Scheelzien - UZ Leuven · voor strabisme, de medische term voor scheelzien. Waar vroeger vooral...
Transcript of Scheelzien - UZ Leuven · voor strabisme, de medische term voor scheelzien. Waar vroeger vooral...
Scheelzien: puzzelwerk voor de chirurg
Dr. Lucie De Clippeleir opereert in UZ Leuven al meer dan
dertig jaar kinderen en volwassenen die scheelzien. Een inge-
wikkelde klus, want het ene schele oog is het andere niet.
Dokter De Clippeleir heeft het druk: in het CDCO (chirurgisch dagcen-
trum oogziekten) lieten het voorbije jaar 421 patiënten zich behandelen
voor strabisme, de medische term voor scheelzien. Waar vroeger vooral
kinderen een ingreep ondergingen, krijgen nu ook almaar meer volwas-
senen een operatie om hun ogen weer recht te zetten. Omdat de
kennis over onze hersenen en ogen vandaag veel groter is, kunnen meer
patiënten geholpen worden. Maar daardoor zijn de opties om het oog
te behandelen ook veel ingewikkelder dan vroeger.
Het typische beeld over strabisme is een kleuter met een brilletje of
afgeplakt oog. Maar er zijn heel wat vormen van strabisme. “Je kunt
ermee geboren worden”, legt dokter De Clippeleir uit. “We spreken van
early-onsetstrabisme als een kindje begint scheel te kijken tijdens de eerste
zes tot twaalf levensmaanden. Een kind dat pas scheel gaat kijken tussen
twee en vier jaar, heeft een heel andere vorm van strabisme. Strabisme bij
kleuters gaat vaak samen
met verziendheid. Een
klein kind kan zich enorm
goed aanpassen: het
kan zijn lens bol zetten
om het beeld scherp te
krijgen als het niet goed ziet. Door de inspanning die het daarvoor levert,
bestaat de kans dat het scheel gaat kijken. Dat noemen we het accom-
modatief strabisme: het is een vorm die veel voorkomt.”
I ZWeMbadsCHeeLZIen“Bij die kinderen zullen we op de eerste plaats hun verziendheid cor-
rigeren, zodat ze geen inspanning meer hoeven te doen om scherp te
zien. Maar daarmee is de zaak meestal nog niet opgelost. Een kindje
Dr. Lucie De Clippeleir met een patiëntje: “We hebben vandaag meer inzicht in de manier waarop onze ogen en hersenen werken.”[ Tijdens een strabisme-
operatie verplaatsen we bepaalde oogspieren ] dat een bril draagt, zal niet meer scheel kijken met bril op, maar wel als
het de bril afzet. In het zwembad bijvoorbeeld. Dat kan een probleem
zijn: sommige mensen vinden het raar dat de ogen van een kind alle
kanten opdraaien. Maar als we die kinderen opereren om van het
scheelzien zonder bril af te raken, maken ze kans om scheel te zien
mét hun brilletje op: dan kijken ze zelfs scheel naar de andere richting.”
Hebben kinderen eigenlijk last van hun scheelzien? “Niet echt. Een
kind heeft het vermogen om het beeld van het scheelziende oog te
onderdrukken. Het beeld van het schele oog wordt dus wel door het
oog gevormd, maar niet doorgegeven aan het brein. Dat noemen we
suppressie. Zo’n kind kijkt wel met twee ogen, maar wat het schele
oog ziet, wordt onderdrukt. Daarom zien ze niet dubbel. Bij een vol-
wassene is dat anders: zij zullen wel dubbelzien.”
“Een operatie doe je dus vaak om sociale of misschien zelfs estheti-
sche redenen. Toch is er nog een ander argument om te opereren:
als je twee ogen niet samenwerken, heb je ook geen dieptezicht. Bij
kinderen met early-onsetstrabisme is dat geen argument: ze kunnen
sowieso niet binoculair zien, want ze hebben nooit geleerd met twee
ogen samen te kijken. Kinderen die vanaf drie of vier jaar scheel begin-
nen kijken, hebben meestal al een zekere mate van binoculair zien
opgebouwd. Hoe sneller we hen opereren, hoe groter de kans op
herstel van dat binoculair zien.”
Op de zevende verdieping van campus Sint-Pieter vind je
het CDCO, het chirurgisch dagcentrum oogziekten. Hier
worden alle oogoperaties gedaan die in een dagopname
kunnen gebeuren, zoals ingrepen voor strabisme en cataract.
In het centrum gebeuren niet minder dan 4 000 ingrepen per
jaar. Soms passeren er zelfs 40 patiënten op een dag. Toch
geeft de ruimte nooit de indruk helemaal vol te zijn. Voor
de cataractpatiënten werkt men zelfs met een heuse ‘cata-
ractstraat’. De patiënten volgen een welbepaald traject: van
een preoperatieve wachtzaal, over de operatiezaal naar de
nazorgruimte, waar ze met koffie en een koekje uitleg en
nazorg krijgen. Op twee uur tijd is een patiënt geholpen.
Wat is het CDCO?
I OOGsPIerenWat doet een chirurg concreet om een scheel oog recht te krijgen? “Elk
oog heeft zes oogspieren. Bij een normaal kijkende persoon zijn die twaalf
oogspieren voortdurend samen aan het werk. Het is eigenlijk een wonder
dat wij dag in dag uit van boven naar onderen en van links naar rechts
kunnen kijken, zonder dat we dubbelzien. Dat kunnen we dankzij die
oogspieren: als de ene spier trekt, moet de andere lossen om te kunnen
draaien. Tijdens een strabismeoperatie verplaatsen we bepaalde spieren.
We kunnen een spier achteruit zetten, zodat ze wat minder sterk wordt.
We kunnen een spier inkorten door er een stukje af te knippen: dan
wordt ze sterker. Of we kunnen een spier van richting doen veranderen:
een horizontale spier kan zo een verticale functie krijgen.”
Vooraleer de chirurg kan ingrijpen, moet hij wel begrijpen wat er
precies gebeurt in het hoofdje van het kind. “Dat maakt deze disci-
pline zo moeilijk. Hoe verwerkt het kind die schele oogstand, wat is
het mechanisme? We noemen dat sensorische adaptatie: de hersenen
passen zich aan aan het scheelzien. Om het mechanisme te ontrafelen,
vragen oogartsen hulp aan orthoptisten, die daarin gespecialiseerd zijn.
Als je de werking kent, stelt zich de tweede moeilijke beslissing: wat
ga je precies doen om het mechanisme bij te sturen? Ga ik die spier
inkorten of die andere aanspannen? Hoeveel gaan we precies inkor-
ten? Elke patiënt is anders en het is vaak een heus puzzelwerk.”
I dUWtJeIs een operatie definitief of is weleens een nieuwe ingreep nodig? “Ook
dat hangt af van het type strabisme. Ik zeg altijd aan patiënten: ik zet je
ogen niet recht, ik geef alleen een duwtje in de juiste richting, rekening
houdend met honderdeneen factoren. Daarna is het afwachten of je brein
daarin meegaat. Het kan dus inderdaad zijn dat je nog moet terugkomen.”
Dokter De Clippeleir voert al strabismeoperaties uit sinds begin jaren
tachtig: zij heeft de discipline van dichtbij zien veranderen. “De manier
van opereren is niet zozeer veranderd. Wél veranderd is het inzicht in
de manier waarop onze ogen en hersenen werken. Vroeger was het
eenvoudig: we maakten een onderscheid tussen scheelzien naar binnen,
convergent strabisme, en scheelzien naar buiten, divergent strabisme.
Nu weten we dat er enorm veel vormen van scheelzien zijn. En dat
elke mens zijn scheelzien op zijn eigen manier verwerkt. Daarom is het
minder dan vroeger nodig om na een operatie opnieuw in te grijpen.”
I vOLWassenen“Maar door die evolutie zien we ook opvallend meer volwassen
patiënten. Vroeger opereerde ik voor negentig procent kinderen, nu zien
we ongeveer zestig procent kinderen en veertig procent volwassenen.
Bij volwassenen verloopt het ziektebeeld heel anders dan bij kinderen.
Sommige patiënten hadden bijvoorbeeld als kind een verborgen vorm
van strabisme, die pas op volwassen leeftijd tot uiting komt. Sommige
volwassen patiënten werden als kind geopereerd voor strabisme en
komen nu terug voor een nieuwe ingreep. Maar ze kunnen ook scheel-
zien door een verlamming of hersenletsel. We moeten altijd heel alert
blijven voor de juiste oorzaak van het scheel- en dubbelzien.”
“Vroeger zei de oogarts tegen zo’n volwassen patiënt dat er niets meer
aan te doen viel. Men gaf het op na een mislukte operatie. Het motto was:
opereren moet vóór je twaalfde, daarna haalt het niets meer uit. Nu is
onze kennis groter en proberen we te begrijpen hoe de patiënt zich heeft
aangepast aan zijn scheelzien. En wat er zal gebeuren wanneer we iets aan
de spieren veranderen. Daardoor is een operatie op latere leeftijd meestal
wel mogelijk. Af en toe opereer ik zelfs een tachtigjarige.” I
jan
ua
ri
2013
15
“