Scheepjes op het droge

3
Ara Per 4x4 op zoek 4 I 4WD Magazine almeer naar het Nog geen 50 jaar geleden was het Aralmeer het op vier na grootste zoetwaterbekken van de wereld. Een besluit tot intensivering van de katoenteelt in de regio keerde het tij en bezegelde voor het meer een morbide lot. Irrigatie slokte heel veel water op. Rivieren slonken. Het waterniveau in het meer zakte. Momenteel bevat het meer nog maar tien procent van de oude inhoud! Edo Ankum en Geert van Deurzen, beiden verstokte zeilers, gaan in Oezbekistan per 4x4 op zoek naar het zilte water en de nautische restanten uit vroegere gloriedagen. Ze zijn er getuige van ‘de grootste door de mens veroorzaakte ecologische ramp’. Na dagen schier oneindige en dodelijk saaie steppe in Kazachstan, pas- seren we de grens met Oezbekistan. Vaak verandert het landschap on- middellijk bij de overgang van het ene land naar het andere. Nu helaas niet. Onze snelheid blijft onder de 30 km/uur door de putten, kuilen, geulen en hobbels in de onverharde weg. We kruipen nog steeds van de ene stofwolk naar de andere, vanachter de ene vrachtwagen naar de volgende. Bijna zonder uitzondering rijden ze met materieel en eten voor het Amerikaanse leger naar Afganistan. Na een kleine honderd kilometer nemen we opgelucht afscheid in Qonghirat, zo’n 150 km ten noordwesten van de regionale hoofdstad Nukus. We slaan linksaf en rijden naar het noorden. Opeens verandert het landschap. Grijze heuvels en onafzienbare zandvlaktes met hier en daar een laag rond steppestruikje maken plaats voor weelderige groene struiken, hoog oprijzende bomen en met riet omzoomde stroompjes. We zijn eindelijk beland in de vruchtbare Amu Darya delta. Een scharrelaar vliegt op en ontvouwt zijn prachtig blauwe vleugels. Even verder kijkt een donker- groene bijeneter met karakteristiek lange, kromme snavel, die door- loopt in een zwarte strook tot voorbij de ogen, nieuwsgierig vanaf een telegraafdraad op ons neer. De weg naar Muynak loopt onmiskenbaar over een verhoging in het land. Een halve eeuw geleden klotste er aan weerszijden water. Muynak lag toen op het noordelijkste puntje van een schiereiland, dat ver het Aralmeer instak. Onze wegenkaart geeft dieptelijnen weer met jaartallen. Bij de oudste staat 1960. De bijbeho- rende lijn omvat het Aralmeer uit die tijd. Latere jaarlijnen beslaan, net als de grillige jaarringen van een doorgezaagde boom, een allengs klei- ner wordend oppervlak. Bij de meest recente, die van 2010, staat het …over regionale klimaatverandering en wereldwijde gevolgen… Tekst & Foto’s: Edo Ankum 4WD Magazine I 5

Transcript of Scheepjes op het droge

Page 1: Scheepjes op het droge

Aralmeer Per 4x4 op zoek naar het

Aralmeer

4 I 4WD Magazine

Aralmeer Per 4x4 op zoek naar het

Nog geen 50 jaar geleden was het Aralmeer het op vier na grootste zoetwaterbekken van de wereld. Een besluit tot intensivering van de katoenteelt in de regio keerde het tij en bezegelde voor het meer een morbide lot. Irrigatie slokte heel veel water op. Rivieren slonken. Het waterniveau in het meer zakte. Momenteel bevat het meer nog maar tien procent van de oude inhoud! Edo Ankum en Geert van Deurzen, beiden verstokte zeilers, gaan in Oezbekistan per 4x4 op zoek naar het zilte water en de nautische restanten uit vroegere gloriedagen. Ze zijn er getuige van ‘de grootste door de mens veroorzaakte ecologische ramp’.

Na dagen schier oneindige en dodelijk saaie steppe in Kazachstan, pas-seren we de grens met Oezbekistan. Vaak verandert het landschap on-middellijk bij de overgang van het ene land naar het andere. Nu helaas niet. Onze snelheid blijft onder de 30 km/uur door de putten, kuilen, geulen en hobbels in de onverharde weg. We kruipen nog steeds van de ene stofwolk naar de andere, vanachter de ene vrachtwagen naar de volgende. Bijna zonder uitzondering rijden ze met materieel en eten voor het Amerikaanse leger naar Afganistan. Na een kleine honderd kilometer nemen we opgelucht afscheid in Qonghirat, zo’n 150 km ten noordwesten van de regionale hoofdstad Nukus. We slaan linksaf en rijden naar het noorden. Opeens verandert het landschap. Grijze heuvels en onafzienbare zandvlaktes met hier en daar een laag rond steppestruikje maken plaats voor weelderige groene struiken, hoog oprijzende bomen en met riet omzoomde stroompjes. We zijn eindelijk beland in de vruchtbare Amu Darya delta. Een scharrelaar vliegt op en ontvouwt zijn prachtig blauwe vleugels. Even verder kijkt een donker-groene bijeneter met karakteristiek lange, kromme snavel, die door-loopt in een zwarte strook tot voorbij de ogen, nieuwsgierig vanaf een telegraafdraad op ons neer. De weg naar Muynak loopt onmiskenbaar over een verhoging in het land. Een halve eeuw geleden klotste er aan weerszijden water. Muynak lag toen op het noordelijkste puntje van een schiereiland, dat ver het Aralmeer instak. Onze wegenkaart geeft dieptelijnen weer met jaartallen. Bij de oudste staat 1960. De bijbeho-rende lijn omvat het Aralmeer uit die tijd. Latere jaarlijnen beslaan, net als de grillige jaarringen van een doorgezaagde boom, een allengs klei-ner wordend oppervlak. Bij de meest recente, die van 2010, staat het

…over regionale klimaatverandering en wereldwijde gevolgen…

Tekst & Foto’s: Edo Ankum

4WD Magazine I 5

Page 2: Scheepjes op het droge

huidige meer op de kaart. Het is een smalle strook water, die noord-zuid loopt, een fractie van het oppervlak uit 1960. Het biedt in één oogopslag zicht op wat wel ‘de grootste door de mens veroorzaakte ecologische ramp aller tijden’ is genoemd.

Er werd zoveel water afgetapt, dat de instroom het gebruikelijke verlies door verdamping niet langer compenseerde…

Ooit was hier het op vier na grootste meer van de wereld. In 1960 had het een inhoud van 1.064 km3 en een oppervlakte van 66.000 km2, vergelijkbaar met dat van de Ierse Republiek. Gemiddeld was het 16 m diep en op zijn diepst 69 m. Het zoutgehalte lag op 10 gram per liter. Een bonte vloot van 500 schepen harkte er jaarlijks 25.000 ton vis uit in 24 verschillende soorten. Daarmee voorzag het in 1/6de van de visbehoefte van het voormalige Sovietrijk. Twintig miljoen blikken vis verlieten jaarlijks de fabrieken in Aralsk (nu in Kazachstan) en Muynak (Oezbekistan). In de jaren ‘60 van de vorige eeuw besloot Moskou, dat de katoenteelt en de bijbehorende textielindustrie be-langrijker waren dan de visserij. Het water van de rivieren Syr Darya en de Amu Darya, die het Aralmeer destijds vanuit respectievelijk het

noorden en zuiden voedden, werd sindsdien ingezet voor de irrigatie van een steeds grotere areaal aan katoenvelden. Het plan had naar Moskouse maatstaven succes. In 1988 was de regio de grootste ka-toenproducent in de wereld. Er werd echter zoveel water afgetapt, dat de instroom niet langer het gebruikelijke verlies door verdam-ping compenseerde. Het peil liep daarom razendsnel terug, soms met een halve meter per jaar. De visserij en verwerkende industrie stonden met lege handen. Maar liefst 65.000 mensen verloren hun baan. Met pesticiden vervuild water bereikte het Aralmeer, waar het tot stof indroogde. Een mix van zand, zout en de giftige verdelgings-middelen werd meegevoerd in steeds heviger stormen. Mensen kre-gen luchtwegaandoeningen en tuberculose. Het aantal gevallen van kanker steeg alarmerend. De kwaliteit van het drinkwater daalde. De gevolgen waren niet alleen desastreus voor de mens. Het zout-gehalte in de steeds kleinere watermassa steeg ook. Vissen stierven uit. Momenteel houdt alleen een heel bijzondere zoutwatergarnaal nog dapper stand. Het klimaat veranderde. De zomers werden heter, de winters kouder. Het aantal regenloze dagen steeg van 35 in 1950 tot 150 in 2010. Van de 173 diersoorten zijn er nog maar 38 over en die voeren verbeten een verloren strijd. Tijdens de opdroging splitste het Aralmeer zich in 1986 in een noordelijk en een zuidelijk deel. Het eerste ligt nu in Kazachstan, het tweede in Oezbekistan. Dat laatste

Over de auteur/fotografen… Edo Ankum en Geert van Deurzen leerden elkaar 15 jaar geleden op de zeevaartschool kennen. Met zijn jonge ge-zin zwierf Edo nadien 5 jaar op een zeiljacht over de we-reldzeëen. Geert van Deurzen zeilde verschillende malen mee gedurende deze gezinsreis. Daar-na zwierven Edo en Geert nog vele malen op andere zeiljachten over zeëen en oceanen. Over hun avon-turen schreef Edo regelmatig in het maandblad Zeilen en in een aantal Engelstalige watersport magazines. Hij schreef ook een boek over de gezinsreis: ‘Rondom Afrika’. Na al dat water werd het tijd voor een ande-re koers. Ze wilden wel eens wat meer van het land verkennen en trokken er daarom per terreinwagen op uit. Edo reed via Oost Europa verder oostwaarts door Rusland, via de Centraal Aziatische ‘Stans’ naar Mongolië en weer terug. Geert reed de eerste helft mee.

6 I 4WD Magazine

deel verschrompelde later tot 2 kleinere meren, het westelijke en het oostelijke. In 2010 was de totale oppervlakte geslonken tot 12.000 km2. Het diepste punt was nog maar 24 meter. Satellietbeelden leg-den in 2014 medogenloos vast, dat het oostelijke gedeelte voor het eerst helemaal was opgedroogd. Het zoutgehalte ligt ondertussen op 100 gram per liter. Ter vergelijking: de saliniteit van oceanen is on-geveer 35 gram per liter, terwijl dat van de Dode Zee 10 keer zoveel bedraagt. De vroegere naam ‘Aralmeer’ is al met al volstrekt achter-haald. Aralzee, of eigenlijk -zeëen, zou beter zijn. De woestijn die is ontstaan op de plek, waar vroeger water was, heet nu ‘Aralkum’. Het tot hoog in de atmosfeer met de wind meegevoerde gi� tige Aral-kumstof, is in het bloed van Antarctische pinguins, in de bossen van Siberië en in Groenlandse gletsjers gevonden.

De grootste visserijhaven tot 1980 ligt nu hemelsbreed een slordige 100 kilometer van het water…

Langs de weg staat een mottig kunstwerk, duidelijk nog uit de So-viettijd. In het centrum van een een paar meter hoge, omgekeerde driehoek prijkt een grote vis. Bovenop rijzen de letters ‘Moynaq’ uit een golvende zee. Verwachtingsvol rijden we even later Muynak bin-nen, de stad die tot 1980 de grootste visserijhaven van het zuidelijke Aralmeer was. Nu ligt het hemelsbreed een slordige 100 kilometer van het water. De vissers, de inblikkers en hun gezinnen hebben de stad en masse verlaten. Ervoor in de plaats kwamen herders met hun kuddes koeien, of schapen. We rijden door een troosteloze en ver-laten spookstad, die aan weerszijden van een lange weg afbrokkelt. Het is midden juli, halverwege de middag en 41 graden. Dat maakt het er natuurlijk niet beter op. Eksters, beo’s en kraaien vormen nu de enige tekenen van leven en zelfs zij wachten op halve kracht in de schaduw op betere tijden. Alles ademt verval en uitzichtloosheid uit. Stof waait op in krullerige rukwinden. We bezoeken het naar strenge Soviet architectuur ontworpen museum en laten een stortvloed van nostalgische beelden op ons inwerken. Piramides van kunstzinnig op kleur gestapelde blikken vis en kaviaar. Een vermolmde roeiboot met steunzeiltje. Een beeld van een visser, die trots een gevangen steur

laat zien. Zwart/wit foto’s met aan netten trekkende vissers en beel-den van verweerde karakterkoppen. Trotse stalen vissersschepen. Met onderscheidingen en medaillis behangen hoogwaardigheidsbe-kleders. En met name met heel veel water. Ze benadrukken de gevol-gen van een ver weg in Moskou genomen besluit. Weer buiten vinden we aan het eind van de hoofdstraat het Oybek Hotel, ons onderkomen voor de nacht. Het ziet er uit, alsof er al zeker 50 jaar geen onderhoud aan is gepleegd. Binnen tre� en we een grote en bijna lege hal, een pokdalig trappenhuis met op de eerste verdie-ping onze ruime kamer met vele malen overgeschilderde en met stuc opgelapte wanden, bladderende verf en een robuuste verwarming van dikke gietijzeren pijpen. Gevraagd naar de wc wijst de waard nonchalant naar een gammel houten huisje op de achterplaats. Dou-chen kan in een vergelijkbaar bouwval in de voortuin. Hoe zou het hier ‘s winters zijn? Als de zon laag staat, lopen we naar het Aral mo-nument. Vanaf een uitzichtpunt kijken we uit over de zeker 25 meter lager gelegen zeebodem en langs de voormalige kust. Ooit, nog niet eens zo heel lang geleden, � aneerden volwassenen langs de boule-vard, terwijl hun kinderen in de branding speelden. Nu strekt zich zo ver als het oog reikt een droge vlakte uit met rudimentaire steppe-begroeiing. Roestende scheepswrakken liggen beneden in het zand. Schapen scharrelen er tussendoor, naarstig op jacht naar het minst verschrompelde twijgje. Teruglopend blijkt het dorp enigszins tot leven gekomen. Op een pleintje bewonderen we een naar compro-misloze oostbloklijnen opgetrokken bioscoop, waar duidelijk al heel lang geen � lm meer is vertoond. Voetballende kinderen maken af en toe met zichtbare tegenzin ruimte voor een passerende, krakkemik-

4WD Magazine I 7

Page 3: Scheepjes op het droge

kige Lada, of een herkauwende koe.

Van de soms met grafitti versierde, roestende wrakken is duidelijk alles van waarde gesloopt…

Terwijl we de volgende ochtend heel vroeg naast een gestript scheepswrak aan de koffie zitten, trekken kuddes koeien vanuit het dorp richting zee. De eerste stralen van de opkomende zon werpen een oker licht. We wandelen even later over een verstild scheepskerk-hof. Van de soms met grafitti versierde, roestende wrakken is duide-lijk alles van waarde gesloopt. Door gaten in de scheepszij zien we onttakelde machinekamers en roestige ruimen, waarin waaizand in kleine duintjes is neergeslagen. Op bruinstalen schroeven staan na-men gekrijt. Ankers zijn nauwelijks herkenbaar door de woekeren-de roestpukkels. We klimmen op een klein bootje, staan in het holle stuurhuis en kijken uit over het voordek. Hier en daar is nog een restje bladderende verf waarneembaar. Dat dit ding ooit werd ingezet voor de broodwinning van een trotse eigenaar, is moeilijk voor te stellen. Na het ontbijt haasten we ons naar terug naar het museum. We heb-ben er afgesproken met een gids, die ons naar het echte water zal leiden. Die gids is verplicht, zo bleek tijdens het voorbereidend on-derzoek. En bovendien bezwoor de organisatie, waarbij we de gids boekten, dat het levensgevaarlijk was om zelf naar de zee op zoek te gaan. Op het overeengekomen tijdstip zien we geen gids. Hij rea-geert niet op ons telefoontje. We wachten tevergeefs een uur. Dan is het tijd om een besluit te nemen. Als we nu via de touroperator op zoek gaan naar de gids, zijn we ook gedwongen te wachten tot hij opdaagt. Dat kan misschien nog uren duren en voor je het weet, ver-trekken we niet meer vandaag. We hebben een strak reisschema en zijn zover niet gekomen om nu te stranden. We bestuderen Google

Earth en zien sporen langs de voormalige kust en over de vroegere zeebodem. We weten welke richting we uit moeten en we hebben een kompas. Dan maar zonder gids. Hoe moeilijk kan het zijn? We verlaten Muynak in noordwestelijke richting en rijden langs een meertje, waarop tanige vissers zich voortbomen op een soort Giet-hoornse punters. Na Uchsal, het laatste dorpje, volgen we een ver-harde weg, die min of meer de goede richting uit lijkt te gaan. Hoog uit het land opstekende boorinstallaties rijgen zich aaneen. Chinees ogende werklieden kijken ons glazig aan en steken argwanend de hand op, als wij vrolijk groeten. Bij de laatste installatie gaat de weg over in een spoor naar het westen. Later kruisen de sporen elkaar met nonchalante willekeur. Anderhalve meter hoge steppe stuiken ontnemen ons elk zicht. Bij de ene vork gaan we rechts, bij de vol-gende wissel links, op gevoel en op kompas. Naarmate we verder afdalen over de steeds recenter opgedroogde zeebodem, neemt de begroeiing verder af. Na een uur rijden we de laastste twee struikjes voorbij. Nu groeit niets meer op deze verschroeide bodem. Een nog net waarneembaar spoor leidt over de tot gekrakeleerd beton gebak-ken modder. Hier en daar glinsteren zoutkristallen. Het is meer dan 50 graden. De horizon trilt, rondom zien we zinderende luchtspie-gelingen. We rijden richting een steile rotsfacade en zien, dichterbij gekomen, tot onze opluchting een spoor steil omhoog gaan. Met het differentieel op slot, kruipen we omhoog. Grillige rotsformaties wisselen elkaar steil oplopend af. De hoger gelegen plateaurand is in gigantische stroken afgebroken. Die zijn schuin omgevallen en op hun beurt tot grillige vormen geërodeerd. Eenmaal boven kijken we uit over het Ustyurt plateau. Hierop maakten nomadische stammen vroeger jacht op het Aziatische jachtluipaard en de Kaspische tijger. Nu lijkt in deze afgelegen woestijn niets en niemand meer te wonen. Langs de oude kustlijn valt geen levende ziel te bekennen. Terwijl we onze speurtocht over meanderende sporen langs oude oevers vervolgen, zien we af en toe een duidelijk heel lang geleden door mensen gemaakte steenformatie. Een heksenkring van rechtop in de grond gepote, platte stenen hier. Een soort piramide van schijnbaar willekeurig opgestapelde stenen elders.

8 I 4WD Magazine

Mocht er met ons, of de auto iets mis gaan, dan zijn we hier echt geheel op onszelf aangewezen…

Tijdens een lunchpauze op een uitstekend plateau, hoog boven de doodse vlakte hebben we een prachtig uitzicht over wat vroeger zee was. Tornado’s wervelen daar zilt en zand hoog op. We kijken er ge-fascineerd naar en realiseren ons eens temeer, dat we hier op onszelf zijn aangewezen, mocht er met ons of met de auto iets fout gaan.Ten noorden van ons, waar we de zee vermoeden, zien we indruk-wekkende wolken hangen. Zou de zee daaronder zitten? Iedere zei-ler weet, dat er boven ieder eiland een wolk hangt. Zien we nu de aanwezigheid van het zeewater eerst door de wolken, die erboven hangen? Pas tijdens een latere stop zien we door de verrekijker in-derdaad het echte Aralmeer. Er schuilt blauw water onder de wol-ken. We zijn dan nog zeker 40 km van de zee verwijderd, schatten we. Ruim een uur later duikt een zijtak van ons spoor van het plateau naar beneden. We dalen er steil over af en doorkruisen een specta-culair gekleurd landschap. Olijfgroene heuvels worden afgewisseld door roestbruine. Later gaan die over in kameelkleurige, of okerge-le. Het land vlakt na een half uurtje af en we bereiken de terra cotta kleurige voormalige zeebodem, die bezaaid ligt met schelpen. Bang voor drijfzand parkeren we op ruime afstand van het water. Even later lopen we door een dikke en zuigende laag modder, waarin we tot halverwege onze schenen tot in de zee wegzakken. Die smaakt erg zout. Het is duidelijk, dat het water zich nog steeds terugtrekt. Parallel aan het water markeren lijnen van zoutkristal diverse opdrooglijnen, net zoals op een strand verschillende vloedlijnen te zien zijn. Het lijkt nu wel eb, het tij zou ieder moment kunnen keren. De zon is onderhand tot op de plateaurand gedaald. De nu hoge rotswand werpt een lange schaduw over het water. We rijden een stukje terug en vinden halverwege de klim een mooie kampeerplek. In de vallende duisternis strijkt niet ver van ons vandaan een klein roestbruin uiltje neer op een rots. Hij kijkt ons doordringend met diepgele priemende ogen aan. We voelen ons betrapt en schuldig, dat we er zonder verplichte gids op uit zijn getrokken. Maar tege-lijk zijn we er trots op, dat we het ook zonder hem hebben gered. Als het eenmaal donker is en we aan de maaltijd zitten, kijken we tevreden terug op een dag avontuurlijk spoorzoeken. We genieten met volle teugen van onze omgeving. De stilte is bijna onwerkelijk. Wat een afgelegen eenzaamheid, wat een weelde. Net als midden

op de oceaan is hier geen luchtvervuiling en zijn er geen lichten van steden of dorpen om het zicht te belemmeren. Het uitzicht is dan ook adembenemend. Ontelbare sterren worden in de rimpelloze zee weerspiegeld. Zouden daarop over 10 jaar nog steeds sterren weer-kaatsen? We mijmeren over het sombere lot van het Aralmeer. We hebben wat dit betreft enkele positieve berichten gelezen. In 2005 werd de USD 86 miljoen kostende Kok-Araldam met bijbehorende 13 km lange dijk afgebouwd. Het blokkeert de zuidelijke uitstroom uit het noordelijke meer, waardoor het niveau daarin alweer aanzienlijk is toegenomen. Lag het water op haar dieptepunt 100 km van Aralsk weg, tegenwoordig is dat nog maar 12 km. Verschillende vissoorten zijn er weer geherintroduceerd. De Kazachstaanse economie heeft de afgelopen twee decennia, mede door de ruime voorraden aan mi-nerale grondstoffen, een spectaculaire groei doorgemaakt. Die dam kon er dus wel af.

Aan de Oezbeekse kant is, onder druk van de armoede, gekozen voor de pragmatischer oplossing van stilzwijgen en doodbloeden…

Dat ligt aan Oezbeekse kant wel anders. Daar hebben ze, onder druk van de landelijke armoede, gekozen voor de pragmatischer oplos-sing van stilzwijgen en doodbloeden. Oezbekistan is wereldwijd de op vier na grootste katoenproducent. De teelt van het pluizige ‘witte goud’ en de bijbehorende textielindrustrie leveren voor een groot deel van de van oudsher straatarme plattelandsbevolking banen en geld op. Er is daarom geen weg terug meer. De weg vooruit leidt langs het bijna een halve eeuw geleden ingeslagen pad van verdam-ping en verschroeiing en langs de installaties voor de winning van olie en gas. Plotsklaps herinner ik me de benaming op onze land-kaart. Heel klein, bijna verscholen tussen de ruime dieptelijn, die de omvang van het vroegere meer weergeeft, staan daarop de twee res-terende meren. Bij het noordelijke meer staat heel toepasselijk: ‘Small Aral Sea’. Het meer waarover wij nu uitkijken, kreeg een opmerkelijke-re naam. Eentje die moet zijn ontsproten aan het manipulatieve brein van een met onderscheidingen behangen apparatsjik, die triomfen in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog vierde. Die noemde het Oezbeekse meer de ‘Large Aral Sea’.

4WD Magazine I 9