Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in...

89
1 Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in miRNA biogenese en HPV status als biomerkers voor predictie van radiotherapie outcome in patiënten behandeld voor oropharynx kanker Laura De Backer Verhandeling ingediend tot het verkrijgen van de graad van Master in de Biomedische Wetenschappen Promotor: Prof. Dr. H. Thierens Vakgroep Medische Basiswetenschappen Academiejaar 2012-2013

Transcript of Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in...

Page 1: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

1

Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in miRNA biogenese en HPV status als biomerkers voor

predictie van radiotherapie outcome in patiënten behandeld voor oropharynx kanker

Laura De Backer

Verhandeling ingediend tot het verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: Prof. Dr. H. Thierens Vakgroep Medische Basiswetenschappen

Academiejaar 2012-2013

Page 2: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

2

Page 3: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

3

Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in miRNA biogenese en HPV status als biomerkers voor

predictie van radiotherapie outcome in patiënten behandeld voor oropharynx kanker

Laura De Backer

Verhandeling ingediend tot het verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: Prof. Dr. H. Thierens Vakgroep Medische Basiswetenschappen

Academiejaar 2012-2013

Page 4: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

4

“De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar

te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder

de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting

uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.”

16 mei 2013

HANDTEKENING STUDENT HANDTEKENING PROMOTOR

Laura De Backer Prof. Dr. H. Thierens

Page 5: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

5

Voorwoord

Deze thesis is tot stand gekomen dankzij de hulp en steun van verschillende mensen die ik

hier graag zou bedanken.

Mijn eerste woord van dank gaat uit naar mijn promotor Prof. Dr. H. Thierens en mijn

begeleidster Kim De Ruyck om mij de mogelijkheid te geven dit onderzoek uit te voeren.

Dankzij hun heb ik ook de kans gekregen om een deel van dit onderzoek in Maastricht uit te

voeren. Dit was nooit mogelijk geweest zonder hun steun en vertrouwen. Bedankt!

Een speciaal woord van dank gaat hierbij uit naar mijn begeleidster Kim De Ruyck. Zij heeft

met veel geduld alle technieken aangeleerd en was steeds bereid om vragen te beantwoorden

en te helpen. Ook Sofie De Langhe zou ik graag bedanken voor de hulp wanneer nodig.

Daarnaast ook een dikke ‘merci’ aan iedereen van de dienst Medische Fysica (INW). Door de

aangename sfeer die steeds aanwezig was, was het zeer leuk werken op het labo.

Bedankt aan de dienst Pathologie van het UZ Gent, om mee te willen werken aan dit project.

Ook de Universiteit Maastricht, het Maastro Research Lab en de dienst Pathologie van het AZ

Maastricht, bedankt om mij te verwelkomen in jullie labo en mij de technieken aan te leren.

De meisjes van de Medische Stralingswetenschappen zijn de volgende die ik graag zou

bedanken. We zaten elke dag samen in het labo te werken en te schrijven. Een leuke babbel,

etentjes, muziek en het vele lachen tussendoor maakte het werken aan die thesis veel

aangenamer.

Mijn vrienden zou ik ook graag bedanken, omdat ze er steeds voor mij waren. Mijn

kotgenoten verdienen hierbij een speciaal woord van dank. Dankzij hun had ik steeds een

leuke ‘thuis’ om naar terug te keren na een lange dag in het labo.

Mijn ouders. Bedankt om mij de kans te geven om Biomedische Wetenschappen te studeren.

Zonder jullie steun was dit mij nooit gelukt.

En als laatste Stijn. Om naar mij te luisteren, mij te steunen en in mij te geloven. Maar vooral

bedankt om mij steeds weer aan het lachen te brengen.

Zonder jullie allemaal was deze thesis niet mogelijk geweest. - BEDANKT!

Page 6: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

6

Inhoud Afkortingen ............................................................................................................................9

Samenvatting ..........................................................................................................................1

Inleiding .................................................................................................................................2

1. Hoofd- en halskanker .....................................................................................................2

1.1 Anatomie .................................................................................................................2

1.2 Risicofactoren ..........................................................................................................3

1.2.1 Alcohol en tabak ..............................................................................................3

1.2.2 Virussen ...........................................................................................................3

1.2.3 Andere risicofactoren .......................................................................................3

1.3 Orofaryngeale kanker ..............................................................................................4

2. Het Humaan Papillomavirus ...........................................................................................5

2.1 Mechanisme van HPV-geïnduceerde carcinogenese .................................................5

2.1.1 Proteïne E5.......................................................................................................6

2.1.2 Proteïnen E6 en E7 ...........................................................................................6

2.1.2.1 Proteïne E6...........................................................................................6

2.1.2.2 Proteïne E7...........................................................................................7

2.1.2.3 Verdere interacties van E6 en E7 ..........................................................7

2.2 HPV gerelateerde tumoren en betere prognose .........................................................8

2.3 Detectie van HPV ....................................................................................................9

3. MicroRNA’s ................................................................................................................ 10

3.1 MicroRNA’s: functie ............................................................................................. 10

3.2 Biosynthese ........................................................................................................... 11

3.3 MicroRNA’s, HPV en orofaryngeale kanker .......................................................... 12

4. Single Nucleotide Polymorfismen ................................................................................ 12

4.1 SNPs in biosynthese genen .................................................................................... 12

4.2 SNPs in pre-microRNA genen ............................................................................... 13

Page 7: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

7

4.2.1 pre-microRNA146a rs2910164 G>C .............................................................. 14

4.2.2 pre-microRNA196a2 rs11614913 C>T ........................................................... 14

4.3 SNPs in target genen .............................................................................................. 14

4.3.1 KRAS rs61764370 T>G ................................................................................. 14

4.3.2 SMC1B rs3747238 A>G ................................................................................ 15

5. Probleem- en doelstelling ............................................................................................. 15

Materialen en methoden ....................................................................................................... 17

1. Introductie .................................................................................................................... 17

2. Studiepopulatie ............................................................................................................ 17

3. DNA purificatie (Puregene kit)..................................................................................... 17

4. DNA isolatie uit buffy coats ......................................................................................... 18

5. Concentratie- en kwaliteitsbepaling van het DNA ........................................................ 19

6. Polymerase Chain Reaction (PCR) ............................................................................... 20

6.1 Principe ................................................................................................................. 20

6.2 PCR mix ................................................................................................................ 20

6.3 PCR primers .......................................................................................................... 21

6.4 PCR controle ......................................................................................................... 22

7. SNP bepaling ............................................................................................................... 22

7.1 Restriction Fragment Length Polymorphism (RFLP) .................................................. 22

7.2 High Resolution Melting (HRM) ........................................................................... 23

7.3 Geoptimaliseerde protocols .................................................................................... 25

8. Linkage Analyse .......................................................................................................... 25

9. Kwaliteitscontroles....................................................................................................... 25

10. HPV status bepaling ................................................................................................... 26

10.2 Polymerase Chain Reaction (PCR)....................................................................... 26

10.2.1 DNA isolatie uit tumormateriaal ................................................................... 26

10.2.2 PCR mix ...................................................................................................... 26

Page 8: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

8

10.2.3 PCR controle ................................................................................................ 27

10.2.4 ELISA .......................................................................................................... 27

10.3 Chromogenic In Sity Hybridisatie ........................................................................ 28

10.4 p16-Immunohistochemie ..................................................................................... 28

11. Statistische analyse..................................................................................................... 29

Resultaten ............................................................................................................................. 29

1. Optimalisatie protocols ................................................................................................ 30

1.1 XPO5 rs2227301 G>A........................................................................................... 30

1.2 XPO5 rs699937 C>T ............................................................................................. 31

1.3 SMC1B rs3747238 A>G........................................................................................ 31

1.4 Drosha rs17410035 C>A ....................................................................................... 32

1.5 Pre-microRNA146a rs2910164 G>C ..................................................................... 33

1.6 Pre-microRNA196a2 rs11614913 C>T .................................................................. 33

2. Patiënt karakteristieken ................................................................................................ 33

3. Associatie met overleving (OS, DFS, DSS) .................................................................. 34

3.1 Univariate Kaplan-Meier analyse van patiënt-gerelateerde en klinische factoren met overleving. .................................................................................................................. 34

3.2 Univariate Kaplan-Meier analyse van associatie tussen miRNA genotypes en overleving ................................................................................................................... 37

4. Associatie met tumor HPV status ................................................................................. 40

4.1 Associatie van tumor HPV status met patiënt-gerelateerde en klinische factoren .... 40

3.4 Associatie van tumor HPV status met microRNA genotypes .................................. 42

5. Bepaling van de tumor HPV status met behulp van CISH en p16-IHC ......................... 42

Discussie .............................................................................................................................. 43

Besluit .................................................................................................................................. 46

Referentielijst ....................................................................................................................... 47

Page 9: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

9

Afkortingen °C Celsius

µl Microliter

2j-OS 2jaar-Overall Survival

3’UTR 3’-Untranslated Regio

3DRT 3D Radiotherapie

3j-OS 3jaar-Overall Survival

A Absorbantie

A Adenine

AGO Argonaut

AL Antilichaam

AZ Academisch Ziekenhuis

BC Buffy Coat

Bp Basepaar

BSA Bovine Serum Albumine

C Cytosine

Cdk-4 Cyclin-Dependent Kinase

CISH Chromogenic In Situ Hybridisation

CSF1-R Colony Stimulating Factor 1-Receptor

DFS Disease Free Survival

DNA DeoxyRiboNucleicAcid

DSS Disease Specific Survival

E6AP E6 Associated Protein

Page 10: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

10

EBV Epstein-Barr Virus

EGFR Epidermal Growth Factor Receptor

ELISA Enzyme-Linked ImmunoSorbent Assay

EtBr Ethidiumbromide

FWD Forward

G Guanine

GP5+/6+ General Primers 5+/6+

H2O Water

HPV Humane Papillomavirus

HPV- Humane Papillomavirus negatief

HPV+ Humane Papillomavirus positief

HR High Risk

HRM High Resolution Melting

hTERT Human Telomerase Reverse Transcriptase

IHC Immunohistochemistry

IMRT Intensity-Modulated Radiation Therapy

ISH In Situ Hybridisation

K-RAS Kirsten Rat Sarcoma

KT Kamertemperatuur

LD Linkage Disequilibrium

MAF Minor Allel Frequency

MgCl2 Magnesiumchloride

Min. Minuut

Page 11: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

11

miRNA Micro Ribonucleic Acid

Ml Milliliter

mRNA Messenger Ribonucleic Acid

NFX1 Nuclear Transcription Factor, X-box binding 1

N-stage Nodal-stage

Nt Nucleotide

OPC Oropharyngeal Cancer

OS Overall Survival

PCR Polymerase Chain Reaction

PDGFβ-R Platelet-Derived Growth Factor β-Receptor

PFS Progression Free Survival

Pre-miRNA Precursor Micro Ribonucleic Acid

Pri-miRNA Primair Micro Ribonucleic Acid

PY Pack-Years

RAS Rat Sarcoma

Rb Retinoblastoma

RBC Rode bloedcel

REV Reverse

RFLP Reverse Fragment Lenght Polymorphism

RISC RNA Inducing Silencing Complex

RNA Ribonucleic Acid

SMC1B Structural Maintenance of Chromosomes 1B

SNP Single Nucleotide Polymorphism

Page 12: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

12

T Thymine

Ta Annealing Temperatuur

TE-buffer Tris-EDTA-buffer

Tm Melting Temperatuur

TNF Tumor Necrosis Factor

T-stage Tumor-stage

U Unit

UV Ultraviolet

UZ Universitair Ziekenhuis

V Volt

XPO5/Ran-GTP complex Exportin5/Ran-Guanosinetrifosfaat complex

Page 13: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

1

Samenvatting

Orofaryngeale kankerpatiënten kunnen ingedeeld worden in twee klinisch en biologisch

verschillende groepen naargelang hun prognose na behandeling. Hierbij wordt een

onderscheid gemaakt tussen HPV+ en HPV- orofaryngeale kankerpatiënten, waarbij de HPV+

patiënten een betere overleving vertonen in vergelijking met de HPV- patiënten. Om deze

patiënten nog beter in te delen in verschillende groepen naar prognose na behandeling, wordt

er in deze studie gezocht naar additionele, niet-tumorale biomerkers. Hiervoor worden 10

SNPs in microRNA genen bepaald in 72 orofaryngeale kankerpatiënten en worden de

genotypes, samen met de tumor HPV status, gelinkt aan overleving (Overall Survival (OS),

Disease Free Survival (DFS), Disease Specific Survival (DSS) ). De associatie tussen de

miRNA SNPs, patiënt-gerelateerde factoren, klinische factoren en de tumor HPV status wordt

eveneens bestudeerd. Er worden 6 SNPs in 2 biosynthese genen onderzocht, waarvan 4 SNPs

in het Drosha gen (rs639174 , rs3805500, rs7719666 en rs17410035) en 2 SNPs in het XPO5

gen (rs2227301 en rs699937). Daarnaast worden 2 SNPs worden in 2 pre-microRNA genen

onderzocht, pre-microRNA146a (rs2910164) en pre-microRNA196a2 (rs11614913), en 2

SNPs in microRNA targetgenen: KRAS (rs61764370) en SMC1B (rs3747238). De tumor

HPV status werd bepaald met behulp van 2 technieken: p16-Immunohistochemische kleuring

(p16-IHC) en In Situ Hybridisatie (ISH), die eveneens onderling met elkaar vergeleken

worden. Enkele statistisch significante associaties werden terug gevonden. Allereerst werd

een associatie gevonden tussen een SNP in het Drosha gen (rs3805500 T>C) en overleving

(OS, DFS). Patiënten die drager zijn van het CC genotype vertonen een slechtere OS (3-jaar

OS = 22,2 %) en DFS in vergelijking met patiënten drager van het TT/TC genotype (3-jaar

OS = 69,6%). Patiënten met een T1/2/3 tumor vertonen een betere OS en DFS in vergelijking

met patiënten met een T4 tumor. Het aantal drinks/week vertoont eveneens een significante

associatie met overleving: patiënten die minder dan 10 drinks/week consumeerden, vertonen

een betere OS, DFS en DSS in vergelijking met patiënten die 10 of meer drinks/week

nuttigden. Sterk significante associaties werden gevonden tussen HPV status en rookgedrag,

alcoholgebruik en de 2-jaar OS. HPV+ patiënten worden gekenmerkt door een betere 2j-OS

en blijken eerder niet zware rokers en drinkers te zijn. Deze studie kon bevestigen dat HPV+

en HPV- patiënten als 2 aparte entiteiten met verschillende karakteristieken (overleving, rook-

en drinkgedrag) beschouwd kunnen worden. Daarnaast is een additionele biomerker

gevonden, die toelaat patiënten nog beter in te delen naar overleving.

Page 14: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

2

Inleiding

1. Hoofd- en halskanker Hoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort [1], is wereldwijd de zesde

meest voorkomende kanker met meer dan 500 000 nieuwe gevallen die per jaar worden

vastgesteld [2]. In 2008 kregen in België 2515 patiënten (1935 mannen en 580 vrouwen) de

diagnose van hoofd- en halskanker. Dit maakte hoofd- en halskanker in België voor mannen

de 4e en voor vrouwen de 9e meest frequente vorm van kanker [3]. In Nederland ging dit in

2008 om 2863 gevallen (1961 mannen en 902 vrouwen) [4]. De 5-jaaroverleving is 50% [2]

en diegenen die overleven, hebben een levenslang verhoogd risico om te sterven aan cardiale

en respiratorische ziekten en op het ontstaan van secundaire tumoren. Hierbij is de long de

meest voorkomende plaats van metastase, gevolgd door de mediastinale lymfeknopen, lever

en bot [5]. Hoofd- en halskanker wordt 2-4x meer bij mannen dan bij vrouwen vastgesteld [6]

en de gemiddelde leeftijd van diagnose is 60 jaar [5].

1.1 Anatomie Hoofd- en halskanker is een verzamelnaam voor kankers die ontstaan in verschillende

anatomische regio’s: de mondholte, de orofarynx, de nasofarynx, de hypofarynx en de larynx

[7]. Zo goed als al deze kankers zijn squameuze cel carcinoma’s [5].

Figuur 1. Hoofd- en halskanker: de anatomische regio’s [12]

Page 15: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

3

1.2 Risicofactoren

1.2.1 Alcohol en tabak Naast besmetting met het Humane Papillomavirus zijn de voornaamste risicofactoren voor

het ontwikkelen van hoofd- en halskanker het gebruik van tabak en consumptie van alcohol

[5]. Dit door de directe effecten van nicotine en polycyclische aromatische hydrocarbonaten

bij het gebruik van tabak [8] en acetaldehyde, een metaboliet in de afbraak van ethanol, bij

alcoholconsumptie [9]. Hevige rokers hebben 5-25x meer kans op het ontwikkelen van hoofd-

en halskanker en in combinatie met het gebruik van alcohol stijgt het risico verder [8].

Tabakgebruik en alcoholconsumptie verhogen dus afzonderlijk het risico, maar samen

vertonen ze een multiplicatief gecombineerd effect [5]. Eveneens is aanzienlijke blootstelling

aan zowel alcohol als tabak geassocieerd met mutaties in het p53 tumor suppressorgen [8].

1.2.2 Virussen Er zijn twee types virussen die gelinkt worden aan het ontstaan van kanker in de hoofd- en

halsregio: het Epstein-Barr virus (EBV) en het Humane Papillomavirus (HPV). Besmetting

met het Epstein-Barr virus wordt geassocieerd met kanker ter hoogte van de nasofarynx,

terwijl besmetting met het Humane Papillomavirus geassocieerd is met het ontstaan van

orofaryngeale kanker [10]. Hoewel het gebruik van tabak en consumptie van alcohol de

voornaamste risicofactoren zijn voor het ontwikkelen van hoofd- en halskanker, ziet men de

laatste jaren een daling in incidentie van hoofd- en halskanker geassocieerd met het gebruik

van tabak en alcohol [7,11], en een sterke toename van HPV+ orofaryngeale kanker

(geïllustreerd in figuur 2) [7]. Deze verschuivingen in incidentie zijn vooral te verklaren door

de bewustmaking van de volksgezondheid en de antitabak campagnes enerzijds en door de

verandering in levensstijl en seksueel gedrag anderzijds [6]. Zo zijn HPV+ tumoren sterk

geassocieerd met seksueel gedrag [10], waaronder het aantal vaginale en orale seksuele

partners [7]. De prevalentie van HPV+ hoofd- en halskanker varieert van 20% tot 60% tussen

de verschillende publicaties [11].

1.2.3 Andere risicofactoren Andere risicofactoren die geassocieerd zijn met hoofd- en halskanker zijn vitamine A

deficiëntie, ijzerdeficiëntie bij het Plummer-Vinson syndroom en blootstelling aan bepaalde

stoffen zoals asbest, nikkel en radium [8].

Page 16: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

4

Figuur 2. Incidentie HPV+ en HPV- orofaryngeale kanker [7]

1.3 Orofaryngeale kanker De orofarynx is het gedeelte van de farynx achter de mond en omvat het achterste 1/3e van de

tong, het zachte verhemelte, de zij- en achterwanden van de keel en de keelamandelen [12].

Op basis van de risicofactoren kunnen er twee biologisch en klinisch verschillende groepen

van elkaar onderscheiden worden: HPV+ orofaryngeale tumoren en HPV- orofaryngeale

tumoren [7]. HPV+ orofaryngeale kankerpatiënten zijn doorgaans jonger bij aanvang van de

eerste symptomen [1], blanke mannen, infrequente of niet-rokers en matige tot niet-

alcoholische drinkers. HPV- orofaryngeale kankerpatiënten daarentegen worden gekenmerkt

door een oudere leeftijd en een grote associatie met het gebruik van tabak en consumptie van

alcohol [7]. Een ander belangrijk verschil tussen deze groepen is de overleving na

behandeling [13]. Zo vertonen HPV+ patiënten een betere Progression Free (PFS) en Overall

Survival (OS) in vergelijking met de HPV- patiënten. In de studie van Ang et al. bedroeg de 3

jaar OS na chemoradiotherapie (cisplatine (100 mg/m2) in combinatie met radiotherapie) voor

HPV+ patiënten 82,4%, terwijl deze voor de HPV- patiënten nog slechts 57,1% bedroeg.

Eenzelfde tendens kon worden opgemerkt voor de 3 jaar PFS (73,3% vs. 43,4%

respectievelijk) [6]. Bij HPV+ orofaryngeale kanker patiënten wordt de OS eveneens

gedetermineerd door het aantal pakjaren tabak gebruik ( ≤ 10 vs. > 10) en de nodal stage (N-

stage: N0-N2a vs. N2b-N3). De tumor stage (T-stage: T2-T3 vs. T4) en het aantal pakjaren

tabakgebruik bepaalt de OS bij de HPV- orofaryngeale kankerpatiënten [14]. Op basis van

Page 17: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

5

deze factoren konden beide studies de patiënten indelen in drie groepen, naargelang de kans

op sterfte: laag, gemiddeld en hoog risico [6,14]. p16 wordt hier gebruikt als biomerker voor

HPV infectie [14].

Figuur 3. Indeling van de patiënten in 3 categorieën naargelang HPV status, aantal pakjaren en N- of T-stage

[14]

2. Het Humaan Papillomavirus Het Humaan Papillomavirus (HPV) is een circulair dubbelstrengig DNA virus [10] dat

voornamelijk de basale squameuze epitheliale cellen van de orofarynx infecteert [15] met een

voorkeur voor de cellen van de verhemelte- en tongamandelen [7]. Er zijn meer dan 100

unieke HPV types gekend, die onderverdeeld worden in de types die een voorkeur hebben om

de huid te infecteren, en de types die een voorkeur hebben om de mucosa te infecteren. In

deze laatste categorie kunnen de invasieve carcinoma’s ingedeeld worden. Verder worden de

HPV types onderverdeeld in hoog-risico en laag-risico types. Goedaardige proliferaties zijn

geassocieerd met de laag-risico types, terwijl maligniteiten geassocieerd worden met de hoog-

risico types. Op basis van associatie met halskanker, zijn er zo’n 15 hoog-risico of oncogene

HPV types geïdentificeerd [10], waaronder HPV 16, 18, 31, 33 en 35 [15]. HPV-16 is het

meest voorkomende type en wordt in 87-90% van de HPV+ orofaryngeale kankers terug

gevonden [10]. Deze hoog-risico types zijn in staat orale epitheliale cellen te transformeren

via E6 en E7, de virale oncoproteïnen [15].

2.1 Mechanisme van HPV-geïnduceerde carcinogenese HPV behoort tot de familie van de Papovaviridae: kleine icosahedrale virussen [16] die

bestaan uit een viraal genoom dat ongeveer 8000 basenparen groot is [10]. Dit genoom is

samengesteld uit 3 grote regio’s: de vroege genen (E1-8), de late genen (L1-2) en een lange

coderende regio [15]. De vroege genen coderen voor 2 regulerende proteïnen (E1 en E2) en 3

oncoproteïnen (E5, E6 en E7), terwijl de late genen coderen voor 2 structurele capside

proteïnen (L1 en L2) [10]. De capside proteïnen zijn verantwoordelijk voor de initiële binding

Page 18: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

6

tussen het virus en target cel, door hun affiniteit voor proteoglycaan heparine sulfaat groepen

op de basale membraan [7]. De oncoproteïnen zijn verantwoordelijk voor carcinogenese [10].

2.1.1 Proteïne E5 Oncoproteïne E5 is een hydrofoob proteïne dat preferentieel terug gevonden wordt in het

Golgi apparaat en in het plasmamembraan. E5 bindt met verschillende

transmembraanproteïnen, waaronder EGFR, PDGFβ-R en CSF1-R [17], en speelt een rol in

de vroege infectie door het initiëren van de celproliferatie. Tijdens de integratie van het viraal

genoom naar het gastheergenoom, wordt de coderende sequentie voor E5 vaak verwijderd,

waaruit blijkt dat E5 enkel betrokken is bij de vroege infectie en niet bij de latere stadia van

carcinogenese. Deze rol wordt vervuld door andere proteïnen, namelijk E6 en E7 [10].

2.1.2 Proteïnen E6 en E7 Oncoproteïnen E6 en E7 zijn verantwoordelijk voor carcinogenese en behoud van een

kwaadaardig fenotype [10] door degradatie van belangrijke signaalelementen. Dit doen ze

door interactie met hun PDZ-domein, een structureel domein dat terug gevonden wordt in

meer dan 400 proteïnen [7]. De belangrijkste targets van E6 en E7 zijn respectievelijk p53 en

pRb, beide tumor suppressor proteïnen [10]. Deze proteïnen zijn verantwoordelijk voor het

regelen van de celcyclus. Ze kunnen de celcyclus stoppen tijdens de G1 en G2 fase zodat de

DNA schade gedetecteerd en hersteld kan worden. Wanneer dit proces verloren gaat, wordt de

celcyclus niet gestopt en gaat deze gewoon door zonder herstel van schade. Dit kan dus

bijgevolg leiden tot een accumulatie van DNA schade en een grotere kans op ontstaan van

mutaties [18].

2.1.2.1 Proteïne E6 E6 is een oncoproteïne van 151 aminozuren lang [19] dat verschillende cellulaire targets

heeft, waarvan de belangrijkste de tumor suppressor p53 is. E6, gebonden aan E6AP (E6

Associated Proteins), bindt met p53 [20] wat een ubiquitine-gemedieerde degradatie of directe

inactivatie van p53 (via complexvorming) tot gevolg heeft [21]. Aangezien p53 een

belangrijke rol heeft in het stoppen van de celcyclus en behoud van de DNA integriteit tijdens

de celcyclus checkpoints [18], leidt degradatie van p53 tot disregulatie van deze celcyclus

checkpoints (G1/S en G2/M). Bijgevolg leidt dit door een accumulatie van mutaties [21] tot

genomische instabiliteit [10]. Dit proces wordt afgebeeld in onderstaande figuur (figuur 4).

Page 19: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

7

2.1.2.2 Proteïne E7 E7 is een oncoproteine van 98 aminozuren lang, dat onder andere bindt met proteïnen van de

Retinoblastoma familie (Rb, p107, p130) [19], ook gekend als de pocket proteïnen [20]. Deze

proteïnen zijn verantwoordelijk voor de regulatie van de celcyclus op verschillende

checkpoints [19]. In normale, niet geïnfecteerde cellen bindt pRb aan E2F [22], een

transcriptiefactor die betrokken is in de progressie van de celcyclus naar de S-fase [21] alsook

in differentiatie, ontwikkeling, proliferatie en apoptose [19]. Wanneer E2F niet gebonden is

aan pRb, worden S-fase genen overgeschreven en vindt celproliferatie plaats [10]. Wanneer

pRb E2F bindt, worden deze genen niet overgeschreven en blokkeert de celcyclus progressie.

pRb kan geïnactiveerd worden op 2 manieren: via fosforylatie door cdk-4 [22] of door

binding aan E7. In beide gevallen gaat de binding tussen pRb en E2F verloren en vindt

progressie van de cel naar de S-fase plaats [21]. p16, een cdk-inhibitor, blokkeert de

fosforylatie van pRb door cdk-4 en blokkeert dus op deze manier de G1-S fase progressie.

Wanneer cellen geïnfecteerd zijn met HPV, gaan deze cellen p16 overexpresseren ter

compensatie van het verlies van pRb door E7. Omwille van deze overepressie, kan p16

gebruikt worden als surrogaat marker voor HPV infectie [22]. Dit proces kan terug gevonden

worden in figuur 4.

2.1.2.3 Verdere interacties van E6 en E7 Naast binding op p53 en pRb, binden E6 en E7 nog op tal van andere targets met oncogene

effecten die verder bijdragen tot genomische instabiliteit. E7 bindt zo op verschillende andere

leden van de Retinoblastoma familie, waaronder p107 en p130. Daarnaast is het eveneens in

staat te binden op p21CIP1 en p27KIP1 die, net als p16, cdk-inhibitors zijn. Binding van E7 met

de cdk-inhibitors en de overige leden van de Retinoblastoma familie leidt tot inactivatie van

deze targets met ongecontroleerde celproliferatie en carcinogenese tot gevolg. Daarnaast zorgt

E6, gebonden aan E6AP, voor degradatie van NFX1, een transcriptiefactor. Dit leidt tot

activatie van hTERT en induceert telomerase activiteit. E6 bindt eveneens met Bak, waardoor

Bak zijn apoptotische werking verliest [10]. Expressie van E6 en E7 zijn noodzakelijk voor

kwaadaardige transformatie [23] maar dit is echter niet voldoende. Er vinden bijkomende

processen plaats, maar deze zijn tot hiertoe ongekend [10].

Page 20: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

8

Figuur 4. Mechanisme van HPV-geïnduceerde carcinogenese [10]

2.2 HPV gerelateerde tumoren en betere prognose Zoals reeds beschreven in 1.3 is er een belangrijk verschil tussen de OS en PFS voor patiënten

met HPV+ orofaryngeale kanker en patiënten met HPV- orofaryngeale kanker. Er bestaan

verschillende hypothesen voor het verschil in prognose na behandeling. Afwezigheid van

‘field cancarization’, bewaking van het immuunsysteem voor virus-specifieke antigenen en

een intacte apoptotische respons op straling [24] kunnen als oorzaken voor een betere

overleving bij HPV+ tumoren beschouwd worden. Ook zijn HPV+ kankers minder

geassocieerd met het gebruik van tabak en alcohol, vertonen zij minder p53 mutaties, hebben

ze de neiging om focaal te blijven en is er minder kans op het ontwikkelen van tumoren in de

longen, slokdarm of elders in de hoofd- en halsregio [25]. De behandeling van orofaryngeale

kanker gebeurt voornamelijk door radiotherapie en chemoradiotherapie [26] waarbij gebruik

gemaakt wordt van stralingsgeïnduceerde celdood. Hierbij vertonen HPV+ tumoren een

grotere gevoeligheid in vergelijking met HPV- tumoren [27]. Verschillende hypothesen

worden hierrond gesteld. Vu et al. veronderstellen een verhoogde immuunrespons na

radiotherapie via verschillende mechanismen, zoals opregulatie van TNF receptors [15]

terwijl Pang et al. de verantwoordelijkheid van de stralingsgeïnduceerde gevoeligheid bij een

isovorm van E6, E6*I leggen. E6*I zorgt er namelijk voor dat de cellen gevoeliger zijn aan

stralingsgeïnduceerde apoptose door hun de toegang tot de G1 fase te verhinderen en hen in

apoptose te laten gaan [27]. Lassen et al. stellen de hypothese dat tumorcellen die p16

expresseren minder hypoxisch zijn minder snel herbevolken na bestraling [28].

Page 21: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

9

2.3 Detectie van HPV Aantonen van een infectie met HPV gebeurt doorgaans via 3 technieken: Polymerase Chain

Reaction (PCR), In Situ Hybridisatie (ISH) en Immunohistochemie (IHC) [7]. De voor- en

nadelen van deze technieken zijn opgesomd in tabel 1. PCR detecteert geamplificeerd viraal

mRNA of viraal DNA [11,29] en wordt door zijn hoge gevoeligheid [11] gezien als de

gouden standaard in research laboratoriums [30]. Ondanks dit grote voordeel, is deze techniek

moeilijk praktisch uitvoerbaar in de meeste klinische laboratoriums [31] gezien het complexe

weefselverwerking en expertise vereist [32]. Bovendien kan met de PCR techniek geen

onderscheid gemaakt worden tussen HPV aanwezig in neoplastische cellen en HPV aanwezig

in niet neoplastisch epitheel en stroma [29]. Zowel IHC als ISH zijn technisch minder

veeleisende methodes [7]. Bij ISH wordt het HPV DNA gevisualiseerd met behulp van

signaal amplificatie [31]. ISH overkomt bepaalde limitaties van PCR doordat ISH in staat is

om aan te tonen dat het virus zich in de tumorcellen bevindt [11]. ISH toont op deze manier

dus enkel de klinisch relevante infecties aan [29]. Hoewel ISH een hoge specificiteit kent,

heeft het een lage sensitiviteit en is het duurder in vergelijking met IHC [11]. Steeds meer

onderzoekers ijveren voor het gebruik van p16 als biomerker voor de bepaling van de HPV-

status omwille van de vele voordelen die hiermee verbonden zijn. De p16-IHC techniek is

eenvoudig uitvoerbaar, kent een lage kost en heeft een hoge sensitiviteit [33]. Daarnaast zijn

monoclonale antilichamen tegen p16 commercieel verkrijgbaar [29] en is deze techniek

beschikbaar in de meeste routine pathologische laboratoria [11].

Tabel 1. Overzicht van de voor- en nadelen van de technieken voor HPV detectie

Techniek Voordelen Nadelen

PCR Hoge sensitiviteit

Moeilijk uitvoerbaar in klinische

laboratoria

Vals positieven wegens te sensitief

[11]

Lage specificiteit [29]

Contaminatie errors

Geen zekerheid over de

aanwezigheid in tumorcellen

Verknipt DNA kan primerbinding

verhinderen

Page 22: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

10

Vervolg tabel 1. Overzicht van de voor- en nadelen van de technieken voor HPV detectie

Techniek Voordelen Nadelen

ISH Technisch minder veeleisend

Toont enkel klinisch relevante

infecties aan

Hoge specificiteit

Lage sensitiviteit

Duur

p16-IHC Technisch minder veeleisend

Goedkoop

Hoge sensitiviteit

Monoclonale lichamen tegen p16

zijn commercieel verkrijgbaar

Lage specificiteit [34]: subset

HPV-tumoren overexpresseren ook

p16

3. MicroRNA’s Op basis van de tumor HPV status, worden patiënten met orofaryngeale kanker ingedeeld in

twee biologisch en klinisch verschillende groepen, zoals reeds vermeld in 1.3. Het verband

tussen polymorfismen in microRNA genen en kankerrisico is reeds onderzocht in

verschillende studies. Hoe deze polymorfismen bijdragen tot prognose is tot hiertoe echter

weinig bestudeerd. Deze polymorfismen zouden gebruikt kunnen worden om orofaryngeale

kanker patiënten nog beter in te delen naar prognose na behandeling.

3.1 MicroRNA’s: functie Mature microRNA’s zijn korte, niet-coderende [35], RNA moleculen van zo’n 19-22

nucleotiden lang [36] die betrokken zijn in belangrijke biologische processen zoals apoptose,

proliferatie, differentiatie, angiogenese en immuunrespons [37]. Sequentiespecifieke binding

van microRNA’s op hun target mRNA leidt tot inhibitie van translatie en/of degradatie van dit

mRNA [36]. Op deze manier kan één enkele microRNA de expressie van 100den target

mRNA’s controleren en wordt ongeveer 1/3e van de proteïne coderende genen in het

menselijk genoom gecontroleerd door microRNA’s. Het spreekt voor zich dat disregulatie van

de normale microRNA functie, en dus disregulatie van apoptose, proliferatie, differentiatie,

angiogenese en immuunrespons, een cruciale rol speelt in het ontstaan van kanker. Zo kunnen

microRNA’s zich gedragen als tumorsuppressors of als oncogenen. Gedereguleerde

microRNA’s zijn op deze manier geassocieerd met initiatie, progressie en

behandelingsoutcome van verschillende kankers [37], waaronder hoofd- en halskanker [38].

Page 23: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

11

3.2 Biosynthese Een mature miRNA molecule wordt gevormd in 3 stappen. In een eerste stap wordt het

primaire miRNA (pri-miRNA) gevormd door transcriptie van het miRNA gen met behulp van

RNA polymerase II [39]. Dit pri-miRNA is 500-3000 nucleotiden lang [36] en wordt door een

nucleair RNase, DROSHA, omgevormd tot een precursor miRNA (pre-miRNA) [39, 40] van

ongeveer 70-100 nucleotiden lang [40]. Deze dubbelstrengige haarspeldstructuur [36] wordt

getransporteerd naar het cytoplasma door het exportin 5 (XPO5)/Ran-GTP complex [40] waar

de finale stap, de maturatie, plaats vindt [39]. Hier wordt het pre-miRNA verder gesplitst door

een RNase III endonuclease, DICER, met vrijlating van 2 complementaire korte RNA

sequenties tot gevolg [40]: de mature miRNA sequentie en zijn kortlevend complementaire

sequentie aangeduid als miR* [36]. Argonaut proteïnen (AGO1-4) vormen een complex met

GEMIN3 en GEMIN4 en binden selectief op 1 van de 2 sequenties wat leidt tot vorming van

het RISC [40] (RNA-Inducing Silencing Complex [36]). De streng met het minst stabiele 5’

eind wordt preferentieel geselecteerd en geladen in het RISC [41]. Het RISC vergemakkelijkt

de binding van het miRNA op zijn target mRNA doordat het de bindingsplaats in de 3’UTR

van het target mRNA herkent en vervolgens het miRNA hierop richt [40]. Deze binding leidt

tot inhibitie van translatie en/of degradatie van het target mRNA [36]. Dit proces kan terug

gevonden worden in onderstaande figuur.

Figuur 5. MicroRNA biosynthese [36]

Page 24: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

12

3.3 MicroRNA’s, HPV en orofaryngeale kanker Gezien de regulerende rol van microRNA’s in apoptose en immuunrespons, kunnen

polymorfismen in microRNA’s zorgen voor een veranderde apoptotische en immuunrespons.

Deze veranderende respons kan ervoor zorgen dat HPV enerzijds ontsnapt aan apoptose en

anderzijds ontsnapt aan het immuunsysteem en op deze manier niet geklaard wordt. Op deze

manier spelen microRNA polymorfismen een rol in de ontwikkeling van orofaryngeale

kanker en verschillende outcomes zoals HPV status en overleving [42].

4. Single Nucleotide Polymorfismen Een Single Nucleotide Polymorfisme (SNP) is een niet-repetitieve vorm van sequentie

variatie dat grotendeels verantwoordelijk is voor de variatie tussen verschillende individuen

[36]. SNPs worden geassocieerd met diversiteit binnen een populatie alsook met gevoeligheid

voor bepaalde ziekten en individuele respons op medicatie [37]. Naargelang de

basenverandering die plaats vindt, worden SNPs ingedeeld in verschillende klassen (klasse 1-

4). Dit wordt weergegeven in tabel 2. SNPs met betrekking tot microRNA’s kunnen

voorkomen in de microRNA genen zelf, in de bindingsplaats voor het microRNA en in de

microRNA biosynthese genen [36].

Tabel 2. De SNP klassen. Bron: HRM Guide, Applied Biosystems

SNP klasse Basenverandering Voorkomen in het

menselijk genoom

1 C/T & G/A 64%

2 C/A & G/T 20%

3 C/G 9%

4 A/T 7%

4.1 SNPs in biosynthese genen SNPs in biosynthese genen zijn gelinkt met kankerrisico, prognose en respons op medicatie

[36]. Verschillende studies deden reeds onderzoek naar het verband tussen SNPs in genen

betrokken in de biosynthese van microRNA’s, waaronder AGO1, GEMIN3 en Dicer, en het

ontstaan van kanker. De selectie van de biosynthese genen en de SNPs gebeurde op basis van

de studie van Zhang et al., waarin het verband werd onderzocht tussen SNPs in biosynthese

genen en het risico op secundaire tumoren en/of herval bij patiënten met hoofd- en halskanker

Page 25: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

13

in een vroeg stadium. Er werd gekozen voor het 4 SNPs in het Drosha gen en 2 SNPs in het

XPO5 gen. Zoals reeds vermeld in 3.1 is Drosha een nucleair RNase dat instaat voor de

vorming van het pre-microRNA uit het pri-microRNA. Het gen dat codeert voor Drosha

bevindt zich op chromosoom 5. Hierin worden 4 SNPs onderzocht (rs639174 G>A,

rs3805500 T>C, rs7719666 C>T en rs17410035 C>A). Zhang et al. konden in hun studie een

verband aantonen tussen de 4 SNPs en het ontstaan van een 2e primaire tumor en/of terugkeer

in patiënten met hoofd- en halskanker in een vroeg stadium. Daarnaast konden zij ook

vaststellen dat hoe meer risicovolle genotypes een persoon bezat, hoe groter het risico op

herval werd. XPO5 is verantwoordelijk voor het transport van het pre-microRNA naar het

cytoplasma. Het gen voor XPO5 is gelokaliseerd op chromosoom 6 waarin 2 SNPs

(rs2227301 G>A en rs699937 C>T) onderzocht worden [43]. Een overzicht van de SNPs die

in dit eindwerk onderzocht worden, wordt weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 3. Overzicht van de SNPs in de biosynthese genen

Gen SNP Locatie Basenverandering MAF * LD **

Drosha rs639174 Intron G>A 24,6 %

Drosha rs3805500 Intron C>T 32,5 %

Drosha rs7719666 Intron C>T 49,1 % rs10520985

Drosha rs17410035 3’-UTR C>A 33,2 %

XPO5 rs2227301 3’-UTR G>A 26,5 %

XPO5 rs699937 Intron C>T 34,8 %

MAF * = Minor Allele Frequency, in Kaukasische populatie / LD ** = Linkage Disequilibrium

4.2 SNPs in pre-microRNA genen Reeds vele studies toonden aan dat afwijkende expressie van microRNA’s geassocieerd is met

etiologie, diagnose en prognose van verschillende kankers, waaronder orofaryngeale kanker

[42]. Zo werd in de studie van Liu et al. het verband tussen 4 SNPs in 4 pre-microRNA genen

(pre-microRNA146a, -149, -196a2 en -499) en het risico op het ontwikkelen van squameuze

cell carcinoma’s in de hoofd- en halsregio onderzocht. Hoewel voor slechts 1 SNP (pre-

microRNA499 rs3746444 T>C) een significante associatie kon aangetoond worden, werd een

gecombineerd risico gevonden voor de 4 SNPs. Wanneer een individu de 4 risicovolle

Page 26: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

14

genotypes bezat, had deze 1,4x meer kans op het ontstaan van hoofd- en halskanker. Ook

werd opgemerkt dat dit risico groter was voor patiënten met orofarynx kanker, wat kan wijzen

op een mogelijke interactie tussen deze pre-microRNA genen en de HPV oncogene proteïnen

[38]. Hierop ging de studie van Guan et al. verder. Zij onderzochten of bovenvernoemde

SNPs de HPV-16 status en overleving kon voorspellen in patiënten met squameuze cel

carcinoma ter hoogte van de orofarynx. Dit is de eerste studie die op zoek gaat naar

biomerkers voor prognose van patiënten met orofarynx kanker. Zij konden een significante

associatie aantonen tussen de SNPs in 2 pre-microRNA genen (pre-microRNA 146a

rs2910164 G>C en pre-microRNA 196a2 rs11614913 C>T) en HPV-16 positieve

orofaryngeale kanker alsook met overleving na behandeling [42]. Deze 2 SNPs worden in de

volgende paragrafen verder besproken.

4.2.1 pre-microRNA146a rs2910164 G>C Deze SNP (G>C) komt voor in het pre-microRNA146a en heeft een MAF van 23,5%. Zoals

eerder vermeld konden Liu et al. geen verband aantonen tussen deze SNP en het risico op het

ontstaan van hoofd- en halskanker [38] terwijl dit door Orsos et al. wel aangetoond kon

worden [44]. Een associatie met het ontstaan van gliomen [45] en borstkanker [46] kon door

andere onderzoekers eveneens aangetoond worden. Zoals eerder vermeld, werd in studie van

Guan et al. een positieve associatie gevonden tussen deze SNP en verschillende klinische

eindpunten, waaronder OS, DFS en DSS. Een associatie kon ook aangetoond worden tussen

deze SNP en een grotere kans op aanwezigheid van een HPV-16 positieve tumor [42].

4.2.2 pre-microRNA196a2 rs11614913 C>T Deze SNP (C>T) komt voor in het pre-microRNA196a2 en heeft een MAF van 44,2%. Ook

hier konden Liu et al. [38] geen rechtstreeks verband aantonen tussen de SNP en het risico op

squameuze cel carcinoma’s in de hoofd- en halsregio. Twee andere studies deden onderzoek

naar deze SNP in relatie met het ontstaan van kanker, waarbij zij een significante associatie

konden aantonen met het ontstaan van hoofd- en halskanker [35] en borstkanker [45]. Guan

et al. konden voor deze SNP eveneens een associatie aantonen met OS, DFS en DSS alsook

met een grotere kans op aanwezigheid van een HPV-16 positieve tumor [42].

4.3 SNPs in target genen

4.3.1 KRAS rs61764370 T>G Deze SNP (T>G) komt voor in het 3’UTR van het KRAS gen met een MAF van 12,5%. RAS

proteïnen zijn G-proteïnen die betrokken zijn in verschillende intracellulaire pathways,

Page 27: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

15

betrokken in proliferatie, apoptose, differentiatie, celadhesie, cytoskeletale integriteit en

celmigratie [47]. De expressie van deze proteïnen wordt op negatieve wijze gecontroleerd

door let-7 [48], een lid van de microRNA familie [49]. Mutaties in RAS worden frequent

terug gevonden in bepaalde tumoren. Wanneer deze signalisatie geïnhibeerd wordt, neemt de

gevoeligheid voor stralingsgeïnduceerde celdood toe [48]. Verschillende studies konden een

associatie aantonen tussen dragers van het variante allel en een toegenomen risico op kanker,

waaronder colorectale kanker [50] niet-kleincellig longcarcinoom [51] en ovariumkanker

[52]. Eén studie kon een associatie aantonen tussen deze SNP en overleving bij orale kanker

patiënten. Zo toonden Christensen et al. aan dat dragers van het variante allel een

verminderde overleving vertoonden in vergelijking met dragers van het wild type allel [53].

4.3.2 SMC1B rs3747238 A>G Deze SNP (A>G) komt voor in de 3’UTR van het SMC1B gen, gelegen op chromosoom 22,

met een MAF van 46%. SMC1B, Structural Maintenance of Chromosomes proteïnen [54],

zijn proteïnen die een belangrijke rol spelen in de dynamiek van chromosoom cohesie en

condensatie [55] tijdens de meiose en de mitose. Slechts één studie deed onderzoek naar het

verband tussen SNPs in het SMC1B gen en het risico op het ontwikkelen van kanker. Zhang

et al. konden hierbij een significante associatie aantonen tussen het homozygoot variante

genotype en het risico op secundaire tumoren en/of herval bij patiënten met hoofd- en

halskanker. Personen die homozygoot variant waren voor dit genotype, hadden 1,74x meer

risico op het ontwikkelen van hoofd- en halskanker. Het variante genotype creëert miRNA

bindingsplaatsen voor transcripten die getarget worden door microRNA609 en

microRNA124a. Deze nieuwe bindingsplaatsen resulteren in een verminderde expressie van

SMC1B wat kan leiden tot genomische instabiliteit en een groter kankerprogressie risico [43].

5. Probleem- en doelstelling Gezien de toenemende incidentie van HPV+ orofaryngeale kanker en de betere prognose na

chemoradiotherapie voor deze patiënten, wordt de bepaling van de HPV status voor

orofaryngeale kanker patiënten steeds belangrijker. Er is echter nog geen duidelijkheid over

welke techniek het best aangewezen is voor HPV status bepaling. Additionele biomerkers die

toelaten patiënten verder in te delen naar hun respons op therapie zijn cruciaal. Voornamelijk

voor HPV- patiënten, die een minder goede prognose hebben na chemoradiotherapie, zou

verdere stratificatie op basis van deze biomerkers zinvol zijn. SNPs in microRNA biosynthese

genen, pre-microRNA genen en target genen zijn mogelijke nieuwe biomerkers. In dit

eindwerk zullen SNPs in microRNA genen, microRNA biosynthese genen, microRNA target

Page 28: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

16

genen en HPV status geassocieerd worden met de outcome van orofaryngeale kanker

patiënten, behandeld met radiotherapie.

Page 29: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

17

Materialen en methoden

1. Introductie In deze thesis wordt de HPV status van orofaryngeale kankerpatiënten vastgesteld, in

combinatie met de bepaling van 10 SNPs. Er worden 6 SNPs bepaald in genen die betrokken

zijn in de biosynthese van microRNA’s (4 SNPs in het Drosha gen, 2 SNPs in het XPO5 gen),

2 SNPs in microRNA target genen (1 SNP in het KRAS gen, 1 SNP in het SMC1B gen) en 2

SNPs in 2 pre-microRNA genen (pre-microRNA 146a en 196a2). Voor de SNP bepaling

wordt het DNA geïsoleerd uit bloedstalen. De plaats van interesse in het gen wordt vervolgens

geamplificeerd met behulp van specifieke primers (de Polymerase Chain Reaction (PCR)). De

SNP bepaling zelf gebeurt vervolgens met behulp van Restriction Fragment Length

Polymorphism (RFLP) en High Resolution Melting (HRM). De HPV status wordt bepaald

aan de hand van twee technieken: In Situ Hybridisatie (ISH) en Immunohistochemie (IHC).

2. Studiepopulatie De populatie die gebruikt wordt voor deze studie bevat in totaal 136 orofaryngeale

kankerpatiënten (72 patiënten uit Gent, 64 patiënten uit Maastricht). Deze patiënten werden

geselecteerd uit een groep hoofd- en halskanker patiënten die aan de volgende eisen voldoen:

kanker ter hoogte van de orofarynx, curatieve (chemo)radiotherapie voor de primaire tumor,

aanwezigheid van DNA en tumor materiaal en beschikbaarheid van follow-up data. Voor de

patiënten die in Gent behandeld werden, werden bloedstalen verzameld in samenwerking met

de dienst Radiotherapie van het UZ Gent. Tumormateriaal werd beschikbaar gesteld via de

dienst Pathologie van het UZ Gent. Voor de patiënten die in Maastricht behandeld werden,

werden buffy coats verzonden naar de dienst Medische fysica van de Universiteit Gent. Het

tumormateriaal werd ter beschikking gesteld op de dienst Pathologie van het AZ Maastricht.

Wegens het te laat doorkrijgen van de follow-up data van de patiënten uit Maastricht, werd

beslist om enkel de data te gebruiken van de patiënten uit Gent. Er worden dus uiteindelijk 72

orofaryngeale kankerpatiënten beschouwd in deze studie.

3. DNA purificatie (Puregene kit) Om de cellen te lyseren wordt 9 ml RBC (Rode bloedcel) lyse toegevoegd aan 3 ml vol bloed.

Hierna worden de buisjes enkele malen omgedraaid en vervolgens 5 minuten geïncubeerd op

kamertemperatuur. Gedurende de incubatie worden de buisjes opnieuw enkele malen

Page 30: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

18

omgekeerd. Vervolgens worden de buisjes gecentrifugeerd gedurende 5 minuten aan 2000xg

en het supernatans verwijderd, zodat ongeveer 200 µl vloeistof over blijft. Om de cellen

opnieuw op te lossen in de overgebleven vloeistof, worden de buisjes gevortext. Nadien wordt

3 ml cellyse oplossing toegevoegd en opnieuw gevortext. Na deze stap kunnen de stalen

gedurende 2 jaar bewaard worden op kamertemperatuur. De volgende stap is de proteïne

precipitatie. Er wordt 1 ml proteïne precipitatie buffer toegevoegd aan het cellysaat en dit

geheel wordt gevortext aan hoge snelheid gedurende 20 seconden. De stalen worden 10

minuten op ijs geïncubeerd en vervolgens gecentrifugeerd gedurende 5 minuten aan 2000xg.

Na deze stap zijn de eiwitten geprecipiteerd en vormen ze een donkerbruin pellet. Als dat niet

zo is, worden de laatste stappen van de proteïne precipitatie (vortexen, incuberen op ijs en

centrifugeren) herhaald. Het supernatans wordt overgegoten in een 15 ml buisje dat 3 ml

100% isopropanol bevat. De buisjes worden ongeveer 50x omgedraaid tot het DNA, onder de

vorm van witte draden, zichtbaar wordt. Het geheel wordt gedurende 3 minuten

gecentrifugeerd aan 2000xg waarna het supernatans wordt afgegoten. De buisjes laat men kort

afdruipen op absorberend papier. Vervolgens wordt 3 ml van 70% ethanol toegevoegd en

worden de buisjes enkele malen omgedraaid om het DNA pellet te wassen. De buisjes worden

gecentrifugeerd aan 2000xg gedurende 1 minuut en het supernatans wordt opnieuw afgegoten,

zodat enkel het pellet overblijft. De overgebleven vloeistof wordt afgepipetteerd en de buisjes

worden 10 minuten gedroogd aan de lucht. In de laatste stap wordt het DNA gehydrateerd

door toevoegen van 500 µl DNA hydratie oplossing en zacht te vortexen gedurende 5

seconden. Nadien worden de buisjes 1 uur geïncubeerd op 65°C en daarna overnacht op

kamertemperatuur. De dag nadien worden de buisjes kort gecentrifugeerd en wordt de DNA

oplossing overgebracht in een 1,5 ml buisje en bewaard op -20°C.

4. DNA isolatie uit buffy coats Buffy coats (BC) van ongeveer 500 µl worden bereid uit 9 ml bloed. DNA wordt geïsoleerd

uit 40 µl van deze BC’s. Voor de cellyse wordt 40 µl BC toegevoegd aan 120 µl RBC lyse in

1,5 ml epjes. De buisjes worden gemengd door deze enkele malen om te keren of kort te

vortexen. Vervolgens worden de epjes geïncubeerd gedurende 5 minuten op kamertempertuur

(KT) en enkele malen omgekeerd tijdens de incubatie. Nadien worden de epjes

gecentrifugeerd gedurende 20 seconden aan 16.000xg en het supernatans verwijderd tot er 10-

20 µl vloeistof overblijft. De buisjes worden hevig gevortext om de cellen opnieuw op te

lossen in de overblijvende vloeistof. 600 µl cellyse oplossing wordt toegevoegd en op en neer

gepipetteerd om de cellen te lyseren. Indien celklompjes aanwezig zijn, worden de epjes

Page 31: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

19

geïncubeerd op 37°C of op KT tot de oplossing homogeen is. De epjes worden afgekoeld tot

KT vooraleer verder gegaan wordt. Na deze stap kan het protocol onderbroken worden

gedurende 2 jaar. Voor de proteïne precipitatie wordt 200 µl proteïne precipitatie buffer

toegevoegd aan het cellysaat. De epjes worden gevortext aan hoge snelheid gedurende 20

seconden. Vervolgens wordt het geheel gecentrifugeerd gedurende 3 minuten aan 16.000xg.

Na deze stap vormen de neergeslagen eiwitten een donkerbruin pellet, indien dit niet het geval

is, worden de epjes opnieuw gevortext aan hoge snelheid gedurende 20 seconden, 5 minuten

geïncubeerd op ijs en vervolgens opnieuw gecentrifugeerd gedurende 3 minuten aan

16.000xg. Voor de DNA precipitatie wordt het supernatans overgegoten in een 1,5 µl epje dat

600 µl 100% isopropanol (KT) en 1 µl glycogen (20 mg/ml) bevat. De epjes worden 50x

omgedraaid zodat het DNA pellet zichtbaar wordt en worden gecentrifugeerd gedurende 1

minuut aan 16.000xg. Na deze stap is het DNA zichtbaar als een klein wit pellet. Het

supernatans wordt afgegoten en op absorberend papier wordt het epje kort afgedropen zonder

dat het pellet mee wordt weggegoten. Om het DNA pellet te wassen, wordt 800 µl 70%

ethanol (KT) toegevoegd en de buisjes enkele malen omgekeerd. De epjes worden

gecentrifugeerd gedurende 1 minuut aan 16.000xg en het supernatans wordt afgepipetteerd.

De buisjes worden gedurende 8-10 minuten gedroogd aan de lucht. Voor de DNA hydratie

wordt 40 µl DNA hydratie oplossing toegevoegd en zacht gevortext gedurende 5 seconden.

De epjes worden gedurende 1 uur geïncubeerd op 65°C en daarna overnacht op KT. De epjes

worden zacht gevortext op verschillende tijdstippen (na 30 minuten en na 1 uur tijdens de

incubatie op 65°C, en ongeveer om het uur tijdens de incubatie op KT). De volgende dag

worden de epjes kort gecentrifugeerd en de DNA oplossing overgebracht in een 1,5 ml buisje

met schroefdop. De epjes worden bewaard op -4°C.

5. Concentratie- en kwaliteitsbepaling van het DNA De DNA kwantiteit en kwaliteit wordt bepaald met fotospectrometrie. De kwaliteit van het

DNA wordt bepaald door de ratio van de absorbantie bij 260 nm en bij 280 nm (A260/A280).

Deze waarde moet tussen 1,8 en 2,0 liggen. Uitgaande van de stockoplossing wordt een

werkoplossing van 25 ng/µl gemaakt door toevoegen van een bepaalde hoeveelheid TE (Tris-

EDTA) buffer.

Page 32: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

20

6. Polymerase Chain Reaction (PCR)

6.1 Principe Polymerase Chain Reaction (PCR) wordt gebruikt om een bepaalde DNA sequentie te

amplificeren met behulp van een specifiek primerpaar. PCR berust op een thermische cyclus,

waarbij er verschillende keren in temperatuur gestegen en gedaald wordt, zodat het DNA

wordt gedenatureerd en enzymatische replicatie van het DNA plaats kan vinden. Deze

thermische cyclus bestaat uit 3 stappen: denaturatie, annealing en elongatie. In de

denaturatiestap wordt de temperatuur verhoogd tot 95°C, waardoor de dubbele DNA helix uit

elkaar valt en het DNA gesplitst wordt in 2 enkele strengen. Tijdens de annealingsstap wordt

de temperatuur verlaagd tot de Ta, een primer specifieke temperatuur. De Ta kan berekend

worden aan de hand van de formule Ta = Tm-2, waarbij Tm = [(#T/A x2) + (#G/C x4)]. Door

deze verlaging in temperatuur, binden de primers aan hun complementaire sequentie op het

enkelstrengig DNA. In de laatste stap, de elongatiestap, wordt de temperatuur opnieuw

verhoogd tot 72°C zodat het Taq polymerase een nieuwe DNA streng, complementair aan de

template streng, kan synthetiseren. Er zijn 2 PCR programma’s die gebruikt kunnen worden:

een algemeen programma en een touchdown programma. Een vergelijking tussen de beide

programma’s kan terug gevonden worden in onderstaande tabel.

Tabel 4. PCR programma’s

Algemeen Touchdown

95°C (5min) 94°C (2min)

95°C (30sec), Ta (30sec), 72°C (30sec) : 35x 94°C (20sec), Ta (15sec) - 1°C per cyclus, 72°C

(1min) : 12x

72°C (10min) 94°C (40sec), Ta-12 (40sec), 72°C (30sec) : 24x

15°C (10min) 72°C (10min)

15°C (10min)

6.2 PCR mix Er wordt gebruik gemaakt van een standaard PCR mix, weergegeven in onderstaande tabel.

De mix bevat dNTP’s, Buffer Kappa, MgCl2 Kappa, Forward Primer (FWD), Reverse Primer

(REV), Kappa Taq, DNA en H2O in een eindvolume van 15 µl.

Page 33: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

21

Tabel 5. PCR Standaardmix

Reagens Concentratie Hoeveelheid (µl) Eindconcentratie

dNTPs 1 mM 3 200 µM

Buffer Kappa 5X 3 1X

MgCl2 Kappa 25 mM 0,9 1,5 mM

Forward Primer 50 µM 0,3 1 µM

Reverse Primer 50 µM 0,3 1 µM

Kappa Taq 5 U/µl 0,0072 0,36 U

DNA

H2O

25 ng/µl

-

2

5,43

50 ng

-

Er wordt steeds een negatieve controle mee geanalyseerd. Deze negatieve controle kent

dezelfde samenstelling als de te analyseren stalen, maar er wordt 2 µl H2O toegevoegd in de

plaats van het DNA.

6.3 PCR primers Voor bepaalde SNPs waren de protocols, en de primers, reeds geoptimaliseerd en beschikbaar

op de dienst Medische Fysica van de Universiteit Gent. Voor de overige SNPs, moesten de

protocols nog geoptimaliseerd worden en dus de primers ontworpen worden. Deze primers

moeten aan enkele eisen voldoen. Zo is de ideale primerlengte ongeveer 20 nucleotiden lang

en bevatten de primers best niet veel herhalingen van eenzelfde nucleotide om lusvormingen

te vermijden. Een DNA fragment van ongeveer 600 nucleotiden is ideaal voor een PCR

gevolgd door RFLP. Voor HRM is de lengte van het geamplificeerd fragment best tussen 80

en 200 nucleotiden. De forward primer begint en de reverse primer eindigt preferentieel met

een G of C. De Tm van de forward en reverse primer ligt best zo dicht mogelijk bij elkaar. De

sequentie van het gen waarin de SNP zich bevindt, kan worden opgezocht via Ensembl [56]

of NCBI [57]. De locatie van de SNP in deze sequentie kan teruggevonden worden via zijn

specifieke rs code. Wanneer de primers gekozen zijn, kunnen deze getest worden via In Silico

PCR. Dit programma kan online terug gevonden worden (UCSC Genome Bioinformatics

[58]).

Voor PCR gevolgd door RFLP worden de geleverde primers gebracht op een concentratie van

250 µM door een bepaalde hoeveelheid TE buffer toe te voegen. Vervolgens wordt een

Page 34: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

22

werkoplossing gemaakt van 50 µM door de stockoplossing 5x te verdunnen. Voor HRM

wordt een stockoplossing gemaakt van 100 µM en wordt deze 20x verdund naar een

werkoplossing van 5 µM.

6.4 PCR controle Om na te gaan of de PCR reactie juist is doorgegaan, wordt deze gecontroleerd op een agarose

gel. Deze gel wordt gemaakt door 1,5 g agarose toe te voegen aan 100 ml buffer en

vervolgens te laten opkoken in de microgolf tot de oplossing volledig doorzichtig is. De

oplossing wordt uitgegoten in een houder met kammetjes, die de lanen zullen vormen. Van

zodra de gel is afgekoeld en opgesteven, worden de stalen geladen op de gel.

In de eerste laan wordt 1 µl DNA ladder geladen, in de overige lanen worden de stalen en de

negatieve controle geladen door een mix van 2 µl staal, 1 µl ladingsbuffer en 8 µl H2O in de

laantjes op de gel te brengen. Het elektroforesetoestel wordt ingesteld op 135V voor 25

minuten en na afloop wordt de gel gekleurd met Ethidiumbromide (EtBr) gedurende 30

minuten. Om het resultaat te bekijken wordt de gel onder een UV-lamp geplaatst. Aan de

hand van de ladder kan bepaald worden of de PCR reactie juist doorgegaan is. Aan de hand

van de negatieve controle kan bepaald worden of er al dan niet contaminatie opgetreden is.

7. SNP bepaling De SNP bepaling gebeurt via PCR-RFLP, via HRM of via spike-in HRM.

7.1 Restriction Fragment Length Polymorphism (RFLP) RFLP is gebaseerd op het fragmenteren van de DNA streng doordat een restrictie enzym een

specifieke DNA sequentie herkent en deze knipt. Het restrictie enzym wordt geselecteerd

zodat afhankelijk van het genotype, al dan niet meer of minder geknipt wordt. Selectie van het

restrictie enzym gebeurt in silico via RestrictionMapper [59]. Voor RFLP wordt er standaard

gewerkt in een eindvolume van 30 µl. De hoeveelheid restrictie enzym en PCR product dat

moet worden toegevoegd, wordt bepaald in de optimalisatie. De buffer die wordt toegevoegd

is afhankelijk van het enzym en bedraagt steeds 10% van het eindvolume. Eveneens

afhankelijk van het enzym, is of al dan niet Bovine Serum Albumine (BSA) moet worden

toegevoegd. Indien dit het geval is, is de hoeveelheid BSA steeds 10% van de hoeveelheid

buffer dat toegevoegd is. Dit alles wordt aangelengd met H2O tot een eindvolume van 30 µl.

Hierna worden de epjes gevortext en gecentrifugeerd en gedurende een bepaalde periode, dat

vastgelegd is tijdens de optimalisatie, geïncubeerd in een warmwaterbad op een specifieke

Page 35: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

23

temperatuur, afhankelijk van het gebruikte enzym. Na deze incubatie is het DNA geknipt in

verschillende fragmenten door het restrictie enzym en kan dit geanalyseerd worden met

behulp van gelelektroforese. Hiervoor wordt een 2% agarose gel gemaakt door 2 g agarose in

100 ml buffer op te lossen. Opnieuw wordt eerst 1 µl ladder geladen en om te kijken of het

PCR product effectief geknipt werd, wordt ongeknipt product op de gel geladen (1 µl

ladingsbuffer + 2 µl ongeknipt PCR product + 8 µl H2O). In de overige lanen wordt 20 µl

digest product + ladingsbuffer (10% van het eindvolume) op de gel geladen. Het

elektroforesetoestel wordt ingesteld op 135V gedurende 30 min. Opnieuw wordt de gel

gekleurd gedurende 30 minuten met EtBr en het resultaat bekeken onder een UV-lamp.

7.2 High Resolution Melting (HRM) HRM is een high-troughput methode gebaseerd op PCR smeltcurves. De PCR reactie zorgt

ervoor dat de regio van interesse geamplificeerd wordt in aanwezigheid van een kleurstof die

bindt op het dubbelstrengige DNA. Op dit moment is de kleurstof sterk fluorescerend.

Vervolgens wordt de temperatuur opgedreven zodat het dubbelstrengige DNA denatureert.

Door dit proces wordt de kleurstof losgelaten en daalt de fluorescentie. Dit hele verloop wordt

in real time geregistreerd en kent als resultaat een karakteristieke smeltcurve, dat afhankelijk

is van verschillende factoren zoals de GC-inhoud, de lengte, de sequentie en de

heterozygositeit. Er wordt standaard gewerkt in een eindvolume van 20 µl. Een standaard

PCR-HRM mix wordt weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 6. Standaard PCR-HRM mix

Reagens Concentratie Hoeveelheid (µl)

dNTP mix 10 mM 0,4

buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1,2

Forward primer 5 µM 1,2

Page 36: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

24

Vervolg tabel 6. Standaard PCR-HRM mix

Reagens Concentratie Hoeveelheid (µl)

Reverse primer 5 µM 1,2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05

HRM Dye 20X 1

DNA 25 ng/µl 1

H2O - 11,95

Bepaalde moeilijkheden zoals een hoge GC inhoud of een moeilijke SNP (klasse 3 of 4)

kunnen ervoor zorgen dat de genotypes moeilijker onderscheiden kunnen worden. Wanneer

een sequentie een hoge GC inhoud heeft, kan dit probleem verholpen worden door de MgCl2

concentratie op te drijven en al dan niet GC-enhancer toe te voegen. In het geval van een

klasse 3 of 4 SNP, waarbij de homozygoten niet goed van elkaar onderscheiden kunnen

worden op de smeltcurve, kan er gewerkt worden via vorming van heteroduplexen om ze op

deze manier wel te kunnen onderscheiden. Hiervoor worden twee HRM’s uitgevoerd. Op

basis van de eerste HRM kan een onderscheid gemaakt worden tussen de heterozygoten en de

homozygoten. In een tweede HRM, waarbij de heterozygoten buiten beschouwing gelaten

worden, wordt aan de PCR-HRM mix 1 µl spike-in DNA meer en 1 µl H2O minder

toegevoegd. Het spike-in DNA is DNA waarvan men weet dat deze homozygoot normaal is

voor de SNP. Dit DNA vormt heteroduplexen met het DNA van de homozygoot varianten,

waardoor deze een afwijkende vorm vertonen op de smeltcurve. Op deze manier zijn de

homozygoten van elkaar te onderscheiden op de smeltcurve. De HRM smeltcurve wordt

bekomen door het uizetten van de fluorescentie (%) in functie van de temperatuur (°C).

Typisch worden er 3 soorten smeltcurven gevormd: 2 die eenzelfde verloop en vorm hebben

maar door een verschil in smelttemperatuur een verschuiving vertonen ten opzichte van elkaar

(de homozygoten) en 1 die een andere vorm en verloop kent in vergelijking met de

homozygoten (de heterozygoten). Een voorbeeld van zo’n HRM-grafiek wordt weergegeven

in figuur 6.

Page 37: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

25

Figuur 6. SNP bepaling SMC1B

7.3 Geoptimaliseerde protocols

Een overzicht van de protocols die reeds geoptimaliseerd waren binnen de onderzoeksgroep

wordt weergegeven in onderstaande tabel. De protocols kunnen terug gevonden worden in

bijlage. De SNP in KRAS werd bepaald aan de hand van 2 methoden: HRM en PCR-RFLP.

De stalen die niet duidelijk waren via HRM, werden gegenotypeerd aan de hand van PCR-

RFLP.

Tabel 7. Geoptimaliseerde SNPs

SNP Gebruikte methode Drosha rs639174 (G>A) PCR-RFLP Drosha rs3805500 (T>C) PCR-RFLP Drosha rs10520985 (C>T) HRM KRAS rs61764370 (T>G) PCR-RFLP & HRM

8. Linkage Analyse Om na te gaan of en hoe sterk bepaalde SNPs met elkaar gelinkt zijn werd een analyse

uitgevoerd met Haploview waarbij sequentie-informatie vanuit HapMap wordt opgeladen.

Indien twee SNPs een r² hebben hoger dan 0.8 dan wordt slechts één van beide SNPs

onderzocht.

9. Kwaliteitscontroles Vijftien procent van alle bepalingen wordt opnieuw gedaan om te controleren of de genotypes

juist bepaald zijn. Indien dit niet het geval is, wordt de reeks opnieuw uitgevoerd.

Page 38: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

26

10. HPV status bepaling Drie verschillende technieken om HPV infectie aan te tonen zijn beschikbaar: Chromogenic

In Situ Hybridisatie, Immunohistochemie en Polymerase Chain Reaction.

10.2 Polymerase Chain Reaction (PCR) Om na te gaan of er een infectie met HPV aanwezig is, kan gebruik gemaakt worden van de

PCR. Deze PCR wordt gerund met GP5+ en GP6+ primers, die een breed spectrum HPV

types amplificeren. De GP6+ primer is gekoppeld aan biotine, dat nodig is wanneer men een

typering wenst uit te voeren via ELISA. Indien een infectie met HPV aanwezig is, wordt een

fragment van ongeveer 150 bp geamplificeerd. De HPV status bepaling via PCR werd

uitgevoerd op de dienst Pathologie van het AZ Maastricht. Details van de primers en het

gebruikte PCR programma worden in tabel 8 en tabel 9 weergegeven.

Tabel 8. Details PCR primers

GP5+ 5’-TTTGTTACTGTGGTAGATACTAC-3’

GP6+-biotine 5’-GAAAAATAAACTGTAAATCATATTC-3’

Tabel 9. PCR programma

PCR-programma GP5+/GP6+

94°C : 4min

94°C (4min) – 40°C (2min) – 72°C (1,30 min) : 40x

72°C (4min)

4°C (∞)

10.2.1 DNA isolatie uit tumormateriaal De DNA isolatie uit tumormateriaal (paraffine coupes) is uitgevoerd op de dienst Pathologie

van het AZ Maastricht. Dit gebeurt op volledige automatische wijze met het Maxwell 16

toestel. De gebruikte isolatiekit voor deze DNA isolatie is de Maxwell® 16 FFPE Plus LEV

DNA Purification Kit (Promega).

10.2.2 PCR mix De PCR mix die wordt gemaakt voor de PCR wordt beschreven in onderstaande tabel. Er

wordt gewerkt in een eindvolume van 100 µl. Het aantal µl DNA en water (MilliQ) dat moet

worden toegevoegd, wordt berekend aan de hand van de concentratie van het DNA, gemeten

na fotospectrometrie. De mix wordt steeds in duplo gemaakt en er worden steeds twee

Page 39: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

27

positieve controles (een high risk en een low risk), een negatieve controle (DNA geïsoleerd

uit een tonsil, zonder HPV infectie) en een blanco controle (water, bevat geen DNA) mee

geanalyseerd. Details van de PCR mix worden weergegeven in tabel 10.

Tabel 10. PCR mix

Concentratie stockoplossing Absolute hoeveelheid Aantal µl in 100 µl eindvolume

per monster

10x PCR reaction buffer 1x 10,0

MgCl2 (25nmol/µl) 2,0 nmol/µl (200nmol) 8,0

dNTPs (25 nmol/µl) 0,4 nmol/µl (40 nmol) 1,6

GP5+ (100 pmol/µl) 1,0 pmol/µl (100 pmol) 1,0

GP6+-biotine (100 pmol/µl) 1,0 pmol/µl (100 pmol) 1,0

JumpStart Red Taq (1U/µl) 0,02 U/µl (2 U) 2,0

Totaalvolume 23,6

10.2.3 PCR controle Om na te gaan of het fragment geamplificeerd is, wordt een agarose gelelectroforese

uitgevoerd op een 2% agarose gel. Van zodra de gel opgekookt is in de microgolfoven, wordt

SYBR Safe toegevoegd aan de gel, alvorens deze wordt uitgegoten in een houder met

kammetjes. Van zodra de gel afgekoeld en opgesteven is, worden de stalen op de gel geladen:

10 µl van elk PCR product, gevolgd door de positieve en negatieve controles. De ladder wordt

steeds in het midden van de gel geladen. Het elektroforese toestel wordt ingesteld op 130V

gedurende 18min. Na deze stap zijn de stalen aangekleurd en kan het resultaat direct via de

computer afgebeeld worden. Aan de hand van de ladder kan bepaald worden of een bandje

gevormd is rond 150 bp. Indien dit zo is, wordt de staal als HPV positief beschouwd. HPV

positieve stalen worden getypeerd via ELISA (zie 10.2.4).

10.2.4 ELISA Wanneer na PCR een staal als positief beschouwd wordt, kan een typering via ELISA

uitgevoerd worden, om het juiste HPV type te bepalen. Hiervoor wordt gewerkt met 3

verschillende probe(mixen): een probe voor HPV type 16, een high risk probemix (HPV type

18, 31, 33, 35, 39, 45, 51, 52, 56, 58, 59, 66 en 68) en een low risk probemix (HPV type 6, 11,

40 en 42).

Page 40: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

28

10.3 Chromogenic In Sity Hybridisatie Bij Chromogenic In Situ Hybridisatie (CISH) wordt gebruik gemaakt van een gelabelde probe

(een complementaire DNA sequentie) om een specifieke DNA sequentie in een weefsel aan te

tonen. Hierbij maakt het gebruik van peroxidase of alkaline fosfatase reacties, die gezien

kunnen worden onder een standaard microscoop. De CISH techniek wordt toegepast op

paraffine coupes [60]. De HPV status bepaling aan de hand van deze techniek werd

uitgevoerd op de dienst Pathologie van het UZ Gent en de data werden ter beschikking gesteld

aan de dienst Medische Fysica van de Universiteit Gent.

10.4 p16-Immunohistochemie Immunohistochemie (IHC) maakt gebruik van antilichamen (AL) die specifieke antigenen

herkennen en binden. In dit geval is het AL gericht tegen p16 INK4a, dat betrokken is in de

celcyclus. In de klinische praktijk correleert p16 met HPV infectie. De p16-IHC kleuring

gebeurt op volledig automatische wijze op de dienst Pathologie van het AZ Maastricht. De

aankleuring is nucleair en cytoplasmatisch. De techniek wordt eveneens toegepast op

paraffine coupes. De gegevens van het AL en de condities van de kleuring worden

weergegeven in onderstaande tabellen.

Tabel 11. Gegevens antilichaam p16-IHC

Naam p16 Isotype IgG22a Fabrikant Santa Cruz Clone JC8 Art. Nr. sc-56330 Clonaliteit Monoclonaal

Tabel 12. Condities p16-IHC kleuring

Endogeen peroxidase Envision FLEX peroxidase blocking reagent (Dako) (5 min.) Antigen retrieval FLEX TRS High (Dako) Blocking Nvt Verdunning 1:400 Incubatie primair AL Kamertemperatuur (20 min.) Secundaire detectie Envision FLEX (20 min.) + Mouse Linker (Dako) (15 min.) Substraat Liquid DAB+ (Dako) Tegenkleuring Gill II hematoxiline Controle weefsel Positieve tumor

De bepaling van de HPV status aan de hand van de p16-IHC kleuring voor de stalen uit Gent

werd uitgevoerd op de dienst Pathologie van het UZ Gent, waarna de gegevens ter

beschikking gesteld werden aan de dienst Medische Fysica van de Universiteit Gent.

Page 41: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

29

11. Statistische analyse De verschillende eindpunten die in dit eindwerk onderzocht worden zijn Overall Survival

(OS), Disease Free Survival (DFS) en Disease Specific Survival (DSS). OS en DSS worden

beiden gedefinieerd als het verschil in tijd tussen de diagnose en sterfte of laatste follow-up.

Bij OS wordt geen rekening gehouden met de reden van de doodsoorzaak. Dit wordt wel

gedaan bij de DSS, waarbij enkel sterfte ten gevolge van kanker progressie of ziekte

gerelateerde oorzaak wordt beschouwd. De DFS wordt gedefinieerd als de kans om vrij te

blijven van ziekte na een bepaalde behandeling voor een groep van individuen die aan kanker

lijden. De DFS geeft op deze manier aan hoe effectief een bepaalde behandeling is. Tijd tot

herval wordt berekend uitgaande van het einde van radiotherapie tot de laatste follow-up of

optreden van herval (lokaal, regionaal, op afstand). Vervolgens worden deze eindpunten

geassocieerd met verschillende factoren, zoals geslacht, rookgedrag en alcoholgebruik maar

ook met de SNPs in de microRNA genen en de tumor HPV status. Er wordt gewerkt met het

programma SPSS versie 20. Voor associatie van verschillende factoren (patiënt-gerelateerde,

klinische en microRNA SNPs) met overleving (OS, DFS en DSS) wordt gebruik gemaakt van

de univariate Kaplan-Meier analyse. Associatie van diezelfde factoren met de tumor HPV

status, wordt uitgevoerd met behulp van de Chi-square analyse. Associatie van de leeftijd

wordt geanalyseerd aan de hand van de Mann-Whitney test. De associatie tussen tumor HPV

status en microRNA SNPs wordt geanalyseerd aan de hand van logistieke regressie. Een

resultaat wordt als statistisch significant beschouwd wanneer de p-waarde kleiner of gelijk is

aan 0,05.

Page 42: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

30

Resultaten Aanvankelijk werd deze studie opgestart met een groep orofaryngeale kankerpatiënten

behandeld met (chemo)radiotherapie in het UZ Gent of in het AZ Maastricht. Uiteindelijk

werd uit deze grote groep patiënten slechts een kleine groep patiënten overgehouden. Doordat

de follow-up data van de patiënten behandeld in het AZ Maastricht te laat ter beschikking

gesteld werd, werd besloten om enkel verder te werken met de patiënten behandeld in het UZ

Gent. Enkel patiënten die een curatieve (chemo)radiotherapie behandeling ondergingen voor

een primaire orofarynx tumor werden in beschouwing genomen.

1. Optimalisatie protocols

De protocols voor de SNP bepalingen in Drosha rs639174 G>A, rs10520985 C>T, rs3805500

T>C en in KRAS rs61764370 T>G werden reeds geoptimaliseerd binnen de onderzoeksgroep

en zijn terug te vinden in bijlage. Voor de overige 5 SNPs werd de genotypering

geoptimaliseerd binnen deze studie. Voor één SNP (XPO5 rs2227301 G>A) gebeurde deze

genotypering aan de hand van de PCR-RFLP reactie. Voor de overige SNPs (XPO5 rs699937

C>T, SMC1B rs3747238 A>G, Drosha rs17410035 C>A, pre-microRNA146a rs2910164

G>C en pre-microRNA196a2 rs11614913 C>T) werd het genotype bepaald met behulp van

HRM.

1.1 XPO5 rs2227301 G>A De PCR reactie werd geoptimaliseerd door het zoeken naar geschikte primers. Deze primers

worden beschreven in onderstaande tabel (tabel 13). Er werd gebruik gemaakt van een

standaard PCR mix die getest werd met het algemeen PCR programma (56°C) en het

touchdown PCR programma (58°C). Na beide programma’s werd als resultaat een bandje

terug gevonden op 542bp, wat verwacht wordt na amplificatie met deze primers. Beide

programma’s kunnen gebruikt worden voor de PCR reactie.

Tabel 13. Details optimalisatie primers XPO5 rs2227301 G>A

Primernummer Primersequentie (5’-3’) Primerlengte Tm Fragmentlengte F. primer 446 TATATCCTGAACTTCACTGAC 21 nt 58 °C

542 nt R. primer 447 CACTGTCCCTTCGTGGAC 18 nt 58 °C

Vervolgens werd gezocht naar een geschikt restrictie enzym via RestrictionMapper. Er werd

Page 43: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

31

gekozen voor het BsrI enzym. Dit enzym knipt 1x wanneer het homozygoot normale

genotype (GG) aanwezig is zodat 2 fragmenten gevormd worden met een grootte van 265 en

277 bp. In aanwezigheid van het variante genotype (AA) blijft het fragment ongeknipt met

een grootte van 542 bp. Wanneer een individu drager is van het heterozygote type (GA)

worden er fragmenten gevormd van 265, 277 en 542 bp. De digestmix wordt gemaakt met 2U

van het restrictie enzym en gedurende 3 uur geïncubeerd op de optimale incubatietemperatuur

van BsrI (65°C). Het aantal units nodig van het restrictie enzym en het aantal uur incubatie

werd reeds geoptimaliseerd voor een ander protocol met hetzelfde restrictie enzym binnen de

onderzoeksgroep. Na afloop wordt het resultaat gecontroleerd met behulp van

gelelektroforese. De drie verschillende genotypes kunnen duidelijk op de gel onderscheiden

worden. Het protocol voor deze SNP kan in bijlage B terug gevonden worden.

1.2 XPO5 rs699937 C>T De genotypering van deze SNP werd geoptimaliseerd aan de hand van HRM. Voor de

optimalisatie werd gebruik gemaakt van 2 standaard HRM mixen, met elk een andere forward

primer maar eenzelfde reverse primer. Er wordt steeds gewerkt met een standaard HRM mix.

De verschillende mixen met hun primers staan beschreven in onderstaande tabel.

Tabel 14. Details primers optimalisatie XPO5 rs699937 C>T

Mix Primernr. Primersequentie (5’-3’) Primerlengte Tm Fragmentlengte

1 F.primer 448 TTCTTCAGTTTCTTCATCCATG 22 nt 60 °C

170 nt R.primer 450 ACAGTGCCTAATCAGAGATTC 21 nt 60 °C

2 F.primer 449 CCATTTAGCCAATACTTACTGA 22 nt 60 °C

105 nt R.primer 450 ACAGTGCCTAATCAGAGATTC 21 nt 60 °C

Het standaard HRM programma werd ingesteld (Ta = 60°C). Voor de optimalisatie worden 6

stalen per mix met gekend genotype geanalyseerd met de HRM. Na afloop van de HRM

reactie kon gezien worden dat met behulp van de eerste mix de verschillende genotypes het

best van elkaar gescheiden kunnen worden. Het protocol voor deze SNP kan in bijlage terug

gevonden worden.

1.3 SMC1B rs3747238 A>G Voor de optimalisatie van deze SNP werd eveneens gekozen voor een HRM reactie in plaats

van een PCR-RFLP reactie. Dit omdat geen geschikt restrictie enzym gevonden kon worden.

Ook hier werd gebruik gemaakt van 2 standaard HRM mixen, beschreven in onderstaande

tabel.

Page 44: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

32

Tabel 15. Details primers optimalisatie SMC1B rs3747238 A>G

Mix Primernr. Primersequentie (5’-3’) Primerlengte Tm Fragmentlengte

1 F.primer 451 ATCTTCACTCTGATCTTGCC 20 nt 58°C 142 nt R.primer 452 CAATACTAACATAGTTTCTCTG 22 nt 58°C

2 F. primer 451 ATCTTCACTCTGATCTTGCC 20 nt 58°C 100 nt R.primer 454 GTTCAACAGTTTATTAACAATC 22 nt 56°C

Voor de optimalisatie van deze SNP werd eerst gestart met een standaard HRM programma

op een Ta = 58°C. Gezien op basis van deze HRM reactie de verschillende genotypes niet van

elkaar onderscheiden konden worden, werd de HRM reactie herhaald met een Ta = 60°C. Dit

resultaat was echter nog slechter dan de eerste HRM, waardoor gekozen werd om de HRM

nog eens te herhalen maar om nu te dalen in temperatuur (Ta = 56°C). Ook dit gaf een slecht

resultaat. Een nieuw optimalisatie experiment werd opgesteld waarbij gewerkt met 3 mixen

met een stijgende hoeveelheid MgCl2. Mix 1 bevatte 1,4 µl MgCl2 per staal, mix 2 1,6 µl

MgCl2 en mix 3 1,8 µl MgCl2. Op basis van de resultaten van de vorige HRM’s, werd

besloten om verder te werken met mix 2 (forward primer 451 en reverse primer 454) en met

een Ta van 58°C. Uit het resultaat van deze optimalisatie kon afgeleid worden dat de mix met

het hoogste gehalte aan MgCl2 (1,8 µl) het beste resultaat gaf. Dit protocol kan terug

gevonden worden in bijlage C.

1.4 Drosha rs17410035 C>A Ook voor deze SNP werd gekozen voor een genotypering aan de hand van HRM. Voor de

optimalisatie werd gewerkt met 2 standaard HRM mixen met eenzelfde forward primer, maar

een verschillende reverse primer. Er werd eveneens gebruik gemaakt van een standaard HRM

programma (Ta = 60°C). Na afloop van de HRM reactie kon gezien worden dat met behulp

van de 2e mix een betere scheiding tussen de verschillende genotypes bekomen werd. Het

protocol kan terug gevonden worden in bijlage C.

Tabel 16. Details primers optimalisatie Drosha rs17410035 C>A

Mix Primernr. Primersequentie (5’-3’) Primerlengte Tm Fragmentlengte

1 F. primer 420 ATCACTGTGGTAATTTGCAAG 21 nt 58°C 130nt R. primer 421 AAATCTTACAAGAGCTGTACC 21 nt 58°C

2 F. primer 420 ATCACTGTGGTAATTTGCAAG 21 nt 58°C 96 nt R. primer 422 TGGCACCAACCTAACAGAG 19 nt 58°C

Page 45: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

33

1.5 Pre-microRNA146a rs2910164 G>C De HRM voor deze SNP werd geoptimaliseerd door een medestudent. Na optimalisatie bleek

dat deze HRM echter geen onderscheid kon maken tussen de homozygoot varianten en de

wildtypes. Op basis hiervan, werd gekozen om deze SNP te genotyperen met behulp van

spike-in HRM. Allereerst wordt een standaard HRM uitgevoerd waaruit 2 groepen afgeleid

kunnen worden: de heterozygoten en de homozygoten (varianten en wildtypes). Na

afzonderen van de heterozygoten, wordt een tweede HRM uitgevoerd met 1 µl spike-in DNA,

zodat heteroduplexen gevormd worden. Na deze HRM kunnen de homozygoot varianten en

wildtypes van elkaar onderscheiden worden. Het protocol voor deze HRM kan in bijlage C

terug gevonden worden.

1.6 Pre-microRNA196a2 rs11614913 C>T Voor de optimalisatie van deze SNP werd gebruik gemaakt van twee mixen zoals beschreven

in onderstaande tabel. Met behulp van de standaard HRM mix (Ta = 60°C) werd deze HRM

geoptimaliseerd. Hierbij vertoonde de HRM met mix 2 een beter resultaat. Het protocol kan in

bijlage C terug gevonden worden.

Tabel 17. Details primers optimalisatie pre-microRNA196a2 rs11614913 C>T

Mix Primernr. Primersequentie (5’-3’) Primerlengte Tm Fragmentlengte

1 F. primer 410 CAGCTGATCTGTGGCTTAG 19 nt 58°C 90 nt R. primer 412 AACCGACTGATGTAACTCAG 20 nt 58°C

2 F. primer 411 AGATGCAAAGCTGAATCTCC 20 nt 58°C 123 nt R. primer 412 AACCGACTGATGTAACTCAG 20 nt 58°C

2. Patiënt karakteristieken

De gemiddelde leeftijd van de 72 orofaryngeale kanker patiënten opgenomen in deze studie is

58,7 jaar (± 9,3 jaar). 77% van deze groep patiënten is mannelijk, 90% is of was gebruiker

van tabak en 93% consumeert of consumeerde alcohol. Het aantal pack-years wordt berekend

door de volgende formule: (aantal sigaretten gerookt per dag x het aantal jaren gerookt)/20.

De 2-jaar OS, DFS en DSS bedragen respectievelijk 73,6%, 63,9% en 85,9%. De 3-jaar OS,

DFS en DSS bedragen 68,1%, 59,7% en 82,8% respectievelijk. De overige karakteristieken

worden weergegeven in onderstaande tabel.

Page 46: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

34

Tabel 18. Patiënt karakteristieken

Variabele Aantal % Geslacht

Man 56 77,8% Vrouw 16 22,2%

Type roken Current/Former 65 90,3%

Never 7 9,7%

Pack-years ≤ 10 PY 15 20,8%

> 10 PY 56 77,8% Niet gekend 1 1,4%

Type alcoholgebruik Current/Former 67 93,0%

Never 5 7,0%

Drinks/week < 10 dranken/week 25 34,7%

≥ 10 dranken/week 47 65,3%

Subsite Tonsil 33 46,0%

Andere 36 50,0% Niet gekend 3 4,0 %

T-stage 1-2-3 56 77,8%

4 16 22,2%

N-stage 0 13 18,0%

1-2-3 59 82,0%

3. Associatie met overleving (OS, DFS, DSS)

Tot survival behoort OS (overall survival, dood door eender welke oorzaak), DSS (disease

specific survival, dood door kanker progressie of ziekte gerelateerde dood) en DFS (disease

free survival, dood of herval of metastase).

3.1 Univariate Kaplan-Meier analyse van patiënt-gerelateerde en klinische factoren met overleving. Verschillende klinische factoren worden geanalyseerd en geassocieerd met OS, DSS en DFS.

De resultaten van deze analyse kunnen terug gevonden worden in onderstaande tabel.

Page 47: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

35

Het aantal drinks/week en T-stage van de tumor vertonen een significante associatie met

overleving. Het aantal drinks/week (< 10 drinks/week vs. ≥ 10 drinks/week) vertoonde een

significante associatie met OS, DSS en DFS (p-waarden 0,051, 0,019 en 0,010

respectievelijk). Orofaryngeale kankerpatiënten die minder dan 10 drinks/week nuttigden,

vertoonden een betere OS, DSS en DFS in vergelijking met patiënten die 10 of meer drinks/

week nuttigden. Voor de T-stage kon een significante associatie aangetoond worden met OS

en DFS (p-waarden 0,019 en 0,047 respectievelijk). Patiënten met een T4 tumor vertoonden

een slechtere OS en DFS in vergelijking met patiënten met een T1/2/3 tumor. Deze associaties

kunnen terug gevonden worden in figuur 7 en figuur 8. Enkele klinische factoren vertonen een

‘borderline’ significante associatie met survival. Dit geldt voor associatie van N-stage (N0 vs.

N1/2/3) met DSS (p-waarde = 0,094), chemotherapie met OS (p-waarde = 0,074), type

radiotherapie (3DRT vs. IMRT) met OS en DFS (p-waarden = 0,097 en 0,092 respectievelijk)

en HPV p16-IHC status met DFS (p-waarde = 0,086).

Tabel 19. Associatie van patiënt-gerelateerde en klinische factoren met overleving

Variabele Aantal Sterfte (eender welke oorzaak)

p Sterfte (kanker progressie of ziekte gerelateerd)*

p Sterfte, herval of metastase

p

Geslacht m 56 26 0,610 11 0,362 30 0,829 v 16 6 1 7 Type roken current/former 65 30 0,212 11 0,525 35 0,169 never 7 2 1 2 Packyears

≤ 10 PY 15 5 0,209 2 0,440 5 0,103 > 10 PY 56 27 10 32 Type alcoholgebruik current/former 67 30 0,893 12 0,370 35 0,896 never 5 2 0 2

Page 48: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

36

Vervolg tabel 19. Associatie van patiënt-gerelateerde en klinische factoren met overleving

Variabele Aantal Sterfte (eender welke oorzaak)

p Sterfte (kanker progressie of ziekte gerelateerd)*

p Sterfte, herval of metastase

p

Drinks/week

< 10 drinks/week 25 8 0,051 1 0,019 8 0,010 ≥ 10 drinks/week 47 24 11 29 T-stage T4 16 9 0,019 3 0,244 6 0,047 T1-2-3 56 23 9 27 N-stage N0 13 5 0,235 0 0,094 5 0,155 N1-2-3 59 27 12 32 Chemotherapie Ja 42 21 0,074 9 0,225 23 0,272 Nee 30 11 3 14 Heelkunde Ja 21 11 0,395 4 0,944 12 0,479 Nee 51 21 8 25 Halsevidement Ja 47 22 0,420 10 0,294 24 0,240 Nee 25 10 2 13 Type radiotherapie 3DRT 15 8 0,097 1 0,218 8 0,092 IMRT 57 24 11 29 HPV status - CISH Positief 14 4 0,235 2 0,370 4 0,110 Negatief 55 27 10 32 HPV status - p16-IHC Postitief

19 6 0,250 3 0,472 13 0,086

Negatief 48 24 2 29 *Totaal aantal patiënten voor analyse naar DSS toe bedroeg in totaal 64 patiënten. De resultaten in bovenstaande tabel werden bekomen aan de hand van de Kaplan-Meier analyse.

Page 49: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

37

A B

C Figuur 7. Associatie tussen aantal drinks/week (< 10 drinks/week vs. ≥ 10 drinks/week) en OS (A), DSS (B)

en DFS (C)

A B

Figuur 8. Associatie tussen T-stage (T4 vs. T1/2/3) en OS (A) en DFS (B)

3.2 Univariate Kaplan-Meier analyse van associatie tussen miRNA genotypes en overleving

De resultaten na univariate analyse met Kaplan-Meier worden weergegeven in tabel 20.

Wegens het lage aantal patiënten worden enkel de resultaten van het dominante model

weergegeven. Er werden geen statistisch significante associaties gevonden tussen een SNP in

Page 50: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

38

een microRNA gen en overleving. Voor de SNP in het SMC1B gen en associatie met DSS

kon geen statistische analyse uitgevoerd worden, aangezien in de homozygoot normale groep,

geen enkele patiënt gestorven is ten gevolge van kanker progressie of de ziekte. Volgens het

recessieve model werd een statistisch significante associatie gevonden tussen een SNP in

Drosha (rs3805500 (T>C)) en survival (OS en DFS). Orofaryngeale kanker patiënten die

drager zijn van het TT/TC genotype vertonen een betere OS en DFS in vergelijking met

dragers van het homozygoot variante genotype (CC). Zo bedraagt de 3j-OS voor patiënten die

drager zijn van het TT/TC genotype 69,6%, terwijl dit voor dragers van het CC genotype nog

slechts 22,2% bedraagt. Na correctie voor multiple testing met de Bonferroni correctie, bleef

dit resultaat statistisch significant. Alle SNPs zijn in Hardy-Weinberg equilibrium. De

resultaten worden weergegeven in tabel 21 en figuur 9. De tabel met de overige resultaten van

de univariate Kaplan-Meier analyse volgens het recessieve model kunnen terug gevonden

worden in bijlage E.

Tabel 20. Associatie miRNA genotypes en overleving volgens het dominant model

miRNA genotypes

Totaal aantal

patiënten

Sterfte (eender

welke oorzaak)

p Sterfte (kanker

progressie of ziekte

gerelateerd)**

p Sterfte, herval of

metastase

p

Drosha rs639174

GG 48 19 1* 8 1 22 1 GA+AA 22 12 0,311 3 0,972 14 0,284 rs10520985

CC 23 10 1 3 1 12 1 CT+TT 45 21 0,831 8 0,928 23 0,909 rs3805500

TT 31 13 1 3 1 16 1 TC+CC 39 18 0,180 8 0,303 20 0,350 rs17410035

CC 31 15 1 7 1 15 1 CA+AA 31 15 0,917 3 0,217 18 0,518

Page 51: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

39

Vervolg tabel 20. Associatie miRNA genotypes en overleving volgens het dominant model

miRNA genotypes

Totaal aantal

patiënten

Sterfte (eender

welke oorzaak)

p Sterfte (kanker

progressie of ziekte

gerelateerd)**

p Sterfte, herval of

metastase

p

XPO5 rs2227301

GG 41 21 1 5 1 24 1 GA+AA 29 10 0,293 6 0,491 12 0,450 rs699937

CC 29 14 1 3 1 16 1 CT+TT 41 17 0,373 8 0,441 20 0,609 pre-microRNA

146a rs2910164

GG 36 15 1 6 1 17 1 GC+CC 33 15 0,444 5 0,998 18 0,463 196a2 rs11614913

CC 26 13 1 5 1 15 1 CT+TT 44 18 0,756 6 0,476 21 0,977 SMC1B rs3747238

AA 17 7 1 0 / 9 1 AG+GG 55 25 0,546 12 / 28 0,369 KRAS rs61764370

TT 56 25 1 10 1 29 1 TG+GG 14 6 0,088 1 0,350 7 0,129

* 1 wordt gebruikt als referentie. De resultaten uit bovenstaande tabel werden gevonden via Kaplan-Meier analyse. / ** Totaal aantal patiënten voor analyse naar DSS toe bedroeg in totaal 64 patiënten.

Page 52: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

40

Tabel 21. Associatie tussen Drosha rs3805500 (T>C) met overleving volgens recessief model

miRNA genotypes

Totaal aantal

patiënten

Sterfte (eender welke

oorzaak) p

Sterfte (kanker

progressie of ziekte

gerelateerd)* p Sterfte, herval of

metastase p Drosha rs3805500

TT+TC 64 27 0,003 10 0,435 32 0,050 CC 6 4

1

4

Deze resultaten werden gevonden na analyse via Kaplan-Meier. / *Totaal aantal patiënten voor analyse naar DSS toe bedroeg in totaal 64 patiënten.

Figuur 9. Associatie Drosha rs3805500 (T>C) met OS

4. Associatie met tumor HPV status

Hierbij worden de patiënten ingedeeld in twee groepen naargelang de tumor HPV status

(HPV+ vs. HPV-). De tumor HPV status wordt hierbij geassocieerd met de patiënt-

gerelateerde en klinische factoren enerzijds en met de microRNA SNPs anderzijds.

4.1 Associatie van tumor HPV status met patiënt-gerelateerde en klinische factoren Wanneer de patiënten ingedeeld worden in twee verschillende groepen naargelang de tumor

HPV status (HPV+ vs. HPV-) en geassocieerd worden met verschillende klinische factoren,

komen hier enkele factoren uit als statistisch significant. Rookgedrag (aantal pakjaren, p <

0,001), type drinken (p = 0,001), alcohol gebruik (aantal dranken/week, p < 0,001) en de 2-

jaar OS (p = 0,018) kunnen geassocieerd worden met de HPV status (bepaald volgens CISH).

Dit wordt weergegeven in onderstaande tabel. Voor de tumor HPV status bepaald met p16-

IHC kleuring, wordt een significatie associatie gevonden met type roken (p = 0,036), aantal

packyears (p < 0,001), type drinken (p = 0,010) en het aantal drinks/week (p < 0,001). HPV+

hebben een verschillend rookgedrag (≤10 PY) en drinkgedrag (<10 drinks/week) in

Page 53: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

41

vergelijking met HPV- patiënten. Na 2 jaar zijn alle HPV+ patiënten nog in leven, terwijl dit

aantal bij de HPV- patiënten nog slechts 67% bedraagt. Dit wordt weergegeven in tabel 22.

Tabel 22. Associatie van patiënt-gerelateerde en klinische factoren met HPV status (CISH, p16-IHC)

HPV+ (CISH)

HPV- (CISH)

p HPV+ (p16)

HPV- (p16)

p

Leeftijd 0,332 0,856 Geslacht m 12 44 0,238 18 37 0,217 v 2 11 2 11 Type roken Current/former 11 52 0,058 16 46 0,036 Never 3 3 4 2 Roken (PY) ≤10 PY 8 6 < 0,001 10 4 < 0,001 >10 PY 6 48 10 43 Type drinken Current/former 10 54 0,001 16 47 0,010 Never 4 1 4 1 Drinks/week <10 11 13 < 0,001 14 9 < 0,001 ≥10 3 42 6 39 Subsite tonsil 9 24 0,228 12 21 0,321 other 5 28 8 24 T-stage T4 2 14 0,377 4 12 0,658 T1-2-3 12 41 16 36 N-stage N0 2 9 0,850 2 9 0,372 N1-2-3 12 2 18 39 Chemo ja 11 31 0,128 15 27 0,147 nee 3 24 5 21 2j-OS 100% 67% 0,018 84,2% 66,7% 0,129 3j-OS 84,6% 60,1% 0,084 73,3% 60,7% 0,248 2j-DSS 100% 78,1% 0,071 89,2% 79;9% 0,363 3j-DSS 91,7% 74,8% 0,169 83,2% 76,1% 0,481 De resultaten in deze grafiek werden bekomen na Chi-Square analyse. Met uitzondering van de OS en DSS, die bekomen werd na Kaplan-Meier analyse.

Page 54: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

42

3.4 Associatie van tumor HPV status met microRNA genotypes De associatie van de verschillende microRNA genotypes en tumor HPV status (bepaald door

CISH of p16-IHC) werd uitgevoerd aan de hand van logistieke regressie. Deze analyse

leverde echter geen statistisch significante resultaten op wegens te lage aantallen in de

verschillende groepen. De tabel met resultaten kan terug gevonden worden in bijlage.

5. Bepaling van de tumor HPV status met behulp van CISH en p16-IHC

In deze studie werd de tumor HPV status bepaald aan de hand van 2 technieken: CISH en

p16-IHC. De resultaten hiervan worden weergegeven in tabel 23. Na bepaling van de tumor

HPV status met behulp van CISH wordt in deze studiepopulatie 20% van de orofaryngeale

kankerpatiënten als HPV positief bevonden. Na bepaling van de tumor HPV status met behulp

van p16-IHC worden er 30% van de patiënten als HPV positief bevonden. 11% van de HPV

negatieven, bepaald volgens CISH, wordt als positief beschouwd na bepaling met p16-IHC.

Een derde techniek, PCR, werd eveneens toegepast op de stalen uit Maastricht. De techniek

kon niet worden toegepast op de stalen van de patiënten uit Gent wegens gebrek aan tijd.

Tabel 23. Resultaten tumor HPV status bepaling volgens CISH en p16-IHC kleuring

Techniek HPV+ HPV-

CISH 14 (20%) 55 (80%)

p16-IHC 20 (30%) 48 (70%)

Page 55: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

43

Discussie Vooraleer gestart kon worden met het genotyperen van de patiëntenstalen moesten enkele

SNPs geoptimaliseerd worden. Voor 1 SNP (XPO5 rs2227301 G>A) werd gekozen voor een

optimalisatie met PCR-RFLP. De PCR optimalisatie verliep vlot. Hoewel er bij controle van

de PCR een fractie smeer op de gel waargenomen kon worden, werden er toch duidelijke

bandjes, van de verwachtte grootte, gevormd bij de twee verschillende programma’s. De

optimalisatie voor RFLP verliep eveneens vlot. Het gebruikte restrictie enzym werd reeds

gebruikt voor een andere SNP in een ander protocol. Hetzelfde aantal units en dezelfde

incubatietijd werden uitgeprobeerd na de PCR reactie. Bij controle van de RFLP konden de

verschillende genotypes duidelijk op gel bepaald worden. Voor de overige 5 SNPs werd

gekozen voor een optimalisatie met HRM. De optimalisaties voor XPO5 (rs699937 C>T),

Drosha (rs17410035 C>A) en pre-microRNA196a2 (rs11614913 C>T) verliepen vlot. Er

werd telkens gebruik gemaakt van 2 standaard HRM mixen, met verschillende

primercombinatie, waarbij steeds 1 van de 2 mixen een goed resultaat gaf en gebruikt kon

worden. Een mogelijke reden voor de vlotte optimalisaties zou kunnen zijn dat de SNPs (C>T

en C>A) respectievelijk behoren tot klasse 1 en klasse 2 SNPs. Deze basenveranderingen

leiden tot een grotere verschuiving in smelttemperaturen, waardoor de verschillende

genotypes op de smeltcurve makkelijker te onderscheiden zijn, in vergelijking met klasse 3 of

4 SNPs. Voor de optimalisatie van de SMC1B SNP (rs3747238 A>G) moest verschillende

keren in temperatuur veranderd worden en de MgCl2 concentratie aangepast worden vooraleer

een goede scheiding van de verschillende genotypes bekomen kon worden. De SNP in pre-

microRNA146a (rs2910164 G>C) werd initieel geoptimaliseerd door een medestudent voor

een standaard HRM reactie. Deze standaard HRM reactie kon de verschillende genotypes

echter niet van elkaar onderscheiden, waardoor besloten werd om over te gaan op de spike-in

HRM techniek. Een groot voordeel verbonden aan deze techniek is dat de homozygoot

normalen en varianten goed van elkaar gescheiden worden zodat geen twijfel mogelijk is. Een

nadeel verbonden met deze techniek is dat, omwille van het gebruik van spike-in DNA, veel

materiaal en consumables vereist zijn.

Een tweede aspect van dit eindwerk is de associatiestudie met overleving. In deze studie werd

een 2-j OS en 3j-OS gevonden van 73,6% en 68,1% respectievelijk. Deze percentages

verschillen licht met wat in de literatuur terug gevonden kan worden. In de studie van

Perisanidis et al. werd een 2j-OS terug gevonden van 66% bij patiënten met orofaryngeale

kanker die behandeld zijn met preoperatieve chemoradiotherapie [62]. Een andere studie vond

Page 56: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

44

een 3j-OS bij orofaryngeale kanker patiënten behandeld met chemoradiotherapie terug van

79,7% [63]. Verschillende patiënt-gerelateerde en klinische factoren werden vervolgens

geassocieerd met overleving. Twee statistisch significante associaties werden hierbij gemaakt:

het aantal drinks/week en de T-stage. De kleine studiepopulatie groep is een zeer beperkende

factor in de analyse van deze factoren met overleving. Associatie van de microRNA SNPs

met overleving leverde een statistisch significant resultaat op. Zo vertoonde Drosha

rs3805500 T>C een statistisch significante associatie met overleving (OS en DFS). Door de

kleine studiepopulatie is het aantal homozygoot varianten dat binnen één SNP teruggevonden

wordt steeds zeer laag. Hierdoor verkleint de kans dat een statistisch significant resultaat

gevonden kan worden. Het verband tussen SNPs in microRNA biosynthese genen, target

genen en pre-microRNA genen en overleving werd tot hiertoe weinig bestudeerd, waardoor

voor selectie van de SNPs vooral gebaseerd werd op studies die de relatie tussen deze SNPs

onderzochten met het risico op het ontwikkelen van hoofd- en halskanker. Voor de

beschouwde SNPs in de pre-microRNA genen (146a en 196a2) en in KRAS zijn er wel

studies uitgevoerd naar overleving. Zo werd in de studie van Guan et al. een statistisch

significant verband gevonden tussen de SNP in het pre-microRNA146a en pre-

microRNA196a2 en OS, DFS en DSS [42]. Deze studie kon dit resultaat echter niet

bevestigen, waarschijnlijk door de te kleine studiepopulatie. In de studie van Christensen et

al. kon een statistisch significante associatie aangetoond worden tussen de SNP in het gen

voor KRAS en overleving bij orale kanker patiënten, waarbij dragers van het variante

genotype een verminderde overleving vertoonden [53]. Ook dit resultaat kon niet bevestigd

worden in deze studie.

Voor de associatie van deze SNPs, patiënt-gerelateerde factoren en klinische factoren met de

tumor HPV status werd de HPV status bepaald aan de hand van 2 technieken (ISH en p16-

IHC). Hieruit blijkt dat 20% van de orofaryngeale kanker patiënten als HPV positief

beschouwd kunnen worden na bepaling met CISH terwijl dit 30% is na bepaling met p16-

IHC. In de literatuur wordt eveneens een verschillend aantal HPV positieven gevonden na

analyse met de twee verschillende technieken. Zo wordt in de studie van Singhi en Westra een

vergelijking gemaakt tussen de resultaten na CISH en p16-IHC. Zij vonden een infectie met

HPV terug in 69% van alle hoofd- en halskanker patiënten, bepaald aan de hand van CISH,

terwijl dit 76% werd na bepaling met p16-IHC. 24% van alle HPV- (bepaald met CISH) werd

positief bevonden na bepaling met p16-IHC [61]. In deze studie worden 11% van de HPV

negatieven (bepaald met CISH) positief bevonden na kleuring met p16-IHC. Het aantal HPV

Page 57: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

45

positieve patiënten in deze studie ligt lager dan de cijfers die worden gerapporteerd in de

literatuur. Een oorzaak hiervoor zou kunnen zijn dat er in deze studie gewerkt is met

patiëntenstalen die dateren van voor 2010. Het is immers pas sinds de laatste jaren dat een

stijging van het aantal HPV+ patiënten waargenomen wordt, onder meer door een

veranderende levensstijl. Een reden voor het verschil in aantal HPV positieven na de twee

verschillende technieken, zou kunnen zijn dat CISH gebruik maakt van probes die enkel

gericht zijn tegen High Risk (HR) types. Besmetting met een ander HPV type, wordt aan de

hand van CISH niet gedetecteerd op deze manier [61]. Een andere verklaring zou kunnen zijn

dat IHC p16 detecteert, en dat p16 overexpressie aanwezig kan zijn zonder de aanwezigheid

van een HPV infectie [31]. De associaties die gevonden werden met de tumor HPV status,

verschilt naargelang de gebruikte techniek. HPV status bepaling aan de hand van de CISH

techniek, wordt geassocieerd met de 2j-OS, rookgedrag en drinkgedrag. Patiënten die HPV+

zijn, vertonen in deze studie een betere 2j-OS in vergelijking met HPV- patiënten. Dit is een

bevestiging van wat reeds veel onderzocht en bewezen werd in andere studies. In de studie

van Guan et al. werd eveneens een significante associatie aangetoond met overleving en

rookgedrag. Daarnaast werd in de studie van Guan et al., net zoals in andere studies, een

associatie aangetoond met geslacht en leeftijd, wat in deze studie niet bevestigd kon worden.

HPV+ patiënten zijn immers doorgaans jonger en mannelijk. Guan et al. konden echter geen

significante associatie aantonen met alcoholgebruik, wat in deze studie wel gevonden werd.

Associatie van de SNPs met de tumor HPV status leverde geen significante resultaten op. Dit

werd wel aangetoond in de studie van Guan et al. voor de SNPs in het pre-microRNA146a en

pre-microRNA196a2. Ook hier ligt een mogelijke verklaring in het feit dat deze studie slecht

72 patiënten telde, terwijl de studie van Guan et al. 309 patiënten telde. Voor de overige SNPs

is geen vergelijkende literatuur beschikbaar.

Page 58: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

46

Besluit Deze studie kon enkele statistische significante associaties aantonen. Zo is een statistisch

significante associatie tussen een SNP in het gen voor Drosha (rs385500 T>C) en overleving

(OS en DFS) aangetoond. Patiënten met het homozygoot normaal (TT) of het heterozygoot

(TC) genotype vertonen hierbij een betere OS en DFS in vergelijking met patiënten met het

homozygoot variante genotype (CC). Daarnaast werd een associatie gevonden tussen T-stage

en OS en DFS: patiënten met een T4 tumor vertoonden een significant slechtere overleving in

vergelijking met patiënten met een T1/2/3 tumor. Ook het aantal drinks/week kon

geassocieerd worden met de overleving (OS, DFS en DSS). Hierbij vertoonden matige

alcoholdrinkers (< 10 drinks/week) een betere overleving in vergelijking met patiënten die 10

of meer drinks/week nuttigden. Verschillende andere factoren, waaronder de N-stage en type

radiotherapie, vertoonden een borderline significantie met overleving. Associatie met de

tumor HPV status leverde eveneens enkele statistisch significante associaties op. Zo kon de

tumor HPV status, bepaald met CISH, geassocieerd worden met rookgedrag, alcoholgebruik

en de 2j-OS. De tumor HPV status, bepaald met p16-IHC, kon geassocieerd worden met

rookgedrag en alcoholgebruik. De 2j-OS en 3j-OS dat terug gevonden werd voor deze

studiepopulatie bedroeg 73,6% en 68,1%, respectievelijk. Deze verschilt licht met hetgeen in

de literatuur terug gevonden wordt voor orofaryngeale kankerpatiënten, behandeld met

(chemo)radiotherapie. De HPV status werd bepaald aan de hand van 2 technieken: CISH en

p16-IHC. Hoewel het aantal HPV positieven in deze studie lager ligt dan in de meeste andere

gepubliceerde studies, bevestigt deze studie dat de CISH techniek leidt tot hogere HPV

positiviteit in vergelijking met de p16 IHC techniek. Onze huidige studie heeft verschillende

beperkingen waarvan de grootste de grootte van de studie populatie is. Het feit dat er weinig

tot geen voorgaand genetisch onderzoek uitgevoerd werd naar overleving vormt een tweede

beperkende factor. De keuze van de genen en de SNPs werd hierdoor voornamelijk gebaseerd

op associatiestudies naar kankerpredispositie. Daarnaast is deze studie een retrospectieve

studie, waarbij de patiënt-gerelateerde factoren, zoals rookgedrag en alcoholgebruik,

gebaseerd was op vragenlijsten die de patiënten zelf moesten invullen. Naar de toekomst toe

zou deze studie uitgevoerd moeten worden op een groter aantal patiënten. Wanneer de

patiëntengroep uit Maastricht toegevoegd kan worden aan deze studie, levert dit al een

verdubbeling op van de studiepopulatie.

Page 59: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

47

Referentielijst [1] Epidemiology and Clinical Aspects of HPV in Head and Neck Cancers (Anil K. Chaturvedi) [2] Babu JM, Prathibha R, Jijith VS, Hariharan R, Radhakrishna Pillai M (2011). A miR-centric view of head- and neck cancers. Biochimica et Biophysica Acta-Reviews on Cancer 1816(1): 67-72. [3] www.kankerregister.org/media/docs/stK_publicatie.pdf [4] www.cijfersoverkanker.nl/selecties/Dataset_2/img50f6ac9b16348 [5] Argiris A, Karamouzis MV, Raben D, Ferris RL (2008). Head and neck cancer. Lancet 371(9625): 1695-1709. [6] Ang KK, Sturgis EM (2012). Human Papillomavirus as a Marker of the Natural History and Response to Therapy of Head And Neck Squamous Cell Carcinoma. Seminars In Radiation Oncology 22(2): 128-142. [7] Howard JD, Chung CH (2012). Biology of Human Papillomavirus-Related Oropharyngeal Cancer. Seminars in Radiation Oncology 22(3): 187-193. [8] Marur S, Forastiere A (2008). Head And Neck Cancer: Changing Epidemiology, Diagnosis And Treatment. Mayo Clinic Proceedings 83(5): 489-501 [9] Haas SL, Ye WM, Lohr JM (2012) Alcohol consumption and digestive tract cancer. Current Opinion in Clinical Nutrition and Metabolic Care 15(5): 457-467. [10] Chung CH, Gillison ML (2009). Human Papillomavirus in Head And Neck Cancer: Its Role in Pathogenesis and Clinical Implications. Clinical Cancer Research 15(22): 6758-6762. [11] Thomas J, Primeaux T (2012). Is p16 immunohistochemistry a more cost-effective method for identification of human papillomavirus-associated head and neck squamous cell carcinoma? Annals Of Diagnostic Pathology 16(2): 91-99. [12] http://www.cancer.gov/cancertopics/pdq/treatment/oropharyngeal/Patient/page1 [13] Ang KK, Harris J, Wheeler R, Weber R, Rosenthal DI, Nguyen-Tân PF, Westra WH, Chung CH, Jordan RC, Lu C, Kim H, Axelrod R, Silverman C, Redmond KP, Gilison ML (2010). Human Papillomavirus and Survival of Patients with Oropharyngeal Cancer. The New England Journal Of Medicine 363(1): 24-35. [14] Granata R, Miceli R, Orlandi E, Perrone F, Cortelazzi B, Franceschini M, Locati LD, Bossi P, Bergamini C, Mirabile A, Mariani L, Olmi P, Scaramellini G, Potepan P, Quattrone P, Ang KK, Licitra L (2012). Tumor stage, human papillomavirus and smoking status affect the survival of patients with oropharyngeal cancer: an Italian validation study. Annals of Oncology 23(7): 1832-1837. [15] Vu HL, Sikora AG, Fu SB, Kao J (2010). HPV-induced oropharyngeal cancer, immune response and response to therapy. Cancer Letters 288(2): 149-155. [16] www.who.int/vaccine_research/diseases/viral_cancers/en/index3.html [17] Zur Hausen H (2000). Papillomaviruses causing cancer : Evasion from host-cell control in early events in carcinogenesis. Journal Of The National Cancer Institute 92(9) : 690-698. [18] Vozenin MC, Lord HK, Hart D, Deutsch E (2010). Unravelling the biology of human papillomavirus (HPV) related tumors to enhance their radiosensitivity. Cancer Treatment Reviews 36(8): 629-636. [19] Laborde RR, Janus JR, Olsen SM, Wang VW, Garcia JJ, Graham RP, Moore EJ, Olsen KD, Kasperbauer JL, Price DL, Berres M, Halling G, Smith DI (2012). Human papillomavirus in oropharyngeal cancer carcinoma: Assessing virus presence in normal tissue and activity in cervival metastasis. Laryngoscope 122(12): 2707-2711. [20] Chan PKS, Picconi MA, Cheung TH, Giovannelli L, Park JS (2012). Laboratory and clinical aspects of human papillomavirus testing. Critical Reviews In Clinical Laboratory Sciences 49(4): 117-136. [21] Hoffmann M, Tribius S, Quabius ES, Henry H, Pfannenschmidt S, Burckhardt C, Gorogh T, Halec G, Hoffmann AS, Kahn T, Rocken C, Haag J, Waterboer T, Schmitt M (2012). HPV DNA E6*I mRNA expression and p16(INK4A) immunohistochemistry in head and neck cancer – How valid is p16(INK4A) as surrogate marker? Cancer Letters 232(1): 88-96. [22] Park WS, Ryu J, Cho KH, Choi MK, Moon SH, Yun T, Chun BS, Lee GK, Ahn HJ, Lee JH, Vermeer P, Jung YS (2012). Human papillomavirus in oropharyngeal squamous cell carcinoma in korea: Use of G1 cycle markers as new prognosticators. Head And Neck-Journal For The Sciences And Specialities Of The Head And Neck 34(10): 1408-1417. [23] Snow AN, Laudadio J (2010). Human Papillomavirus Detection in Head and Neck Cancer. Advances In Anatomic Pathology 17(6): 394-403. [24] Fakhry C, Westra WH, Cmelak SLA, Ridge JA, Pinto H, Forastiere A, Gillison ML (2008). Improved survival of patients with human papillomavirus-positive head and neck squamous cell carcinoma in aprospective clinicl trial. Journal of the national cancer institute 100(4): 261-269. [25] Gillison ML, Koch WM, Capone RB, Spafford M, Westra WH, Wu L, Zahurak ML, Daniel RW, Viglione M, Symer DE, Shah KV, Sidranksy D (2000). Evidence for a causal association between human papillomavirus and a subset of head and neck cancers. Journal of the national cancer institute 92(9): 709-720. [26] Furness S, Glenny AM, Worthington HV, Pavitt S, Oliver R, Clarkson JE, Macluskey M, Chan KKW (2011). Interventions for the treatment of oral cavity and oropharyngeal cancer: chemotherapy. Cochrane

Page 60: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

48

database of systematic reviews 4: Art. Nr.:CD006386. doi: 10.1002/14651858.CD006386. [27] Pang E, Delic NC, Hong A, Zhang M, Rose BR, Lyons JG (2011). Radiosensitization of oropharyngeal squamous cell carcinoma cells by humanpapillomavirus 16 oncoprotein E6*I. International journal of radiation oncology biology physics 79(3): 860-865. [28] Lassen P, Eriksen JG, Hamilton-Dutoit S, Tramm T, Alsner J, Overgaard J (2009). Effect of HPV-Associated p16(INK4A) Expression on Response to Radiotherapy and Survival in Squamous Cell Carcinoma of The Head and Neck. Journal Of Clinical Oncology 27(12): 1992-1998. [29] Venuti A, Paolini F (2012). HPV detection methods in head and neck cancer. Head and neck pathology 6(suppl 1): S63-74. [30] Schace AG, Liloglou T, Risk JM, Filia A, Jones TM, Sheard J, Woolgar JA, Helliwell TR, Triantafyllou A, Robinson M, Sloan P, Harvey-Woodworth C, Sisson D, Shaw RJ (2011). Evaluation of Human Papilloma Virus Diagnostic Testing in Oropharyngeal Squamous Cell Carcinoma: Sensitivity, Specificity, and Prognostic Discrimination. Clinical cancer research 177(19): 626-6271. [31] Jordan RC, Lingen MW, Perez-Ordonez B, He X, Pickard R, Koluder M, Jiang B, Wakely P, Xiao WH, Gillison ML (2012). Validation of Methods for Oropharyngeal Cancer HPV Status Determination in US Cooperative Group Trials. American Journal Of Surgical Pathology 36(7): 945-954. [32] Bishop JA, Ma XJ, Wang HW, Luo YL, Illei PB, Begum S, Taube JM, Koch WM, Westra WH (2012). Detection of Transcriptionally Active High-risk HPV in Patients With Head and Neck Squamous Cell Carcinoma as Visualized by a Novel E6/E7 mRNA In Situ Hybridization Method. Amercian Journal Of Surgical Pathology 36(12): 1874-1882. [33] Lassen P, Overgaard J (2012). Scoring and classification of oropharyngeal carcinoma based on HPV-related p16-expression. Radiotherapy and Oncology 105(2): 269-270. [34] Robinson M, Schache A, Sloan P, Thavaraj S (2012). HPV Specific Testing: A Requirement for Oropharyngeal Squamous Cell Carcinoma Patients. Head and Neck Pathology 6(1): 83-90. [35] Christensen BC, Avissar-Whiting M, Ouellet LG, Butler RA, Nelson HH, McClean MD, Marsit CJ, Kelsey KT (2010). Mature MicroRNA Sequence Polymorphism in MIR196A2 Is Associated with Risk and Prognosis of Head and Neck Cancer. Clinical Cancer Research 16(14): 3713-3720. [36] Ryan BM, Robles Al, Hariss CC (2010). Genetic variation in microRNA networks: the implications for cancer research. Nature reviews cancer 10(6): 389-402. [37] Wang JB, Wang QW, Liu H, Shao N, Tan BX, Zhang GY, Wang K, Jia YB, Ma W, Wang NN, Cheng YF (2012). The association of miR-146a rs2910164 and miR-196a2 rs11614913 polymorphisms with cancer risk: a meta-analysis of 32 studies. Mutagenesis 27(6): 779-788. [38] Liu Z, Li G, Wei S, Niu J, El-Naggar AK, Sturgis EM, Wei Q (2010). Genetic Variants in Selected Pre-MicroRNA Genes and the Risk Of Squamous Cell Carcinoma of the Head and Neck. Cancer 116(20): 4753-4760. [39] Gong J, Tong Y, Zhang HM, Wang K, Hu T, Shan G, Sun J, Guo AY (2012). Genomde-Wide Identification of SNPs in MicroRNA Genes and the SNP Effects on MicroRNA Target Binding and Biogenesis. Human Mutation 33(1): 254-263. [40] Slaby O, Bienertova-Vasku J, Svoboda M, Vyzula R (2012). Genetic Polymorphisms and microRNAs: new direction in molecular epidemiology of solid cancer. Journal of Cellular and Molecular Imaging 16(1): 8-21. [41] Gong J, Tong Y, Zhang HM, Wang K, Hu T, Shan G, Sun J, Guo AY (2012). Genomde-Wide Identification of SNPs in MicroRNA Genes and the SNP Effects on MicroRNA Target Binding and Biogenesis. Human Mutation 33(1): 254-263. [42] Guan XX, Sturgis EM, Song XC, Liu ZS, El-Naggar AK, Wei QY, Li GJ (2013). Pre-microRNA variants predict HPV16-positive tumors and survival in patients with squamous cell carcinoma of the oropharynx. Cancer letters 330(2): 233-240. [43] Zhang XF, Yang HS, Lee J, Kim E, Lippman SM, Khuri FR, Spitz MR, Lotan R, Hong WK, Wu XF (2010). MicroRNA-related genetic variations as predictors for risk of second primary tumor and/or recurrence in patients with early-stage head and neck cancer. Carcinogenesis 31(12):2118-2123. [44] Orosos Z, Szanvi I, Csejtei A, Gerlinger I, Ember I, Kiss I (2013). Association of pre-miR-146a rs2910164 Polymorphism with the Risk of Head and Neck Cancer. Anticancer research 33(1): 341-346. [45] Permuth-Wey J, Thompson RC, Nabors LB, Olson JJ, Browning JE, Madden MH, Chen YA, Egan KM (2011). A functional polymorphism in the pre-miR-146a gene is associated with risk and prognosis in adult glioma. Journal of neuro-oncology 105(3): 639-646. [46] Zhang M, Jin M, Yu J, Zhang S, Wu Y, Liu H, Liu H, Chen B, Li Q, Ma X, Chen K (2012). Associations of miRNA polymorphisms and female psychological characteristics with breast cancer risk in Chinese population. European journal of cancer care 21(2): 274-280. [47] Poulogiannis G, Luo FJ, Arends MJ (2012). RAS signalling in the colorectum in health and disease. Cell communication and adhesion 19(1): 1-9. [48] Oh JS, Kim JJ, Byun JY, Kim IA (2010). Lin28-Let7 modulates radiosensitivity of human cancer cells with

Page 61: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

49

activation of K-RAS. International journal of radiation oncology biology physics 76(1): 5-8. [49] Johnson SM, Grosshans H, Shingara J, Byrom M, Jarvis R, Cheng A, Labourier E, Reinert KL, Brown D, Slack FJ (2005). RAS is regulated by the let-7 MicroRNA family. Cell 120(5): 635-647. [50] Smits KM, Paraniape T, Nallur S, Wouters KAD, Weijenberg MP, Schouten LJ, van den Brandt PA, Bosman FT, Weidhaas JB, van Engeland M (2011). A Let-7 MicroRNA SNP in the KRAS 3’UTR Is Prognostic in Early-Stage Colorectal Cancer. Clinical cancer research 17(24): 7723-7731. [51] Chin LJ, Ratner E, Leng S, Zhai R, Nallur S, Babar I, Muller RU, Straka E, Su L, Burki EA, Crowell RE, Patel R, Kulkarni T, Homer R, Zelterman D, Kidd KK, Zhu Y, Christiani DC, Belinsky SA, Slack FJ, Weidhaas JB (2008). A SNP in a let-7 microRNA complementary site in the KRAS 3′ untranslated region increases non-small cell lung cancer risk. Cancer Research 68(20): 8535–8540. [52] Ratner E, Lu L, Boeke M, Barnett R, Nallur S, Chin LJ, Pelletier C, Blitzblau R, Tassi R, Paranjape T, Hui P, Godwin AK, Yu H, Risch H, Rutherford T, Schwartz P, Santin A, Matloff E, Zelterman D, Slack FJ, Weidhaas JB (2010) A KRAS-variant in ovarian cancer acts as a genetic marker of cancer risk. Cancer Res 70(16): 6509-6515. [53] Christensen BC, Moyer BJ, Avissar M, Ouellet LG, Plaza SL, McClean MD, Marsit CJ, Kelsey KT (2009). A let-7 microRNA-binding site polymorphism in the KRAS 3’UTR is associated with reduced survival in oral cancers. Carcinogenesis 30(6): 1003-1007. [54] Revenkova E, Eijpe M, Heyting C, Gross B, Jessberger R (2001). Novel meiosis-specific isoform of mammalian SMC1. Molecular and cellular biology 21(20): 6984-6998. [55] Cobbe N, Heck MMS (2000). SMCs in the world of chromosome biology – From prokaryotes to higher eukaryotes. Journal of structural biology 129(2-3): 123-143. [56] http://www.ensembl.org/index.html [57] http://www.ncbi.nlm.nih.gov/ [58] http://encodeproject.org/cgi-bin/hgPcr [59] http://www.restrictionmapper.org/ [60] http://www.invitrogen.com/site/us/en/home/Products-and-Services/Applications/Diagnostics-Clinical-Research/Clinical-Pathology/CP-Misc/SPOT-Light-HER2-CISH-Kit/CISH-Technology-Overview.html [61] Singhi AD, Westra WH (2010). Comparison of Human Papillomavirus In Situ Hybridization and p16 Immunohistochemistry in the Detection of Human Papillomavirus-Associated Head and Neck cancer Based on a Prospective Clinical Experience. Cancer 116(9): 2166-2173. [62] Perisanidis C, Wrba F, Brandstetter A, Kornek G, Mitchell D, Seemann R, Selzer E, Ewers R, Filipits M (2013). Impact of epidermal growth factor receptor, mesenchymal-epithelial transition factor, and insulin-like growth factor receptor 1 expression on survival of patients with oral and oropharyngeal cancer. British journal of oral & maxillofacial surgery 51(3): 234-240. [64] Loo SW, Geropantas K, Wilson P, Martin WMC, Roques TW (2013). Target Volume Definition for Intensity-modulated Radiotherapy after Induction Chemotherapy and Patterns of Treatment Failure after Sequential Chemoradiotherapy in Locoregionally Advanced Oropharyngeal Squamous Cell Carcinoma. Clinical oncology 25(3): 162-170.

Page 62: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Bijlage A : Patiëntengegevens 1. Patiënt-gerelateerde gegevens

Code Geslacht Leeftijd Type roken

Pack-years

Type alcoholgebruik

Drinks/week

RT066 v 37 current 30 never 0 RT071 m 66 current 25 current 35 RT080 v 54 former 60 current 50 RT081 m 47 former 23 former 40 RT083 m 77 former 7 current 12 RT084 m 54 former 4 current 8 RT103 m 58 former 53 current 35 RT134 m 63 never 0 never 0 RT144 m 70 current 63 current 70 RT148 v 68 current 13 never 0 RT163 m 41 former 20 former 70 RT169 m 55 current 8 current 21 RT171 m 58 former 28 current 6 RT189 v 61 current 44 current 12 RT225 m 48 current 50 current 28 RT234 m 49 former 28 current 60 RT245 m 58 current 50 current 40 RT249 m 62 never 0 current 5 RT256 m 41 current 25 current 44 RT273 v 73 never 0 current 11 RT274 m 63 current 54 current 7 RT275 m 66 former 45 former 60 RT286 v 48 former 60 current 30 RT301 m 47 current 38 current 45 RT311 v 64 current 50 former 12 RT316 m 60 current 12 former 60 RT380 m 66 former 55 current 10 RT406 m 41 never 0 current 2 RT426 m 48 never 0 current 25 RT427 m 73 former former 14 RT494 m 58 former 40 current 10 RT512 m 70 former 60 current 24 RT514 m 55 former 23 current 7 RT528 v 52 current 35 current 35 RT541 m 60 former 135 current 2 RT554 m 53 never 0 never 0 RT562 m 68 former 28,5 former 130 RT564 v 66 never 0 current 8

Page 63: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Code Geslacht Leeftijd Type roken

Pack-years

Type alcoholgebruik

Drinks/week

RT575 m 68 former 28,7 former 75 RT579 m 67 former 10 current 1 RT585 m 54 former 22 current 21 RT596 m 68 former 37,5 former 60 RT600 v 73 current 37,5 current 7 RT608 m 66 former 30 current 1 RT614 m 52 current 37,5 former 56 RT620 m 50 current 40 current 12 RT657 m 78 former 22,5 current 1 RT664 m 43 former 50 current 60 RT672 v 56 former 30 current 21 RT679 m 62 former 27 current 2 RT681 v 66 current 38 current 1 RT688 m 52 current 18 current 7 RT692 m 61 former 25 current 3 RT697 m 50 former 7,5 current 20 RT700 m 67 former 80 former 100 RT727 m 59 former 39,5 current 50 RT736 v 57 current 45 current 14 RT737 m 55 current 25 current 70 RT745 m 62 current 50 current 20 RT748 m 57 former 10 current 2 RT772 m 71 former 10 current 7 RT780 m 66 former 20 current 70 RT791 m 56 current 123 current 110 RT799 m 70 former 40 current 4 RT808 v 61 current 22,5 current 28 RT814 m 55 former 12 current 28 RT833 m 57 former 41,3 former 45 RT847 m 60 current 21 current 28 RT854 m 51 current 35 current 45 RT855 m 64 current 60 current 15 RT862 v 54 current 37,5 current 3 RT879 v 38 current 10 never 0

Page 64: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

2. Klinische gegevens

Code Subsite T-stage

N-stage

Chemo Heelkunde Halsevidement Type RT Status

RT066 tonsil 4 2 ja nee ja 3DRT dead RT071 multiple subsites: 3 3 ja nee ja IMRT dead RT080 mondbodem 3 0 nee ja ja 3DRT dead RT081 posterior wall 4 2 ja nee ja IMRT dead RT083 maxilla 4 0 nee ja nee 3DRT dead RT084 multiple subsites: 4 2 ja nee ja IMRT alive RT103 superior wall 1 2 nee ja ja IMRT dead RT134 tonsil 1 2 ja ja ja 3DRT alive RT144 superior wall 4 0 ja nee ja IMRT alive RT148 base of tongue 4 3 ja nee nee IMRT dead RT163 multiple subsites: 3 2 ja nee ja IMRT dead RT169 multiple subsites: 3 2 ja nee ja IMRT dead RT171 tonsil 1 2 ja ja ja 3DRT alive RT189 multiple subsites: 3 2 ja nee ja IMRT dead RT225 tonsil 2 2 nee ja ja 3DRT alive RT234 multiple subsites: 4 2 ja nee ja IMRT dead RT245 4 1 ja nee nee IMRT dead RT249 tonsil 3 2 ja nee ja IMRT dead RT256 4 2 nee nee nee IMRT dead RT273 tongbasis 1 2 ja nee ja 3DRT alive RT274 uvula 1 1 ja ja ja 3DRT dead RT275 soft palate 3 2 nee nee ja IMRT dead RT286 tongrand 2 0 ja ja ja 3DRT alive RT301 base of tongue 4 2 ja nee nee IMRT dead RT311 tongbasis en

tongrand 2 0 nee ja nee 3DRT dead

RT316 3 3 ja nee ja IMRT dead

Page 65: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Code Subsite T-stage

N-stage

Chemo Heelkunde Halsevidement Type RT Status

RT380 tonsil 2 2 nee ja ja 3DRT dead RT406 lateral wall 2 2 ja nee ja IMRT dead RT426 lateral wall 1 2 nee nee ja IMRT alive RT427 tonsil 3 0 nee ja nee IMRT alive RT494 tonsil en weke

verhemelte 2 2 nee nee ja 3DRT alive

RT512 tonsil 2 0 nee ja ja 3DRT dead RT514 tonsil 3 2 nee ja ja 3DRT dead RT528 soft palate 3 0 ja nee nee IMRT alive RT541 tonsil 4 2 ja nee ja IMRT alive RT554 lateral wall 3 2 ja nee ja IMRT alive RT562 tonsil 1 2 nee ja ja IMRT dead RT564 tongbasis 1 2 nee nee ja 3DRT alive RT575 base of tongue 2 2 nee nee ja IMRT alive RT579 tonsil 3 2 ja nee ja IMRT alive RT585 soft palate 1 3 ja nee nee IMRT dead RT596 tonsil 2 1 nee ja ja IMRT alive RT600 tonsil 3 0 nee nee nee IMRT dead RT608 base of tongue 2 2 ja nee ja IMRT alive RT614 tonsil 3 1 ja ja nee IMRT alive RT620 tonsil 2 3 ja nee ja IMRT dead RT657 tonsil 3 0 nee ja ja IMRT alive RT664 lateral wall 2 2 nee ja ja IMRT alive RT672 posterior wall 1 0 nee ja nee IMRT alive RT679 tonsil 2 3 ja nee nee IMRT alive RT681 tonsil 4 2 ja nee nee IMRT alive

Page 66: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Code Subsite T-stage

N-stage

Chemo Heelkunde Halsevidement Type RT Status

RT688 tonsil 4 2 ja nee nee IMRT dead RT692 tonsil 2 2 nee nee ja IMRT alive RT697 tonsil 2 2 ja ja ja IMRT dead RT700 base of tongue 2 2 ja nee ja IMRT alive RT727 tonsil 3 1 ja nee nee IMRT dead RT736 posterior wall 3 1 ja nee nee IMRT alive RT737 posterior wall 3 2 ja nee nee IMRT alive RT745 base of tongue 2 1 nee nee nee IMRT alive RT748 tonsil 2 2 nee nee ja IMRT alive RT772 tonsil 2 0 nee nee nee IMRT alive RT780 base of tongue 3 2 nee nee ja IMRT alive RT791 tonsil 2 2 nee nee nee IMRT alive RT799 base of tongue 2 1 nee nee nee IMRT alive RT808 posterior wall 2 0 nee nee nee IMRT alive RT814 base of tongue 1 2 ja nee ja IMRT dead RT833 tonsil 2 2 ja ja ja IMRT dead RT847 tonsil 1 1 nee nee nee IMRT alive RT854 tonsil 4 2 ja nee nee IMRT alive RT855 tonsil 4 2 ja nee ja IMRT alive RT862 tonsil 4 2 ja nee ja IMRT alive RT879 tonsil 2 2 ja nee ja IMRT alive

Page 67: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Bijlage B : Gebruikte RFLP protocols 1. Reeds geoptimaliseerde protocols binnen de onderzoeksgroep

Drosha rs639174 (G>A)

PCR

- Primers

Forward : Drosha/98361F 5'-GATTACAGGAGGTAAGCCGA-3' (270)

Reverse: Drosha/98831R 5'-GAGCAAGAGTTTATACTAGAATA-3' (271)

- PCR mix: Standard

- PCR conditions: Touchdown 70°C

- PCR fragment size: 493 bp

Digest

- Enzyme: TatI

- Incubation: 65°C for 4 hours

Digest volume 30 µl

dH2O 17,9 µl

PCR product 10 µl

Buffer tango 2 µl

TatI (0,5 U) 0,1 µl

Expected digest product:

GG: 493 - GA: 493/273/220 -AA: 273/220

Page 68: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Drosha rs3805500 (T>C)

PCR

- Primers

Forward Drosha/69198F 5’-CTGATGATCTCAGTGATAAGTC-3’ (262)

Reverse: Drosha/69554R 5’-ACTGGAACAGATAATTCAGCAC-3’ (261)

- PCR mix: Standard

- PCR conditions: Touchdown starting by 64°C

- PCR fragment size: 378 bp

Digest

- Enzyme: ApoI

- Incubation: 50°C for 2-3 hours

Digest volume 30 µl

dH2O 19,5 µl

PCR product 7 µl

BSA 0,3 µl

NEB3 3 µl

ApoI (2U) 0,2 µl

Expected digest product:

CC: 378 - CT: 378/272/106 - TT: 272/106

Page 69: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

KRAS rs61764370 (T>G)

PCR

- Primers : 293/294

- PCR mix : standard + 10% DMSO

- PCR conditions : touchdown program 72°C

PCR fragment size : 762bp

Digest

Enzyme : TfiI Fastdigest Enzyme : TfiI

Incubation : 37°C for 20-30 minutes Incubation : 37°C for 3 hours

Digest volume 30 µl Digest

volume

30 µl

dH2O 17 µl dH2O 17.75 µl

PCR product 10 µl PCR product 10 µl

Fastdigest Green buffer 2 µl Buffer O 2 µl

TfiI (Fast) 1 µl

TfiI (10U/µl) 0.25 µl (2.5U)

Expected digest product :

TT : 83 / 101 / 135 / 167 / 276

TG: 83 / 101 / 135 / 167 / 276 / 411

GG : 83 / 101 / 167 / 411

Page 70: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

2. Geoptimaliseerd protocol binnen deze studie

XPO5 rs2227301 (G>A)

PCR

- Primers

Forward (446) 5'- TATATCCTGAACTTCACTGAC -3'

Reverse (447) 5'- CACTGTCCCTTCGTGGAC -3'

- PCR mix: Standaard

- PCR conditions: Algemeen 56°C / Touchdown 58°C

- PCR fragment size: 542 bp

Digest

- Enzyme: BsrI

- Incubation: 65°C (3u)

Digest volume 30 µl

dH2O 17,6 µl

PCR product 9 µl

NEB3 3 µl

BsrI (2U) 0,4 µl

Expected digest product:

GG : 265 / 277 - GA : 265 / 277 / 542 - AA : 542

Page 71: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Bijlage C : Gebruikte HRM protocols 1. Geoptimaliseerde protocols binnen de onderzoeksgroep

KRAS rs61764370 (T>G)

PCR-HRM

- Mix : AB Meldoctor reagentia:

Reagent Concentration Amount (µl)

dNTP mix 10mM 0.4

buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1,2

primer 290 5 µM 1.2

primer 292 5 µM 1.2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05

HRM dye 20X 1

DNA 25 ng/µl 1

H2O - 11.95

20

- PCR conditions : 95° 10 min

95° 15 sec - 60° 1 min : 40 cycli

95° 10 sec

60° 1 min

95° 15 sec

60° 15 sec

- PCR fragment size : 107 nt

Page 72: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Drosha rs10520985 (C>T)

PCR-HRM

- Mix : AB Meldoctor reagentia :

Reagent Concentration Amount (µl)

dNTP mix 10mM 0.4

buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1.2

primer 280 5 µM 1.2

primer 282 5 µM 1.2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05

HRM dye 20X 1

DNA 25 ng/µl 1

H2O - 11.95

20

PCR mix: Standard HRM mix + 1.5µl DMSO per sample

- PCR conditions : 95° 10 min

95° 15 sec - 62° 1 min : 40 cycli

95° 10 sec

60° 1 min

95° 15 sec

60° 15 sec

- PCR fragment size: 162bp

Page 73: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

2. Geoptimaliseerde protocols binnen de studie

XPO5 rs699937 (C>T)

PCR-HRM

- Mix : AB Meldoctor reagentia :

Reagent Concentration Amount (µl)

dNTP mix 10mM 0.4

buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1.2

primer 448 5 µM 1.2

primer 450 5 µM 1.2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05

HRM dye 20X 1

DNA 25 ng/µl 1

H2O - 11.95

20

Page 74: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

PCR conditions : 95° 10 min

95° 15 sec - 60° 1 min : 40 cycli

95° 10 sec

60° 1 min

95° 15 sec

60° 15 sec

PCR fragment size : 173 nt

Drosha rs17410035 (C>A)

PCR-HRM

- Mix : AB Meldoctor reagentia :

Reagent Concentration Amount (µl)

dNTP mix 10mM 0.4

buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1,2

primer 420 5 µM 1.2

primer 422 5 µM 1.2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05

HRM dye 20X 1

DNA 25 ng/µl 1

H2O - 11.95

20

Page 75: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

PCR conditions : 95° 10 min

95° 15 sec - 60° 1 min : 40 cycli

95° 10 sec

60° 1 min

95° 15 sec

60° 15 sec

PCR fragment size : 96 nt

SMC1B rs3747238 (A>G)

PCR-HRM

- Mix : AB Meldoctor reagentia :

Reagent Concentration Amount (µl)

dNTP mix 10mM 0.4

buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1.8

primer 451 5 µM 1.2

primer 454 5 µM 1.2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05

HRM dye 20X 1

DNA 25 ng/µl 1

H2O - 11.35

20

Page 76: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

PCR conditions : 95° 10 min

95° 15 sec - 58° 1 min : 40 cycli

95° 10 sec

60° 1 min

95° 15 sec

60° 15 sec

PCR fragment size : 100 nt

Page 77: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Pre-microRNA196a2 rs11614913 (C>T)

PCR-HRM

- Mix : AB Meldoctor reagentia :

Reagent Concentration Amount (µl)

dNTP mix 10mM 0.4

buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1,2

primer 411 5 µM 1.2

primer 412 5 µM 1.2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05

HRM dye 20X 1

DNA 25 ng/µl 1

H2O - 11.95

20

PCR conditions : 95° 10 min

95° 15 sec - 60° 1 min : 40 cycli

95° 10 sec

60° 1 min

95° 15 sec

60° 15 sec

PCR fragment size : 123 nt

Page 78: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Pre-microRNA146a rs2910164 (G>C) – spike in HRM

Step 1:discrimination between homozygous and heterozygous genotypes

Reagent (Meltdoctor) Concentration Amount (µl)

Reagent (Syto9)

concentration

Amount (µl)

dNTP mix 10 mM 0.4 dNTPmix 10 mM 0.4

buffer 10X 2 Buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1,2 MgCl2 25 mM 1.2

primer 416 5 µM 1.2 Primer 416 5 µM 1.2

primer 417 5 µM 1.2 Primer 417 5 µM 1.2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05 Amplitaq 5 U/µl 0.05

HRM dye 20X 1 Syto9 50 µM 0.6

DNA 25 ng/µl 1 DNA 25 ng/µl 1

H2O - 11.95 H2O - 12.35

20 20

PCR conditions : 95° 10 min

95° 15 sec - 60° 1 min : 40 cycli

95° 10 sec

60° 1 min

95° 15 sec

60° 15 sec

PCR fragment size : 132 nt

Page 79: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Step2: only the homozygous genotypes are being used, discrimination between GG and CC genotypes

Reagent (Meltdoctor) Concentration Amount (µl)

Reagent (Syto9)

concentration

Amount (µl)

dNTP mix 10 mM 0.4 dNTPmix 10 mM 0.4

buffer 10X 2 Buffer 10X 2

MgCl2 25 mM 1,2 MgCl2 25 mM 1.2

primer 416 5 µM 1.2 Primer 416 5 µM 1.2

primer 417 5 µM 1.2 Primer 417 5 µM 1.2

AmpliTaq 5 U/µl 0,05 Amplitaq 5 U/µl 0.05

HRM dye 20X 1 Syto9 50 µM 0.6

DNA 25 ng/µl 1 DNA 25 ng/µl 1

Spike-in DNA 25 ng/µl 1 Spike-in

DNA 25 ng/µl 1

H2O - 10.95 H2O - 11.35

20 20

Page 80: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

PCR conditions : 95° 10 min

95° 15 sec - 60° 1 min : 40 cycli

95° 10 sec

60° 1 min

95° 15 sec

60° 15 sec

PCR fragment size : 132 nt

Page 81: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Bijlage D : Resultaten SNP analyse Code DROSHA PRE-MICRO

RNA KRAS XPO5 SMC1B

rs639174 rs3805500 rs10520985 rs17410035 146a 196a2 rs61764370 rs2227301 rs699937 rs3747238 RT066 GA CT CC CC / CC TT GG CC AA RT071 GG TT CT CA GC CT TT GG CC AA RT079 GG TT CT CC GG CT TT GA CT AA RT080 GG TT CT CC GG TT TG GA CT AG RT081 GG CT CT CC GG CC TT GG CC AG RT083 GA TT CT CA GG CT TT GG CC AA RT084 GG CT CT CC GG CT TT GA CT AG RT103 GG TT TT CA CC CT TT GA CT AG RT131 GA CT CT CA GG CT TT GA CT AG RT134 GG CT CC CC GG CT TT GA CT GG RT141 GG CT CC CC GC CT TT GA CT GG RT144 GA TT TT CA GG CC TT GG CT AG RT148 GA TT TT AA GC CT TT GG CT AG RT163 GG TT CC CC GG CC TG GG CC AG RT165 GG TT TT CA GC CT GG GG CC AA RT169 GG CT CT AA GC TT TT GG CC AG RT171 GG CT CT CA GG TT TT GA CT AA RT176 GG CC CC CA / TT TT GA / / RT189 GG TT CT CC GC TT TT GA CT AG RT225 GG CT CC CC GG CT TT GG CC AG RT232 GG TT TT CA GG TT TT GG CT AA RT234 GG CT CC CC GG CC TT GA CT GG RT243 GG TT TT CA GG CC TT GA CT AG RT245 GA CT CT CC GC CC TT GA CT GG

Page 82: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Code DROSHA PRE-MICRO RNA

KRAS XPO5 SMC1B

rs639174 rs3805500 rs10520985 rs17410035 146a 196a2 rs61764370 rs2227301 rs699937 rs3747238 RT246 GG TT TT CC GC CC TT GA CT GG RT249 GG TT CT CA GC TT TT GG CC AG RT256 AA CC CC CC GC CC TT GG CC AA RT258 GA CT CT CC CC CC TT GG CC AG RT267 GG TT TT AA GG TT TT GG CC AA RT273 GG TT CT CC CC CT TT GG CC AG RT274 GG CT CT CA GG CC TT GA CT AG RT275 GG TT TT AA GC CT TG GG CT GG RT286 GA TT CT CA GG CT TT GG CC AA RT301 GA CC CC CA GC CT TT GG CT AG RT304 GA CT CT CC GC CT TT GG CC AG RT305 GA CT CT CA GG CC TT GG CC AG RT311 GG CT CT CA GG CT TT GG CT AG RT316 GA CT TT CC GG CT TT GA CT AA RT329 GG TT CC CA GC CT TG GG CC AG RT352 GA CC CC CA GC CT TT GA CT AG RT380 GG CT CT CA GG CT TT GG CC AG RT406 GA CT CT CA GG CT TT AA TT AG RT416 GG TT TT CA GG CT TT GA CT AG RT426 GA CT CT CC GC CC TT GA CT AA RT427 GG TT TT AA GG CT TT GA CT GG RT494 GG TT TT CA GG CT TT GG CC GG RT495 GA CT CC CC GC CT TG GG CC AA RT503 GG CT CT CA GC CC TT GG CC AG RT512 GG CT TT CC GC CC TT GG CC AG RT514 AA TT CC CA GC CC TG GG CT GG RT519 GA CT CC CC GG CT TT GG CT AG

Page 83: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Code DROSHA PRE-MICRO RNA

KRAS XPO5 SMC1B

rs639174 rs3805500 rs10520985 rs17410035 146a 196a2 rs61764370 rs2227301 rs699937 rs3747238 RT528 GG CT CT CA GG CC TT GG CC AG RT531 GG TT CT CC GG CC TG GG CT AA

RT532 GG TT CT CA GG TT TT GG CC AG RT541 GG TT TT CA GC CT TT GG CT AG RT543 GG CT CT CA GC CT TT GA TT AA RT554 GG CT CC CC GC CC TT GA CT AA RT562 GG CC CC / GC CC TT GG CT AG RT564 GG CT CC CC GG CT TT GA TT AG RT575 GG TT / CC GC CT TT GA CT GA RT579 GG TT TT AA GC TT TT GA CT GA RT584 GG TT CT CA GC CC TG GG CC GA RT585 GG CT CT CC GC CT TG GA CT GG RT586 GG TT CT CC GG TT TT GA CT GA RT590 GA CT CT CA GC CT TT GG CC AA RT592 GG TT / CC GG CT TT GA CT AA RT593 GG TT TT AA GC CT TT GG CC AA RT596 GG CT CT CC GC TT TG GG CC GA RT597 GG CT CC CC GG TT TT GA CT GA RT600 GG TT TT CA GG CT TT GG CC GA RT608 GG TT CT / GG CC TT GG CC GG RT614 GA CT CT CC GC CT TT GA CT GA RT618 GA CT CC CC GC CC TT GA TT GA RT620 GA CT CC CC GG CT TG GG CC GA RT636 GG CT CT CA GG CT TT GG CC AA RT657 GA CT CC CC GG CT TG GG CT GA RT664 GG CT CC CA GG CC TG GG CT GA RT672 GG TT CC CC GG TT TT GG CC GA

Page 84: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Code DROSHA PRE-MICRO RNA

KRAS XPO5 SMC1B

rs639174 rs3805500 rs10520985 rs17410035 146a 196a2 rs61764370 rs2227301 rs699937 rs3747238 RT679 GG CT CT / GC CT TG GG CT AA RT681 GG TT CT / GG TT TG GG CC GA RT688 GA CC CC CC GG CC TT GG CC AA RT692 GG TT TT / GG CC TT GA CT GA RT694 GA CT CT CA GG CT TT GG CT AA RT700 GG TT CT CA GC CT TT GG CC AA RT703 GG CT CT CC GC CC TT GG / GA RT709 GG TT CC CC GG CT TG GG CC GA RT727 GG TT CT CC GG CT TT GG CT GA RT736 GG TT / AA CC CC TT GA CT AA RT737 GA CT CT CA GC TT TT GA CT GA RT740 GG CT CT CC GG CT TT GG CT AA RT745 GG CT CT / GC CC TT AA TT GG RT748 GG CT CT CC GC CC TT GG CC GA RT759 GA CT CT CA GC CT TT GG CC AA RT760 GG TT CT / GG TT TT GA CT GA RT772 GG TT CC AA GG CC TG AA TT GA RT780 GG TT CT / GG CT TT GG CC GA RT783 GG CT CT / GG / TT GG CC GA RT791 (op)

/ / / / / / / / / /

RT793 GA CT CT CA GG CC TG GG CC AA RT799 GA CC CC CC GC CC TT GG CC GA RT808 GG TT CC CA GG CT TG GA CT AA RT814 GG CT CT CC GC CC TT GA CT GA RT824 GG CT CC CC GC CC TT GG CC AA RT833 GA TT CC CA GG CC TT GG CC AA

Page 85: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

Code DROSHA PRE-MICRO RNA

KRAS XPO5 SMC1B

rs639174 rs3805500 rs10520985 rs17410035 146a 196a2 rs61764370 rs2227301 rs699937 rs3747238 RT846 GA CT CT CA GG TT TT GG CC GG RT847 GA TT CC / GC CT TT GA TT GA RT854 GA CT CT CA GC CT TT GG CC AA RT855 GG CT CT CA GG CT TG GA CT GA RT860 GA CT TT CA GG CT TT GA CT GA RT862 AA CC CC CC GG CC TT GA CT GA RT879 GG CT CC CC GC CT TT GG CC AA

Page 86: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

25

Bijlage E : Resultaten Analyses 1. Associatie microRNA genotypes met overleving volgens het recessief model

miRNA genotypes

Totaal aantal patiënten

Sterfte (eender welke oorzaak) p

Sterfte (kanker progressie of ziekte gerelateerd)* p

Sterfte, herval of metastase p

Drosha rs639174 GG+GA 67 29 0,456 11 0,561 34 0,376

AA 3 2

0

2

rs10520985 CC 56 25 0,805 10 0,387 29 0,750

CT+TT 12 6

1

6

rs3805500 TT+TC 64 27 0,003 10 0,435 32 0,050

CC 6 4

1

4

rs17410035 CC+CA 55 27 0,799 10 0,267 29 0,699

AA 7 3

0

4

XPO5 rs2227301 GG+GA 67 30 0,883 10 0,604 35 0,682

AA 3 1

1

1

rs699937 CC+CT 65 30 0,410 10 0,927 34 0,759

TT 5 1

1

2

pre-microRNA

146a rs2910164

GG+GC 66 29 0,929 10 0,301 33 0,425 CC 3 1

1

2

196a2 rs11614913 CC+CT 60 27 0,487 10 0,538 32 0,473 TT 10 4

1

4

Page 87: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

26

miRNA genotypes

Totaal aantal patiënten

Sterfte (eender welke oorzaak) p

Sterfte (kanker progressie of ziekte gerelateerd)* p

Sterfte, herval of metastase p

SMC1B

rs3747238 AA+AG 62 27 0,515 10 0,911 32 0,361

GG 10 5

2

5

KRAS rs61764370 TT+TG 70 31

11

36

GG 0 0

0

0 * Totaal aantal patiënten voor analyse naar DSS toe bedroeg 64

Page 88: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

2. Associatie tumor HPV status met microRNA genotypes

HPV+ (CISH) HPV- (CISH) p OR HPV+ (p16) HPV- (p16) p OR Drosha

rs639174 GG 10 35 1* 14 31 1

GA+AA 3 19 0,408 0,553 5 13 0,543 0,692

rs10520985

CC 6 15 1 7 13 1 CT+TT 7 37 0,238 0,473 12 32 0,532 0,696

rs3805500

TT 7 23 1 7 23 1 TC+CC 6 31 0,465 0,636 12 24 0,374 1,643

rs17410035 CC 6 23 1 11 17 1

CA+AA 5 25 0,692 0,767 6 24 0,112 0,386

XPO5 rs2227301 GG 7 32 1 10 28 1

GA+AA 6 22 0,723 1,247 9 19 0,606 1,326

rs699937 CC 5 23 1 8 19 1

CT+TT 8 31 0,786 1,187 11 28 0,9 0,933

Page 89: Single nucleotide polymorfismen in genen betrokken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/061/472/RUG01-002061472_2013_0001_AC.pdfHoofd- en halskanker, waartoe orofaryngeale kanker behoort

HPV+ (CISH) HPV- (CISH) p OR HPV+ (p16) HPV- (p16) p OR

pre-microRNA

146a rs2910164

GG 7 26 1 10 23 1 GC+CC 6 27 0,757 0,830 9 23 0,847 0,900

196a2 rs11614913 CC 4 22 1 9 16 1

CT+TT 9 32 0,510 1,547 10 31 0,315 0,573

SMC1B

rs3747238

AA 3 14 1 6 11 1 AG+GG 11 41 0,755 1,252 14 37 0,540 0,694

KRAS

rs61764370

TT 10 43 1 16 36 1 TG+GG 3 11 0,830 1,173 3 11 0,496 0,614

*1 = referentie. / De resultaten uit deze tabel werden bekomen via logistieke regressie