Spelling stappenboek 4

62
Naam : …………………………

description

 

Transcript of Spelling stappenboek 4

Page 1: Spelling stappenboek 4

Naam : …………………………

Page 2: Spelling stappenboek 4

2

Woordpakket 1

Schrijf correct en net over …

eiland

verdwijnen

nieuws

klauw

meisje

lawaai

bouwen

snauwde

reizen

moeite

schouder

duwt

altijd

prooi

vrouwtje

schaduw

dikwijls

schreeuwde

augustus

uw

Verbetering …

Page 3: Spelling stappenboek 4

3

1. Spreek de klanken van de onderstaande woorden traag na

elkaar uit en beluister ze. Schrijf het woord daarna op.

Ik zeg … Ik schrijf …

schreeuwde …………………………………………

altijd …………………………………………

nieuws ……………………………………………

vrouwtje ……………………………………………

schaduw ……………………………………………

2. De klinkers zijn verdwenen. Schrijf het woord met de

klinkers erbij.

vrdwnn …………………………………………

snwd …………………………………………

mt …………………………………………

schdr …………………………………………

dwt …………………………………………

gsts …………………………………………

w …………………………………………

pr …………………………………………

3. De woorden staan omgekeerd. Lees ze van rechts naar

links en schrijf ze dan goed op.

sutsugua …………………………………………………

wudahcs …………………………………………………

twud …………………………………………………

swuein …………………………………………………

etieom …………………………………………………

4. Maak met de drie lettergrepen telkens een woord en schrijf

het op.

nen – ver – dwij ……………………………………………………

gus – au – tus ……………………………………………………

5. Zoek een woord dat rijmt op …

prooi …………………………………………

klauw …………………………………………

uw …………………………………………

Page 4: Spelling stappenboek 4

4

Woordpakket 2

Schrijf correct en net over …

lentedag

jaagt

dankbaar

babbelen

aandacht

betalen

spelletje

glimlach

rugzak

geweren

bibberen

dochtertje

vliegveld

oktober

kanonnen

kachel

leerling

sturen

knuffel

droeg

Verbetering …

Page 5: Spelling stappenboek 4

5

1. Lees de woorden in de slang. Het zijn allemaal ch(t)-

woorden. Schrijf ze op.

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

2. Vul in. Schrijf het woord correct over en schrijf er tussen

haakjes bij wat je moet doen : verdubbelen ( VD ) of

verenkelen ( VE ).

ba ……… elen ……………………………………………

bi ……… eren ……………………………………………

beta ……… en ……………………………………………

kano ……… en ……………………………………………

gewe ……… en ……………………………………………

stu ……… en ……………………………………………

3. Zoek in het woordpakket een synoniem voor

praten …………………………………………………

luchthaven …………………………………………………

troetelbeer …………………………………………………

4. Schrijf alle woorden uit het woordpakket op die eindigen op

–elen, -eren en -enen .

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

5. Maak er een vragende zin van en schrijf de zin op.

Hij jaagt regelmatig op fazant.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Die mannen jagen elke herfst in de Ardennen.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Page 6: Spelling stappenboek 4

6

Woordpakket 3

Schrijf correct en net over …

aandachtig

mistig

verdrietig

bezig

zenuwachtig

moedig

droevig

ongelukkig

verkondig(en)

grappig

stevig

toevallig

gelukkige

vorige

hevige

zonnige

onschuldige

prettige

rustige

haastig

Verbetering …

Page 7: Spelling stappenboek 4

7

1. Vul in. Kijk naar het voorbeeld :

van modder maak je modderig.

1. van geluk maak je …

2. van moed maak je …

3. van toeval maak je …

4. van pret maak je …

5. van zon maak je …

6. van verdriet maak je …

7. van zenuw maak je …

8. van rust maak je …

9. van grap maak je …

10.van haast maak je …

2. Er is weer gemorst. Zoek de woorden en schrijf ze op. Je

mag woordpakket 3 als hulp gebruiken.

3. Rijm op –ig. Schrijf de woorden goed op.

tachtig

m ………………………………………………

kr ………………………………………………

regen ………………………………………………

4. Maak van de onderstaande wartaal goede woorden en

schrijf ze over. Ze eindigen allemaal op –ig. Onder de

eerste letter staat een streepje.

ilagst …………………………………………

demogi …………………………………………

gizeb …………………………………………

pprigag …………………………………………

5. Vind jij de woorden uit het woordpakket? Schrijf ze op.

Page 8: Spelling stappenboek 4

8

Woordpakket 4

Schrijf correct en net over …

tegelijk

eigenlijk

eilanden

lijkbleek

onderwijs

eindigt

geheimzinnige

spijtig

leiding

scheiden

weinig

belangrijkste

bewijzen

eindelijk

paardrijden

heilig

stokstijf

bereikt

tijdens

woestijn

Verbetering …

Page 9: Spelling stappenboek 4

9

1. Schrijf de woorden in de juiste kolom.

bewijzen – bereikt – leiding – eindigt – paardrijden – woestijn – spijtig –

belangrijkste – geheimzinnige – heilig – eigenlijk – tijdens – onderwijs –

stokstijf – tegelijk – eilanden – eindelijk – scheiden – weinig – lijkbleek

ei ij

2. Zoek bij iedere tekening het goede woord en schrijf het op.

Elk woord heeft een tweeklank ei/ij. Sommige woorden vind

je niet in dit woordpakket.

3. Vul aan : ei of ij en schrijf de woorden correct over.

belangrkste ……………………………

landen …………………………………

onderws ……………………………………

hlig …………………………………

sptig ……………………………………

stokstf …………………………………

Page 10: Spelling stappenboek 4

10

Woordpakket 5

Schrijf correct en net over …

bekijken

leeftijd

medelijden

ontwijken

ravijn

strijd

tevoorschijn

wijk

giechelen

hersenen

naderen

veranderen

aardig

lastig

ernstig

geweldig

nodig

enige

reusachtige

sommige

Verbetering …

Page 11: Spelling stappenboek 4

11

1. Schrijf een synoniem uit het woordpakket.

lachen …………………………………………………

gevecht …………………………………………………

straat …………………………………………………

verstand …………………………………………………

serieus …………………………………………………

2. Schrijf de letters in de juiste volgorde en vorm het juiste

woord.

…………………………………………………………………

…………………………………………………………………

…………………………………………………………………

…………………………………………………………………

…………………………………………………………………

3. Plak de lettergroepen aan elkaar en vorm het juiste woord.

schijn – te – voor ………………………………………………………

kij – be – ken ………………………………………………………

tijd – leef ………………………………………………………

lij – de – den – me ………………………………………………………

mige – som ………………………………………………………

4. Schrijf de woorden op die in de bloemen staan. Het laatste

stuk is altijd hetzelfde.

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………

Page 12: Spelling stappenboek 4

12

Woordpakket 6

Schrijf correct en net over …

beiden

beroemd

kleedkamer

middageten

bemanning

loog

gevangenis

bevolking

doodsbang

waarzegster

geheimzinnig

boeiend

leider

rondlopen

parking

ploeg

spannend

scheidsrechter

verbazing

veilig

Verbetering …

Page 13: Spelling stappenboek 4

13

1. Zoek bij iedere tekening het goede woord en schrijf het op.

Sommige woorden vind je niet in woordpakket 6.

…………………… …………………… ……………………

…………………… ……………………… ……………………………

2. De woorden staan omgekeerd. Plaats de letters goed en

schrijf het woord. rediel ………………………………………

gnizabrev ………………………………………

dmeoreb ………………………………………

nepoldnor ………………………………………

netegaddim ………………………………………

3. Schrijf het woord dat je met de letters kunt maken.

……………………… ……………………………… ……………………………

4. In het rooster zitten tien woorden van het woordpakket

verstopt. Zoek ze en schrijf ze op.

Page 14: Spelling stappenboek 4

14

Woordpakket 7

Schrijf correct en net over …

eerlijk

gevaarlijke

dadelijk

afschuwelijke

heerlijk

lelijke

duidelijk

belachelijke

natuurlijk

moeilijke

gemakkelijk

mogelijke

vrolijk

oneerlijke

uiteindelijk

vreselijke

waarschijnlijk

wonderlijke

vriendelijk

verschrikkelijke

Verbetering …

Page 15: Spelling stappenboek 4

15

1. Schrijf de woorden over en kleur het achtervoegsel

–(e)-lijk(e) groen.

gemakkelijk ………………………………

vrolijk …………………………………

uiteindelijk ………………………………

oneerlijke …………………………………

belachelijke ………………………………

goddelijk …………………………………

meesterlijk ………………………………

vreselijk …………………………………

waarschijnlijk ………………………………

vriendelijk …………………………………

2. Haal het foute staartstuk eraf en zet –(e)-lijk(e) in de

plaats. Schrijf dan het woord correct op.

heerte ……………………………………………………

vrodig ……………………………………………………

afschuwig ……………………………………………………

vresig ……………………………………………………

3. Vul het verhaal aan met be, ge, ver, –(e)-lijk(e) of –ig

………haal van een on………luk.

Ook al is mijn oma tacht………, toch neemt zij in haar Dafje nog ………woon

deel aan het ………keer.

Laatst was het buiten erg mist……… en vocht……… . Oma had dus

wein……… zicht op de weg. Toch wilde ze op ………zoek bij mijn tante.

………baasd keek ze ons aan , toen we er wat van zeiden. “Ik ………loof dat

jullie me niet ………trouwen! Maar bij tante krijg ik een heer……… stuk taart,

dus ik

………trek!” Bij ons om de hoek, kwam ze sier……… met haar Dafje tegen een

lantaarnpaal terecht!

4. Doorstreep de foute achtervoegsels en schrijf de woorden

met het juiste achtervoegsel op.

Wat ben jij slorlijk …………………………………………… .

Is vijflijk ………………………………… meer dan twintel

……………………………………… ?

Vind jij friet en ijs ook zo heerig

…………………………………… ?

Ik heb lievlijk ………………………………… kip dan vlees.

Hij kan zijn schrift nerglijk ………………………………

vinden.

Page 16: Spelling stappenboek 4

16

Werkwoorden 1

1. Zoek de werkwoorden en kleur ze blauw.

plotseling – vertellen – rijden – koelkast – antwoorden – gevoel – eten –

drinken – kunnen – komen – enige – zeggen – droevig – herten – kijken –

wolken – staan

2. Vul het werkwoord in.

Een bakker kan goed ……………………………………………………

Een voetballer kan goed ……………………………………………………

Een lasser kan goed ……………………………………………………

Een kok kan goed …………………………………………………

Een schrijver kan goed ……………………………………………………

3. Zoek de noemvorm en schrijf hem op.

Ik werk. Ik zal

……………………………………………………………

Hij komt. Ik zal

……………………………………………………………

Jij begint. Ik zal

……………………………………………………………

Zus werkt. Ik zal

……………………………………………………………

Koen schrijft. Ik zal

……………………………………………………………

4. De persoonsvorm verandert als de persoon ( van het

onderwerp ) verandert. Vul de correcte persoonsvorm in.

Mijn vriend schrijft tweemaal per jaar een brief.

Ik …………………………………………………… tweemaal per jaar een brief.

Mijn neefjes ……………………………………………… tweemaal per jaar een

brief.

De jongens zwemmen in het meer naast het park.

Mijn buurman …………………………………………… in het meer naast het park.

Ik ………………………………………………… in het meer naast het park.

De laatste tijd lees ik één boek per week.

De laatste tijd ………………………………………………… wij één boek per week.

De laatste tijd ………………………………………………… An één boek per week.

Page 17: Spelling stappenboek 4

17

5. Maak van de zinnen ja-neevragen en onderlijn daarin de

persoonsvorm.

Hij draagt de zware boodschappentas voor zijn grootmoeder.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Morgen ga ik in Gent winkelen.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Mieke kijkt elke dag vier uur televisie.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Zaterdag vieren wij zijn vijftigste verjaardag.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

6. Schrijf achter elke zin de persoonsvorm.

We gaan naar Brussel winkelen.

………………………………………………………

Morgen mag ik naar de ijspiste.

………………………………………………………

Wil jij met mij naar de dansschool?

………………………………………………………

Hij zwaaide met zijn pet in de lucht.

………………………………………………………

Hij had een baard tot op de grond.

………………………………………………………

Deze avond komen mijn vrienden.

………………………………………………………

Mijn punten waren bijzonder goed.

………………………………………………………

Page 18: Spelling stappenboek 4

18

In Brugge logeren veel Japanners.

………………………………………………………

Ga jij te voet naar de film?

………………………………………………………

Piet vertrok voor een wereldreis.

………………………………………………………

7. Sommige werkwoorden zeggen niet duidelijk wat iets of iemand doet.

Toch zijn het werkwoorden. Probeer in de volgende zinnen de

persoonsvorm te vinden ( onderlijn! ).

Schrijf dan de noemvorm op.

De kinderen willen nooit naar bed.

………………………………………………………

Ik ben vandaag jarig.

………………………………………………………

Mijn broer wordt elke dag zwakker.

………………………………………………………

Vader mag geen vet eten.

………………………………………………………

Page 19: Spelling stappenboek 4

19

Werkwoorden 2

1. Schrijf alleen de werkwoorden op.

boren – kleuters – rijden – fietsen – kerel – geven – lever – beven – maken

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

2. Onderlijn de persoonsvorm. Schrijf de noemvorm ( infinitief )

op. Kleur zowel in de persoonsvorm als in de noemvorm de

kijkletter groen.

Karel werkt

………………………………………………………………………

Ben antwoordt

………………………………………………………………………

Jij bent

………………………………………………………………………

Moeder kookt

………………………………………………………………………

Gobelijn zoekt

………………………………………………………………………

3. Onderlijn de persoonsvorm. Schrijf telkens in welke tijd

( t.t. of v.t. ) de persoonsvorm staat.

Mijn vriend schrijft tweemaal per jaar een brief. ………

De jongens zwemmen in het meer naast het park. ………

Vond je dat boek op zolder? ………

Die man kweekt kleine schapen. ………

Waar kwam jij die avond vandaan? ………

Hij at heel veel frieten. ………

Dat meisje schrijft heel mooi. ………

4. Maak van deze zinnen ja-neevragen. Onderlijn in de

vraagzin de persoonsvorm.

Hij is kampioen in muurklimmen.

…………………………………………………………………………………………………

Mijn vriend kent geen Nederlands.

…………………………………………………………………………………………………

Ik ken een man die heel goed kan dichten.

…………………………………………………………………………………………………

Dat tv-programma duurde te lang.

…………………………………………………………………………………………………

Page 20: Spelling stappenboek 4

20

5. Schrijf de stam op. Kleur zowel in de noemvorm als in de

stam de kijkletter groen.

zoeken ……………………………………………

vertellen ……………………………………………

bibberen ……………………………………………

zweven ……………………………………………

herhalen ……………………………………………

springen ……………………………………………

6. Onderlijn in elke zin de persoonsvorm. Kleur het onderwerp

geel. Schrijf van elke persoonsvorm de stam. Denk aan de

kijkletter!

Fragment uit : Dumbo

Het circus trekt per trein door het land. …………………………………………

De olifanten reizen samen. …………………………………………

Opeens horen ze wat op het dak. …………………………………………

Daar is zojuist een ooievaar geland. …………………………………………

Hij heeft een pak bij zich. …………………………………………

Dat is voor mevrouw Dumbo. …………………………………………

Op een dag komen ze bij een stad. …………………………………………

Daar moeten ze optreden. …………………………………………

Dumbo is de laatste in de rij. …………………………………………

Hij kijkt verlegen in het rond. …………………………………………

Zijn grote oren slepen op de grond. …………………………………………

Daar moeten de mensen om lachen. …………………………………………

Dumbo vindt dat niet leuk. …………………………………………

Er rolt een traan langs zijn slurfje. …………………………………………

Page 21: Spelling stappenboek 4

21

7. Vul de tabel aan.

noemvorm stam

Bram

wordt

…………………………………………

…………………………………………

Fien is …………………………………………

…………………………………………

wij

spelen

…………………………………………

…………………………………………

jullie

gaan

…………………………………………

…………………………………………

hij eet …………………………………………

…………………………………………

hij wil …………………………………………

…………………………………………

Theo

graaft

…………………………………………

…………………………………………

de

kindere

n

zuchten

…………………………………………

…………………………………………

ik ben …………………………………………

…………………………………………

het

sneeuw

t

…………………………………………

…………………………………………

hij lijkt …………………………………………

…………………………………………

Page 22: Spelling stappenboek 4

22

Werkwoorden 3

1. Hoe schrijf je werkwoorden.

Stap 1 : Is het een persoonsvorm?

● neen doe gewoon : verlengen,

of je schrijft zoals je het hoort,

of …

● ja ga naar stap 2

Stap 2: t.t. of v.t.?

● v.t. Dat leer je volgend jaar!

● t.t. ga naar stap 3

Stap 3 : Is het onderwerp

a. ik of … je STAM

b. één iemand of iets anders STAM + T

c. meerdere mensen, dingen NOEMVORM

2. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen.

noemvorm stam stam + t

schreeuwe

n

………………………………………

……

………………………………………

……

werken ………………………………………

……

………………………………………

……

geeuwen ………………………………………

……

………………………………………

……

fietsen ………………………………………

……

………………………………………

……

worden ………………………………………

……

………………………………………

……

bewegen ………………………………………

……

………………………………………

……

schaken ………………………………………

……

………………………………………

……

bloeden ………………………………………

……

………………………………………

……

kijken ………………………………………

……

………………………………………

……

feesten ………………………………………

……

………………………………………

……

antwoorde

n

………………………………………

……

………………………………………

……

pesten ………………………………………

……

………………………………………

……

praten ………………………………………

……

………………………………………

……

Page 23: Spelling stappenboek 4

23

rondneuze

n

………………………………………

……

………………………………………

……

blazen ………………………………………

……

………………………………………

……

verven ………………………………………

……

………………………………………

……

nemen ………………………………………

……

………………………………………

……

staan ………………………………………

……

………………………………………

……

geven ………………………………………

……

………………………………………

……

Page 24: Spelling stappenboek 4

24

Werkwoorden 4

1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met

ja of nee.

We eten graag rodekool. …………

Een lolly is een lekker snoepje. …………

Met onze voetbalploeg hebben we gewonnen. …………

Je had beter moeten weten. …………

Met zijn nieuwe fiets rijdt hij heel vlug. …………

2. Kies bij elke zin tussen tegenwoordige of verleden tijd.

We gingen naar de bergen. …………

Ik ben bang van een hond. …………

Ga naar de deur. …………

Vroeger hadden wij geen stromend water. …………

Het was moeilijk om daar te blijven. …………

3. kleur het onderwerp geel. Pas dan de persoonsvorm correct

aan.

Mijn poes ( wachten ) …………………………………… aan de deur.

Ik ( zijn ) ………………………………… niet ziek.

De advocaat ( vragen ) ………………………………… om uitstel.

Wij ( komen ) ……………………………… binnen een uur aan in

Oostende.

Voor Kerstmis ( krijgen ) ……………………………… hij nieuwe

schaatsen.

Hoog in de lucht ( vliegen ) ……………………………………… een ballon.

In onze straat ( staan ) …………………………………… een oud huis.

’s Morgens ( eten ) ……………………………………… ik graag cornflakes.

Ik ( lezen ) …………………………………… dikwijls een boek in mijn bed.

Morgen ( beginnen ) ……………………………………… de vakantie.

Piet ( komen ) ……………………………………… te voet naar huis.

Deze mensen ( wonen ) ………………………………… in een klein dorp.

Vanaf z’n achttien jaar ( rijden ) ………………………………… Karel met

de auto.

Onze kippen ( leggen ) ……………………………………… geen eieren meer.

De koning ( wachten ) ……………………………………… op de komst van

de Japanse keizer.

Page 25: Spelling stappenboek 4

25

Is h

et

ee

n p

ers

oo

nsv

orm

?

ne

e

Do

e g

ew

oo

n

(ve

rle

ng

en

,

… )

Ja

No

em

vo

rm

Sta

m +

t

Sta

m

. D

e h

on

……

. b

laft

.

2.

Kla

as

zwa

ai…

.. n

aa

r zi

jn k

lasg

en

oo

t.

3.

On

s sk

ele

……

he

eft

206 b

ott

en

.

4.

Ik t

e…

… d

e d

ag

en

af.

5.

Ik v

in…

da

t e

en

pra

ch

tig

ge

sch

en

k.

6.

Ik h

eb

ee

n o

ntz

ett

en

……

pro

ble

em

.

7.

Hij

wo

r……

. la

ter

de

be

ste

klim

me

r.

8.

Da

t w

oo

rd e

ind

ig…

….

op

- ig

.

9.

He

eft

Lie

s ve

el te

ke

nta

len

……

. ?

10.

De

we

rel…

….

ga

at

vo

or

je o

pe

n.

Page 26: Spelling stappenboek 4

26

Werkwoorden 5

1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met

ja of nee!

Ze keken elke dag veel televisie. ………………

Mijn goudvis leeft al vier jaar. ………………

Vader leest elke avond zijn krant. ………………

2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd?

Wij zagen veel armoede in dat land. ………………

Wie vroeg daar iets? ………………

Die voetballer speelt fantastisch. ………………

Ik wens je heel veel geluk. ………………

3. Kleur het onderwerp geel. Vul de zin dan aan met de

correcte persoonsvorm.

Hij ……………………………………… ( spelen ) met de bal.

Ik ……………………………………… ( binden ) hem vast.

Hij ……………………………………… ( lopen ) snel weg.

Ik ……………………………………… ( wachten ) op de trein.

Ik ……………………………………… ( bieden ) hem 100 euro.

4. Extra : Kan je dit ook?

Vul aan met de juiste persoonsvorm. Kleur telkens het

onderwerp bij de persoonsvorm die je moet invullen geel.

Keizer …………………………………… ( wonen ) met zijn vader in een

vrijstaand huis aan de rand van het bos. Zijn vader

……………………………………… ( zijn ) hoedenmaker en

…………………………………

( hebben ) naast het huis zijn atelier. Keizer ………………………………

hebben zijn moeder nooit gekend, niet echt.

Zij …………………………… ( zijn ) toen hij nog geen jaar oud was uit

zijn leven en dat van zijn vader verdwenen. Op een avond

………………………………… ( zijn ) ze na het eten de deur uitgegaan…

Het is een mooie dag in het voorjaar en ze ………………………………

( willen ) nog even naar het strand. In haar eentje. Een

wandeling ………………………… ( maken ) en misschien nog even

………………………………… ( zwemmen ), als het water niet te

koud is. Ze is niet meer teruggekomen. “Ze …………………………

( zijn ) verdronken,” ……………………………… zeggen zijn vader

als Keizer er naar vraagt …

Page 27: Spelling stappenboek 4

27

Is h

et

ee

n p

ers

oo

nsv

orm

?

ne

e

Do

e g

ew

oo

n

(ve

rle

ng

en

, …

)

Ja

No

em

vo

rm

Sta

m +

t

Sta

m

1.

Ik r

ij …

……

ve

el t

e s

ne

l.

2.

He

t za

a …

… lig

t in

de

ba

k.

3.

Hij

an

two

or

……

.. v

erk

ee

rd o

p d

e v

raa

g.

4. ze

n …

….. je

mij

da

t e

-ma

iltje

?

5.

Ik v

in…

….

mijn

bo

eke

nta

s n

iet

teru

g.

6.

Op

a h

ee

ft e

en

ka

len

……

… h

oo

fd.

7.

Hij

wo

r …

….

Da

ar

ec

ht

zie

k v

an

.

8.

Die

vra

ag

is n

oo

it b

ea

ntw

oo

r …

……

… .

9.

Da

t is

go

ed

e r

aa

……

… .

10.

De

ma

n v

erl

aa

……

.. d

e g

eva

ng

en

is.

Page 28: Spelling stappenboek 4

28

Woordpakket 8

Schrijf correct en net over …

begrafenis

fantasie

normale

resultaten

staren

betekende

enorme

geschreven

opgegeten

tevreden

aangekomen

fototoestel

krokodil

meegenomen

veroveren

amuseren

huwelijk

juwelen

publiek

supermarkt

Verbetering …

Page 29: Spelling stappenboek 4

29

1. Zoek in de woordslang woorden uit het woordpakket en

schrijf ze op.

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………

2. Maak goede zinnen en schrijf ze op. Begin met het woord

met een hoofdletter.

betekende voor Dit bewijs geschreven heel de veel politie.

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

staren de Het publiek krokodil bleef maar naar.

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

de juwelen stelen tijdens De inbrekers de begrafenis.

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

sloeg bij zien het van De huwelijk fantasie van op hol

sommige dat mensen.

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

mijn Heb fototoestel jij supermarkt meegenomen de naar?

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

3. Welk pakketwoord hoort bij de tekening? Noteer het en

gebruik het in een goede zin.

…………………………………………………………

Page 30: Spelling stappenboek 4

30

Woordpakket 9

Schrijf correct en net over …

aangevallen

gabbers

karretje

rapport

aanleggen

bestemming

nachtmerrie

verstoppertje

binnenste

herinnerde

verschillende

vriendinnen

geschrokken

gewonnen

stoffig

dolgelukkig

raketten

mummie

ondertussen

sukkel

Verbetering …

Page 31: Spelling stappenboek 4

31

1. Zoek een woord uit het woordpakket dat op de volgende

woorden rijmt. schrijf het rijmwoord op.

gummi …………………………………………………

pukkel …………………………………………………

toestemming …………………………………………………

hoofdkussen …………………………………………………

zeemeerminnen …………………………………………………

trompetten …………………………………………………

2. Eén of twee medeklinkers? Schrijf het woord juist over.

l of ll aangevaen ……………………………………………………

aaneggen ……………………………………………………

verschiende ……………………………………………………

griezeverhaen ……………………………………………………

metaen ……………………………………………………

m of mm besteing ……………………………………………………

muie ……………………………………………………

auseren ……………………………………………………

kaelen ……………………………………………………

boterhaen ……………………………………………………

k of kk raetten ……………………………………………………

geschroen ……………………………………………………

dolgeluig ……………………………………………………

laens ……………………………………………………

suel ……………………………………………………

n of nn bienste ……………………………………………………

herierde ……………………………………………………

eorm ……………………………………………………

vriendien ……………………………………………………

beloing ……………………………………………………

3. Welke woorden staan er? Schrijf ze op.

s…………………………… t………………………… t……………………………

o………………………………

Page 32: Spelling stappenboek 4

32

Woordpakket 10

Schrijf correct en net over …

avonturen

gezellig

overvallers

bestuderen

ondersteboven

helaas

huppelde

pannenkoek

boterhammen

problemen

krokodillen

spinnenwebben

datum

supergrote

krukken

sterretjes

gaskamer

temperatuur

ontploffing

tenslotte

Verbetering …

Page 33: Spelling stappenboek 4

33

1. Maak een goede zin met de volgende woorden.

overvallers

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

onschadelijk

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

ondersteboven

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

2. De drukker heeft vlekken gemaakt. Welke woorden zitten

onder de vlekken verstopt? Schrijf ze over.

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

3. Vul de ontbrekende klinkers in. Schrijf daarna het volledige

woord nog eens over.

bstdrn ……………………………………………………

tmprtr ……………………………………………………

strrtjs ……………………………………………………

fkkls ……………………………………………………

hppld ……………………………………………………

4. Noteer alle woorden die je in deze woordslang herkent.

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

Page 34: Spelling stappenboek 4

34

Woordpakket 11

Schrijf correct en net over …

bankkaarten Bankkaarten Bankkaarten

blinddoek blinddoek blinddoek

handdoeken Handdoek handdoeken

oppas oppas

sneeuwwit sneeuwwit

teruggevonden teruggevonden

vannacht vannacht

villa villa

vissersschip vissersschip

weggelopen weggelopen

weggooien weggooien

goochelaar goochelen

goochelen goochelaar

loochenen loochenen

meegemaakt meegemaakt

veearts Vee arts

zeemeerminnen zeemeerminnen

programma programma

lotto lotto

tempo tempo

Verbetering …

Page 35: Spelling stappenboek 4

35

1. Eén of twee medeklinkers? Schrijf de woorden in de goede

kolom.

Er zitten achien supporters achter de doeijn.

De achteuit van onze nieuwe auto is gebroen.

Schilder jij het keldeaampje?

Loop nu toch eens recht voouit.

De veearts kwam onze dwereitjes verzorgen.

De kleuijke hanoeken zal ik apart wassen.

Vaacht werd de oasser van het kasteel overvallen.

Zijn banaarten waen gestoen.

Een eindje verder werd zijn portefeuille teruevonden.

Helaas, al het geld was verdween.

één medeklinker twee medeklinkers

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

…………………………………………………………

2. Puzzel je mee? Maak met twee stukken nieuwe woorden en

schrijf ze op.

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

Page 36: Spelling stappenboek 4

36

3. De woorddelen van elk woord zijn door elkaar geraakt. Kun

jij er weer goede woorden van maken? Schrijf ze op.

gram – pro - ma sers – schip - vis zend – hon – dui - derd

………………………………

……………

………………………………

……………

………………………………

……………

bie - zom no – ge – mee - men meer – nen – zee - min

………………………………

……………

………………………………

……………

………………………………

……………

Page 37: Spelling stappenboek 4

37

Schrijf correct en net over …

beloning

angstig

herinnering

belangrijke

kleding

gevangen

lading

languit

ontdekking

bedank

oplossing

rechtbank

richting

bedenken

plotseling

enkel

spanning

enkele

verkenning

zonsondergang

Verbetering …

Page 38: Spelling stappenboek 4

38

1. De delen van elk woord staan door elkaar. Maak er weer

goede woorden van en schrijf ze over.

sing – op – los

………………………………………………………………

ne – her – in – ring

………………………………………………………………

ken – ning – ver

………………………………………………………………

de – ga – ver – ring

………………………………………………………………

le – ke – en

………………………………………………………………

be – ken – den

………………………………………………………………

ter – slang – wa

………………………………………………………………

ring – ver – war

………………………………………………………………

se – plot – ling

………………………………………………………………

ke – be – rij – lang

………………………………………………………………

2. Welke pakketwoorden horen bij de tekeningen? Schrijf ze

op.

3. Maak de woordketting los en schrijf alle woorden op.

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

Page 39: Spelling stappenboek 4

39

4. Zoek bij elk woorddeel één woord met ng of nk dat niet in

het woordpakket staat. Schrijf het op.

ver- ………………………………………… uit- ……………………………….…

ge- ………………………………………… ont- …………………………………

af- ………………………………………… aan- …………………………………

be- ………………………………………… in- ………..…………………………

Page 40: Spelling stappenboek 4

40

Werkwoorden 6

1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met

ja of nee!

De kinderen knutselen graag. ……………………

Wij hebben veel buiten gespeeld. ……………………

Waarom weent Peter elke morgen aan de poort? ……………………

Veel eten kan gulzig lijken. ……………………

2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd?

Nu heb je zeventig knikkers. ……………………

De verdediging had het niet gemakkelijk ……………………

Tegenwoordig zijn veel mensen werkloos. ……………………

Droeg jij een jeans voor dat feest? ……………………

Loop eens wat harder! ……………………

3. Vul de zinnen aan. Gebruik indien nodig het

werkwoordschema.

De hond …………………………………………… ( verdwalen ) in het bos.

Het kind is bijna ………………………………………… ( verdwalen ).

Het weer …………………………………………… ( veranderen ) steeds.

Leo is erg …………………………………………… ( veranderen ).

Fatima ………………………………………… ( beloven ) haar vriendin € 50.

Zij heeft het toch ………………………………………… ( beloven )

Hilde ……………………………………………… ( bewaren ) de foto’s.

4. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen.

noemvor

m stam stam + t

hebben ………………………………………

……

………………………………………

……

zijn ………………………………………

……

………………………………………

……

laten ………………………………………

……

………………………………………

……

zeggen ………………………………………

……

………………………………………

……

doen ………………………………………

……

………………………………………

……

worden ………………………………………

……

………………………………………

……

bereiken ………………………………………

……

………………………………………

……

kiezen ………………………………………

……

………………………………………

……

Page 41: Spelling stappenboek 4

41

Naam :

…………………

………………………… Datum : …………………………… Nummer : ……

Is h

et

ee

n p

ers

oo

nsv

orm

?

ne

e

Do

e g

ew

oo

n

(ve

rle

ng

en

, …

)

Ja

No

em

vo

rm

Sta

m +

t

Sta

m

1.

Ka

rel v

err

aa…………

zijn

be

ste

vrie

nd

.

2. R

aa…………

hij

wa

ar

ze v

ers

top

t zi

jn?

3.

Jij

he

bt

go

ed

ge

an

two

or…

………

!

4.

Ve

ra w

or…

………

tw

intig

ja

ar!

5.

Hij

ke

ek v

erw

on

de

r…………

na

ar

ha

ar.

6. R

ij…………

je

to

t a

an

he

t st

atio

n?

7.

Hij

vin…………

zijn

pe

n t

eru

g.

8.

De

ma

n w

erd

ge

k v

erk

laa

r…………

.

9.

Ik w

or…

………

he

lem

aa

l ge

k!

10.

Hij

is v

ee

l v

era

nd

er…

………

.

Page 42: Spelling stappenboek 4

42

Woordpakket 13

Schrijf correct en net over …

alvast

drukte

ontdekt

internet

behalve

gasten

kletsnat

terugweg

bont

geritsel

luchtbel

totdat

wiskunde

gewerkt

macht

verderop

doordat

holte

minstens

burcht

Verbetering …

Page 43: Spelling stappenboek 4

43

1. Zet de woorden op het goede plankje.

minstens – totdat – ontdekt – verderop – gewerkt

……………………………………… ………………………………………

………………………………………

.

............................................ …………………………………………

2. Zoek de woorden. De letters staan door elkaar. Begin met

de letter die vet gedrukt staat.

t o h e l

………………………………

…………

c t u h b r

………………………………

…………

t l e t s k a n

………………………………

…………

3. Schrijf de zinnen over en onderlijn de woorden die in het

woordpakket staan.

De president had alle macht over zijn volk.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Wij vinden het niet zo leuk als mensen bont dragen.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Die gasten hoorden een vreemd geritsel in de kast.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Op de terugweg begon het pijpenstelen te regenen.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

Verderop hebben de jongens een burcht ontdekt.

…………………………………………………………………………………………………

………………………………………………

4. Op elke tekening staan twee delen van een woord. Schrijf

dat woord op.

Page 44: Spelling stappenboek 4

44

Woordpakket 14

Schrijf correct en net over …

alsmaar

doorstaan

kwartier

ontvoerders

bedroefd

geesten

liefde

spreekbeurt

bekeek

gemaakt

meteen

verwoest

bestuur

moordenaar

vooraleer

daarnet

kampeerplaats

onderzoek

weerwolf

hoorn

Verbetering …

Page 45: Spelling stappenboek 4

45

1. Zoek uit en maak zes woorden uit het woordpakket. Schrijf

ze op.

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

2. De woorddelen van dezelfde figuren vormen een woord.

Zoek de woorden en schrijf ze foutloos over.

........................................................................................................................................

...............

3. Maak drie verschillende goede zinnen met bedroefd,

daarnet, gemaakt.

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………

……………………………………………

4. Maak de slang los en schrijf de woorden apart op.

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

Werkwoorden 7

Page 46: Spelling stappenboek 4

46

1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met

ja of nee!

De mensen roddelen over hun nieuwe buren. ……………………

Ik ken hem al vele jaren. ……………………

Onze juf schrijft heel graag in de schoolkrant. ……………………

Waarom werd hij altijd geplaagd? ……………………

2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd?

Die man vond dat kind echt onbeleefd. ……………………

Wie komt ons afhalen? ……………………

Wanneer ging hij naar de dokter? ……………………

Ik wil niet lang blijven. ……………………

3. Vul de zin aan met de juiste persoonsvorm. Gebruik indien

nodig het werkwoordschema.

Ik ………………………………………………………… ( kopen ) een tuil rode rozen

voor mama.

Op school ………………………………………………… ( leren ) wij meten en

wegen.

Waar ……………………………………………………… ( halen ) die goochelaar

die konijnen?

……………………………………………… ( dragen ) jij deze wafels naar

grootvader?

Die man …………………………………………………… ( vrezen ) dat de wegen te

glad zijn.

Marie …………………………………………………… ( leren ) de kinderen

goochelen.

Die weg naar onze school ……………………………………………… ( worden )

verbreed.

Page 47: Spelling stappenboek 4

47

4. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen.

noemvorm stam stam + t

aarzelen ……………………………………

………

………………………………………

……

kijken ……………………………………

………

………………………………………

……

klappen ……………………………………

………

………………………………………

……

lopen ……………………………………

………

………………………………………

……

branden ……………………………………

………

………………………………………

……

wuiven ……………………………………

………

………………………………………

……

giechelen ……………………………………

………

………………………………………

……

gloeien ……………………………………

………

………………………………………

……

Page 48: Spelling stappenboek 4

48

Naam :

…………………

………………………… Datum : …………………………… Nummer : ……

Is h

et

ee

n p

ers

oo

nsv

orm

?

ne

e

Do

e g

ew

oo

n

(ve

rle

ng

en

, …

)

Ja

No

em

vo

rm

Sta

m +

t

Sta

m

1.

Mo

rge

n k

om…………

hij

nie

t m

ee

r.

2.

Mijn

om

a h

ee

ft e

en

sp

an

ne

nd

ve

rha

al v

ert

el…

………

.

3.

Die

ma

n b

ev

rij…

………

da

t d

ier

zon

de

r a

arz

ele

n.

4.

Hij

wo

r…………

me

t ve

el la

wa

ai b

inn

en

ge

bra

ch

t.

5.

Mijn

vri

en…………

ma

g n

iet

me

e o

p r

eis

.

6.

Hij

he

eft

vro

eg

er

ve

el t

on

ee

l g

esp

ee

l…………

.

7.

De

oo

rza

ak is

on

be

ke

n…………

.

8.

Wa

t b

ete

ke

n…………

dit p

icto

gra

m?

9.

Da

t p

aa

r…………

is

ge

vlu

ch

t.

10.

Op

bo

skla

sse

n h

eb

be

n w

e m

oo

ie m

om

en

ten

be

lee

f…………

.

Page 49: Spelling stappenboek 4

49

Woordpakket 15

Schrijf correct en net over …

begonnen

bedraagt

behulpzaam

besloten

bespeuren

bewusteloos

gebeten

gebieden

gedachten

geheugen

gelopen

geplaatst

geschiedenis

veranderde

vertrokken

verdwenen

vervelend

vernietigen

verscheen

verschrikt

Verbetering …

Page 50: Spelling stappenboek 4

50

1. Zet in de juiste kolom.

verhuizen – gevallen – geschiedenis – verdieping – behulpzaam – gelopen –

bespeuren – verschrikt – bespreken – vertrokken – gegrom – begonnen

begin gelijk verdriet

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

………………………………

…………

2. Maak telkens een zin met deze woorden.

gelopen :

…………………………………………………………………………………………………

verkeer :

…………………………………………………………………………………………………

bedrag :

…………………………………………………………………………………………………

3. Vul be, ge of ver in, zodat er telkens twee verschillende

woorden ontstaan.

zoek : ………………………… en ………………………………

liefd ………………………………… en ………………………………

vol ………………………………… en ………………………………

wacht……………………………… en ………………………………

loven……………………………… en ………………………………

zorgen : ……………………… en ………………………………

4. In deze zinnen komen fouten voor. Haal ze eruit en schrijf

de woorden correct op.

Op dit kasticket staat een bekeerd gedrag.

……………………………………… en ……………………………………

Die geroemde zanger vraagt verscherming aan de politie.

………………………………………… en ………………………………………………

Elke week verstellen onze buren beschillende pizza’s.

…………………………………………… en ………………………………………………

Een beheim gewaren is soms moeilijk. ………………………………………………

en ……………………………………………

Ik heb mijn oude barbiespulletjes bekocht.

………………………………………………

Page 51: Spelling stappenboek 4

51

Woordpakket 16

Schrijf correct en net over …

beleefd

benieuwd

levend

reuzenrad

dringend

misdaad

schoolhoofd

gebied

onbekend

vliegend

felrood

razend

voortdurend

brandwonden

hardste

hoofdprijs

raadsel

razendsnel

held

rechterhand

Verbetering …

Page 52: Spelling stappenboek 4

52

1. Welke woorden staan hier? Schrijf ze voluit.

onbeken ……………………………………………

raasel ……………………………………………

benieuw ……………………………………………

felroo ……………………………………………

harste ……………………………………………

dringen ……………………………………………

tijschrif……………………………………………

leeftij ……………………………………………

gebie ……………………………………………..

gougele ……………………………………………

2. Welk woord ontbreekt? Vul het in.

Ik los graag ………………………………………………………… op.

Met mijn ……………………………………………………… kan ik het mooist

schrijven.

Om acht uur is het voor mij …………………………………………………… .

Wij zijn ……………………………………………………… naar de nieuwe juffrouw.

De …………………………………………………… genezen heel goed, zegt de

dokter.

………………………………………………… vind ik een leuke sport.

Een rijpe tomaat is …………………………………………………… .

Piet kocht mooie, ………………………………………………… bloemen voor

Mieke.

3. Begin telkens bij het spinnetje en volg de lijn. Elke letter

die je tegenkomt, schrijf je op je leitje. Zo krijg je nieuwe

woorden die je hier nog eens voluit schrijft.

Page 53: Spelling stappenboek 4

53

Woordpakket 17

Schrijf correct en net over …

bouwden

goudmijn

houten

ijskoude

mevrouwen

oerwoud

ouderwets

trouw

tuinkabouter

akelige

griezelig

stekelig

ijverig

overige

hopelijk

slaperig

afzonderlijke

gevaarlijk

tamelijk

vasthouden

Verbetering …

Page 54: Spelling stappenboek 4

54

1. Maak er een heerlijk(e)-woord van. Let op : soms + lijk of

soms + elijk.

vriend : ……………………………………………………………………

afzonder : ……………………………………………………………………

tam : ……………………………………………………………………

gewoon : ……………………………………………………………………

hart : ……………………………………………………………………

smak : ……………………………………………………………………

eigen : ……………………………………………………………………

verschrikk : ……………………………………………………………………

le : ……………………………………………………………………

mog : ……………………………………………………………………

2. Er is een fout gebeurd : alleen de medeklinkers zijn

gedrukt! Zoek de woorden en schrijf ze op.

gdmn ……………………………………………………………

vsthdn ……………………………………………………………

bwdn ……………………………………………………………

drwts ……………………………………………………………

vrg ……………………………………………………………

3. Vind je het juiste woord? Kies uit de volgende woorden :

ouderwets – eenvoudig – schouwburg – landbouw – stekelig –

trouw

Die modellen zijn mooi, maar ………………………………………………………

gekleed.

Een verzamelwoord voor akkerbouw, veeteelt : …………………………………

Een plaats waar een toneel wordt opgevoerd is een

………………………………………………

Een egel voelt ………………………………………………… aan.

Iets dat uit de mode is, noemt men

………………………………………………………

In het huwelijk beloven man en vrouw ……………………………………… aan

elkaar.

4. Zoek het tegenovergestelde.

Kies uit : eenvoudig – buurvrouw – ouderwets – opbouwen –

kabouter

modern en ……………………………………………

buurman en ……………………………………………

reus en ……………………………………………

afbreken en ……………………………………………

ingewikkeld en ……………………………………………

Page 55: Spelling stappenboek 4

55

Woordpakket 18

Schrijf correct en net over …

applaus

benauwd

klauterde

nauwelijks

nauwkeurig

pauze

wenkbrauwen

bezem

bodem

stiekem

avond

vanavond

bevriend

bedtijd

donkerblond

onbewoond

adem

platteland

stomverbaasd

woedend

Verbetering …

Page 56: Spelling stappenboek 4

56

1. In elke broekspijp staat van boven naar onder een woord.

Schrijf ze op.

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

2. In sommige woorden ontbreekt een d of t. Schrijf die

woorden volledig op.

Op een mooie zomeravon ………………………………………… maakten we

een mooie wandeling op dat onbewoon …………………………………………

eilan …………………………………… We zagen daar vele zelzame

……………………………… planen …………………………………In de kran

……………………………………… had ik al eens gelezen over da

……………………… oerwou ………………………………………… op deze

onbekene ………………………………………… plaats. Heel wat biologen

hadden daar reeds een zoektoch ……………………………………

gehouden naar die zelzame ………………………………………… planen

………………………………… Nu was ik wel benieuw

…………………………………………… naar het resultaa

………………………………………… van hun onderzoek.

De aar …………………………………………………… van de bodem had een

grote invloe ………………………………………… op de groei van sommige

planten. Een bioloog uit België heeft alle vondsten op papier gezet en werd

daarmee heel beroem ……………………

Page 57: Spelling stappenboek 4

57

Woordpakket 19

Schrijf correct en net over …

gebracht

gezocht

kustwacht

verkocht

middernacht

zoektocht

opgelucht

terecht

achterkant

prachtige

zichtbaar

rechterkant

krachten

reusachtig

mochten

voorzichtig

opdrachten

wachters

juichte

vacht

Verbetering …

Page 58: Spelling stappenboek 4

58

1. Lees de woorden in de slang. Schrijf ze één voor één over.

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

2. Je kunt de woorden niet helemaal zien. Probeer ze toch te

lezen en schrijf ze dan op.

3. De heks heeft haar toverkracht gebruikt en tovert allemaal

woorden met cht te voorschijn. Schrijf ze zonder fouten

over.

Page 59: Spelling stappenboek 4

59

Woordpakket 20

Schrijf correct en net over …

besluit besluit

gemeentehuis gemeentehuis

kruiken kruiken

onweersbui onweersbui

ruimte ruimte

rusthuis rusthuis

schuiven schuiven

uitgeput uitgeput

uitgevonden uitgevonden

uitvoeren uitvoeren

gelukkig gelukkig

eeuwig eeuwig

triestig triestig

vijfentwintig vijfentwintig

onmogelijk onmogelijk

smakelijk smakelijk

werkelijk werkelijk

dagelijks dagelijks

vreselijks vreselijks

jarig jarig

Verbetering …

Page 60: Spelling stappenboek 4

60

1. Je krijgt een letter. Elke stip staat voor een letter. Noteer

het woord uit het woordpakket dat erbij hoort.

l : …………………………………………………………

t : …………………………………………………………

e : …………………………………………………………

k : …………………………………………………………

n : …………………………………………………………

r : …………………………………………………………

2. Schrijf de woorden uit het woordpakket in de juiste kolommen.

woorden net als uil rustige-woorden heerlijke-woorden

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

...........................................

..

3. Zoek alle werkwoorden uit het woordpakket en schrijf ze

over.

…………………………………………………………………………………………………

4. Zoek een synoniem en schrijf het op.

droevig …………………………………………………

plaats …………………………………………………

elke dag …………………………………………………

heel moe …………………………………………………

bejaardentehuis …………………………………………………

Page 61: Spelling stappenboek 4

61

Werkwoorden 8

1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met

ja of nee!

Wij eten elke dag verse groenten. …………………

Ik vraag niet veel. …………………

Mijn oma kan heel goed breien. …………………

Hij heeft de hele avond niets gezegd. …………………

2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd?

Het schip brak middendoor. ……………………

Mijn vader moet veel werken. ……………………

Zwom jij vorige week in dat vervuilde meer? ……………………

Ik ga naar de bioscoop. ……………………

3. Kleur het onderwerp geel. Vul de zin aan met de juiste

persoonsvorm. Gebruik indien nodig het werkwoordschema.

Voor Moederdag ……………………………………… ( maken ) ik een mooi

geschenk.

De postbode ……………………………………… ( leveren ) de pakjes aan huis.

Die kinderen ………………………………………… ( verstoppen ) zich in het bos.

………………………………………… ( werken ) jullie graag aan dat opstel?

Dat meisje ……………………………………… ( houden ) van honden.

Volgend jaar …………………………………… ( worden ) mijn op zeventig jaar.

………………………………… ( kopen ) jij voor mij vier bananen.

Page 62: Spelling stappenboek 4

62

Is

he

t e

en

pe

rso

on

svo

rm?

ne

e

Do

e g

ew

oo

n

(ve

rle

ng

en

, …

)

Ja

No

em

vo

rm

Sta

m +

t

Sta

m

1.

Wie

ee

……

….. e

en

kiw

i?

2.

Ik h

e…

……

tw

ee

ma

al g

eb

eld

……

… n

aa

r h

aa

r.

3.

Mijn

vri

en

……

… is

ha

rd g

eg

roe

i……

… .

4.

Din

a h

ee

ft v

ee

l g

eo

efe

n…

……

5.

De

ho

n…

……

ga

at

na

ar

ee

n h

ote

l.

6.

Je

an

two

or…

……

nie

t o

p m

ijn v

raa

g.

7.

De

ze z

an

ge

r is

be

roe

m…

……

.

8.

Lun

a le

es…

……

ve

el b

oe

ke

n.

9.

Mijn

ju

f v

erw

ac

h…

……

be

zoe

k.

10.

Ve

rge

et

je b

oe

ke

n n

ie…

…..

.