven
oefenen zodat hun Nederlands niet achterruit gaat.’
Stagiaire Nelemans heeft de eerste twee maanden de Zomerse Taalmiddagen geleid: ‘Het
programma is niet bedoeld als extra taalles, ik leg bijvoorbeeld geen grammatica uit. Ik
probeer alleen te stimuleren dat de deelnemers zelf aan de slag gaan met Nederlands spreken,
luisteren, lezen en schrijven. Dat kan ook thuis, maar dat is lastig als je omgeving geen
Nederlands spreekt’
Van Offerfeest tot Gay Pride
‘Ik introduceer vaak een thema waarover de deelnemers met elkaar in gesprek gaan. Vaak zijn
dit situaties die zij in het echte leven tegenkomen, zoals naar de tandarts gaan, een klacht
45
indienen bij de huurbaas of iets ruilen in een winkel. Ik laat ze de hele middag in groepjes
werken en daardoor ontstaan er bijzondere gesprekken in het Nederlands tussen mensen die
elkaar anders nooit waren tegengekomen, bijvoorbeeld tussen een expat uit Australië en een
vluchteling uit Syrië.’
‘Een mooi moment was na het Suikerfeest, toen een deelnemer een doos baklava en flessen
frisdrank meenam om uit te delen’, vertelt Nelemans. ‘Er kwam een interessant gesprek op
gang, over welke feestdagen er zijn in verschillende landen en culturen. Van het Offerfeest tot
de Gay Pride, alles werd besproken en uitgelegd. Het is bijzonder dat dat kan met meer dan
tien culturen aan één tafel.’
De Zomerse Taalmiddagen zijn wegens succes verlengd tot en met augustus. Mensen van alle
taalniveaus zijn welkom! Elke maandag en donderdag van 13-16 uur in Taalhuis Den Haag,
2e verdieping Centrale Bibliotheek. Het is gratis en aanmelden is niet nodig. Meer informatie
over Taalhuis Den Haag vindt u op taalhuisdenhaag.nl/ of mail naar [email protected].
46
Bijlage 7: Taalniveaus Europees Referentiekader voor de Talen61
Eindniveau A - Basisgebruiker
A1: Kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen, gericht op concrete behoeften,
begrijpen en gebruiken. Kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en
beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en
dingen die hij/zij bezit. Kan op een simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere
persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen.
A2: Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met
zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke
geografie, werk). Kan communiceren in simpele en alledaagse taken die in eenvoudige
bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op
het gebied van diverse behoeften beschrijven.
Eindniveau B - Onafhankelijk gebruiker
B1: Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde
zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. Kan zich redden in
de meeste situaties die kunnen optreden tijdens het reizen in gebieden waar de betreffende taal
wordt gesproken. Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die
vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. Kan een beschrijving geven van ervaringen en
gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen
geven voor meningen en plannen.
B2: Kan de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst begrijpen, zowel over concrete als
over abstracte onderwerpen, met inbegrip van technische besprekingen in het eigen
vakgebied. Kan zo vloeiend en spontaan reageren dat een normale uitwisseling met
moedertaalsprekers mogelijk is zonder dat dit voor een van de partijen inspanningen met zich
meebrengt. Kan duidelijke, gedetailleerde teksten produceren over een breed scala van
onderwerpen; kan een standpunt over een actuele kwestie uiteenzetten en daarbij ingaan op de
voor- en nadelen van diverse opties.
Eindniveau C - Vaardig gebruiker
C1: Kan een uitgebreid scala van veeleisende, lange teksten begrijpen en de impliciete
betekenis herkennen. Kan zichzelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder daarvoor
aantoonbaar naar uitdrukkingen te moeten zoeken. Kan flexibel en effectief met taal omgaan
ten behoeve van sociale, academische en beroepsmatige doeleinden. Kan een duidelijke, goed
gestructureerde en gedetailleerde tekst over complexe onderwerpen produceren en daarbij
gebruikmaken van organisatorische structuren en verbindingswoorden.
C2: Kan vrijwel alles wat hij hoort of leest gemakkelijk begrijpen. Kan informatie die
afkomstig is van verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten, argumenteren
reconstrueren en hiervan samenhangend verslag doen. Kan zichzelf spontaan, vloeiend en
precies uitdrukken en kan hierbij fijne nuances in betekenis, zelfs in complexere situaties
onderscheiden. Dit is het taalniveau van een hoog opgeleide near-native speaker. (In het
Europees Referentiekader wordt dit niveau niet verder uitgewerkt.)
61 UvA Talen, ‘Taalniveaus Europees Referentiekader voor de Talen’
<http://www.uvatalen.nl/site/page.php?contentID=9149> (18 juli 2018).