SPECIAL Bodemenergie - Techniplan...2018 7 afgekoeld water terug in de grond stopt. Het water kan,...
Transcript of SPECIAL Bodemenergie - Techniplan...2018 7 afgekoeld water terug in de grond stopt. Het water kan,...
1Tijdschrift Milieu, april 2018
Natte natuur, droge voeten
Milieu Dossier:
Klimaat-verandering en water-kwantiteit
Dweilen met de kraan open
November 2012, nr. 7 Water
April 2018, nr. 3
BodemenergieSPECIAL
Markt wordt meer en meer volwassen
Innovatief denken smaakt naar meer
Pijler voor duurzaam vastgoed
Kwaliteitsborging voor realisatie en beheer
2 Tijdschrift Milieu, april 2018
3Tijdschrift Milieu, april 2018
Beetje lastig om op deze plek te zeggen, maar ik heb eigen-lijk niet zoveel met bodem. Gek? Nee hoor. Bodem is voor de meeste mensen niet zo'n issue. Met water en lucht hebben we veel meer. Lucht vinden we fris, lekker warm, stralend blauw of een beetje bedompt. Dus je gaat wel een luchtje scheppen of een frisse duik in het water nemen. Maar bodem? De meeste mensen hebben er niet zoveel mee. Of toch?
Ik heb jarenlang waddenexcursies gegeven. Als je dan met mensen op de dijk stond, zag je ze denken 'wat een zandbak, ‘t zal mij benieuwen'. Mijn voldoening was altijd groot als ik ze tegen de tijd dat de vloed opkwam echt eraf moest sturen. Omdat ze maar bleven graven en zoeken. Bleek die zandbak toch veel meer leven te bevatten dan ze dachten....
Tuinieren is heel erg in. Ik heb dan ook mensen in mijn omgeving die lyrisch kunnen praten over een lekker rulle grond, met veel wormen. Een vriendin van mij is biologisch tuinder. Òf ze over haar bodem nadenkt! Hoe je die vitaal kunt houden, met de juiste wisselteelt, omspitten, groenbemes-ting enzovoort. Een andere vriendin is geoloog. Probeer daar maar eens een wandeling mee te maken zònder dat ze iets aanwijst; een gekke plooi, een interessant profiel, sporen in het landschap. En dan natuurlijk alle boeren en tuinders, die hebben echt wat met hun grond. Hoop je tenminste. Want ik vind het wel zorgwekkend om te lezen dat de vette klei van de Flevopolders nu al uitgeput blijkt: dat is toch wel roofbouw als je dat in nog geen vijftig jaar voor elkaar krijgt.
Mh, zo bezien houdt bodem eigenlijk wel meer mensen bezig dan je op het eerste gezicht dacht. Al blijft dat letterlijk opper-vlakkig. Het aantal mensen dat zich interesseert voor meer
Graven dan enkele tientallen centimeters diep is zeer overzich-telijk. Tot iedereen dit nummer van Milieu heeft gelezen. Wow. Echt nooit geweten dat het onder Nederland zo warm is. Op de diepte van 80 tot 20 meter tot wel 25 graden! Maar goed dat dat niet aan de oppervlakte komt, dan zouden we schaatsen op natuurijs helemaal kunnen vergeten.
De mogelijkheden voor uitwisseling met warmte en de opslag van koude en warmte, het blijkt allemaal eindeloos te zijn. Waarom is er dan niet al een bloeiende bedrijfstak geothermie en weten we daar allemaal van? Omdat er ook risico’s zijn, voor vervuiling en verstoring van grondwaterstromen. Of dat je in plaats van warmte iets anders aanboort, zoals olie of gas. Dat lijkt me op zich een meevaller voor de bedrijven die er geld insteken, maar kennelijk ligt dat anders. Belangrijkste risico is natuur-lijk die voor de winning van ons drinkwater. Dat is wel een dingetje… Heb je het liever koud of heb je liever dorst? Het blijkt in elk geval de moeite waard om naast zon en wind de bodem meer te gaan gebruiken voor onze energievoor-ziening. Want we hebben alle varianten nodig om in onze vraag naar warmte en stroom te voorzien. Alle elementen kunnen ons helpen. Licht: een zonnepaneel en boiler op je dak. Lucht: het benutten van de wind. Water, getijden en hoogteverschillen, al zal dat vooral buiten Nederland zijn. En dan de aarde, die ons zowel voorziet van lekker eten als van warmte.Wow, wat hebben we toch een gave planeet!
Vera Dalm, voorzitter VVM
4 Tijdschrift Milieu, april 2018
BodemenergieBodemenergie moet over vijf jaar in zestien procent van
onze duurzame energiebehoefte voorzien. Een flinke
uitdaging, maar haalbaar. Deze special, gemaakt in
nauwe samenwerking tussen SIKB, BodemenergieNL en
Rijkswaterstaat Bodem+, brengt de kansen en belem-
meringen in beeld. Er zijn bijdragen over onder meer de
verschillende vormen van bodemenergie, de voor- en
nadelen, technische innovaties, de geografische (on)
mogelijkheden, stimuleringsprocessen, kwaliteitsbor-
ging, lessen uit de praktijk en nog veel meer. Kortom, in
deze editie van Tijdschrift Milieu staat alles wat nodig
is om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden
van deze volledig duurzame energiebron.
SPECIAL
5Tijdschrift Milieu, april 2018
38 | Iedereen moet mee kunnen doen
Jan de Graaf
42 | Energie ligt voor het oprapen
Met energiewinning uit oppervlaktewater
is een grote duurzaamheidsslag te maken,
legt adviseur Rik Molenaar uit. “Het is een
slapende reus die alleen nog wakker gekust
moet worden.”
Henk Looijen
44 | Onderzoek haalt meer uit
bodemenergie
Norbert Cuiper
46 | Stapelbouw naar
Nul-op-de-meter
Leon van Bohemen
48 | Overheden vinden elkaar in
Utrechtse bodem
De samenwerking tussen de gemeente en de
provincie Utrecht levert winst op in regels,
rendement, tijd en ruimte.
Joost Agterhoek
18 | Innovatief denken smaakt
naar meer
Het slim combineren van alle systeemon-
derdelen verhoogt de potentie van bodem-
energie. Bij een Tilburgse nieuwbouwwijk
wordt die insteek in de praktijk gebracht.
Welke wijk volgt?
Toon van Engelen, William van Driel en
Bas Roestenberg.
20 | Pijler voor duurzaam vastgoed
Universiteit Utrecht wil alleen de nieuwe,
maar ook bestaande gebouwen aansluiten
op het WKO-systeem. Een hele klus.
Norbert Cuiper
23 | Column: Europa Inside
Bas Eickhout
24 | Naar een maatschappelijk
investeringsfonds
Jurgen van der Heijden en Hanneke Puts
26 | Oog voor kwaliteit
Aandacht voor de kwaliteit van bodemener-
giesystemen winst aan belang. Niet alleen
om de risico’s te beperken, maar ook om de
ondergrond doelmatig te gebruiken.
Henk Witte
28 | Column: Waterbed
Dwarsliggers
29 | Kantoren wacht fikse opgave
Paul Gerats
32 | Recent van de pers
- Drawdown
- The Routledge Companion
34 | Oude techniek, nieuwe kansen
Guido Bakema
36 | Monitoring WKO-installatie
cruciaal voor rendement
Theo van Oeffelt
16 | Bodemenergie heeft de wind mee
Nederland als Europees voorbeeldland voor
bodemenergie. Frans Rooijers, directeur
CE Delft acht het goed mogelijk. “Als duur-
zame energiebron heeft bodemenergie veel
potentie.”
Jan de Graaf
40 | Eindgebruikers zetten zich in
voor betere systemen
Opkrikken van het kennisniveau van
eigenaren is belangrijk om installaties
optimaal te laten presteren.
Wouter Wienk
6 | Kansen op een rij
Wat kan bodemenergie bijdragen aan de
Nederlandse energietransitie?
Joost Agterhoek
8 | Markt wordt meer en
meer volwassen
De markt wordt, gestimuleerd door
de toenemende vraag, meer en meer
volwassen”, constateert Frank Agterberg,
voorzitter van BodemenergieNL. “De
komende jaren verwacht ik een forse
versnelling.”
Jan de Graaf
10 | Kwaliteitsborging voor
realisatie en beheer
Alleen erkende bedrijven mogen aan de
slag met bodemenergie.
Arthur de Groof en Theo van Oeffelt
12 | Verdiepen in de bodem moet!
Joost Agterhoek
14 | Goede afstemming cruciaal
Arthur de Groof en Theo van Oeffelt
6 Tijdschrift Milieu, april 2018
Wat kan bodemenergie bijdragen aan de Nederlandse energietransitie? Om die
vraag te beantwoorden is eerst inzicht nodig in wat bodemenergie is en op welke
manier deze duurzame warmtebron kan worden benut.
Met ‘gratis’ omgevingswarmte en –koude
de gebouwde omgeving verduurzamen.
Warmte en koude uit de grond halen heeft
verschillende (duurzame) voordelen, stelt
Bodem+, een uitvoeringsorganisatie voor het
ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Energiekosten zijn terug te dringen, er is
minder ruimte nodig voor ketels en koelma-
chines en door een open WKO te combineren
met grondwatersanering is bodemveront-
reiniging kosteneffectief te verhelpen. Het
Startdocument Roadmap Bodemenergie,
opgesteld in opdracht van Economische
Zaken en Klimaat geeft bovendien aan dat
bodemenergie goed aansluit goed bij de
Nederlandse warmtevraag. Die bedraagt zo’n
1200 petajoule (PJ) en hiervan is 62 procent,
dus zo’n 750 PJ, in te vullen met laagwaardige
warmte die ondiepe bodemenergiesystemen
kunnen leveren. Er is nog wel een hele weg af
te leggen: eind 2015 was er 5,8 PJ (verdeeld in
3,8 PJ warmte en 2,0 PJ koude) gerealiseerd.
Diepe en ondiepe bodemenergieBodemenergie is te onderscheiden van
aardwarmte, waarbij het verschil in de diepte
van de boring en de bron zit. Aardwarmte,
oftewel geothermie, is een techniek die
met putten van tussen de 500 meter en 4
kilometer diep heet water omhoog pompt en
Kansen op een rijFo
to: M
ich
iel W
ijn
ber
gh
7Tijdschrift Milieu, april 2018
afgekoeld water terug in de grond stopt. Het
water kan, afhankelijk van de diepte van
de bron, 40 tot 120 graden Celsius bereiken.
Bodemenergie met bronnen tot 500 meter
wordt ook wel ondiepe bodemenergie
genoemd. Volgens de Wiki Bodemenergie
van branchevereniging BodemenergieNL
blijft de boring in de praktijk meestal
beperkt tot rond de 200 meter. De diepte
van de bron, alsook het type systeem, hangt
overigens ook samen met welke wet van
toepassing is en welke vergunningen nodig
zijn.
Verschil tussen WKO en BWWBodemenergie is dus een hernieuwbare
energiebron die uit de ondergrond te
winnen is, waarmee gebouwen gekoeld en
verwarmd kunnen worden. Hoe dat precies
gebeurt, verschilt per type bodemenergie-
systeem. Grofweg onderscheiden we open
en gesloten systemen, die ook wel bekend
staan als open warmte-koudeopslag (WKO)
en gesloten BodemWarmteWisselaars
(BWW).
Open systeemOpen systemen onttrekken met een warmte-
pomp warmte aan opgepompt grondwater.
Die warmte wordt gebruikt, koelt gaan-
deweg af en gaat dan weer terug de bodem
in. Tijdens de zomer kan dit afgekoelde water,
rond de 7 graden, eerst nog als passieve
koeling dienen. De temperatuur van de bron
(doorgaans tussen de 80 en 200 meter diep)
ligt veelal tussen de 5 en 25 graden en mag
volgens de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) en BodemenergieNL
maximaal 15 tot 20 graden zijn. Een open
WKO kan op verschillende manieren worden
uitgevoerd, afhankelijk van de vraag. Een
doubletsysteem kent aparte opslag van
warmte en koude, een monobron gebruikt
zoals het woord stelt één bron en een recir-
culatiesysteem gebruikt een vaste onttrek-
kingsbron en een vaste infiltratiebron.
Verder zijn zogeheten energiepalen, in feite
warmtewisselende heipalen en hogetem-
peratuurwarmteopslag (HTO), mogelijk als
open WKO-systemen.
Gesloten systeemGesloten systemen bestaan net als open
WKO’s in verschillende varianten, maar die
kennen een ‘vrijwel identieke’ werking: een
bodemsysteem ‘is in feite een grote warm-
tewisselaar’, stelt RVO. Door die warmtewis-
selaar wordt water rondgepompt, waar een
(niet giftig) antivriesmiddel bij is gedaan,
om warmte en koude uit de bodem te halen.
Dat betekent dat er bij gesloten systemen
geen direct contact is met het grondwater:
de warmtewisselaar werkt met een gesloten
leidingenstelsel in de grond. Is de bodem
warmer dan de rondgepompte vloeistof, dan
neemt het warmte op en andersom koelt
de vloeistof af. Het belangrijkste verschil
tussen gesloten BWW-systemen is of die
horizontaal of verticaal zijn. Horizontale
wisselaars liggen in de bovenste grondlaag,
onder de vorstgrens. Verticale bodemwarm-
tewisselaars worden doorgaans tot 20 of 50
meter geboord of dieper.
KeuzesWat is nu slimmer, een monobron, een
horizontale wisselaar, of toch een doublet-
systeem? De keuze voor open of gesloten
bodemenergievarianten hangt af van
waar de warmte en koude voor gebruikt
gaat worden. BodemenergieNL geeft in een
overzicht aan dat WKO doorgaans in grotere
energiebehoeftes voorziet dan verticale
BWW. Warmte-koudeopslag heeft volgens
de branchevereniging vaak een minimale
schaalgrootte van meer dan 2000 vier-
kante meter gebouwoppervlakte (zo’n 50
woningen) en een koelvermogen van meer
dan 100 kilowatt. Verticale bodemwarmte-
wisselaars zijn al toe te passen vanaf mini-
maal één woning. WKO wordt ook meer
gebruikt in de utiliteitsbouw, glastuinbouw
en woningbouw, waarbij verticale BWW
doorgaans toegepast wordt in de kleine
utiliteitsbouw en woningen.
Risico’sWarmte en koude uit de bodem halen
brengt echter ook risico’s met zich mee,
licht Bodem+ toe. Als systemen niet goed
worden aangelegd, kunnen bodemlagen
beschadigd raken en kunnen ‘milieu-
vreemde’ stoffen, zoals het antivriesmiddel
in een gesloten BWW, in de bodem terecht-
komen. En ook al is een open systeem
goed geplaatst, dan kan gebruik van het
grondwater de stand en stroming van dat
water veranderen, wat mogelijk impact
heeft op het grondwaterpeil en verontrei-
niging aan kan trekken. Goed beheer van
bodemenergiesystemen, geborgd door een
kwaliteitssysteem, kan deze risico’s zoveel
mogelijk voorkomen.
Voorbij de grenzen van een bronGrondwatersanering combineren met
bodemenergie is één van de mogelijkheden
om ‘voorbij de grenzen van een bron’ te
kijken en bodemsystemen functioneler en
rendabeler te maken. BodemenergieNL liet
op een recente themabijeenkomst andere
kansen zien voor WKO’s. Zo is een te kleine
bron bij een basisschool in Volendam
aangevuld met op de WKO aangesloten
zonnecollectoren, die zowel warmte als
zonlicht opvangen. Het resultaat van de
combinatie: de school gebruikt 93 procent
minder gas dan voorheen.
Gebiedsgerichte aanpakWKO’s gecombineerd met energieopwek-
king uit oppervlaktewater of gekoppeld aan
rioolthermie en thermische smart grids:
bodemenergie gebiedsgericht aanpakken
kan business cases verrijken en nieuwe
bronnen van financiering aanboren,
vertelde senior adviseur duurzame gebieds-
ontwikkeling Jurgen van der Heijden van
AT Osborne op de themabijeenkomst. Een
verdienmodel kan winstgevender worden
door meerdere bodemfuncties samen te
pakken en door die meerdere bodemfuncties
maken projecten kans op meer verschillende
subsidies of investeringen. Maar wil een
gebiedsgerichte aanpak slagen, dan moeten
bedrijven en overheden wel anders leren
samenwerken in de ondergrond, benadrukte
Van der Heijden: “Niet alleen jezelf maxima-
liseren en anderen wegdrukken.”
Joost Agterhoek
Joost Agterhoek ([email protected]) is redacteur bij F&B kennispartner in energie en milieu en energiebesparings-vakblad Ensoc Magazine.
8 Tijdschrift Milieu, april 2018
De betekenis van bodemenergie is lange tijd onderschat. “We hebben al een lange
weg gehad en nog een lange weg te gaan”, constateert Frank Agterberg, voorzitter
van BodemenergieNL. Wel ziet hij een kentering. “De markt wordt, gestimuleerd
door de toenemende vraag, meer en meer volwassen. De komende jaren verwacht ik
een forse versnelling.”
merk dat bodemenergie bij bestuurders en
beleidsmakers steeds beter in beeld komt.
Om te beginnen direct in het kader van de
energietransitie. Daardoor is er veel meer
aandacht voor rapporten zoals die
van CE Delft uit 2016, dat 25%
bodemenergie in 2050 voor-
spelt. Indirect belandt
het onderwerp meer en
meer op de bestuur-
derstafel als gevolg
van de toenemende
concurrentie om ruimte
in de ondergrond. Het is
van belang dat het gesprek
hierover in een vroeg stadium
plaatsvindt, te meer daar bodemenergie
helemaal niet hoeft te concurreren met
drinkwaterwinning of de aanleg van
ondergrondse infrastructuur zoals tunnels.
Integendeel, ze kunnen juist prima naast
elkaar bestaan. Het is dus niet óf óf, maar én
én. Warmte- en koudeopslag kán naast een
drinkwaterwinningsbron of in een andere
waterlaag in de bodem.”
Wat is in dit verband het belang van
de ‘Versnellingstafel bodemenergie en
geothermie’?
“Daar zie ik echt brood in. De versnellings-
tafel is op initiatief van het Ministerie van
EZK samen met de NVDE ruim twee jaar
van het eerste Nederlandse Energieakkoord
van 2013. Er waren destijds iets meer dan
1500 systemen en sindsdien zijn er zo’n 600
tot 700 stuks netto bijgekomen. Het doel van
20.000 open systemen medio 2020 gaan
we dus bij lange na niet halen.
Hieraan zie je dat we nog een
wereld te winnen hebben.
Voor een belangrijk deel is
de voorzichtige toename
van het aantal systemen
te wijten aan kennisge-
brek bij de overheden.
Wij merken voortdurend
dat wisselend enthousiast
wordt gereageerd op bodem-
energie. Zo wil men vaak niet dat er in de
bodem wordt geprikt vanuit de vrees dat
er een heleboel risico’s voor de ondergrond
aan vast zitten. Dit is onterecht, want de
branche heeft immers samen met die over-
heden een wettelijk verankerd kwaliteits-
borgingssysteem opgetuigd.”
Staat bodemenergie inmiddels wel voldoende
op het netvlies van de overheid?
“Het kan natuurlijk altijd beter, maar
vergeleken met enkele jaren geleden ben ik
zeker niet ontevreden. Lange tijd was de blik
van bestuurders vooral gericht op zon en
wind. Er is nu sprake van een verandering
ten goede, mede op basis van onze lobby. Ik
Wat is het belang van bodemenergie in de
energietransitie?
“Groot. Zo kan bodemenergie in maar liefst
een kwart van de warmte- en koelvraag
van woningen en gebouwen voorzien.
Opwekken hoeft, in tegenstelling tot zon
en wind, immers niet meer. De thermische
energie is er gewoon al.”
Waarom verloopt de ontwikkeling voor-
alsnog wat stroef?
“We hebben vooral te maken met een
onvoldoende spontane vraag uit grote delen
van de woningbouwmarkt en middelgrote
utiliteitsbouw, bijvoorbeeld kantoren,
winkelcentra en productiehallen. Dit is
een segment in de markt dat nog maar
kort bewust bezig is met verduurzamen en
sowieso nog maar nauwelijks bewust van
warmte- en koudevoorziening. Ik signaleer
hier een gebrek aan kennis van wat er op
de markt te koop is. Gevolg is dat een groot
deel van het marktsegment niet spontaan
langs komt met de vraag ‘ik wil graag
verduurzamen, doe mij een voorstel voor
een bodemenergiesysteem’.”
Bodemenergie NL zette zich in 2014 in om in
2020 circa 20.000 open (WKO-) bodemener-
giesystemen in Nederland gerealiseerd te
hebben. Wat is de tussenstand?
“De ambitie is geformuleerd naar aanleiding
‘Bodemenergie kan prima samen
met drinkwater winning en ondergrondse infrastructuur ’
Markt meer en meer volwassen
9Tijdschrift Milieu, april 2018
geleden van start gegaan, samen met vijf
soortgelijke tafels, gericht op het versnellen
van de energietransitie. Onze branche-
vereniging geeft mede invulling aan het
duiden en mobiliseren van kansen in de
markt. Doel van de versnellingstafel is,
naast het opzetten van concrete projecten,
het bevorderen van het marktbewustzijn
binnen de samenleving. Daarbij worden
partnerschappen aangegaan om de respec-
tievelijke segmenten te bewegen. Belangrijk
zijn met name partners in de installatie-
sector en vastgoedsector zoals Vereniging
Eigen Huis en de koepel van Corporaties
Aedes, zodat zij zich bewust worden van
de nu al economisch aantrekkelijke kansen
van bodemenergie. Zo liggen de kansen voor
installateurs als het ware voor het oprapen,
maar hiervan is men zich te weinig bewust.
Samen met de andere deelnemers aan de
versnellingstafel vindt nu serieus overleg
plaats hoe we bodemenergie kunnen
versnellen. Dan kun je denken aan stimu-
leringssubsidies, maar dat hoeft niet. Het
opzetten van financieringsconstructies kan
bijvoorbeeld ook een goede stimulerings-
maatregel zijn. Er is immers voldoende ‘geld
op zoek naar projecten’.”
Wat beoogt Bodemenergie NL?
“BodemenergieNL is dè belangenvereniging
voor de bodemenergiebranche: ontwerpers,
boorders, installateurs en exploitanten. Ons
doel is de markt van bodemenergie helpen
bestendigen en vergroten, onder meer door
het organiseren van de technische kennis
die ten grondslag ligt aan kwaliteit in de
markt. Wij lobbyen zodat de techniek de
kans krijgt zijn waarde te bewijzen. Een
mooi voorbeeld is de manier waarop wij
werken aan de eerdergenoemde kwaliteits-
borging. Samen met verschillende andere
partijen kijken we naar zowel de kwaliteits-
zorg voor de bodemals naar de installaties
bovengronds.”
Zijn er nog kennislacunes?
“Het kennisniveau is bijzonder hoog in
ons land, maar je raakt nooit uitgeleerd.
Je kunt altijd efficiënter met de bodem
omgaan en een systeem aanleggen kan
altijd beter of met hoger rendement.
Warmtepompen die de bodemwarmte
op gewenste temperatuur brengen voor
verwarming en warm tapwater worden
ook steeds verder verbeterd. Al vanaf de
oprichting steekt BodemenergieNL dan
ook veel energie in het delen van kennis.
Met name het verder ontwikkelen van
de technieken van aanleg van systemen,
waaronder het aanpassen op aard en
gebruik van het gebouw of proces, is een
belangrijk onderdeel van het met elkaar
schakelen binnen onze branchevereni-
ging. Dit gebeurt onder meer via een secto-
rale werkgroep en een multi stakeholder
kennisplatform. Voor dat platform hebben
we zowel overheden als kennisinstel-
lingen en universiteiten gevraagd om
gezamenlijk de kennislacunes te defini-
eren, met als vervolgstap het opzetten
van gezamenlijke projecten om te komen
tot antwoorden. Al die partijen doen dus
eerst mee als kennisbrenger en vervolgens
weer als afnemer. Dit laatste moet ervoor
zorgen dat bedrijven gebruik gaan maken
van de nieuwe ontwikkelde kennis. Om
die reden organiseren we ook zelf bijeen-
komsten en geven we cursussen. We doen
er echt van alles aan om ervoor te zorgen
dat actuele kennis in de juiste vorm op de
juiste tijd en plaats komt.”
Hoe zijn uw verwachtingen voor de
komende jaren?
“Het bewustzijn van het belang van de
verduurzaming van onze energievoorzie-
ning wordt met de dag groter. Toch wil dat
niet zeggen dat de markt uit zichzelf over-
gaat op de beste opties – waartoe bodem-
energie behoort. We zullen flink aan de weg
moeten blijven timmeren om de vraag meer
en meer op gang te houden. De markt is
weliswaar nog niet optimaal, maar je merkt
aan alles dat daar verandering in komt. Ik
verwacht dan ook dat de ontwikkeling van
bodemenergie de komende jaren in een
welverdiende stroomversnelling komt.”
Jan de Graaf
Foto
: Bo
dem
ener
gie
NL
Frank Agterberg: “Bodemenergie is er gewoon al”
10 Tijdschrift Milieu, april 2018
Bij de aanleg van een bodemenergiesysteem
kan veel misgaan. Dat kan niet alleen ten
koste gaan van het uiteindelijke rendement,
maar ook milieuschade in de ondergrond
veroorzaken. Daarom mogen alleen erkende
bedrijven zich op deze markt begeven.
OndergrondDe Stichting Infrastructuur Kwaliteits-
borging Bodembeheer (SIKB) is een van
die schemabeheerders. SIKB beheert voor
wat betreft de bodemenergiesystemen het
schema dat de werkzaamheden aan het
ondergrondse deel betreft. In dit geval is
Kwaliteitsborging voor realisatie en beheerAlleen erkende bedrijven
mogen aan de slag met
bodemenergie. Dat geldt
zowel voor het ontwerp
en detailengineering als
voor realisatie en beheer
van de systemen.
dat een schema dat procesgerelateerd is; het
borgt de kwaliteit van de werkzaamheden
aan bodemenergiesystemen.
Bedrijven die werkzaamheden aan het
ondergrondse deel van een bodemener-
giesysteem uitvoeren, moeten beschikken
over een erkenning op grond van BRL SIKB
11000, 'Ontwerp, realisatie en beheer en
onderhoud ondergronds deel bodemener-
giesystemen'. In dit certificatieschema
wordt de vereiste vakbekwaamheid van de
uitvoerende bedrijven omschreven, evenals
het gebruik van de juiste informatie en van
de correcte werkmethoden. Het schema
Foto
: Mic
hie
l Wij
nb
erg
h
11Tijdschrift Milieu, april 2018 11
de juiste gegevens tussen de verschillende
bedrijven die aan het systeem werken. Deze
informatie is beschreven in de zogenoemde
communicatieprotocollen. Die zijn opge-
nomen in zowel BRL 6000-21 als in BRL SIKB
11000, zodat elke betrokkene precies weet
welke informatie hij op welk moment aan
de anderen moet verstrekken.
Een communicatieprotocol is belangrijk
voor onder meer de definitieve selectie
van een systeemconcept. Leent
de bodem zich voor bodem-
energie en welk type
bron is er mogelijk? Een
informatiebehoefte
van de ontwerper is
bijvoorbeeld de natuur-
lijke bodemtempera-
tuur. Dat is van belang
bij het ontwerpen van
een zogenoemde recircu-
latievariant, maar ook als de
aanvoertemperatuur afhankelijk is van
de brontemperatuur.
Vergunningverlening en toezichtOok werk door de overheid moet met
kwaliteit worden gedaan. SIKB heeft
daarom in nauwe samenwerking met
vergunningsverleners en toezichthou-
ders bij provincies en gemeenten hand-
reikingen ontwikkeld. Hierin zijn alle
wettelijke aandachtspunten verwerkt.
De BesluitvormingsUitvoeringsMethode
(BUM) geeft de wettelijke bepa-
lingen weer voor een beoordeling,
leidend tot een beschikking. De
HandhavingsUitvoeringsMethode (HUM)
doet hetzelfde voor de bepalingen waar
een instantie toezicht op uitoefent. Een
HUM is een richtlijn voor het omgaan met
meldingen, het houden van toezicht
en het zo nodig handhavend
optreden. Voor bodem-
energie is zowel een BUM
als een HUM beschik-
baar. In de BUM en
HUM zijn de wettelijke
bepalingen geordend
volgens het werkproces
en van een praktische
toelichting voorzien.
Het lijkt heel wat zo, maar kwaliteit kan
alleen worden geborgd als er voor elke
belangrijke stap in de keten iets gere-
geld is. Met een goede samenwerking en
vakkennis zorgen we ervoor dat de kwali-
teit in elke belangrijke stap van de keten
geregeld is.
Arthur de Groof en Theo van Oeffelt
‘Alle informatie die u nodig heef t
over bodemenergie vindt u op
www.SIKB.nl’
regelt ook een goede afstemming tussen
de diverse betrokken deskundigen, zoals de
energiedeskundige, de installatietechnisch
ontwerper, de installateur en de bodem-
kundig adviseur.
De technische uitvoeringseisen zijn vast-
gelegd in protocol 11001. Een voorbeeld
van een eis uit dit protocol is: ‘Ontwerp
gesloten systeem afgestemd op energiecon-
cept bovengrondse installatie’. Het toet-
singskader is in dit geval: ‘Aan de eis wordt
voldaan indien energieconcept rekening
houdt met het verdampervermogen van de
warmtepomp, het koelvermogen, de duur
van de pieklasten, de jaarlijkse warmte- en
koudevraag en de temperatuurniveaus van
het energiesysteem’.
Voor het realiseren van een bodemenergie-
systeem zijn boringen nodig. Het bedrijf dat
deze boring(en) plaatst, dient erkend te zijn
op grond van BRL SIKB 2100, 'Mechanisch
boren'. De technische uitvoeringseisen
die gelden bij deze BRL zijn vastgelegd in
protocol 2101. Dit protocol bevat eisen aan
onder meer het gebruikte werkwater, het
afdichten van de doorboorde ondoorlatende
lagen en het registreren van uitgevoerde
boorwerkzaamheden.
Onderlinge afstemmingHet werk aan het bovengrondse deel, zoals
het plaatsen van de ‘pomp’, ook wel de
‘energiecentrale’ genoemd, heeft een ander
karakter dan het werk aan het onder-
grondse deel. Het wordt ook meestal door
andere bedrijven gedaan. Daarom zijn de
eisen hieraan opgenomen in een ander
schema, dat wordt beheerd door de stich-
ting Kwaliteit voor Installaties Nederland
(KvINL).
De installatie in het gebouw, de boven-
grondse energiecentrale en het onder-
grondse deel, wel eens de ‘thermosfles’
genoemd, vormen uiteindelijk een geheel.
Daarom is onderlinge afstemming van de
verschillende onderdelen van het systeem
cruciaal. Dat begint met het uitwisselen van
SIKB
SIKB is een netwerkorganisatie waarbinnen overheid en
bedrijfsleven samen praktijkgerichte kwaliteitsrichtlijnen
maken voor bodem, water, archeologie, bodembescher-
ming en datastandaarden. Doel is kwaliteitsborging
en -verbetering bij marktpartijen en overheden in hun
verschillende rollen: als opdrachtgever, vergunningver-
lener en toezichthouder. SIKB beheert daartoe een breed
spectrum aan certificatieschema’s waarvoor Centrale
Colleges van Deskundigen (CCvD’s) zijn opgericht. Voor elk van de werkvelden stelt het
CCvD certificatieschema’s en de bijbehorende kwaliteitsrichtlijnen op.
De richtlijnen scheppen duidelijkheid voor opdrachtgever, opdrachtnemer en toezicht-
houder. BRL SIKB 11000 bijvoorbeeld vormt de inhoudelijke basis voor de erkenning van
een bedrijf waarmee deze de ondergrondse werkzaamheden bij gesloten en open bode-
menergiesystemen in Nederland mag uitvoeren. De erkenningen zelf worden verstrekt
door Rijkswaterstaat Bodem+.
12 Tijdschrift Milieu, april 201812
Bodemenergie vergt van ontwerp tot gebruik de
nodige kennis en kunde. Waar zijn lessen in warmte
en koude uit de ondergrond te leren? En wat is het nut
en de noodzaak van kennisontwikkeling?
Installatietechniek, geologie, energie. Er
komt heel wat kijken bij aanleg en onder-
houd van warmte-koudeopslagsystemen
(WKO). Wat het verschil is tussen een
open en gesloten WKO, een doublet of een
monobron, kunt u elders in deze special
Verdiepen in de bodem moet!
lezen. Maar voor het doorgronden van
verdienmodellen, onderhoudsplannen
en installatie van ondiepe bodemenergie
zal de milieuprofessional dieper moeten
graven. Gelukkig bestaan er verschil-
lende cursussen en opleidingen om de
WKO-kennis verder te ontwikkelen,
zowel voor ontwerpers van bodemener-
giesystemen als gebouwbeheerders en
energieprofessionals.
OpleidingsaanbodIn bodemenergieprojecten komen verschil-
lende disciplines en kennisgebieden
samen. Opleidingen en cursussen over
WKO’s benaderen deze onderdelen dan ook
verschillend. Hoewel WKO als verduur-
zamingstechniek bij diverse training- en
scholingsinstituten terugkomt, zijn er
maar weinig partijen die deze vorm van
Foto
: Gro
nd
bo
orb
edri
jf H
ait
jem
a
13Tijdschrift Milieu, april 2018
duurzame energie centraal stellen in hun
opleidingsaanbod. EnergieOpleidingen,
onderdeel van EnergieMedia, doet dit wel
in haar eendaagse cursus Prestatiegerichte
WKO-exploitatie. Onderdeel van de cursus
zijn onder andere WKO-praktijkcases, pres-
tatiecontracten en het wettelijke kader van
bodemenergie.
Betere prestatiesWKO-eigenaren en -beheerders, maar
ook facility managers, energie- en
duurzaamheidscoördinatoren en vast-
goed- en gebouwbeheerders, leren in de
EnergieOpleidingen-cursus hoe WKO’s te
optimaliseren zijn. Meer kennis van de
systemen, het onderhoud en de optima-
lisatie kan bijdragen aan betere presta-
ties, die op de lange termijn te borgen
zijn in prestatiecontracten. Zo kunnen
ketenpartners ‘weer samenwerken in
plaats van tegenover elkaar te staan’ stelt
EnergieOpleidingen op haar website.
Betere prestaties van WKO’s is ook het
thema van de eendaagse ‘Cursus WKO:
prestaties gegarandeerd?’ van adviesbureau
DWA. Wel kent deze training een andere
doelgroep: DWA richt zich op concept- en
projectontwikkelaars, projectmanagers en
-leiders, werkvoorbereiders en calculators,
legt het duurzame adviesbureau online uit.
In de cursus wordt voor deze professionals
uit de doeken gedaan waarom WKO’s een
relevante keuze zijn in bouwprojecten, wat
een warmte-koudeopslagsysteem met zich
mee brengt en waar op gelet moet worden
in de uitvoering.
Van basiscursus tot specialisatieMilieuprofessionals die zich minder willen
toeleggen op WKO’s in de breedte en meer
in de diepte, kunnen bij BodemenergieNL
terecht. Deze vereniging voor bodemener-
giesystemen in Nederland biedt verschil-
lende opleidingen aan over de aanleg en
regeltechniek van bodemenergiesystemen.
Het aanbod varieert van basiscursussen
voor ontwerpers en installateurs tot
specialisaties in regeltechniek, ontwerp
en realisatie en exploitatie van systemen.
Bodemenergieprofessionals kunnen
cursussen uit de leergang Bodemenergie
stap voor stap doorlopen, van de basis- tot
verdiepingscursussen.
WijzigingsbesluitEr gelden verschillende erkenningen voor
de partijen die zich met het gebouw, de
ondergrond en de boring rond WKO’s bezig-
houden, stelt netwerkorganisatie SIKB. Dat
alles is vastgelegd in het Wijzigingsbesluit
Bodemenergie. Certificering van bodem-
energieprojecten en opleidingen die op deze
criteria aansluiten zijn noodzakelijk, vindt
uitvoerend secretaris bij BodemenergieNL
Willem Hooijkaas. “Een misser kan immers
grote milieutechnische gevolgen hebben.
Om bodemenergie de ruimte te geven en
tegelijkertijd het milieu in stand te houden, is
het Wijzigingsbesluit Bodemenergie ontwik-
keld. We halen bijvoorbeeld ons drinkwater
uit de bodem, dat moet veiliggesteld zijn. Het
wijzigingsbesluit kent uitgangspunten die
garanderen dat bodemenergie milieutech-
nisch veilig is, waarbij waar nodig verwezen
wordt naar relevante BRL’s.”
Het opleidingsaanbod van BodemenergieNL
baseert zich op actuele normen voor bodem-
energie, vastgelegd in het wijzigingsbesluit
en uitgewerkt in het SIKB-protocol voor de
ondergrond.
RichtlijnenOm de veiligheid van WKO-systemen
te borgen, mogen sinds 2014 alleen nog
bodemenergiesystemen aangelegd worden
door bedrijven die het ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat erkent. Erkende
bedrijven dienen een certificaat voor
relevante beoordelingsrichtlijnen (BRL) te
behalen. Overheid en bedrijfsleven werken
binnen de netwerkorganisatie SIKB aan deze
richtlijnen. Op die beoordelingsrichtlijnen
wordt weer het SIKB-protocol voor de onder-
grond gebaseerd, dat ‘vooral een beschrijving
van vaak technische eisen aan specifieke werk-
zaamheden’ is, stelt SIKB op haar website. Voor
open systemen baseert BodemenergieNL haar
opleidingen op onder andere de ISSO 39 en voor
gesloten systemen op ISSO 72 en 80.
Integraal ontwerpenHet nut en de noodzaak van gecertificeerd
opleiden voor bodemenergie hangt samen met
de kern van bodemenergie. “Een goed ontwerp”,
vindt Hooijkaas. “Het is een bron van duurzame
energie, maar het bodemenergiesysteem dat
die bron onttrekt moet ook duurzaam zijn in
ontwerp, beheer en prestatie. Daarom is het
nodig om integraal systemen te ontwerpen en
rekening te houden met al die facetten, zodat
systemen daadwerkelijk de duurzame energie-
prestaties leveren die ze kunnen leveren.”
Kennis en kunde ontwikkelenOm het belang van het totaalplaatje in
bodemenergie te onderstrepen, werkt
BodemenergieNL samen met andere organisa-
ties aan cursussen voor ontwerpers, beheerders,
gebruikers en overheden. Die partnerorganisa-
ties variëren van installateurs tot beheerders.
Monitoring is bijvoorbeeld een perfecte oplos-
sing om projecten te optimaliseren, maar daar
moet het initiële ontwerp wel rekening mee
houden, legt Hooijkaas uit. Hij wijst er in dit
verband op dat het return-on-investment nauw
samenhangt met projectkennis. “Het is van
belang om ervoor te zorgen dat bodemenergie-
systemen in de praktijk ook doen waar ze voor
ontworpen zijn. Daarom moeten alle betrokken
partijen kennis en kunde ontwikkelen.”
Joost Agterhoek
Joost Agterhoek ([email protected]) is werkzaam bij Vereniging Bodemenergieen verbonden aan F&B, kennispartner in Energie & Milieu
Meer leren?
Voor milieuprofessionals die nieuwsgierig zijn geworden naar WKO-rendementen, duur-
zaam projectontwerp en wet- en regelgeving in de ondergrond, hier meer informatie
over de verschillende cursussen en opleidingen:
- Cursus WKO: prestaties gegarandeerd? van adviesbureau DWA: dwa.nl/cursuswko;
- Cursus Prestatiegerichte WKO-exploitatie van EnergieOpleidingen: energieoplei-
dingen.nl/course/prestatiegerichte-wko-exploitatie;
- Cursussen van BodemenergieNL: bodemenergienl.nl/actueel/cursus.
14 Tijdschrift Milieu, april 2018
“Bodemenergie is eigenlijk onontkoombaar”,
stelt Rik Molenaar adviseur bij Techniplan
Adviseurs, vast. Molenaar is gespecialiseerd
in onder meer duurzame energieopwekking
en bodemenergiesystemen, van haalbaar-
heidsstudies tot ontwerp en beheer. “Dat
geldt met name bij gebouwen met een
bruto vloeroppervlak van meer dan 20.000
m2, zo blijkt uit een onderzoek van het
Rijksvastgoedbedrijf’. Marette Zwamborn,
senior-adviseur bij KWA Bedrijfsadviseurs,
ziet eveneens een zonnige toekomst
weggelegd voor bodemenergie. Zwanborn
is ervaren in het inbrengen van kennis van
geohydrologie en bodemenergie in de indus-
trie, gebouwde omgeving en glastuinbouw.
Boven en ondergrond samenZwamborn en Molenaar zitten op verzoek
van SIKB samen aan tafel voor deze special.
Molenaar met name vanwege zijn kennis
betreffende de bovengrondse aspecten van
warmtekoudeopslag, Zwamborn voor haar
expertise in het ondergrondse deel. Beide
experts tonen zich zeer optimistisch over de
toekomst van bodemenergie. Enkele jaren
geleden concludeerde de Omgevingsdienst
Noordzeekanaal nog dat van alle
WKO-installaties in Nederland zo’n 70 tot 80
procent niet goed of optimaal functioneert.
Intussen is er veel verbeterd. Molenaar
haalt onderzoek van de Omgevingsdienst
Haaglanden en van het Rijksvastgoedbedrijf
aan, dat uitwijst dat de eerdergenoemde
percentages nu staan voor juist een prima
functioneren. Plus dat 80 procent van de
aangelegde systemen tot een lagere energie-
rekening leidt. “Bodemenergie is bij reno-
vatie een stuk goedkoper dan het isoleren
van een heel gebouw.”
Op haar beurt geeft Zwamborn aan dat de
afgelopen tijd ook op andere terreinen winst
is geboekt. “Een WKO-installatie levert op
termijn nu een beter rendement op. Ook is
de overlast veel minder dan enkele jaren
geleden. Daar staat tegenover dat de zoge-
naamde versnellingstafel van RVO dat bij
kleinere gebouwen, van minder dan 10.000
m2 bruto vloeroppervlak, de investerings-
kosten voor een bodemenergiesysteem nog
hoog zijn, waardoor een luchtwarmtepomp
ook aantrekkelijk is. Want het boren voor het
ondergronds systeem blijft vooralsnog een
dure investering.”
Regeldruk hinderpaalBeiden komen met een hele trits aan
voordelen van een WKO-systeem. Een
luchtwarmtepomp slijt sneller, zeker door
de weersinvloeden waarmee het buiten het
Goede afstemming cruciaal
De resultaten van warmtekou-
deopslag verbeteren voortdu-
rend. Ook de kwaliteitsborging
is ondertussen goed geregeld
en nieuwe ontwikkelingen
vergroten de kansen voor bode-
menergie. Marette Zwamborn
en Rik Molenaar zijn dan ook
overtuigd van de zonnige
toekomst die bodemenergie
wacht. Alleen de enorme regel-
druk vormt een belangrijk
obstakel. Het ontbreekt aan
afstemming.
Foto
: Tec
hn
ipla
n A
dv
iseu
rs
Rik Molenaar: “Ik tel al gauw zes verschil-lende loketten”
15Tijdschrift Milieu, april 2018
gebouw te maken krijgt. Het ruimtebeslag
van een WKO-installatie is gering, zeker
vergeleken met een luchtwarmtepomp die
juist veel ruimte vergt. Een WKO-installatie
hoor je niet en zie je vrijwel niet, op een
kleine kast na. De levensduur is meer dan
dertig jaar. Het vraagt veel minder elek-
trisch vermogen. En het is een systeem
dat veel stabieler is, door de ondergrondse
opslag.
Maar dan neemt het gesprek een andere
wending. De lucht betrekt als het ware. Dat
komt door de vraag wat een verdere uitrol
belemmert. Wat tegenzit is de regeldruk.
Of beter gezegd, de verschillende regelge-
vingen en bevoegde gezagen, die zich met
de vergunningen bezighouden. Dat zijn
er veel, blijkt. Molenaar telt al gauw zes
verschillende loketten waarlangs gegaan
moet worden. “Je hebt te maken met het
provinciaal beleid, de omgevingsdienst, het
waterschap, een MER-toets, de gemeente
en soms de ILT, de Inspectie Leefomgeving
en Transport. Terwijl bij een luchtwarmte-
pomp alleen het bouwtoezicht is betrokken”.
De Omgevingswet gaat dat alleen maar
verergeren, verwacht Zwamborn. “Al die
verschillende overheden gaan hun eigen
bevoegdheden afbakenen. Nu al zitten er
veel verschillen in de aanpak en het beleid.
Ik vrees straks een steeds dichter wordend
woud aan regelgeving. Daar hebben de
bedrijven nu al veel last van en dat kan met
de Omgevingswet nog lastiger worden.”
Afstemming in kwaliteitsborging Op de vraag of certificering echt tot kwali-
teitsverbetering heeft geleid, antwoorden ze
positiever. Beide zijn het erover eens dat de
verschillende beoordelingsrichtlijnen (BRL-
en) en het maken een goed ontwerp voor
aanleg, beheer en onderhoud de praktijk
ondersteunen. BRL 6000-21 voor het boven-
grondse deel, zeg maar de energiecentrale,
en BRL SIKB 11000 voor alles wat onder-
gronds gebeurt.
“Er is – los van de certificering – sowieso
een grote slag gemaakt”, zegt Zwamborn.
“Met name op het gebied van het onder-
houd en het beheer. De certificeringseisen
helpen daarbij. Want zowel bij uitvoerende
bedrijven als hun klanten is het besef
gekomen dat oplevering van een bodem-
energiesysteem stap één is, maar dat de
vervolgstappen, monitoring en onderhoud,
minstens zo belangrijk zijn.” Molenaar
wijst erop dat er tevens goede aansluiting
is gevonden bij de kwaliteitseisen voor
het ondergrondse deel, gevat in de BRL
SIKB 11000, voor bodemenergiesystemen.
“Dat heeft onder meer betrekking op het
uitwisselen van gegevens bij het ontwerpen
van bodemenergiesystemen. Voor de BRL
6000-21 is besloten om voor de ontwerpta-
bellen uit de vorige BRL-versie te verwijzen
naar diverse ISSO-publicaties, waarin
communicatieprotocollen zijn vastgelegd.”
Elders in deze uitgave wordt hierop nader
ingegaan.
Integrale aandachtWil een WKO-installatie optimaal renderen,
dan is het zaak de installatiedeskundigen
in een zo vroeg mogelijk stadium bij het
ontwerp en de realisatie van een gebouw
te betrekken. En ook daarvoor zijn commu-
nicatieprotocollen opgesteld. Die moeten
bijdragen aan een integraal ontwerp,
waarbij de gehele bouwketen is betrokken.
“Er is bijvoorbeeld veel geleerd van vroeger
gemaakte faalkosten”, zegt Zwamborn.
“Omdat alle stappen in het ontwerp, bouw
en beheersproces door de BRL-en expli-
ciet zijn gemaakt, resulteert dat in betere
afstemming en betere documentatie. Het
vakmanschap is verbeterd door opleidingen
en diplomering die verplicht is gesteld in
de BRL.” “Dit heeft de sector buitengewoon
professioneel opgepakt”, vult Molenaar aan.
Hij wijst op nog een belangrijke ontwik-
keling, namelijk de eisen die sinds kort
gelden voor bijna energieneutrale gebouwen
(BENG). “BENG betekent dat voor alle
nieuwbouw de vergunningaanvragen
vanaf 1 januari 2020 moeten voldoen aan
de eisen die voortvloeien uit zowel het
Energieakkoord voor duurzame groei als uit
de Europese richtlijn EPBD. Dit vergroot de
kansen voor alle duurzame energiebronnen,
met inbegrip van bodemenergie.”
Arthur de Groof en Theo van Oeffelt
Foto
: Mic
hie
l Wij
nb
erg
h
Foto
: KW
A B
edri
jfsa
dv
iseu
rs,
Marette Zwamborn: “Het vakmanschap is verbeterd”
16 Tijdschrift Milieu, april 2018
Bodemenergie heeft wind mee
Nederland als Europees voorbeeldland voor bodemenergie. Frans Rooijers, direc-
teur CE Delft acht het goed mogelijk gezien alle expertise op het gebied van warmte-
koudeopslag en geothermie. “Als duurzame energiebron heeft bodemenergie veel
potentie.” Om die daadwerkelijk te benutten, ziet hij twee aandachtpunten: aan de
ene kant ervoor zorgen dat aardgas zich uit de markt prijst, aan de andere kant het
verkleinen van de kosten en risico’s van boren naar warmtebronnen.
Bodemenergie is een containerbegrip voor
drie toepassingsmogelijkheden. Het is
belangrijk om daar onderscheid tussen te
maken”, legt Frans Rooijers uit. “Het zijn
namelijk totaal verschillende opties die in
de praktijk nogal eens door elkaar worden
gehaald.” De tot dusver meest toegepaste
vorm is het benutten van de bodem voor
de opslag van warmte in de zomer en van
koude in de winter. “In het ene seizoen
benut je deze voorraden om te verwarmen
en in het andere om te koelen. Deze tech-
niek is met name bij utiliteitsgebouwen
vrij rendabel.” Vooral de laatste jaren krijgt
de diepere beschikbaarheid van warmte
meer en meer aandacht. “Dan praten we
over geothermie. Hierbij gebruik je de
warmte veelal op enkele honderden meters
tot circa anderhalve kilometer diepte in
klein gebouw nodig waarin de warmte
uit de ondergrond op een warmtenet
wordt gezet. Verder heb je alleen beperkt
wat ruimte nodig voor de boringen.
Bodemenergie vereist dus nauwelijks
ruimtebeslag, zeker als je kijkt naar de
hoeveelheid energie die geleverd kan
worden. Ook is er niet of nauwelijks
sprake van geluids- of zichthinder.”
GroeipotentieDe drie vormen van bodemenergie zitten
in verschillende stadia van ontwikke-
ling. “Onze inschatting is dat de potentie
fors is. De twee warmteopties, WKO en
geothermie kunnen wel een kwart van
de woningvoorraad bedienen. Vaak kan
dit kosteneffectief. Wanneer de inzet zich
ook meer richt op diepe geothermie is de
potentie nog veel groter. Deze optie is met
name interessant om te voorzien in de
industriële warmtebehoefte en voor de
productie van groene stroom.”
Rooijers verwacht met name veel van
de tweede optie, het direct winnen van
warmte uit de bodem. “Geothermie heeft
de grootste groeipotentie. Dat komt onder
andere doordat de interessantste plekken
voor het opslaan van bodemwarmte al in
gebruik zijn. Je hebt bij een nieuw initiatief
op dit vlak dus eerder te maken met onvol-
doende voor dit doel beschikbare ruimte
de grond zit. Warmte op deze diepte is zeer
geschikt om kassen, gebouwen en stads-
verwarmingssystemen van warmte te
voorzien. In dit geval voeg je geen warmte
aan de grond toe, maar haal je het eruit.”
Derde loot aan de bodemenergiestam is de
(ultra) diepe geothermie. “Dit betekent dat
je echt tot vier tot acht kilometer diepte
boort. Dan stuit je op warmte van honderd
tot tweehonderd graden die zelfs geschikt
is voor de productie van elektriciteit.”
Die Volledig duurzaamAlle drie de vormen van bodemenergie zijn
duurzaam. Ten opzichte van het benutten
van wind, zon en biomassa zijn er ook
niet of nauwelijks milieubezwaren die de
ontwikkeling kunnen afremmen. “Qua
ruimte heb je bovengronds alleen een
Drie B’s
De inzet op het besparen op en verduurzamen van de warmtevraag geeft inhoud aan de
energievoorziening volgens de drie P’s (people, planet, profit), aldus een recent onderzoek
van CE Delft. Bodemenergie maakt deze doelen haalbaar door een aanpak vanuit drie B’s:
- Behoefte: niet uitgaan van technieken, maar van de vraag; de behoefte aan warmte
zal blijven, in de gebouwde omgeving, de industrie en de glastuinbouw.
- Beschikbaarheid: er zijn verschillende bronnen van warmte: industriele restwarmte,
warmte van datacenters, zonnewarmte en diverse mogelijkheden van bodemenergie.
- Betaalbaarheid: zeker in vergelijking met andere opties voor verduurzaming van de
energievoorziening zijn de warmteopties economisch aantrekkelijk.
17Tijdschrift Milieu, april 2018
in de ondergrond. Bij geothermie praat je
bovendien over veel grotere systemen.”
VerzekeringAlle ruimtelijke voordelen en grote potentie
betekenen niet dat de ontwikkeling vanzelf
wel van de grond komt. Met name de
financiële risico’s kunnen volgens Rooijers
volumegroei in de weg staan. “Er is namelijk
kans dat je een put slaat die je niet kunt
gebruiken doordat er bijvoorbeeld te weinig
of te koud water naar boven komt. Dan
kan zo’n bron niet of veel slechter gebruikt
worden voor warmte en heb je zomaar een
paar miljoen euro verspilt.” Het ministerie
van EZK denkt dit risico grotendeels te
kunnen ondervangen door te gaan werken
met een verzekeringspremie. “Een goede
gedachte”, vindt Rooijers. “Je kunt bijvoor-
beeld een heffing van tien procent opleggen
aan iedereen die een boring wil verrichten.
Degene met een misboring kan dan
aanspraak maken op deze verzekering. Dit
knelpunt is op deze manier relatief gemak-
kelijk te ondervangen.”
DistributienetwerkEen grotere hobbel ziet hij aan de distribu-
‘Bodemenergie kent niet of nauwe-lijks milieubezwaren die de ontwikkeling
afremmen’
Frans Rooijers, directeur CE Delft: “Een CO2-heffing kan aardgas uit de markt prijzen”
tiekant. “Voor de distributie van geother-
mische warmte is een netwerk
nodig. Er zijn nog maar
weinig gemeenten die
hierover beschikken.
Dat zorgt voor hoge
aanvangskosten. Dat
maakt bodemenergie
vooralsnog duurder
dan aardgas. Daar
staat tegenover dat van
de klimaatneutrale opties
geothermie het goedkoopste is.”
Wel is het de verwachting dat het prijsni-
veau van de boringen in de nabije toekomst
zal dalen en dat het aan de distributiekant
eveneens goedkoper kan worden. “Toch blijft
ook dan aardgas de grootste concurrent.
Een optie is dat aardgas uit de markt wordt
geprijsd door de gebruikers extra CO2-kosten
in rekening te brengen.”
Financieel aantrekkelijkEen heel andere drempel is dat veel beslissers
niet weten dat bodemenergie in financiële zin
veelal een aantrekkelijker optie is dan wind-
en zonne-energie. “Verschil is wel dat het bij
wind altijd en bij zon meestal om elektriciteit
gaat. De waarde hiervan is hoger dan die van
warmte. Belangrijk nadeel van zonnewarmte
is dat de grootste productie op het verkeerde
moment komt, namelijk in de zomer.
Geothermie heeft het voordeel dat je warmte
kunt onttrekken wanneer je het nodig hebt.
Dat is een belangrijk verschil. In vergelijking
met windstroom is diepe geothermie juist een
continue bron die nooit last zal hebben van
windstiltes of stormen waardoor de opwek-
king stilvalt.”
LeerpuntenAandacht in dit verband verdient volgens
Rooijers ook het volgen van de ontwik-
kelingen op dit gebied elders in de wereld.
“Zo kent Parijs een bron die al zestig jaar
warmte levert aan een stadswarmingsys-
teem. Dat blijkt een hele betrouwbare bron,
zonder emissies dus helemaal schoon. Daar
kunnen we van leren aan de bronkant.” Aan
de distributiekant kun je je voordeel doen
met de ervaringen van steden met grote
warmteleveringssystemen. “Vooral door
ons goedkope aardgas hebben wij daar veel
minder in geïnvesteerd dat bijvoorbeeld
Kopenhagen. De Deense hoofdstad
beschikt over een uitgebreid
warmtenetwerk.”
In opdracht van EBN en
Gasunie voert CE Delft
samen met IF Technology
en Berenschot een studie uit
om te kijken welke moge-
lijkheden er zijn om de rol van
geothermie in de warmtevoor-
ziening van Nederland te vergroten.
Hierbij wordt gekeken naar enerzijds het
verkleinen van technische en financiële
risico’s en het koppelen van het ondergrondse
aanbod met de bovengrondse vraag.
Tot slot ziet Rooijers een risico aan de investe-
ringskant. “Nu kan in principe iedereen een
vergunning aanvragen bij het ministerie.
De vraag is of je dat uit oogpunt van kwali-
teitsborging moet willen. Wil bodemenergie
inderdaad de wind meekrijgen, dan moet
je ervoor zorgen dat je in de bodem niks
verkeerds doet. Het verkrijgen van betrouw-
bare warmte moet voorop staan.”
Jan Graaf
18 Tijdschrift Milieu, april 2018
Na bijna drie jaar van planvorming en bouw
moet Clarissenhof begin dit jaar volledig
worden opgeleverd. Tilburg heeft er dan
vlakbij het stadshart een woonwijk bij die
bestaat uit een mix van hoog- en laagbouw,
koop- en huurwoningen en een aantal
commerciële ruimten (zie kader). De bijzon-
dere, op oude kloosterbouw gebaseerde
architectuur en het groene, parkachtige
karakter van de wijk, blijken grote aantrek-
kingskracht te hebben: alle woningen in
het project zijn ver voor de oplevering al
verkocht of verhuurd.
RingleidingsysteemBehalve de ligging en de architectonische
uitstraling heeft Clarissenhof als woonom-
geving nog een iets minder in het oog sprin-
gend ‘unique selling point’. Voor verwar-
ming en koeling van alle woningen is de
wijk van een uniek energiesysteem voor-
zien. Clarissenhof is de eerste Nederlandse
woonwijk waarin alle appartementsge-
bouwen thermisch aan elkaar zijn gekop-
peld. De collectieve WKO, bestaande uit een
doublet met één warme en één koude bron,
is aangesloten op de technische ruimte van
een van de appartementsgebouwen. Naar
deze ruimte kan tot 60m³/h koud of warm
water worden verpompt, waarna de thermi-
Innovatief denken smaakt naar meerHet slaan van een bron en het installeren van een warmtepomp volstaan niet om
de potentie van bodemenergie volledig te benutten. Minstens zoveel aandacht
verdient het slim combineren van alle systeemonderdelen. Pas dán is er sprake
van optimalisering van zowel het bewonerscomfort als het energetisch systeem-
rendement. Bij de Tilburgse nieuwbouwwijk Clarissenhof wordt die insteek in de
praktijk gebracht. Welke wijk volgt?
Maquette Clarissenhof
19Tijdschrift Milieu, april 2018
Innovatief denken smaakt naar meer
sche energie uit het bodemsysteem wordt
overgebracht in een dubbel uitgevoerde
(warm-koud) ringleiding. Deze leiding loopt
door de hele wijk en distribueert warmte
en koude naar en tussen zes technische
ruimten: de vijf grootste appartements-
gebouwen hebben ieder een individuele
ruimte, de kleinste drie gebouwen delen één
ruimte.
WarmtepompenIn ieder van deze zes technische ruimten
staat de energie-installatie ONE (Own New
Energy) opgesteld, ontwikkeld en geleverd
door Dubotechniek en OSH (One Solution
Holland). Het gaat hierbij om een gestan-
daardiseerd plug&play-systeem dat vooraf
in de werkplaats van OSH is geassembleerd.
Vervolgens werd het als complete installatie
naar Clarissenhof gereden, waar het binnen
één dag is geïnstalleerd: een concept dat
installatietijd bespaart en minder faalri-
sico’s geeft.
De in totaal zes ONE-installaties beschikken
ieder over 56 kW aan warmtepompver-
mogen. Hiermee wordt warm water uit de
ringleiding opgewaardeerd tot een tempe-
ratuur die geschikt is om de vloerverwar-
ming in de appartementen te voeden. De
bronwarmte is daarbij dus deels afkomstig
uit de WKO en deels, in de vorm van rest/
retour-warmte die in de ringleiding wordt
gepompt, van andere appartementsge-
bouwen. Voor de bereiding van warm
tapwater wordt overigens geen gebruik-
gemaakt van de ringleiding, maar van HR
cv-ketels. Iedere ruimte beschikt over twee
HR cv-ketels van ieder 105 kW en zijn voor-
zien van een 500 liter groot buffervat. Deze
ketels kunnen eventueel ook bijspringen
bij pieken in de warmtevraag. Uit bereke-
ningen blijkt dat met de 56 kW aan warmte-
pompvermogen per module jaarlijks onge-
veer 80 procent van alle thermische energie
kan worden geleverd. De bijdrage van de
cv-ketels is in die zin relatief beperkt.
DistributiesetsDe integrale insteek achter het energiesys-
teem in Clarissenhof komt niet alleen
tot uiting in de toepassing van
energie-uitwisseling tussen
de gebouwen, maar ook
in de manier waarop
bron en afgiftepunten
met elkaar communi-
ceren. Iedere woning in
de wijk is voorzien van
een Comfort Distributie
Set, eveneens geleverd door
Dubotechniek en OSH. Met deze
sets wordt zowel bewonerscomfort als ener-
getisch systeemrendement geoptimaliseerd.
Om met het eerste te beginnen: de Comfort
Distributie Set beschikt over software die
per woning individueel op maat wordt
geprogrammeerd, waarna bewoners het
binnenklimaat desgewenst heel eenvoudig
kunnen bijregelen. Zo kunnen ze, eventueel
op afstand via een smartphone-app, de
temperatuur in hun woning aanpassen
binnen vooraf ingestelde grenzen.
Daarnaast kunnen ze zelf de eigen meter-
standen uitlezen en daarmee zien of ze nog
meer energie kunnen besparen. Behalve op
bewonersniveau heeft de distributieset ook
een functie op systeemniveau; de set zorgt
namelijk voor optimale afstemming tussen
de energieopwekking door de energie-
installatie en de warmte- of koude-afname
in de woningen. Hierdoor worden alle ener-
giestromen in Clarissenhof inzichtelijk, van
bron tot afgiftesysteem. Bijkomend voordeel
van een dergelijk totaalontwerp is
dat het uitgebreide monitoring
op afstand mogelijk maakt,
zodat in het geval van
(aanstaande) storingen
tijdig kan worden
ingegrepen en bewoners
geen, of in ieder geval zo
min mogelijk, ongemak
ervaren.
VerwachtingenInmiddels zijn de eerste woningen in
Clarissenhof opgeleverd en in gebruik
genomen. Binnenkort is de wijk volledig
gerealiseerd. Pas over een jaar, als alle
woningen een jaar in gebruik zijn en het
energiesysteem vier volle seizoenen heeft
gedraaid, kan iets worden gezegd over
de energetische resultaten en het gerea-
liseerde bewonerscomfort. Los daarvan
toont het project nu al aan waar ‘out of
the box’-denken toe kan leiden. Met het
integrale energieconcept in Clarissenhof,
waarbij samenwerking tussen een WKO,
warmtepompmodules, ringleiding en
distributiesets centraal staat, wordt een
veelbelovende innovatieslag gemaakt ten
opzichte van traditionele WKO-systemen.
Het concept met een ringleiding is welis-
waar al vaker toegepast, zoals bijvoorbeeld
bij de TU Eindhoven en op bedrijventerrein
Park|2020, maar niet eerder in een woonwijk
van deze schaal. Daarmee is Clarissenhof
een uniek voorbeeldproject dat aangeeft
welke mogelijkheden er zijn om de potentie
van bodemenergie op wijkniveau ten volle
te benutten.
Toon van Engelen, William van Driel en Bas
Roestenberg, OSH B.V.
‘Een ringleiding maakt het onder-
ling uitwisselen van thermische energie
mogelijk’
De energie-installatie ONE (Own New Energy)
Wijkopbouw
Volgens planning moet de Clarissenhof
medio 2018 volledig zijn gerealiseerd.
De wijk bestaat dan in totaal uit 33
grondgebonden woningen, verschil-
lende commerciële ruimten en ruim
300 appartementen, ondergebracht in
acht gebouwen. Voor ontwerp, reali-
satie en exploitatie van het energiesys-
teem dat warmte, koeling en tapwater
aan de woningen levert, is Clarissenhof
Energie B.V. opgericht. Participanten
in dit energiebedrijf zijn onder andere
Dubotechniek en OSH (beide onderdeel
van VolkerWessels).
20 Tijdschrift Milieu, april 2018
Universiteit Utrecht wil in 2030 CO2-neutraal zijn. Naast een forse besparing op
het energiegebruik zet de universiteit in op warmte-koudeopslag (WKO). Niet
alleen de nieuwe, maar ook bestaande gebouwen worden beoogd aan te sluiten op
het WKO-systeem. Een hele klus.
Fréderique Houben: “Voor grootschalige toepassing van WKO zijn ook financiële prikkels nodig”
Pijler voor duurzaam vastgoed
21Tijdschrift Milieu, april 2018
Op het gebied van verduurzaming wil
de Universiteit Utrecht voor studenten,
medewerkers en bezoekers een inspirerend
voorbeeld zijn. Ook op energiegebied. “We
hebben voor De Uithof een energievisie
voor de lange termijn opgesteld”, vertelt
Fréderique Houben, hoofd taakgroep
energie. “Dit heeft een roadmap naar
een volledig duurzame energievoorzie-
ning opgeleverd, gebaseerd op de Trias
Energetica. Dit betekent dat onze inzet zich
in eerste instantie richt op energie besparen,
vervolgens op verduurzamen en alleen wat
dan nog rest, invullen met fossiele energie.”
EnergiebeheerHouben stuurt energiecoördinatoren aan
voor het energiebeheer in de gebouwen en
een team ‘energiebedrijf’ dat energie produ-
ceert en gas en water levert. Daarnaast
ontwikkelt ze samen met een program-
mamanager nieuwe initiatieven om het
energiegebruik van de universiteit verder te
verduurzamen. “Een toffe baan”, zegt ze zelf.
WKO is een van de pijlers onder de ener-
gievoorziening van de Uithof, de universi-
teitscampus van Utrecht. Welke resultaten
zijn inmiddels geboekt? Houben: “We
gebruiken WKO vooral als seizoensopslag.
We slaan overtollige warmte in de zomer op
om gebouwen in de winter te verwarmen,
terwijl we de koude uit de winter opslaan
om gebouwen in de zomer te koelen.”
RingstructuurOverigens is duurzaamheid niet iets nieuws
voor De Uithof. “De universiteit beschikte
al in 1986 over WKK om zowel elektrici-
teit als warmte op te wekken. Sinds 2002
is het zogeheten ‘sternet’ gerealiseerd,
een WKO-net in de vorm van een ster die
de gebouwen met elkaar verbindt. Dat
was best bijzonder voor die tijd,” vertelt
Houben. In 2015 zijn er nieuwe gebouwen
bij gekomen, waardoor extra capaciteit
nodig was. “De oplossing daarvoor was de
aanleg van een open ringstructuur van het
WKO-net. Hierbij wisselen gebouwen de
warmte en koude eerst intern en daarna
onderling uit, voordat ze gebruik maken van
de warmte en koude uit het WKO-net en
tenslotte de bronnen. Op die manier dient
WKO als buffer, omdat de gebouwen via het
aangelegde netwerk ook onderling warmte
en koude kunnen uitwisselen. Dat betekent
dat gebouwen gelijktijdig kunnen worden
verwarmd en gekoeld. ”Praktisch betekent
dit dat individuele WKO’s hydraulisch en
energetisch zijn gekoppeld, waardoor de
capaciteit van het energiesysteem sterk is
vergroot. Daarbij maakt zij ook gebruik van
innovatieve proefprojecten zoals FOME BES.
In dit project verbeteren diverse kennispart-
ners hun WKO-systemen via monitoring
met glasvezelkabels.
Ander voordeel van het ringnet is dat
hiermee het probleem met drukverschillen
die bij het sternet bestonden zijn opgelost.
Het is een flexibel systeem, waarbij nieuwe
gebouwen en warmtebronnen eenvoudig op
de WKO-ring zijn aan te sluiten.
Het is een ideale oplossing, zegt Houben.
“WKO is op dit moment voor de universiteit
een no-regretoptie. We willen zoveel moge-
lijk gebouwen hierop aansluiten.” Bij nieuw-
bouw is het simpel, maar voor de bestaande
bouw ligt dit anders. “Voor dit laatste
hebben we een pilotproject uitgevoerd. Dit
lijkt te gaan werken maar is complex, omdat
andere factoren de resultaten hebben beïn-
vloed. Hierdoor weten we nog niet exact of
het kan lukken. Er zal nogmaals in de prak-
tijk gekeken moeten worden of het werkt.”
WKO Duurzaamheid Award De aanpak komt allerminst neer op water
naar de zee dragen, integendeel. ‘Haar’
‘Universiteit Utrecht heef t al
9 procent van haar energiegebruik ver-
duur zaamd met WKO’
Foto
’s: U
niv
ersi
teit
Utr
ech
t
>
Pijler voor duurzaam vastgoed
22 Tijdschrift Milieu, april 201822
universiteit heeft inmiddels 9 procent van
haar energiegebruik verduurzaamd met
WKO. De inzet van Houben en haar team
werd afgelopen najaar zelfs bekroond met
de WKO Duurzaamheid Award. De prijs
ziet Houben als een aanmoediging voor
haar werk. “Het leuke van mijn baan is dat
het heel breed en divers is en we als team
resultaten boeken die echt impact kunnen
hebben. Ook merk ik dat de tijd rijp is om
het energiegebruik te verduurzamen. Het
maatschappelijk besef van de energietran-
sitie is groot. Het gaat de goede kant op.”
Wel is volgens Houben voor de verduurza-
ming structuur nodig, vergelijkbaar met
het voeren van een bedrijf. “We hebben te
maken met total cost of ownership, inves-
teringen die zich binnen de levensduur
moeten terugverdienen. Dat zorgt ervoor
dat we zakelijke afwegingen moeten
maken voor de investeringen.”
BodemenergieplanVoor de Uithof is een bodemenergieplan
ontwikkeld dat locaties voor warme en
koude bronnen in beeld brengt. Dat plan,
tevens omarmd door de Provincie Utrecht,
geeft de universiteit grip op toekomstige
ontwikkelingen in de ondergrond. “Een
volgende stap is hier de capaciteit aan
toe te voegen. Als grondeigenaar moet de
universiteit goed nadenken over het zo
optimaal mogelijk gebruiken van haar
asset om toekomstige ontwikkelingen
mogelijk te blijven maken.”
De aardgasgestookte installaties worden op
termijn zoveel mogelijk uitgefaseerd, zegt
Houben. Dat sluit ook aan bij de ambitie
van de gemeente Utrecht om wijken van
het gas af te halen. “De alternatieven voor
aardgas zijn stadsverwarming, maar ook
kunnen woningen worden voorzien van
aparte WKO’s, zoals gebeurt in Vleuten en
Leidsche Rijn. Dit gaat nu nog langzaam,
maar het kan sneller. Hiervoor is het nodig
dat de regie bij de overheid komt te liggen.
Dan zou er meer flexibiliteit in energiesy-
temen mogelijk zijn. Dat brengt de toepas-
sing van WKO verder.”
Voor een grootschalige toepassing van
WKO zijn ook financiële prikkels nodig,
zegt Houben. “Gas is gezien de hoeveel-
heden relatief goedkoop voor de universi-
teit. Het moet eigenlijk duurder worden, via
de belasting of CO2-beprijzing. Ik verwacht
wel dat dit er komt op Europees niveau.”
Ook rekent Houben op een positieve
stimulans van de wetgeving, zoals voor
Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG).
“Hierdoor zullen bedrijven ook meer WKO
gaan toepassen. Maar de groei zal niet snel
gaan, verwacht ik, omdat het voornamelijk
gekoppeld is aan nieuwbouw en renovatie
van gebouwen. Ik zie de ontwikkeling van
WKO meer als een evolutie.”
Norbert Cuiper
CO2-beprijzing
Universiteit Utrecht is een van de koplopers met verduurzamen. Ze wil in 2030
CO2-neutraal zijn. Dat het ernst is met deze ambitie, is te merken aan Anton Pijpers, vice-
voorzitter van het College van Bestuur. Tijdens het interview met Fréderique Houben
loopt hij haar werkkamer in het Bestuursgebouw binnen. Hij toont een artikel uit het
Financieele Dagblad over de Carbon Pricing Leadership Coalition, een mondiale alliantie
van overheden, bedrijven en universiteiten om de CO2-uitstoot te beprijzen. Voorzitter
van de coalitie is Feike Sijbesma, ceo van DSM. “Daar moeten we ook aan meedoen,” zegt
Pijpers. Houben vindt het eveneens een goed idee om hierbij aan te sluiten. “We zijn er
onze gedachten over aan het vormen.”
23Tijdschrift Milieu, april 2018
De bronnen voor duurzame energie zijn talrijk, de potentie
oneindig. Terwijl knappe koppen steeds efficiëntere
manieren vinden om uit die potentie te tappen, gaan de
investeringen in energiebronnen van het verleden gestaag
door. Schaarse financiële middelen worden verspeeld. In het
bijzonder aan gasinfrastructuur. Als we niet oppassen, gaan
straks miljarden euro’s in rook op.
Onder het mom van ‘transitiebrandstof’ en ‘energiezeker-
heid’ worden er momenteel gigantische investeringen
gedaan in nieuwe gaspijpleidingen en LNG-terminals.
Neem bijvoorbeeld de zogeheten Zuidelijke Gascorridor die
Azerbeidzjaans en Turkmeens gas naar de EU moet gaan
brengen. Geschatte kosten: 35 miljard euro. De Europese
Investeringsbank heeft alvast een lening van anderhalf
miljard goedgekeurd voor dit project. Een lening uit publieke
middelen. Het toont hoe succesvol de gaslobby is.
Of neem Nordstream 2. Een directe pijplijn vanuit Rusland
naar West-Europa (om Oekraïne heen), gesteund door onder
andere Duitsland en Nederland, en mede gefinancierd door
Shell. De pijplijn zal het aandeel Russisch gas in de EU (nu
al 34 procent) verder vergroten, en maakt het, op de koop
toe, gemakkelijker voor Vladimir Poetin om via gaspolitiek
EU-landen tegen elkaar uit te spelen. Het project werkt trou-
wens nu al (de voorbereidingen zijn vergevorderd) als splijt-
zwam tussen lidstaten. Geschatte kosten: 9,5 miljard euro.
“Uitzonderingen op de regel”, denkt u wellicht. Niet bepaald.
Om een voorbeeld te geven: momenteel zijn er op Europees
niveau 77 infrastructurele gasprojecten die een status
aparte hebben, waardoor ze in aanmerking komen voor
versoepelde procedures en subsidies (Nordstream 2 valt
daar niet onder).
“Nou, al die nieuwe infrastructuur zal dan wel hard nodig
EUROPA INSIDE
Voet van het gas
zijn.” Ook dat is niet het geval. De EU heeft nu al twee keer de
importcapaciteit dan dat het nodig heeft. En dat is te zien. Zo
is de totale capaciteit van onze Rotterdamse LNG-terminal,
sinds de opening in 2012, nooit voor meer dan tien procent
benut. Bouwen we de hierboven genoemde gasprojecten, dan
zitten we straks in de EU met drie keer meer importcapaci-
teit dan dat we gebruiken.
Bij de besluitvorming rondom grote nieuwe gasprojecten
wordt er normaalgesproken vanuit gegaan dat de infra-
structuur er zo een veertig tot vijftig jaar zal liggen. Tegen
die tijd moeten we echter al lang van het gas af zijn als we
enigszins in de buurt willen komen van de verplichtingen
onder het Parijsakkoord. Want gas mag dan schoner zijn dan
steenkool, er komen nog altijd flinke hoeveelheden CO2 vrij
bij de verbranding.
Daar komt nog eens bovenop dat steeds meer onderzoek
uitwijst dat gas een aanzienlijk hogere klimaatimpact heeft
dan eerder gedacht, vanwege de substantiële methaan-
lekkages die bij de winning en het transport komen kijken.
Kortom, schaarse middelen worden verspeeld door foutief
beleid. In Nederland en in de EU. In beide gevallen speelt de
Nederlandse overheid een cruciale rol - we zijn nu eenmaal
een fikse speler op de gasmarkt. En in beide gevallen worden
er verkeerde keuzes gemaakt. Geen wonder trouwens,
onze overheid en de gasindustrie zijn volledig met elkaar
verweven. Dat uit zich niet alleen in Groningen, maar ook
aan de Brusselse onderhandelingstafel.
Het wordt tijd dat we onze ogen openen, we rijden in volle
vaart op een muur af. Het gasbeleid moet op de schop. Zowel
in Den Haag als in Brussel.
Bas Eickhout
24 Tijdschrift Milieu, april 201824
Duinen zuiveren water en dit water biedt opslagmo-
gelijkheden voor warmte en koude. Een mooi voor-
beeld van een meervoudige investering, waarvan er
steeds meer zijn. Maar wie investeert en welke partij
werpt zich op voor de exploitatie? Een toegewijd
investeringsfonds kan zorgen voor versnelling.
InleidingWater zuiveren in de duinen gebeurt al
meer dan honderd jaar. Daar ook warmte
en koude opslaan, biedt perspectief. Niet
alleen voor de winning van duurzame
energie, maar ook voor de betrokken
drinkwaterbedrijven. De intrede van een
energiebedrijf betekent voor hen niet alleen
dat zij de beheerkosten kunnen delen, maar
ook perspectief op nieuwe inkomsten. Dit
kostenvoordeel en de meeropbrengst zijn
dé pijlers van meervoudige business cases.
Naar een meervoudig investeringsfonds
Investeren in het benutten van duinwater
voor het opslaan van koude en warmte
is daarvan slechts een van de vele voor-
beelden. De integrale aanpak van projecten
op het gebied van duurzaamheid is immers
in opmars, maar dit heeft nog niet geleid tot
een speciaal investeringsfonds. Dit fonds
zorgt voor meer kostenvoordeel en meerop-
brengst, maatschappelijk en economisch. In
dit artikel gaan we in op de mogelijkheden
van een maatschappelijk investeringsfonds
voor meervoudige projecten. Allereerst
door de business case van het fonds zelf te
beschrijven. En vervolgens door een nieuw
financieel product te introduceren, de
Environmental Impact Bond.
Meervoudige projectenBij het beoogde Investeringsfonds voor
Meervoudige Projecten hangt de meer-
waarde, de business case, af van de combi-
natie van energie, water, bodem en klimaat.
Kostenvoordelen en meeropbrengsten
volgend uit de combinaties tussen deze
domeinen vormen de basis. De afgelopen
jaren zijn veel van dergelijke meervoudige
projecten gelanceerd. Veel hebben het echter
niet gehaald, terwijl zij toch vaak veelbelo-
vend waren.
Een speciaal investeringsfonds kan bij
meervoudige projecten zorgen voor betere
en snellere investeringsbeslissingen. Het
fonds voorziet een investering van een
passende financiering. Denk aan een lening,
een participatie of een mix van financiële
Foto
: Mic
hie
l Wij
nb
erg
h
25Tijdschrift Milieu, april 2018
mogelijkheden. Het innovatieve van het
fonds zit in de meervoudigheid van de
projecten die worden gefinancierd1 en
niet in de financiële producten.
Business caseDe volgende negen punten zijn kenmer-
kend voor de business case van het fonds:
1. Window of opportunity
Meerdere partijen zijn bereid in een
meervoudig project te investeren,
maar niet elke partij heeft geld
beschikbaar op hetzelfde moment
(window). In dat geval kan het fonds
voorfinancieren.
2. Toekomstwaarde
Een groen dak aanleggen op een nieuw
gebouw wil vaak niemand betalen,
terwijl het groene dak op termijn meer
waarde oplevert. Het fonds kan in deze
toekomstwaarde investeren.
3. Kennisopbouw
De fondsmanager is ervaren met
meervoudige projecten, terwijl dit voor
veel mensen in het veld een eenma-
lige gebeurtennis is. Als repeat player
kan de fondsmanager deze one time
players helpen.
4. Verdeling kosten en baten
Een fondsmanager heeft ervaring
met het toedelen van kosten en baten,
zodat een investering van bijvoorbeeld
een gemeente ook bij de gemeente
terugkomt en niet bij een waterschap.
5. Regie
De fondsmanager brengt de juiste
disciplines bij elkaar en verdeelt rollen
en verantwoordelijkheden.
6. Externe partij
Als buitenstaander brengt de fonds-
manager eigen en nieuwe inzichten in
7. Revolveren
Een fonds dat de kostenvoordelen en
meeropbrengsten van meervoudige
business cases beheerst, kan geld laten
revolveren.
8. Risico spreiden
Aangenomen dat een fonds werkt
met een portfolio van misschien wel
100 projecten, kan risicospreiding
plaatsvinden.
9. Financieel volume
Door van verschillende partijen geld
aan te trekken, organiseert het fonds
voldoende financieel volume om tegelijk
diverse grotere projecten te financieren.
Financiële productenVanuit het sociale domein is een bijzondere
vorm van financiering in opmars, de Social
Impact Bond. Begin 2017 is in de VS ook de
eerste zogenaamde Environmental Impact
Bond geïntroduceerd. Het lijkt een veelbelo-
vend product van het fonds.
Een Impact Bond dekt het risico af van
bijzondere oplossingen, zoals de opslag van
warmte en koude in waterleidingduinen.
Ervan uitgaande dat het energiebedrijf
en waterleidingbedrijf dit project samen
willen realiseren, durft de gemeente hierin
ook mee te gaan, als belanghebbende van
schoon en voldoende drinkwater? Met een
Impact Bond koopt de gemeente het risico
af dat de drinkwatervoorziening wordt
verstoord. Het fonds neemt dat risico over.
Daarvoor vraagt het fonds een prijs, terwijl
het fonds een bonus ontvangt als het project
een succes wordt. De gemeente verdient
dit geld terug via de energie-inkomsten
die het energiebedrijf afdraagt aan het
waterleidingbedrijf.
Zo neemt het fonds het obstakel weg
waardoor de gemeente het project niet
aandurft. Voor zover bekend is in Nederland
nog niet eerder met Environmental Impact
Bonds gewerkt. Het concept zal zich dus nog
moeten bewijzen.
DoelstellingHet is van belang te focussen op enkele
maatschappelijke onderwerpen, ook om
versnippering van kennis te voorkomen.
Daarom kiest het fonds voor projecten met
effecten binnen de domeinen bodem, water,
energie en klimaat. Valt een effect daar-
buiten, bijvoorbeeld wonen of natuur, dan
moet in elk geval één effect in een van de
genoemde domeinen vallen. Dit geeft het
fonds een heldere positie. De doelstelling van
het fonds wordt daarmee als volgt:
Met kennis en financiering zorgen voor
minder risico en meer investeringen in
projecten die door hun meervoudigheid posi-
tief bijdragen aan bodem-, water-, energie- en
klimaatdoelstellingen.
Fonds krijgt vormBelangrijke meerwaarde van het fonds is dat
budget van de overheid gaat revolveren. Het
meervoudig inzetten van geld, bijvoorbeeld
voor water en klimaat tegelijk, levert meer
rendement op dan het enkelvoudig inzetten
van geld voor water of klimaat. Het fonds
kan ook voor private partijen deze belang-
rijke functie hebben. En voor publieke en
private partijen tegelijk. Zo zijn de meeste
investeringen in energie privaat en kunnen
deze voor de private partijen en voor
publieke partijen gunstig zijn in combinatie
met bijvoorbeeld water en bodem.
In 2018 werken wij aan de totstandko-
ming van het beoogde investeringsfonds
samen met het Uitvoeringsprogramma
Convenant Bodem en Ondergrond, het
Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting
Nederland.
Jurgen van der Heijden en Hanneke Puts
Jurgen van der Heijden is senior adviseur duurzame economie bij AT Osborne; Hanneke Puts is senior advi-seur duurzame ruimtelijke ontwikke-ling en besluitvorming bij TNO.
1 . Meer lezen over meervoudigheid? Download gratis: Puts, Hanneke, Jurgen van der Heijden (2017): Toekomstwaarde als basis voor meervoudige inves-teringen – Kosten delen en extra inkomsten gene-reren, in: Geiske Bouma (Red.), Gedeelde Ruimte, Bijdragen aan Plandag 2017, Stichting Planologische Discussiedagen, Antwerpen, pag. 187 - 196.
26 Tijdschrift Milieu, april 2018
De animo voor bodemenergiesystemen neemt snel
toe. Dat betekent dat oog hebben voor de kwaliteit bij
ontwerp, aanleg en gebruik steeds belangrijker wordt.
Niet alleen om de risico’s te beperken, maar ook om de
ondergrond doelmatig te gebruiken.
Bodemenergiesystemen zijn al langere tijd
aan een opmars bezig. In Nederland waren
eind 2016 bijna 10.000 bodemenergiesys-
temen in de utiliteit gerealiseerd en bijna
42.000 in de woningbouw (figuur 1). In
Europa worden de afgelopen 10 jaar zo'n
100.000 bodemenergiesystemen per jaar
aangelegd.
Verstoring bodemprofielHet dieptetraject voor het realiseren van
Oog voor kwaliteitG
ron
db
oor
bed
rijf
Ha
itje
ma
een bodemenergiesysteem kan globaal
variëren van 20 tot 200 of dieper meter
onder maaiveld. Hierbij worden verschil-
lende lagen in de bodem doorkruist met
mogelijk watervoerende lagen van verschil-
lende kwaliteit. Deze boringen zijn feitelijk
een onomkeerbare verstoring van het
bodemprofiel, waarbij risico's voor het
ondergrondse en soms ook bovengrondse
milieu niet uitgesloten kunnen worden. Dat
betekent dat de kwaliteit van het uitvoeren
van de boorwerkzaamheden, waaronder het
afwerken van de boorgaten, een belangrijk
aandachtspunt is, zeker wanneer het aantal
systemen groeit.
KwaliteitseisenOm de kwaliteit van bodemenergiesys-
temen te waarborgen, is er in Nederland
sinds 2014 wet- en regelgeving van kracht
die eist dat de werkzaamheden door gekwa-
lificeerde en erkende bedrijven worden
uitgevoerd. Gekoppeld aan die erkenning
is een systeem van kwaliteitsprotocollen
(tabel 1) en eisen aan vakbekwaamheid.
Meer recentelijk zijn ook internationaal
initiatieven ontplooid om tot een beter
Dr. H.J.L. Witte ([email protected]) is werkzaam bij Groenholland Geo-energiesystemen BV / BodemenergieNL.
27Tijdschrift Milieu, april 2018
georganiseerd kwaliteitssysteem te
komen. In 2015 is binnen het kader van de
International Energy Agency Implementing
Agreement On Energy Conservation
through Energy Storage (ECES) de Annex
27 werkgroep opgestart (https://iea-eces.
org). In deze werkgroep zijn experts uit zo'n
acht landen actief. Doel is het opstellen van
richtlijnen voor ontwerp, aanleg en gebruik
van met name gesloten bodemenergiesys-
temen. De nadruk ligt daarbij op het uitwis-
selen van informatie, ook aan de hand van
praktijkervaringen.
Europese norm Daarnaast is in 2017 door het Franse
normalisatie instituut AFNOR het initi-
atief genomen tot het opstellen van een
Europese Norm voor waterbronnen en
gesloten bodemwarmtewisselaarsystemen:
de CEN/TC 451. Binnen de CEN/TC 451 zijn
twee werkgroepen actief: een die zich met
open (water) bronnen bezig houdt en een
die zich richt op gesloten bodemenergie-
systemen. Voor beide werkgroepen is een
scope gedefinieerd: Standardization in the
field of design, environmental aspects, dril-
ling, construction, completion, operation,
monitoring, maintenance, rehabilitation
and dismantling of wells for uses of ground-
water and geothermal energy / borehole
heat exchangers for uses of geothermal
energy.
Samen met het Nederlandse normalisatie
instituut NEN en diverse kennisleveranciers
wordt een Nederlandse klankbordgroep
opgezet om een inhoudelijke inbreng te
organiseren. Dit kan belangrijke meer-
waarde opleveren, want Nederland is een
van de eerste landen waar ervaring is
opgedaan met een kwaliteitssysteem voor
het realiseren van open en gesloten bode-
menergiesystemen. Tevens is in ons land
uitgebreid onderzoek verricht naar diverse
aspecten van bodemenergiesystemen.
Uit kwaliteitsoogpunt zijn met name de
volgende aspecten van belang: afdichten
van boorgaten, geo-chemische en biolo-
gische aspecten, kans op en effecten van
lekkage glycol uit bodemwarmtewisse-
laarsystemen en effecten van thermische
interferentie bij gesloten en open bodem-
energiesystemen. Daarmee kunnen we een
wezenlijke bijdrage leveren aan nieuwe
normen en standaarden. Tegelijkertijd is
het mogelijk de inzichten en ervaringen uit
andere landen te integreren in onze eigen
praktijk om daarmee tot nog efficiënter en
doelmatiger gebruik van de bodem voor
energielevering te komen.
Henk Witte
Figuur 1. Aantallen bodemenergiesystemen in de utiliteit en woningbouw, 2000 tot 2016
Tabel 1. Beoordelingsrichtlijnen (BRL) en protocollen erkenningsregeling bodemenergie-systemen (bron: leergang bodemenergie).
Bro
n: l
eerg
an
g b
od
emen
erg
ieB
ron
: Cen
traa
l Bu
reau
vo
or d
e St
atis
tiek
28 Tijdschrift Milieu, april 201828
‘Social media leiden tot oppervlakkigheid’ is een tren-
ding opvatting. Mensen zijn tegenwoordig zo druk dat
er niet goed meer wordt doorgedacht. Misschien waar,
maar of het vroeger nou veel beter was? In de zestiger
jaren werd er overal chemisch afval gedumpt. Berucht is
de in 1980 ontdekte grootste gifbelt van Nederland in de
Volgermeerpolder, meer dan tienduizend vaten van onder
andere Philips-Duphar. Ambtenaren hadden deze dumping
gedoogd. De omvang van deze chemische tijdbom was zo
groot dat men besloot niet te saneren maar te isoleren.
Eveneens in 1980 bleek Lekkerkerk deels gebouwd op
chemisch afval. Dit leidde tot een grote saneringsope-
ratie. Ook storten van huisvuil was toen heel gewoon. In het
dichtbevolkte Nederland werden stortplaatsen schaars en
werd er besloten om afval te gaan verbranden. Daarin zat
chloor waardoor dioxinen werden gevormd. Via de schoor-
stenen van de huisvuilverbrandingsinstallaties kwam dit
op de omringende weilanden terecht en de dioxine in melk,
de ‘Lickebaert affaire’.
Van boven de grond naar onder de bodem. Schaliegas heeft
hier gelukkig geen voet aan de grond gekregen. Maar
je hoeft ook geen Einstein te zijn om hiervan af te zien.
Hoewel, niet iedereen snapt het. Shell wil een bod doen
van tien miljard dollar op de schalietak van BHP Billiton.
Bizar, tijd dat ABP nu toch echt ‘uit Shell stapt’. Nadenken
loont, maar is het een goed idee om ons chemisch of radio-
actief afval ondergronds op te slaan, bijvoorbeeld in de
zoutkoepels ontstaan bij de zoutwinning? Een eenmalig
gebruik van die koepels. Of is het slimmer om ze als
drukvat te gebruiken om lucht samen te persen met over-
tollige alternatieve energie? CO2 ondergronds opslaan in
lege gasvelden wordt gepropageerd als een noodzakelijke
Badwater
oplossing voor het klimaatprobleem. Ook dit kun je maar
één keer doen. Bovendien blijf je investeren in energie-
bronnen. Barendrecht heeft ons geleerd dat de bevolking
zo’n CO2-opslag niet ziet zitten.
De Barendrecht-commotie heeft de overheid ook schuw
gemaakt voor dè oplossing van het Groningse probleem,
namelijk het injecteren van CO2 in de gasvelden om ener-
zijds de ondergrond ‘op druk’ te houden en anderzijds het
gas te winnen. Enhanced recovery, een ‘triple win oplos-
sing’. Hoewel, we moeten van kolen, olie en het gas af.
Heel consequent zijn we daarin niet. In Bergen NH heeft
de Nederlandse overheid de afgelopen jaren, en tegen de
zin van de Bergenaren, voor ruim tien miljard geïnves-
teerd in een ‘gashub’. Hier wordt Russisch gas in de zomer
opgeslagen in een leeg gasveld om dat in de winter tegen
een hogere prijs weer te verkopen. En had de provincie
Groningen er niet goed aan gedaan om als eerste provincie
te beslissen van het gas af te gaan? Dat zou pas een mooi en
krachtig statement zijn geweest.
Klimaatverandering is het grootste en meest urgente
milieuprobleem. Voor de verwarming van woningen,
kantoren, kassen en bedrijven wordt vooral gas gebruikt.
Aardwarmte lijkt een prachtige en schier onuitputte-
lijke bron te zijn om op over te stappen. Bodemenergie is
immers duurzaam zonder de nadelen van wind en zon.
Voorwaarde is wel dat enerzijds technische deskundigheid
zorg draagt dat er geen aardbevingen of bodemverschui-
vingen optreden. Anderzijds is zorg nodig voor publieke
acceptatie. Anders loop je de kans dat ‘het kind met het
badwater wordt weggegooid’.
Dwarsliggers
Dwarsliggers probeert verbanden te leggen, maar kan ook dwars tegen de gevestigde meningen ingaan.
29Tijdschrift Milieu, april 2018 29
De overheid stelt in toenemende mate eisen aan de energieprestatie van
vastgoed. Zo is onlangs nog de lat voor kantoren flink hoger gelegd. Wat
betekent dit voor gebouweigenaren en bodemenergie?
Kantoren wacht fikse opgave
Paul Gerats is adviseur Energie bij Adviesbureau Sweegers en de Bruijn bv
Foto
: Gro
nd
bo
orb
edri
jf H
ait
jem
a
>
30 Tijdschrift Milieu, april 2018
In het kader van het Energieakkoord zijn
afspraken gemaakt om te komen tot een
energieneutrale gebouwde omgeving in
2050. Een tussenstap is de ambitie dat
alle gebouwen in 2030 gemiddeld ten
minste label A hebben. In de wetgeving
(Activiteitenbesluit) is opgenomen dat alle
kantoren vanaf 2023 minimaal energielabel
C moeten hebben. Bij de verkoop, verhuur
en oplevering van utiliteitsgebouwen is een
geldig energielabel verplicht. Indien hieraan
niet wordt voldaan, kan de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) boetes
opleggen.
Het energielabel (zie figuur 1) geeft de
energieprestatie van het gebouw weer met
een letter en een achterliggend energie-
index waarde (EI). Het label, dat maximaal
tien jaar geldig is, kan gezien worden als een
diploma dat aangeeft dat een gebouw in
staat is om een bepaalde energieprestatie te
halen. Het is echter een voorwaarde en nog
geen garantie voor de berekende energie-
Figuur 1. Energielabel en bijbehorende energie-index (EI)
prestatie. Als een gebouw anders of verkeerd
gebruikt wordt, zal de energieprestatie
behoorlijk kunnen afwijken of tegenvallen.
Opgave voor 67.000 gebouwenHet voor kantoren verplichte energielabel
C per 2023 stelt vastgoedeigenaren voor
de opgave een groot deel van hun gebou-
wenvoorraad onder de loep te nemen. Geen
sinecure, want iets meer dan de helft van de
utiliteitsgebouwen voldoet op dit moment
niet aan de eis voor 2023. Dit zijn gebouwen
met een energie-index groter dan 1,60. Het
gaat om 67.000 gebouwen met een kantoor-
functie en een totaal van 85 miljoen m2 Bruto
Vloer Oppervlak (BVO). Verbetering naar label
B komt er op neer dat 66% van de gebouwen
moet worden aangepast. Bij verbetering naar
label A – de wens van de overheid voor 2030 –
is dit zelfs 75% (bronnen: ECN en EIB).
Veel gebouweigenaren willen nú al weten of
hun utiliteitsgebouw voldoet aan de strenge
eisen voor het verkrijgen van het energielabel
C, B of A. En zo nee, welke investeringen hen
te wachten staan om het gebouw aan de
gestelde eisen te laten voldoen. Uit onderzoek
blijkt dat een beter energielabel, naast de
lagere CO2-uitstoot, de waarde van het vast-
goed vergroot. De huuropbrengst is aantoon-
baar hoger en de energie- en servicekosten
zijn juist lager.
Maatregelen op een rijIn Tabel 1 zijn de resultaten doorgerekend
van energiebesparende maatregelen voor een
fictief gebouw met een brutovloeroppervlak
Bruto Vloer Oppervlak (BVO) van 7.000 m2
uit de jaren 70-80 met een G-label waar nog
geen energiebesparende maatregelen waren
toegepast. Hierbij is per maatregel aange-
geven wat de verbetering in energie-index is.
Tabel 1 maakt duidelijk dat een pakket aan
energiebesparende maatregelen nodig is om
van energielabel G naar energielabel C of A
te komen. In Tabel 2 is weergegeven hoe een
mogelijke pakketopbouw, beginnend met
maatregelen met een lage kostprijs per index-
punt en vervolgens met een toenemende
kostprijs per indexpunt, eruit kan zien met
het bijbehorende energielabel. Hieruit blijkt
dat bij toenemende ambities de investerings-
kosten voor labelverbetering exponentieel
stijgen.
Bodemenergie Duidelijk is ook dat de toepassing van
warmte-koudeopslag (WKO) en warmte-
pompen (WP) onvermijdelijk is, naarmate
de ambities hoger worden. In dit geval is het
zelfs al noodzakelijk om label C te bereiken.
In andere gevallen zal de noodzaak voor
toepassing van WKO en WP pas optreden
om na label C in 2030 label A te bereiken.
Omdat voor de (rendabele) toepassing van
WKO en WP ook afgiftesystemen nodig
zijn voor lagetemperatuurverwarming en
hogetemperatuurkoeling, is het belangrijk
om hiermee met de installatievervan-
ging van de afgiftesystemen rekening te
houden. Normaliter wordt hier rekening
mee gehouden in de Meerjaren onder-
houdsplanning (MJOP). In combinatie met
een Langetermijnhuishoudingplan (LTHP)
wordt het MJOP dan een belangrijk stuur-
El verbetering
Kos
ten
per
0,0
1 in
dex
ver
bet
erin
g
31Tijdschrift Milieu, april 2018
Van EPC naar BENG
Het Bouwbesluit stelt eisen aan de
energiezuinigheid van nieuwe utiliteits-
gebouwen. De maat voor energiezuinig-
heid heet Energieprestatiecoëfficiënt
(oftewel EPC). Vanaf 2020 wordt deze
norm vervangen door BENG (zie Figuur
2). Volgens het oorspronkelijke beleid
zou de vereiste EPC voor nieuwbouw nul
moeten worden in 2020. Om beter bij de
Europese normen aan te sluiten, worden
vanaf 1-1-2020 gebouwen echter volgens
de BENG-norm (bijna-energieneutrale
gebouwen) beoordeeld.
De energieprestatie voor BENG-
gebouwen wordt vastgelegd aan de hand
van drie eisen:
• De maximale energiebehoefte in kWh
per m2 gebruiksoppervlak per jaar
(gebouwgebonden energie);
• Het maximale primair fossiel ener-
giegebruik, eveneens in kWh per m2
gebruiksoppervlak per jaar (gebouwge-
bonden energie);
• Het minimale aandeel hernieuwbare
energie in procenten (gebouwge-
bonden energie).
Gebouwen die aan BENG-eisen voldoen,
hebben in het algemeen een EPC van
-0,2 tot 0,2 of lager. In het algemeen geldt
dat BENG voor bestaande gebouwen
(zeker wanneer ze ouder zijn dan 10 jaar)
door de combinatie van deze eisen niet
haalbaar is zonder algehele grootschalige
bouwfysische en installatietechnische
renovatie.
Figuur 2. Ontwikkeling EPC voor nieuwbouw utiliteit
Tabel 1. Kosten per Energie index punt (▲EI) verbetering
Tabel 2. Samenstelling maatregelpakketten voor labelverbetering
middel voor duurzaamheid en energiela-
belverbetering naar C en/of A. Door tijdig
te starten met de optimalisatie, aanpassing
en wijziging van installaties wordt ook
geld verdiend waarmee (een deel van) de
meerinvestering in duurzaamheid gefinan-
cierd of betaald kan worden. Tijd dus om in
het kader van verduurzaming en energiela-
belverbetering het MJOP nieuw leven in te
blazen en na te gaan welke vervangingsin-
vesteringen en duurzaamheidsmaatregelen
in de nabije toekomst te koppelen zijn.
Paul Gerats
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4
€14.000
€12.000
€10.000
€8.000
€6.000
€4.000
€2.000
€0
32 Tijdschrift Milieu, april 2018
RECENT VAN DE PERSSnel klimaatherstelDit is geen boek. Het is een project van 200 wetenschappers,
ondernemers en activisten, gericht op oplossingen die per saldo
CO2 aan de atmosfeer onttrekken. Vandaar de titel, die ‘terug-
trekking’, of ‘onttrekking’ betekent.
Drawdown: The Most Comprehensive Plan Ever Proposed to Reverse
Global Warming
Hoofdredacteur Paul Hawken, Penguin books, 2017
Drawdown beschrijft de 100 meest effectieve oplossingen
tegen klimaatverandering. Van 80 oplossingen wordt werking,
geschiedenis, klimaatimpact, kosten, besparingen en adoptiepad
beschreven. Het gaat om oplossingen die op grote schaal kunnen
worden gerealiseerd in de komende 30 jaar. Daarnaast bevat het
boek 20 oplossingen die nog in de fase van ontwikkeling zijn.
De ondertitel klinkt aanmatigend, maar er wordt mee bedoeld
dat het de eerste poging is om van alle maatregelen hun poten-
tiële effecten te voorspellen en deze samen tot een wereldwijde
koolstofonttrekking leiden. Zo wordt een beeld gecreëerd van
wat de mensheid als geheel kan bereiken met alle middelen die
nu al voorhanden zijn. Het project richt zich op technologische,
ecologische en gedragsmatige oplossingen, maar doet geen
uitspraken over een koolstofprijs of financiële mechanismen,
omdat de invoering daarvan onzeker is en de effecten moeilijk
voorspelbaar. Dit boek is pas het begin van het project. Het project
gaat door met het verzamelen, verbeteren en verspreiden van
kennis (bijvoorbeeld via de site, onderwijs en lezingen) en wil een
beweging starten en initiatiefnemers steunen.
De oplossingen zijn doorgerekend ten opzichte van een referen-
tiescenario, dat voortzetting van de huidige praktijk behelst.
Ook zijn de oplossingen geclusterd in de gebruikelijke thema’s:
energie, voedsel, gebouwen en steden, transport en materialen.
Maar er zijn ook onverwachte clusters, zoals vrouwen en meisjes
en landgebruik. Het cluster voedsel telt een paar onconventi-
onele (zij het welbeproefde) thema's zoals: bosweide (silvopas-
ture), meerlaagse bosbouw, biochar, bomen tussen akkerbouw,
conserverende landbouw en regeneratieve landbouw. Bij de
vrouwen gaat het om de vrouwen als kleine boer, family plan-
ning en ontwikkeling van meisjes. Bij landgebruik gaat het
onder meer over meerjarige planten, veenbehoud, landmanage-
ment en herbebossing.
Verrassend is ook de totaallijst. Nummer 1 is een maatregel die
in ieder geval bij mij niet op het netvlies staat: het beheer van
koelvloeistoffen. Hiermee wordt gedoeld op de koolwaterstoffen
die koeling laten werken. Deze hebben een klimaateffect dat
1000 tot 9000 zo sterk is als CO2. In het akkoord van Kigali is al
afgesproken om ze uit te faseren, maar nog niet is geregeld hoe
vermeden wordt dat ze in de atmosfeer terecht komen. Het is een
maatregel die duur is en die financieel weinig oplevert. Nummer
2 op de lijst - wind op land – is financieel juist zeer aantrekkelijk.
Het project maakt een heel degelijke indruk en de onderliggende
hoeveelheid gegevens en verwijzingen is enorm.
In Nederland hebben we een vergelijkbaar boek dat door
Urgenda is gemaakt (Nederland 100% duurzame energie in 2030;
het kan als je het wilt). Daarmee vergeleken is dit boek minder
toegankelijk, maar met een zwaarder proces tot stand gekomen.
En wellicht het belangrijkste: het is door de taal wereldwijd
toegankelijk en de namen die eraan verbonden zijn, zullen
tot een grotere verspreiding leiden. Het boek verdient ook in
het Nederlands taalgebied aandacht, alleen al om onze eigen
klimaatstrategie te baseren op de best mogelijke inzichten.
OvS
33Tijdschrift Milieu, april 2018
RECENT VAN DE PERS Onder redactie van Onno van Sandick, Stephan Slingerland en Fleur Ydema
Interessant inkijkje in nieuw vakgebiedEnvironmental Humanities is een nieuw vakgebied in opkomst.
De auteurs van de ‘Routledge Companion’ zijn erin geslaagd om
het milieuvraagstuk van een heel andere kant belichten.
The Routledge Companion to the Environmental Humanities, edited by
Ursula K. Heise, John Christensen and Michelle Niemann, Routledge
In het jaar 2000 publiceerden de Nederlandse Nobelprijswinnaar
Paul Crutzen en zijn collega Eugene Stoermer het artikel ‘The
Anthropocene, Global Change’. Daarin herintroduceerden zij de term
‘Antropoceen’ om aan te geven dat er sinds de industriële revolutie
eind 19e eeuw een nieuw geologisch tijdperk was aangebroken
waarin de mens voor het eerst als geologische kracht zichtbaar is
geworden – met name door zijn invloed op het mondiale klimaat.
Sindsdien is die term alweer bijna te gewoon geworden voor iedereen
die met duurzaamheid bezig is. Daarom is het bijna een verademing
als er weer eens een boek verschijnt dat het ‘Antropoceen’ durft te
bekritiseren. Want dat doet de ‘Routledge Companion’.
Het boek maakt deel uit van een serie wetenschappelijke uitgaven
die met name gaan over literatuur (Latijns-Amerikaanse, Aziatische,
Wereldliteratuur, Literatuur en Mensenrechten, Literatuur en
Wetenschap, …). Dat verklaart de voor een boek met ‘milieu’ in de
titel ongebruikelijke auteurslijst, die vooral bestaat uit literatuurwe-
tenschappers. Inhoudelijk plaatst het boek niet zozeer vraagtekens
bij de invloed van de mens op de natuur, maar wel bij de relatie van
de mens met de natuur. Het impliciet centraal stellen van de mens
door het hanteren van de term ‘Antropoceen’ wordt geplaatst tegen-
over een brede traditie van meer ecocentristische wereldbeelden,
waarin mens en natuur wél in zekere mate van harmonie kunnen
samengaan.
De uitgave bestaat uit zes delen met ieder een aantal essays van
verschillende auteurs. Eerst staat de ‘domestificatie van de aarde’
centraal, vervolgens worden daar vanuit verschillende hoeken
nieuwe perspectieven op geboden: vanuit het post-humanisme
(deel 2), vanuit ongelijkheid en milieu-rechtvaardigheid (deel 3),
vanuit verschillende milieu-narratieven en geschiedenis (deel 4), en
vanuit milieu en kunst (deel 5). Tenslotte wordt in deel 6 de actuele
toestand van de ‘Environmental Humanities’ besproken.
Wie niet afgeschrikt wordt door het literatuurwetenschappe-
lijke jargon, komt soms boeiende en heel gevarieerde bijdragen
tegen die het milieu van een heel andere kant belichten: Jorge
Marcone bespreekt bijvoorbeeld ‘Buen Vivir’; de Boliviaanse en
Ecuadoriaanse variant van de discussie over ‘goed leven’ als tegen-
hanger van het bekritiseerde ‘westerse’ neoliberale wereldbeeld.
Richard White en Michelle Niemann analyseren ‘ondergang’ en
‘wedergeboorte’ in de milieuliteratuur sinds de 19e eeuw. Allison
Carruth laat je proeven aan ‘slow food literature’. Maite Zubiaurre
bediscussieert aan de hand van mooie plaatjes de wereldwijde
‘Trash Art’ beweging. Ook komen onder meer film, architectuur en
klimaatvisualisatie aan bod als instrumenten voor het doel van de
Environmental Humanities om onze gangbare cultuur te beïn-
vloeden in een richting die meer in evenwicht is met de natuur.
De Companion geeft daarmee – zoals de auteurs dat zelf ook
omschrijven - een interessant overzicht van de Environmental
Humanities als een nieuw vakgebied in opkomst. Dat vakgebied
verdient het om in de toekomst in de gaten gehouden te worden. Om
aan betekenis te winnen moeten er in het vervolg dan wel, behalve
cultuurkritiek, ook meer ideeën en manieren beschreven worden
om die dominante antropocentrische cultuur zo te veranderen
dat we in de toekomst veilig naar het post-Antropoceen kunnen
overstappen.
StS
34 Tijdschrift Milieu, april 201834
De ontwikkeling van energieopslag begon eind jaren
tachtig van de vorige eeuw met het opslaan van zonne-
warmte op hoge temperatuur (HTO). In tegenstelling
tot WKO is HTO in Nederland nooit echt van de grond
gekomen. Dit kan veranderen nu het verduurzamen
van stadswarmtenetten en industriële projecten in een
stroomversnelling raakt.
Bij HTO wordt overtollige warmte met een
hoge temperatuur (circa 60 tot 90°C) tijdelijk
opgeslagen in een fijnzandige laag in de
bodem. Bij voorkeur in een pakket met een
scheidende laag erboven om warmtever-
liezen te beperken. De opgeslagen warmte
wordt later onttrokken en gebruikt voor
verwarming van bijvoorbeeld gebouwen
en kassen. De temperatuur is zodanig hoog
(50°C) dat geen warmtepomp nodig is.
Door de hoge opslagtemperaturen is een
chemische behandeling van het grond-
water nodig om de neerslag van mineralen
in bronnen, warmtewisselaar en leidingen
te voorkomen.
De belangrijkste markt voor HTO ligt bij
het grootschalig opslaan van restwarmte
van de industrie, afvalverbranding,
energiecentrale of WKK's. Verder kan HTO
Oude techniek, nieuwe kansen
Tabel 1. Berekende opslagrendementen (na vijf jaar) bij diverse opslagvolumes
Formatie 400.000 m3 1.000.000 m3
opslagvolume opslagvolume
fijnzandig pakket 40 % 50 %sterk fijnzandig pakket 70 % 75 %
toegepast worden in combinatie met stads-
warmtenetten. Het Nationaal Warmtenet
Trendrapport (2017) geeft een potentieel
voor HTO van ca. 70 PJ. Belangrijke rand-
voorwaarden bij HTO is dat de restwarmte
vrijwel gratis ter beschikking wordt gesteld,
anders wordt het lastig om de business case
rond te krijgen. Verder geldt dat hoe groter
de schaal, hoe beter HTO kan worden geïn-
tegreerd in het energiesysteem.
Bewezen techniekHTO is al in de jaren tachtig van de vorige
eeuw uitgebreid nationaal en internatio-
naal onderzocht. Er zijn toen enkele pilots
gerealiseerd. De aandacht ging uit naar
technieken om op grote schaal zonne-
warmte en WKK-warmte op te slaan. De
eerste projecten zijn gerealiseerd in de
wijk Beijum in Groningen (1985) en bij
Universiteit Utrecht (1991). Daarnaast
is eind jaren negentig nog een project
gerealiseerd bij een zorginstelling in
Zwammerdam. Het project in Beijum draait
nog. Het project in Utrecht is gestopt omdat
er een mismatch was tussen het tempe-
ratuurniveau dat het gebouw nodig had
en het temperatuurniveau dat de opslag
kon leveren. Het project in Zwammerdam
is stopgezet omdat het economisch niet
rendabel was. Dit omdat de warmtevraag
lager was dan oorspronkelijk begroot.
De ervaringen met deze projecten heeft
er wel voor gezorgd dat de belangrijkste
knelpunten op het gebied van waterbehan-
deling en materiaalselectie zijn opgelost.
In dat opzicht kan gesteld worden dat HTO
een bewezen techniek is, waarbij met name
moet worden gewerkt aan het economisch
meer aantrekkelijk krijgen van de techniek.
De twee belangrijkste onderwerpen daarbij
zijn de omvang van de projecten en de wijze
waarop een HTO in een warmtevoorziening
moet worden opgenomen.
Omvang projecten Bij zowel het project in Utrecht als in het
project in Zwammerdam werd tussen de
50.000 en 100.000 m3 grondwater van circa
90°C opgeslagen. Het thermisch rendement
van beide project lag niet boven de 20
procent. Een belangrijke oorzaak van dit
lage rendement lag bij de te hoge minimale
temperatuur waarbij de warmte van de
opslag nog aan de gebruiker (warmtenet)
kan worden geleverd (de afkaptempera-
tuur). Een warmtenet heeft veelal een
aanvoertemperatuur van 95 ° en een
retourtemperatuur van 50 °C. Dit betekent
dat de HTO minimaal 50 °C moet leveren.
De resterende warmte, met een tempera-
35Tijdschrift Milieu, april 2018 35
tuur lager dan 50 °C, blijft ongebruikt in
de bodem achter (zie figuur 1). Het is dus
belangrijk dat de retourtemperatuur van
de gebruikers zo laag mogelijk kan worden
gesteld.
Verder waren er in de ondergrond hoge
geleidingsverliezen die met name worden
veroorzaakt door het kleine opslagvolume.
Tabel 1 geeft voor twee verschillende
watervoerende lagen aan wat de invloed is
van het opslagvolume op het rendement.
Rendementen van meer dan 50 procent
kunnen alleen worden bereikt als er meer
dan 1.000.000 m3 water wordt opge-
slagen (tussen de 25.000 en 50.000 MWht).
Daarnaast hebben meer fijnzandige lagen
een hoger rendement, omdat ze de opdrij-
ving (dichtheidstroming) van het warme
opgeslagen water verminderen.
Slimme concepten Het minimale temperatuurniveau
waarmee de warmte nog nuttig ingezet kan
worden is dus belangrijk voor het rende-
ment. Dit betekent dat voor HTO een locatie
nodig heeft waarbij de opslag op een hoge
temperatuur wordt gevoed en de opge-
slagen warmte tot een zo laag mogelijke
temperatuur kan worden teruggeleverd.
Het meest gunstige is om een grootschalige
warmteopslag te maken op de overgang
van het primaire net 95/50°C naar het
secundaire net 70/40°C
Ondersteuning Waar voor WKO geen financiële onder-
steuning noodzakelijk is, is dit voor HTO in
deze fase van de ontwikkeling wel nodig.
De belangrijkste reden hiervoor is dat er
meer dan 3000 WKO-systemen zijn en
slechts enkele HTO’s. HTO zit dus nog aan
het begin van zijn innovatiecurve. Verder
leveren WKO’s met name koeling en HTO’s
hogetemperatuurwarmte. Een besparing op
koeling levert in de huidige energiemix veel
meer financieel voordeel op dan besparing
op warmte.
Dat pleit ervoor om – naast andere duur-
zame opwektechnieken zoals bijvoorbeeld
geothermie – ook HTO-systemen door de
overheid te laten ondersteunen met behulp
van SDE-subsidies.
Verder zou de technologische ontwikkeling
van HTO sneller gaan als het onderzoek
hiernaar landelijk kan worden gebundeld.
Momenteel vindt dit namelijk sterk versnip-
perd plaats door kennisinstituten, univer-
siteiten en ontwerpende partijen door
middel van veel te kleine pilotsystemen
met per definitie een te laag rendement. Dit
landelijke onderzoek, bij voorkeur onder-
steund door de Topconsortia voor Kennis en
Innovatie (TKI) moet dan worden gekoppeld
aan nieuw te realiseren systemen. In de
periode 2009-2013 is dit voor WKO (en deels
HTO) gedaan en dit heeft deze techniek een
enorme boost gegeven.
Guido Bakema
Figuur 1. Invloed van afkaptemperatuur op thermisch rendement van de opslag
Figuur 2. Inpassing HTO in een warmtenet
Geohydroloog Guido Bakema ([email protected]) is sinds de begin jaren negentig betrokken bij de nationale en internationale ontwikkeling van bodemenergie en geothermie. Hij was onder meer direc-teur van IF Technology en voorzitter van Bodemenergie (voormalig NVOE).
36 Tijdschrift Milieu, april 201836
“Warmte-koudeopslag is een geweldige
techniek”, vertelt Marcel Gehrels enthou-
siast. Dat zich in de praktijk soms onvol-
komenheden voordoen, is doorgaans te
wijten aan verkeerde aannames tijdens
het ontwerp, een onvolledige realisatie en
geen beheer van de installatie. “Dat kan
ertoe leiden”, vervolgt Gehrels, “dat een
energierekening veel hoger is dan was
aangenomen, dat er thermische onbalans
optreedt in de bodem of dat het klimaat
in een gebouw niet aangenaam of stabiel
Monitoring WKO-installatie cruciaal voor rendement “Een systeem voor warmte-koudeopslag kan heel veel jaren naar volle tevreden-
heid functioneren”, stelt Marcel Gehrels, manager beheer en exploitatie bij Unica
Energy Solutions, onomwonden vast. “Voorwaarde is wel dat de monitoring tot in
de puntjes is geregeld.”
is. Een ander gevolg kan zijn dat er meer
water wordt opgepompt dan de vergunning
toestaat.”
Beheerder op afstandEen integrale benadering is essentieel om
dergelijke teleurstellingen te voorkomen,
met inbegrip van het monitoren van alle
te nemen stappen. “Dus niet alleen van
het bronnensysteem, maar ook van de
binneninstallatie en het afgiftesysteem die
zijn afgestemd op het lagetemperatuursys-
teem van WKO. Daarbij is het essentieel
het gebouw voortdurend in de gaten te
houden. Dat vergt dus meer meet- en regel-
techniek dan bij een traditionele kli-
maatinstallatie. Wij bepleiten dan ook
dat er niet alleen onderhoud aan de WKO
plaatsvindt, maar ook goed beheer en
bijsturing van de installatie.” Gehrels
adviseert dit te laten doen door een
beheerder die op afstand toegang heeft tot
het gebouwbeheerssysteem en die kennis
heeft van een goede werking van een
WKO-systeem. “Door dit efficiënt te orga-
niseren, hoeft dit niet duurder te zijn dan
normaal. En het wordt door de energiebe-
sparing snel terugverdiend.”
Integrale samenwerkingIn de ontvangsthal van het hoofdkan-
toor van Unica in Hoevelaken krijgt de
bezoeker op het GreenScreen gelijk zicht op
de duurzame prestaties van het gebouw.
Het kantoor heeft een WKO-installatie en
daarnaast 300 zonnepanelen, oplaadpalen
voor elektrisch vervoer en is uitgerust met
het SMART-systeem dat koeling, verwar-
ming, ventilatie en elektra via geprefa-
briceerde units aanbiedt. Alle duurzame
technieken worden online gemonitord.
Gehrels wijst op de combinatie van WKO,
die slechts als een klein kastje tussen de
Foto
’s: U
nic
a
37Tijdschrift Milieu, april 2018 37
gebouwen zichtbaar is, en zonnepanelen.
“Met de panelen wordt elektriciteit opge-
wekt voor de warmtepompen.” Wat hem
gelijk brengt op het belang van samenwer-
king. “Juist bij het verduurzamen van een
gebouw dient integraal te worden gewerkt.
Door alle technieken van een gebouw goed
op elkaar af te stemmen, ontstaat een pret-
tige en gezonde werk- of woonomgeving en
kan een gebouw lang meegaan zonder aan
comfort in te boeten.”
Grote installaties Die integrale aanpak geldt bijvoorbeeld
ook voor het beheer en onderhoud van alle
werktuigbouwkundige installaties in de
gebouwen van de Technische Universiteit
Eindhoven (TU/e). Daarin zit onder meer de
WKO-installatie met 32 bronnen, waarmee
de TU/e over een van de grootste WKO’s in
Europa beschikt. De TU/e streeft naar een
campus die in 2030 50 procent energieneu-
traal is. Het gebouw zal daartoe de helft van
de benodigde energie zelf opwekken Unica
voert hier het onderhoud op de werktuig-
bouwkundige installatie uit en het beheer
van de WKO-installatie.
Andere voorbeelden van grote en goed-
werkende WKO-installaties noemt Gehrels
die van de Universiteit van Amsterdam,
de Rijksuniversiteit Groningen, Rotterdam
Airport en Hoog Catharijne te Utrecht.
Verduurzaming monumentEen ander voorbeeld dat tot de verbeel-
ding spreekt is het complex De Hallen in
Amsterdam. Deze voormalige negentiende-
eeuwse 16.000 vierkante meter
tellende tramremise is
getransformeerd tot een
multifunctioneel woon-,
werk- en horecacentrum.
Duurzaamheid stond
in brede zin centraal
bij de restauratie en
herbestemming van het
monument, licht Gehrels toe.
“Terugdringen van energiever-
bruik was daarin een belangrijk element.”
Architect André van Stigt ontwikkelde
samen met de buurtbewoners het plan
tot herbestemming. “Unica heeft vanaf
een heel vroeg stadium met hem kunnen
samenwerken. Daaruit is uiteindelijk onder
‘Goede moni-toring van WKO-
systemen heef t zich inmiddels bewezen
terugverdiend’
meer het WKO-systeem voortge-
komen met een exploitatie
van dertig jaar.” Unica
exploiteert het systeem
in de vorm van een
Energy Service Company
(ESCo). De investeringen
worden terugverdiend
via een prestatiecontract.
“Hierdoor is er in de beheer-
en exploitatiefase slechts één
partij verantwoordelijk voor het naleven
van de wettelijke verplichtingen van de
bronvergunning, het binnenklimaat en het
comfort van de gebruikers.”
Theo van Oeffelt
“Iedereen moet mee kunnen doen”In Nederland is Den Haag een van de koplopers op het gebied van aardwarmte, een
duurzame energiebron voor de toekomst. “Niet dat alles op rolletjes verliep”, vertelt
duurzaamheidswethouder Joris Wijsmuller. “De eerste aardwarmteprojectbron
ging in 2011 bijvoorbeeld failliet vanwege vraaguitval door de financiële crisis. Ook
op deze lessen kun je echter voortbouwen.” Voor een succesvolle uitrol is het in zijn
ogen van belang bewoners in een vroeg stadium mee te nemen. “De energietransitie
is een democratiseringsproces.”
Joris Wijsmuller: (l.) “Geothermie vraagt om een actieve regierol van gemeenten”
Joris Wijsmuller, wethouder Den Haag:
38 Tijdschrift Milieu, april 2018
“Iedereen moet mee kunnen doen”
De Gemeente Den Haag is op verschillende
fronten met bodemenergie bezig. “Den
Haag ligt geografisch gunstig voor deze
vorm van energie”, vertelt wethouder Joris
Wijsmuller. “Dat geeft dus een geweldige
potentie.” Kleinschalige initiatieven op
het gebied van warmte-koudeopslag zijn
er inmiddels volop. “Die spelen veelal
op gebouwniveau. Onder meer in het
centrum hebben we hier een paar goede
voorbeelden van. Daarnaast zetten we in
op het benutten van aardwarmte van twee
kilometer diep voor hele wijken.”
Binnenstedelijke aardwarmteDe wethouder kijkt met name uit naar
een feestelijk moment in het najaar. “Dan
nemen we de aardwarmtebron bij de
Leyweg in gebruik. Bijzonder, want het
project is eerder failliet gegaan. Oorzaak
was dat de bron onderdeel uitmaakte van
een businesscase voor de bouw van 4000
woningen. De bron is geboord en een deel
van het warmtenet is aangelegd. Door de
crisis is een te klein deel van die nieuw-
bouw gerealiseerd en is dit initiatief niet
gelukt. Gelukkig zijn we erin geslaagd
om met drie andere partijen een goede
doorstart te organiseren. Inmiddels is de
installatie helemaal gecontroleerd en in
orde bevonden. Vanaf komend najaar gaat
de bron daadwerkelijk binnenstedelijke
aardwarmte leveren.” Geïnspireerd door
dit succes wil Den Haag binnen vijf jaar
nog drie van zulke bronnen in de stad
realiseren. “Stuk voor stuk krijgen deze
eveneens een substantiële omvang.”
RegieVergeleken met andere vormen van duur-
zame energie ervaart Wijsmuller weinig
problemen bij de uitrol van bodemenergie.
“De acceptatie is groot.” Niettemin pleit
hij voor meer regulering. “We zitten in een
dichtbevolkt gebied met veel partijen en
daardoor komen er allerlei vragen op ons
af. Het is dus een ontwikkeling die vraagt
om regie en als gemeente pakken we die
rol serieus op. Wij doen kennis op en zorgen
voor regulering en waarborging.” Gericht
bodemenergiebeleid helpt volgens hem
ook om kansen daadwerkelijk effectief te
benutten. “Dit geldt ook voor kleinschalige
initiatieven. Nu borrelen die incidenteel
op, maar het kan allemaal vele malen
efficiënter. Daarin zien wij een rol voor de
gemeente.”
Volgens Wijsmuller is er nog een andere
reden waarom een regierol van de overheid
van belang is. “Om de energietran-
sitie te laten slagen, moeten we
andere dingen doen dan die
we gewend zijn. De markt
kan heel veel, maar
verdienmodellen zijn
op dit moment vooral
nog gericht op traditio-
nelere energiebronnen.
Wij moeten de markt en
consumenten helpen om
het anders te gaan organiseren.”
Kennisuitwisseling verdient eveneens
aandacht. “Wij zijn voorloper op het gebied
van bodemenergie en wij delen deze
kennis. Op andere gebieden benutten wij
juist kennis die andere gemeenten aan het
ontwikkelen zijn.”
Dankzij de inmiddels opgedane ervaring
is Den Haag ook een interessante partner
voor het Rijk en voor de provincie Zuid-
Holland. Dat levert wederzijds meer-
waarde op. “Zo is de provincie volop bezig
met het organiseren van meer geothermie
om de hoek in het Westland. Op die kennis
kunnen wij meeliften.”
Anticiperen op vragenOp het gebied van wind- en zonne-energie
stuiten initiatiefnemers regelmatig op
acceptatieproblemen. Dat geldt tot dusver
niet of nauwelijks voor aardwarmte, maar
Wijsmuller pleit niettemin voor een proac-
tief communicatiebeleid. “Je kunt er op
wachten dat er vragen komen over wat de
gevolgen voor de ondergrond zijn of over de
consequenties voor het dagelijks gebruik.
Samen met onze partners op dit gebied
verzamelen we de beschikbare kennis
en communiceren hierover met de direct
betrokkenen. In plaatst van protesten die
de boel kunnen vertragen, merken we
dat de deuren dan voor je open gaan. Ik
raad iedere gemeente aan om in plaats
van te wachten tot er vragen ontstaan,
daarop juist te anticiperen door geregeld
met wijkbewoners te overleggen.” Een
dergelijke houding kan zelfs resulteren in
nieuwe initiatieven. “Actieve bewoners
vragen nu soms zelf al of zij ook op de bron
kunnen worden aangesloten of hoe
dat in zijn werk gaat. Die gaan
daarvoor aan de slag en
dat is wat je wilt. Ik word
heel blij van dergelijke
individuele initiatieven
vanuit de stad.”
Gestimuleerd door het
succes van de aanpak
heeft Den Haag extra
energie in de communicatie
gestoken. “We willen laten zien
in welke wijken welke energiestrategieën
het meest kansrijk zijn zodat iedereen
daarop kan anticiperen. Dat voorkomt
bovendien dat we telkens verschillende
wielen uitvinden en daarmee onnodig
veel kosten maken of kansen missen door
energiebronnen onvoldoende efficiënt
benutten.”
DemocratiseringsprocesIn de kern is de energietransitie in de visie
van Wijsmuller een democratiserings-
proces. “Fossiele energie wordt door de
markt geproduceerd. Dat verandert nu
we moeten overgaan op hernieuwbare
bronnen. Ik vind dat in principe iedereen
mee moet kunnen doen. Ieder huishouden
moet misschien wel in staat zijn om letter-
lijk zelf energie te produceren. Laten we
in ieder geval voorkomen dat men vanuit
een eigenbelang denkt van ‘nou dit is een
mooie marktsector, daar gaan wij even
proberen een monopolie in te ontwik-
kelen’. Want dán mis je echt de boot. Je
moet echt met elkaar de energietransitie
vorm geven. En daarmee dus ook letterlijk
de energievoorziening democratiseren.”
Toon van Engelen en Gert Pater
‘Den Haag zet in op de realisatie van
vier omvangrijke geo-thermieprojecten’
39Tijdschrift Milieu, april 2018 39
40 Tijdschrift Milieu, april 2018
De ambitie van het Rijk is dat bodemenergie in 2023 een bijdrage van 16 PJ levert
aan de duurzame energiehouding. Bestaande én nieuwe installaties zullen hiervoor
optimaal moeten presteren. Dit begint bij meer kennis bij de eigenaren van deze
systemen. En dat is precies de missie van het Gebruikersplatform Bodemenergie.
Eindgebruikers zetten zich in voor betere systemen
Foto
: Gro
nd
bo
orb
edri
jf H
ait
jem
a
‘Gebruikersplat-form Bodemenergie
streeft naar meer ken-nis en hoogwaardige
systemen’
41Tijdschrift Milieu, april 2018 41
Lang niet alle WKO-systemen functioneren
probleemloos. Diverse eigenaren ervaren
na oplevering opstartproblemen. Zij blijken
niet of nauwelijks in staat om de rende-
menten te behalen die door ontwerpers zijn
voorgespiegeld. Terwijl deze eindgebrui-
kers, veelal de opdrachtgevers, cruciaal zijn
om de energiedoelstellingen te halen. Het
Gebruikersplatform Bodemenergie is opge-
richt om die eindgebruikers te helpen bode-
menergie optimaal te benutten. Daarnaast
zet het platform zich in om WKO-systemen
in de markt als zinvolle investering te
profileren.
Eerlijke voorlichting Het commitment van het platform
ligt volledig bij de belangen van
WKO-eindgebruikers. Het inspireert, deelt
kennis en brengt eindgebruikers met elkaar
in contact, zodat zij van elkaar kunnen
leren. Uiteindelijk moet gebruik van
bodemenergie even eenvoudig zijn als het
afnemen van gas of elektriciteit. “Eigenaren
en exploitanten spelen een belangrijke rol
in de toepassing en vooral de acceptatie van
bodemenergie”, benadrukt Dick Westgeest,
voorzitter van het Gebruikersplatform
Bodemenergie. “Als zij veel problemen
ervaren met de toegepaste systemen, dan
worden ze eerst humeurig. Al snel slaat
dit om in onvrede en dat laten ze weten.
Uiteindelijk komen die geluiden terecht bij
collega’s die ook overwegen om in bode-
menergie te investeren. Ons platform wil
dergelijke ruis voorkomen door de markt
eerlijk en op objectieve wijze voor te lichten.
Dat is de taak van ons platform.”
Contact met gelijkgestemdenVeel energie steekt het platform in het
met elkaar in contact brengen van leden
en potentiële leden, alle eindgebruikers
met een WKO. “Wij organiseren regelmatig
netwerkbijeenkomsten waarop kennisuit-
wisseling plaatsvindt. Partijen kunnen daar
hun ervaringen en eventuele problemen
met elkaar bespreken en daardoor elkaar
gericht helpen om WKO-systemen te opti-
maliseren”, vertelt Westgeest.
Speerpunt van het Gebruikersplatform
Bodemenergie is ook het ontwikkelen van
generieke maatregelen, zoals het opstellen
van modelcontracten en -overeenkomsten
voor de exploitatie of het onderhoud aan
WKO-systemen. Deze informatie is voor
leden op het besloten deel van de website
altijd toegankelijk en te downloaden. “In
2017 hebben we de WKO-scan geïntro-
duceerd, waarmee eigenaren van een
WKO-systeem op een snelle, objectieve
en gedegen manier inzicht krijgen
in de prestaties van hun
systeem. Maar het is ook
een tool waarmee ze te
weten komen hoe ze
het systeem kunnen
optimaliseren.”
Knelpunten in beeldEen andere activi-
teit is het profileren van
WKO-projecten, waarbij de
problemen en de geleerde lessen van
eindgebruikers voor het voetlicht worden
gebracht. "Wij hebben in 2014 zo'n 100
enquêtes uitgevoerd onder eigenaren
en exploitanten van bodemenergie. De
resultaten waren niet al te positief", vertelt
Westgeest. “Via de enquêtes kwamen
we te weten hoe groot de problemen
met de bestaande systemen waren, en
wat de aard van de problemen waren.”
Samengevat: de grote meerderheid van
de systemen is voor verbetering vatbaar.
“Als ik de conclusies uit het onderzoek
en onze enquêtes van een waardeoor-
deel moet voorzien, dan blijken er zowel
technische problemen op te treden, maar
daarnaast ook minstens zo vaak organi-
satorische problemen.” Voorbeelden zijn
de WKO-projecten van onder meer het
ministerie van Binnenlandse Zaken in
Zoetermeer, Cultureel centrum in Schijndel,
Miele in Vianen en de UvA in Amsterdam
hadden een lastige start, maar ze draaien
nu tamelijk probleemloos en met een goed
rendement, zowel technisch als financieel.
“Daarvoor waren soms wel ingrijpende
aanpassingen nodig”, aldus Westgeest.
“Soms moest de eigenaar zelfs afscheid
nemen van een technisch dienstverlener,
omdat die de noodzakelijke kennis niet
voldoende in huis had.”
AandachtspuntenOm meerdere redenen valt veel te leren
van projecten die niet op rolletjes liepen.
Het systeem goed monitoren, blijkt veelal
dé crux te zijn. Door monitoring weet een
eindgebruiker heel precies waar verbe-
teringen mogelijk zijn. Vaak ontstaat het
inzicht pas als de informatie uit
het volledige systeem, zowel
onder- als bovengronds, in
één gebouwbeheersys-
teem is ondergebracht.
Een andere, belangrijke
les, die veel eind-
gebruikers achteraf
hebben geleerd, is dat
zij de installateur die alles
heeft aangelegd, contractueel
hadden willen verplichten om mini-
maal 18 tot 24 maanden inregeltijd en
garantieperiode aan te bieden. Pas na twee
jaar kun je bepalen of een WKO-systeem
dat is opgeleverd, ook de prestaties levert
die bij de aanbesteding zijn afgesproken.
Spreek je daar niets over af, dan is het vaak
de eigenaar en eindgebruiker die zelf moet
zorgen dat zijn systeem optimaal gaat
presteren en ook de kosten daarvoor moet
dragen. Westgeest: “Willen we eindge-
bruikers écht helpen om te zorgen dat
bodemenergie als duurzame energievorm
een versnelling krijgt, dan moeten we hen
wapenen met kennis. Alle valkuilen zijn
al wel eens gegraven, de lessen zijn in de
markt aanwezig en daarom is het onze taak
om die informatie breed te verspreiden. Dit
gebeurt onder meer tijdens netwerksessies,
waarbij we eindgebruikers met elkaar in
contact brengen. Daarnaast plaatsen we
projectbeschrijvingen op de website van
het platform en publiceren we in met enige
regelmaat in diverse vakbladen.”
Voor lidmaatschap of meer informatie, ga
naar gebruikersplatformbodemenergie.nl
Wouter Wienk
42 Tijdschrift Milieu, april 2018
Energie ligt voor het oprapenNederland is een waterrijk land. Dat stelt ons voor problemen, maar biedt ook
kansen. Met energiewinning uit oppervlaktewater is een grote duurzaamheids-
slag te maken, legt adviseur Rik Molenaar uit. “Het is een slapende reus die
alleen nog wakker gekust moet worden.”
Sommige ideeën hebben een wat langere
introductietijd nodig dan andere. Het
winnen van energie uit oppervlaktewater
is er zo een. Al in 2007 bracht Techniplan
Adviseurs de mogelijkheden in beeld. Dat
gebeurde in opdracht van projectontwikke-
laar OVG, die destijds op de Wilhelminapier
in Rotterdam de Maastoren ontwikkelde. Er
werd ingezet op een systeem met warmte-
koudeopslag (WKO), maar ter plekke bleek
daar te weinig capaciteit voor te zijn in
de ondergrond. Er moest een list worden
verzonnen, constateert Rik Molenaar die
destijds op dit onderwerp afstudeerde.
“Het principe is eigenlijk heel simpel. We
koelen en verwarmen altijd met de koudste
en warmste bron. Dat kan het oppervlak-
tewater zijn – in dit geval het Maaswater
– en anders het water uit de ondergrondse
opslag.” Het inzetten van de rivier maakte
een extra koelinstallatie in de Maastoren
overbodig, wat weer ruimte scheelde in het
gebouw. Met louter de hulp van een warm-
tepomp bleek zo een inventief duurzaam
43Tijdschrift Milieu, april 2018
meer doordat er veel instraling van de zon
plaatsvindt. Ook het nieuwe werken heeft
invloed. Daardoor werken er meer mensen
op dezelfde ruimte, met meer apparatuur
en verlichting, met als gevolg dat de tempe-
ratuur omhoog gaat.”
Water bij de handVoor nieuwe gebouwen is dus met de
inzet van oppervlaktewater zeker duur-
zaamheidswinst mogelijk. Maar ook bij
bestaande gebouwen kan nabij gelegen
water van pas komen, zo geeft Molenaar
aan. “We hebben onlangs in opdracht van
het Rijksvastgoedbedrijf onderzocht wat de
mogelijkheden zijn om oppervlaktewater
in te zetten voor gebouwen die er al staan.
Ook daaruit bleek dat er kansen liggen voor
verduurzaming, in combinatie met het
benutten van bodemenergie.”
De adviseur van Techniplan wijst er wel
op dat rekening gehouden moet worden
met randvoorwaarden. De aanwezigheid
van nabijgelegen water is een voor de hand
liggende, maar ook de techniek stelt de
nodige eisen, met name die van WKO. “Het
vermogen daarvan is afhankelijk van de
temperatuur van het grondwater. Wanneer
de pomp teveel warmte onttrekt aan de
bodem, loopt het vermogen van de instal-
latie terug. Dan is de batterij als het ware
leeg. Verder bestaat er de kans op ‘kortslui-
ting’ in de bodem, namelijk op het moment
dat de voorraden met koud en warm water
te groot worden en elkaar raken. Dat is
ongewenst.”
Gebrek aan ruimteJuist op dit punt komt het
oppervlaktewater in
beeld als interessante
optie om de thermi-
sche onbalans beter te
managen. Molenaar
legt uit: “Wanneer er
verschillen optreden in
de warmte- en koudevraag
in een gebouw en de WKO
dit niet aan kan, zijn er allerlei
technieken beschikbaar. Bijvoorbeeld droge
koelinstallaties of zonnepanelen. Lang niet
al deze technieken kunnen echter zowel
‘Inzet opper vlak-tewater biedt per-
spectief voor verduur-zamen oude en nieuwe
gebouwen’
warmte als koude ‘invangen’. En ze kosten
vaak ook ruimte in het gebouw of op het
dak. Die is er niet altijd. Dan komt het
oppervlaktewater in beeld.”
Investering rendeertDe resultaten van de toepassing in de
praktijk zijn bemoedigend, zo wijst
een nauwgezette monitoring van de
genoemde Maastoren uit. “We gebruiken
het Maaswater op drie manieren. Voor de
regeneratie, maar ook voor verhogen van
de temperatuurverschillen in de warmte/
koudebron. De WKO gaat daardoor beter
presteren. De rivier wordt verder gebruikt
als directe energiebron.” In de koude
winter van 2010 kwam dit gelijk van pas.
“Drie maanden lang was het Maaswater
slechts 4 à 5 graden warm. Daarmee
konden we voor 950 MWh koude in de
grond stoppen om het grondwater af te
koelen en beter in balans te brengen.
Bovendien kon in de zomer die volgde het
gebouw ermee worden gekoeld.” En dat
alles tegen een bescheiden meerprijs, zo
geeft Molenaar aan. “We hadden hierdoor
geen droge koelinstallatie nodig, dus de
investering voor het binnenhalen van het
Maaswater was in no-time terugverdiend.’
Energie uit leidingwaterHet denken over water in relatie tot
energie gaat ondertussen onverdroten
door bij Techniplan Adviseurs, zo rondt Rik
Molenaar af. “Weliswaar bevinden we ons
dan meer voorin de waterketen, maar ook
leidingwater heeft potentie. Wij hebben
bijvoorbeeld voor de herontwikkeling
van een groot winkelcentrum onderzocht
wat de mogelijkheden zijn om energie
uit voorgezuiverd oppervlaktewater te
halen, voordat het in de duinen wordt
geïnfiltreerd. Dat lijkt veelbelovend. De
conclusie die wij hier zelf aan verbinden
is: kijk heel goed voordat je begint met
een ontwikkeling naar de mogelijkheden
die de omgeving biedt. Daar bevinden
zich vaak prima kansen om Nederland
duurzamer mee in te richten, zonder grote
extra investeringen.”
Henk Looijen
systeem voor een complete kantoortoren
opgetuigd te kunnen worden.
Vraag naar koudeDe techniek van de Maastoren kan voor
heel Nederland een forse bijdrage bete-
kenen aan de verduurzaming, zo becijferde
Techniplan Adviseurs een jaar later. “We
rekenden uit dat er in Nederland ruim
350.000 hectare aan binnen-
water ligt. Eigenlijk één grote
zonnecollector, waarvan
de energie kan worden
afgetapt.” Inmiddels zijn
we tien jaar verder en is
het gedachtegoed actu-
eler en kansrijker dan
ooit, betoogt Molenaar.
“We zien in de energievraag
van nieuwe gebouwen dat er
door de sterk verbeterde isolatie en
de toepassing van warmteterugwinning
minder vraag is naar warmte. Daarentegen
neemt de vraag naar koude toe, onder
Foto
: Sh
utt
erst
ock
44 Tijdschrift Milieu, april 2018
1. Hoge temperatuur-opslag maakt warm-
tenet duurzamer
Ondergrondse opslag van warmte op hoge
temperaturen (HTO) kan een belangrijke
bijdrage leveren om warmtenetten duur-
zamer, robuuster en toekomstbestendiger
te maken.
Wettelijk gezien mag er in WKO-systemen
geen water met een temperatuur hoger
dan 25 graden Celsius worden opgeslagen.
Hierdoor is bij WKO-systemen een warm-
tepomp nodig om aan de warmtevraag te
voldoen. In conventionele WKO-systemen
kan dit oplopen tot maar liefst 60 procent
van het energiegebruik. Een warmtenet
met een buffer om hogere temperaturen
(tussen 30 en 100 graden) op te slaan, kan
zonder warmtepomp de gebouwen van
warmte voorzien. Dat maakt de warmte-
voorziening duurzamer, omdat de voor de
warmtepomp benodigde elektriciteit komt
te vervallen.
Met de koppeling van warmtenetten aan
HTO-systemen is in het buitenland al
beperkt ervaring opgedaan in de prak-
tijk, zoals bij de Rijksdag in Berlijn. Ook in
Nederland zijn er, ondanks de wettelijke
beperking op maximale injectietempera-
tuur, sinds de jaren tachtig al verschil-
lende HTO-pilots gerealiseerd en zijn en
tegenwoordig ook diverse HTO-systemen
operationeel.
Martin Bloemendal, onderzoeker bij de
TU Delft en het KWR Watercycle Research
Institute: “De realisatie van HTO-systemen
in Nederland vindt vooralsnog kleinschalig
plaats bij locaties met een duidelijke netto
warmtevraag. Om de risico’s voor grond-
waterkwaliteit en mogelijke drinkwater-
productie, worden HTO-systemen alleen
toegestaan in brakke of zoute acquifers.
Dit type aquifer komt vooral voor in het
westelijk deel van Nederland, op tien- tot
honderdtallen meters diepte. Recente reali-
saties van HTO-systemen in het Westland,
Wageningen en Haarlem tonen aan dat er
een groeiende ruimte is voor HTO.”
2. Naar optimale benutting van ruimte in
ondergrond
Bodemenergiesystemen maken gebruik
van de ruimte in de ondergrond. Waar veel
Onderzoek haalt meer uit bodemenergie In Nederland doen diverse instituten en organisaties wetenschappelijk
onderzoek naar manieren om warmte-koudeopslag effectiever en efficiënter
te maken. Onlangs zijn de resultaten van vier onderzoeken gepubliceerd.
45Tijdschrift Milieu, april 2018
gebouwen bij elkaar in de buurt staan is
het van belang om die ruimte optimaal te
benutten'.
Bodemenergiesystemen maken niet opti-
maal gebruik van de ruimte in de bodem.
Volgens onderzoeker Tamas Keviczky van
de TU Delft komt dat vooral door de tech-
niek en de regelgeving. “Beide zijn niet bere-
kend op onzekerheden zoals de aard van
de watervoerende lagen, de interactie met
naburige systemen en de variaties in weers-
omstandigheden. Ook speelt het gebruik
van de gebouwen een rol. Dat maakt het
koelen en verwarmen van gebouwen tot
een lastige sport. Hierdoor worden bode-
menergiesystemen veiligheidshalve nu op
te grote afstand van elkaar af gehouden.
Om de systemen dichterbij elkaar te zetten,
zonder dat het individuele rendement
omlaag gaat, moet je real-time inspelen op
de lokale situatie. Vooraf plannen op basis
van verwachtingen is niet goed mogelijk.”
Keviczky onderzoekt met collega’s van de
TU Delft hoe naburige bodemenergiesys-
temen zelf het gebruik van hun ondergrond
kunnen organiseren door onderlinge
communicatie en afstemming. Voor imple-
mentatie in de praktijk is het nodig om de
ontwikkelde generieke algoritmes te testen
op complexere gebouwmodellen en waar
nodig te verbeteren. In het onderzoek imple-
menteert de TU Delft met hun partners
zelforganiserende bodemenergiesystemen
op een locatie in Amsterdam.
Om tot een optimaal systeem te komen,
combineren de onderzoekers inzichten uit
de technische bestuurskunde, de meet-
en regeltechniek en de geohydrologie. Ze
ontwikkelen tools om het WKO-systeem
beter te regelen in gebouwen. Deze ‘ener-
gieregelaars’ worden getest in complexe
gebouwen, zoals het Van Gogh Museum in
Amsterdam.
3. Efficiënter verwarmen en koelen met
WKO-triplet
Een WKO-‘triplet’-systeem is qua business
case vergelijkbaar met een WKO-systeem,
maar bespaart elektriciteit omdat het geen
warmtepomp meer nodig heeft, zo blijkt uit
onderzoek.
Het WKO-‘triplet’-systeem, dat beschikt
over een warmte- en koudebron plus een
buffervat, vermijdt stroomverbruik door
de warmtepomp door warmte en koude
op het gewenste temperatuurniveau in
te vangen en in de bodem op te slaan met
(bijvoorbeeld) zonnecollectoren en droge
koelers. Universiteit Utrecht, KWR en de
TU Delft vergeleken de toepassing van een
conventioneel, een doublet-WKO- en een
WKO-tripletsysteem bij een fictief kantoor-
gebouw. De resultaten laten zien dat een
tripletsysteem qua businesscase vergelijk-
baar is met een WKO-systeem, maar dat
de emissies lager zijn. Voor de exploitatie-
kosten is naast de energiekosten uitgegaan
van 5 procent van de investeringskosten
per jaar. Er is in totaal circa 2.000 m2 aan
zonnepanelen nodig en er is ruim 1 MW
vermogen nodig voor de droge koeler
om voldoende koude te kunnen
invangen.
Het WKO-triplet-systeem
lijkt een veelbelovende
techniek, maar nadere
uitwerking is nodig om
de haalbaarheid verder te
onderzoeken. Zo kunnen
er naast droge koelers en
zonnecollectoren ook andere
technieken worden gebruikt om warmte
of koude in te vangen. Ook moet de ener-
giebalans van het systeem nader worden
onderzocht, en moet opslag op hoge tempe-
raturen in de bodem nog worden geoptima-
liseerd. Een WKO-triplet-systeem zal vooral
goed werken voor grote gebouwen of een
groep van gebouwen, omdat opslag op hoge
temperatuur het beste lukt op grote schaal.
4. Glasvezel kan energiebalans WKO
bewaken
Monitoring van ondergrondse
WKO-systemen kan betrouwbaar gebeuren
met innovatieve glasvezeltechnologie. Dat
blijkt uit onderzoek in het project FOME-BES.
‘Innovatieve technologie geef t
goed beeld benut ting potentieel aan bode-
menergie’
In het project FOME-BES (Fibre-Optic
Monitoring Energiebalans en -prestaties
van bodemenergiesystemen) is onderzoek
gedaan naar de mogelijkheden om met
DTS-glasvezeltechnologie (‘spatially distri-
buted temperature sensing’) de energieba-
lans van bodemenergiesystemen continu
en kostenefficiënt te bewaken om optimaal
gebruik te maken van het energiepotentieel
in de bodem.
Het onderzoek heeft de meerwaarde
aangetoond van DTS-glasvezeltechnologie
voor monitoring van ondergrondse
WKO-systemen. De innovatieve technologie
realiseert bovengronds een betrouwbaar
beeld van de ontwikkeling van warmte-
en koudebronnen door de seizoenen heen.
Daarmee geeft het goed inzicht in de mate
waarin het bodemenergiepotentieel ter
plaatse wordt benut. DTS-monitoring geeft
exploitanten de mogelijkheid het functi-
oneren van hun WKO te monitoren en
te verbeteren. Ook biedt het
gemeenten en provincies de
mogelijkheid om kansen
voor verdichting op
gebiedsniveau te beoor-
delen en te vergroten.
Binnenkort wordt
vervolgproject CRYSTAL
aangekondigd op de
website van FOME-BES.
In dit vervolgproject wordt
gekeken hoe glasvezel monitoring kan
worden ingezet om in drukke stedelijke
gebieden het ondergrondse ruimtegebruik
van bodemenergiesystemen te optimali-
seren. Dit project heeft sterke samenhang
met het TKI/KIBO project in samenwer-
king met provincie en gemeente Utrecht,
BodemenergieNL, Deltares, IF en KWR. In
dit laatste project wordt gekeken welke
methoden bruikbaar zijn om de dichtheid
van bodemenergiesystemen te vergroten in
drukke gebieden.
Bij dit artikel horen vijf bronnen; de referen-
ties zijn opvraagbaar bij de redactie.
Norbert Cuiper
Norbert Cuiper ([email protected]) is redac-teur bij F&B Kennispartner in energie en milieu. Hij schrijft en publiceert vooral op Ensoc.nl. en in het vakblad Ensoc Magazine.
Nul op de Meter
Nul op de Meter (NOM) betekent dat een woning zelf minstens evenveel duurzame
energie opwekt als er nodig is voor de gebouwgebonden installaties én het huishoudelijk
gebruik van de bewoners. Met een combinatie van goede isolatie, duurzame (klimaat)
installaties en zonnepanelen wordt voor warm water, verwarming, koeling, ventilatie
en voldoende stroom voor het huishoudelijk gebruik gezorgd. In een NOM-woning
verdwijnt de gasaansluiting in de meeste gevallen, dus het systeem is uitermate
geschikt om te komen tot all-electric wijken.
46 Tijdschrift Milieu, april 2018
Bij het energieneutraal
maken van de bestaande
woningvoorraad zorgt
gestapelde bouw voor
een flinke uitdaging.
Reguliere renovatieme-
thoden voldoen meestal
niet bij portiek- en etage-
woningen. Een nieuw
concept maakt dat wél
mogelijk.
Verschillende marktpartijen hebben ener-
gieconcepten voor Nul-op-de-meter (NOM)
renovatie van laagbouw ontwikkeld, maar
de aanpak van gestapelde bouw leverde
tot nu toe altijd hoofdbrekens op, zo vertelt
Onno de Wal, directeur van bouwbedrijf
BIK bouw uit Barendrecht. “Doordat in
stapelbouw relatief minder dakoppervlak
per woning beschikbaar is, kan er maar een
beperkt vermogen aan PV-panelen worden
opgesteld. Als je de bestaande concepten
voor laagbouwrenovatie loslaat op stapel-
bouw, is de PV-opbrengst te laag om
voldoende duurzame energie te leveren.”
Tweede huidDat probleem is volgens De Wal echter te
Stapelbouw naar Nul -op-de-meteromzeilen door een andere benadering te
hanteren: “Bij renovatieprojecten wordt
standaard uitgegaan van de combinatie van
pv-panelen met een lucht/water-warmte-
pomp. In ons 2nd Skin-concept wordt per
woningkolom een bodemgebonden warm-
tepomp toegepast.” Het concept is ontwik-
keld in samenwerking met STO Isoned,
Kingspan, TU Delft, Climate Kic, Giesbers
& Van der Graaf en Itho Daalderop. “Bij 2nd
Skin wordt over de bestaande schil een
nieuwe, hoogwaardig geïsoleerde ‘tweede
huid’ geplaatst.”
Het ‘2nd Skin’-concept waar De Wal over
spreekt wordt inmiddels gerealiseerd voor
Waterweg Wonen door bouwbedrijf BIK
bouw uit Barendrecht. De 12 woningen,
eigendom van woningcorporatie Waterweg
Wonen, dateren uit 1952 en voldoen niet
meer aan de eisen van deze tijd. De Wal:
“Een onderscheidende innovatie in het
concept is dat we op de scheiding van
naastgelegen woningen een extra schacht
in die nieuwe gevel aanbrengen. Onderin
die schacht staat de centrale bodemwarmte-
pomp en van daaruit wordt het leidingwerk
van deze installatie naar boven geleid.”
Bij iedere individuele woning wordt
buiten, naast het balkon, een installa-
tiekast aangebouwd. Hierin wordt een
WTW-ventilatiesysteem en een boilervat
voor warmtapwater geplaatst. Een WTW
is een ventilator om vervuilde lucht af en
schone lucht aan te voeren. Die opzet heeft
verschillende voordelen, vertelt De Wal.
“Ten eerste wordt er geen binnenruimte
opgeofferd voor de installaties en hoeft
er minder leidingwerk door de woningen
te lopen. Daarnaast vinden installatie- en
onderhoudswerkzaamheden grotendeels
buiten de woning plaats, waardoor moge-
lijke overlast voor bewoners wordt gemini-
maliseerd. Zo’n systeem heeft - zeker in het
47Tijdschrift Milieu, april 2018
koude stookseizoen - een veel betere ener-
getische efficiëntie dan een lucht/water-
systeem. Daardoor gebruikt het minder
elektrisch vermogen en heb je dus minder
pv-panelen nodig.”
Toegepaste techniekIn het Vlaardingse blok met verouderde
portiek/etage-woningen krijgt iedere
verticale kolom van drie woningen een
centrale warmtepomp, aangesloten op een
individuele lus die op 130 meter diepte in de
achtertuin van het complex wordt aange-
legd. Arno Roodbol, als projectmanager bij
installatiebedrijf Giesbers & Van der Graaf
bij het project betrokken, legt uit: “Bij het
project is berekend dat de warmtelast per
woningkolom 4,5 kilowatt bedraagt. De
WPU 55 van Itho Daalderop, het type warm-
tepomp dat er wordt geplaatst, levert 5,5
kilowatt. De overcapaciteit zorgt er straks
voor dat de tapwaterboilers sneller worden
geladen. Mocht een boiler een keer te snel
leegraken, bijvoorbeeld omdat veel mensen
achter elkaar douchen, dan kunnen bewo-
ners er dankzij de overcapaciteit van de
warmtepomp zelf voor zorgen dat hij sneller
laadt.” In dit project wordt de Itho Daalderop
Stapelbouw naar Nul -op-de-metermonitoring toegepast. Dit betekent dat de
energieprestaties van het warmtepompsys-
teem, de opbrengst van de PV-panelen en
het huishoudelijk verbruik van de woning
in relatie tot elkaar gecontroleerd worden
vastgelegd.
Verwarming en koelingOp het dak van de portiek/etage-flat worden
15 PV-panelen per woning geplaatst, wat
voldoende is voor de gehele energievoorzie-
ning van verwarming, koeling, ventilatie,
warm tapwaterproductie en huishoude-
lijk stroomgebruik. De woningen worden
volledig van het gas afgesloten, er is dus
geen back-upsysteem voor de warmte-
pompen. “We hebben er meer dan genoeg
vertrouwen in dat een back-up helemaal
niet nodig is”, stelt Roodbol. De systemen
zorgen bij dit project overigens niet alleen
voor verwarming en warmtapwater, maar
ook voor nagenoeg gratis koeling. “Daarbij
snijdt het mes aan twee kanten”, legt
Roodbol uit. “In de zomer zorgt de koelmoge-
lijkheid uiteraard voor meer wooncomfort.
Tegelijkertijd wordt daarbij warmte aan de
woningen onttrokken die wordt gebruikt
om de bodem thermisch te laden. Hierdoor
kan de gesloten bodembron in de winter
weer voldoende warmte afgeven.”
Naast wooncomfort zorgt het 2nd skin-
renovatieproject overigens ook voor een veel
gezondere leefomgeving, vult Onno de Wal
aan. “De toepassing van balansventilatie
zorgt voor een veel betere kwaliteit van
de binnenlucht. Bewoners kunnen extra
ventileren door op de juiste tijden de ramen
en deuren open te zetten.”
Toekomstmuziek“Alle in 2nd skin participerende marktpar-
tijen hebben er 100 procent vertrouwen
in dat dit project een doorslaand succes
wordt”, stelt De Wal. “We geloven dat dit
concept een goede bijdrage kan leveren aan
de transitie waar Nederland voor staat. De
overheid heeft de doelstelling dat in 2050 de
volledige gebouwde omgeving energieneu-
traal moet zijn. Als je daarbij bedenkt dat
Nederland ongeveer 500.000 portiek/etage-
woningen telt, waarvan een groot deel moet
worden aangepakt, kun je nagaan dat er de
komende jaren een aardige opgave ligt. Daar
spelen we met 2nd skin graag op in.”
Léon van Bohemen
Illu
stra
ties
: BIK
bou
w
Léon van Bohemen ([email protected]) is werkzaam bij IthoDaalderop, leverancier van innovatieve producten en systemen die eenbijdrage leveren aan een ener-giezuinig binnenklimaat.
48 Tijdschrift Milieu, april 2018
Utrecht zet met de
Utrechtse Bodemenergie
Agenda in op betere
benutting van energie uit
de ondergrond. De samen-
werking tussen gemeente
en provincie levert winst
op in regels, rendement,
tijd en ruimte.
Overheden vinden elkaar in Utrechtse bodem
Beter energetisch rendement, betere
benutting van de ondergrond en ultra-
diepe geothermie ontwikkelen. Dat zijn
de drie centrale doelen in de Utrechtse
Bodemenergie Agenda die gemeente en
provincie Utrecht eind oktober 2016 onder-
tekenden. De provincie als het bevoegd
gezag voor open en de gemeente voor
gesloten systemen. Voor beter energetisch
rendement is het streven dat het tempe-
ratuurverschil tussen de warme en koude
bron van tenminste 70 procent van de
Utrechtse WKO’s eind 2018 minimaal vier
graden bedraagt. Om de ondergrond beter
te kunnen benutten, moet voor tenminste
zes WKO-systemen de vergunning worden
aangepast; deze gebruiken namelijk minder
dan de helft van de vergunde capaciteit.
En om ultradiepe geothermie te ontwik-
kelen moet de omgeving actief betrokken en
geïnformeerd zijn over Utrechtse bodemener-
gieplannen dieper dan vier kilometer. Wat
zijn anderhalf jaar na de ondertekening de
belangrijkste wapenfeiten?
BestuurscultuurGedeputeerde Mariëtte Pennarts beschouwt
de verbeterde samenwerking tussen
provincie en gemeente als één van de
belangrijkste resultaten uit het bodem-
energieverbond. Samen met gemeentelijke
wethouder Lot van Hooijdonk ondertekende
zij de samenwerkingsovereenkomst in 2016.
“Verschillende overheden zijn verantwoor-
delijk voor verschillende typen bodemener-
giesystemen en ieder heeft zijn eigen taken.
Bouwers willen verduurzamen en bodem-
energiesystemen zijn daarbij een aantrek-
kelijke optie. Het is daarom belangrijk dat
gemeente en provincie elkaar vinden om
initiatiefnemers goed te ondersteunen en
duidelijk te zijn over wat er kan en niet kan.”
Door de Bodemenergie Agenda opereren
bestuurders meer vanuit het gezamenlijke
belang in de Utrechtse energietransitie,
vinden gemeentelijk projectleider Marit
Linckens en provinciaal beleidsmedewerker
Marian van Asten. “De nadruk ligt meer
op de bijdrage van bodemenergie aan die
transitie en minder op afzonderlijke taken
en verantwoordelijkheden van gemeente
en provincie”, vat Van Asten samen. Dat
is een kwestie van bestuurscultuur, vindt
Pennarts. “Erken je elkaars deskundigheid en Foto
: Pro
vin
cie
Utr
ech
t
Gedeputeerde Mariëtte Pennarts ziet een nieuwe bestuurscultuur in bodemenergie ontstaan
49Tijdschrift Milieu, april 2018
houd je het gezamenlijke doel voor ogen? De
krachten bundelen zou het begin moeten zijn
van bestuurlijke opgaven als de energietran-
sitie, maar de praktijk is vaak weerbarstiger.”
Duurzaamheid faciliterenUtrecht heeft te maken met grote ruimtelijke
ontwikkelingen, benadrukt Pennarts. “Nadat
Van Hooijdonk en ik de Bodemenergie
Agenda tekenden hebben we een rondje
gelopen in het Beurskwartier. Daar werd en
wordt ontzettend veel gebouwd en ontwik-
keld. De energievoorziening voor die bouw
moet economisch en duurzaam zijn. Daar is
een goede samenwerking voor nodig.
Gemeente en provincie moeten
elkaar niet alleen treffen
bij knelpunten, maar ook
als er kansen liggen. Ze
dienen duurzaamheid te
faciliteren.”
Dezelfde energetische
uitdagingen bestaan ook
buiten het Utrechtse stadscen-
trum. In de Merwedekanaalzone
komen in vijftien jaar tijd 6.000 tot 10.000
nieuwe woningen. Die nieuwbouw wordt
aardgasvrij en dat legt druk op de benutting
van Utrechtse bodemenergie, zegt Linckens.
“Daarom stellen provincie en gemeente nu
een ordeningsplan op hoe bevoegde gezagen
met bodemenergie-initiatieven omgaan.”
Gebruik van die bodemenergie staat tegelij-
kertijd op spanning met het bewaken van
de grondwaterkwaliteit, aldus Van Asten.
Gemeente en provincie onderzoeken daarom
hoe bodemenergiesystemen aan te leggen
zijn zonder dat de bestaande bodemveront-
reiniging zich verspreidt naar kwetsbare
objecten.
Beter rendementDoor nog meer gezamenlijk op te trekken,
kunnen de overheden scherper sturen op
rendementsverbetering van Utrechtse
bodemenergiesystemen. Marlous van der
Meer is bij de Regionale Uitvoeringsdienst
(RUD) Utrecht verantwoordelijk voor vergun-
ningverlening en handhaving van de open
bodemenergiesystemen en merkt dat inten-
sievere samenwerking het functioneren van
de systemen kan optimaliseren. “Gemeenten
houden zich doorgaans bezig met het
gebouwzijdig deel en de RUD namens de
provincie met het grondzijdig deel van
systemen. Door gezamenlijk toezicht kunnen
we beide aspecten tegelijkertijd bena-
deren.” Rendement hangt immers samen
met ontwerp én gebruik van een systeem,
maar voor optimaal gebruik ontbreekt nog
weleens kennis, weet Van der Meer. “Door
bewustwording te vergroten is rendement,
beheer en gebruik te verbeteren.”
Scherper onderzoek naar vergunningverle-
ning van WKO’s draagt verder bij aan
rendementsverbetering van de
Utrechtse bodemenergie.
De overheden willen
dit op verschillende
manieren bereiken: door
bodemenergiesystemen
‘op verantwoordelijke
wijze’ dichter bij elkaar
te brengen, door niet-
gebruikte vergunningen in te
trekken en door vergunningen voor
onderbenutte systemen te heroverwegen.
Ongebruikte vergunningen worden nu door
de RUD ingetrokken. De volgende stap is
om met eigenaren van WKO’s die slechts de
helft van de vergunde capaciteit gebruiken
om tafel te gaan. Inzet van dit overleg is
het maximaal benutten van de vergunde
capaciteit.
Verrassingen voorkomenDe korte lijntjes tussen de bevoegde gezagen
geeft bodemenergie-ondernemers sneller
duidelijkheid. Van Asten: “Een voorbeeld
daarvan is de aanleg van WKO’s in het
centrum van Utrecht. Daar is veelal geen
ruimte om op eigen terrein een bron aan
te leggen, wat betekent dat de bron in de
openbare ruimte moet komen.” De gemeente
en de RUD moeten hier beide over beslissen.
“Door dat soort gezamenlijke gezagskwesties
al in een vroeg stadium helder te hebben,
komen initiatiefnemers later niet voor
onaangename verrassingen te staan.” Ook
komen beiden bevoegde gezagen gemakke-
lijker bij elkaar voor nieuwe initiatieven en
worden initiatiefnemers door beide partijen
snel geïnformeerd over de (on)mogelijkheden
op een bepaalde locatie.
KennisontwikkelingHet is van belang dat bodemenergie-
ondernemers bekend raken met de kansen
en regels in de Utrechtse ondergrond.
Daarom wordt een website ingericht: een
‘Omgevingswet avant la lettre’ vindt een
trotse Pennarts. Kennisontwikkeling vindt
ook plaats door (financiële) bijdragen van
de Utrechtse overheden aan bodemenergie-
onderzoek. Met subsidie van de Topconsortia
voor Kennis en Innovatie (TKI) worden met
glasvezel temperaturen in de ondergrond
gemeten om systemen verder te optimali-
seren. Ook wordt bestudeerd hoe systemen
dichter bij elkaar te plaatsen zijn. Op een
pilotlocatie in Utrecht wordt zo gekeken
hoe bodemenergie op gebiedsniveau meer
energie kan besparen, zonder individuele
systeemverliezen.
Dialoog over geothermieDerde pijler van de Utrechtse Bodemenergie
Agenda is het ontwikkelen van ultradiepe
geothermie. In de regio Utrecht spelen twee
initiatieven: GOUD, dat het Utrecht Science
Park en Kantorenpark Rijnsweerd van
warmte en (deels) elektriciteit wil voorzien
op 4 tot 6 kilometer diepte, en LEAN, dat
regionaal bodemenergie op 2 tot 3 kilo-
meter in de grond wil benutten. Van Asten,
Linckens en Van der Meer benadrukken dat
er nog weinig informatie bestaat over de
geothermische potentie in Utrecht op derge-
lijke dieptes. Meer kennis hierover opdoen
heeft daarom de prioriteit. Met die kennis
willen de gemeente en provincie vervolgens
een open dialoog in Utrecht starten over
geothermie.
Energiewinning vereist overigens ook in de
diepe ondergrond bestuurlijke afstemming
van verantwoordelijkheden, stelt Pennarts.
“Verschillende belangen in verduurzaming,
economie, omgeving en grondwaterkwali-
teit kunnen bestuurlijk botsen. Dan is een
bestuurscultuur nodig waar men niet alleen
op de feiten zit, maar bereid is de ander de
hand te reiken.”
Joost Agterhoek
‘Door de Bode-menergie Agenda
opereren bestuur-ders meer vanuit het gezamenlijke
belang’
50 Tijdschrift Milieu, april 2018
Jan Terlouw over 'Jong geleerd, oud gedaan'
Wat kun jij doen voor een duurzame
toekomst? Die vraag staat op 18 april
centraal tijdens het VVM Café ‘Jong
geleerd, oud gedaan’, georgani-
seerd door de sectie Jong van de
VVM. Hoofdspreker is Jan Terlouw.
Terlouw heeft vorig jaar het hele
politieke spectrum bij elkaar gebracht
om een duurzaamheidsagenda op te
stellen. Deze avond gaat hij in gesprek met
twee duurzame jonge toppers, Linde Nieman (voorzitter Jonge
Klimaatbeweging) en Hanna Lubbers (ex-voorzitter van Studenten
voor Morgen) om hier een praktische invulling aan te geven.
Natuurlijk Kapitaal in de prak-tijk van ons allemaal!De onderwerpen Natuurlijk Kapitaal en Circulaire Economie zijn
niet meer uit ons leven weg te denken. Berichten over duurzame,
groene energie, minder verspilling, meer hergebruik van producten,
componenten of materialen komen dagelijks bij ons binnen. In
dit tweede kenniscafé op donderdag 19 april reikt de VVM-sectie
Duurzaam Ondernemen, i.s.m. de secties Afval en Biodiversiteit
concrete handvatten aan voor het benutten van Natuurlijk
Kapitaal.
In een actieve werksessie werkt u samen met deelnemers
en presenterende bedrijven aan een praktische shortlist van
aandachtspunten waarmee je zelf in je eigen werkomgeving aan
de slag kunt. Tevens biedt deze bijeenkomst weer de mogelijkheid
om ideeën op te doen c.q. onderwerpen te agenderen voor het derde
kenniscafé (september 2018).
Studiemiddag naar Windplan Blauw SwifterwinT B.V. en Nuon ontwikkelen Windplan Blauw, een
windpark in Flevoland ten noorden van Lelystad en Swifterbant.
74 bestaande windturbines worden vervangen door 61 grotere
turbines, met een totaal vermogen van 215 - 300 MW. De bouw
van het park is voorzien vanaf 2021. Om de effecten van het
voornemen op landschap en natuur te kunnen bepalen, is voor dit
Windplan een MER opgesteld. Daarnaast laat een 3D-model tot in
detail zien hoe het windpark eruit komt te zien.
De VVM organiseert op 30 mei 2018 een
excursie naar dit project. De
MER-coördinator van dit project
Jimme Zoete (Witteveen+Bos)
geeft aan waar een MER
voor een windpark aan
moet voldoen. Het gebruikte
3D-model zal worden gede-
monstreerd. Een vertegen-
woordiger van SwifterwinT
presenteert de participatie vanuit de
omgeving. Op het programma staat ook
een bezoek aan het toekomstige windpark met een bus en mogelijk
bekijken we ook een windturbine van binnenuit.
Volop vacatures op VVM-website Verschillende organisaties plaatsen hun vacatures op de website
van VVM. Daarom vindt u op de homepage van de VVM een uitge-
breid vacatureoverzicht. Bezoek dus regelmatig de onze site om de
nieuwste vacatures te bekijken!
Juridisch Café over VoorzorgsbeginselEr kan onzekerheid bestaan over de risico’s van een bepaalde
handeling voor mens en milieu. Bij bepaalde besluiten, bijvoor-
beeld over voedselveiligheid, natuurbescherming of bestrijdings-
middelen, is het voorzorgsbeginsel van toepassing. Dit beginsel
bepaalt dat degene die beslist over het toelaten of verrichten
van een handeling hierover een controleerbare afweging dient
te maken. Op donderdag 7 juni 2018 organiseert de VVM-sectie
‘Milieurecht en praktijk’ een Juridisch Café over de toepassing van
het voorzorgsbeginsel.
Twee deskundige sprekers gaan in op de juridische basis van het
voorzorgsbeginsel en de inhoud ervan. Vervolgens zal aan de hand
51Tijdschrift Milieu, april 2018
van Nederlandse en Europese jurisprudentie worden gekeken
wanneer en op welke wijze het voorzorgsbeginsel bij de besluit-
vorming een rol dient te spelen en wat dit in de praktijk betekent.
Zoals gebruikelijk is er weer ruim de gelegenheid voor discussie
en uitwisseling van ervaringen van de deelnemers.
Dag van de OmgevingswetZet vast in uw agenda! Op 4
oktober organiseert de VVM weer
de Dag van de Omgevingswet. De
dag vindt plaats bij de Provincie
Utrecht. Inschrijven kan al. Hou
voor meer informatie de website van
de VVM in de gaten.
VVM Café Tijd voor WaterstofOp 23 mei staat het VVM Café in het teken van waterstof. Wat kan
deze brandstof betekenen voor industrie en mobiliteit? Mét de
mogelijkheid om een rondje te rijden in een waterstofauto!
Waterstof is een essentieel element in de energietransitie. Het is
een robuuste optie die veel productie- en toepassingsmogelijk-
heden kent en een systeemrol vervult. Waterstof kan aan alle
transitiepaden een bijdrage leveren. Voor de industrie (hogetem-
peratuurwarmte en grondstoffen) en het vervoer (zwaardere
segmenten) lijkt waterstof de hoogste toegevoegde waarde te
hebben. Dat blijkt eens te meer uit de onlangs gepubliceerde
Routekaart Waterstof. Tijdens het VVM Café op 23 mei zal Marcel
Weeda, één van de auteurs van de Routekaart, zal in vogelvlucht
de (nieuwe) tijd en kansen voor waterstof toelichten en vragen
beantwoorden. Vervolgen zal Hub Cox van Rijkswaterstaat
toelichten wat er nu al mogelijk is met waterstof: emissieloos
rijden in een personenauto!
Rachel Heijne,
directeur VVM
colofon
ISSN 1569-3449, Jaargang 24, 2018 nr. 3
Tijdschrift Milieu is een uitgave van de VVM en verschijnt zesmaal per jaar in een oplage van 1.750 exemplaren.
VVM-lidmaatschap 2018• Persoonlijk: € 125,-; buitenland: € 165,-• Instellingen en bedrijven: € 700,-• Studenten: € 40,-• Gepensioneerden, recent afgestudeerden, partners en
uitkeringsgerechtigden: € 80,-• Proeflidmaatschap (6 mnd) € 65,- Meer informatie, zie: www.vvm.info
Abonnementsprijs 2018€ 125,-; buitenland: € 165,- (excl. 6% BTW, incl.verzendkosten)Los nummer: € 15,- (incl. BTW)
VVM-bureau Drs Rachel Heijne (directeur) Jeroen Aarts Marie Thérèse van Heijningen Joost HeilbronSara Jantzen Adriaan KlaasseArthur van Schendelstraat 758, 3511 MK Utrecht Postbus 19039, 3501 DA Utrecht Telefoon: 030-2322989 E-mail: [email protected] Website: www.vvm.info
HoofdredacteurJan de Graaf, 06-21905843, [email protected]
DrukproefcorrectieRachel Heijne
OntwerpMade in Haarlem
OpmaakTwin Media
DrukVirtùmedia
AdvertentieverkoopVirtumedia, Albert van Kuijk, 030 - 6933822, [email protected]
Redactie Milieu Dossier: Léon Janssen (vz, Schuttelaar & Partners), Maurits Groen (MGMC), Dries Hegger (Universiteit Utrecht), Sonja Kruitwagen (PBL), Marcel Rietberg (Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid), Paquita Perez Salgado (Open Universiteit) en Jan Wijmenga (Ministerie van I en W).
Redactieraadprof. dr Rudy Rabbinge, voorzitter mr. Jan van den Broek, VNO-NCW prof. dr. Jacqueline Cramer, Utrecht Sustainability Institute ing. Vera Dalm, Milieu Centraal en voorzitter VVMEduard Dame, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Ronald Albers, TNO dr. Carel Dieperink, Universiteit Utrecht prof. dr. Carolien Kroeze, Wageningen Universiteit drs. Dries van Loenen, Ministerie van EZK ir. Jan Karel Mak, Deerns ir. Jan Paul van Soest, zelfstandig adviseur
Foto voorpagina:Grondboorbedrijf Haitjema
Prijswijzigingen, zet- en drukfouten voorbehouden. Aan de informatie in Milieu kunnen geen rechten worden ontleend. Tijdschrift Milieu wordt op FSC-papier gedrukt.