Service Training Basis kennis.pdf2 Voor actuele test-, afstel- en reparatieaanwijzingen de...
Transcript of Service Training Basis kennis.pdf2 Voor actuele test-, afstel- en reparatieaanwijzingen de...
Service Training
Zelfstudieprogramma 448
Uitlijnen - basiskennis
2
Voor actuele test-, afstel- en reparatieaanwijzingen de desbetreffende technische documentatie raadplegen.
De huidige moderne wagens hebben steeds complexere en betere onderstellen, die aan allerlei eisen op het gebied van comfort en sportiviteit maar met name ook op het gebied van rijveiligheid moeten voldoen.
Dankzij de mogelijkheden die er tegenwoordig zijn om het onderstel uit te lijnen en verkeerde afstellingen te corrigeren, kunnen onderstellen een heel autoleven lang aan deze hoge eisen voldoen.
S448_002
AttentieAanwijzing
In dit zelfstudieprogramma wordt nader ingegaan op het uitlijnen van het onderstel. Hierbij wordt aandacht besteed aan:
● onderstelspecifieke begrippen● het voorbereiden van het uitlijnapparaat● het controleren van het uitlijnapparaat● waarom er wordt uitgelijnd● waarmee er wordt uitgelijnd● het uitlijnprincipe
3
Grondbeginselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4Constructiepositie – wagenpositie X-Y-Z-assenstelsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5Onderstelspecifieke begrippen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Uitlijnen van het onderstel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20Waarom moet een onderstel worden uitgelijnd? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20Benodigdheden voor het uitlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24Uitlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Gebruik van de uitlijnapparatuur voor andere systemen . . . . . . . . . . . . . . . 38Bestuurdershulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Assen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40Astypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Werkvolgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44Schematisch overzicht van het uitlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Inhoudsopgave
4
Grondbeginselen
InleidingHet onderstel is het verbindende element tussen de wagen en het wegdek. Het onderstel brengt verticale krachten en aandrijfkrachten, en wanneer door een bocht wordt gereden ook spoorkrachten, via de wielen over op de weg.
Het onderstel wordt dus aan een groot aantal krachten en momenten blootgesteld.
Door de toenemende motorvermogens en de steeds hogere eisen op het gebied van comfort en veiligheid wordt er steeds meer van het onderstel verlangd.
De ontwikkelingen in de onderstelkinematica hebben in de loop der tijd geleid tot steeds complexere afstelmethoden en geringere toleranties bij de afstelling.
Om de onderstelkinematica te meten en eventueel te corrigeren, moet het onderstel op speciale meetbruggen worden uitgelijnd resp. afgesteld.
Hierbij moet er rekening mee worden gehouden dat een onderstel alleen moet worden afgesteld na een reparatie of bij problemen met het onderstel.
● vooras/achteras● stuurinrichting● remmen inclusief bediening● hulpchassis
Opbouw van het onderstel
Tot het onderstel behoren
● wielophangingen● wielen● veren● schokdempers
In dit zelfstudieprogramma wordt nader ingegaan op het uitlijnen van het onderstel, waarbij wordt begonnen met de onderstelspecifieke begrippen en geëindigd met het eigenlijke uitlijnen.
5
Bij de ontwikkeling van een wagen wordt eerst de constructiepositie gedefinieerd. Deze wordt beschreven door een X-Y-Z-assenstelsel.
Hierbij lopen de Z-as en de X-as door het midden van de vooras. De Y-as loopt meestal precies door het midden van de voorwielen. De constructiepositie komt overeen met de positie van de wagen wanneer deze zich op de voorgeschreven hoogte bevindt.
Alle voorgeschreven gegevens die door de fabrikant van de wagen worden opgegeven hebben betrekking op deze constructiepositie.
Wanneer dus bij het uitlijnen gegevens worden verzameld en vergeleken, wordt altijd rekening gehouden met de constructiepositie. Dit geldt voor alle hierna beschreven onderstelspecifieke begrippen.
Constructiepositie – wagenpositie als X-Y-Z-assenstelsel
S448_035
Wagenhoogte
De wagenhoogte ofwel het wagenniveau heeft een grote invloed op de resultaten van het uitlijnen. De wagenhoogte wordt bepaald door de belading van de wagen, de hoeveelheid brandstof in de tank, de hoeveelheid vloeistof in de vloeistofreservoirs, maar ook door temperatuurverschillen, waardoor de onderstelwaarden, zoals sporing, wielvlucht en naspoor, kunnen veranderen.
6
Grondbeginselen
S448_020
S448_023
Wielcontactpunt
Het wielcontactpunt is het op de wielhartlijn liggende snijpunt tussen een loodrecht door de rotatieas lopende lijn en het wegdek.
Wielhartlijn
De wielhartlijn loopt door het midden van de band en snijdt de rotatieas van het wiel onder een rechte hoek.
Onderstelspecifieke begrippen
7
Wielbasis
De wielbasis is de afstand tussen de vooras en de achteras, gemeten vanuit het midden van de wielen.
Spoorbreedte
De spoorbreedte is de afstand tussen twee wielen van dezelfde as, gemeten vanuit het midden van elke band.
Bij de onafhankelijke wielophanging met dwars of schuin geplaatste draagarmen treedt bij het in- en uitveren een verandering van de spoorbreedte op.
S448_012
S448_011
8
Grondbeginselen
Geometrische rijas
De geometrische rijas is de bissectrice van de totale toespoorhoek van de achteras.
De achteras is de as die de sporing bepaalt. Daarom hebben alle metingen van de voorwielen en enkele hulpsystemen betrekking op de geometrische rijas. In een optimale situatie valt de geometrische rijas samen met de lengtemiddellijn.
S448_013
S448_014
Lengtemiddellijn
De lengtemiddellijn is een wagenspecifieke vaste lijn, die loodrecht op het wegdek staat en door het midden van de spoorbreedte van de voor- en achteras loopt (X-Z-lijn).
Mogelijke praktijksituatie
9
S448_015
Rijashoek
De rijashoek is de hoek tussen de lengtemiddellijn (2) en de geometrische rijas (1).
De rijashoek wordt bepaald door de geometrische rijas, het zijverzet en de schuine stand van de achteras.
Als de rijashoek links naar voren is gericht, dan wordt deze positief genoemd. Is de rijashoek rechts naar voren gericht, dan wordt deze negatief genoemd.
Rechtuitstand
Bij deze wielstand hebben de beide voorwielen dezelfde sporingswaarden ten opzichte van de lengtemiddellijn.
In deze stand wordt de achteras uitgelijnd.
S448_016
Optimale rijashoek
10
Sporingshoek van de achterwielen
De sporingshoek van de achterwielen is de hoek tussen de lengtemiddellijn en de wielhartlijn.
Grondbeginselen
S448_112
Lengtemiddellijn
S448_018
Uitspoor
Toespoor
S448_065
De hoek is positief (toespoor) wanneer het voorste deel van het wiel naar de lengtemiddellijn toe is gekeerd.
De hoek is negatief (uitspoor) wanneer het voorste deel van het wiel van de lengtemiddellijn af is gekeerd.
vaoo
Totale sporing
De totale sporing wordt verkregen door de sporingshoektellen. Hierbij moet rekening worden gehouden met het v
Sporingshoek van de voorwielen
De sporingshoek van de voorwielen is de hoek tussen de geometrische rijas en de wielhartlijn.
De hoek is positief (toespoor) wanneer het voorste deel van het wiel naar de geometrische rijas toe is gekeerd.
De hoek is negatief (uitspoor) wanneer het voorste deel van het wiel van de geometrische rijas af is gekeerd.
S448_064
Toespoor
n het linker- en rechterwiel van een as bij elkaar op te rteken van de afzonderlijke sporingswaarden.
S448_113
Geometrische rijas
S448_017
Uitspoor
11
12
Grondbeginselen
Wielvlucht
De wielvlucht is de hoek tussen de wielhartlijn en een lijn die loodrecht op het wegdek staat en door het wielcontactpunt loopt.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen positieve wielvlucht en negatieve wielvlucht.
● Positief (+) wanneer het wiel met de bovenkant naar buiten helt.
● Negatief (–) wanneer het wiel met de bovenkant naar binnen helt.
Fuseedwarshelling
De fuseedwarshelling is de hoek tussen de fuseehartlijn (b) en een loodrechte lijn (a) op het wegdek (parallel aan de lengtemiddellijn).
Door de fuseedwarshelling wordt de wagen opgelicht bij stuurinslag, waardoor terugstelkrachten ontstaan die na een bocht de wielen en het stuurwiel weer in de rechtuitstand terugbrengen.
S448_071
Negatief
Positief
S448_019
S448_063
13
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een positieve (+) schuurstraal, een negatieve (–) schuurstraal en een neutrale schuurstraal.
De schuurstraal wordt bepaald door de wielvlucht, de fuseedwarshelling en de inpersdiepte van de velg.
Schuurstraal
De schuurstraal is de afstand tussen het wielcontactpunt en het snijpunt van het verlengde van de fuseehartlijn met het wegdek.
Schuurstraal – rechtuitstabiliteit
Bij een negatieve schuurstraal wordt het wiel met de grootste wrijvingswaarde meer naar binnen gedraaid. Hierdoor wordt er automatisch tegengestuurd. De bestuurder hoeft alleen het stuurwiel vast te houden.
Bij een neutrale schuurstraal worden er geen storende krachten op de stuurinrichting overgebracht wanneer de auto tijdens het remmen naar één kant trekt of wanneer een band defect is.
S448_022
Positieve schuurstraal Negatieve schuurstraal Neutrale schuurstraal
S448_021
14
Grondbeginselen
Naspoor
Naspoor is de schuine stand van de fuseehartlijn richting de lengtemiddellijn ten opzichte van een loodrechte lijn op het wegdek.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen positieve naspoor en negatieve naspoor.
● Positief: het wielcontactpunt ligt achter het snijpunt van de fuseehartlijn met het wegdek – er wordt aan de wielen getrokken => rechtuitstabiliteit.
● Negatief: het wielcontactpunt ligt vóór het snijpunt van de fuseehartlijn met het wegdek – de wielen worden geduwd.
Sporingshoek
Met sporingshoek wordt het verschil in hoekverdraaiing bedoeld tussen het buitenste en het binnenste wiel als het stuurwiel wordt gedraaid.
De sporingshoek wordt bepaald door het stuurtrapezium. De sporingshoek geeft hierdoor informatie over de werking van het stuurtrapezium bij het draaien van het stuurwiel (naar links of naar rechts).
Positieve naspoor
S448_066
Negatieve naspoor
S448_067
S448_024
Stuurtrapezium
De vooras, de spoorstangarmen en het stuurhuis met de spoorstangen vormen samen het stuurtrapezium. Via het stuurtrapezium worden de in bochten benodigde verschillende hoekverdraaiingen gerealiseerd.
Fusee en spoorstangarm staan niet onder een hoek van 90˚ ten opzichte van elkaar. Hierdoor is bij het draaien van het stuurwiel de verplaatsing van de uiteinden van de beide spoorstangarmen niet hetzelfde. Het gevolg is dat de wielen een verschillende hoekverdraaiing hebben.
Maximale stuurhoek
De maximale stuurhoek is de hoek tussen de wielhartlijn van het binnenste wiel (B) en de wielhartlijn van het buitenste wiel (A) bij een maximale links-rechts-stuurinslag gerelateerd aan de lengtemiddellijn.
De maximale stuurhoek moet aan beide zijden even groot zijn. In dat geval is de draaicirkel linksom even groot als de draaicirkel rechtsom.
Rijden in een bocht
S448_026
Rechtuitrijden
Lengtemiddellijn
S448_025
S448_068
Fusee
Spoorstangarm
15
16
Grondbeginselen
Sliphoek
De sliphoek is de hoek tussen de wielhartlijn en de rijrichting (bewegingsrichting van het wiel).
Een sliphoek ontstaat wanneer een rijdende wagen te maken krijgt met zijdelingse krachten, zoals windstoten en centrifugaalkrachten. De wielen wijzigen hierdoor hun rijrichting en bewegen onder een bepaalde hoek schuin ten opzichte van de oorspronkelijke rijrichting.
Als de sliphoek voor en achter even groot is, is het rijgedrag neutraal. Is de sliphoek voor groter, dan ontstaat er onderstuur. Is de sliphoek achter groter, dan ontstaat er overstuur.
De sliphoek wordt bepaald door de wielbelasting, de zijdelingse kracht, het type band, het bandprofiel, de bandenspanning en de wrijvingskracht.
Wielverzethoek
De wielverzethoek is de hoekafwijking van de verbindingslijn tussen de wielcontactpunten ten opzichte van de lijn die loodrecht op de geometrische rijas staat.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een positieve wielverzethoek en een negatieve wielverzethoek.
● Positief: het rechterwiel staat meer naar voren.● Negatief: het rechterwiel staat meer naar
achteren.
S448_027
S448_028
Geometrische rijas
Zijdelingse krachten
Wielbasisverschil
Het wielbasisverschil is de hoek tussen de verbindingslijn tussen de wielcontactpunten van de voorwielen en de verbindingslijn tussen de wielcontactpunten van de achterwielen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een positieve en een negatieve hoek.
● Positief: de wielbasis aan de rechterzijde is groter dan die aan de linkerzijde.
● Negatief: de wielbasis aan de rechterzijde is kleiner dan die aan de linkerzijde.
Zijverzet
Het zijverzet is de hoek tussen de verbindingslijn tussen de wielcontactpunten van het rechtervoorwiel en rechterachterwiel resp. linkervoorwiel en linkerachterwiel en de geometrische rijas.
Het zijverzet kan uitsluitsel geven over eventuele carrosserieschade.
S448_029
S448_030
Geometrische rijas
17
18
Grondbeginselen
Spoorbreedteverschil
Het spoorbreedteverschil is de hoek tussen de verbindingslijn tussen de wielcontactpunten van het linkervoorwiel en linkerachterwiel en de verbindingslijn tussen de wielcontactpunten van het rechtervoorwiel en rechterachterwiel.
De spoorbreedte is positief wanneer de spoorbreedte achter groter is dan de spoorbreedte voor.
Asverzet
Het asverzet is positief wanneer de achteras, gerelateerd aan de geometrische rijas, ten opzichte van de vooras naar rechts is verschoven.
Het asverzet kan uitsluitsel geven over eventuele carrosserieschade.
S448_031
S448_032
Geometrische rijas
:
vn
de
34
ul
Inpersdiepte van een velg
De inpersdiepte is de afstand tussen het midden van de velg en het aanligvlak van de velg (’x’).
De inpersdiepte is van invloed op de spoorbreedte en de schuurstraal.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie inpersdieptes
● Nul: als het aanligvlak exact gelijkligt met het midden● Positief: als het aanligvlak ten opzichte van het midde
geringere spoorbreedte.● Negatief: als het aanligvlak ten opzichte van het mid
grotere spoorbreedte.
Positief N
an de velg.van de velg naar buiten is verschoven –
n van de velg naar binnen is verschoven –
S448_0
Negatief
S448_033
19
20
Uitlijnen van het onderstel
Voor een optimaal rijgedrag en een minimale bandenslijtage moet het onderstel goed zijn afgesteld.
Een verkeerde afstelling van bijvoorbeeld de sporing of de wielvlucht, als gevolg van slijtage of een ongeval, leidt tot een verminderde rijveiligheid.
Ook na reparaties kan een ontoelaatbare afwijking in de onderstelafstelling optreden, bv. bij het vervangen van onderstelcomponenten.
Verkeerde afstellingen kunnen leiden tot verkeerde wielstanden, waardoor ongelijkmatige bandenslijtage kan optreden.
Bij klachten over het rijgedrag of bij abnormale slijtage van de banden kan door middel van uitlijnen worden nagegaan wat de oorzaken hiervan zijn en hoe het onderstel weer in optimale staat kan worden teruggebracht.
Waarom moet een onderstel worden uitgelijnd?
Onderstelparameter(basisbegrippen)
Storingskenmerk – afstelmogelijkheid
Spoorbreedte Constructieve basis-/referentieparameter – daarom ook geen storingskenmerk
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Wielbasis Constructieve basis-/referentieparameter – daarom ook geen storingskenmerk
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Het uitlijnen mag alleen worden uitgevoerd door personeel dat hiervoor is opgeleid.
Onderstelparameters – storingskenmerken – afstelmogelijkheden
Bij de onderstelparameters wordt een onderscheid gemaakt tussen niet-afstelbare constructieve basis-/referentieparameters en afstelbare parameters. Deze worden in de volgende tabel één voor één toegelicht.
21
Onderstelparameter(basisbegrippen)
Storingskenmerk – afstelmogelijkheid
Wielhartlijn Constructieve basis-/referentieparameter – daarom ook geen storingskenmerk
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Wielcontact-punt
Constructieve basis-/referentieparameter – daarom ook geen storingskenmerk
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Geometrische rijas
Als deze rechte lijn afwijkt van de lengtemiddellijn, ontstaat er een rijashoek en rijdt de wagen scheef.
● Afstelbare onderstelparameter
Lengte-middellijn
Constructieve basis-/referentieparameter – daarom ook geen storingskenmerk
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Rijashoek Bij een rijashoek van 0 graden rijdt de wagen recht; bij alle andere waarden rijdt de wagen scheef.
● Afstelbare onderstelparameter
Rechtuitstand Bij deze wielstand hebben de voorwielen dezelfde sporingswaarden ten opzichte van de lengtemiddellijn.In deze stand wordt de achteras uitgelijnd.
Sporing Te grote negatieve sporing (uitspoor): bandenslijtage binnenkant en slechte rechtuitstabiliteit Te grote positieve sporing (toespoor): bandenslijtage buitenkant en slechte rechtuitstabiliteit
● Afstelbare onderstelparameter
22
Uitlijnen van het onderstel
Onderstelparameter(basisbegrippen)
Storingskenmerk – afstelmogelijkheid
Wielvlucht Te grote negatieve wielvlucht: betere stabiliteit in bochten, maar eenzijdige overbelasting en daardoor sterkere slijtage aan de binnenkant van de band
Te grote positieve wielvlucht: slechtere stabiliteit in bochten, sterkere slijtage aan de buitenkant van de band
● Wagenafhankelijke afstelbare onderstelparameter
Fuseedwars-helling
Fuseedwarshelling te groot: hoge stuurkrachtenFuseedwarshelling te klein: wielen en stuurwiel keren moeizaam terug in de rechtuitstand, eerder kans op bandschade, kan leiden tot scheeftrekkenFuseedwarshelling rechts/links verschillend: eerder kans op scheeftrekken
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Schuurstraal De schuurstraal wordt beïnvloed door de wielvlucht, de fuseedwarshelling en de inpersdiepte van de velg en kan dus alleen indirect worden veranderd door het aanpassen van deze parameters.
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Naspoor Te grote positieve naspoor: hoge stuurkrachtenTe grote negatieve naspoor: wielen en stuurwiel keren moeizaam terug in de rechtuitstand, eerder kans op bandschade Naspoor rechts/links verschillend: eerder kans op scheeftrekkenHet naspoor verandert bv. als de belading van de wagen verandert.
● Wagenafhankelijke afstelbare onderstelparameter
Uitspoor in de bocht
Constructieve basis-/referentieparameter – daarom ook geen storingskenmerk
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Stuur-trapezium
De vooras, de spoorstangarmen en het stuurhuis met de spoorstangen vormen samen het stuurtrapezium. Via het stuurtrapezium worden de in bochten benodigde verschillende hoekverdraaiingen gerealiseerd.
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Maximale stuurhoek
Wijkt de maximale stuurhoek bij linksom sturen af van de maximale stuurhoek bij rechtsom sturen, dan wijkt ook de draaicirkel links af van de draaicirkel rechts.Dit is inherent aan de constructie.
● Afstelbare onderstelparameter
23
Onderstelparameter(basisbegrippen)
Storingskenmerk – afstelmogelijkheid
Sliphoek De sliphoek wordt bepaald door de wielbelasting, de zijdelingse kracht, het type band, het bandprofiel, de bandenspanning en de wrijvingskracht.
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Wielverzet-hoek
De wielverzethoek geldt als maat voor de schuine stand van een as.
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Wielbasis-verschil
Het wielbasisverschil is een maat voor de schuine stand van de assen.
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Zijverzet Zijverzet kan het gevolg zijn van carrosserieschade.
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Spoorbreedte-verschil
Een spoorbreedteverschil kan het gevolg zijn van carrosserieschade.
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Asverzet Asverzet kan het gevolg zijn van carrosserieschade.
● Niet-afstelbare onderstelparameter
Inpersdiepte Constructieve basis-/referentieparameter
24
Uitlijnen van het onderstel
● De uitlijnbrug moet schoon zijn en de draaiplateaus en schuifplaten moeten soepel kunnen worden verplaatst.
● De draaiplateaus en schuifplaten moeten met borgpennen of vergelijkbare middelen worden vastgezet, zodat ze niet kunnen verschuiven wanneer de wagen de uitlijnbrug op- of afrijdt.
Voor een nauwkeurige uitlijning en afstelling van het onderstel en voor betrouwbare meetresultaten moet aan bepaalde eisen worden voldaan:
● De wielcontactpunten moeten allemaal op dezelfde hoogte liggen. De maximaal toegestane hoogteverschillen moeten zowel in de lage brugstand voor de begin- en einduitlijning als in de hoge brugstand voor de afstelwerkzaamheden in acht worden genomen.
Draaiplateau Draaiplateau
Schuifplaat Schuifplaat
S448_037
Benodigdheden voor het uitlijnenVoor het uitlijnen worden speciale apparaten gebruikt. Deze worden op de volgende bladzijden beschreven.
Uitlijnbrug
Voor het uitlijnen van het onderstel moet een speciale uitlijnbrug worden gebruikt.
25
Uitlijnapparaat
Voor een nauwkeurige uitlijning moet een uitlijnsysteem worden gebruikt dat door Volkswagen is goedgekeurd, zoals V.A.G 1813 F van Beissbarth.
In dit zelfstudieprogramma kan niet worden ingegaan op elk systeem dat door Volkswagen is goedgekeurd. De hierna volgende beschrijving van het uitlijnen van het onderstel met behulp van een uitlijncomputer dient dan ook enkel en alleen als voorbeeld.
Het systeem bestaat uit de volgende hoofdcomponenten:
● computer met beeldscherm en software● invoereenheden, zoals een toetsenbord en een afstandsbediening● uitvoereenheid, zoals een printer● uitlijnsensoren● spaneenheden voor de uitlijnsensoren
S448_044UitlijnbrugUitlijnapparaat/
uitlijncomputerDraaiplateau
26
Uitlijnen van het onderstel
e
nor
die v
x
S448_050
LibelUitlijnsensor
De uitlijnsensoren vormen rond de wagen een gesloten m
Uitlijnsensoren
De uitlijnsensoren werken op batterijen of kunnen, indienverbonden. In totaal zijn er vier uitlijnsensoren. Elke sensinfraroodmetingen mogelijk zijn.
De meting gebeurt met behulp van een infraroodstraal, gebundeld. Alle metingen in het horizontale vlak wordenontvang-CCD-camera's.
De meetgegevens worden radiografisch naar de meetbo
CCD-camera
Antenne
CCD-camera
etrechthoek (zie blz. 30).
odig, via een kabel met de netvoeding worden is uitgerust met twee CCD-camera's, waarmee
door de geïntegreerde lens tot een lichtpunt worden erricht door twee met elkaar corresponderende zend/
verzonden.
De meetapparaathouder kan worden gebruikt voor wielen van 10 tot 23 inch. De houders van de spaneenheid kunnen eenvoudig in het bandprofiel worden vastgeklemd.
Accessoires, zoals kunststof hulzen, voorkomen dat gespoten velgen of lichtmetalen velgen worden beschadigd.
Rempedaaldrukker
De rempedaaldrukker voorkomt dat het wiel op het draaiplateau gaat ronddraaien tijdens het verdraaien van het stuurwiel. Dit is noodzakelijk voor een exacte meting van het naspoor, de fuseedwarshelling en de sporingshoek.
Meetapparaathouder
S448_048
Meetapparaathouder
S448_114
Rempedaaldrukker
27
28
Uitlijnen van het onderstel
g
Steunplaten voor de wielen
d
Draaiplateaus
Draaiplateaus zijn als accessoire bij de uitlijncomputer te bestellen.
Deze zijn nodig om de wielen te kunnen laten uitslaan wanneer aan het stuurwiel wordt gedraaid.
Schuifplaten
Schuifplaten zijn als accessoire bij de uitlijncomputer te bestellen.
Dankzij de schuifplaten is het mogelijk om wagens met verschillende wielbases uit te lijnen zonder dat de schuifplaten opnieuw moeten worden gepositioneerd.
Uitlijnbru
De draaiplateaus en schuifplaten moeten navelgslagcompensatie worden ontgrendeld.
S448_038
S448_039
Draaiplateau
Schuifplaat
e
29
Uitlijnsoftware
Na het voorbereiden en inrichten van de uitlijnapparatuur kan met het uitlijnen worden begonnen.
Het uitlijnen vindt plaats in verschillende stappen via een dialoog op het beeldscherm van de computer.
De software is speciale VW-software. Behalve wagenspecifieke meetprocedures en wagenafhankelijke aanwijzingen bevat de software ook aanwijzingen over de afstelprocedure en concernwijde wagengegevens.
S448_054
Het weergegeven scherm dient enkel en alleen als voorbeeld.
30
Uitlijnen van het onderstel
Opbouw van het uitlijnsysteem
In onderstaande afbeelding zijn de communicatielijnen van het uitlijnsysteem weergegeven.
S448_047
Uitlijnsensor Draaiplateau Uitlijnsensor
Meetbox
Beeldscherm Computer
Toetsen-bord
Schuifplaat
Printer
Infraroodstraal
De infraroodstralen van het uitlijnsysteem mogen tijdens het meten niet worden onderbroken.
Uitlijnsensor Uitlijnsensor
31
UitlijnenMet behulp van uitlijnen kunnen de werkelijke waarden van het onderstel worden vergeleken met de fabriekswaarden.
Bij ontoelaatbare afwijkingen kunnen corrigerende afstellingen worden uitgevoerd.
Verloop van het uitlijnen
Voorbereiding van het uitlijnen
● Wagentype selecteren● Ordergegevens aanmaken● Wagenhoogte bepalen● Velgslagcompensatie uitvoeren
Uitlijning
● Beginuitlijning● Eventueel correcties aanbrengen● Einduitlijning● Meetverslag
S448_111
Hierna wordt als voorbeeld het elektronisch uitlijnen met behulp van een uitlijncomputer beschreven.
32
Uitlijnen van het onderstel
Voorbereiding van het uitlijnen
In de volgende tabel is een overzicht weergegeven van de belangrijkste werkzaamheden ter voorbereiding van het uitlijnen.
Voorbereidende werkzaamheden voor het uitlijnen
Draaiplateaus en schuifplaten richten en de hefbrugbreedte aanpassen aan de spoorbreedte en wielbasis van de wagen.
Wagen zodanig op de draaiplateaus en schuifplaten rijden, dat de wielen zich exact in het midden hiervan bevinden.
Wagen tegen wegrollen beveiligen.
Testvoorwaarden:
Wagenspecifieke aanwijzingen in de uitlijnsoftware in acht nemen.
● Algemene toestand van de veren en schokdempers controleren.● Controleren of de velgen en de banden dezelfde maat hebben.● Wielophangingen, wiellagering, stuurinrichting en stuurstangen op ontoelaatbare speling en beschadiging controleren.● De profieldiepte van banden op dezelfde as mag niet meer dan 2 mm van elkaar verschillen.● De banden moeten de voorgeschreven bandenspanning hebben.● De wagen moet in onbeladen toestand zijn.● De brandstoftank moet vol zijn, zo nodig tanken.● Het reservewiel en het wagengereedschap moeten zich op de daarvoor bestemde plek in de wagen bevinden.● Het vloeistofreservoir voor de ruiten- en koplampsproeiers moet vol zijn.● Let er tijdens het uitlijnen op dat geen enkel draaiplateau en geen enkele schuifplaat tegen de eindaanslag staat.● In plaats van het bijvullen van de ontbrekende hoeveelheid vloeistof kunnen ook gewichten in de wagen worden gelegd.● De wagen moet afgekoeld zijn (bv. Touareg/Phaeton met luchtvering).
Meetapparaathouders aan de wielen bevestigen.Hierbij moeten de volgende punten in acht worden genomen:
● indien nodig moeten hulzen worden gebruikt● de meetapparaathouders moeten goed vastzitten● de aanligvlakken van de meetapparaathouders moeten gelijk zijn● de meetapparaathouders moeten goed passen en vormvast worden bevestigd
33
Om de wagenhoogte te bepalen, wordt de afstand van het midden van de velg recht naar boven tot aan de onderkant van de wielkuip gemeten.
Het is echter ook mogelijk om alleen de afstand van de onderkant van de wielkuip tot aan de velgrand te meten en vervolgens de helft van de velgdiameter bij deze waarde op te tellen (hiervoor moet de velgdiameter worden gemeten).
Deze methode verdient de voorkeur, omdat het mogelijk is dat het midden van de velg is afgedekt door delen van het meetapparaat, zoals de snelspaneenheid.
De wagenhoogte is afhankelijk van de belading. Als de belading verandert, verandert het wagenniveau, en veranderen ook de onderstelwaarden. Daarom moet de wagen vóór aanvang van het uitlijnen in onbeladen toestand zijn.
Afstellingen voor het uitlijnen
Meetapparaat op midden van velg aangebracht
Onderkant wielkuip
S448_051
Let erop dat de wagenhoogte in het tolerantiebereik ligt dat door de fabrikant is opgegeven.Als de tank niet volledig vol is, veranderen de sporings-, wielvlucht- en naspoorwaarden.
Wagenhoogte
De wagenhoogte ofwel het wagenniveau heeft een grote invloed op de resultaten van het uitlijnen, omdat bij een afwijkende hoogte er vanwege de onderstelgeometrie andere sporings- en wielvluchtwaarden zijn.
34
Uitlijnen van het onderstel
Velgslagcompensatie
De velgslagcompensatie moet worden uitgevoerd. Hiermee wordt de zijslag van de velg en de opspanfout van de meetapparaathouder bij een wielomwenteling gemeten en worden de sporings- en wielvluchtwaarden gecompenseerd.
Voor het uitvoeren van de velgslagcompensatie moeten de wielen vrij kunnen draaien. De klembout van de uitlijnsensor moet worden losgedraaid, zodat de draaihoeksensor, die aan de steekpen is bevestigd, de wielstand kan meten.
S448_053
S448_052
Na de start van de velgslagcompensatie moet het wiel volgens de instructies op het beeldscherm driemaal een kwartslag in rijrichting verder worden gedraaid.
Na de velgslagcompensatie en vóór de beginuitlijning moeten nog de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd.
● Borgpennen uit de draaiplateaus trekken om te voorkomen dat het onderstel onder spanning komt te staan.
● Wagen laten zakken.● Wagen met onbediende voor- en achterremmen
doorveren zodat de wagen in een stabiele middenstand komt te staan.
● Rempedaal blokkeren door het plaatsen van de rempedaaldrukker.
Na het laten zakken van de wagen moeten de wielen exact in het midden van de draaiplateaus en schuifplaten staan.
De op de volgende bladzijden weergegeven schermen dienen uitsluitend als voorbeeld.
35
● Wielen in de rechtuitstand zetten.
● Libellen van de uitlijnsensoren richten.
● Achteraswaarden meten.
● Stuurwiel 20˚ linksom en 20˚ rechtsom draaien om het naspoor, de fuseedwarshelling en de sporingshoek te meten.Stuurwiel weer in de middenstand draaien.
● Sporings- en wielvluchtwaarden van de vooras meten.
● Stuurwiel linksom en rechtsom draaien om de maximale stuurhoek links/rechts te meten.
● Gemeten waarden vergelijken met de voorgeschreven waarden. Liggen alle gemeten waarden binnen de toegestane toleranties, dan kan meteen een meetverslag worden geprint en kan de uitlijning worden beëindigd.
● Zijn er waarden gemeten die buiten de tolerantie liggen, dan moeten afstelwerkzaamheden worden uitgevoerd. Alle waarden die kunnen worden gecorrigeerd worden bij de afstelwerkzaamheden met een gereedschapssymbool aangeduid. Met een druk op een knop kunnen dan ook de bij deze meetwaarden horende afstelafbeeldingen en -teksten op het beeldscherm worden weergegeven.
Aangezien het mogelijk is dat er nieuwe informatie beschikbaar is, moeten vóór de voorbereiding van het uitlijnen en het uitlijnen zelf de aanwijzingen in ELSA (Elektronisch Service Afvraagsysteem) worden geraadpleegd.
S448_073
Beginuitlijning
Bij de beginuitlijning moeten de volgende handelingen worden verricht:
36
S448_059
S448_057
Afstelwerkzaamheden – achteras
Het volgende kan worden afgesteld:
● wielvlucht links● wielvlucht rechts● sporing links● sporing rechts● totale sporing● wielvluchtverschil
Bij een as met veerpoten en gekoppelde draagarmen, zoals bij de Polo, zijn geen afzonderlijke afstellingen mogelijk. Door het verschuiven van de as kunnen waarden worden aangepast.
Afstelwerkzaamheden – afstellen van wielvlucht en naspoor van de vooras
Het volgende kan worden afgesteld:
● wielvlucht links● naspoor links● sporing links● wielvlucht rechts● naspoor rechts● sporing rechts● wielvluchtverschil● naspoorverschil
Afstelwerkzaamheden – vooras
Het volgende kan worden afgesteld:
● wielvlucht links● wielvlucht rechts● sporing links● sporing rechts● totale sporing
S448_056
Uitlijnen van het onderstel
Einduitlijning
De einduitlijning moet op dezelfde wijze worden uitgevoerd als de beginuitlijning.
Aan het einde van de einduitlijning wordt het meetverslag weergegeven.
Liggen alle gemeten waarden van de einduitlijning binnen de toegestane toleranties, dan kan het meetverslag worden geprint en kan de uitlijning worden beëindigd.
Vóór de einduitlijning moeten alle losgemaakteschroefverbindingen aan de assen met het vooaantrekmoment worden vastgezet.
Meetverslag
Boven in het meetverslag staan de klant- en wagengegevens vermeld.
Onderin staan de voorgeschreven waarden en gemeten waarden van de begin- en einduitlijning.
S448_072
rgeschreven
S448_061
37
38
Als een wagen is uitgerust met Lane Assist, is het mogelijk dat de camera van het systeem na een ondersteluitlijning moet worden gekalibreerd.
Dit is in elk geval nodig wanneer aan de achteras de sporing of de wielvlucht is gecorrigeerd.Door de veranderde waarden aan de achteras verandert ook de geometrische rijas van de wagen.
Voor het kalibreren van de camera van de Lane Assist moet afstelapparaat VAS 6430 worden gebruikt. Dit wordt haaks op de geometrische rijas vóór de wagen geplaatst met behulp van het uitlijnapparaat.Het afstelapparaat bestaat uit verschillende componenten en wordt bijvoorbeeld ook gebruikt voor het ijken van het ACC-systeem.
Gebruik van de uitlijnapparatuur voor andere systemen
S448_105
Kalibratiebord Lane Assist – VAS 6430/4
De stappen die moeten worden doorlopen bij het kalibreren zijn opgenomen in de software van de uitlijncomputer.
Afstelapparaat VAS 6430/1
Meer informatie over de Lane Assist is te vinden in zelfstudieprogramma 418 ’De Lane Assist’.
BestuurdershulpsystemenBestuurdershulpsystemen zijn er om de bestuurder in alle opzichten te helpen.De bestuurder blijft echter verantwoordelijk voor de wagen en het rijgedrag.
Lane Assist
39
Automatische afstandsregeling – ACC
Als een wagen is uitgerust met automatische afstandsregeling (ACC = adaptive cruise control), is het mogelijk dat de radarsensor van het systeem na een ondersteluitlijning moet worden geijkt.
Dit is in elk geval nodig wanneer de sporing van de achteras is gecorrigeerd. Voor het ijken van de radarsensor moet afstelapparaat VAS 6430 worden gebruikt.
Rear View – achteruitrijcamerasysteem
Als een wagen is uitgerust met Rear View, moet de achteruitrijcamera na een ondersteluitlijning worden gekalibreerd wanneer aan de achteras de sporing of de wielvlucht is gecorrigeerd.
Voor het kalibreren van de achteruitrijcamera moet kalibratiesysteem VAS 6350 worden gebruikt.
Door de veranderde waarden aan de achteras verandert ook de geometrische rijas van de wagen. Het optimale detectiebereik van de achteruitrijcamera is afhankelijk van de geometrische rijas.
S448_115
S448_116
Meer informatie over de automatische afstands-regeling is te vinden in zelfstudieprogramma 470 ’De Touareg 2011 - Elektrische en elektronische componenten’.
Meer informatie over Rear View is te vinden in zelfstudieprogramma 407 ’Het achteruitrijcamerasysteem’.
Kalibratiesysteem VAS 6350
Afstelapparaat VAS 6430
40
Assen
4
o
n v
Viermaal gelede achteras, Golf 200
● Sporing en wielvlucht afzonderlijk afstelbaar
AstypenHierna zijn enkele astypen van Volkswagen afgebeeld.
Vooras met McPherson-veerpoten, G
● Sporing afstelbaar● Wielvlucht niet afstelbaar, kan echter door het richte
S448_006
lf 2004
an de as worden beïnvloed
S448_007
ld
s
Achteras met veerpoten en gekoppe
● Geen afstelmogelijkheden● Kan alleen worden gericht
Viermaal gelede 4MOTION achtera
● Sporing en wielvlucht afzonderlijk afstelbaar
e draagarmen, Polo 2010
, Passat/Tiguan
S448_070
S448_069
41
42
Assen
e
n a
r
Achteras
● Sporing en wielvlucht afzonderlijk afstelbaar
Onderstel met stalen veren/luchtver
Het onderstel van de Touareg kan zowel met stalen vereDe afbeeldingen tonen het onderstel met luchtveren.
Vooras
● Sporing, wielvlucht en naspoor afzonderlijk afstelbaa
S448_008
S448_106
n, Touareg
ls met luchtveren zijn uitgerust.
e
n a
r
Achteras
● Sporing en wielvlucht afzonderlijk afstelbaar
Onderstel met stalen veren/luchtver
Het onderstel van de Phaeton kan zowel met stalen vereDe afbeeldingen tonen het onderstel met luchtveren.
Vooras
● Sporing, wielvlucht en naspoor afzonderlijk afstelbaa
S448_009
S448_107
n, Phaeton
ls met luchtveren zijn uitgerust.
43
44
Werkvolgorde
Schematisch overzicht van het uitlijnen (aan de hand van de Golf 2009)
Wagen selecterenOrdergegevens aanmaken
Wagenhoogte bepalen
Start
Wielvlucht voorascontroleren
Wielvlucht achterascontroleren
Sporing achterascontroleren
Einduitlijning
Sporing voorascontroleren
Einde
Vergelijking voorgeschreven/gemeten waarden
Voorbereidinguitlijnen
Corrigeren/afstellen
Meting
BELANGRIJK
Beginuitlijning
Sporing voorascontroleren
rve
N
N
N
N
N
Wagen doo
Gemeten waarde binnen tolerantie?
Ja
Ja
Ja
Ja
Velgslagcompensatie uitvoeren
Schroefverbindingen met voorgeschreven aantrek-
moment vastzetten
Gemeten waarde binnen tolerantie?
Gemeten waarde binnen tolerantie?
Gemeten waarde binnen tolerantie?
Gemeten waarde binnen tolerantie?
Ja
ren Rempedaaldrukker plaatsen
Afstellen wielvlucht
S448_110
ee
ee
ee
ee
Afstellen sporing
Afstellen wielvlucht
Afstellen sporing
Afstellen sporing
ee
45
46
Aantekeningen
47
© VOLKSWAGEN AG, WolfsburgAlle rechten en technische wijzigingen voorbehouden.ZSP000.2812.28.32 Technische stand 02-2011
Volkswagen AGService Training VSQ-1Brieffach 199538436 Wolfsburg
❀ Dit papier is gemaakt van chloorvrij gebleekte cellulose.
448