SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave...

56
Samenvatting Samenvatting Samenvatting Samenvatting Onderzoeksrapport Onderzoeksrapport Onderzoeksrapport Onderzoeksrapport Mind Mind Mind Mind-Spring Spring Spring Spring Om dit rapport beschikbaar te maken voor iedereen hebben wij een versie gemaakt die makkelijker te downloaden is. (0.5 Mb groot) Dit is dus een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over de opzet en effectiviteit vanhet project weer. Delen uit de hoofdstukken over de mogelijke rol van Vluchtelingenwerk en bijlagen zijn weggelaten. In de ook te downloaden volledige versie zijn deze wel terug te vinden. (deze is 1,9 Mb groot) Bas Verschoor, Merel Visser en Samantha Visser Mei 2010 HvU

Transcript of SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave...

Page 1: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

SamenvattingSamenvattingSamenvattingSamenvatting

Onderzoeksrapport Onderzoeksrapport Onderzoeksrapport Onderzoeksrapport

MindMindMindMind----SpringSpringSpringSpring Om dit rapport beschikbaar te maken voor iedereen

hebben wij een versie gemaakt die makkelijker te

downloaden is. (0.5 Mb groot)

Dit is dus een verkorte uitgave van het origineel

onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de

bevindingen over de opzet en effectiviteit vanhet project

weer. Delen uit de hoofdstukken over de mogelijke rol

van Vluchtelingenwerk en bijlagen zijn weggelaten.

In de ook te downloaden volledige versie zijn deze wel

terug te vinden. (deze is 1,9 Mb groot)

Bas Verschoor, Merel Visser en

Samantha Visser

Mei 2010

HvU

Page 2: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

2

VoorwoordVoorwoordVoorwoordVoorwoord

Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de

bevindingen over de opzet en effectiviteit vanhet project weer. De hoofdtukken over de mogelijke rol

van Vluchtelingenwerk zijn weggelaten. Voor de uitgebreidere versie verwijzen wij u naar de website.

Deze samenvatting is vooral bedoeld om mensen te laten kennismaken met de theoretische

achtergronden, opzet en mogelijke effectiviteit van het project.

Dit is een deel van het onderzoeksrapport over Mind-Spring. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader

van het afstuderen voor de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Hogeschool

Utrecht. Voor dit rapport zijn verantwoordelijk: Bas Verschoor, Merel Visser en Samantha Visser.

De opdrachtgever van dit onderzoek is het Landelijk Bureau VluchtelingenWerk Nederland. Mind-

Spring is een vorm van psycho-educatie in groepsverband, waarbij een opgeleide vluchteling in

samenwerking met de GGz een training geeft aan andere vluchtelingen.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:

‘‘‘‘Wat zijn de Wat zijn de Wat zijn de Wat zijn de mogelijkheden om Mindmogelijkheden om Mindmogelijkheden om Mindmogelijkheden om Mind----Spring binnenSpring binnenSpring binnenSpring binnen de de de de lokale lokale lokale lokale afdelingen van afdelingen van afdelingen van afdelingen van VluchteVluchteVluchteVluchtelingenWerklingenWerklingenWerklingenWerk

NederlandNederlandNederlandNederland te implementeren? te implementeren? te implementeren? te implementeren?’’’’

Bas Verschoor

Merel Visser

Samantha Visser

Utrecht, 27 mei 2010

Doelstellingen

De doelstellingen van dit onderzoek zijn te onderscheiden in doelstellingen die voortkomen uit de

belangen van het Landelijk Bureau VluchtelingenWerk en doelstellingen die wij als onderzoekers

hebben geformuleerd. De belangen van het Landelijk Bureau VluchtelingenWerk en onze doelstellingen

bij dit onderzoek zijn hieronder omschreven. Deze zes doelstellingen zullen ons onderzoek deels

richting geven.

Belangen van het Landelijk Bureau Vluchtelingenwerk bij dit onderzoek:

1. Mogelijkheden tot implementatie van Mind-Spring binnen lokale afdelingen van

VluchtelingenWerk Nederland in kaart brengen. Dit is het hoofddoel van dit onderzoek.

2. De mogelijkheden van financiering in kaart brengen. De gemeenten waar Mind-Spring

aangeboden wordt, financieren dit op verschillende manieren. Wij zullen bekijken op welke

manieren zij Mind-Spring financieren en op welke wijze Mind-Spring gefinancierd kan worden

in de regio’s waar Mind-Spring nog van de grond moet komen. Wij zullen ons niet richten op

mogelijkheden voor landelijke of Europese financiering.

3. Een aanzet geven om lokaal goedlopende projecten te implementeren binnen verschillende

regionale afdelingen van VluchtelingenWerk. Mind-Spring is een project dat binnen een aantal

lokale afdelingen van VluchtelingenWerk reeds goed van de grond is gekomen. Door te

onderzoeken hoe het binnen andere VluchtelingenWerk locaties geïmplementeerd kan worden,

kan dit een aanzet zijn om andere succesvolle projecten op meerdere locaties plaats te laten

vinden.

Page 3: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

3

1.2 Probleemstelling

Mind-Spring

Mind-Spring is een laagdrempelige, preventieve vorm van hulpverlening. Mind-Spring is gericht op

psycho-educatie of opvoedingsondersteuning in groepsverband, geboden door vluchtelingen en

asielzoekers aan vluchtelingen en asielzoekers. Tijdens de cursussen wordt veel aandacht besteed aan

het integreren in de Nederlandse maatschappij en het omgaan met traumatische ervaringen.

Door de traumatische ervaringen en de daaruit voortkomende psychische problemen, integreren en

participeren vluchtelingen moeizamer dan andere groepen nieuwkomers1, wat onder meer te zien is

aan de hoge werkloosheid onder vluchtelingen. Een van de doelstellingen van Mind-Spring is dat

vluchtelingen beter leren omgaan met hun traumatische ervaringen, waardoor ze sneller en beter

zullen integreren. De maatschappij is gebaat bij een betere integratie van nieuwkomers; snelle

integratie bespaart kosten en zorgt voor betere participatie. Wanneer de vluchtelingen ondersteund

worden in het omgaan met hun problematiek, is de kans groot dat de integratie beter verloopt.

Wanneer Mind-Spring niet plaatsvindt, wordt een mogelijkheid om vluchtelingen beter te laten

integreren niet benut. Hieruit is vast te stellen dat een maatschappelijk probleem in ieder geval blijft

bestaan bij het niet implementeren van Mind-Spring. Een vergelijkbare preventieve vorm van

hulpverlening aan deze doelgroep in Nederland is ons niet bekend2.

Verwijzen naar gespecialiseerde hulp

Mind-Spring is een coproductie die wordt uitgevoerd door de opgeleide Mind-Spring trainer en een

medewerker van de GGz. Ieder levert vanuit zijn eigen professionaliteit een bijdrage. Voor de Mind-

Spring trainer is dit de ervaringsdeskundigheid en de eigen taal en cultuur. Voor de GGz medewerker is

dit de kennis van psychosociale processen. De GGz medewerker kan bij de deelnemers mogelijke

psychische ziektebeelden signaleren en deze mensen tijdig doorverwijzen naar gespecialiseerde

hulpverlening. Door tijdig te signaleren en door te verwijzen kan escalatie van psychische

ziektebeelden - met alle gevolgen van dien - voorkomen worden.

Doelgroep

Mind-Spring is in eerste instantie ontwikkeld voor asielzoekers. Het project loopt reeds goed op

meerdere asielzoekerscentra (AZC’s) in Nederland. Vluchtelingen worden bereikt in de verschillende

regio’s en gemeenten waar VluchtelingenWerk actief is. Momenteel is er sprake van samenwerking

tussen Mind-Spring en VluchtelingenWerk. Deze samenwerking beperkt zich echter tot de regio

Noordwestholland. Een doel van Mind-Spring is vluchtelingen door heel het land te bereiken, zodat die

in de toekomst ook profijt kunnen hebben van Mind-Spring. Om deze vluchtelingen te bereiken ligt

een landelijke samenwerking tussen VluchtelingenWerk Nederland en Mind-Spring voor de hand.

Implementatie van Mind-Spring via het Landelijk Bureau

De Mind-Spring cursussen vonden in Nederland voor het eerst plaats op AZC’s in 2002 (P. Sterk,

2010). In het jaar 2006 is er een samenwerking tussen Mind-Spring en het Landelijk Bureau van

VluchtelingenWerk Nederland tot stand gekomen. Zoals ook in de aanleiding van dit onderzoek staat

beschreven, is er vanuit het Landelijk Bureau subsidie aangevraagd via het Europees Integratie Fonds

(EIF), om Mind-Spring via VluchtelingenWerk Nederland uit te voeren. Deze subsidieaanvraag is

afgewezen, waarna het Landelijk Bureau geen pogingen meer heeft gedaan om Mind-Spring van de

grond te krijgen binnen de regio’s van VluchtelingenWerk. Het Landelijk Bureau VluchtelingenWerk

1 www.pharos.nl

2 Er bestaat wel een laagdrempelig aanbod van psychotherapie in groepsverband (Centrum ’45) gericht op mensen met psychische

problemen waarvoor therapie nodig is. Voor de doelgroep van Mind-Spring is psychotherapie niet van toepassing.

Page 4: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

4

Nederland ziet het als probleem dat VluchtelingenWerk geen hulpverleningstrajecten aanbiedt aan haar

cliënten.

Bij aanvang van dit onderzoek wilde het Landelijk Bureau VluchtelingenWerk Nederland zich actief gaan

inzetten voor de implementatie van Mind-Spring binnen de lokale afdelingen van de veertien regio’s

van VluchtelingenWerk, aldus J. Winter, (2009).

Regio Noordwestholland

De meeste gemeenten waar Mind-Spring plaatsvindt, liggen in de regio van VluchtelingenWerk

Noordwestholland. Één van de redenen dat Mind-Spring hier goed loopt, is dat Mind-Spring

georganiseerd wordt door GGz Noord-Holland-Noord. De medewerkers van GGz Noord-Holland-

Noord hebben een opleiding Mind-Spring gehad van GGz Dijk en Duin uit dezelfde regio. Een andere

reden is dat de directeur en regiocoördinator van de regio Noordwestholland zich al langere tijd

inzetten om Mind-Spring uit te voeren. Voor de implementatie van Mind-Spring in meerdere regio’s

van VluchtelingenWerk Nederland kan geleerd worden van de succesfactoren en valkuilen in de regio

Noordwestholland.

1.3 Onderzoeksvraag en deelvragen

Met deze probleemanalyse komen we tot de volgende onderzoeksvraag, die we willen beantwoorden

met behulp van onderstaande deelvragen:

Onderzoeksvraag

Wat zijn de mogelijkheden om Mind-Spring binnen de lokale afdelingen van VluchtelingenWerk

Nederland te implementeren?

Deelvragen

1. Wat kan er gezegd worden over de effectiviteit van Mind-Spring?

2. Wat zijn de voorwaarden onder welke Mind-Spring van de grond is gekomen bij

verschillende lokale afdelingen van VluchtelingenWerk?

3. Welke succesfactoren zijn bruikbaar om Mind-Spring binnen andere lokale afdelingen

van VluchtelingenWerk te implementeren en met welke valkuilen moet men rekening houden?

1.4 Begrippenlijst

Mind-Spring:

Preventieve interventie voor vluchtelingen waarbij een vluchteling door de GGz opgeleid wordt tot

trainer om psycho-educatie te geven aan vluchtelingen. Deze methode is ontwikkeld door GZ

psycholoog en orthopedagoog Drs. Paul Sterk, werkzaam is bij GGz Dijk en Duin. Hij wil de landelijke

coördinatie van Mind-Spring overdragen aan VluchtelingenWerk Nederland.

GGz Dijk en Duin:

Tijdens de start van dit onderzoek heet de vestiging van de GGz in Zaandam ‘GGz Dijk en Duin’. In dit

rapport wordt deze naam gebruikt. Het is belangrijk om te vermelden dat GGz Dijk en Duin nu

Parnassia Bavo Groep heet. Mind-Spring viel binnen GGz Dijk en Duin onder de afdeling Preventie,

welke nu Context genoemd wordt.

Mind-Spring wordt landelijk gecoördineerd vanuit GGz Dijk en Duin. Mind-Spring valt hier onder de

afdeling Preventie, waar de methodiek ontwikkeld wordt en de cursussen Train-de-trainers gegeven

worden. Tevens worden hier medewerkers van andere vestigingen van de GGz opgeleid tot coach voor

de Mind-Spring trainers.

Page 5: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

5

Vereniging VluchtelingenWerk Nederland3:

Vereniging VluchtelingenWerk Nederland bestaat uit veertien regionale afdelingen en een landelijk

bureau. Elke regionale afdeling is als onafhankelijke stichting lid van de Vereniging VluchtelingenWerk

Nederland. Onder de regionale afdelingen vallen de lokale afdelingen.

Landelijk Bureau VluchtelingenWerk Nederland:

Het Landelijk Bureau ondersteunt het werk van de regionale afdelingen met scholing, advies en

actuele informatie.

Regionale afdelingen VluchtelingenWerk Nederland:

Iedere regionale afdeling bestrijkt (een deel van) een provincie en ondersteunt de medewerkers die bij

de lokale afdelingen van VluchtelingenWerk Nederland werken. Ons onderzoek zal voornamelijk

plaatsvinden in de regio Noordwestholland, daarnaast in de regio’s Midden Nederland, Midden

Gelderland en Noord Nederland.

Lokale afdelingen VluchtelingenWerk Nederland

De lokale afdelingen van VluchtelingenWerk Nederland bestrijken ongeveer 93% van de Nederlandse

gemeenten. Hier werken betaalde en onbetaalde medewerkers die zich inzetten voor de

maatschappelijke begeleiding van vluchtelingen in de desbetreffende gemeente. Meestal is er één

betaalde werkbegeleider werkzaam die de lokale afdeling coördineert en leiding geeft aan de

vrijwilligers. Bij sommige lokale afdelingen zijn er meerdere betaalde krachten in dienst.

Implementeren:

“...0.1(een plan) tot uitvoering brengen �verwezenlijken, effectueren...(een nieuw systeem) invoeren,

in gebruik nemen” (Van Dale, 1996). Dit onderzoek richt zich op de implementatie van Mind-Spring

binnen verschillende lokale afdelingen van VluchtelingenWerk Nederland.

Effectiviteit van de methodiek van Mind-Spring:

Onder de effectiviteit van de methodiek van Mind-Spring verstaan wij het effect van het programma op

de deelnemers en de trainers. Mogelijke effecten zijn een beter integratieproces en het vroegtijdig

signaleren van een posttraumatische stressstoornis.

Voorwaarden waaronder Mind-Spring van de grond kan komen:

Onder voorwaarden verstaan wij in dit geval de acties die ondernomen moeten worden en

aanpassingen die gedaan moeten worden, rekening houdende met verschillende factoren, om Mind-

Spring te implementeren binnen de verschillende regio’s van VluchtelingenWerk.

Succesfactoren:

Binnen sommige lokale afdelingen van VluchtelingenWerk Nederland is het gelukt om Mind-Spring van

de grond te krijgen. Dit betekent dat er succesfactoren zijn die van invloed zijn op het

implementatieproces. Deze succesfactoren zijn overdraagbaar naar andere lokale afdelingen van

VluchtelingenWerk, om het implementatieproces van Mind-Spring te bevorderen.

Valkuilen:

Binnen sommige gemeenten is Mind-Spring na een verloop van tijd gestopt. Dit kan te maken hebben

met valkuilen waarmee rekening gehouden moet worden voor een gedegen implementatie. Ook binnen

3 Voor meer informatie over VluchtelingenWerk Nederland, zie het organisatieverslag in bijlage A.

Page 6: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

6

de gemeenten waar het wel is gelukt Mind-Spring van de grond te krijgen, zal sprake zijn geweest van

valkuilen. Deze valkuilen zijn overdraagbaar te maken, waardoor men er rekening mee kan houden.

1.6 Betrokken partijen bij de implementatie van Mind-Spring

• VluchtelingenWerk;

• Gemeenten (mogelijke subsidieverstrekkers en samenwerkingspartner van VluchtelingenWerk

en Mind-Spring);

• Zorgverzekeraars

• Mind-Spring (1. De cursussen, 2. De organisatie GGz Dijk en Duin: oprichters, opleiders en

trainers);

• GGz medewerkers (coaches tijdens Mind-Spring bijeenkomsten);

• Doelgroep (vluchtelingen en asielzoekers).

o De rol van de partijen:

o VluchtelingenWerk: VluchtelingenWerk is nauw betrokken bij de doelgroep en daardoor

een logische partner voor Mind-Spring. VluchtelingenWerk kan signaleren of er bij de

cliënten behoefte is aan Mind-Spring en kan de coördinatie ervan op zich nemen.

Tevens kan VluchtelingenWerk een grote rol spelen in de werving van cliënten en het

aanvragen van subsidie.

o Gemeenten: Mind-Spring zal bijdragen aan een betere integratie van vluchtelingen in

de maatschappij, waarbij de gemeenten gebaat zijn. Daarnaast is de gemeente een

voor de hand liggende subsidieverstrekker

o Mind-Spring: Een preventief interventieprogramma gericht op vluchtelingen en

asielzoekers, opgezet vanuit GGz Dijk en Duin te Zaandam. De projectontwikkelaar wil

dit project graag implementeren binnen VluchtelingenWerk.

o GGZ: Levert medewerkers (psychologen) die als coach de Mind-Spring cursussen

ondersteunen.

o Doelgroep: De doelgroep bestaat uit vluchtelingen en asielzoekers. Naar inzicht van

de projectontwikkelaar van Mind-Spring (P. Sterk), betreft dit een groep met een

verhoogd risico om psychosociale problemen te ontwikkelen, ten gevolge van hun

vluchtgeschiedenis. Wij zullen ons in dit onderzoek richten op de doelgroep

vluchtelingen.

1.7 Relevantie van het onderzoek

De vluchtelingen en asielzoekers nemen een aparte plaats in binnen de maatschappij. Het is tevens een

groep met een unieke problematiek. Als asielzoeker heb je alles achtergelaten in het land van

herkomst en gaat het leven in Nederland gepaard met de grote onzekerheid over of je mag blijven of

moet terugkeren. Vaak duurt het een aantal jaar voordat je als asielzoeker een verblijfsstatus krijgt,

wat betekent dat je een aantal jaren in onzekerheid leeft. Daar komt nog bij dat je niet mag werken en

moet leven op een asielzoekerscentrum; je staat letterlijk buiten de maatschappij. Wanneer je als

asielzoeker de status vluchteling krijgt en een (voorlopige) verblijfsvergunning ontvangt, heb je het

recht om deel te nemen aan de maatschappij; je kunt gaan wonen in een Nederlandse gemeente, hebt

recht op sociale zekerheid en de plicht tot inburgering.

Dit alles maakt dat je als vluchteling aardig wat te verduren krijgt, zelfs na de trauma’s die je hebt

meegemaakt en de psychische schade die veroorzaakt is in de loop der jaren. De vluchtelingen en

asielzoekers behoren met hun problematiek tot een groep in de maatschappij die wellicht meer hulp

Page 7: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

7

nodig heeft dan de gemiddelde autochtoon. Ook vraagt deze doelgroep om een specifieke vorm van

hulpverlening, waarbij van de hulpverlener veel kennis en ervaring over de doelgroep en problematiek

wordt gevraagd.4 Dit wil niet zeggen dat elke vluchteling hetzelfde is, integendeel. Dè vluchteling

bestaat niet. Vluchtelingen verschillen van taal, afkomst, scholing, politieke en religieuze

betrokkenheid en oriëntatie en zij komen vaak uit gemeenschappen die weinig multi-etnisch en

multicultureel zijn. Dat betekent dat zij vreemd tegenover elkaar staan, terwijl zij wel een gelijke

achtergrond van gedwongen migratie en vaak traumatisering hebben. Deze laatste gemeenschappelijke

noemers zijn de basis voor de psychotherapeutische behandeling van vluchtelingen in groepsverband5.

Mind-Spring is een preventief interventieprogramma. Er zijn verschillen tussen reguliere hulpverlening

zoals psychotherapie in groepsverband en Mind-Spring. Zo is deelname aan Mind-Spring zeer

laagdrempelig, er is geen indicatie of doorverwijzing van een arts nodig en de werving is zeer

persoonlijk. Dit maakt Mind-Spring tot een uniek project binnen de Nederlandse hulpverlening aan

vluchtelingen en asielzoekers. Mind-Spring helpt mensen met het vinden van een nieuwe, positieve

identiteit. Dit gebeurt door de cursussen te richten op het leren omgaan met trauma’s en praktische

zaken in het dagelijks leven als vluchteling in Nederland. Deze vorm van preventie kan veel

ondersteuning bieden bij de integratie en participatie van vluchtelingen en asielzoekers.

In haar notitie ‘Integratie en Gezondheid vluchtelingen en nieuwkomers’ schrijft Nina de Ruuk (Pharos,

2005): “De lichamelijke en psychische klachten waar vluchtelingen mee te maken hebben werken door

in het integratieproces en kunnen een grote belemmering vormen tijdens het doorlopen van de keten.”

Eén van de conclusies die uit het rapport voortkomt is: “Het vergroten van de zelfredzaamheid van

vluchtelingen en nieuwkomers op het gebied van gezondheid, is mogelijk door: (...) Het versterken van

de eigen coping strategieën. (...) Door de kracht van de vluchteling zelf te benadrukken en uit te gaan

van wat hij of zij nog wel kan, wordt de vicieuze cirkel van weinig zelfvertrouwen en passiviteit

doorbroken en kunnen gezondheidsproblemen op een actieve manier worden aangepakt.”

Eén van de doelstellingen van Mind-Spring is de coping strategieën te vergroten, wat gebeurt door de

kracht en mogelijkheden van de deelnemers te benadrukken. Gelet op bovenstaande, sluit Mind-Spring

goed aan op de bevindingen van Nina de Ruuk en zullen niet alleen de vluchtelingen, maar zal ook de

rest van de maatschappij gebaat zijn bij het landelijk plaatsvinden van dit project. De voornaamste

reden hiervoor is dat de integratie en participatie van vluchtelingen bevorderd worden door deelname

aan Mind-Spring.

4 Fargadi, A. (1999), Multiculturele samenleving en psychoanalyse, Assen: Van Gorcum

5 Rohlof, H. e.a. (2005), Groepstherapie met vluchtelingen, Transculturele praktijk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum

Page 8: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

8

Hoofdstuk tweeHoofdstuk tweeHoofdstuk tweeHoofdstuk twee MindMindMindMind----SpringSpringSpringSpring

2.1 Mind-Spring

2.1.1 Wat is Mind-Spring?

Mind-Spring staat voor een ‘veerkrachtige geest’ en het ‘proberen opnieuw te beginnen’. Mind-Spring

is een preventief interventieprogramma voor en door vluchtelingen en asielzoekers. Vluchtelingen

worden geschoold in het geven van psycho-educatie en opvoedingsondersteuning aan vluchtelingen en

asielzoekers in de eigen taal en cultuur. De cursus psycho-educatie en/of opvoedingsondersteuning

geeft de Mind-Spring trainer in samenwerking met een GGz medewerker. Volgens P. Sterk (2009) is het

doel tweedelig: Enerzijds krijgen vluchtelingen de mogelijkheid een opleiding tot trainer psycho-

educatie te volgen, werkervaring op te doen en zich te profileren binnen de Nederlandse

gezondheidszorg. Anderzijds wordt een moeilijk bereikbare groep van vluchtelingen en asielzoekers

met psychosociale klachten beter geholpen.

Deelnemers van Mind-Spring worden geworven door de trainers zelf, in samenwerking met

buurthuizen, VluchtelingenWerk, migrantenorganisaties en de Medische Opvang op Asielzoekerscentra

(MOA). De opvoedingsondersteuning- en psycho-educatie cursussen worden uitgevoerd volgens de

draaiboeken van Mind-Spring. De benadering van Mind-Spring is cognitief, gericht op empowerment,

her- en erkenning - van het aanpassen aan de nieuwe situatie - en het vinden van een positieve

(‘nieuwe’) identiteit. Daarnaast wordt informatie en inzicht gegeven in veelvoorkomende psychosociale

en psychische problematiek waar vluchtelingen mee te maken hebben. Verder worden er vaardigheden

aangeleerd om hiermee om te gaan (coping).

Mindspring maakt gebruik van de ervaringen van lotgenoten, eigen taal en cultuur en het vertrouwen

dat trainers in de eigen gemeenschap genieten. De methodiek en inhoud zijn samen met asielzoekers

en vluchtelingen ontwikkeld. De GGz levert voor elke cursus een coach voor de trainer. “Deze bewaakt

de kwaliteit en voegt extra deskundigheid toe aan het geheel”, aldus P. Sterk (2009).

2.1.2 Initiatie Mind-Spring

Een aanleiding voor de initiatie van Mind-Spring was het gemis van verschillende onderwerpen in

bestaande psycho-educatie programma’s, zoals:

• Het betrekken van de eigen doelgroep;

• Een cultureel aspect in psycho-educatie;

• Het voorkomen van afhankelijkheid van de vluchteling;

• Het vergroten van de positieve identiteit;

• Ondersteuning in moeilijke opvoedingssituatie;

• Empowerment � eigen oplossend vermogen;

• Vertrouwen in de hulpverlening.

De projectontwikkelaar van Mind-Spring is Paul Sterk, werkzaam bij de GGZ Dijk en Duin, regio

Zaanstreek/Waterland. Paul Sterk heeft Mind-Spring deels in vluchtelingenkampen in het buitenland

ontwikkeld. Dit is deels mogelijk gemaakt door EVF subsidie. Het was voor de projectontwikkelaar een

logische stap om deze projecten in Nederland voort te zetten.

“In 2002 is het programma Mind-Spring in Nederland mede geïnitieerd door een groepje asielzoekers,

de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) en medewerkers van het Centraal Orgaan Opvang

Asielzoekers (COA) in AZC Assendelft. Het programma is verder ontwikkeld door de afdeling Preventie

Page 9: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

9

van GGZ Dijk en Duin te Zaandam, regio Zaanstreek/Waterland”, aldus projectontwikkelaar Paul Sterk.

waar de eerste cursussen in asielzoekerscentra plaatsvonden. Het programma werd mede ondersteund

door een klankbordgroep waarin MOA, COA Rijswijk, GGz Nederland, GGZ Dijk en Duin en Pharos

deelnamen.”

2.1.3 Aanleiding samenwerking VluchtelingenWerk

Voor projectontwikkelaar Paul Sterk was het een logische stap om te gaan samenwerken met

VluchtelingenWerk, aangezien vluchtelingen en asielzoekers de doelgroep zijn van Mind-Spring. In

april 2009 legde de regiodirecteur van VluchtelingenWerk Noordwestholland, Tineke Parson, contact

met projectontwikkelaar Paul Sterk. Er is een samenwerking ontstaan tussen Mind-Spring en

VluchtelingenWerk in die regio, waarna Mind-Spring in steeds meer gemeenten werd aangeboden door

lokale afdelingen van VluchtelingenWerk (Parson, 2009).

2.1.4 De verschillende onderdelen van Mind-Spring

Mind-Spring richt zich op verschillende gebieden:

- Mind-Spring voor asielzoekers binnen de asielzoekerscentra;

- Mind-Spring voor vluchtelingen vanuit het perspectief van de preventie binnen de GGz, die

zich richt op mensen met geïndiceerde klachten;

- Mind-Spring als onderdeel van een ‘zorg op maat’ aanbod, ter ondersteuning van integratie

en participatie. (P. Sterk, 2010)

Deze gebieden komen terug in de onderdelen psycho-educatie en opvoedingsondersteuning. Deze

onderdelen staan los van elkaar en kennen beide een andere benadering (zie paragraaf 2.2.2.2).

Page 10: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

10

2.2 De methodiek van Mind-Spring

2.2.1 De formule van Mind-Spring

• Mind-Spring is een preventief interventieprogramma. Door het volgen van de Mind-Spring

cursus, leren de deelnemers omgaan met hun traumatische ervaringen en bijkomende

(psychosociale) problematiek. Hiermee wordt voorkomen dat vluchtelingen met traumatische

klachten in een negatieve spiraal terecht komen. “Het bewustmaken van de eigen problemen is

een belangrijk deel van Mind-Spring. Het leert de deelnemers dat bijvoorbeeld stress, pijn en

slaapproblemen een normale reactie op een abnormale situatie zijn. Deze bewustwording

maakt de vluchtelingen sterker. Dit alles heeft een positieve invloed op de familie, kinderen en

maatschappij.” (trainer Hafidi, 2010)

• Mind-Spring wordt gegeven voor en door vluchtelingen. De doelgroep van Mind-Spring bestaat

uit asielzoekers en vluchtelingen. Sociaal vaardige en zo mogelijk hoogopgeleide vluchtelingen

worden door middel van de Train-de-trainers (zie paragraaf 2.2.2.5) geschoold om psycho-

educatie en eventueel opvoedingsondersteuning te geven. Het uitgangspunt van Mind-Spring

is dat de Mind-Spring trainer dezelfde culturele achtergrond heeft als de deelnemers en dat de

cursus in de eigen taal gegeven wordt.

• Mind-Spring is gericht op empowerment van vluchtelingen en asielzoekers.

“Empowerment betekent letterlijk: het verlenen van kracht of macht of eigenmachtig maken.

Kracht wordt opgevat als het regie voeren over het eigen leven. Onder macht verstaan we het

beschikken over hulpbronnen die daarvoor nodig zijn, zoals kennis, vaardigheden en sociale

contacten” (Penninx & Scholten, 2005).

De volgende vormen van empowerment, zoals omschreven door Penninx en Scholten (2005),

komen aan bod in het Mind-Spring programma:

• Helpen bij het behoud van de regie over het eigen leven;

• Sociale vaardigheden trainen;

• Het sociale netwerk sterker maken;

• Maatschappelijke participatie stimuleren;

• Eigen initiatieven van cliënten ondersteunen.

• Mind-Spring bestaat uit de onderdelen psycho-educatie en opvoedingsondersteuning. In

paragraaf 2.2.2.2 is terug te vinden wat de doelstellingen en de doelgroep van deze cursussen

zijn.

2.2.2 Mind-Spring van begin tot eind

2.2.2.1 Werving

Werven van deelnemers

Een belangrijke voorwaarde voor het implementeren van Mind-Spring is het werven van de deelnemers.

De werving van deelnemers wisselt per regio. Het gebeurt soms via VluchtelingenWerk; de

medewerkers werven dan zelf de deelnemers. “Maar meestal gebeurt het werven van deelnemers via de

trainer of tolk, ROC’s en/of sociale dienst. Het is eigenlijk een principe van ‘ons kent ons’, aldus T.

Parson (25-02-2010)”.

A. Azizi (coördinator en trainer Mind-Spring en medewerker VluchtelingenWerk Noordwestholland)

vindt het belangrijk te investeren in het geven van goede informatie. Hij stuurt eerst een informatieve

folder naar potentiële deelnemers. De folder van Mind-Spring is in twaalf talen beschikbaar. In deze

folder staat aangegeven wat Mind-Spring is en waar het de deelnemers bij kan helpen. Vervolgens

krijgen de potentiële deelnemers een uitnodiging om kennis te maken met elkaar. De kennismaking

Page 11: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

11

gebeurt aan de hand van een voorlichtingsbijeenkomst. In deze bijeenkomst wordt verder ingegaan op

de inhoud van Mind-Spring. Er wordt bijvoorbeeld uitgelegd dat Mind-Spring handvatten biedt en

praktische informatie geeft over het leven in Nederland.

Trainer A. Abdulrazzaq ( 04-03-2010) geeft aan dat het belangrijk is toekomstige deelnemers te

motiveren tot deelname aan Mind-Spring door middel van een persoonlijke benadering. Hij vertelt dat

hij nu en dan samenwerkt met actieve vluchtelingen binnen de gemeenschap om toekomstige

deelnemers te motiveren tot deelname. Eveneens maakt de trainer gebruik van een uitnodigingsbrief.

Voor de werving van deelnemers is het volgens trainer A. Azizi (10-03-2010) belangrijk om rekening

te houden met praktische punten als reiskosten en reistijd. Als de deelnemers vanuit verschillende

plaatsen moeten komen is aan te raden de deelnemers te faciliteren met reiskostenvergoeding, omdat

ze anders vaak niet de mogelijkheden hebben deel te nemen.

Werven van trainers

Vluchtelingen en asielzoekers met ervaring in de hulpverlening, sociaal en/of maatschappelijk werk,

worden door middel van de Train-de-trainers opgeleid om psycho-educatie en/of

opvoedingsondersteuning te geven aan vluchtelingen en asielzoekers. De werving van de trainers

gebeurt voornamelijk via mond-op-mond reclame. Het gebeurt wel eens dat de tolk, welke aanwezig is

bij de Mind-Spring bijeenkomsten, enthousiast is en tevens geschikt blijkt om tot trainer opgeleid te

worden.

“Toen Mind-Spring net startte, werden trainers vooral via VluchtelingenWerk, asielzoekerscentra en

vacatures geworven. Tegenwoordig worden de trainers vooral via, via geworven” (B. Kieft, 23-02-

2010). Zo is trainer A. Abdulrazzaq via zijn vrouw in aanraking gekomen met Mind-Spring en

enthousiast geworden om zelf cursussen te gaan geven.

Het werven van trainers gebeurt tevens via instanties die een nauwe samenwerking hebben met

vluchtelingen. Zo is trainer D. Twagirayezu via de Stichting voor Interculturele Bedrijfsaspecten Sibio in

contact gekomen met Mind-Spring. Sibio helpt medici en paramedici die willen herintreden of

integreren in de Nederlandse gezondheidszorg.

“Verschillende Mind-Spring trainers hebben ook een betaalde baan bij VluchtelingenWerk. Enkelen

worden door hun werkgever in de gelegenheid gesteld Mind-Spring cursussen uit te voeren. Anderen

doen dit naast hun reguliere werk in de eigen tijd”. (P. Sterk, 28-04-2010)

2.2.2.2 De cursussen

In deze paragraaf wordt beschreven waarom de cursussen psycho-educatie en

opvoedingsondersteuning worden gegeven, wat de doelstellingen van deze cursussen zijn en voor

welke doelgroep ze bedoeld zijn. Verder zal worden beschreven waarop de cursus is gebaseerd en hoe

de samenstelling van de groepen eruit ziet.

Draaiboek

Tijdens de Train-de-trainers krijgen alle trainers een draaiboek uitgereikt voor de cursus psycho-

educatie en/of opvoedingsondersteuning. In de draaiboeken staat de inhoud van alle bijeenkomsten

beschreven. Tevens is erin terug te vinden welke theorieën en oefeningen tijdens de bijeenkomsten

behandeld kunnen worden.

Trainer D. Twagirayezu geeft aan 80% van het draaiboek te gebruiken. Hij tracht de stof van het

draaiboek zoveel mogelijk aan te passen naar de wensen van de doelgroep.

Dit geldt ook voor trainer A. Abdulrazzaq (04-03-2010): “Iedere trainer heeft zijn eigen manier van

Page 12: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

12

werken. Ik gebruik zelf veel visuele hulpmiddelen. Ik volg het draaiboek wel, alleen wil ik vanwege de

zwaarte het thema ‘rouw’ niet bespreken. De deelnemers hebben zoveel meegemaakt dat het risico te

groot is dat het te dramatisch wordt. Ik vertel wel kort de hoofdpunten van het thema. Tevens pas ik de

volgorde van de bijeenkomsten aan. Ik ben van mening dat het hoofdstuk ‘Identiteit’ aan het begin van

de cursus aan bod moet komen.”

De cursus psycho-educatie

Waarom psycho-educatie?

Veel asielzoekers en vluchtelingen willen niet met hun trauma geconfronteerd worden. De dagelijkse

strijd, die veel tijd en energie kost, is op de meeste momenten belangrijker. Het verwerken van

trauma’s komt pas later, als er meer duidelijkheid is over de toekomst.

Door de dagelijkse beslommeringen en grote onderzekerheid over de toekomst, kan men suggereren

dat asielzoekers en vluchtelingen slachtoffers zijn. Mind-Spring gaat ervan uit dat iedereen, in elke

situatie, een weg moet vinden om met slachtofferschap om te gaan. Hiervoor is het nodig dat

asielzoekers en vluchtelingen de kracht in zichzelf vinden om met hun problemen te kunnen leven. De

bedoeling van de cursus psycho-educatie is om deelnemers bewust te maken van de aard van hun

problemen en de keuzes en oplossingen die voor hen beschikbaar zijn.

In het handboek voor trainers (P. Sterk, 2009) wordt omschreven dat de sociale en psychische

problemen van vluchtelingen niet verdwijnen met het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De

ervaring leert dat vluchtelingen pas toekomen aan de verwerking van eventuele trauma’s en verdriet,

wanneer zij een verblijfsvergunning krijgen waarmee ze een veiligere basis hebben om te leven.

“Vluchtelingen vinden vaak moeilijk of niet de weg naar de reguliere hulpverlening.

Psycho-educatie in de eigen taal en cultuur biedt een nieuwe sociale structuur en maakt psychische en

sociale problemen beter hanteerbaar. Indien doorverwijzing nodig is, maakt dit de drempel voor de

reguliere hulpverlening lager.”

Doelstelling van het onderdeel psycho-educatie:

Her- en erkenning bieden aan de moeilijke situatie waarin een asielzoeker of vluchteling zich bevindt

en het onderling steunen door lotgenoten die zich in dezelfde situatie bevinden.

Doelgroep voor psycho-educatie

De doelgroep bestaat uit asielzoekers en vluchtelingen die last hebben van stressklachten,

depressieklachten, slaapproblemen, drugs- en alcoholgebruik, ontbreken van dagstructuur, rouw of

(niet pathologische) angsten en acculturatieproblemen en een behandeling kunnen ondergaan. De

cursus is geen therapeutische setting, maar mensen die een therapeutische behandeling krijgen

kunnen naast hun behandeling mogelijk wel aan de cursus deelnemen.6

De cursus Psycho-educatie

In dit deel zal de inhoud van de cursus psycho-educatie, zoals is vastgelegd in het draaiboek,

beschreven worden. Daarbij is het belangrijk om aan te geven dat iedere bijeenkomst sluit met een

ontspanningsoefening en wat korte reacties van de deelnemers.

- Bijeenkomst één ‘De normale reactie op de abnormale situatie’

Deze bijeenkomst begint met een kennismaking en de trainer zal verdere uitleg geven over

Mind-Spring. Vervolgens wordt er ingegaan op de volgende theorie: traumatisering en

ontworteling, normale reacties op abnormale situaties. Daarbij wordt vooral verteld wat

6 Sterk, P.A.M. (2009), psycho-educatie voor en door asielzoekers en vluchtelingen. Handboek voor trainers, Mind-Spring, Zaandam: GGz

Dijk en Duin

Page 13: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

13

een traumatische gebeurtenis voor gevolgen kan hebben met betrekking tot lichamelijke

en/of emotionele reacties en sociale- en gedragsproblemen.

- Bijeenkomst twee ‘Stress en stressreductie’

Het doel van deze bijeenkomst is het vergroten van het inzicht in stress en stress situaties.

De bijbehorende theorie gaat over stress symptomen en somatiseren. Er wordt besproken

hoe men het beste met stress om kan gaan en welke persoonlijke vaardigheden hiervoor

nodig zijn. Ook wordt uitgelegd wat psychosomatische klachten zijn en hoe je deze kan

herkennen. Her- en erkenning van angst- en paniekklachten zijn vooral belangrijk als je

leert hoe deze zelf weer de baas te komen.

- Bijeenkomst drie ‘Positiebepaling, hoe gaat het met je?’

Deze bijeenkomst gaat dieper in op het thema stress en stressreductie. Er wordt

besproken hoe de deelnemers tegen dit thema aankijken. Het doel is de deelnemers

bewust te maken van de gebieden die belangrijk voor ze zijn, te kijken of ze er de juiste

energie in steken en kennis te maken met coping gedrag. Veel deelnemers hebben de

neiging erg negatief over hun situatie te oordelen en de positieve lichtpunten niet meer te

zien.

- Bijeenkomst vier ‘Rouwverwerking en het natuurlijke proces’

Het doel van deze bijeenkomst is de deelnemers het natuurlijke rouwproces en het belang

van het verwerken van verdriet uit te leggen.

- Bijeenkomst vijf ‘Identiteit en veranderde identiteit (zelfbeeld, zelfwaardering en

zelfevaluatie)’

Deze bijeenkomst staat in het teken van identiteitsverlies, verandering van identiteit en het

nieuwe zelfbeeld dat daarbij zou kunnen passen. Een doel is om mensen bewust te maken

van het gevaar van kiezen voor een negatieve identiteit. Een voorbeeld is om als nieuwe

identiteit slechts ‘vluchteling’ aan te nemen, wat van negatieve invloed is op het zelfbeeld.

Door middel van een interactief proces wordt geïnventariseerd wat de deelnemers vanuit

wisselend cultureel perspectief onder de begrippen ‘identiteit’ en ‘zelfbeeld’ verstaan. Als

theorie wordt er uitgelegd wat de verschillende aspecten van identiteit zijn en wat de

begrippen zelfbeeld, zelfwaardering en zelfevaluatie inhouden. In de groep wordt gezocht

naar een nieuwe, positieve identiteit, gebruikmakend van de kracht van de mens.

- Bijeenkomst zes ‘Balans (onze gedachten bepalen ons leven)’

Deze bijeenkomst gaat over het hervinden van lichamelijke en emotionele stabiliteit. De

samenhang tussen onze lichamelijke en emotionele vitaliteit wordt behandeld. Het doel is

om de deelnemers bewust te maken over hoe ze hun denken en handelen kunnen

beïnvloeden. Dit wordt gedaan middels uitleg van de Rationeel-emotieve therapie (RET).

- Bijeenkomst zeven ´Energiebronnen (de kracht van overlevingsstrategieën)’

Het doel van deze bijeenkomst is om de deelnemers bewust te maken van en zicht te

geven op hun eigen energiebronnen. Bijvoorbeeld: ‘Wat doe je wanneer je in de put zit?

Helpt dat?’.

Als theorie worden er verschillende bronnen behandeld waar men energie uit kan halen. Er

wordt verteld wat de kracht van verschillende overlevingsstrategieën is.

- Optioneel

Gedurende dit onderzoek is Mind-Spring in ontwikkeling. Dit betekent dat het aanbod van

Page 14: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

14

de cursus verandert. Op dit moment wordt bijeenkomst zeven ‘losgelaten’. Het thema van

deze bijeenkomst is verweven in de andere bijeenkomsten. In het toekomstige handboek

(P. Sterk, 2010) kan ervoor gekozen worden de zevende bijeenkomst te richten op kennis

over verslaving, misbruik van middelen en/of huiselijk geweld.

De cursus opvoedingsondersteuning

Waarom opvoedingsondersteuning?

Vluchtelingen en asielzoekers vinden het vaak moeilijk om hun kinderen binnen de Nederlandse en de

eigen cultuur op te voeden. Men wil graag vasthouden aan de eigen waarden en normen, maar

kinderen verwesteren veel sneller dan ouders vaak willen.

Tevens is iedere organisatie die met kinderen en/of ouders werkt vanaf januari 2011 verplicht om met

een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te werken.7 RAAK (Reflectie- en Actiegroep

Aanpak Kindermishandeling) heeft het onderdeel opvoedingsondersteuning van Mind-Spring

aangewezen om kindermishandeling bij asielzoekers te signaleren.

De doelstelling van het onderdeel opvoedingsondersteuning

In de ‘Module opvoedingsondersteuning voor asielzoekers en vluchtelingen’ (P. Sterk, 2009) staat over

de doelstelling het volgende beschreven: “De essentie van de Mind-Spring benadering is de

ondersteuning van de rol als ouder: Welke keuzes maak je? Welke uitgangspunten hanteer je bij het

kiezen van een opvoedingsstijl en ben je bewust van je achterliggende angsten en motieven om op een

bepaalde manier op te voeden? Wordt je opvoedingsstijl beïnvloed door je eigen angsten, keuzes (...)

Kernbegrippen zijn: bewustwording, keuzes maken en zelfevaluatie.”

Deze cursus is geen therapie voor probleemgezinnen, maar heeft puur een ondersteunende functie

voor ouders. De cursus gaat er vanuit dat iedereen probeert afstand te nemen van een eventuele

probleemsituatie. De trainer probeert mensen hierop aan te spreken.

De doelgroep voor opvoedingsondersteuning

Volgens het draaiboek (P. Sterk, 2009) bestaat de doelgroep zowel uit vluchtelingen met kleine

kinderen als vluchtelingen met tieners.

Om aan de cursus opvoedingsondersteuning deel te nemen, gelden de volgende voorwaarden:

• Deelnemers willen zich verdiepen in hun rol als opvoeder en staan open voor verhalen en

problemen van andere deelnemers aan de cursus. Indien iemand niet open staat om naar

andermans verhaal te luisteren, wordt er een individueel contact aangeboden.

• Ouders van kinderen die psychiatrische problemen hebben blijken in deze cursus meestal niet

te vinden wat zij zoeken. Met hen wordt besproken of deelname het zinvol is.

De cursus opvoedingsondersteuning

In iedere bijeenkomst worden twee onderdelen behandeld:

1. Een inhoudelijk ‘cognitief’ onderwerp dat bedoeld is om de deelnemers bewust te maken van

hun rol als opvoeder en de keuzes die ze daarbij moeten maken.

2. Het leren van een opvoedingsvaardigheid als ondersteuning bij het opvoeden.

Verder wordt de theorie ondersteund door verschillende oefeningen, welke zijn terug te vinden in het

draaiboek voor opvoedingsondersteuning.

7 Expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding (JSO)

Page 15: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

15

- Bijeenkomst één ‘Cultuurspecifiek opvoeden, opvoeden binnen twee culturen’

Deze bijeenkomst begint met het kennismaken met elkaar, tevens vertelt de trainer over de

opzet van de cursus. Vervolgens wordt ingegaan op het maken van keuzes. Er wordt

stilgestaan bij de ik- en wij cultuur en gekeken naar de verschillen en overeenkomsten.

Het tweede deel van deze bijeenkomst gaat over de opvoedingsvaardigheden actief luisteren,

conflict oplossen, de ik-boodschap en ‘gewoon’ doen.

De kern van deze bijeenkomst is: bewust worden van wat jij wilt, waarom jij dat wilt en vanuit

welke keuzes je wilt opvoeden.

- Bijeenkomst twee ‘Opvoedingsrollen’

Deze bijeenkomst heeft als doel de deelnemers bewust te maken van het feit dat je als

opvoeder verschillende rollen kan kiezen en dat de gekozen rol deels de leerstijl van een kind

bepaalt. Er wordt geprobeerd duidelijk te maken dat verschillende situaties verschillende rollen

kunnen verlangen. Uitgelegd wordt dat leeftijd een belangrijke factor is als je bepaalt hoe je je

kind iets wilt (laten) leren. In de theorie worden de verschillende opvoedingsrollen behandeld.

In het tweede deel van deze bijeenkomst wordt de opvoedingsvaardigheid ‘actief luisteren’

behandeld.

- Bijeenkomst drie ‘De wij-cultuur en de ik-cultuur’

In deze bijeenkomst wordt de theorie over de wij- en ik-cultuur uitgebreid behandeld. Er

wordt verteld wat het verschil is tussen beide culturen en hoe kinderen met deze twee

verschillen kunnen omgaan.

In het tweede deel van deze bijeenkomst wordt de opvoedingsvaardigheid ‘de ik-boodschap’

behandeld.

- Bijeenkomst vier ‘Vertrouwen versus � Wantrouwen’

In deze bijeenkomst wordt onder andere besproken dat verschillende tegenstellingen het

gedrag en de manier van opvoeden beïnvloeden. Vertrouwen versus wantrouwen staat voor

onze angst of onbekendheid met de ‘nieuwe omgeving’. Dit kan kinderen beperken in hun

groei naar zelfstandigheid.

In het tweede deel van deze bijeenkomst wordt de opvoedingsvaardigheid ‘straffen en

belonen’ behandeld.

- Bijeenkomst vijf ‘Jezelf in de weg zitten’ (is je emotie baas over jou? Of

ben jij je eigen emotie de baas?)

In deze bijeenkomst wordt er teruggekomen op de verschillende ouderrollen met behulp van

de Roos van Leary. Vervolgens wordt er gekeken naar welke rol mensen meestal kiezen in

bepaalde situaties. Daarna wordt er gekeken wat het effect is van deze rol, welke rol ouders als

alternatief kunnen kiezen en hoe doe je dit aanpakt.

Het doel hiervan is om de angsten en emoties van de deelnemers binnen proporties te houden

of krijgen, zodat ze rustiger en reëler kunnen opvoeden.

- Overige bijeenkomsten

De cursus ‘opvoedingsondersteuning’ bestaat uit zes tot acht bijeenkomsten. Dit is

afhankelijk van de vraag van de ouders. De overige bijeenkomsten kunnen op verschillende

manieren worden ingedeeld. Bijvoorbeeld door thema’s te behandelen waar de ouders nog

vragen over hebben. Het is ook mogelijk om in deze bijeenkomsten in te gaan op de volgende

thema’s: ‘Runners, Pushers & Loverboys’, ‘Alcohol, Drugs en Verslaving’ en/of ‘Huiselijk

Page 16: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

16

Geweld en Kindermishandeling’. De trainers kunnen over deze thema’s in het handboek voor

opvoedingsondersteuning meer informatie vinden.

2.2.2.3 Samenstelling groep

Bij de Mind-Spring bijeenkomsten zijn altijd de deelnemers, de trainer, een GGz-psycholoog en een

tolk aanwezig. In deze paragraaf zal worden toegelicht wat de rollen van deze betrokkenen zijn. Als

laatste zal worden ingegaan op de groepscohesie.

Deelnemers

Een groep bestaat uit minimaal zes en maximaal vijftien deelnemers. De leeftijd van de deelnemers

varieert. De keuze is gemaakt om geen seksespecifieke groepen te maken; de deelnemers bestaan

zowel uit mannen als vrouwen.

“Bij Mind-Spring worden algemene onderwerpen besproken. Onderwerpen waar zowel mannen als

vrouwen tegenaan lopen. Er wordt zelden over hele intieme onderwerpen (zoals verkrachting) gepraat.

Mind-Spring houdt rekening met de risico’s van gemengde groepen. Signalen die betrekking hebben

op de veiligheid in bijvoorbeeld de asielzoekerscentra, kunnen soms niet gezien worden in gemengde

groepen. Ook zullen vrouwen minder snel heel diep op onderwerpen ingaan als er mannen aanwezig

zijn”(B. Kieft, 2010)

Hans Roden (2005) geeft aan dat een ervaringsfeit is, dat er regelmatig dader- en slachtofferschap

voorkomt in theoriegroepen. De doelgroep van Mind-Spring bestaat uit vluchtelingen en asielzoekers.

Het kan voorkomen dat deelnemers om persoonlijke en/of politieke redenen niet goed met elkaar

overweg kunnen, maar bij Mind-Spring toch in dezelfde groep terecht komen. Soms besluiten de

deelnemers bij de werving al dat zij door bovenstaande reden niet mee willen werken aan Mind-Spring.

Volgens B. Kieft (2010) is het tijdens Mind-Spring bijeenkomsten weleens voorgekomen dat mensen

elkaar niet goed lagen om persoonlijke en/of politieke redenen. Dit wordt meestal in de groep zelf

besproken. Tijdens de Train-de-trainers wordt uitgelegd dat er geen politieke kwesties behandeld

moeten worden in de bijeenkomsten.

Trainer

De trainer zal tijdens de bijeenkomsten de theorie behandelen en bijbehorende oefeningen uitvoeren.

Dit doet hij aan de hand van het draaiboek. Tevens bewaakt de trainer de sfeer binnen de groep.

GGz-psycholoog

De trainer en de GGz-psycholoog verdelen de theorie, verduidelijken de stof en vullen elkaar aan

tijdens de bijeenkomsten van Mind-Spring. De GGz-psycholoog vult de trainer aan met zijn

professionele kennis. Dit houdt in dat de GGz-psycholoog inhoudelijk aanvullingen geeft op de stof die

de trainer behandelt. “Indien nodig, verwijst de GGz-psycholoog de vluchteling en/of asielzoeker door

naar de GGz. In de praktijk komt dit niet vaak voor” (P. Sterk, 28-04-2010). De GGz-psycholoog

evalueert de bijeenkomsten samen met de trainer en geeft ondersteunende feedback.

Tolk

De tolk vertaalt de bijeenkomsten voor de GGz-psycholoog. Wanneer de cursus in het Nederlands

wordt gegeven, vertaalt de tolk de bijeenkomst in de taal van de groep.

De groepscohesie

Een belangrijk deel van het Mind-Spring concept zijn de trainers. Zij hebben dezelfde ervaringen als de

deelnemers en zijn daardoor erg toegankelijk. Er is voor gekozen om vluchtelingen en asielzoekers als

trainers op te leiden om vertrouwen te geven aan de deelnemers. “De sfeer in de groep is erg

afhankelijk van de trainer en het vertrouwen dat hij uitstraalt. Maar voor de ene trainer is dit

Page 17: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

17

makkelijker dan voor de andere trainer. De juiste aansluiting met de doelgroep zorgt voor de meeste

openheid. Groepscohesie is een belangrijk element van Mind-Spring. Het komt ook wel eens voor dat

de deelnemers erg wantrouwig zijn richting de trainer. Ze denken dan dat hij is ingehuurd om hen in

de gaten te houden.” (B. Kieft, 2010)

Tijdens de eerste bijeenkomst worden de sociale en zakelijke regels uitgelegd. Een zakelijke regel is

dat de deelnemers zich moeten afmelden als ze niet komen. Een sociale regel is dat als er iets

persoonlijks door een deelnemer in de bijeenkomst verteld wordt, het de bedoeling is dat dit in de

groep blijft. Verder worden afspraken gemaakt over wie de thee/koffie/koekjes regelt. Deze regels zijn

opgesteld om de groepscohesie van de groep te bewaken.

“Je moet een sfeertje maken en de goede sfeer stimuleren. Een goed begin is belangrijk. Ik gebruik

hierbij mijn gevoel en enthousiasme” (trainer M. Hafidi, 01-03-2010).

2.2.2.4 Afronding en evaluaties

Afronding

Tijdens de laatste bijeenkomst wordt de gehele cursus met de deelnemers geëvalueerd. Aan het eind

ontvangen de meeste deelnemers een certificaat van hun deelname aan Mind-Spring. Wanneer een

deelnemer te vaak afwezig is geweest (meer dan twee keer), ontvangt hij geen certificaat.

Evaluaties

De ontwikkeling van draaiboeken en trainingen van Mind-Spring vindt plaats aan de hand van

evaluaties. Na iedere cursus wordt de voortgang van de cursus met een beoordelingsformulier

geëvalueerd door de trainer, de GGz-psycholoog en één van de coördinatoren van Mind-Spring.

Daarbij wordt gekeken naar eventuele verbeteringen.

“De eerste keer dat hij trainingen geeft, krijgt de trainer feedback aan het einde van alle

bijeenkomsten. Dit gebeurt met behulp van een beoordelingsformulier (zie bijlage D), dat de GGz-

psycholoog zal invullen. De uitkomst van deze beoordeling wordt besproken met de trainer, GGz-

psycholoog en mijzelf als projectcoördinator.” (B. Kieft, 2010)

Door middel van deze evaluatie en de bijbehorende feedback kan de trainer werken aan zijn

deskundigheid. In het draaiboek voor psycho-educatie is ook een checklist terug te vinden waarin de

trainers hun vaardigheden kunnen controleren.

2.2.2.5 Train-de-trainers

Mind-Spring biedt vluchtelingen en asielzoekers de mogelijkheid zich professioneel verder te

ontwikkelen. Middels een training aan potentiële trainers, de Train-de-trainers, een korte stage en

coaching vanuit de GGz doet men relevante werkervaring, contacten en vaktaal binnen de GGz op.

Deelname aan het programma is kosteloos. Een voorwaarde is dat de vluchteling het gehele

programma doorloopt, van opleiding tot en met korte stage.

In deze paragraaf zal worden beschreven wat de voorwaarden zijn om deel te nemen aan de Train-de-

trainers en hoe de opleiding eruit ziet.

Voorwaarden deelname

- De deelnemer moet een vluchtelingenachtergrond hebben;

- De deelnemer moet minimaal de Nederlandse of Engelse taal beheersen;

- De deelnemer heeft bij voorkeur (para)medische, sociaal-maatschappelijke of didactische

werkervaring, of een opleiding op een van deze gebieden als achtergrond;

Page 18: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

18

- De deelnemer heeft belangstelling voor het helpen van mensen;

- De deelnemer moet voldoende afstand kunnen nemen van de eigen problemen zodat hij/zij

oog heeft voor de problemen van anderen.

Het verloop van de opleiding

Deelname aan het programma wordt beoordeeld middels een intakegesprek. Het eerste deel van de

opleiding bestaat uit acht trainingen van ieder acht uur, gedurende twee maanden. In deze

bijeenkomsten wordt theorie behandeld en wordt intensief geoefend met praktijkvoorbeelden. Het

tweede deel van de opleiding bestaat uit een praktijkstage. Dit houdt in dat de trainer twee volledige

cursussen uitvoert in samenwerking met en onder supervisie van een toegewezen GGz psycholoog.

Soms blijkt tijdens de opleiding dat mensen niet geschikt zijn om een groep te leiden. Zij krijgen geen

certificaat.

Inhoud van de opleiding

De opleiding bestaat uit zowel theorie als praktijk (stage). In de opleiding worden de volgende thema’s

behandeld:

- Trauma;

- De verwerkingsprocessen stress, depressie en rouw;

- Herkennen van normale en abnormale reacties op trauma;

- Stressreductie en omgaan met stress;

- Acculturatie;

- Empowerment van asielzoekers en vluchtelingen;

- Rationeel Emotieve Therapie (RET);

- Invloed van cultuur op traumaverwerking;

- Vaardigheden in luisteren en vragen stellen;

- Individuele- en groepsprocessen;

- Herkennen wanneer iemand verwezen moet worden voor verdere professionele hulp;

- Kennis van de verwijsmogelijkheden (sociale kaart);

- Werving van deelnemers;

- Planning van een groep;

- Werken met groepen (groepsdynamica en non-verbale oefeningen).

Page 19: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

19

HoofdHoofdHoofdHoofdstuk driestuk driestuk driestuk drie Theoretische voorbeschouwingTheoretische voorbeschouwingTheoretische voorbeschouwingTheoretische voorbeschouwing

Deze theoretische voorbeschouwing begint met een korte schets van de definiëring van de vluchteling

en de plaats in de maatschappij. Vervolgens wordt onder andere ingegaan op verschillende aspecten

van de hulpverlening aan vluchtelingen en asielzoekers. Bij hulpverlening aan vluchtelingen moet

rekening worden gehouden met verschillende aspecten vanuit de interculturele hulpverlening.

Daarnaast is het vaak traumatische verleden, dat verstoringen aan het psychisch evenwicht kan geven,

een belangrijk punt om rekening mee te houden. De thema’s die in dit hoofdstuk behandeld worden,

zijn van toepassing op de methodiek van Mind-Spring. Na elk thema wordt dit beschreven.

3.1 De vluchteling

3.1.1. Definiëring ‘vluchteling’

Het vluchtelingenverdrag van Genève8 definieert de ‘vluchteling’ als volgt: “Een vluchteling is iemand

die uit gegronde vrees voor vervolgingvervolgingvervolgingvervolging wegens zijn rasrasrasras, godsdienstgodsdienstgodsdienstgodsdienst, nationaliteitnationaliteitnationaliteitnationaliteit, het behoren tot een

bepaalde sociale groepsociale groepsociale groepsociale groep of zijn politieke overtuigingpolitieke overtuigingpolitieke overtuigingpolitieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de

nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit vrees voor vervolging, niet wil

vragen.”

Aan de hand van deze definiëring beslist de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) of de vluchteling

voldoet aan de voorwaarden om erkend te worden als vluchteling.

Tijdens de asielprocedure gaat het om het al dan niet krijgen van een status als vluchteling. De IND

bepaalt of iemand wel of geen vluchteling is en wel of niet in Nederland mag blijven. De IND valt onder

het Ministerie van Justitie. Pas wanneer de IND heeft bepaald of je erkend wordt als vluchteling, heb je

recht op huisvesting in Nederland. Wanneer je niet erkend wordt als vluchteling is er sprake van

afwijzing en is de kans groot dat je uitgezet wordt9.

In Nederland wonen op dit moment ruim 200.000 erkende vluchtelingen, waarvan er 70.000 tussen 1

januari 1998 en 1 januari 2008 status hebben ontvangen10. In 2008 hebben nog eens ruim 13.000

asielzoekers11 in Nederland asiel aangevraagd. De asielprocedure duurt lang, dus asielzoekers

verblijven vaak lange tijd in een AZC. Nadat een asielzoeker is erkend als vluchteling, heeft hij recht op

een woning. Hij zit echter soms nog jarenlang in het AZC omdat er geen woning beschikbaar is.

Deze vaak uitzichtloze situatie, samen met de traumatische ervaringen die vluchtelingen hebben

opgedaan in het land van herkomst en tijdens de vlucht, maken dat vluchtelingen grote kans hebben

psychische en/of psychosociale problemen te ontwikkelen. Deze problemen zijn meestal niet

zelfstandig te verhelpen en er wordt weinig aandacht aan besteed binnen de Nederlandse

hulpverlening. Dit maakt veelal dat vluchtelingen moeite ondervinden met integreren; voor een goede

integratie is het creëren van en kunnen omgaan met de eigen identiteit noodzakelijk. Van de

vluchteling wordt verwacht dat hij inburgert en mee gaat draaien in de maatschappij, maar zoals eerder

staat beschreven gaat het proces van inburgeren vaak moeizaam. Volgens trainer M. Hafidi (01-03-

2010) zou dit beter gaan wanneer de vluchteling de eigen identiteit vindt en leert omgaan met alle

herinneringen en trauma’s die hij met zich meedraagt.

Mind-Spring richt zich op vluchtelingen die problemen ervaren na hun migratie. Alle deelnemers

hebben schokkende en ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt voor of tijdens hun vlucht naar

8 www.ind.nl

9 www.vluchtelingenwerk.nl

10 www.cbs.nl

11www.vluchtelingenwerk.nl (vluchtelingen in getallen)

Page 20: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

20

Nederland. Psychosociale klachten kunnen het gevolg zijn van deze gebeurtenissen. Tijdens Mind-

Spring wordt aandacht geschonken aan deze klachten, maar Mind-Spring kan niet als psychotherapie

gezien worden. In hoofdstuk twee is de methodiek van Mind-Spring verder beschreven.

3.1.2 Psychosociale problematiek bij vluchtelingen

H. de Mönnink (2000) schrijft over de problemen die ontstaan door migratie: “Migratie kent

onmiskenbaar een element van ontworteling, van verlies, van loslaten en achterlaten. Het gemis van

geliefden, van een omringend sociaal netwerk, van het oude vertrouwde kan zich op allerlei manieren

uiten. De onvermijdelijke ontworteling betekent niet alleen het achterlaten van huis en haard, maar ook

van familie en vrienden, van land en cultuur van herkomst. Als zodanig ondervinden migranten in

allerlei opzichten verlies: verlies van naasten, verlies van identiteit, verlies van taal, verlies van status

en verlies van doelen.”

Bovengenoemde elementen kunnen grote gevolgen hebben voor de gezondheid van vluchtelingen. Van

Willigen en Hondius (1992) halen een onderzoek aan over klachten van asielzoekers en vluchtelingen.

Zij schrijven dat vluchtelingen over het algemeen veel specifieke gezondheidsklachten hebben.

Wanneer asielzoekers en vluchtelingen een beroep doen op de GGz is er sprake van een grote

hoeveelheid lichamelijke, psychologische en psychosomatische klachten. Meestal treden deze klachten

in aspecifieke combinaties op. Traumagerelateerde klachten, depressie, aanpassingsstoornissen en

psychiatrische gezondheidsklachten (schizofrenie, verslaving) zijn belangrijke psychische

gezondheidsklachten. De intensiteit en complexiteit van deze klachten wisselt, psychiatrische

stoornissen vormen een minderheid.

“Het zal niemand verbazen dat het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis die niet alle dagen

voorkomt, verstoringen van het psychisch evenwicht kan teweegbrengen. (…) Als gevolg daarvan lijdt

men vaak aan extreme angst, die weer gepaard kan gaan met depressieve gevoelens en vermijden van

situaties waarin de ingrijpende gebeurtenis (het psychotrauma) plaatsgevonden heeft.” (Van der Feltz-

Cornelis en Van der Ras, 2003)

Deze angsten en gevoelens kunnen leiden tot een posttraumatische stressstoornis (PTSS). PTSS komt

vaak voor binnen groepen mensen die te maken hebben gehad met traumatische gebeurtenissen.

Onder vluchtelingen komt PTSS beduidend vaak voor.12

De wegwijzer (2010) beschrijft dat wanneer iemand een schokkende gebeurtenis of trauma heeft

meegemaakt, dit grote gevolgen kan hebben voor het geestelijk en lichamelijk evenwicht. Het trauma

of de gebeurtenis kan ervoor zorgen dat iemand grip en controle verliest op het dagelijks leven en zich

daardoor machteloos voelt. Er blijft een constante alertheid voor een gevaar wat er niet meer is. Dit

heeft vaak chronische stress, grote waakzaamheid en allerlei lichamelijke klachten tot gevolg. PTSS

beperkt het dagelijks functioneren. De klachten van PTSS zijn altijd terug te voeren naar een trauma of

schokkende gebeurtenis.

Kenmerken van PTSS zijn het telkens opspelen van onaangename herinneringen aan het trauma, nare

dromen met betrekking tot het trauma en lichamelijke reacties op herinneringen aan het trauma.

Wanneer iemand langer dan één maand last heeft van verschijnselen die bij PTSS horen, en wanneer het

werk en sociaal functioneren er ernstig onder leidt, spreekt men van PTSS. Bij behandeling van PTSS

wordt geprobeerd het verwerkingsproces met betrekking tot het trauma alsnog op gang te brengen.

Rohlof en Haans (2005) schrijven de volgende beweringen:

12

www.dewegwijzer.info

Page 21: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

21

- Hoe groter het aantal schokkende ervaringen, hoe groter de kans op PTSS-problematiek en

hoe heviger de emotionele reactie tijdens en/of direct na afloop van het incident, hoe groter de

kans op PTSS-reactie.

- De opeenstapeling van spanningsvolle gebeurtenissen eindigt niet bij de vlucht of het einde

van de oorlog; ook gedurende de perioden van vlucht, migratie en aanpassing in Nederland

kan een individu onder druk staan.

- Kenmerkend voor traumatische gebeurtenissen is een gevoel van ontwrichting.

- Laban (2003): “De opvang in Nederland heeft een verslechterend effect op de geestelijke

gezondheid van de asielzoekers. Veel onderzochten hebben sociale problemen.”

- Bartels (2003): “Of psychische problemen zich voordoen en blijven bestaan is afhankelijk van

een groot aantal factoren: het trauma vóór de migratie, de mate van verlies, maar ook

migratiefactoren zoals laag inkomen, werkloosheid, isolement en gebrek aan een

ondersteunend sociaal netwerk.”

3.1.3. Aanpassing in Nederland

Wanneer het zeker is dat de vluchteling in Nederland kan blijven, beleeft hij een lichtelijk euforische

periode. Na alle problemen heeft hij een nieuwe verblijfplaats gevonden; er is een huis en geld om dit

huis in te richten. Het ergste leed lijkt geleden nu hij in Nederland een leven kan opbouwen. Na enige

maanden kunnen deze euforische gevoelens overgaan in depressie. Uit het optreden van deze

depressie blijkt dat de vluchteling de realiteit van zijn situatie gaat begrijpen en dat de ontworteling

van zijn bestaan tot hem begint door te dringen. Hij beseft dat hij (voorlopig) zijn vaderland, familie en

vrienden niet meer zal terugzien. Deze gedachten kunnen een schuldgevoel teweegbrengen (“Waarom

zij niet en ik wel”?). Vanwege dit schuldgevoel gaat de vluchtelingen nadenken en zoeken naar

mogelijkheden voor gezinshereniging. Dit is meestal niet gemakkelijk te regelen en zorgt vaak voor

veel frustraties en teleurstellingen. Bovendien merkt de vluchteling dat de aanpassing in Nederland

allerlei moeilijkheden met zich meebrengt. Het gevaar bestaat dat de vluchteling te lang in deze fase

blijft steken.13

“Voor de aanpassing is meer nodig dan het leren van de taal en het vinden van werk. De vluchtelingen

moeten de weg leren in een complexe samenleving, die sterk verschilt van het land waaruit zij

afkomstig zijn. Nederland heeft een ingewikkelde sociale wetgeving en een onoverzichtelijk stelsel van

hulpverlening. Aanvankelijk overzien de vluchtelingen absoluut niet met welke instanties zij te maken

krijgen en welke regels er voor hen gelden. Zeker in het begin van hun verblijf worden zij door de

goedbedoelende hulpverleners heen en weer gestuurd. Vluchtelingen waren in hun land van herkomst

dikwijls heel actief en zelfbewust; door de onbegrijpelijkheid van de Nederlandse instellingen worden

zij vaak passief en machteloos.

Bij de aanpassing spelen ook allerlei culturele verschillen een rol. Vluchtelingen zijn afkomstig uit

landen waarbij problemen meestal binnen de familie worden opgelost. In Nederland hebben allerlei

hulpverleningsinstellingen deze taak van de familie overgenomen. Vluchtelingen moeten dikwijls veel

overwinnen voor zij met vreemden over hun problemen durven praten.” (F.A. Begemann, 1995)

Mind-Spring tracht de vluchteling te helpen met de aanpassing in Nederland door tijdens de cursussen

veel aandacht te besteden aan praktische zaken als: Nederlandse gewoonten, het vinden van medische

hulp etc.

3.2 Hulpverlening aan vluchtelingen

13

Begemann, F.A.(1995) Hulpverlening aan vluchtelingen en asielzoekers, mogelijkheden binnen de eerstelijns zorg, Utrecht: Stichting

Pharos

Page 22: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

22

3.2.1. Cultuur

Nederland is een multiculturele samenleving. Dit betekent dat hulporganisaties in Nederland worden

bezocht door mensen van allerlei verschillende culturen. Het woord cultuur is te omschrijven als ‘het

geheel van voorstellingen, opvattingen, kennis, waarden en normen dat mensen lid van een

samenleving overdragen en verwerven door middel van leerprocessen’.14

Fargadi (1999) haalt een onderzoek van Wetter (1989) aan, waarin hij beschrijft dat cultuur van invloed

is op factoren die (ab)normaal of stressgevend zijn, op individuele en groepstolerantie, op

persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen. Daarnaast bepaalt cultuur algemene ideeën over

ziekte, oorzaken daarvan en de controle daarop. Tevens vertelt Fargadi (1999) dat cultuur de

waarneming, labeling en ‘coping’ met betrekking tot somatische en psychische symptomen beïnvloedt.

Voor een goede interculturele communicatie is meer nodig dan alleen kennis van de andere cultuur;

ook de hulpverleningstheorie en – praktijk dienen gerelativeerd te worden.

3.2.2. Hulpverlening aan vluchtelingen

Om goede hulpverlening aan vluchtelingen op gang te krijgen heeft de hulpverlener veel specifieke

kennis en ervaring nodig. De (psychische) problematiek van vluchtelingen verschilt ten opzichte van de

problematiek van autochtone hulpvragers. Daarnaast zal een vluchteling niet snel om hulp vragen bij

psychische klachten, gezien de vluchteling eerder het gevoel heeft dan ‘gek’ te zijn of ‘voor gek

verklaard’ te worden door zijn omgeving. Deze gedachtegang komt meestal voort uit de eigen cultuur.

In sommige landen wordt psychiatrie gebruikt voor politieke doeleinden. De vluchtelingen hebben hier

dikwijls negatieve ervaringen mee en het duurt een tijd voordat ze vertrouwen krijgen in de psychiatrie

in Nederland. (P. Sterk, 2010). De drempel om hulp te vragen is voor vluchtelingen hoger dan voor de

autochtone bevolking in Nederland, die dezelfde drempel wel ervaren, maar in mindere mate. Daarbij

komt kijken dat iemand die in Nederland is opgegroeid de weg naar de hulpverlening beter weet te

vinden door een grotere kennis van de sociale kaart. Een ander gegeven is dat veel niet-westerse

culturen eerder heil zoeken in medicatie, zoals gebruikelijk in het land van herkomst, dan in

psychosociale hulpverlening15.

F.A. Begemann (1995) beschrijft dat de hulpverlener voor de vluchteling een vreemdeling is. Hij komt

uit een andere cultuur, spreekt een andere taal en heeft andere zeden en gewoonten. Hierdoor is het

voor de cliënt moeilijk om zijn problemen kenbaar te maken. Daarnaast zijn veel vluchtelingen door

hun ervaringen wantrouwend geworden.

Mind-Spring is psycho-educatie voor vluchtelingen. Deze hulp wordt geboden door een vluchteling die

is opgeleid tot Mind-Spring trainer, in samenwerking met een GGz medewerker. (Zie voor meer

informatie hoofdstuk twee) Het spreekt voor zich dat deze trainer vanuit zijn eigen ervaring veel

specifieke kennis heeft van de problematiek bij vluchtelingen en de drempel tussen hulpverlener en

vluchteling wordt hierdoor verlaagd.

“Uit de ervaring van de medewerkers van Pharos blijkt dat de problematiek van de vluchtelingen op

veel punten overeenkomsten vertoont; deze overeenkomsten ontstaan omdat de situatie van alle

vluchtelingen bepaalde gemeenschappelijke kenmerken heeft. Kennis van deze algemene kenmerken is

voor hulpverleners belangrijk, omdat deze helpt bij het contact leggen met de vluchtelingen. Als het

contact er is, kan de hulpverlener vragen naar de bijzondere achtergronden van de cliënt, naar de

details die elk vluchtverhaal uniek maken.” (F.A. Begemann, 1995)

14

Klaas J. Hoeksema en Siep van der Werf (2004) Sociologie voor de praktijk, een inleiding in de sociologie voor het HBO, Bussum: Coutinho 15

Rohlof, R.& Haans, T. (2005), Groepstherapie met vluchtelingen; transculturele praktijk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum

Page 23: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

23

Voor elke vluchteling is de vlucht een ingrijpende overgang: hij moet de manier van leven in het land

van herkomst loslaten en in Nederland een nieuw bestaan opbouwen. Het is belangrijk dat de

vluchteling een perspectief ontwikkelt gericht op het verblijf in Nederland: hoe kan hij de

mogelijkheden hier zo goed mogelijk gebruiken? Het is aan de hulpverlener om de vluchteling zicht te

geven op zijn perspectieven.16

3.2.3 Hulpverlening in groepsverband aan vluchtelingen

Volgens H. Rohlof e.a. (1999) kunnen pijnlijke, moeilijk te verwerken geweldservaringen ervoor zorgen

dat vluchtelingen zich afsluiten voor de mensen in hun directe omgeving. De opvang en steun van

naasten valt hierdoor weg. Daarnaast kan de ballingschap in een vreemde cultuur, een vervreemdende

werking hebben op iemand. Hierdoor kunnen identiteitsproblemen ontstaan of versterkt worden. Het

kan in een dergelijk geval moeilijk zijn, de problemen die zich in het dagelijks leven voordoen op een

effectieve wijze aan te pakken.

Groepstherapie kan op verschillende gebieden ondersteuning bieden aan vluchtelingen. De deelnemers

leren op andere manieren met anderen om te gaan. Door het uitwisselen van ervaringen kan

(h)erkenning plaatsvinden. Daarnaast helpt het objectiveren en relativeren van de eigen trauma’s bij

het winnen van vertrouwen in anderen. Deelnemers van groepstherapie kunnen met elkaar naar

passende oplossingen zoeken en leren van andermans ervaringen.

Verder biedt groepsbehandeling de mogelijkheid om emotionele steun van elkaar te ervaren. Dit kan

helpen bij het doorbreken van een mogelijk bestaand isolement. Door de acceptatie van de groep

wordt een mogelijkheid gecreëerd om verdrongen emoties te uiten. Ten slotte kan er binnen de groep

geëxperimenteerd worden met alternatieve gedragswijzen.

Voor het functioneren van een groep is het van wezenlijk belang dat er vertrouwen is tussen de

deelnemers onderling en tussen deelnemers en begeleiders. Vluchtelingen die geweld hebben

meegemaakt, kunnen wantrouwend zijn geworden ten aanzien van anderen. Tevens kan het een rol

spelen dat men elkaar niet vertrouwt vanwege politieke verschillen. Omdat de

vluchtelingengemeenschap klein is, kan het voorkomen dat men zichzelf niet bloot wil geven uit vrees

dat het doorverteld zal worden. Het is belangrijk dat afspraken worden gemaakt over geheimhouding.

Structuur, openheid en duidelijkheid in een groep kunnen bijdragen aan een gevoel van veiligheid.17

Rohlof en Haans (2005) concluderen een negental werkzame aspecten van groepstherapie bij

vluchtelingen. Deze aspecten worden hieronder bondig weergegeven.

1. Op zoek naar gemeenschappelijke focus. Hierbij gaat het vooral om de effectiviteit van

(h)erkenning van de problematiek bij en door lotgenoten; de deelnemer ontdekt dat hij niet de

enige is met zijn problemen.

2. Voorlichting en psycho-educatie. Onder andere voorlichting over de klachten, de GGz en de

specifieke behandeling zijn noodzakelijk voor het slagen van de groepsbehandeling.

3. Groepsregels en vertrouwelijkheid. De achterdocht ten gevolge van traumatisering, angst voor

stigmatisering en roddelen maken dat een gevoel van vertrouwen niet zomaar wordt bereikt en

andere groepsregels nodig zijn dan in ‘gewone’ groepen.

4. Somatisering en psychologisering. Patiënten uit andere culturen hebben meer de neiging

psychische klachten lichamelijk te uiten en neigen eerder naar medicatie of operatie en hebben

weerstand tegen de groepsbehandeling. Ontspanningsoefeningen of andere

bewegingstherapie kan hierbij helpen.

16

Begemann, F.A.(1995) Hulpverlening aan vluchtelingen en asielzoekers, mogelijkheden binnen de eerstelijns zorg, Utrecht: Stichting

Pharos 17

Rohlof,H. e.a. (1999) Vluchtelingen in de GGZ, handboek voor de hulpverlening, Utrecht: Stichting Pharos,

Page 24: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

24

5. Invloed van de buitenwereld. Dit kunnen racisme, problematische huidige situatie, media-

aandacht en negatieve ontwikkelingen in landen van herkomst zijn, wat onderwerpen zijn waar

zowel de therapeut als de groepsleden machteloos in zijn.

6. Taalproblemen en het gebruik van tolken. Het werken met steeds dezelfde tolken (maximaal

twee), maakt de behandeling meer gestructureerd. Het werken in de moedertaal maakt de

behandeling effectiever.

7. Genderspecifieke of gemengde groepen. In ongemengde groepen heerst minder wantrouwen

ten opzichte van elkaar, een gemengde groep werkt lastiger, maar biedt mogelijkheid tot het

leren van elkaar als man en vrouw.

8. Multi-etnische of mono-etnische groepen. Het voordeel van een mono-etnische groep is dat

de leden elkaar eerder begrijpen en het vertrouwen groter is. De kans bestaat echter dat de

therapeut van andere afkomst buitengesloten wordt. Het voordeel van een multi-etnische

groep is dat deelnemers kennismaken met zeer uiteenlopende zienswijzen en zich meer

voorbereiden op de multiculturele samenleving.

9. Traumatisering als achtergrond of onderwerp van gesprek. Vaak vermijden vluchtelingen met

(ernstige) symptomen van traumatisering over gebeurtenissen te praten. De vraag is of de

therapeut hierin mee moet gaan; dit is nog niet onderzocht.

Rohlof en Haans (2005) concluderen hieruit dat het blijkt dat groepstherapie met vluchtelingen goed

werkt, omdat het mogelijk is een gemeenschappelijke focus te vinden. Hierdoor kan een samenhang en

actieve houding in de groep gecreëerd worden. Hoe goed groepstherapie werkt is nog niet te

achterhalen. Wel is aangetoond dat groepstherapie even goed of beter werkt dan individuele therapie

(Van der Stel, 2004), ondanks het gebrek aan vertrouwen in elkaar en de angst voor confrontatie met

heftige verhalen van andere vluchtelingen.

Mind-Spring wordt in groepsverband gegeven. Een groep bestaat uit zes tot vijftien deelnemers. Mind-

Spring is geen groepstherapie maar een preventief interventieprogramma. De kenmerken van

groepstherapie, zoals hierboven beschreven, komen overeen met de kenmerken van Mind-Spring. Zie

hoofdstuk twee voor meer informatie over Mind-Spring.

Pim Cuipers en Herman Reesink beschrijven in hun boek “De methodiek van de ondersteuningsgroep”

(Nijkerk, 1993) verschillende veranderingsmechanismen die van invloed zijn op gedragsverandering bij

deelnemers van ondersteuningsgroepen. Deze veranderingsmechanismen treden wellicht ook op bij de

deelnemers van Mind-Spring. Hieronder geven wij een bondige omschrijving van deze

veranderingsmechanismen.

• Universaliteit: Treedt op wanneer de deelnemers vergelijkbare problemen en gevoelens bij

elkaar waarnemen (her- en erkenning).

• Zelfonthulling: Door de veiligheid en acceptatie binnen de groep, onthullen de deelnemers

persoonlijke informatie en intense gevoelens. Deze uitingen werken ventilerend en zorgen

ervoor dat de deelnemers zichzelf beter leren kennen, waarop de groepsleider hen alternatieve

gedragswijzen kan aanleren.

• Acceptatie (cohesie): Acceptatie en groepscohesie zijn voorwaarden voor een succesvolle

groep. De begeleider speelt een centrale rol bij het bevorderen van de groepscohesie.

• Informatie en advies: De deelnemers krijgen middels psycho-educatie relevante informatie en

adviezen over hun problemen en/of situatie.

• Altruïsme: Doordat de deelnemers aan elkaar suggesties, steun of bevestiging geven, ervaren

ze het gevoel iets voor de ander te willen doen en nodig en behulpzaam te zijn.

• Leren door observatie: Door andere deelnemers en de begeleider te observeren, leren de

deelnemers gedragingen en kwaliteiten van elkaar.

Page 25: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

25

• Het geven van hoop: Doordat andere deelnemers laten zien dat ze hun problemen effectief

kunnen aanpakken, krijgen de deelnemers een gevoel van optimisme.

3.2.4 Werken met een tolk

“Het werk van de tolk heeft grote invloed op de structuur van het gesprek. Telkens moet de

bijeenkomst worden onderbroken om de tolk de gelegenheid te bieden om te vertalen. Het geven van

directe feedback wordt lastig, omdat pas gereageerd kan worden wanneer via de tolk de boodschap

wordt ontvangen. Dit samen stoort het spontane verloop van het gesprek. Hoe langer de tekst is die de

tolk moet vertalen, hoe groter de kans dat hij stukken weglaat of verandert, of dat hij de volgorde

waarin de dingen werden gezegd, wijzigt. Hierdoor verliest men makkelijke de greep op het gesprek of

wordt het gesprek een serie monologen. Het is belangrijk om de tolk om de paar zinnen de ruimte te

geven om te vertalen, waardoor de gesprekspartners gemakkelijker de gelegenheid hebben om op

elkaar te reageren en het een dialoog blijft.” (F.A. Begemann, 1995).

Tijdens de Mind-Spring bijeenkomsten is een tolk aanwezig. De tolk vertaalt de bijeenkomsten voor de

GGz-psycholoog. Wanneer de cursus in het Nederlands wordt gegeven, vertaalt de tolk de bijeenkomst

in de taal van de groep.

3.2.5 Empowerment

Mind-Spring is gericht op empowerment. Het bewust maken en zelf leren oplossen van de eigen

problemen is een belangrijk onderdeel in de training.

K. J. Hoeksema en S. van der Werf (2004) definiëren het begrip ‘empowerment’ als volgt: “Het proces

waarin cliënten (of patiënten) krachtiger worden gemaakt, het versterken van mensen. Het gaat erom

dat mensen weer greep op hun situatie krijgen en de situatie van onmacht tegenover hun sociale

omgeving overwinnen. Die onmacht is grotendeels ongewild en onbewust in interactie met sociale

instituties ontstaan. Die situatie is dus maatschappelijk geconstrueerd en kan dan ook weer door

mensen ongedaan gemaakt worden. Het is een proces van bewust worden van mensen dat ze veelal

een passieve rol spelen.”

De empowermentbenadering gaat ervan uit dat alle mensen (en sociale omgevingen) een inherente

capaciteit tot leren, groeien en veranderen in zich hebben. In het verlengde daarvan is het een taak

voor hulp- of dienstverleners om samen met de (potentiële) cliënt en zijn omgeving deze

krachtbronnen op te sporen en te mobiliseren. Op die manier kan de veerkracht van de betreffende

personen vergroot worden. De krachtbronnen kunnen alleen worden blootgelegd als de cliënt en

werker samen op ontdekkingstocht gaan. Daarbij heeft de ‘deskundige’ werker niet het laatste woord

over wat goed is voor de cliënt. De cliënt heeft zijn eigen (ervarings)deskundigheid en talenten, deze

dienen zo goed mogelijk benut te worden.18

Zoals in iedere relatie wordt ook in de hulpverleningsrelatie gezocht naar een balans tussen geven en

ontvangen. Veel hulpverleners zijn geneigd zich dienstbaar te maken aan en te zorgen voor hun

cliënten, een houding die past binnen de traditie van het maatschappelijk werk. Dit gebeurt zeker in

situaties waarin cliënten zeer hulpbehoevend zijn of te maken hebben met traumatische ervaringen.19

Om de vluchteling goed te laten integreren in Nederland is het van belang de vluchteling door middel

van empowerment bewust te maken van zijn eigen krachten en competenties. Vaak zijn ze zich hier

niet van bewust en durven ze geen stappen te ondernemen omdat ze weinig waardering hebben voor

zichzelf. Bovendien zijn ze vaak bang voor een afwijzing of een oordeel van de persoon tot wie zij zich

18

van Doorn,L. e.a. (2008) Outreachend werken, handboek voor werkers in de eerste lijn, Bussum: Coutinho 19

www.kempler-instituut.nl

Page 26: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

26

richten.20

Mind-Spring tracht de vluchteling op onderstaande vlakken bewust te maken van zijn of haar

mogelijkheden door middel van empowerment:

1. Bij de vergroting van mogelijkheden om de eigen levensomgeving te beïnvloeden (op persoonlijk

vlak, individueel).

2. Ondersteuning te verwerven en hulpbronnen aan te boren in hun sociale omgeving, om te kunnen

participeren op sociaal vlak.

3. Om toegang te verkrijgen tot voorzieningen in onderwijs, welzijn en zorg.

3.2.6 Knelpunten binnen de hulpverlening aan vluchtelingen

Niet alleen traumatische ervaringen (paragraaf 3.1.2) zijn het hoofdaspect van de problematiek van

vluchtelingen. Ook het gevoel van eenzaamheid, wat kan voortkomen uit het niet geïntegreerd zijn, en

het ontbreken van contact met mensen uit de vertrouwende omgeving, spelen een rol. Grinberg en

Grinberg (1989) stellen dat elke getraumatiseerde migrant een persoon nodig heeft die een

beschermfunctie op zich neemt. De eerste prioriteit van de hulpverlener is daarom het contact maken

met de cliënt. Daarnaast is het van belang dat de cliënt zich welkom voelt. Het kost tijd om als

hulpverlener een goede vertrouwensband met de vluchteling op te bouwen. Hierdoor wordt de

hulpverlening aan vluchtelingen al snel langdurig.21

Naast de tijd die geïnvesteerd moet worden in het opbouwen van een vertrouwensband, moet er

rekening gehouden worden met taal- en cultuurverschillen. Deze kunnen een probleem vormen in het

contact tussen de hulpverlener en vluchteling. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de

hulpverlening beter afgestemd moet worden op de multiculturele samenleving die Nederland thans

kent.22

Mind-Spring speelt bij deze afstemming een belangrijke rol omdat vluchtelingen afkomstig uit

verschillende culturen, worden opgeleid als trainer. Tijdens de trainingen wordt aandacht besteed aan

de kenmerken van de Nederlandse samenleving, die de trainers in de cursussen kunnen overdragen

aan de deelnemers.

W.A. Shahid (1998) beschrijft een aantal knelpunten, die momenteel spelen op het terrein van

interculturele hulpverlening. Hulpverleners bezitten een statische benadering van cultuur. Dit houdt in

dat zij de verschillen tussen zichzelf en de vluchteling alleen maar toeschrijven aan het verschil tussen

de beide culturen. Andere niet-culturele factoren als geslacht, leeftijd, sociaaleconomische factoren en

de invloed van hun persoonlijke ervaringen worden hierdoor buiten beschouwing gelaten. Dit gebeurt

tevens op het gebied van communicatie. Door allochtone culturen als belangrijkste oorzaak voor

miscommunicatie te zien, worden intermenselijke relatieproblemen en andere niet-culturele factoren

van het communicatieproces verwaarloosd.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat het merendeel van de benaderingen in de hulpverlening aan

allochtonen, culturalistisch van aard is en daardoor de indruk wekt dat de cliënt en zijn cultuur hét

probleem vormen bij het aanbieden van adequate hulp. Er wordt zelden gekeken naar tekortkomingen

in de deskundigheid van de hulpverleners, in hun kennis van allochtone culturen en in de geschiktheid

van de organisatie om de specifieke problemen aan te pakken.

3.2.7 Interculturele hulpverleningsmodellen

20

www.munathconsultancy.com 21

Van der Veer, G. (1999) Multiculturele samenleving en psychoanalyse, A. Van Waning (red.), Assen: Van Gorcum 22

Ras, H.J.C, Feltz-Cornelis, C.M. van der & Eijk, I. van (2003), Wegwijs in de psychiatrie, Amsterdam: Boom

Page 27: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

27

“Om het communicatie- en hulpverleningsproces over de grenzen van culturen heen inzichtelijk te

maken en te optimaliseren, hebben zowel wetenschappers als hulpverleners tal van visies ontwikkeld

die in allerlei interculturele hulpverleningsmodellen gestalte hebben gekregen. De inspanningen van de

laatste twintig jaar hebben echter nauwelijks tot positieve effecten geleid, noch op het terrein van de

theorievorming, noch wat betreft de verbetering van de relatie tussen hulpverleners en hun allochtone

cliënten. Om een kader te bieden voor de analyse van problemen die in de relatie tussen helpverleners

en allochtone cliënten voorkomen, zijn in de afgelopen tien jaar een aantal interculturele

hulpverleningsmodellen ontwikkeld.” (W.A. Shadid, 1998)

Een voorbeeld hiervan is het TOPOI-model. Het TOPOI-model is ruim van opzet en omvat naast

culturele en maatschappelijke factoren ook factoren die te maken hebben met de sociale verhoudingen

tussen hulpverleners en cliënten.

Door Hoffman en Arts werd in 1994 het TOPOI-model gepresenteerd. “Dit is een hulpmiddel om

misverstanden in de communicatie op te sporen. TOPOI staat voor taal, ordening, perspectieven,

organisatie en inzet/invloed. Het zijn gebieden in de communicatie waar eventuele misverstanden

achterhaald kunnen worden. De onderlinge samenhang is heel groot maar je kunt steeds vanuit een

andere invalshoek kijken. TOPOI als analyse-instrument biedt een aantal vragen om bepaalde

hypothesen op te stellen tijdens of na een gesprek. Waardoor er nieuw licht geworpen wordt op zaken

die in de onderlinge communicatie mislopen.

Nodig is dan om van een afstandje te kunnen kijken, vanuit een waarnemerstandpunt waarin je zowel

naar jezelf als naar de ander(en) kunt kijken.” (L. Schuringa, 1997)

Hieronder staan de vijf aspecten van TOPOI kort beschreven23:

1. Taal; “Communicatie verloopt voor een belangrijk deel via verbale en non-verbale uitingen. Deze zijn

sterk gekoppeld aan de leefwereld waaruit mensen afkomstig zijn. Naast de letterlijke taal die

gesproken wordt, kan de betekenis die men aan woorden geeft heel verschillend zijn. Ook bedoeld

men vaak veel meer dan letterlijk gezegd wordt, met andere woorden: veel taalgebruik is impliciet. (…)

Impliciet taalgebruik kan storingen in de communicatie oproepen. Non-verbale uitingen kunnen voor

nog meer storingen zorgen.”

2. Ordening; “Ieder mens ordent de wereld om hem heen op een bepaalde manier. Deze persoonlijke

ordening wordt wel iemands referentiekader genoemd. Het referentiekader wordt opgebouwd door al

die invloeden die de (directe) omgeving op ons heeft. De subjectieve kijk die we op de werkelijkheid

hebben, is niet onveranderbaar, maar is steeds in beweging.”

3 Perspectieven; “Mensen wisselen niet alleen inhoudelijke boodschappen uit, maar tegelijkertijd zeg je

daarmee ook iets over de onderlinge betrekking. Dat worden ook wel perspectieven genoemd.”

4. Organisatie; “Professionele gespreksvoering vindt plaats binnen het kader van één of meerdere

organisaties. De wijze waarop een organisatie functioneert (structuur en cultuur) heeft grote invloed op

de communicatie.”

5. Inzet/invloed; “Mensen hebben een bepaalde bedoeling met hun communicatie, zij zetten zich

ergens voor in. Het effect van wat men oproept met een bepaald gedrag of met wat men zegt, kan

echter heel anders zijn dan wat men bedoelde te bereiken of over te brengen. Veel misverstanden

23

Schuringa, L. (1997) Sociaal agogische projecten, de tweetrapsraket als methode, Baarn: Nelissen B.V.

Page 28: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

28

ontstaan wanneer inzet (bedoelingen) en invloed (effecten) niet met elkaar overeenkomen. Erkenning

van inzet is voor mensen een fundamentele behoefte.”

Over de link tussen het TOPOI-model en Mind-Spring valt het volgende te zeggen: tijdens de

verschillende bijeenkomsten wordt er volgens het TOPOI-model gecommuniceerd. De link tussen de

TOPOI-benadering en Mind-Spring zullen we hieronder bondig toelichten.

• Taal: Tijdens de Mind-Spring bijeenkomsten wordt de moedertaal van de deelnemers gevoerd.

De trainer is van dezelfde cultuur, waardoor de onderlinge gedragingen en houdingen sterk

overeenkomen en door ieder begrepen worden.

• Ordening: De deelnemers van Mind-Spring zitten allen in een vergelijkbare situatie; het zijn

vluchtelingen, van dezelfde culturele afkomst, die allen bezig zijn met het vinden van een plek

in de maatschappij. Hierdoor is het referentiekader van de deelnemers redelijk identiek.

• Perspectieven: De onderlinge betrekking tussen de deelnemers is gelijk; de trainer behandelt

de deelnemers gelijkwaardig.

• Organisatie: De medewerkers van Mind-Spring zijn nauw betrokken bij hun doelgroep; de

communicatie tussen organisatie en doelgroep is hierdoor zeer open en laagdrempelig.

• Inzet/invloed: Om de invloed en inzet binnen de groep met elkaar overeen te laten komen,

wordt de open communicatie tijdens Mind-Spring zo veel mogelijk benadrukt.

3.2.8 De rehabilitatiemethodiek

Op hcc.net (2010) wordt de rehabilitatiebenadering als volgt beschreven:

“De rehabilitatiebenadering legt het accent op iemands mogelijkheden in plaats van op zijn

beperkingen. Cliënten worden uitgenodigd actief mee te doen bij de keuze van doelen en bij het

maken en uitvoeren van plannen.”

De rehabilitatiebenadering kan goed gebruikt worden indien men werkt met cliënten die in een

kwetsbare maatschappelijke positie verkeren. Bijvoorbeeld: mensen die lichamelijk, psychisch of

cognitief beperkt zijn of traumatiserende ervaringen hebben meegemaakt.

De doelgroep van Mind-Spring bestaat uit vluchtelingen en asielzoekers. Dit is weliswaar een andere

doelgroep maar er zijn verschillende overeenkomsten te benoemen tussen de methodiek van Mind-

Spring en de rehabilitatiebenadering.

Rehabilitatie

S. Karbouniaris, medewerker van het Kenniscentrum Sociale Innovatie Hogeschool Utrecht (2010)

beschrijft rehabilitatie als volgt: “Rehabilitatie is het ondersteunen van mensen met psychosociale

beperkingen alsmede hun omgeving bij de door hen gewenste kwaliteit van leven op de

levensdomeinen van wonen, werken, leren en recreëren en op de persoonlijke domeinen van

gezondheid, zelfzorg, zingeving en sociale contacten.”

Rehabilitatie is een proces dat als doel heeft de cliënt te ondersteunen bij zijn eigen herstelproces. In

feite gaan onder het begrip rehabilitatie, verschillende ideeën en concepten schuil. Er is dus niet één

rehabilitatiemodel. De rehabilitatie kan zelfs niet als één benadering beschouwd worden. De

verschillende benaderingen zijn het echter allemaal over het volgende eens24:

- Startpunt: De cliënt met zijn wensen en zijn zorgbehoeften.

24

www.rehabilitatie.nl

Page 29: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

29

- Eindpunt: Verbetering van de kwaliteit van leven en het vervullen van sociaal-maatschappelijke

rollen.

Wilken & Den Hollander (2005) geven de volgende definitie van psychosociale rehabilitatie: “Het proces

waarin activiteiten plaatsvinden die erop gericht zijn om een persoon met psychosociale beperkingen

te helpen in diens levenskwaliteit en zelfzorgvermogen zo groot mogelijk te laten zijn, om zowel

persoonlijke als maatschappelijk tot tevredenheid te kunnen functioneren.”

Het startpunt van vluchtelingen en asielzoekers die deelnemen aan Mind-Spring, is dikwijls de wens te

integreren en participeren in de Nederlandse samenleving. Mind-Spring helpt hen hierbij door zich te

richten op het leren omgaan met trauma’s en praktische zaken in het dagelijks leven (zie ook

hoofdstuk twee). Op die manier draagt Mind-Spring bij aan het eindpunt van de vluchteling en/of

asielzoeker, namelijk een goede integratie en participatie van deze doelgroep in de Nederlandse

samenleving. Mind-Spring is tevens gericht op het vergroten van de levenskwaliteit en het

zelfzorgvermogen van de vluchteling en/of de asielzoeker.

Rehabilitatiemethode

“In de VS, Engeland, Italië, Duitsland en Nederland zijn verschillende rehabilitatiemethoden ontwikkeld.

Gezamenlijke uitgangspunten zijn:

• Behandeling bij ernstig psychisch lijden moet worden aangevuld met rehabilitatie. Rehabilitatie

is een aanvulling, geen vervanging voor behandeling;

• Rehabilitatie richt zich op veranderingen die nodig zijn om maatschappelijke rollen te

vervullen;

• De cliënt bepaalt wat er gaat gebeuren;

• De nadruk ligt op wat mogelijk is, niet op beperkingen;

• Rehabilitatie sluit aan bij het dagelijks leven van de cliënt.”(kenniscentrumrehabilitatie.nl,

2010)

De rehabilitatiemethode is vraaggericht. Er wordt zo veel mogelijk uitgegaan van de krachten van de

cliënt, het leven als individu en als medemens in de samenleving.

Karbouniaris (2010) haalt Wilken en Den Hollander (1999) aan. Volgens hen combineert de integrale

rehabilitatiebenadering:

1. Het opbouwen van een samenwerkingsrelatie met een cliënt;

2. Het bieden van individuele ondersteuning bij herstel, ontplooiing en kwetsbaarheid;

3. Het optimaliseren van de leefomgeving.

De rehabilitatiemethodiek kent vijf pijlers. Deze pijlers bepalen samen het draagvlak van de cliënt voor

een veranderingsproces. Aan de hand van deze vijf pijlers kan worden gekeken hoe je de cliënt van

punt a naar punt b krijgt. De vijf pijlers zijn:

1. Motivatie;

2. Status;

3. Vaardigheden;

4. Materiële steun;

5. Sociale steun.25

25

sharepoint.hu.nl (Bonny Mulder)

Page 30: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

30

Bovenstaande pijlers zijn terug te vinden in het aanbod van Mind-Spring. In hoofdstuk twee staat

beschreven dat de volgende vormen van empowerment, zoals omschreven door Penninx en Scholten

(Lemma, 2005) aan bod komen in het Mind-Spring programma:

• Helpen bij behoud van regie over het leven;

• Sociale vaardigheden trainen;

• Het sociaal netwerk sterker maken;

• Maatschappelijk participatie stimuleren;

• Eigen initiatieven van cliënten ondersteunen.

Mind-Spring biedt echter geen materiële steun. Deze steun wordt door VluchtelingenWerk wel op

individueel niveau geboden.

Rehabilitatiemethode en de hulpverlener

Voor hulpverleners is bij de rehabilitatiemethode een gewenste houding en focus:

• Een houding van gelijkwaardigheid, partnerschap, acceptatie, begrip en empathie, hoop en

vertrouwen;

• Geloof dat herstel mogelijk is;

• Voortdurende en consistente steun;

• Handelen richten op herstel en empowerment;

• Rolverdeling; cliënt leidt;

• Aandacht voor hulp en steunbronnen in de omgeving.26

Indien de hulpverlener bovenstaande houding en focus heeft, zal dit het herstel van de cliënt

bevorderen. Droes & Korevaar (2008) beschrijven de volgende factoren die het herstel van de cliënt

bevorderen: hoop, steun en betrokkenheid van betrokkene, coping- en zelfzorgvaardigheden, moed en

diversiteit in rollen.

Bij de rehabilitatiemethode leidt de cliënt het proces. Bij Mind-Spring is dit een combinatie van de

vluchteling en/of asielzoeker en de trainer. Er zijn echter wel overeenkomsten in de houding van de

hulpverlener. Bijvoorbeeld een houding van gelijkwaardigheid, partnerschap, acceptatie, begrip en

empathie, hoop en vertrouwen en geloof dat herstel mogelijk is.

Het herstel van de cliënt is te zien door verbetering van het vervullen van verschillende rollen door de

cliënt:

• Rolvervulling ten aanzien van eigen wensen, verwachtingen en waarden;

• Rolvervulling in eigen directe omgeving;

• Het vervullen van algemene burgerrollen.

In paragraaf 4.1 wordt beschreven wat er gezegd kan worden over de effectiviteit van Mind-Spring.

Door bij de vluchtelingen en asielzoekers te kijken naar bovenstaande rollen, kan het effect van Mind-

Spring eventueel gemeten worden.

3.2.9 Peereducation

De peermethode

Het woord ‘peer’ betekent ‘iemand van dezelfde sociale groep gebaseerd op leeftijd, opleiding en

status’.27 Peereducation is het overdragen of delen van gezondheidsinformatie, waarden en

gedragingen door leden van gelijke leeftijd-, van gelijke status- of gelijke etnische groepen.

Peereducation kan toegepast worden in veel verschillende settings (bijvoorbeeld scholen en

26 www.sharepoint.hu.nl (S. Karbouniaris] 27

www.stopaidsnow.nl

Page 31: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

31

asielzoekerscentra) en bij groepen van verschillende grootte.28

Peereducation is gericht op bewustwording en gedragsverandering bij een specifieke doelgroep. Als

het om veranderen van gedrag gaat, laten de meeste mensen zich het gemakkelijkst motiveren door

mensen die dicht bij hen staan, zoals naasten, vrienden of kennissen. Het positieve van peereducation

is dat de kloof tussen voorlichters en ontvangers verkleind wordt doordat ze tot dezelfde groep

behoren.29

Mind-Spring is vergelijkbaar met peereducation. Het is gericht op bewustwording en

gedragsverandering. Daarnaast is de Mind-Spring trainer een (voormalig) vluchteling en behoort hij tot

dezelfde etnische groep.

De ‘peereducator’

In zijn werkdocument ‘Peereducation bij SOA-preventie door de MOA en GGD (Assen, 2005) schrijft

Roelie Hamming het volgende over de peereducator:

“Een effectieve peereducator moet in staat zijn bij zijn doelgroep een wij-gevoel te creëren. Hij moet

vergeleken met zijn doelgroep een iets hogere status hebben, maar niet te hoog, want hij moet voor de

doelgroep haalbaar nastrevenswaardig zijn; hij is een rolmodel. In kleding, uiterlijk en taalgebruik

(dialecten) mag hij niet uit de toon vallen, want hij moet bij de groep horen (Voorham, 2003).

De peereducator moet geloofwaardig zijn voor de doelgroep, vanwege de betrouwbaarheid die hij

uitstraalt. Daarnaast moet de peereducator ook geloofwaardig blijven, door blijk te geven van

voldoende deskundigheid over het onderwerp. Dat kan bereikt worden door scholing en het kan

gestimuleerd worden door de peereducator te laten optreden als vertegenwoordiger van een

professionele organisatie. De peereducator zal met betrekking tot de inhoud van de voorlichting

ondersteund moeten worden door een professionele organisatie. Daarbij moet voornamelijk aandacht

zijn voor evenwicht in de verschillende rollen die de peereducator moet vervullen. De

geloofwaardigheid door de similariteit mag niet door een té groot accent op deskundigheid, of een té

groot accent op de vertegenwoordigende organisatie worden beschadigd (Voorham, 2003).

Elke peereducator vervult een brugfunctie tussen de doelgroep en de voorlichtende instantie. Hij of zij

moet beide posities kunnen begrijpen en invoelen en voor de ander kunnen verwoorden. Dat vraagt

inlevingsvermogen, maar ook begrip van de voorlichtingsprocessen. Hij moet zich kunnen inleven in

een zo groot mogelijk deel van de doelgroep, maar óók in de ‘opdrachtgevers’. De peereducator moet

in staat zijn de eigen rol in het proces van de voorlichting te plaatsen en te begrijpen.

Behalve betrokkenheid bij de doelgroep wordt meestal ook betrokkenheid bij het onderwerp gevraagd.

Als de peereducator bij het onderwerp van de voorlichting op geen enkele manier enige betrokkenheid

heeft, of de relevantie voor de doelgroep moeilijk kan begrijpen, dan is er geen basis voor die

voorlichting. In dat geval zal de motivatie om mee te werken aan de voorlichting relatief gering zijn. De

combinatie van betrokkenheid bij de doelgroep en betrokkenheid bij het onderwerp bepaalt voor een

belangrijk deel de mate van peerschap (Voorham, 2003).

Peereducators kunnen hun ‘werk’ alleen doen als zij door de doelgroep geaccepteerd worden. Deze

acceptatie blijkt niet alleen voort te komen uit gelijkenis met de doelgroep. Een tolerante en flexibele

houding zijn van even groot belang. Peereducators moeten met allerlei soorten mensen kunnen

werken, ongeacht hun geloof, privésituatie of politieke overtuiging. Dit lukt alleen als zij anderen met

respect behandelen en in hun waarde laten. Respect wordt onder andere geuit door, als dat gewenst

wordt, kleding en gedrag aan te passen aan de doelgroep. Als men respectvol met elkaar omgaat, is

het ook niet nodig het eigen geloof, de privésituatie of de politieke overtuiging te verzwijgen (Tan,

2000).”

28

Hamming,H. e.a. (2005), Peereducation bij SOA- preventie door de MOA en GGD, Assen 29

www.haarlem-mutare.nl

Page 32: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

32

HooHooHooHooffffdsdsdsdstuk 4tuk 4tuk 4tuk 4 VerantwoordingVerantwoordingVerantwoordingVerantwoording

Om tot beantwoording van de onderzoeksvragen te komen hebben wij een praktijkgericht,

kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Wij hebben ons verdiept in de inhoud van Mind-Spring door middel

van verschillende gesprekken, interviews en enquêtes. We hebben de mogelijkheden onderzocht hoe

Mind-Spring binnen lokale afdelingen van VluchtelingenWerk Nederland te implementeren.

Literatuuronderzoek

We hebben Mind-Spring gekoppeld aan theoretisch en wetenschappelijk verantwoorde literatuur

hebben we deskresearch uitgevoerd. We hebben ons onderzoek gericht op een project dat vanuit de

GGz georganiseerd wordt. Dit project, Mind-Spring, wordt in groepsverband gegeven en richt zich op

vluchtelingen en asielzoekers. Wij hebben onderzocht hoe dit project geïmplementeerd kan worden bij

VluchtelingenWerk. Door het bestuderen van relevante literatuur, zijn we nagegaan of de inhoud van

het project voldoende tot stand is gekomen middels reeds opgedane ervaringen in de hulpverlening

aan vluchtelingen, of dat er punten aangepast of verbeterd moeten worden. De gebruikte literatuur is

afkomstig van de opleiding maatschappelijk werk en dienstverlening van de Hogeschool Utrecht, de

mediatheek van Hogeschool Utrecht, verschillende gemeentebibliotheken en relevante websites. Wij

hebben getracht zoveel mogelijk recente literatuur te gebruiken.

We hebben literatuur bestudeerd op de volgende gebieden:

- Onderzoek doen;

- Empowerment,

- Rehabilitatie;

- Peereducation;

- Hulpverlening in groepsverband;

- (Hulpverlening aan) Vluchtelingen en asielzoekers;

- Psychosociale problematiek bij vluchtelingen en asielzoekers;

- Cultuurverschillen;

- Interculturele hulpverlening en interculturele communicatie;

- Psycho-educatie;

- Implementeren;

- Projectmatig werken.

Tevens hebben we informatie verzameld over:

- De organisatie VluchtelingenWerk;

- Mind-Spring

De informatie over VluchtelingenWerk hebben we via de medewerkers en website van deze organisatie

verkregen. De informatie over Mind-Spring komt uit foldermateriaal en draaiboeken die we van Mind-

Spring (GGz Dijk en Duin) hebben gekregen. Daarnaast hebben we informatie verkregen uit

verschillende gesprekken die we gevoerd hebben met de medewerkers van Mind-Spring. De

documenten van Mind-Spring hadden niet allemaal een titel, hierdoor was het lastig om in ons rapport

op een duidelijke manier naar dit document te verwijzen. We hebben besloten deze informatie wel te

verwerken in ons onderzoek, aangezien wij het als onmisbare informatie beschouwen.

De regio’s van VluchtelingenWerk waar dit onderzoek heeft plaatsgevonden

Binnen de tijd die voor ons onderzoek stond, was het niet haalbaar om alle veertien regio’s van

VluchtelingenWerk (zie bijlage A) mee te nemen in ons onderzoek. We hebben ervoor gekozen het

Page 33: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

33

onderzoek op vier verschillende regio’s te richten. Namelijk de regio’s: Noordwestholland, Midden-

Nederland, Noord-Nederland en Midden-Gelderland.

Wij hebben voor de regio Noordwestholland gekozen, omdat Mind-Spring daar binnen verschillende

locaties heeft gelopen. De meeste lokale afdelingen van VluchtelingenWerk in Noordwestholland willen

doorgaan met het aanbieden van Mind-Spring.

Voor de regio’s Midden-Nederland, Noord-Nederland en Midden-Gelderland hebben wij gekozen,

omdat Mind-Spring daar nog niet heeft gelopen, of niet succesvol van de grond is gekomen in

samenwerking met VluchtelingenWerk.

We hebben een behoefteonderzoek gedaan bij de (directeuren van) bovengenoemde regio’s van

VluchtelingenWerk. Verder hebben we onderzocht waarom Mind-Spring bij een aantal afdelingen niet

(meer) van de grond is gekomen.

De ontwikkeling van de probleemstelling

We zijn begonnen met het formuleren van een heldere probleemstelling en onderzoeksvraag. Hiervoor

hebben we gesprekken gevoerd met drie directeuren en een projectmanager uit bovengenoemde vier

regio’s, namelijk:

- Dhr. H. Hagen (algemeen directeur VluchtelingenWerk Midden-Nederland)

- Dhr. G. Meijer (projectmanager VluchtelingenWerk Noord-Nederland)

- Mevr. T. Parson (directeur VluchtelingenWerk Noordwestholland)

- Dhr. J. v.d. Werff (directeur Vluchtelingenwerk Midden-Gelderland)

We hebben bovenstaande personen bij ons onderzoek betrokken, met als doel te inventariseren of ze

op de hoogte zijn van Mind-Spring en op welke wijze zij met Mind-Spring aan het werk zijn, willen

gaan of zijn geweest. Een ander doel was om via deze directeuren en projectmanager contacten binnen

de verschillende regio’s op te doen.

De tweede stap in het onderzoek was een afspraak bij GGz Dijk en Duin. Daar hebben we gesproken

met P. Sterk (projectontwikkelaar Mind-Spring), B. Kieft (projectcoördinator Mind-Spring) en Dhr. A.

Azizi (Coördinator Vluchtelingenwerk IJmond-Noord, Heiloo en Texel en coördinator/trainer Mind-

Spring in regio Noordwestholland).

Het doel achter deze afspraak was ons te verdiepen in Mind-Spring. We wilden te weten komen

waarom Mind-Spring is opgezet, welke acties daarvoor zijn ondernomen, wat het Mind-Spring

programma precies inhoudt en in welke regio’s Mind-Spring actief is en/of was.

Observatie van een Mind-Spring bijeenkomst

Naar aanleiding van het gesprek bij GGz Dijk en Duin hebben wij, op uitnodiging van Dhr. A. Azizi, een

bijeenkomst van Mind-Spring bijgewoond op Texel. Deze bijeenkomst werd gegeven door trainer A.

Azizi. Het doel van onze aanwezigheid was Mind-Spring in de praktijk te observeren. Tijdens de

bijeenkomst hebben we gekeken naar de aspecten van het gedrag van de trainer en deelnemers die

voor ons onderzoek interessant zijn, bijvoorbeeld de interactie tussen de trainer en de deelnemers.30

Dit was tevens een goede mogelijkheid voor ons om te zien hoe een bijeenkomst van Mind-Spring er in

de praktijk aan toegaat.

Een ander doel van het bijwonen van de bijeenkomst was het in contact komen met de deelnemers. We

hebben hen geïnterviewd over hun ervaringen met betrekking tot Mind-Spring. We hebben op Texel

vier deelnemers geïnterviewd. We hebben ervoor gekozen deze deelnemers anoniem te laten. De reden

hiervoor was de deelnemers het gevoel te geven vrijuit te kunnen spreken en hierdoor sociaal

wenselijke antwoorden te voorkomen.

Nieuwe opdrachtgever

30

Verhoeven, N. (2006), Wat is onderzoek, praktijkboek methoden en technieken voor het hoger beroepsonderwijs, Amsterdam: Boom

Page 34: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

34

Een volgende stap was de ontmoeting met S. van de Graaf, senior projectleider VluchtelingenWerk

Nederland. Onze opdrachtgever (J. Winter) was onverwacht gestopt bij VluchtelingenWerk Nederland en

S. van de Graaf is aangewezen als nieuwe opdrachtgever. Het doel achter deze afspraak was

kennismaking. Tevens was dit een goed moment om S. van de Graaf op de hoogte te brengen van de

inhoud van ons onderzoek.

Na de inventarisatie, uitgevoerd zoals hierboven beschreven, hebben we ervoor gekozen ons

onderzoek voornamelijk plaats te laten vinden in de regio Noordwestholland. Zoals we eerder in dit

hoofdstuk hebben beschreven, zijn er in deze regio veel positieve ervaringen met Mind-Spring. Om

erachter te komen hoe Mind-Spring in deze regio is opgestart, waarom Mind-Spring in deze regio

goed loopt en welke acties daarvoor zijn ondernomen, hebben we meerdere malen gesprekken

gevoerd - in de vorm van interviews - met T. Parson en A. Azizi. Het doel hiervan was om te

achterhalen wat de succesfactoren en voorwaarden waren voor de implementatie van Mind-Spring in

deze regio.

De interviews

We hebben nogmaals een interview gedaan met B. Kieft. Het doel hiervan was extra verdieping te

verkrijgen wat betreft Mind-Spring. Daarnaast wilden we via B. Kieft de contactgegevens van Mind-

Spring trainers verkrijgen.

Hierop hebben we vijf interviews afgenomen bij Mind-Spring trainers, namelijk: A. Azizi, A.

Abdulrazzaq, D. Twagirayezu, M. Hafidi en S. Yildirim. Twee trainers geven cursussen op

asielzoekerscentra en drie van hen geven cursussen binnen gemeenten via lokale afdelingen van

VluchtelingenWerk. Door zowel trainers met ervaring in asielzoekerscentra als trainers met ervaring in

een gemeente te interviewen, wilden we erachter komen of er verschil is tussen de trainingen in

asielzoekerscentra en gemeenten. De trainers hebben tot maximaal een jaar geleden nog Mind-Spring

trainingen verzorgd. Dit betekent dat hun ervaringen recent zijn en dus bruikbaar zijn voor ons

onderzoek.

De afgenomen interviews met de trainers waren zogeheten ‘open interviews’. De beleving van de

respondenten was van belang en stond centraal.31

Bovenstaande interviews waren halfgestructureerde interviews. Wij hebben gebruik gemaakt van een

vragenlijst waarbij de respondenten alle ruimte hadden voor eigen inbreng. We hebben ingespeeld op

de situatie en de respondenten zelf.32 Hier hebben wij voor gekozen, omdat de werkwijze en situatie

met betrekking tot Mind-Spring verschilt per regio. Doordat we met een vragenlijst hebben gewerkt,

werden alle onderwerpen die van belang waren voor ons onderzoek aangesneden. Door de respondent

ook ruimte te geven voor eigen inbreng en aanvulling, kregen wij meer zicht op de werkwijze in de

betreffende regio en konden wij daar inhoudelijk op ingaan.

Enquêtes lokale afdelingen VluchtelingenWerk

Gedurende het hele onderzoek hebben wij schriftelijke enquêtes afgenomen bij verschillende

medewerkers van VluchtelingenWerk:

- Elly van Ziel, Clustercoördinator Soest/Zeist;

- Linda Bavelaar, Werkbegeleider bij VluchtelingenWerk Rijswijk;

- Erik Moesker, plaatsvervangend directeur VluchtelingenWerk Noordwestholland;

- Nico Bus, Locatiemanager van VluchtelingenWerk Haarlemmermeer;

- Aziz Azizi, Coördinator Vluchtelingenwerk IJmond-Noord, Heiloo en Texel en

31

Verhoeven, N. (2006), Wat is onderzoek, praktijkboek methoden en technieken voor het hogerberoepsonderwijs, Amterdam: Boom 32

Verhoeven, N. (2006), Wat is onderzoek, praktijkboek methoden en technieken voor het hogerberoepsonderwijs, Amterdam: Boom

Page 35: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

35

coördinator/trainer Mind-Spring in regio Noordwestholland.

Deze medewerkers hebben gewerkt met Mind-Spring. Zij waren allen bereid mee te werken aan ons

onderzoek. Het doel van de enquêtes was de ervaringen van deze contactpersonen betreffende Mind-

Spring te achterhalen.

De resultaten van de interviews en enquêtes zijn verwerkt in de analyse van de deelvragen. Met deze

informatie geven we deels antwoord op de onderzoeksvragen.

Observatie van een Mind-Spring bijeenkomst

Op uitnodiging van A. Azizi hebben we nogmaals een bijeenkomst van Mind-Spring bijgewoond,

ditmaal in Schagen. De bijeenkomst die in Schagen werd bijgewoond, was de laatste bijeenkomst van

de training. Dit was voor het onderzoek relevant, omdat in de laatste bijeenkomst een

evaluatiemoment met de deelnemers plaatsvond.

Bijwonen van Train-de-trainers

Later hebben we een Train-de-trainers bijeenkomst bijgewoond. Deze bijeenkomst werd verzorgd

door B. Kieft, A. Azizi en P. Sterk te GGz Dijk en Duin. Doel van het bijwonen van deze bijeenkomst was

te observeren hoe trainers worden opgeleid en te zien welke onderwerpen tijdens een training aan bod

komen. Ook was het interessant een aantal trainers-in-spé te spreken over hun beeld van Mind-Spring

en hun toekomstbeeld over het trainerschap.

Betrouwbaarheid

Na de deskresearch, interviews, gesprekken, observaties en enquêtes is alle informatie verzameld en

verwerkt. Alle gesprekken en interviews hebben we uitgewerkt en teruggegeven aan de geïnterviewden.

Hierdoor konden ze controleren of wij de gegevens correct verwerkt hadden.

Om te zorgen dat dit onderzoek betrouwbaar is, hebben we het conceptrapport gestuurd naar de

betrokken regiodirecteuren van VluchtelingenWerk, de opdrachtgever en P. Sterk, B. Kieft en A. Azizi

van Mind-Spring. Daarop hebben we gesprekken gevoerd voor terugkoppeling. Hun feedback,

aanvullingen en correcties hebben we verwerkt om tot een representatief eindrapport te komen.

Page 36: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

36

HoofdstukHoofdstukHoofdstukHoofdstuk 5 5 5 5 Analyse en resultatenAnalyse en resultatenAnalyse en resultatenAnalyse en resultaten

5.1 Wat kan er gezegd worden over de effectiviteit van Mind-Spring?

In paragraaf 5.1.2 staan de analyse en resultaten beschreven van de eerste deelvraag van dit

onderzoek. Om de resultaten van deze deelvraag duidelijk te maken is ervoor gekozen te beginnen

met een theoretisch intermezzo. Dit theoretische intermezzo zal gaan over onderzoek naar effecten

binnen de hulpverlening.

5.1.1. Theoretisch intermezzo

Volgens Van der Stel (2005) is het mogelijk de effecten van groepstherapie te onderzoeken middels

experimenteel- of observationeel onderzoek. Observationeel onderzoek vindt meestal plaats binnen de

klinische groepstherapie en kan het besluit teweeg brengen om tot experimenteel onderzoek over te

gaan. Mind-Spring is geen groepstherapie, maar de bijeenkomsten van Mind-Spring hebben wel

overeenkomsten met groepstherapie. Aan de hand van de hierop volgende theorieën kan bekeken

worden of de effecten van Mind-Spring op de dezelfde manieren te onderzoeken zijn als de effecten

van groepstherapie.

In zijn boek ‘Groepspsychotherapie en onderzoek, handleiding voor de praktijk’ (Houten, 2005) haalt

Van der Stel experimenteel en observationeel onderzoek aan. Wellicht zijn enkele aspecten van deze

methoden te gebruiken om het effect van Mind-Spring te meten. Hieruit valt het volgende samen te

vatten33:

Om na te gaan of veranderingen het gevolg zijn van een therapeutische interventie wordt meestal

gebruik gemaakt van een experimenteel onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door middel van

een controlegroep. Dit kan een groep mensen zijn die geen behandeling krijgt, een wachtlijstgroep,

een placebogroep (deelnemers krijgen een niet-werkzaam geachte vorm van therapie en/of aandacht)

of een groep die de gebruikelijke (te onderzoeken) therapie krijgt. Als onderzoekers bijvoorbeeld

vermoeden dat een interpersoonlijke therapie voor depressie de meest effectieve vorm van

psychotherapie is voor depressie, dan is het beter de therapie af te zetten tegen een andere vorm van

therapie.

Verschillende typen experimenteel onderzoek zijn:

• Ontwerp met een voor- en nameting en een controlegroep;

• Ontwerp met alleen een nameting en een controlegroep;

• Solomon-viergroepenontwerp (geschikt om vast te stellen of er sprake is van effecten van de

voormetingen op de metingen na afloop van de interventie);

• Factorieel ontwerp (het onderzoeken in een studie van meerdere kenmerken van interventie;

meerdere onafhankelijke variabelen op een afhankelijke waarde onderzoeken);

• Quasi-experimenteel ontwerp;

• Multipele-behandelingsontwerp (uitkomsten van twee of meer behandelingen onderzoeken)

Bij een experimenteel onderzoek is het cruciaal dat de onderzoeker nagaat of de handleiding van de

interventie nageleefd wordt. Tevens moet de steekproef representatief en at random (aselect) zijn.

Door dit onderzoek is het mogelijk te vergelijken wat de effecten van dezelfde behandeling zijn bij

verschillende doelgroepen.

Bij Mind-Spring zijn dit bijvoorbeeld de effecten van de bijeenkomsten op verschillende doelgroepen

als oorlogsveteranen, ouders van wie de kinderen zijn overleden etc.

33

Van der Stel, J. (2005), Groepspsychotherapie en onderzoek handleiding voor de praktijk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum

Page 37: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

37

Observationeel onderzoek komt veel voor in klinische praktijken. Het levert gegevens op over

verbanden maar geeft zelden conclusies over causale relaties. Conclusies uit observationeel onderzoek

kunnen voldoende argumenten opleveren om alsnog experimenteel onderzoek uit te voeren

Verschillende typen observationeel onderzoek zijn:

• Caseserie: onderzoek naar groepen mensen zonder vergelijkende controlegroep;

• Casecontrol; onderzoeksontwerp als caseseries, maar met controlegroep (gedrag

variabelen wordt gecontroleerd maar niet gemanipuleerd)

• Retrospectieve cohortstudie; niet-experimenteel onderzoek waarin bij een of meer

groepen mensen achteraf wordt nagegaan welke factoren van invloed zijn geweest op

specifieke verschillen tussen de groepsleden;

• Prospectieve cohortstudie; een of meer groepen mensen worden gevolgd; nagaan

welke factoren van invloed zijn op later waargenomen verschillen34.

In het boek ‘Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk’ (Snellen, 2007)

zijn de volgende kenmerken van onderzoek in de sociale sector beschreven:

“Variabelen, processen en werkzame factoren zijn in de sociale sector lang niet altijd experimenteel

en/of kwantitatief onderzoekbaar of meetbaar. In de sociale werkelijkheid gaat het (ook) om sociale

ervaringen en de wijze waarop die in sociale constructies en betekenissen vorm krijgen. Daar is

kwalitatief onderzoek voor nodig dat uitgaat van een interpretatieve benadering: de onderzoeker

probeert te ontdekken hoe de actor/het subject de situatie definieert. Begrippen en hypothesen

worden in samenspraak met de ‘onderzoekssubjecten’ ontwikkeld. De onderzochten zijn participanten

in het onderzoek. De ontwikkeling is bottom-up en leidt tot practicebased evidence ofwel

ervaringskennis. De werker leert van (onderzoek, evaluatie, intercollegiale toetsing van)

praktijkgevallen.”

Daarnaast beschrijft Snellen (2007) echter dat in het sociale domein wel objectieve variabelen of

gestandaardiseerde meetinstrumenten aan te wijzen zijn. Voorbeelden van harde effectindicatoren zijn:

alcohol- en drugsconsumptie, recidive plegen, al dan niet weer vervallen in het maken van

problematische schulden of scores op neuroticisme-, depressie- en copingschalen. Er is grote

achterdocht ten aanzien van zelfrapportage van proefpersonen over hun condities en mentale staat.

Voor een groot deel van de sociale interventies ontbreken deze indicatoren en normen. De

belangrijkste effecten bestaan uit subjectief ervaren gevoelens als: het gevoel begrepen te zijn, weer

greep op de situatie hebben, er weer tegen kunnen en (heel belangrijk) geleerd te hebben met de

situatie om te gaan.

“Indien men subjectief beleefde ervaringen als geldige evidence beschouwt voor die effecten, die in

principe alleen subjectief ervaren kunnen worden, kan men ook nagaan bij welke vorm van interventie

of bij welke interventiekenmerken bepaalde baten in meer of mindere mate worden ervaren. En die

evidence is net als de evidence van een meer klassieke meetbenadering eveneens te gebruiken als

onderbouwing van ‘good practice’.” (Snellen, 2007)

5.1.2 Wat kan er gezegd worden over de effectiviteit van Mind-Spring?

5.1.2.1 Inleiding

Volgens B. Kieft (23-02-2010) is de effectiviteit van een preventief hulpverleningsproject als Mind-

Spring moeilijk te meten. Er is eerder contact geweest tussen de GGz Dijk en Duin en de Vrije

34

Van der Stel, J. (2005), Groepspsychotherapie en onderzoek, handleiding voor de praktijk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum

Page 38: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

38

Universiteit van Amsterdam om de effecten van Mind-Spring door middel van een onderzoek te meten.

Dit onderzoek is echter nooit uitgevoerd omdat het moeilijk is de effectiviteit van preventie te

bewijzen. Daarnaast zijn er veel interveniërende variabelen binnen asielzoekerscentra. Hierbij kan

gedacht worden aan een dreigende factor, bijvoorbeeld uitzetting. P. Sterk (28-04-2010) geeft aan dat

een dergelijke dreiging zo’n grote invloed heeft, dat het effect van Mind-Spring onzichtbaar wordt bij

de groep die Mind-Spring heeft gevolgd.

Er kan echter wel degelijk wat over de effectiviteit gezegd worden. Dit valt te onderzoeken door de

methodiek te vergelijken met ervaringen en reeds bestaande methodieken uit de hulpverlening gericht

op dezelfde doelgroep. Daarnaast valt middels observaties tijdens groepsbijeenkomsten veel te

ontdekken over de houding en methodiek van de trainer en het effect hiervan op de deelnemers.

5.1.2.2. Onderzoek

Op dit moment is er weinig tot geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Mind-Spring. “De

evaluaties die zijn geweest, zijn bij de deelnemers afgenomen direct na een training. Hierin werd vooral

gevraagd wat de deelnemers van de training vonden. Deze antwoorden zijn echter niet altijd duidelijk

omdat de deelnemers vaak sociaal wenselijke antwoorden geven.”(P. Sterk, 01-02-2010)

Projectcoördinator B. Kieft (23-02-2010) geeft aan dat er eerder gesprekken zijn geweest met Dhr.

Engelkamp van de VU om te bespreken op welke manier onderzocht kan worden hoe de effecten van

Mind-Spring onderzocht kunnen worden. Dhr. Engelkamp gaf, aldus B. Kieft, echter aan dat hier teveel

haken en ogen aan zitten en het onmogelijk is om dit te onderzoeken.

Dhr. Engelkamp gaf al aan dat het lastig is de uitkomst van een effectenonderzoek betrouwbaar te

maken. Mind-Spring is op dit moment nog aan het kijken op welke manier de effecten van Mind-

Spring onderzocht kunnen worden. “Er moet rekening worden gehouden met sociaal wenselijke

antwoorden. We willen geen kwalitatief onderzoek maar een onderzoek met keiharde cijfers. Het is wel

een idee, mogelijk structureel dezelfde enquêtes te geven aan de deelnemers, zowel aan het begin als

het eind van de cursus. Hierdoor kan er toch gezien worden waar de deelnemers in vooruit zijn

gegaan.” (B. Kieft, 23-02-2010)

Bij bovenstaande uitspraken is echter een aantal theoretische opmerkingen te plaatsen. Deze

opmerkingen zullen een aanloop geven naar enkele aanbevelingen. Het gaat onder andere om de

volgende punten, zoals omschreven in het theoretisch intermezzo:

• Effectonderzoek is lastig betrouwbaar te maken (Engelkamp);

• Effectonderzoek vraagt om een nulmeting (Van der Stel, 2005);

• Effecten van de hulpverlening (Snellen, 2007).

Vanuit de organisatie van Mind-Spring is gezegd dat onderzoek naar de effecten van de

groepsbijeenkomsten van Mind-Spring niet of nauwelijks mogelijk is omdat:

- “Er weinig cultuuronafhankelijk testmateriaal beschikbaar is voor tien verschillende

culturen;

- Binnen de asielzoekerscentra veel interveniërende variabelen zijn. Een cursus kan positieve

effecten hebben die echter zo weer ongedaan kunnen worden gemaakt door overplaatsing

naar een ander asielzoekerscentrum of berichten over onrusten in het land van herkomst.”

(P. Sterk, 28-04-2010)

5.1.2.3 Evaluaties

A. Azizi (2010) geeft aan dat er tijdens de laatste bijeenkomst altijd een evaluatiemoment plaatsvindt

met de deelnemers. In deze evaluatie krijgen de deelnemers de kans om hun mening over Mind-Spring

te geven. A. Azizi geeft echter aan dat de deelnemers veel sociaal wenselijke antwoorden geven. Om

Page 39: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

39

die reden stuurt hij altijd drie á vier weken na de laatste bijeenkomst een uitnodiging om terug te

komen en nogmaals te evalueren. De deelnemers hebben dan hun certificaat ontvangen en hebben de

tijd gehad om te kunnen nadenken over Mind-Spring. Hierdoor geven ze eerder aan wat ze minder

goed vinden aan Mind-Spring. Hier moet benadrukt worden dat iedere trainer zijn eigen manier van

evalueren heeft. Volgens P. Sterk is dit positief, omdat iedere trainer een cultuurspecifieke benadering

hanteert.

5.1.2.4 Observaties van het onderzoeksteam bij twee Mind-Spring bijeenkomsten

“Veel cliënten kampen, op grond van hun voorgeschiedenis, met een negatief zelfbeeld, schrijven hun

problemen/falen toe aan zichzelf, hebben een lage inschatting van eigen effectiviteit en geven blijk van

een externe beheersingsoriëntatie. Deze cliënten verwachten van de hulpverlener (Bouwkamp & De

Vries, 1992):

‘[…] een zorgzame en vriendelijke benadering. Zij stellen luisteren gelijk aan zorg. Maar voor hen zijn

de zorgzame hulpverleners alleen helpend tot op een zeker punt, want belangstelling moet gekoppeld

zijn aan daadwerkelijke actie. De cliënten zien de hulpverlener als de deskundige die weet hoe hun

probleem aangepakt en opgelost moet worden, zij verwachten een actieve houding en raad en advies

van hem. De hulpverlener wordt als bekwaam gezien als hij lijkt op de cliënt qua leeftijd en sekse, de

manier waarop hij praat over zijn eigen ervaringen en als hij laat merken dat hij weet hoe hij de

problemen moet aanpakken en daartoe actie onderneemt.’

Cliënten verwachten van de hulpverlener een combinatie van ‘een actief sturende’ en een

ervaringsgerichte’ houding, een combinatie van ‘praktisch en persoonlijk werken’. Soortgelijke

bevindingen zijn ook aangetroffen bij Schaap et al. (1993). Zij noemen een groot aantal onderzoeken,

waarbinnen de cliënten voor hen belangrijke therapeutstijlen moeten scoren. Zij schrijven:

‘De kenmerken die cliënten als belangrijk ervaren en die een positief verband laten zien met het

therapieresultaat:

- een persoon met wie ik mijn persoonlijke problemen kan bespreken en die mij helpt;

- emotionele warmte en begrip;

- een sympathieke en sterke persoonlijkheid;

- het ervaren van ondersteuning en troost;

- het krijgen van advies.’

Hiermee zijn de persoonlijke kwaliteiten gegeven die, in de ogen van de cliënt, de werker tot een

aantrekkelijke, betrouwbare en deskundige hulpverlener maken: hij is vriendelijk en zorgzaam,

belangstellend en betrokken, bemoedigend en ondersteunend, actief, praktisch en duidelijk, open en

informeel; kortom, hij geeft blijk van een ondersteunend-directieve houding. Met behulp van deze

kwaliteiten kan de hulpverlener de werkrelatie en de cliëntontwikkeling positief beïnvloeden.” (Snellen,

2007)

Ter verduidelijking wordt het citaat uit paragraaf 2.2.2.3 in het deel ‘Groepscohesie’ hier herhaald:

“Een groot deel van het Mind-Spring product zijn de trainers. Zij hebben dezelfde ervaring als de

deelnemers en zijn daardoor erg toegankelijk. Er is voor gekozen om vluchtelingen en asielzoekers als

trainers op te leiden om vertrouwen te geven aan de deelnemers. Ook het draaiboek is natuurlijk

belangrijk. Dit draaiboek is geschreven om aan te geven welk effect bereikt moet worden aan het eind

van een bijeenkomst. Maar in de praktijk werkt dit anders. De sfeer in de groep is erg afhankelijk van

de trainer en het vertrouwen dat hij uitstraalt. Maar voor de ene trainer is dit makkelijker dan voor de

andere trainer. De juiste aansluiting met de doelgroep zorgt voor de meeste openheid. Groepscohesie

Page 40: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

40

is een belangrijk element van Mind-Spring. Het komt ook wel eens voor dat de deelnemers erg

wantrouwig zijn richting de trainer. Ze denken dan dat hij is ingehuurd om hen in de gaten te houden.”

(B. Kieft, 23-02-2010).

In het belang van het onderzoek is er tijdens twee verschillende bijeenkomsten van twee verschillende

cursussen van Mind-Spring observatie gedaan. Beide cursussen werden door dezelfde trainer gegeven.

Tijdens de bijeenkomsten werd bevestigd dat het belangrijkste product van Mind-Spring de trainer is.

De trainer straalde vertrouwen uit waardoor de deelnemers zich op hun gemak leken te voelen. De

trainer gaf aan vertrouwen te hebben in de toekomst van de deelnemers. De deelnemers werden op die

manier gemotiveerd om actief deel te nemen aan het integratieproces. Er moet worden benadrukt dat

beide bijeenkomsten gekenmerkt werden door een open en rustige sfeer. De inhoudelijke stof van de

bijeenkomsten werd luchtig behandeld en besproken. Dit had als resultaat dat de drempel om over de

thema’s te praten laag lag. Er was veel interactie tussen trainer en deelnemers.

Opvallend was dat de bijeenkomsten gemakkelijk onderbroken werden. Deelnemers en/of gasten

kwamen te laat binnen en mobiele telefoons gingen af. Dit zorgde voor een onrustige sfeer in de

groep. Niet te achterhalen was of dit het gevoel van saamhorigheid en veiligheid in de groep aantastte,

waaruit te veronderstellen valt dat de trainer zorgt voor een bepaalde mate van invoegkwaliteit van de

bijeenkomsten.

Aan de hand van de observaties en bovenstaande onderzoeken kan verondersteld worden dat het

concept ‘voor en door vluchtelingen’ effectief is. Het succes zit in het opleiden van een

ervaringsdeskundige tot trainer, om cursussen te geven aan deelnemers met dezelfde etnische

achtergrond. Hierdoor worden barrières als cultuurverschillen en de daarbij verschillende manier van

communiceren weggenomen. Met de manier van communiceren wordt bedoeld: “taalgebruik en

communicatieve gewoonten, bijvoorbeeld de manier van vragen, wijze van iets beweren, explicitering

van uitingen, kennis en hantering van het appellerende karakter van boodschappen. Het is van belang

dat de hulpverlener in deze opzichten kan ‘invoegen’.” (Snellen, 2007)

Gedurende de observaties is tevens naar voren gekomen dat de trainer nauw betrokken is bij de

deelnemers. De trainer legde de nadruk op persoonlijk contact en onthulde eigen gevoelens. Snellen

(2007) bevestigt dat dit de cliënten een gevoel van competentie en macht in de relatie geeft, wat

helpend schijnt te werken.

“Voor veel cliënten is niet alleen een betrokken, ondersteunende benadering noodzakelijk, maar ook

een sturend-structurerende. Dit sturend-structurerende komt tot uitdrukking in de mate waarin de

hulpverlener opdrachten geeft, concreet is en rechtstreekse antwoorden, suggesties en adviezen geeft.

Kortom de mate waarin en de wijze waarop hij het voortouw neemt, richting wijst, zaken vanuit zijn

eigen kader aan de cliënt voorlegt en, in het uiterste geval, oplegt. De wijze van sturing kan ook zo

zijn, dat hulpverlener zaken uit de cliënt zelf naar boven laat komen.” (snellen, 2007)

Mind-Spring sluit voornamelijk aan op laatstgenoemde. De trainer stuurt de bijeenkomst door middel

van het geven van opdrachten en het uitleggen van de theorie. De deelnemers bepalen zelf wat ze wel

en niet vertellen. Dit heeft een positief effect, omdat deze manier van aanpak de open en gemoedelijke

sfeer binnen de groep bevordert. Er kan gezegd worden dat de cliënt hierdoor zijn eigen leerproces in

handen neemt.

5.1.2.5 Het effect van Mind-Spring op deelnemers

Page 41: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

41

De geïnterviewde deelnemers zijn enthousiast over Mind-Spring. Ze geven allen aan dat Mind-Spring

erg goed werkt. Ze vinden het fijn dat hun problemen erkend worden en dat ze dit kunnen delen

binnen de groep. Geen van de geïnterviewde deelnemers heeft kritiek op Mind-Spring.

De trainers van Mind-Spring merken aan het gedrag van de deelnemers dat de bijeenkomsten effect

hebben. Trainer H. geeft aan dat de deelnemers tijdens de cursus met elkaar gingen praten en dat hij

de deelnemers daardoor zag veranderen. Hij probeert de deelnemers bewust te maken van hun eigen

problemen. Deze bewustwording maakt de deelnemers nog sterker en motiveert ze voor het

inburgeringstraject. Trainer H. zegt dat de inburgering bij een aantal deelnemers beter verliep nadat zij

deel hadden genomen aan de Mind-Spring cursus. Medewerkers van de Sociale Dienst in de gemeente

Schagen bevestigden dit.

Hieronder enkele citaten van de deelnemers:

“Ik weet nu dat mijn problemen niet gek zijn, maar ik leer juist hoe ik ermee om moet gaan. Ik leer

door Mind-Spring ook nieuwe mensen kennen en leer de Nederlandse taal een beetje”. (Deelneemster

Mind-Spring, 19-02-2010)

“Ik kom een half uur eerder omdat ik Mind-Spring zo leuk vind. Ik kan dan gezellig met de rest praten

maar wil ook niet te laat komen omdat ik het dan niet meer begrijp. Na Mind-Spring wil ik de taal leren

en gaan werken. Door Mind-Spring ken ik dan beter de weg in Nederland.” (Deelnemer Mind-Spring,

19-02-2010)

Bij de interviews van de deelnemers zijn verschillende kanttekeningen te plaatsen. De uitkomsten zijn

minder betrouwbaar omdat er een taalbarrière was tijdens de interviews. Er moet rekening worden

gehouden met het feit dat veel deelnemers sociaalwenselijke antwoorden hebben gegeven, omdat wij

tijdens de bijeenkomst aanwezig waren en contact hebben met de trainer. Dit kan de betrouwbaarheid

van de uitkomsten hebben aangetast. Tevens kwamen alle geïnterviewde deelnemers van eenzelfde

bijeenkomst en trainer.

Nog meer citaten van deelnemers uit asielzoekerscentra zijn te vinden in bijlage E.

5.1.2.6 Het effect van Mind-Spring op trainers

Naast het effect op de deelnemers, heeft Mind-Spring ook effect op de trainers. De effecten zijn

persoonlijk en verschillen daarom per trainer.

Een aantal geïnterviewde trainers gaf aan het fijn te vinden andere mensen te helpen. De trainers zijn

ervaringsdeskundigen en weten hoe moeilijk de vluchtelingen het hebben. Door andere mensen bij te

staan in een dergelijke situatie, krijgen ze zelf positieve energie. Trainer D. geeft aan dat veel mensen

in de asielzoekerscentra problemen hebben. Hij vindt het fijn deze mensen te helpen. Tevens geeft hij

aan de training te geven omdat hij nog geen werk gevonden heeft. Mind-Spring geeft hem een

dagbesteding.

Trainer Z. (07-03-1010) geeft aan dat Mind-Spring voor haar een mooie kans was om meer te leren

van andere culturen. “Afrika is voor de meeste Nederlanders erg ver van hun bed. Maar je komt ze wel

als cliënten tegen in je werk. Mind-Spring brengt het continent Afrika dichterbij”

Trainer H. (01-03-2010) geeft aan dat Mind-Spring hem erg geholpen heeft. Hij was alleen met zijn

Page 42: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

42

problemen, maar door de cursus heeft hij geleerd dat praten belangrijk is. Het goede aan Mind-Spring

vindt hij dat hij de vluchtelingen helpt met integreren.

“Sommige trainers hebben een baan gevonden door deel te nemen aan Mind-Spring. Door de nauwe

samenwerking met de GGz kunnen ze zich dikwijls profileren binnen deze organisatie”. (P. Sterk, 28-

04-2010)

Page 43: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

43

Hoofdstuk zesHoofdstuk zesHoofdstuk zesHoofdstuk zes ConclusieConclusieConclusieConclusies en aanbevelingens en aanbevelingens en aanbevelingens en aanbevelingen

Inleiding

In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken naar aanleiding van de analyse en resultaten die naar

voren komen in het onderzoeksrapport. In de eerste paragraaf zullen we per deelvraag de conclusies

behandelen. In de tweede paragraaf zullen we aan de hand van de conclusies onze aanbevelingen

geven voor de implementatie van Mind-Spring binnen lokale afdelingen van VluchtelingenWerk.

Conclusies

De hoofdvraag van dit onderzoek is: “Wat zijn de mogelijkheden om Mind-Spring binnen de lokale

afdelingen van VluchtelingenWerk Nederland te implementeren?”

Om dit in kaart te brengen zijn er deelvragen opgesteld. In deze paragraaf zullen de deelvragen

achtereenvolgend aan bod komen. De deelvragen luidden:

4. Wat kan er gezegd worden over de effectiviteit van Mind-Spring?

5. Wat zijn de voorwaarden onder welke Mind-Spring van de grond is gekomen bij

verschillende lokale afdelingen van VluchtelingenWerk?

6. Welke succesfactoren zijn bruikbaar om Mind-Spring binnen andere lokale afdelingen van

VluchtelingenWerk te implementeren en met welke valkuilen moet men rekening houden?

Deelvraag 1. Wat kan er gezegd worden over de effectiviteit van Mind-Spring?

Voor het plaatsvinden van Mind-Spring is financiering nodig, die veelal bestaat uit gemeentesubsidies.

Om de kans op subsidieverstrekking te vergroten, is het aan te raden het product in resultaten te

kunnen presenteren. Wanneer de effecten van Mind-Spring in resultaten zijn uit te drukken, zal dit een

bijdrage leveren op de subsidieaanvraag en vooral de toezegging ervan.

De effectiviteit van een preventief hulpverleningsproject als Mind-Spring is moeilijk te meten en

betrouwbaar te maken. P. Sterk (2010) geeft hiervoor de volgende verklaringen:

- “Er is weinig cultuuronafhankelijk testmateriaal beschikbaar voor tien verschillende culturen;

- Binnen de asielzoekerscentra zijn er veel interveniërende variabelen.” Een voorbeeld hiervan is

een dreigende factor als uitzetting.

GGz Dijk en Duin heeft wel getracht de effectiviteit van Mind-Spring te laten onderzoeken door de Vrije

Universiteit van Amsterdam. Dit onderzoek is uiteindelijk niet uitgevoerd wegens de moeilijk te

bewijzen effectiviteit van preventie.

Wij kunnen echter concluderen dat de effectiviteit waarneembaar is aan de hand van onderstaande

punten:

• De methodiek van Mind-Spring is te vergelijken met ervaringen en reeds bestaande

methodieken uit de hulpverlening gericht op dezelfde doelgroep. Uit de analyse van deelvraag

twee is gebleken dat de ervaringen met Mind-Spring van verschillende gemeenten zeer positief

zijn.

• Snellen (2007) bevestigt dat in de sociale sector de belangrijkste effecten bestaan uit subjectief

ervaren gevoelens als: het gevoel begrepen te zijn, weer greep op de situatie te hebben, er

weer tegen aan te kunnen en geleerd te hebben met de situatie om te gaan. Hij voegt hier aan

toe dat subjectief beleefde ervaringen, als geldige evidence beschouwd kunnen worden voor

Page 44: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

44

die effecten. De houding van de trainer kan van positieve invloed zijn op de deelnemers van de

Mind-Spring cursus.

• Momenteel vindt er tijdens de laatste bijeenkomst altijd een evaluatie plaats met de

deelnemers. Trainer en sociaal psycholoog A. Azizi geeft aan dat er rekening gehouden moet

worden met sociaal wenselijke antwoorden. Mind-Spring heeft het plan om in de toekomst de

deelnemers aan het begin en aan het eind van de cursus een enquête in te laten vullen, maar

ook dan moet er rekening worden gehouden met sociaal wenselijke antwoorden.

• Middels observaties tijdens groepsbijeenkomsten was veel te ontdekken over de houding en

methodiek van de trainer en het effect hiervan op de deelnemers. Aan de hand van de

observaties van de onderzoekers kan het volgende verondersteld worden:

o Het concept ‘voor en door vluchtelingen’ is effectief;

o De trainer is nauw betrokken bij de deelnemers;

o De geïnterviewde deelnemers zijn enthousiast over Mind-Spring. Ze geven allen aan

dat Mind-Spring erg goed werkt. Ze vinden het fijn dat hun problemen erkend worden

en dat ze dit kunnen delen binnen de groep;

o De trainers van Mind-Spring merken aan het gedrag van de deelnemers dat de

bijeenkomsten effect hebben;

o De effecten op de trainers verschillen per persoon.

• De ervaringen met Mind-Spring van verschillende gemeenten zijn erg positief. Deze

ervaringen zijn mee te nemen in de waarneembare effecten van Mind-Spring. De ervaringen

betreffen vooral betere resultaten op de inburgeringscursus en het aanpassingsvermogen

van de deelnemers.

Deelvraag 2. Wat zijn de voorwaarden onder welke Mind-Spring van de grond is gekomen bij

verschillende lokale afdelingen van VluchtelingenWerk?

Beheersaspecten

De verschillende beheersaspecten om Mind-Spring te implementeren binnen de lokale afdelingen van

VluchtelingenWerk zijn: tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie. Als er bij het ene beheersaspect

minder marge is, betekent dit dat er meer marge nodig is bij een ander beheersaspect.

• Tijd: Het landelijk implementeren van Mind-Spring binnen VluchtelingenWerk hoeft niet

veel tijd te kosten. Er is al een voorbeeldregio: VluchtelingenWerk Noordwestholland.

• Geld: In bijlage H staat de begroting van VluchtelingenWerk Noordwestholland. Het is van

belang deze niet boven de 10.000 euro uit te laten komen.

• Kwaliteit: Mind-Spring hecht grote waarde aan de kwaliteit van haar bijeenkomsten. Deze

kwaliteit is onder andere afhankelijk van de trainers, hun achtergrond, de opleiding die zij

krijgen en het plaatsvinden van evaluaties.

• Informatie: Er moeten afspraken gemaakt worden tussen het Landelijk Bureau, de regionale

afdelingen en lokale afdelingen van VluchtelingenWerk over wie welke taken en

verantwoordelijkheden krijgt.

• Organisatie: Per lokale of regionale afdeling van VluchtelingenWerk zou er iemand

aangesteld kunnen worden als projectleider. Daarnaast moet Mind-Spring passen binnen

de visie en doelstellingen van de organisatie VluchtelingenWerk. Uit de ervaringen van

VluchtelingenWerk Noordwestholland blijkt dat dit goed op elkaar aansluit.

Page 45: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

45

Voorwaarden

Zoals ook in de uitwerking van de deelvragen staat beschreven, gelden er voor Mind-Spring,

VluchtelingenWerk en de gemeenten verschillende voorwaarden onder welke Mind-Spring van de grond

is gekomen bij verschillende lokale afdelingen van VluchtelingenWerk. Hieronder zullen deze apart van

elkaar aan bod komen.

Voorwaarden Mind-Spring

Een eerste voorwaarde om een project als Mind-Spring te laten functioneren, is het onder de aandacht

brengen van het bestaan ervan. Dit is onder andere gedaan via contacten bij AZC’s, de regiomanagers

van VluchtelingenWerk en de trainers.

1. Coördinatie GGz Dijk en Duin

• Momenteel coördineert GGz Dijk en Duin Mind-Spring. Gebleken is dat GGz Dijk en Duin

niet genoeg capaciteit en middelen heeft om Mind-Spring landelijk te coördineren.

• In het geval van landelijke implementatie zal VluchtelingenWerk de coördinatie op zich

moeten nemen. Dit kan landelijk door het Landelijk Bureau of regionaal via de regionale

afdelingen van VluchtelingenWerk.

2. Samenwerking

• Om Mind-Spring landelijk te implementeren binnen VluchtelingenWerk is een goede

samenwerking en communicatie met GGz Dijk en Duin van groot belang. Het contact

tussen deze GGz instelling en VluchtelingenWerk Noordwestholland loopt reeds goed.

• Aangezien GGz Dijk en Duin een beperkt aantal uren beschikbaar heeft voor Mind-Spring,

wordt er voorgesteld de coördinatie te laten oppakken door de regionale afdelingen van

VluchtelingenWerk. GGz Dijk en Duin beschikt namelijk niet over voldoende geld en tijd.

• Naast een goed contact met VluchtelingenWerk, moet GGz Dijk en Duin ook beschikken

overeen goed contact en nabije ondersteuning van andere GGz instellingen. Er moet

namelijk tijdens de Mind-Spring bijeenkomsten een GGz coach aanwezig zijn. Daarnaast

moet de GGz coach tijd vrijmaken voor evaluaties. Bij een landelijk implementatie van

Mind-Spring moeten de medewerkers van de GGz instellingen gemotiveerd worden om

mee te werken.

3. Overige GGz instellingen en medewerkers

• Een goed contact met en nabije ondersteuning van de GGz zijn een voorwaarde.

• De professionaliteit en interculturele kennis van de GGz psycholoog die bij de cursus

aanwezig is, zijn onmisbaar. Bijvoorbeeld in het geval wanneer er sprake is van psychische

ziektebeelden van een deelnemer. De GGz psycholoog kan deze herkennen en de

deelnemer op weg helpen naar de reguliere GGz hulpverlening.

4. Trainers

• Goedopgeleide trainers zijn onmisbaar voor Mind-Spring.

• Het blijkt dat het moeilijk is trainers vast te houden. Er wordt veel geïnvesteerd in het

opleiden van de trainers. Om die reden gaat er bij elke trainer die stopt tijd en geld

verloren.

Page 46: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

46

• Daarnaast zorgt dit ervoor dat er weinig trainers zijn met genoeg ervaring om een nieuwe

groep trainers op te leiden, wat wel van belang is voor de uitbreiding van Mind-Spring.

• Er bestaan grote verschillen in de beloningen van trainers. De meeste werken als

vrijwilliger bij Mind-Spring en krijgen een onkostenvergoeding. Sommige trainers krijgen

een vrijwilligersvergoeding, een aantal krijgt daadwerkelijk salaris. Dit speelt mee bij het

vasthouden van de trainers; want zodra een vrijwilliger een vaste baan krijgt, kan hij

meestal cursussen meer geven.

5. Werving

• Uit ervaring blijkt dat het werven van deelnemers voor Mind-Spring vaak moeizaam is voor

autochtonen. Het blijkt dat de werving van de doelgroep het meest succesvol verloopt,

wanneer een bekende van of sleutelfiguur binnen de doelgroep hier zorg voor draagt.

• Een uitgangspunt van Mind-Spring is dat de groep qua taal en cultuur homogeen is. Dit

zorgt soms voor problemen bij het samenstellen van een groep, gezien potentiële

deelnemers vaak van verschillende afkomst zijn. Daardoor zouden de groepen te klein

worden. In sommige gevallen is er vanwege dit probleem gewerkt met heterogene

groepen. Dit heeft nog geen problemen opgeleverd.

6. Evaluatie

• Evaluaties zijn van groot belang om de kwaliteit te waarborgen. Hier moet veel aandacht

aan besteed worden.

• Er dienen evaluaties plaats te vinden tussen alle betrokken partijen.

7. Bekendheid van Mind-Spring

• Om Mind-Spring van de grond te krijgen, is het van belang dat de partijen die ermee gaan

werken voorkennis hebben van het project. Inmiddels is men bezig geweest met

verspreiding op AZC’s, bij VluchtelingenWerk en door middel van mond-op-mond reclame.

• Wanneer Mind-Spring binnen meerdere gemeenten via VluchtelingenWerk van de grond

moet komen, is het van groot belang de desbetreffende gemeenten van goede informatie

te voorzien.

Voorwaarden VluchtelingenWerk

1. Financiering

• In iedere situatie moet er voor de start van Mind-Spring veel geïnvesteerd worden, zowel

qua tijd als geld. Als het traject echter loopt, biedt Mind-Spring zowel voor de

inburgeringstrajecten van de gemeenten als de begeleidingstrajecten van

VluchtelingenWerk voldoende ondersteuning om zichzelf terug te verdienen. De bij de

onderzoekers bekende lokale afdelingen van VluchtelingenWerk die gestart zijn met Mind-

Spring, zijn er in geslaagd financiering te regelen voor dit project.

• Asielzoekers zijn collectief verzekerd via de Regeling Zorg Asielzoekers (RZA) van Menzis.

Mind-Spring wordt voor de asielzoekers vanuit deze zorgverzekering gefinancierd.

2. Werving (deelnemers en trainers)

Page 47: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

47

• Het werven van deelnemers gebeurt onder andere door de cliëntbegeleiders van

VluchtelingenWerk. Zij hebben een vertrouwensrelatie met de vluchtelingen.

• Andere mogelijkheden om deelnemers te werven zijn via de ROC’s, de trainers of met

behulp van sleutelfiguren.

• Trainers worden aangereikt door GGz Dijk en Duin. Als een lokale afdeling van

VluchtelingenWerk zelf een passend persoon op het oog heeft, kan deze worden

aangemeld bij GGz Dijk en Duin voor de Train-de-trainers.

3. Enthousiasme medewerkers

• Daar waar Mind-Spring goed loopt, bleken de medewerkers erg enthousiast over het

project. Enthousiasme van iedere betrokkene is een voorwaarde om een project als Mind-

Spring succesvol te laten verlopen.

4. Ruimte en tijdstip

• Er moet een ruimte zijn die passend is voor de grootte van de groep. Dit kan op het ROC

zijn, waar veel vluchtelingen hun inburgeringscursus volgen, of op het kantoor van

VluchtelingenWerk.

• Wanneer de gemeente een ruimte beschikbaar heeft, kan Mind-Spring ook daar

plaatsvinden. Dit kan kostenbesparend werken.

• Er zijn veel partijen bij de bijeenkomst aanwezig. Dit maakt het lastig een tijdstip te vinden

waarop iedereen beschikbaar is.

5. Coördinatie en rolverdeling

• In de meeste gevallen wordt de lokale coördinatie van Mind-Spring uitgevoerd door de

enthousiaste en gemotiveerde werkbegeleider van VluchtelingenWerk. Doordat er voor deze

functie niet een extra werknemer hoeft worden aangesteld, kunnen de kosten beperkt

blijven.

• Wanneer Mind-Spring opgestart wordt, betekent dit een uitbreiding van het takenpakket

van de lokale werkbegeleider. Indien VluchtelingenWerk lokaal de coördinatie op zich

neemt, geeft dit verschillende voor- en nadelen.

o Voordelen zijn:

� Er ontstaat een (betere) samenwerking tussen VluchtelingenWerk en de GGz;

� Mind-Spring wordt voor de gemeente een duidelijk product in de

trajectbegeleiding die VluchtelingenWerk aan zijn cliënten biedt.

o Nadelen zijn:

� De druk op de werkbegeleider wordt vergroot, omdat Mind-Spring een extra

taak is naast de reguliere werkzaamheden. Als de werkbegeleider geen tijd en

ruimte heeft binnen het takenpakket, kan dat ervoor zorgen dat de

continuïteit van het plaatsvinden van de cursus mogelijk niet gewaarborgd

wordt.

� Om dit te ondervangen zou men kunnen kijken of het mogelijk is regionaal

een projectleider aan te stellen, die Mind-Spring op meerdere lokale

afdelingen zal gaan organiseren.

Page 48: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

48

• Wanneer Mind-Spring door het Landelijk Bureau VluchtelingenWerk gecoördineerd zal

worden, is het van belang dat zij de rol van opdrachtgever op zich neemt. Zij communiceert

via de regionale afdelingen. De regionale afdelingen stellen (een) projectleider(s) aan. Dit

kunnen werkbegeleiders zijn van de lokale afdelingen.

• De scheiding tussen de rol van opdrachtgever en van projectleider is belangrijk voor de

taakverdeling bij de implementatie van Mind-Spring binnen VluchtelingenWerk. Duidelijk

wordt dat het Landelijk Bureau eindverantwoordelijke zal zijn voor de landelijke

implementatie.

• Verschillende regiodirecteuren zouden liever zelf de rol van opdrachtgever op zich nemen.

Naar hun inzicht is Mind-Spring regionaal beter te coördineren dan landelijk.

• De regionale afdelingen zijn onafhankelijke stichtingen. Daaronder vallen de lokale

afdelingen van VluchtelingenWerk. De communicatie tussen de regionale afdelingen en de

lokale afdelingen is directer dan de communicatie tussen het Landelijk Bureau en de lokale

afdelingen. Het Landelijk Bureau zou een faciliterende rol kunnen spelen wanneer de

coördinatie van Mind-Spring onder de regionale afdelingen valt.

6. Evaluaties en overleg

• Het is van belang het verloop van de cursus te evalueren met alle betrokken partijen. Men

blijkt hiervan te leren, waardoor bij het opstarten van een volgende cursus rekening

gehouden kan worden met valkuilen en succesfactoren.

7. Bekendheid van Mind-Spring

• Wanneer Mind-Spring landelijk (of regionaal) geïmplementeerd gaat worden binnen

VluchtelingenWerk, dienen de verantwoordelijken de medewerkers op de hoogte te stellen

van de implementatie en inhoud van Mind-Spring.

• Daarnaast moet VluchtelingenWerk Mind-Spring bekend maken binnen gemeenten.

Voorwaarden gemeenten

1. Financiering

• Indien een gemeente geïnteresseerd is in het starten van Mind-Spring, dient zij na te gaan

waar subsidie vandaan kan komen. In veel gemeenten wordt Mind-Spring gefinancierd

vanuit het (re)integratie- of participatiebudget.

• In sommige gemeenten wordt via de Wet Werk en Bijstand voor financiering gezorgd.

• Daarnaast kan subsidie deels verleend worden vanuit de gelden die gemeenten

beschikbaar stellen voor de instapcursussen voor inburgeraars (zie bijlage H).

2. Werving deelnemers

• De meeste vluchtelingen volgen naast het traject van VluchtelingenWerk een

integratietraject bij de gemeente. De gemeenteconsulenten kunnen potentiële deelnemers

voor Mind-Spring in overleg met VluchtelingenWerk aanmelden.

Page 49: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

49

• Een andere mogelijkheid om deelnemers te werven voor Mind-Spring, is het traject te

verplichten via de Wet Werk en Bijstand (WWB) voor de vluchtelingen die deze bijstand

ontvangen.

Deelvraag 3. Welke succesfactoren zijn bruikbaar om Mind-Spring in andere lokale afdelingen van

VluchtelingenWerk te implementeren en met welke valkuilen moet men rekening houden?

In de uitwerking van de deelvragen staat een stappenplan beschreven ter implementatie van Mind-

Spring binnen de lokale afdelingen van VluchtelingenWerk. Dit stappenplan is chronologisch opgesteld

aan de hand van de succesfactoren en valkuilen waar men mee te maken had bij de implementatie van

Mind-Spring binnen gemeenten waar het project goed loopt. Door deze stappen te volgen bij

implementatie van Mind-Spring elders, zijn succesfactoren bruikbaar en kan men rekening houden met

eventuele valkuilen.

In het stappenplan staat vermeld dat het belangrijk is Mind-Spring eerst bekend te maken bij de

regiodirecteuren. De regiodirecteuren proberen de werkbegeleiders van lokale afdelingen te

enthousiasmeren. De werkbegeleider (of een ander persoon) wordt aangesteld als projectleider.

Vervolgens kan de werkbegeleider contact opnemen met GGz Dijk en Duin om door middel van

persoonlijk contact de nodige informatie te krijgen over Mind-Spring. In de hierop volgende stap,

worden de medewerkers op de hoogte gesteld en de subsidieaanvraag voorbereid. Als de

subsidieaanvraag is ingediend en toegewezen, kan begonnen worden met de werving. Er moet een

trainer, een GGz coach, een tolk en deelnemers geworven worden. Als er een potentiële groep

deelnemers is, kan er een informatiebijeenkomst georganiseerd worden. De werkbegeleider zorgt voor

een goede locatie voor deze informatiebijeenkomst en de daarop volgende bijeenkomsten. Tevens

blijven de cliëntbegeleiders actief betrokken bij Mind-Spring en zo nodig stimuleren zij de cliënt tot

deelname.

De projectleider is nauw betrokken bij de voortgang van Mind-Spring. Dit doet hij middels contact en

evaluatie met de trainer. Daarnaast vinden er evaluaties plaats tussen de werkbegeleider, trainer, GGz

coach, GGz Dijk en Duin en de gemeente. Het is van belang dat aan deze evaluaties veel aandacht

geschonken wordt.

Na afloop van de cursus kan bekeken worden of er onder de ex-deelnemers een geschikt persoon

voordoet om Train-de-trainers te volgen.

Page 50: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

50

Aanbevelingen

Dit onderzoek is gedaan in opdracht van het Landelijk Bureau van VluchtelingenWerk Nederland. De

meeste aanbevelingen in deze paragraaf zijn dan ook gericht op deze organisatie. Daarnaast wordt er

een aantal aanbevelingen geformuleerd voor Mind-Spring.

VluchtelingenWerk

• Lees dit onderzoeksrapport grondig en leer van de ervaringen die elders in het land zijn

opgedaan.

• Er moeten afspraken gemaakt worden tussen het Landelijk Bureau, de regionale afdelingen en

lokale afdelingen van VluchtelingenWerk over wie welke taken en verantwoordelijkheden krijgt.

De belangrijkste vraag is: “Wie gaat (het implementeren van) Mind-Spring coördineren?” Goede

afspraken hierover zijn belangrijk om miscommunicatie te voorkomen en op deze manier weet

iedereen waar hij aan toe is. Meerdere regiodirecteuren geven voorkeur aan een regionale

aanpak en coördinatie van de implementatie van Mind-Spring. Wanneer de regionale afdeling

de rol van opdrachtgever op zich neemt, zouden regionaal een (of meerdere) projectleider(s)

aangesteld moeten worden. Dit kan een werkbegeleider zijn van een lokale afdeling, een

medewerker van het hoofdkantoor van de regionale afdeling, of iemand die hiervoor specifiek

in dienst genomen wordt. In deze rolverdeling zou het Landelijk Bureau een faciliterende rol

toebedeeld kunnen krijgen. Hierbij valt te denken aan informatie- en materiaalverstrekking.

• Het Landelijk Bureau zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het opleiden en trainen van

medewerkers van VluchtelingenWerk. Zij kan bijvoorbeeld workshops organiseren waarin

geleerd wordt over de aspecten werving, implementatie en subsidieaanvraag. Als er gekozen

wordt voor regionale coördinatie zal deze taak bij de regionale afdelingen komen te liggen.

• Indien er regionaal subsidie aangevraagd wordt, zal dit geschieden via een Europees

subsidiefonds. Wanneer dit het geval is, zijn gemeenten verplicht om een Europese

aanbesteding te doen als de kosten per cursus boven de €10.000,- uitstijgen35. De

aanbeveling luidt in dit geval de begroting per cursus onder dit bedrag te laten uitkomen,

zodat subsidieverstrekking eenvoudiger kan plaatsvinden. Zie bijlage G voor een

voorbeeldbegroting.

• Wanneer de subsidie alleen lokaal wordt aangevaagd, dient eveneens de aanbeveling de

begroting op maximaal €10.000,- uit te laten komen. Wanneer dit bedrag overstegen wordt,

moeten gemeenten meer handelingen verrichten om subsidie te verstrekken.

• Het dient de aanbeveling vooronderzoek te doen naar de mogelijkheden tot

subsidieverstrekking die gemeenten hebben. Ervaring leert dat gemeenten eerder geneigd

subsidie te verstrekken, wanneer de aanvrager met een aantal concrete, goed onderbouwde

voorstellen komt.

• Voor een succesvol verloop moet worden nagegaan in hoeverre de medewerkers achter het

plan staan en in hoeverre ze bereid zijn mee te veranderen met de implementatie van Mind-

Spring. Wanneer er weinig behoefte is onder de medewerkers aan de implementatie van Mind-

Spring, kan de implementatie mislukken of kunnen medewerkers uitvallen.

• Het is aan te raden de doelgroep pas te werven wanneer er subsidie is toegezegd.

• Uit ervaring blijkt dat evaluatie bij dergelijke projecten niet altijd voldoende aandacht aan

evaluaties besteed wordt. Het is echter aan te bevelen het verloop van de cursussen goed te

evalueren met de betrokken partijen (opdrachtgever, projectleider en –team, trainer, gemeente

en GGz).

35

www.aanbestedingenonline.nl

Page 51: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

51

Mind-Spring

• Mogelijkheden creëren om de effectiviteit van Mind-Spring bij de deelnemers te onderzoeken.

Als de effectiviteit bewezen kan worden, zorgt dit ervoor dat de subsidieverstrekkers

gemakkelijk overtuigd kunnen worden van het belang van Mind-Spring. Het is mogelijk om

positieve ervaringen van gemeenten over te dragen.

• De doelstellingen die met Mind-Spring bereikt moeten worden, dienen helder uitgeschreven te

worden. Aan de doelstellingen kunnen concrete acties worden gekoppeld. Mogelijk is per actie

de effectiviteit meetbaar te maken.

• Om trainers vast te houden zouden er mogelijkheden ter salariëring gezocht moeten worden.

De salariëring zou voor elke trainer hetzelfde moeten zijn; momenteel zijn er trainers die wel

betaald krijgen, en trainers die hun werk onbetaald uitvoeren. Wanneer vrijwillige trainers

elders een vaste aanstelling krijgen, stoppen ze vaak met het verzorgen van Mind-Spring

cursussen.

• De cursus voor trainers bestaat nu uit acht bijeenkomsten. Dit kan te kort zijn om een goede

trainer te worden. Een mogelijkheid is om de trainers in verschillende niveau’s in te delen.

Niveau 1: Onervaren trainers. Na de cursus moeten zij eerst stage lopen bij een ervaren trainer.

Tijdens deze stage wordt de voortgang geëvalueerd.

Niveau 2: Trainers zijn nu in staat om zelf een training te geven. Jaarlijkse bijscholing is aan te

bevelen. Dit versterkt de positie van de trainers.

Niveau 3: Ervaren trainers. Deze trainers kunnen als coach dienen voor de trainers uit de

andere niveaus.

• Door het aanhouden van bovenstaande niveau’s kan uitval worden voorkomen en kwaliteit

gegarandeerd.

• Het zou efficiënt zijn als er ervaren trainers zijn die in heel Nederland ingezet kunnen worden

om cursussen te verzorgen en onervaren trainers te coachen.

• Binnen de GGz zouden meer medewerkers opgeleid moeten worden om de Train-de-trainers

te verzorgen, zodat er op meerdere plaatsen in het land trainers opgeleid kunnen worden.

• De coördinatie van Mind-Spring (onder andere het opleiden en inzetbaar maken van trainers

en GGz coaches) vanuit de GGz zou binnen meerdere regionale instellingen moeten

plaatsvinden.

Page 52: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

52

NawoordNawoordNawoordNawoord

Bij de uitvoering van dit onderzoek, hebben wij de afgelopen maanden veel steun ondervonden van

eenieder die ons heeft meegeholpen om tot het rapport te komen dat nu voor u ligt. Hen allen danke

wij hartelijk.

Als eerste danken wij onze scriptiebegeleider Jan Brinkman, docent aan de Hogeschool Utrecht. Wij

willen hem hartelijk danken voor zijn motivatie, procedurele steun en aanwijzingen gedurende het

gehele onderzoeksproces. Jan stond van begin af aan voor ons klaar wanneer we hem nodig hadden.

Jan, petje af voor de rust die je wist te brengen in stressvolle situaties!

Onze speciale dank gaat uit naar Sylvia van de Graaf, senior projectleider op het Landelijk Bureau van

VluchtelingenWerk Nederland. Na het onverwachte vertrek van onze oorspronkelijke opdrachtgever

Jessica Winter, hoofd van de afdeling Sociale Innovatie, heeft zij alle taken die behoren tot de

opdrachtgever op zich genomen. Sylvia heeft zich meteen goed ingelezen in het rapport en

geïnformeerd naar de voortgang. Sylvia, je stond voor ons klaar wanneer we informatie nodig hadden

over de beleidsprocedures van VluchtelingenWerk.

Verder willen wij het team van Mind-Spring danken voor de medewerking en deskundigheid. Paul Sterk

heeft samen met Barbara Kieft, Aziz Azizi en Sulaiman Shinwary een uniek preventieproject voor

vluchtelingen en asielzoekers opgezet binnen de Nederlandse GGz. Paul willen we speciaal danken voor

zijn medewerking en voor de kritische aanwijzingen over de inhoud betreffende Mind-Spring in dit

rapport. Barbara danken wij speciaal voor al haar tijd en informatieverstrekking, en , bovenal, haar

enthousiasme om te spreken op het aanstaande symposium. Sulaiman willen wij danken voor zijn

betrokkenheid bij het symposium ‘Integreren Kan’, waarmee we ons onderzoek zullen afsluiten en

bekendheid zullen geven aan Mind-Spring.

Aziz, vooral jij hartelijk dank voor alles: de vele tijd die je voor ons beschikbaar stelde, de vele

uitnodigingen die we van je ontvingen voor het bijwonen van cursussen en trainingen, het feit dat je

wilt spreken op het symposium en uiteraard je deskundige informatie waar we veel aan hebben gehad.

We zijn voor ons onderzoek veel in Noord Holland geweest, gezien Mind-Spring vooral daar

plaatsvindt. In deze provincie mogen we één persoon niet vergeten: Tineke Parson, directeur van de

regio VluchtelingenWerk Noordwestholland. Tineke heeft met haar gedrevenheid weten te bereiken dat

Mind-Spring van de grond is gekomen en zich verder ontwikkeld in haar regio. Tineke pleit voor een

landelijk aanbod van Mind-Spring binnen VluchtelingenWerk. Tineke, hartelijk bedankt voor deze

gedrevenheid, voor alle medewerking en voor het feit dat je komt spreken op het symposium.

Binnen VluchtelingenWerk hebben we verder gesproken met de regiodirecteuren Jan van der Werff en

Hennie Hagen en projectmanager Ger Meijer. Hen alledrie zijn we dankbaar voor de aanvullingen die ze

hadden op ons onderzoeks rapport envoor de tijd die ze voor ons beschikbaar stelden.

Verder danken wij: Mind-Spring trainers Adnan Abdulrazzaq, Mohamed Hafidi, Serap Yildirim,

Deogratias Twagirayezu, Linda Bavelaar, Nico Bus, Eric Moesker, Elly van Ziel en eenieder die

meegewerkt heeft die we hierboven niet genoemd hebben.

Over de auteurs:Over de auteurs:Over de auteurs:Over de auteurs:

Bas Verschoor, Merel Visser en Samantha Visser zijn alledrie student maatschappelijk werk en

dienstverlening aan Hogeschool Utrecht. Met dit onderzoeksrapport en het verzorgen van een

symposium ronden zij hun opleiding af.

Page 53: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

53

Bas Verschoor heeft gedurende zijn opleiding ervaring opgedaan met vluchtelingen tijdens zijn

derdejaars stage. In dat jaar schreef hij een uitgebreid essay over ‘interculturele vraagstukken’. Zowel

zijn stage als zijn essay werden hoog beoordeeld; respectievelijk een 9,5 en een 9 op een schaal van 1

tot 10. Zijn interesse voor verschillende culturen en de diversiteit binnen de Nederlandse samenleving

moge duidelijk zijn. Bas heeft zich geprofileerd in management in de publieke sector, zijn vierdejaars

minor. Zijn ambitie gaat uit naar een carrière op beleidsniveau binnen de hulp- en dienstverlening.

Samantha Visser heeft gedurende haar opleiding ervaring opgedaan in verschillende sectoren. Haar

tweedejaarsstage was gericht op de interculturele samenleving in Nederland. Tijdens haar

derdejaarsstage heeft zij ervaring opgedaan in de psychiatrie. Samantha heeft de ervaringen die zij in

beide stages heeft opgedaan, op verschillende manieren in dit onderzoek kunnen gebruiken. Daarnaast

was dit voor haar een goede kans om ervaring op te doen binnen VluchtelingenWerk. Zij heeft dit erg

leerzaam en interessant gevonden. Zij is van mening dat VluchtelingenWerk een warme en sociale

organisatie is en ze heeft met veel plezier aan dit onderzoek gewerkt!

Voor Merel Visser was dit onderzoek de eerste kennismaking met het werken met vluchtelingen. Wel

kwamen de ervaringen uit haar eerdere stages goed van pas. In haar tweede jaar heeft zij stage

gelopen bij een project tegen eenzaamheid. Hier heeft zij voor het eerst kennis gemaakt met

interculturele hulpverlening. Tijdens haar derdejaars stage heeft zij ervaring opgedaan in het werken

met (ex) dak- en thuislozen. Ook hier waren veel cliënten met een andere culturele achtergrond. Dit

onderzoek heeft haar kennis vergroot op het gebied van interculturele hulpverlening. Daarnaast heeft

zij kennis mogen maken met de organisatie VluchtelingenWerk en de samenwerking met de GGz. Zij

heeft het gehele onderzoek erg leerzaam gevonden.

Page 54: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

54

LiteratuurLiteratuurLiteratuurLiteratuur

• Bartels (2003), In: Rohlof, R.& Haans, T. (2005), Groepstherapie met vluchtelingen;

transculturele praktijk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum

• Begemann, F.A. (1995) Hulpverlening aan vluchtelingen en asielzoekers, mogelijkheden binnen

de eerstelijns zorg, Utrecht: Stichting Pharos

• Cuipers, P. e.a. (1993), De methodiek van de ondersteuningsgroep, Nijkerk: Intro

• Doorn,L. van e.a. (2008) Outreachend werken, handboek voor werkers in de eerste lijn,

Bussum: Coutinho

• Fargadi, A. (1999), In: Waning, A. van (red.) (1999), Multiculturele samenleving en

psychoanalyse, Assen: van Gorcum

• Hamming, R. e.a. (2005), Peereducation bij SOA- preventie door de MOA en GGD, Assen

• Heinsius, J. (1994), Eerst denken dan doen, de methode van projectmatig werken in de non-

profit organisaties, Utrecht: CIV

• Hoeksema, K. J. en Werf, S. van der (2004) Sociologie voor de praktijk, een inleiding in de

sociologie voor het HBO, Bussum: Coutinho

• Laban (2003), In: Rohlof, R.& Haans, T. (2005), Groepstherapie met vluchtelingen;

transculturele praktijk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum

• Mönnink, H. de (2000), Verlieskunde; handreiking voor de beroepspraktijk, Maarssen: Elsevier

• Ras, H.J.C, Feltz-Cornelis, C.M. van der & Eijk, I. van (2003), Wegwijs in de psychiatrie,

Amsterdam: Boom

• Rohlof, R.& Haans, T. (2005), Groepstherapie met vluchtelingen; transculturele praktijk,

Houten: Bohn Stafleu van Loghum

• Rohlof, H. e.a. (1999), Vluchtelingen in de GGZ, handboek voor de hulpverlening, Utrecht:

Stichting Pharos

• Pater, L. e.a. (2001). Implementeren; Het speelveld in de praktijk. Utrecht: Lemma

• Penninx, K., Scholten, C. e.a. (2005), Werken aan maatschappelijk ondersteuning een

handreiking voor sociale professionals, Utrecht: Lemma B.V.

• Stel, J. van der (2005), Groepspsychotherapie en onderzoek, Handleiding voor de praktijk

Houten: Bohn Stafleu van Loghum

• Schuringa, L. (1997), Sociaal agogische projecten, de tweetrapsraket als methode, Baarn:

Nelissen B.V.

• Schuringa, L. (2007). Projectmatig werken, handleiding voor projectsturing in de non-

profitsector. Soest: Nelissen

• Snellen, A. (2007), Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk,

Bussum: Coutinho

• Sterk, P.A.M. (2009) psycho-educatie voor en door asielzoekers en vluchtelingen. Handboek

voor trainers, Zaandam: Mind-Spring

• Sterk, P.A.M. (2009), Module opvoedingsondersteuning voor asielzoekers en vluchtelingen.

Handboek voor trainers versie 2.2, Zaandam: Mind-Spring

• Shadid, A. (1998), Grondslagen van interculturele communicatie, studieveld en werkterrein,

Houten: Bohn Stafleu van Loghum

• Veer, G. van der (1999), In: Waning, A. van (red.) (1999) Multiculturele samenleving en

psychoanalyse, Assen: Van Gorcum

• Willigen, van en Hondius (1992), In: Rohlof, R.& Haans, T. (2005), Groepstherapie met

vluchtelingen; transculturele praktijk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum

Geraadpleegde wGeraadpleegde wGeraadpleegde wGeraadpleegde websitesebsitesebsitesebsites

Page 55: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

55

• Aanbestedingenonline, (zd), aanbestedingenonline.nl, opgeroepen en contact op 25-5-2010,

van http://www.aanbestedingenonline.nl/?Informatie/Contact

• Centraal Bureau voor Statistiek, (zd), cbs.nl, opgeroepen op 2-3-2010, van

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2009/2009-

2995-wm.htm, 2-3-2010

• De Wegwijzer, (zd), wegwijzer.nl, opgeroepen op 06-04-2010, van

http://www.dewegwijzer.info/ziektebeelden/posttraumatischestressstoornis.html, 06-04-

2010

• Expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding, (zd), jso.nl, opgeroepen op 28-04-

2010, van http://www.jso.nl/web/show/id=44058

• HCC, (zd), hccnet.nl, opgeroepen op 20-04-2010, van

http://home.hccnet.nl/rob.de.vries/newfile7.html

• Immigratie en Naturalisatie Dienst, (zd), ind.nl, opgeroepen op 06-04-2010, van

http://www.ind.nl/nl/inbedrijf/asiel/Lespakket/watisasiel/Vluchtelingenverdrag_van_Geneve.a

sp

• Karbouniaris, S. (2010), P.3 Hoorcollege Rehabilitatie, Intranet Hogeschool Utrecht,

www.sharepoint.hu.nl, opgeroepen op 19-04-2010, van

https://www.sharepoint.hu.nl/sites/oisw/Openbare%20documenten/Lesmateriaal/2009-

2010/Propedeuse/VT/P3%20%20Hoorcollege%20Rehabilitatie%201%20[S.%20Karbouniaris].pdf

• Kemplerinstituut, (zd), kemplerinstituut.nl, opgeroepen op 06-04-2010, van

http://www.kemplerinstituut.nl/brochures/Empowerment%20van%20hulpverlener%20en%20cli

ent.pdf

• Kennisnetwerk Rehabilitatie, (zd), rehabilitatie.nl, opgeroepen op 19-04-2010, van

http://www.rehabilitatie.nl/index.php?page=Rehabilitatiedefinitie

• Mulder, B. (2010), P.3 Hoorcollege Rehabilitatie, Intranet Hogeschool Utrecht,

sharepoint.hu.nl, opgeroepen op 19-04-2010, van

https://www.sharepoint.hu.nl/sites/oisw/Openbare%20documenten/Lesmateriaal/2009-

2010/Propedeuse/VT/P3%20%20Hoorcollege%20Rehabilitatie%201%20[Bonny%20Mulder].pdf

• Munath Consultancy, (zd), munanconsultancy.com, opgeroepen op 06-04-2010, van

http://www.munathconsultancy.com/index.php?option=com_content&view=article&id=60&Ite

mid=66

• Ruuk, N. de (2005), Integratie en Gezondheid vluchtelingen en nieuwkomers, Utrecht: Pharos,

pharos.nl, opgeroepen op 17-03-2010, van

http://www.pharos.nl/uploads/_site_1/Pdf/Documenten/D_NotitieIntegratie.pdf

• Stichting Stedenband Haarlem-Mutare, (zd), haarlem-mutare.nl, opgeroepen op 05-05-2010

http://www.haarlem-mutare.nl/gezondheidszorgpeeredu.html

• Stop Aids Now, (zd), stopaidsnow.nl, opgeroepen op 05-05-2010, van

http://www.stopaidsnow.nl/aidsindewereld_artikel/preventie

• VluchtelingenWerk. (zd). vluchtelingenwerk.nl. Opgeroepen op 3, 6, 2010, van

http://vluchtelingenwerk.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=559&Itemid=47

• VluchtelingenWerk, (zd), vluchtelingenwerk.nl, opgeroepen op 20-04-2010, van

http://vluchtelingenwerk.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=652&Itemid=39

,

• Vluchtelingenwerk, Vluchtelingen in getallen, (zd), vluchtelingenwerk.nl, opgeroepen op 02-

03-2010, van http://vluchtelingenwerk.nl/pdf-

bibliotheek/VLUCHTELINGEN_IN_GETALLEN_2_copy.pdf

• VluchtelingenWerk Midden-Nederland (zd). vwm-n.nl. Opgeroepen op 2, 24, 2010, van

http://www.vm-n.nl/nl/publicaties

Page 56: SamenvattingSamenvatting Onderzoeksrapport ... · 2 VoorwoordVoorwoord Dit is een verkorte uitgave van het origineel onderzoeksrapport. Deze versie geeft vooral de bevindingen over

56

Interviews Interviews Interviews Interviews en gesprekkenen gesprekkenen gesprekkenen gesprekken

• Abdulrazzaq, A. (2010, 03, 04), trainer Mind-Spring, (B. Verschoor, M. Visser, Interviewers)

• Azizi, A. (2010, 02, 19), coördinator en trainer Mind-Spring Texel, (B. Verschoor, M. Visser, S.

Visser, Interviewers)

• Azizi, A. (2010, 03, 10), coördinator en trainer Mind-Spring Schagen, (B. Verschoor, S. Visser,

Interviewers)

• Bavelaar, L. (2010, 03, 03), Werkbegeleider VW Rijswijk, (M. Visser, Interviewer)

• Bus, N. (2010, 03, 12), Coördinator VW Haarlemmermeer, (B. Verschoor, Interviewer)

• Graaf, S. v.d. (2010, 04, 13), Senior Projectleider Landelijk Bureau, (B. Verschoor, M. Visser, S.

Visser, Interviewers)

• Hafidi, M. (2010, 03, 01), Trainer Mind-Spring, (B. Verschoor, M. Visser, Interviewers)

• Hagen, H (2009, 12, 09 /2010, 05, 17), directeur VWM-N, (B. Verschoor, M. Visser, S. Visser,

Interviewers)

• Joziasse, R. (2010, 03, 04), Teamleider Noordoverijssel van VW Overijssel, (B. Verschoor,

Interviewer)

• Kieft, B. (2010, 02, 01 / 2010, 02, 23), Projectcoördinator Mind-Spring, (B. Verschoor, M.

Visser, S. Visser, Interviewers)

• Meijer, G. (2010, 02, 04), Projectmanager VWN-N, (B. Verschoor, M. Visser, Interviewer)

• Meijer, G. en Esch, H. van (2010, 04, 28), Projectteam VWN-N, (M. Visser, Interviewer)

• Moesker, E. (2010, 03, 17), Plvv. directeur VW Noordwestholland, (B. Verschoor, Interviewer)

• Parson, T. (2009, 12, 14 / 2010, 02, 25 / 2010, 04, 29). directeur VW Noordwestholland. (B.

Verschoor, M. Visser, S.Visser, Interviewers)

• Sterk, P., Kieft, B., Azizi, A. (2009, 02, 01), Projectteam Mind-Spring, (B. Verschoor, M. Visser,

S. Visser, Interviewers)

• Sterk, P. (2010, 04, 28), Projectontwikkelaar Mind-Spring, (B. Verschoor, S. Visser, Interviewers)

• Twagirayezu, D. (2010, 03, 05), trainer Mind-Spring, (M. Visser, S. Visser, Interviewers)

• Werff, J. v.d. (2010, 02, 15/2010, 04, 05), directeur regio VluchtelingenWerk Midden-

Gelderland. (B. Verschoor, S. Visser, Interviewers)

• Winter, J. (2009, 11, 12), Senior projectleider Innovatie LB VWN, (B. Verschoor, M. Visser, S.

Visser, Interviewers)

• Yildirim, S. (2010, 03, 07), trainer Mind-Spring, (M. Visser, S. Visser, Interviewers)

• Ziel, E. v. (2010, 2). Interview VW Soest. (M. Visser, Interviewer)

Overig materiaalOverig materiaalOverig materiaalOverig materiaal

• Formulier Mind-Spring (Titel onduidelijk) verkregen op 01-02-2010 van Paul Sterk, GGz Dijk

en Duin

• Sterk, P. (2010, 04, 08). Train-de-trainers. (P. Sterk, docent) GGz Dijk en Duin, Zaandam,

Noord Holland, Nederland