Onderzoeksrapport p4 intothefuture

67
Into the future ”De energie opwekkende stad in 2040” Den Bosch, 21 juni 2010, Marina Hoogeveen & Sjors Beeks Onderzoeksrapport

description

 

Transcript of Onderzoeksrapport p4 intothefuture

Page 1: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

Into the future

”De energie opwekkende stad in 2040”

Den Bosch, 21 juni 2010, Marina Hoogeveen & Sjors Beeks

On

derzo

eksrapp

ort

Page 2: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

2

„De energie opwekkende stad in 2040‟

Gericht op het focusgebied; „brainport‟

& de toekomstige rol van DHV.

Project Advanced Business Creation van Avans Hogescholen

Contactgegevens studenten;

Marina Hoogeveen Email: [email protected] Mobiel:0647019051 Studentennummer: 2034865 Adres: Volderhof 38 5709 GA Helmond

Sjors Beeks Email: [email protected] Mobiel: 06 12902642 Studentennummer.: 2034388 Adres: Eindhovenseweg 168A 5552 AG Valkenswaard

Page 3: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

3

Voorwoord

„In to the Future‟ is de titel van blok 4 van het eerste leerjaar bij de opleiding Advaced Business Creation van de onderwijsinstelling Avans hogescholen. Dit blok is bedoeld om inzicht te krijgen in het scenarioplanningsproces en te leren

hoe dit instrument in praktijk wordt toegepast. Om de doelen te kunnen behalen wordt er lesgegeven in „scenarioplanning‟ om het inzicht te krijgen in het verloop van het proces. Om te leren hoe dit proces in

praktijk toegepast dient te worden is er een projectopdracht.

De projectopdracht wordt in groepen uitgevoerd. Per klas zijn er 4 groepen. Doormiddel van drijvende krachten te clusteren zijn en per klas 2 onzekerheden

in een assenstelsel tegenover elkaar zijn gezet, waardoor er 4 verschillende scenario kwadranten uit zijn ontstaan. Iedere projectgroep krijgt de taak om een

scenario kwadrant te ontwikkelen toe een toekomstscenario.

De onzeker heden die betrekking hebben tot dit rapport zijn „energie gebruik‟ en „samenwerkingsverbanden‟. Het scenario kwadrant dat betrekking heeft op dit

rapport is „de verslaving aan vieze energie‟ en „partnerschappen binnen regionaal gebied‟. Op basis hiervan is het onderzoek gestart, waarop vervolgens

een scenario is ontwikkeld. De projectgroep die dit scenariokwadrant zou uitwerken bestond bij aanvang uit 6 personen. Het groepsproces verliep echter niet optimaal. In de derde week zijn

2 studenten gestopt met de opleiding. In de vierde week is er een conflict ontstaan waarbij op dat moment de beste oplossing was om de project groepen

te splitsen in 2 groepjes van 2 studenten.

Voor dit scenariokwadrant stond als eindresultaat een presentatie en een verfilming over je scenario. Aangezien het conflict pas is opgetreden in de vierde week kon er een keuze gemaakt worden om een scenario te presenteren en een

onderzoeksrapport kon worden gemaakt of alleen een verfilming, De keuze van deze projectgroep is gevallen op het presenteren van een scenario

en een onderzoeksrapport te maken.

Page 4: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

4

Inhoudsopgave

1. Inleiding 5

2. Onderzoek 6 2.1. Inleiding 7 2.2. Hoofdvraag 7 2.3. Deelvragen 7

2.3.1. Energie 8 2.3.2. Nieuwe Samenwerkingsverbanden 32

3. Toekomstscenario 42 3.1. Inleiding 43 3.2. Toekomstbeeld in Nederland 44 3.3. Toekomstbeeld demografie en vervoer 44 3.4. Toekomstbeeld voor fossiele brandstoffen 47 3.5. Toekomstbeeld over de voorraden van fossiele brandstoffen 48 3.6. Toekomstbeeld van en over duurzame energie 50 3.7. Toekomstbeeld over eindgebruik van energie 51 3.8. Toekomstscenarioverhaal 54

4. Advies 56 4.1. Inleiding 57 4.2. Advies 1 58 4.3. Advies 2 58 4.4. Advies 3 59 4.5. Advies 4 59

5. Literatuur 60 5.1. Boeken 61 5.2. Websites 64

Page 5: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

5

1. Inleiding Het onderwerp van dit rapport is „de energie opwekkende stad in 2040‟. De opdrachtgever van dit project is DHV. Het focus gebied is Brainport Eindhoven. Er zijn 4 scenariokwadranten ontwikkeld waarvan dit rapport is gebaseerd op „de energieopwekkende stad in 2040, met een verslaving aan vieze energie, en partnerschappen binnen regionaal gebied. Het project waaruit dit rapport is ontstaan had verschillende doeleinden ; 1. De gemeenten in Brabant hebben een probleem. Veel inkomsten voor

gemeenten komen vanuit de verkoop van grond. Echter de grond raakt op, en moeten er nieuwe inkomstenbronnen voor gemeenten komen, op andere nieuwe vlakken.

2. DHV is actief in dit veld en willen weten of hun huidige rol (toegevoegde waarde) als bedrijf nog actueel is in 2040, of dat zijn nieuwe & andere rollen moeten vervullen.

3. DHV is tevens benieuwd hoe betrokken partijen hun juiste rol krijgen om het scenario werkelijkheid te laten worden.

4. De vereniging voor Waterstaat & landinrichting is op zoek naar nieuwe inzichten en impulsen van de jonge generatie over dit onderwerp. De jongeren van nu zijn de bewoners, publieke en private sector van de toekomst (2040). Hoe ziet in die krappe ruimte ons leven eruit? (Thema 2)

5. De Brabant Academy werkt aan nieuwe culturele, maatschappelijke en economische vitaliteit. Dus nieuwe samenwerkingsverbanden die kunnen leiden tot verassende innovaties, kennisdeling en kennisontwikkeling. Het maken, uitwisselen en beleven van verschillende toekomstscenario‟s is hierbij een enorme inspiratie en verbindingsvorm om dit te stimuleren.

6. Het klimaat staat nadrukkelijk op de agenda bij diverse partijen. Het werken aan een klimaatneutrale of juist klimaatondersteunende initiatieven wordt rijker en verbeterd door het idee te toetsen in verschillende toekomstscenario‟s.

De centrale probleemstelling die wij hebben gesteld als leidraad het onderzoek luidt als volgt;

“ Hoe kunnen we zelfstandig overleven als we binnen regionaal gebied „Brainport‟ Eindhoven, in 2040 nog regelmatig gebruik willen maken van fossiele

brandstoffen?”

Page 6: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

6

Onderzoek 2

Page 7: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

7

2.1 Inleiding Wanneer je een succesvol product (in het geval een rapport) af wil leveren is het van zeer groot belang te kijken naar het desbetreffende onderwerp waarmee je aan de slag gaat. Hierdoor kun je een gedegen en kwalitatief hoogwaardig onderzoek opstellen. Hierbij moet je denken aan allerlei factoren die van invloed kunnen zijn bij het opstellen van een rapport, onderzoeksplan en scenarioplan. Daarna hebben we gekeken welke informatie relevant zal zijn en welke we behouden maar niet direct opnemen in ons onderzoeksrapport. Waarom vinden er bepaalde situaties plaats en wat zijn de gevolgen hiervan? Dit is een van de vele vragen die wij onszelf gesteld hebben om een kwalitatief waardig scenario op te kunnen stellen. 2.2 Hoofdvraag

De hoofdvraag die wij hebben gesteld is gebaseerd op de wat de consequenties zijn voor het gebied Brainport Eindhoven als we in 2040 regionaal en onafhankelijk gebruik willen blijven maken van fossiele brandstoffen.

“ Hoe kunnen we zelfstandig overleven als we binnen regionaal gebied „Brainport‟ Eindhoven, in 2040 nog regelmatig gebruik willen maken van

fossiele brandstoffen?”

Deze hoofdvraag was het startpunt van ons onderzoek. Om een antwoord te vinden op deze vraag hebben we op verschillende gebieden onderzoek gedaan. Het onderzoek heeft ons op de hoogte gesteld van verschillende feiten en voorspellingen. Op basis van die feiten en voorspellingen hebben we een scenario gemaakt.

2.3 Deelvragen

De energie waar een groot deel van bevolking dagelijks gebruik van maakt is afkomstig van fossiele brandstoffen. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden hebben we uitgebreid onderzoek gedaan op diverse gebieden met betrekking tot energie. Dit onderzoek wordt geleid door deelvragen die we gesteld hebben op basis van de benodigde informatie.

Page 8: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

8

2.3.1 Energie

Energie

Page 9: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

9

Hoe komen we aan de energie waar huishoudens dagelijks gebruik van maken?

Het grootste deel van de energie die huishoudens gebruiken is afkomstig uit fossiele bronnen. Bij de verbranding van deze fossiele brandstoffen komt CO2 vrij, bovendien veroorzaken ze vervuiling. Veruit de meeste energie die we gebruiken (circa 93 procent) komt van fossiele brandstoffen: aardolie, aardgas en kolen. Deze fossiele brandstoffen zijn verantwoordelijk voor de uitstoot van broeikasgassen, bovendien veroorzaken ze de nodige vervuiling en kunnen ze op raken. Het huidige systeem van energievoorziening is toe aan verandering. Om nadelige gevolgen zoals klimaatverandering te beperken, wordt gewerkt aan de ontwikkeling van 'schoon-fossiele' en alternatieve, duurzame, brandstoffen. Conclusie: Grootste deel van energie binnen huishoudens is afkomstig uit fossiele bronnen. Daarbij komt CO2 vrij en is vervuilend. Systeemvoorziening is toe aan verandering. Wordt gewerkt aan schoon-fossiele en duurzame brandstoffen.

1. Wat zijn fossiele brandstoffen?

Fossiele brandstoffen bevatten CO2 die miljoenen jaren geleden door planten is vastgelegd. Het kooldioxide kwam destijds niet vrij na sterfte van de planten, omdat bijzondere omstandigheden leidden tot opslag (fossiliseren) van het materiaal. Het oude kooldioxide ligt dus buiten de CO2-cyclus opgeslagen. Maar met het gebruik van fossiele brandstoffen belandt fossiele CO2 als extra hoeveelheid in de atmosfeer.

De vorming van fossiele brandstoffen gaat veel langzamer dan het tempo waarin de brandstoffen worden gebruikt. Ze zijn daardoor niet hernieuwbaar. Diverse partijen zijn het oneens over de snelheid waarmee de olie opraakt, over de technieken en middelen die het beste ingezet kunnen worden, in het bijzonder gebruik van kernenergie en schoon fossiel. Maar ook over de mogelijkheden voor duurzame energie in de nabije toekomst bestaat geen consensus. Conclusie: Fossiele brandstoffen door planten vastgesteld. Door gebruik van fossiele brandstoffen belandt fossiele CO2 extra in de atmosfeer. De vorming van fossiele brandstoffen gaat trager dan het tempo dat men ze gebruikt en daardoor niet hernieuwbaar. Olie raakt op, veel partijen zijn het niet eens over middelen om dit tegen te gaan en over gebruik van kernenergie en school fossiel

Page 10: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

10

2. Waarvoor word aardgas gebruikt? Aardgas is in Nederland de meest gebruikte brandstof. Het wordt gebruikt voor de opwekking van elektriciteit, voor verwarming en als grondstof voor de petrochemische industrie. Nederland is in West-Europa een belangrijke producent van aardgas. Conclusie: In Nederland is aardgas meest gebruikte brandstof en is belangrijke producent. Het wordt gebruikt voor elektriciteit,verwarming en grondstof.

3. Wat zijn de belangrijkste voordelen van aardgas?

- Het gebruik van aardgas geeft minder uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen dan het gebruik van steenkool of olie.

- De kosten van het gebruik van aardgas zijn relatief laag vergeleken met duurzame alternatieven.

- Nederland is in het bezit van aardgasbronnen, waardoor we niet afhankelijk zijn van andere landen voor onze aardgasvoorziening

Conclusie: Voordelen van aardgas: minder CO2 uitstaat, kosten zijn laag en Nederland is in bezit van aardgasbronnen.

4. Wat zijn de belangrijkste nadelen van aardgas?

Wereldwijd raken de nu toegankelijke bronnen over naar schatting zestig jaar uitgeput, waardoor er mogelijk tekorten ontstaan. Nederland kan dan voor de aardgasvoorziening afhankelijk worden van andere landen. Door schaarste van aardgas kan de prijs stijgen. Conclusie: Nadelig aan aardgas is dat het niet oneindig is, waardoor tekort kan ontstaan en we afhankelijk zijn van andere landen, kan de prijs negatief beïnvloeden.

5. Welk belang hebben we bij het gebruik van aardolie?

Aardolie is vooral belangrijk voor de industrie en vervoer. Het wordt gebruikt als brandstof en als grondstof voor de productie van kunststoffen. Zo‟n zestig procent van de aardolievoorraden bevinden zich in het Midden-Oosten. Ons land produceert acht procent van de eigen behoefte zelf, dit komt voornamelijk uit de Noordzee. De rest wordt geïmporteerd.

Conclusie: Aardolie is belangrijk voor de industrie en vervoer. Wordt gebruik als grond- en brandstof. Er zijn veel aardolievoorraden in het Midden- Oosten. In ons land wordt 8% van het totaal dat nodig is geproduceerd, rest importeren we.

Page 11: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

11

6. Wat zijn de belangrijkste nadelen van aardolie? - Bij het gebruik van aardolie komt CO2 vrij, dat bijdraagt aan de klimaatverandering, ook komen er vervuilende stoffen vrij. - Het gebruik van aardolie maakt Nederland sterk afhankelijk van olieproducerende landen. - De toegankelijke bronnen raken binnen nu en veertig jaar uitgeput, waardoor er mogelijk tekorten ontstaan; de prijs van aardolie kan gaan stijgen door schaarste. - Ongelukken met schepen met olie aan boord en olieleidingen zijn schadelijk voor het milieu. Conclusie: Door gebruik van aardolie komt CO2 vrij, dat zorgt voor klimaatverandering en vervuilende stoffen. Door gebruik van aardolie is Nederland afhankelijk van olieproducerende landen. Toegankelijke bronnen raken op, hierdoor schaarste en hoge prijzen. Rampen met olie zijn milieu vervuilend.

7. Hoe gebruiken we in Nederland steenkool voor het opwekken van energie?

Hoogovens en elektriciteitscentrales verbranden steenkool. In elektriciteitscentrales wordt de warmte gebruikt voor het opwekken van elektriciteit. Het grootste deel van de wereldwijde fossiele energievoorraad bestaat uit kolen. De kolenvoorraden komen in vrijwel overal ter wereld voor, ze zijn vooral te vinden in de Verenigde Staten, de voormalige Sovjetunie en China. Ook Nederland heeft kolenvoorraden, ze zijn moeilijk bereikbaar en daarom te duur om te delven. Nederland importeert daarom kolen uit het buitenland.

Conclusie: Hoogovens en elektriciteitscentrales verbanden steenkool. In deze centrales wordt warmte gebruikt voor opwekken van elektriciteit. Grootste deel van wereldwijde fossiele energievoorraden bestaat uit kolen. Deze voorraden komen overal in de wereld voor, maar vooral in VS, Sovjet- Unie en China. Ook in Nederland, maar moeilijk bereikbaar en daardoor duur om te delven. Dus veel import vanuit buitenland voor kolen.

8. Wat zijn de belangrijkste voordelen voor het gebruik van steenkool?

- Het is een goedkope brandstof; - Steenkool is voorlopig nog voldoende voorradig, verspreid over de hele

wereld. Conclusie: Steenkool is goedkoop, veel voorraad.

Page 12: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

12

9. Wat zijn de belangrijkste nadelen bij het gebruik van steenkool?

- Bij het gebruik van steenkool komen veel CO2 en vervuilende stoffen vrij, hierdoor draagt het sterk bij aan de klimaatverandering en aan verzuring. De uitstoot is ongeveer tweemaal zo hoog als bij het gebruik van aardgas voor de elektriciteitsvoorziening.

- De voorraad steenkool is eindig. Naar schatting raken de voorraden pas over enkele honderden jaren uitgeput.

Conclusie: Nadelen zijn dat er veel CO2 vrijkomt en vieze stoffen. De uitstoot is 2keer zo hoog als bij gebruik van aardgas voor elektriciteitvoorziening.

10. Wat zijn de milieugevolgen van diverse energiebronnen? Uit oogpunt van milieu is energie uit hernieuwbare bronnen een betere keuze dan energie uit kolen, aardgas en olie. Bij het gebruik van deze fossiele brandstoffen komt er namelijk extra CO2 vrij. Die kooldioxide versterkt het broeikaseffect en draagt bij aan klimaatverandering. Nadeel is bovendien dat fossiele bronnen opraken; olie en gas naar verwachting eerder dan steenkool. Grootste milieunadeel van kernenergie is dat dit radioactief afval oplevert dat honderden jaren opgeslagen moet worden; daar is nog geen oplossing voor. Duurzame energie maakt gebruik van onuitputtelijke bronnen zoals zonlicht,windenergie, waterkracht, biomassa en omgevingsenergie zoals aardwarmte. Toch zijn hierbij vanuit duurzaamheidoogpunt ook kanttekeningen te plaatsen. Energie uit biomassa is bijvoorbeeld vaak niet volledig klimaatneutraal, omdat er fossiele brandstoffen nodig zijn voor de teelt van gewassen voor biobrandstoffen en concurrentie kan ontstaan met de teelt van voedselgewassen en de natuur. Voor- en tegenstanders van wind- en waterkracht botsen over onderwerpen als horizonvervuiling en vissterfte. Conclusie: Energie uit hernieuwbare bronnen is beter voor milieu dan energie uit kolen, aardgas en olie. Bij gebruik van fossiele brandstoffen komt n.l. extra CO2 uitstoot vrij. Die kooldioxide zorgt voor slechter milieu. Nog een nadeel is dat fossiele brandstoffen opraken, olie en gas eerder dan steenkool denkt men. Grootste nadeel van kernenergie is dat het radioactief afval oplevert. Dit moet honderden jaren worden opgeslagen, is nog geen oplossing voor. Bij duurzame energie maakt men gebruik oneindige bronnen bijv. zon, wind, water en biomassa. Ook hierbij zijn kanttekeningen. Energie uit biomassa is bijv. vaak niet klimaatneutraal. Er zijn fossiele brandstoffen nodig voor teelt van voedselgewassen. Voor en tegenstanders van waterkracht praten over horizonvervuiling en vissterfte.

Page 13: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

13

11. Wat is nu eigenlijk het broeikaseffect en kunnen we iets doen tegen de versterking ervan? Het broeikaseffect zorgt ervoor dat de temperatuur op aarde hoger ligt dan op grond van de warmte-instraling van de zon en de aardwarmte verwacht kan worden. Zonder het broeikaseffect zou de temperatuur gemiddeld -18°C zijn, nu is zij 15°C. Dit effect wordt veroorzaakt door broeikasgassen in de atmosfeer die warmte vasthouden net zoals de overkapping van een broeikas de uitstraling van warmte tegenhoudt en zo de temperatuur in de broeikas laat oplopen. De bekendste broeikasgassen zijn waterdamp, koolstofdioxide, methaan en stikstofoxiden.

Conclusie: Broeikaseffect zorg ervoor dat temperatuur op aarde hoger ligt dan op de grond van de warmte-instraling van de zon en de aardwarmte verwacht kan worden. Zonder broeikaseffect zou tem. -18gr zijn, nu 15 gr. Dit wordt veroorzaakt door broeikaseffecten in de atmosfeer die warmte vasthoudt net zoals de overkapping van een broeikas de warmte vasthoudt. Bekende broeikasgassen: waterdamp, koolstofdioxide, methaan en stikstofdioxide.

12. Wat is de oorzaak voor het versterken van het broeikaseffect? Onderzoekers denken dat het versterkte broeikaseffect komt door het gebruik van fossiele brandstoffen. De laatste honderd jaar gebruiken we veel meer brandstoffen dan daarvoor. Dat komt omdat we nu apparaten, machines en vervoermiddelen gebruiken, en die werken op olie, kolen of gas. Het lijkt moeilijk te geloven, dat mensen het klimaat kunnen veranderen, maar door het gebruik van fossiele brandstoffen zijn de concentraties CO2 in de atmosfeer sinds de industriële revolutie, tweehonderd jaar geleden, met dertig procent toegenomen. Fossiele brandstoffen bevatten CO2 die miljoenen jaren geleden door planten is vastgelegd. Het kooldioxide kwam destijds niet vrij na sterfte van de planten, omdat bijzondere omstandigheden leidden tot opslag (fossiliseren) van het materiaal. Het oude kooldioxide ligt dus buiten de CO2-cyclus opgeslagen. Maar met het gebruik van fossiele brandstoffen belandt fossiele CO2 als extra hoeveelheid in de atmosfeer. Het broeikaseffect wordt ook versterkt doordat mensen veel bomen kappen waardoor de bossen verdwijnen. Bomen gebruiken tijdens hun groei CO2 en slaan de koolstofverbindingen op in hun takken, bladeren en wortels. Dit komt weer in de lucht bij de kap of als de boom sterft en langzaam verrot. Conclusie: Broeikaseffect wordt verstrekt door gebruik van fossiele brandstoffen denken onderzoekers. Laatste 100 jaar meer gebruik fossiele brandstoffen. Nieuwe producten en apparaaturen dus meer olie, kool en gas. Mensen veranderen klimaat. Sinds 200 jaar is vervuiling 30% toegenomen. Fossiele brandstoffen bevatten CO2 die door planten miljoenen jaren geleden is vastgelegd. Gebruik van fossiele brandstoffen zorgt voor meer CO2 in atmosfeer. Bomen kappen zorgt ook voor broeikaseffect. Bomen gebruiken CO2 en slaan koolstofverbindingen op. Dit komt weer in lucht als boom kapt, sterft of verrot.

Page 14: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

14

13. Wat zijn de gevolgen van het broeikaseffect? Als het broeikaseffect sterker wordt, zal de temperatuur op aarde stijgen. De afgelopen honderd jaar is het op aarde 0,6 graad warmer geworden. Dat lijkt weinig maar zelfs een kleine stijging van de gemiddelde temperatuur wereldwijd, kan problemen opleveren voor mensen, dieren en planten. Het water in de zeeën zal bijvoorbeeld stijgen waardoor land onder water komt te staan. In sommige gebieden kan het zo heet en zo droog worden, dat er geen voedsel meer groeit en geen drinkwater meer is. Onderzoekers verwachten dat de gemiddelde temperatuur op aarde de tussen 1,4 en 5,8 graden Celsius. Veranderingen in het klimaat kunnen over de hele wereld grote problemen opleveren voor mens, dier en plant. Om deze veranderingen tegen te gaan is actie mogelijk.

Gezondheid Een klimaatverandering kan van invloed zijn op de gezondheid van de mensen. Op plaatsen waar het nu al heet is, kan het dan zo heet worden dat mensen er ziek van worden. Ook kunnen tropische ziekten zoals malaria dan voorkomen in gebieden waar dat nu niet het geval is. Voedsel Het opwarmen van de aarde kan koude gebieden geschikter maken om voedsel te verbouwen. Maar op andere plaatsen kan het zo droog worden dat de oogsten mislukken en de mensen daar niet genoeg te eten hebben. Natuur Als het klimaat warmer wordt zal de natuur ook veranderen waardoor diersoorten uit kunnen sterven. Als gevolg van droogte kunnen meer bosbranden ontstaan en kunnen de woestijnen groter worden. Zeewater Gletsjers en poolijs kunnen smelten, hierdoor kan het zeewaterpeil stijgen, wetenschappers houden rekening met een stijging tot negentig centimeter. Het hoge water kan stukken van de kust afslaan, waardoor de kust kwetsbaarder wordt voor overstromingen. Hierdoor kan zout zeewater op plekken komen waar het schade aan planten en dieren kan veroorzaken. Het binnendringen van zout water kan ook problemen geven voor het drinkwater in kustgebieden. Het zeewaterpeil stijgt waarschijnlijk ook omdat het water door de temperatuurstijging warmer wordt. Mogelijk sterft het koraal af omdat het zeewater te warm wordt.

Conclusie:

Broeikast effect sterker wordt stijgt temperatuur. In 100 jaar o,6 gr gestegen. Lijkt weinig maar wereldwijd grote gevolgen voor natuur en mens. Water in zee wordt warmer daardoor mogelijk overstromingen. Mogelijk geen voedsel en water door droogte. Actie is noodzakelijk om opwarming te voorkomen. Klimaatverandering invloed op gezondheid v/d mens. Mensen worden ziek. Ziektes ontstaat in gebieden. Voedsel kan schaars worden door opwarming v/d aarde. Natuur is ook dupe, dieren sterven uit, bosbranden en woestijn ontstaan. Gletsjers en poolijs smelten,zeewaterspiegel stijgt, mogelijk met 90 cm. Kust kan afslaan, kust wordt kwetsbaar door overstromingen. Zout zeewater komt op plekken waar planten en dieren beschadigd worden. Ook problemen voor drinkwater en koraal.

Page 15: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

15

14. Wat zou er gedaan kunnen worden, om het broeikaseffect dat de klimaatverandering veroorzaakt, tegen te gaan? Klimaatsverandering is een groot probleem maar er zijn veel dingen die we kunnen doen om die veranderingen tegen te gaan. Regeringen kunnen maatregelen nemen. In 1997 was er in Kyoto een klimaatbijeenkomst waar veel industrielanden afspraken om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Maar zelf kunnen we ook iets doen tegen het broeikaseffect. Door energie te besparen voorkomen we de uitstoot van broeikasgassen. Een andere manier is het nemen van groene energie. Deze stroom is duurzaam opgewekt uit onuitputtelijke energiebronnen, zoals wind en zonlicht. Tot slot kunnen we de CO2 uitstoot compenseren met klimaatcompensatie. Als we bijvoorbeeld een vliegreis hebben gemaakt, kun je de broeikasgassen die je hebt veroorzaakt 'goed' maken door bomen te laten aanplanten. Die halen CO2 uit de lucht om van te groeien. We kunnen ook onze dagelijkse energie- en aardgasverbruik, of onze aankopen, laten compenseren. Conclusie: Klimaat verandering is groot probleem. Regeringen maatregelen nemen. In 1997 in Kyoto een klimaatbijeenkomst met industrielanden over uitstoot. Maar zelf ook wat doen,door energie besparen of groene. Beste is dus om met groene energie verder te gaan, weinig uitstoot.

15. Hoe zouden we de klimaatverandering kunnen verminderen? Energie besparen Als we klimaatverandering willen helpen tegengaan, dan is energiebesparing het meest effectief. Bewust omgaan met elektriciteit, brandstof en gas verlaagt de uitstoot van broeikasgassen uit ieder huishouden. Minder bekend is dat we ook via onze boodschappen het milieu een handje kunnen helpen. Voedselproductie veroorzaakt namelijk een derde van de wereldwijde uitstoot van CO2. Milieu Centraal heeft vuistregels voor een milieubewust eetpatroon opgesteld. Groene energie kiezen Helemaal geen energie verbruiken is voor een gewoon huishouden geen optie. Maar we helpen toch klimaatverandering tegen te gaan als we kiezen voor duurzame bronnen van energie, zoals zonnepanelen en zonneboilers. Milieubewuste voeding Bij een bezoek aan de supermarkt kunnen we het milieu een handje helpen - en niet alleen door plastic tasjes te weigeren. Twintig tot dertig procent van de milieubelasting door consumenten hangt namelijk samen met voedsel(productie). Natuurlijk kunnen we niet ophouden met eten. Maar we kunnen wel kiezen voor seizoensgroenten, en we kunnen voedselverspilling voorkomen door slim boodschappen te doen. Klimaatcompensatie Het is ook mogelijk om de uitstoot van broeikasgassen te compenseren, door de aanplant van nieuwe bossen en door beter beheer van bestaande bossen. Bomen en planten hebben namelijk CO2 nodig om te kunnen leven. Ze gebruiken koolstof (C uit CO2) en geven zuurstof (O2) af aan de lucht. Bosbouwkundigen kunnen nauwkeurig uitrekenen hoeveel koolstof bomen kunnen vastleggen.

Page 16: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

16

Conclusie: klimaat verandering is groot probleem. Doel van verdrag is om concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren en om menselijke invloed op klimaat te voorkomen. Er worden afspraken gemaakt over uitstoten van CO2 e.d. Wereldwijde afspraken, maar ontwikkelingslanden worden financieel e.d. bij gestaan om uiteindelijke uitstoot ook minder te krijgen. Europa maakt ook afspraken in dit verdrag, van 2008 tot 2012 moet uitstoot met 8 % dalen. Landen die een emissieverplichting op zich nemen kunnen makkelijk voldoen aan de vermindering van de uitstoot. Landen zijn gezamenlijk verplicht te voldoen aan gemaakte afspraken, allemaal gericht op klimaat. Nederlandse energie verbruik neemt nog steeds toe, met namen industriële sector en vervoerssector is moeilijk terug te dringen.

16. Wat houd het klimaaltverdrag en beleid in? Klimaatverdrag Klimaatverandering werd erkend als het grootste wereldwijde milieuprobleem tijdens een conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, in Rio de Janeiro in 1992. Oorzaak bleek het versterkte broeikaseffect door de uitstoot van broeikasgassen (met name CO2 door verbranding van steenkool, aardolie en aardgas). Een groot aantal landen, waaronder Nederland, sloot in Rio de Janeiro het Klimaatverdrag. Doel van het Klimaatverdrag was de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren om de menselijke invloed op het klimaat te voorkomen. Als eerste stap verplichtten de industrielanden zich om de uitstoot van CO2 in 2000 terug te brengen naar het niveau van 1990.

Kyoto Tijdens de klimaatbijeenkomst in Kyoto in 1997 gingen de industrielanden nog een stapje verder. De landen spraken af om de uitstoot van broeikasgassen in 2010 met ruim vijf procent te verminderen, ten opzichte van het niveau in 1990. Voordat dit Kyotoprotocol in werking kon treden, moest een minimaal aantal landen akkoord gaan. Aan die eis werd voldaan toen eind 2004 ook Rusland het Kyotoprotocol ratificeerde. Begin 2005 trad het protocol in werking; het loopt af in 2012. Aan een nieuw protocol wordt gewerkt; de landen hopen eind 2009 een (post-Kyoto) akkoord te kunnen sluiten. Hulp voor ontwikkelingslanden Ontwikkelingslanden hoeven volgens het Kyotoprotocol hun uitstoot niet te reduceren. Zij krijgen wel hulp (kennis, techniek en geld) om een economische ontwikkeling mogelijk te maken die gepaard gaat met minder uitstoot van broeikasgassen, om zo de gevolgen van klimaatverandering te bestrijden. Europa: verkoop CO2-credits De lidstaten van de Europese Unie hebben zich in Kyoto verplicht om tussen 2008 en 2012 de uitstoot (emissie) van broeikasgassen te verminderen met gemiddeld acht procent ten opzichte van de uitstoot van 1990. Sommige landen die de emissieverplichting op zich hebben genomen, kunnen gemakkelijk voldoen aan de uitstootvermindering; zij kunnen het emissie-overschot (CO2-credits) verkopen aan landen die daar moeilijk aan kunnen voldoen.

Page 17: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

17

Maatregelen en CO2-emissiehandel Nederland heeft zich verplicht tot een gemiddelde broeikasgasvermindering van zes procent (tussen 2008 en 2012) ten opzichte van 1990. De Nederlandse overheid heeft voor de komende jaren een uitgebreid pakket maatregelen vastgesteld. Afspraken met de industrie bijvoorbeeld om schonere technologie te stimuleren. De energiesector investeert in schone energiebronnen, zoals wind- en zonne-energie. En huishoudens gaan meer betalen voor elektriciteit en aardgas door de Regulerende Energiebelasting (REB). Nieuwbouwwoningen moeten voldoen aan een steeds strengere Energieprestatienorm. Import laat uitstoot 'dalen' Sinds kort daalt de Nederlandse CO2-uitstoot. Dat komt omdat we steeds meer elektriciteit importeren: de broeikasgassen die ontstaan bij het opwekken van elektriciteit, komen namelijk op rekening van het producerende land. Het Nederlandse energiegebruik neemt nog steeds toe. Met name de uitstoot van de industriële sector en de vervoerssector is moeilijk terug te dringen.

Conclusie: klimaat verandering is groot probleem. Doel van verdrag is om concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren en om menselijke invloed op klimaat te voorkomen. Er worden afspraken gemaakt over uitstoten van CO2 e.d. Wereldwijde afspraken, maar ontwikkelingslanden worden financieel e.d. bij gestaan om uiteindelijke uitstoot ook minder te krijgen. Europa maakt ook afspraken in dit verdrag, van 2008 tot 2012 moet uitstoot met 8 % dalen. Landen die een emissieverplichting op zich nemen kunnen makkelijk voldoen aan de vermindering van de uitstoot. Landen zijn gezamenlijk verplicht te voldoen aan gemaakte afspraken, allemaal gericht op klimaat. Nederlandse energie verbruik neemt nog steeds toe, met namen industriële sector en vervoerssector is moeilijk terug te dringen.

17. Wat is de juiste omschrijving over de betekenis van het begrip „peak oil‟?

Zodra de productie van bijvoorbeeld aardolie niet langer gelijke tred kan houden met de toenemende vraag naar aardolie, zal een alternatieve energiebron beschikbaar moeten zijn om economische crisis te voorkomen. Het punt waarop de totale productie van aardolie het maximum bereikt, wordt Peak Oil genoemd. Na dat punt zal de productie afnemen en ook in de toekomst niet meer stijgen. Voorspellingen ten aanzien van Peak Oil lopen ver uiteen, net als inschattingen van de ernst van het fenomeen. Feit is wel dat het maximum in de olieproductie zich veel eerder zal aandienen dan het punt waarop de olievoorraad daadwerkelijk eindig zal blijken. Dat houdt in concrete zin in dat wanneer de toereikendheid van bijvoorbeeld de beschikbare hoeveelheid aardolie is vastgesteld en zelfs een jaartal is toegekend aan de "maximale levensduur", dat die tijdspanne niet overeenkomt met het uitstel tot een eventuele energiecrisis.

Conclusie: Het punt waarop totale productie van aardolie het maximum bereikt heet peak oil. Na dat punt zal de productie ervan afnemen en niet meer stijgen. Feit is dat maximum van olieproductie eerder zal aandienen dan olievoorraad zal eindigen. Kan inhouden dat er door aardolie te kort een energiecrisis kan ontstaan.

Page 18: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

18

18. Welke feiten zijn bekend als het gaat over de maximale levensduur van de productie en wereld reserves van de fossiele brandstoffen? De vraag naar olie stijgt, het aanbod zal afnemen. Onder invloed van voortzettende bevolkingsgroei en groei van de wereldeconomie zal de totale wereld energiebehoefte in de 21e eeuw stijgen. Vanwege de sterke afhankelijk van fossiele brandstoffen zal op korte termijn in de toegenomen vraag naar energie moeten worden voorzien door een verdere stijging van de productie van aardolie, aardgas en steenkool. De huidige economisch winbare voorraad fossiele brandstoffen is eindig. Ook de voorraad technisch winbare fossiele brandstoffen is eindig. Een stijging van de productie van aardolie, aardgas en steenkool kan dus niet ongelimiteerd doorgaan. Een correcte inschatting van de omvang van de wereld energievoorraden is lastig te maken vanwege mogelijke politieke en economische belangenverstrengeling en vanwege technische onzekerheden met betrekking tot aantoonbaarheid van de exacte omvang en inschatting van de winbaarheid. Het is evenwel zeer waardevol om een beeld te krijgen van de omvang en met name de toereikendheid van de totale voorraad fossiele brandstoffen, omdat dan ook een inschatting gemaakt kan worden van de noodzaak om te investeren in andere, wellicht duurzame energiebronnen. Conclusie: Vraag naar olie stijgt, aanbod neemt af. Totale energie behoefte in 21 stijgt, door toename wereldbevolking. Tot nu toe sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen. Stijgen van gebruik van aardolie, aardgas en steenkool kan niet ongelimiteerd doorgaan. Stijging van wereldwijde voorraden is moeilijk weer te geven. Verschillende factoren als politiek, economische belangenverstrengeling en technische onzekerheden m.b.t. inschatting van winbaarheid. Het zou wel fijn zijn als dat wel het geval was, kan men inschatting maken voor investeren van wellicht duurzame energie. Veel onzekerheid dus.

19. Welke mogelijkheid biedt zicht aan om een helder beeld te krijgen over de wereld energie reserves naast alle „speculatieve‟ en „bewezen voorspellingen‟? Om bij de geldende onzekerheden toch een overzichtelijk beeld te krijgen van de omvang van de wereld energiereserves, kan een onderscheid gemaakt worden tussen "bewezen reserves" en "speculatieve reserves". In de studie "An Assessment of world hydrocarbon resources" definiëert de Duitse energiedeskundige Dr. Hans-Holger Rogner, onder andere werkzaam bij het Internationaal Atoom Energie Agentschap, de bewezen reserve als het deel van de conventionele reserve, waarvan zowel het voorkomen als de winbaarheid zijn aangetoond. De speculatieve reserve vormt het overige deel van de conventionele reserve, een samenvoeging van de "geschatte" en de speculatieve voorraad. Verder zijn er nog omvangrijke, onconventionele voorraden fossiele brandstof, die wat betreft economische en technische winbaarheid sterk afwijken van de conventionele voorraad, vaak ook sterk speculatief zijn, of in vorm sterk afwijken, bijvoorbeeld teerzanden en gashydraten. De onconventionele reserve worden in dit document verder buiten beschouwing gelaten.

Page 19: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

19

Conclusie: Er kan wel een inschatting gemaakt worden over voorraden. Onderscheid tussen bewezen reserves en speculatieve reserves. Hans- Holger Rogner heeft eraan gewerkt. Er zijn conventionele reserves en onconventionele voorraden. De speculatieve reserve vorm het overige deel van de conventionele reserve, dat is een samenvoeging van geschatte en speculatieve voorraad. Ook zijn er omvangrijke onconventionele voorraden fossiele brandstoffen, wijken af van conventionele voorraad. Dus wel speculatie en matig bewezen reserves.

20. Welke toekomstverkenning heeft het Milieu en Natuur Planbureau gemaakt van de maximale toereikendheid van de voorraad fossiele brandstoffen (aardolie, aardgas en steenkool). Het Milieu en Natuur Planbureau heeft de gegevens over energiereserves uit het rapport van Rogner per energiebron uitgedrukt in het energieverbruik van het jaar 2000. Uitgaande van een gelijkblijvend energieverbruik kan zo een toekomstverkenning worden gemaakt van de maximale toereikendheid van de voorraad aardolie, aardgas en steenkool, zoals afgebeeld in onderstaande figuur.

Uit de figuur blijkt zowel het aanzienlijke verschil tussen bewezen en speculatieve reserves, alsook een duidelijk verschil in toereikendheid per energiebron.

Page 20: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

20

21. Welke voorspelling word er gedaan over de reserves van aardolie? De totale bewezen voorraad aardolie kan bij een gelijkblijvende consumptie de wereld nog maximaal 43 jaar van olie voorzien. Mocht echter de volledige speculatieve reserve daadwerkelijk bestaand en winbaar zijn, kan daar nog 82 jaar bij worden opgeteld. De wereld zou dan, rekenend vanaf het jaar 2000, nog 125 jaar van olie kunnen worden voorzien. (In werkelijkheid wordt in de 21e eeuw een aanzienlijke stijging van de olieconsumptie verwacht waardoor het aanbod niet meer in de vraag zal kunnen voorzien, ver voor het jaar 2125.)

22. Welke voorspelling wordt er gedaan over de olieconsumptie tot 2025? Olie wordt duurder, olie wordt schaarser. Een van de drijvende krachten achter de stijging van de olieprijs is de toename van de olieconsumptie. In de onderstaande figuur is een voorspelling afgebeeld ten aanzien van de wereld olieconsumptie vanaf 2002. De gegevens zijn afkomstig uit de International Energy Outlook 2005 van de Amerikaanse Energy Information Administration.

Volgens de voorspelling zal de olieconsumptie van de wereld in de periode tussen 1990 en 2025 min of meer gelijkmatig stijgen. Over de toekomstprojectie van 2002 tot 2025 zal de olieconsumptie met gemiddeld 1,9% per jaar toenemen. In 2025 zal de gemiddelde olieconsumptie van de hele wereld 52% hoger zijn dan in 2002. De totale olieconsumptie bedraagt dan 119,2 miljoen vaten per dag. Dit figuur presenteert een vergelijking van de ontwikkeling van de olieconsumptie van West-Europa en China.

Page 21: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

21

Volgens de voorspelling van de EIA blijft de olieconsumptie van West-Europa in de periode tot 2025 vrijwel constant, met een toename van slechts 8%. In dezelfde periode neemt de olieconsumptie van China met maar liefst 173% toe. In 1990 was de olieconsumptie van West-Europa nog 4,5 keer zo groot als die van China. In 2025 zal het verschil zijn teruggelopen tot 5%. In West-Europa verbruiken we dan 14,9 miljoen vaten olie per dag,

terwijl de olieconsumptie van China 14,2 miljoen vaten per dag zal bedragen. Conclusie: West-Europa olieconsumptie stijgt met 8%, in China neemt toe met 173%. China bijna even grote energie verbruiker als heel West-Europa. Volgens de voorspelling zal de olieconsumptie van de wereld in de periode tussen 1990 en 2025 min of meer gelijkmatig stijgen. Over de toekomstprojectie van 2002 tot 2025 zal de olieconsumptie met gemiddeld 1,9% per jaar toenemen. In 2025 zal de gemiddelde olieconsumptie van de hele wereld 52% hoger zijn dan in 2002. De totale olieconsumptie bedraagt dan 119,2 miljoen vaten per dag. Er is dus grote stijging zichtbaar. Olie wordt duurder, olie wordt schaarser. Een van de drijvende krachten achter de stijging van de olieprijs is de toename van de olieconsumptie 23. Welke voorspelling wordt er gedaan over de reserves van aardgas?

De bewezen voorraad aardgas is iets groter, voldoende om de wereld bij gelijkblijvend aardgasverbruik nog 61 jaar te voorzien, of, met meerekening van de volledige speculatieve reserve, zelfs nog 214 jaar. Conclusie: Voorraad aardgas is groter, kunnen we nog 61 jaar mee doen. Met meerekening van speculatieve reserve nog 214 jaar.

24. Welke voorspelling wordt er gedaan over de reserves van steenkool? De voorraad steenkool is veruit het grootst. Zelfs de bewezen reserve zou de wereld, bij gelijkblijvend steenkoolverbruik, nog 180 jaar kunnen voorzien. Mocht ook de volledige speculatieve reserve winbaar blijken, kan daar nog 502 jaar steenkoolverbruik aan worden toegevoegd, zodat de aarde maximaal tot het jaar 2682 van steenkool kan worden voorzien. (In werkelijkheid zal ook het steenkoolverbruik in de nabije toekomst aanzienlijk stijgen.)

Page 22: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

22

Conclusie: Voorraad van steenkool is grootst van alle energiebronnen. Kan wereld nog 180 jaar voorzien. Mochten speculaties reserve waar zijn ,kunnen we nog 502 jaar steenkool verbruiken. Ook steenkool verbruik neemt snel toe.

25. Welke voorspelling wordt er gedaan over het steenkoolverbruik tot 2025? Steenkool was de belangrijkste energiebron in de tijd van de industriële revolutie. Het roept een beeld op van oude, grauwe en sterk vervuilende industrie. Het is moeilijk voorstelbaar dat steenkool een belangrijke energiebron zou zijn in de toekomst. Toch zal het verbruik van steenkool wereldwijd alleen maar toenemen. De realiteit is dat steenkool goedkoop is en dat de beschikbare voorraden veel langer toereikend zijn dan de voorraden aardolie en aardgas. Wereldwijd werd in 2002 maar liefst 5800 miljoen ton steenkool verbrand, voornamelijk in elektriciteitscentrales. Volgens de Amerikaanse Energy Information Administration zal het steenkoolverbruik in 2025 gestegen zijn tot maar liefst 9068 miljoen ton, een toename van 56% in slechts 23 jaar. Belangrijke verbruikers van steenkool zijn China, de Verenigde Staten en Rusland. De onderstaande figuur presenteert een voorspelling van de ontwikkeling van het steenkoolverbruik in de genoemde landen in de periode van 1990 tot 2025. Het steenkoolverbruik van Rusland was in 1990 509 miljoen ton per jaar. In 2025 is dat afgenomen tot 317 miljoen ton. De afname lijkt volledig veroorzaakt door de economische achteruitgang na de val van de Sovjetunie. In de periode tussen 2002 en 2025 neemt het verbruik van steenkool in rusland weer licht toe. In de Verenigde Staten werd in 1990 jaarlijks 996 miljoen ton steenkool verbrand. In 2025 is dat gestegen tot 1659 miljoen ton, een toename van 67%. China verbruikte in 1990 al 1239 miljoen ton steenkool per jaar. Volgens de voorspelling van het EIA zal dat in 2025 met 188% zijn gestegen, tot een steenkoolverbruik van 3574 miljoen ton. Conclusie: Volgens de Amerikaanse Energy Information Administration zal het steenkoolverbruik in 2025 gestegen zijn tot maar liefst 9068 miljoen ton, een toename van 56% in slechts 23 jaar. Vooral China, VS en Rusland gebruiken veel. Het steenkoolverbruik van Rusland was in 1990 509 miljoen ton per jaar. In 2025 is dat afgenomen tot 317 miljoen ton. Komt daar economische achteruit gang. In de

Page 23: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

23

Verenigde Staten werd in 1990 jaarlijks 996 miljoen ton steenkool verbrand. In 2025 is dat gestegen tot 1659 miljoen ton, een toename van 67%. China verbruikte in 1990 al 1239 miljoen ton steenkool per jaar. Volgens de voorspelling van het EIA zal dat in 2025 met 188% zijn gestegen, tot een steenkoolverbruik van 3574 miljoen ton. Alleen maar toenamen van energieverbruik

27. Wat is duurzame energie?

Duurzame energie is energie die is opgewekt op een milieu vriendelijk manier. Dit is steeds belangrijker aan het worden omdat onze fossiele brandstoffen aan het opraken zijn en de temperatuur op aarde steeds meer aan het stijgen is door overmatige uitstoot van CO2. Volgens deskundigen zullen er in 2030 meer dan 8.3 miljard mensen rondlopen op aarde. Daarom is er steeds meer aandacht aan het ontstaan voor duurzame energie, zodat de aarde ook leefbaar zal blijven voor de komende generaties. Voorbeelden van duurzame energie Sinds duurzame energie steeds belangrijker aan het worden is onze hedendaagse maatschappij, zijn er steeds meer manieren ontwikkeld om op een duurzame manier energie op te wekken. Voorbeelden hiervan zijn biobrandstof, geothermische energie, zonne-energie, windenergie en het halen van energie uit water. Biobrandstof Het maken van biobrandstof kan op meerdere manieren. Er zijn manieren die gebaseerd zijn op fotosynthese, ook zijn er andere methoden ontwikkeld om aardgas, benzine en diesel te kunnen creëren van bio- afval. Dit bio- afval is bijvoorbeeld slachtafval of overmatige hoeveelheden compost. Hierbij wordt dit afval in een grote afgesloten container gedumpt. De gassen die ontstaan onder het rottingsproces kunnen gebruikt worden als brandstof. Energie uit water Energie kan uit (stromend) water worden gehaald door middel van stuwmeren of snelstromende rivieren. Men laat het snelstromende water dan langs grote dynamo's lopen die hierdoor in beweging worden gezet. Het grote nadeel van deze stuwmeren is dat ze een relatief makkelijk doelwit zijn voor terroristen en aardbevingen. Als een stuwdam breekt of lek raakt kan het hele gebied onder de stuwdam direct overstromen. Windenergie Windenergie kan opgewekt worden door windmolens. Deze lange molens zijn zo hoog dat ze makkelijk in de winderige gebieden kunnen komen. Daarom kunnen windmolens makkelijk draaien, ook al waait het "hier op aarde'' maar een klein beetje. Op het moment wordt een gigantisch windpark gerealiseerd op de Noordzee, een aantal kilometer uit de Nederlandse kust.

Geothermische energie Geothermische energie is gebaseerd op het onttrekken van de warmte van de aarde en hierdoor energie op te wekken. Denk hierbij aan vulkanen of andere plaatsen waar magma dicht aan de aardoppervlakte voorkomen. Een nadeel hiervan is dat vulkanen af en toe uitbarsten. Hierdoor zijn er maar weinig ondernemers die er iets voor voelen om een fabriek te bouwen naast een vulkaan.

Page 24: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

24

Zonne-energie Zonne-energie kan wordt opgewekt door zonnepanelen. Op deze zonnepanelen zitten allemaal kleine cellen die het zonlicht omzetten in kleine elektrische schokken. Deze schokken vormen bij elkaar een hoeveelheid energie. Als je zonnepanelen op je dak hebt staan en de zon schijnt op een zomerse dag, kan het soms zo zijn dat de meter in je meterkast gaat teruglopen omdat je meer stroom produceert dan verbruikt. Conclusie: Duurzame energie is op milieuvriendelijke manier wordt opgewekt. Voorbeelden: biobrandstof :er wordt dat van afval energie opgewekt. Uit water: door water door grote dynamo‟s te laten stromen en die komen in beweging. Windenergie: door windmolens energie opwekken. Geothermische: onttrekken van warmte uit de aarde en hierdoor energie. Zonne-energie: door bijv. zonnepanelen,zetten warmte om in elektrische schokken,die vormen energie. Meterkast kan terug lopen, meer energie dan dat je daadwerkelijk verbruikt.

28. Welke verschillende soorten energie zijn er tot op heden?

Energie is een eerste levensbehoefte. Iedereen gebruikt het. Om aan deze behoefte te kunnen blijven voldoen zijn er verschillende methodes om energie op te wekken. Daarnaast investeren de overheden veel middelen in onderzoeken naar nieuwe energiebronnen, energiebesparing en de ontwikkeling van schonere energie liggen hieraan ten grondslag. Hieronder treft u de omschrijvingen van de verschillende duurzame energie soorten.

Fossiele brandstoffen Windenergie Zonne-energie Waterkracht Getijdenenergie Biomassa Aardwarmte Kernenergie

Fossiele brandstoffen Fossiele brandstoffen zijn de meest conventionele brandstoffen van dit moment. De huidige energievoorziening wordt voornamelijk opgewekt middels de verbranding van olie kolen en gas. Deze methode kent een groot scala aan nadelen. De meest voorname is wel de schade die aan het milieu wordt toegebracht. De boosdoeners zijn in dit geval de schadelijke gassen als CO2 die tijdens het verbrandingsproces vrijkomen. Dit noemt men ook wel het "broeikaseffect". Een ander nadeel van deze methode is te vinden in het feit dat de voorraad fossiele brandstoffen die de aarde herbergt niet onuitputtelijk is. Dit is dan ook een belangrijke reden om op zoek te gaan naar andere, meer milieuvriendelijke, methoden om energie op te wekken. De kosten van deze productie methode is echter voordeliger dan de opwekking van duurzame energie.

Page 25: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

25

Windenergie Het is een steeds vertrouwder aangezicht. Windmolens aan de horizon. Windenergie is één van de meest bekende vormen van duurzame energie. Doormiddel van windturbines wordt luchtverplaatsing omgezet in elektriciteit. Momenteel worden er windmolenparken aan de zeelijn of zelfs in zee geplaatst. Zonne-energie Zonne-energie, iedereen maakt er gebruik van. Is het niet alleen passief, dan wel actief. Het laten drogen van de was in het zonlicht is een voorbeeld van passief gebruik. Als we het hebben over actieve afname van zonne-energie dan hebben we het over het gebruik van bijvoorbeeld zonnepanelen of zonnecellen. Zonnepanelen zijn geschikt voor het verwarmen van water en zonnecellen zetten zonne-energie om in elektriciteit. Waterkracht De opwekking van elektriciteit door gebruik te maken van waterbeweging, ook wel waterkracht genoemd, gebeurt met behulp van stuwmeren en in rivieren. Stromend of vallend water wordt doormiddel van buizen naar een turbine geleid welke deze energie gebruikt om elektriciteit te genereren. Wanneer dit proces toegepast wordt in rivieren spreken we van "kleine waterkracht". Aangezien er in Nederland geen grote hoogteverschillen zijn wordt er alleen maar gebruik gemaakt van deze kleine waterkracht. De mogelijkheid tot het aanleggen van stuwmeren, welke kunnen worden aangewend voor grote waterkracht, is immers door het gebrek aan hoogteverschillen niet mogelijk in ons land. Getijdenenergie Deze methode lijkt op de bovenstaande waterkracht- methode. Ook hier is het de beweging van het water die energiewinning mogelijk maakt. Op plaatsen met een groot getijverschil (het hoogteverschil van de zeespiegel tussen eb en vloed) of doormiddel van golfbeweging is het mogelijk om energie op te wekken uit de zich verplaatsende watermassa's. Het zeewater passeert dan bij de eb- en vloed onder water liggende generatoren. Deze zetten de bewegingsenergie van het water om in elektriciteit.

Biomassa De opwekking van energie doormiddel van biomassa valt ook onder de noemer "duurzame energieproductie". Biomassa-energie kan worden gegenereerd door verbranding van bijvoorbeeld het afval dat vrijkomt in bijvoorbeeld de houtverwerking industrie, bosbouw en landbouw. Tegenwoordig worden er echter ook speciale gewassen geteeld die bij verbranding biomassa-energie produceren. Het biomassa- proces omvat een groot gedeelte van de duurzame energie die in Nederland afgenomen wordt. Het milieuvriendelijke aspect van deze methode is te vinden in het feit dat de CO2 uitstoot bij verbranding van biomassa beperkt is. Aardwarmte Misschien wel de minst bekende vorm van duurzame energie op dit moment. Het middelpunt van de aarde bestaat magma en lava, en geeft enorme hoeveelheden warmte en dus energie af. Middels een geleidingsproces transporteert men deze energie naar de oppervlakte. Bij dit proces dient water als geleider. Het water wordt

Page 26: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

26

honderden meters de aarde in gepompt en verwarmd door de aanwezige aardwarmte. Vervolgens pompt men het verwarmde water weer naar de oppervlakte. De potentiële energie die via deze methode kan worden gewonnen is vele malen groter dan hetgeen men kan produceren met fossiele brandstoffen. Kernenergie Kernenergie, volgens sommigen de energie van de toekomst, volgens anderen een enorm gevaar voor diezelfde toekomst. Kernenergie is momenteel de meest omstreden vorm van energie. Bij deze vorm van energieopwekking produceert men warmte doormiddel van kernsplitsing waarmee water omgezet wordt in stoom. Deze stoom wordt vervolgens gebruikt om turbines aan te drijven welke elektriciteit produceren. Kernenergie heeft als voordeel dat er geen sprake is van CO2 uitstoot. Het is dus minder belastend voor het broeikaseffect dan het gebruik van fossiele brandstoffen. Bij dit proces heerst er echter wel een ander probleem. Er komt namelijk radioactief afval uit voort wat gevaarlijk is voor zowel mens als milieu. Daarnaast kan het honderden of zelfs duizenden jaren duren voor dit afval zijn radioactiviteit verliest. Er is sprake van hoogradioactief en laagradioactief afval. Dit afval dient dus zeer zorgvuldig opgeslagen te worden totdat men een efficiëntere oplossing heeft voor dit probleem. Conclusie: Fossiele brandstoffen :Een ander nadeel van deze methode is te vinden in het feit dat de voorraad fossiele brandstoffen die de aarde herbergt niet onuitputtelijk is. En het zorgt voor veel vervuiling. Het wordt wel veel gebruikt. Windenergie: door windmolens energie opwekken. Een van de meest gebruikte duurzame energie- methodes. Zonne-energie: Zonnepanelen zijn geschikt voor het verwarmen van water en zonnecellen zetten zonne-energie om in elektriciteit. Waterkracht: De opwekking van elektriciteit door gebruik te maken van waterbeweging, ook wel waterkracht genoemd, gebeurt met behulp van stuwmeren en in rivieren. Getijdenenergie : Het zeewater passeert dan bij de eb- en vloed onder water liggende generatoren. Deze zetten de bewegingsenergie van het water om in elektriciteit. Biomassa :biobrandstof er wordt dat van afval energie opgewekt Aardwarmte : onttrekken van warmte uit de aarde en hierdoor energie. Kernenergie : Bij deze vorm van energieopwekking produceert men warmte doormiddel van kernsplitsing waarmee water omgezet wordt in stoom. Er komt wel radioactief afval vrij en is schadelijk.

29. Waarom duurzame energie?

We zijn niet alleen aan het zoeken naar nieuwe (duurzame) energiebronnen omdat de fossiele brandstoffen op raken, maar vooral ook omdat deze fossiele brandstoffen blijvende schade toebrengen aan ons milieu. Bij de verbranding van deze brandstoffen komen immers schadelijke gassen vrij. Op onze aarde komen deze gassen o.a. neer in de vorm van zure regen. Zure regen verontreinigt grote gebieden met bossen en meren, waardoor de bomen en vissen e.d. dood gaan. Eén van die gassen die bijdraagt aan het broeikaseffect is CO2. Hierdoor wordt de dampkring van de aarde geleidelijk verwarmd. Dit kan zelfs tot een verandering van

Page 27: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

27

ons klimaat leiden. Sommige mensen beschouwen het gebruik van kernenergie als een schoon en veilig alternatief voor fossiele brandstoffen, maar kernenergie levert weer een erg gevaarlijk afvalproduct op. Bovendien is kernenergie afhankelijk van de voorraad uranium en deze raakt, naar men verwacht, binnen 50 jaar uitgeput. De inzet van duurzame energiebronnen levert echter geen schadelijke uitstoot en het blijft altijd beschikbaar en dus bruikbaar. Een uitzondering hierop is biomassa. Bij verbranding hiervan komen er wel schadelijke gassen vrij, deze zijn echter even groot als in andere levenscycli. Duurzame energiebronnen hebben twee grote voordelen ten opzichte van conventionele, fossiele brandstoffen zoals aardgas en kolen. Nooit op De bronnen gaan allereerst nooit op: wind, zonlicht en warmte diep onder de aardkorst, zijn er altijd. Energie uit biomassa maakt gebruik van organische materialen zoals groente- fruit- en tuinafval, hout en palmolie. Het kost wat tijd om die weer te telen of produceren, maar in principe groeien die 'bronnen' in relatief korte tijd weer aan. De vorming van de fossiele brandstoffen in hoeveelheden zoals die we nu gebruiken, kost miljoenen jaren. Daarom heten ze in de praktijk eindige bronnen: als ze op raken, kunnen we niet wachten op de vorming van nieuwe olie, aardgas of steenkool. Minder CO2 Ander voordeel is dat bij de productie van duurzame energie minder CO2 vrijkomt. Het omzetten van zonlicht in elektriciteit, of het opwarmen van water met warmte uit de aardkorst, levert helemaal geen CO2 op. Wel is voor de productie van zonnecellen en andere duurzame energievoorzieningen zoals windmolens of warmtepompen, energie nodig uit fossiele brandstoffen. Daarom draagt ook duurzame energie een (klein beetje) bij aan klimaatverandering. In de tabel staat de hoeveelheid CO2 die vrijkomt bij de productie van 1 kWh elektriciteit door verschillende energiebronnen. Als uit een bron ook andere broeikasgassen dan CO2 vrijkomen, zijn deze omgerekend naar hun equivalent in CO2 om de vergelijking helder te houden. Olie staat er niet bij; dat wordt niet of nauwelijks gebruikt voor elektriciteitsproductie. Conclusie: Het raakt nooit op, al moeten er nog wel veel vorderingen gemaakt worden. Het is beter voor het milieu want het levert minder CO2 uitstoot. Oneindig doorgaan met fossiele brandstoffen zit er niet meer in. Dit kan niet blijven voortvloeien

30. Wat wordt er door de overheid gedaan om duurzame energie te stimuleren?

Om het ontwikkelingsproces van duurzame energiebronnen te bevorderen heeft de Nederlandse staat een verantwoordelijke rol op zich genomen. Zo zal een subsidie op bijvoorbeeld zonnepanelen een enorme impact hebben op het gebruik ervan. Desondanks zijn er nog genoeg ontwikkelingen die niet worden gesteund. Dit kan namelijk een verstorende werking hebben op de markt en bedrijven worden misschien minder prestatiegericht. Daarnaast zijn de uitgangspunten van politieke partijen over duurzame energie erg variërend en vaak ook afhankelijk van opiniepeilingen.

Page 28: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

28

De duurzame ontwikkelingen die duidelijk voor de consument zichtbaar zijn:

o Subsidie zonnepanelen en zonnecollectoren. o Subsidie op gebruiksvriendelijk auto's. o Stimuleren openbaar vervoer. o Stimuleren van de OV- fiets.

Er zijn diverse subsidies en overheidsprogramma‟s om duurzame energie-systemen in een woning te stimuleren. Deze kunnen per jaar verschillen. Naast de landelijke regelingen zijn er soms ook lokale subsidieregelingen, bijvoorbeeld van provincies, gemeenten of energiebedrijven. Hieronder vindt u de belangrijkste regelingen van dit moment.

Zonnepanelen In de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) is zon-pv een van de categorieën die in aanmerking komt voor subsidie. U kunt die subsidie zelf aanvragen. De regeling biedt geen subsidie op de aanschaf van zonnepanelen (in 2009 voor systemen van 0,6 – 100 kWp). De regeling werkt met een vergoeding voor geproduceerde elektriciteit gedurende een periode van vijftien jaar. Belangrijk bij deze regeling is dus een goed werkend zonne-energiesysteem, omdat subsidie wordt verstrekt op basis van werkelijk geproduceerde elektriciteit.

DE voor bestaande woningbouw De subsidieregeling „Duurzame warmte voor de bestaande woningbouw‟ biedt subsidie voor zonneboilers, warmtepompen en micro- wkk‟s.

Subsidies en fiscale voordelen Particulieren en investeerders in bestaande woningen kunnen subsidie aanvragen. Op de website over de regeling vindt u productenlijsten waarvoor u subsidie kunt aanvragen.

Groene hypotheekrente Bij de aankoop van een nieuwbouwwoning kan de koper onder bepaalde voorwaarden een duurzame energie- systeem meefinancieren in de hypotheek. De te betalen rente over het hypotheekdeel voor aanschaf van het duurzame energie- systeem, is fiscaal aftrekbaar. Om een groene hypotheek af te sluiten, moet de woning aan een aantal eisen voldoen op het gebied van duurzaam bouwen. Ook moet een groenverklaring zijn afgegeven voor de woning. De koper kan dan voor een periode van tien jaar geld lenen tegen een iets lagere rente. Het hypotheekbedrag is wel aan een maximum gebonden (maximaal 34.034 euro). Een groene hypotheek wordt meestal gecombineerd met een gewone hypotheek.

Groenfinanciering Consumenten kunnen ook geld groen beleggen. De meeste banken bieden „groene‟ spaar- of beleggingsvormen aan. En met het ingelegde geld kunnen banken duurzame investeringen die ondernemers doen, groen financieren. Groenfinanciering betekent belastingvoordeel.

Page 29: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

29

EIA Als ondernemer komt u onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor de EIA- regeling van de overheid. EIA staat voor Energie Investering Aftrek. De regeling houdt in dat u onder bepaalde voorwaarden tot 44 procent van uw investering van uw fiscaal belastbare winst mag aftrekken.

EOS- regelingen EOS (Energie Onderzoek Subsidies programma) van de overheid biedt bedrijven en kennisinstellingen financiële steun voor onderzoek en marktintroductie van DE. Er zijn verschillende EOS- regelingen, speciaal gericht op ondernemers uit het m. k .b. Ze geven een tegemoetkoming in kosten of een voorschot voor de opstartkosten. Vraag de EOS- adviseurs kosteloos en vrijblijvend om advies over de subsidiemogelijkheden. Conclusie: Er zijn verschillende fondsen en subsidies voor de groene energie mogelijkheden die er nu zijn. Maar groene energie is nog niet doorontwikkeld en daardoor beperkte financiële ondersteuning. De duurzame ontwikkelingen die duidelijk voor de consument zichtbaar zijn:

o Subsidie zonnepanelen en zonnecollectoren. o Subsidie op gebruiksvriendelijk auto's. o Stimuleren openbaar vervoer. o Stimuleren van de OV- fiets.

Daarnaast zijn er nog verschillende regelingen om groene energie te stimuleren. Of om in ieder geval de uistoot van CO2 te verminderen. Compleet teren op groene energie is onmogelijk, dan maar minderen. Zonnepanelen DE voor bestaande woningbouw Subsidies en fiscale voordelen Groene hypotheekrente EIA EOS- regelingen.

31. Wat is energieopslag en wat houdt het in?

Wat is energieopslag? Zonnewarmte of winterkou kunnen ondergronds opgeslagen worden. Zo kan de winterkou gebruikt worden om in de zomer ruimtes te koelen. In de winter kan de zonnewarmte weer worden gebruikt voor verwarming. In beide gevallen wordt energie bespaard. Hoe werkt energieopslag? In zandlagen op 25 tot 100 meter diepte wordt in afzonderlijke putten warmte of koude bewaard. De putten liggen 50 tot 150 meter uit elkaar. Ertussenin bevind zich een warmtewisselaar. Die zorgt ervoor dat 's zomers overtollige warmte uit een gebouw wordt opgeslagen in de ene put. Tegelijk onttrekt de wisselaar kou aan de andere put. Met die kou wordt het gebouw gekoeld. Is het water niet koud genoeg, dan zorgt een koelmachine voor een verdere daling van de temperatuur. En omgekeerd, als in de winter het water niet warm genoeg is, kan een warmtepomp worden gebruikt.

Page 30: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

30

Waar wordt energieopslag toegepast? Het wordt toegepast voor koeling en verwarmingsdoeleinden in kantoorgebouwen, industrie en land- en tuinbouw. Op dit moment eist het nog teveel investeringen om het te gebruiken in woningen. Wellicht wordt dit in de toekomst wel mogelijk. Een algemene vuistregel is dat de toepassing economisch rendabel is als de koudevraag minimaal 100 kW bedraagt. Voor een doorsnee kantoorgebouw komt dat overeen met circa 1500 à 2000 m ² bruto vloeroppervlak. Circa 90 procent van Nederland is geschikt voor de toepassing van energieopslag. Hoeveel moet energieopslag opleveren? In 2020 moet de hoeveelheid energie uit energieopslag zijn toegenomen tot het gasverbruik van circa 230.000 huishoudens. Dit is ongeveer 5 procent van de totale doelstelling voor duurzame energie. Conclusie: Warmte en kou kunnen worden opgeslagen. Kou kan in zomer voor koeling zorgen, en hitte en winter voor hitte. Kan energie bespaard worden. Putten liggen 50 tot 150 meter onder grond. Daartussen zit een warmtewisselaar. Die zorgt ervoor dat 's zomers overtollige warmte uit een gebouw wordt opgeslagen in de ene put. Tegelijk onttrekt de wisselaar kou aan de andere put. Met die kou wordt het gebouw gekoeld. Is het water niet koud genoeg, dan zorgt een koelmachine voor een verdere daling van de temperatuur. En omgekeerd, als in de winter het water niet warm genoeg is, kan een warmtepomp worden gebruikt. Wordt gebruikt voor koeling en warmte in bijv. kantoren. Eist te veel geld voor in woningen.

32. Wat zijn de huidige trends op het gebied van energie?

Op Europees niveau is schaalvergroting en consolidatie volop in gang evenals het afsplitsen van netwerken. Sinds 1 juli 2007 is de Europese markt volledig geliberaliseerd. Europa streeft naar meer grensoverschrijdende stroom- en gasinfrastructuur die miljardeninvesteringen vergen. De regels voor de uitstoot van CO2-gas en de productie van groene stroom worden steeds strikter. De belangrijkste peilers van het energiebeleid blijven: Schoon, betrouwbaar en betaalbaar. Belangrijkste ontwikkelingen in 2010 zijn:

o Wijziging elektriciteitswet en gaswet (oa congestie en balancering) door 2e kamer.

o De negen regionale beheerders van gas- en stroomnetten in Nederland moeten samenwerken

o Centrica wil het verkoopproces van de Nederlandse dochter Oxxio midden dit jaar afronden

Conclusie: Regels voor uitstoot CO2 en groene stroom nemen toe.

Page 31: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

31

33. Welke rol zal duurzame energie in de toekomst gaan vervullen?

Hoewel de voorraden aardgas en steenkool nog voor vele eeuwen toereikend zijn, wil men in de nabije toekomst in toenemende mate overschakelen op schone, duurzame energiebronnen. De belangrijkste motivatie om schone, duurzame energiebronnen te gebruiken, is een verlaging van de concentratie kooldioxide in de atmosfeer. Dit gas draagt bij aan de temperatuurverhoging op aarde (broeikaseffect). Veelbelovend als toekomstige schone, duurzame energiebronnen zijn energie van oceaangolven, getijde- energie, zonne-energie en aard- energie (geothermische energie). Ook biomassa is een duurzame energiebron. Het is een complex begrip. Want het materiaal varieert van hout en speciaal voor het doel gekweekte gewassen tot afval, mest en rioolslib. Door deze biomassa te verbranden, vergassen, vergisten of door broeien (pyrolyse) wordt energie opgewekt. Conclusie: Aardgas en steenkool nog vele eeuwen toereikend. Schone energie een optie,maar moet erg veel voor gebeuren, technologisch en economisch bijvoorbeeld. In de hele verre toekomst kunnen sommige vormen van schone energie mogelijk een voor een oplossing zorgen. Maar is niet zeer waarschijnlijk

Page 32: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

32

2.3.2 Nieuwe samenwerkingsverbanden

Nieuwe

samenwerkingsverbanden

Page 33: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

33

1. Op welke manier kunnen we relevante „nieuwe samenwerkingsverbanden‟

bedenken die van belang zijn bij het ontwikkelen van een toekomstscenario over de energie opwekkende stat in 2040 van het focusgebied „brainport‟?

2. Wat is de juiste omschrijving over het begrip „brainport‟? Brainport is Zuidoost-Nederland, met de stad Eindhoven en 20 omliggende gemeentes als kern. Van oudsher verrast dit gebied met technisch vernuft. Klassieke innovaties en toepassingen zijn onder andere de eerste overzeese radio-uitzending, elektronische muziek en de cd. Recentere voorbeelden zijn de LED-lamp, de 'wafer stepper', een champignonplukmachine, innovatieve vervoersystemen, en de MRI-scanner. Brainport huisvest de Technische Universiteit Eindhoven, de Design Academie, Fontys Hogescholen, het ROC, diverse andere gerenommeerde kennisinstituten en talloze innoverende bedrijven, waaronder „grote jongens‟ als Philips, DAF, ASML, TomTom en FEI. Deze groeiende concentratie van toptechnologie en kennisindustrie is geen toeval. Brainport is één van de toptechnologische „hotspots‟ van Europa. Dankzij unieke, met elkaar samenvallende, gunstige omstandigheden voor innovatie en economisch succes. Stichting Brainport: Stichting Brainport is een hecht samenwerkingsverband tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden in Brainport. Bestuursleden uit deze drie partijen vormen samen de 'Triple Helix'. De werkorganisatie van de stichting is Brainport Office. Ons doel: de internationale concurrentiepositie van Brainport uitbouwen als „hotspot‟ op het gebied van innovatieve toptechnologie. Als aanjager van innovatieve projecten dragen we bij aan economische structuurversterking. En als „promotor van Brainport‟ bouwen we – internationaal - aan een imago dat recht doet aan wat Brainport te bieden heeft. Conclusie: De regio Eindhoven/Zuidoost Brabant heeft de ambitie zich te ontwikkelen tot toptechnologische hotspot van Europa. Want dat draagt ertoe bij dat regio economisch floreert en dat het er goed ondernemen, werken, studeren en leven is. Om dit te bewerkstelligen werken bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid nauw samen. Dit komt onder andere tot uiting in diverse programma's en projecten die zij samen ontwikkelen en aansturen via de Stichting Brainport.

Page 34: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

34

3. Hoe zien de huidige samenwerkingsverbanden van „brainport‟ eruit? De mensen die in Brainport wonen, werken, studeren en ondernemen hebben een mentaliteit van „samen optrekken‟ en „open staan voor nieuwe ideeen‟. Ze gunnen elkaar succes. Daarom is er bijvoorbeeld een ongekend intensieve samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Met een gunstig ondernemersklimaat tot gevolg. Niet alleen voor grote internationals, maar ook voor het midden- en kleinbedrijf. Elkaar helpen, inspireren en tot inzichten brengen. Daar draait het om in Brainport. Zeker op high tech gebied geldt: samen kom je verder dan alleen. Want je kunt nooit alle specialistische kennis zelf in huis hebben. De oplossing is „open innovatie‟, zoals op de High Tech Campus: technologie bedrijven inspireren elkaar door bijvoorbeeld sámen onderzoek te doen en resultaten te delen. Ook 'over grenzen heen' bundelt Brainport de krachten. Het netwerk van bedrijven en kennisinstellingen strekt zich wereldwijd uit. Belangrijk is het Europese samenwerkingsverband ELAt (Eindhoven –Leuven – Aachen – triangle): een kennisdriehoek waarbinnen Brainport nauwe contacten onderhoudt met innovatiecentra en sterk staat als toptechnologieregio. In deze internationale omgeving is Brainport bovendien een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven en (kennis)werkers. Zij zijn van harte welkom. Om in het succes te delen en dat internationaal te helpen uitbouwen. Brainport maakt de „producten van morgen‟. Creating the Industries of the Future. En daarmee: welvaart en welzijn. Binnen én buiten de regio. Conclusie: Het economisch succes van Brainport is het resultaat van samenwerking. Regionaal, nationaal en internationaal. Tussen topwetenschappers uit allerlei disciplines. Tussen kennisindustrie en maakindustrie. Tussen producenten, designers en marketeers. En ook tussen concurrenten die elkaar 'een kijkje in de keuken' gunnen. Zij delen ideeën in de onderzoeksfase van productontwikkeling. Brainport nodigt uit tot open innovatie. Voorbeelden van belangrijke 'open innovatie versnellers' zijn High Tech Campus Eindhoven en de High Tech Automotive Campus in Helmond. High Tech Campus Eindhoven is 'de slimste vierkante kilometer van Nederland'. Meer dan 90 bedrijven en 8.000 onderzoekers, ontwikkelaars en ondernemers werken er samen aan de ontwikkeling van baanbrekende technologieën en producten. Uniek in Brainport is ook de intensieve 'triple helix' samenwerking tussen bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid. Dit is de voedingsbodem voor veel publiek-private (R&D-)samenwerkingsmogelijkheden. Vertegenwoordigers van de triple helix zijn verenigd in Stichting Brainport, met als uitvoerende organisatie ontwikkelingsmaatschappij nieuwe stijl Brainport Development.

Page 35: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

35

4. Wat wordt er bedoeld met het begrip 'triple helix'?

Jules Ruis werkte aanvankelijk 10 jaar in het bedrijfsleven (Caja en Philips) en was daarna ruim 25 jaar werkzaam als adviseur van het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven, speciaal belast met de strategische beleidsvorming op instellingsniveau. Jules Ruis ontwikkelde het Bewustzijns Besturings Model (BBM) dat als leidraad wordt gehanteerd in de Training Interactie Management (TIM), waarvan Jules Ruis de geestelijke vader is. De Training Interactie Management streeft naar vergroting van het innovatieve vermogen van een regio. De TIM wil samenwerking bevorderen tussen kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven, de zogenaamde Triple Helix. Hij introduceerde het begrip 'Brainport' als kern van de regio beneden de grote rivieren en boven de Belgische taalgrens, het Benelux Middengebied. In 2009 richtte Jules Ruis de Stichting TopOpleidingen (STOP) op. Bij deze stichting is vanaf 2009 o.a. de verzorging van de vernieuwde Topopleiding Interactie Management(TIM) ondergebracht. Ruis was bijna 15 jaar vicevoorzitter van het Rode Kruis van de afdeling Eindhoven en omstreken. Jules Ruis is voorzitter van de in 2004 opgerichte stichting Vrienden van het Evoluon, die streeft naar het positioneren van het Evoluon als thuishaven van de high tech kennisindustrie in Zuidoost-Nederland en Vlaanderen. Jules Ruis is getrouwd en heeft twee kinderen.

Conclusie: Het begrip Brainport is ontwikkeld door Jules Ruis en wordt bedoeld als kern van de regio beneden de grote rivieren en boven de Belgische taalgrens. Dit samenwerkingsverband bestaat uit de triple helix het samenwerkingsverband tussen de kennisinstellingen, de overheid en het bedrijfsleven uit de regio die benoemd staat als brainport.

Page 36: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

36

5. Hoe is de „triple Helix ontstaan? Gedreven door de problemen bij DAF en Philips in de jaren negentig ontstond de behoefte aan een meer duurzame samenwerking tussen kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven. De historie van de Triple Helix begint met de start van de 'Training Interactie Management' (TIM) in 1997. Centraal in deze training staat het 'Bewustzijns Besturings Model' (BBM) dat uitmondt in het 'Fractale Ondernemen'. Toekomstige managers en bestuurders leren interacteren op meerdere niveaus van hun functioneren. Het BBM onderscheidt drie niveaus van bewustzijn: 'basic awareness' (niveau van het individu), 'business awareness' (niveau van de organisatie) en de 'global awreness' (niveau van de relevante omgeving). De Postgraduate School van de TU/e (in 2004 opgegaan in de TiasNimbas Business School) was bereid de vlag over de training te voeren. Doel van de TIM is bevordering van de samenwerking tussen kennisinstel-lingen, overheid en bedrijfsleven, de zogenaamde 'Triple Helix' (naar een artikel van Loet Leydensdorff). De deelnemers werken aan nieuwe netwerken op de grensvlakken van organisaties, 'Fractale Netwerken' genoemd. Het zijn zich herhalende patronen, wisselend van inhoud, vorm en intensiteit, afhankelijk van plaats en tijd. De originele TIM, waaraan sinds 1997 onder begeleiding van Jan Iding,Poul Bakker en Jules Ruis al meer dan 200 personen uit de Triple Helix hebben deelgenomen, was aanvankelijk bestemd voor de regio Zuidoost-Brabant. In 2002 volgde een TIM voor de provincie Limburg (Maas-Rijn-euregio). In 2008 zijn de beide trainingen opgegaan in een TIM voor Zuidoost-Nederland. In 2009 is de Stichting TopOpleidingen opgericht en werd de betekenis van de T van TIM gewijzigd van Training naar Topopleiding. Een TIM voor Zuidwest-Nederland staat geprogrammeerd te starten in 2011. Het uiteindelijke doel is een Topopleiding Interactie Management voor het Benelux Middengebied, met fractale zwaartepunten in de zes universiteitssteden Tilburg, Eindhoven, Maastricht (samen met Aken), Hasselt, Leuven en Antwerpen. In TIM werken de deelnemers samen aan regionale projecten. Het woord 'Brainport' is in de TIM-training ontstaan als tegenhanger voor het begrip 'mainport' dat gebruikt werd en wordt voor de twee belangrijke havens in de Randstad (zeehaven Rotterdam en luchthaven Amsterdam). Het begrip 'Brainport' wijst op de kracht van kennis in de regio Zuidoost-Nederland in het licht van de Kenniseconomie. In aansluiting op de TIM-projecten werd in 2002 op initiatief van burgemeester Rein Welschen met advies van Jules Ruis, een commissie 'Regionale Verkenningen' geinstalleerd onder leiding van Henk de Wilt, voorzitter van het College van Bestuur van de TU/e. Uit deze commissie is het programma Horizon geboren, een sociaal-economisch stimuleringsprogramma voor de regio Zuidoost-Nederland. Elies Lemkes en Ton van Lier (deelnemers aan de eerste TIM) ondersteunden op professionele wijze de verschillende projecteigenaren. In de nota van het ministerie van Economische Zaken 'Pieken in de Delta' (2004) is het begrip 'Brainport Eindhoven/ Zuidoost-Brabant' voor het eerst als regioaanduiding geintroduceerd. Nadat Joop Sistermans aanvankelijk door Jules Ruis was aangezocht als voorzitter van een 'Life Science Project' voor het Benelux Middengebied, werd hij medio 2005 voorzitter van een Horizon-commissie voor het opzetten van een lange termijn investerinsplan voor Zuid-Nederland. Zijn eindvoorstel, de 'Brainport

Page 37: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

37

Navigator 2013; Lissabon voorbij', bevat een groot wensenpakket aan investeringen voor een totaal van 1,5 miljard euro. Het programma is door de SRE geaccepteerd als leidraad voor de sociaal-economische ontwikkelingen in Zuid-Nederland voor de periode 2005-2013. De TIM-alumni zijn verenigd onder de vlag van een Stichting TIM-netwerk. Het Bestuur en de Raad van Advies zijn bemand met TIM-alumni. Het TIM-netwerk heeft in 2006 besloten de 'Brainport Navigator' als vertrekpunt te nemen voor zijn activiteiten. Icoon voor TIM en de Brainport-gedachte is het Evoluon te Eindhoven. Het TIM-netwerk heeft het Evoluon als thuishaven. In januari 2004 heeft Jules Ruis (in aansluiting op het regionale TIM-6 project) een aparte stichting 'Vrienden van het Evoluon' opgericht. Deze stichting wil in nauwe samenwerking met Philips en de regionale Triple Helix vertegenwoordigers het Evoluon herpositioneren als icoon voor Technologie, Innovatie en Industrie. Zij wil het Evoluon inrichten als Thuishaven van de High Tech Kennisindustrie (Triple Helix) in Zuid-Nederland en Vlaanderen. Inhoudelijk suggereert de stichting de STAD-gedachte centraal te stellen, de integratie van Science, Technology, Art and Design. Begin 2006 is het programma Horizon verzelfstandigd in een aparte 'Stichting Brainport'. Doelstelling blijft de stimulering van de samenwerking binnen met name de Triple Helix. Daarbij wordt nadrukkelijk onderkend dat de Quality of Life in de regio een belangrijk onderdeel is van een gezond vestigingsklimaat, dat internationale kenniswerkers naar deze regio moet trekken. Conclusie: De historie van de Triple Helix begint met de start van de 'Training Interactie Management' (TIM) in 1997. Centraal in deze training staat het 'Bewustzijns Besturings Model' (BBM) dat uitmondt in het 'Fractale Ondernemen'.

Page 38: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

38

6. Wat zijn op korte termijn de vooruitzichten van de Triple Helix?

De tijd is rijp voor een meer inhoudelijke discussie omtrent de toekomstige wetenschappelijke en technologische zwaartepunten van de regio. Op verzoek van Jules Ruis willen de TU/e-hoogleraren Bert Meijer en Rutger van Santen hun medewerking verlenen om tot maatschappelijk verantwoorde keuzen te komen. Harry Hendriks van Philips Nederland is bereid vanuit het bedrijfsleven het proces van verdere samenwerking inhoud en gestalte te geven. Andere regionale CEO's staan klaar om hun medewerking te verlenen. Jan Mengelers en Egbert-Jan Sol verzorgen vanuit TNO Techniek en Industrie de doorvertaling van kennis naar toepassingen in het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Charles Esche, de directeur van het Van Abbemuseum, zorgt voor de nodige verbeelding en creativiteit. De overheid faciliteert.

In september 2010 gaat TIM-13 voor Zuidoost-Nederland van start. Hiermede haakt de volgende groep van enthousiaste mensen aan om de Brainport-gedachte te verspreiden. Zij staan gereed om te bouwen aan wat de volgende generatie producten en diensten zal zijn. Deze zullen gekenmerkt worden als 'Complex Adaptive and Emergent Systemen' (CAS), door Jules Ruis ook wel 'Fractale Systems' genoemd. Het fenomeen 'Fractal' wordt derhalve het leidend principe voor de regio, het Benelux Middengebied, waar Technologie voor Mensen tot Leven komt. Conclusie: Verschillende belanghebbenden zullen hun medewerking verlenen om tot maatschappelijk verantwoorde keuzen te komen. Waarbij de samenwerkingsverbanden steeds beter op elkaar afgestemd zijn en dus optimaal op elkaar inspelen.

Page 39: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

39

7. Welke gemeenten horen bij het samenwerkingsverband van de regio Eindhoven? De Regio Eindhoven omvat de 21 gemeenten in het zuidoostelijk deel van Noord-Brabant. Het dynamische hart van de regio rond de centrumsteden Eindhoven en Helmond wordt omsloten door de Peel en de Kempen, landelijke gebieden met karakteristieke dorpen en veel natuurschoon. De regio biedt een rijk aanbod van hoogwaardige woningen, winkels, onderwijsvoorzieningen, naast tal van culturele en recreatieve mogelijkheden. Dit alles vormt de basis voor een goed leefklimaat. Daarnaast zijn in de Brainport Eindhoven maakindustrie, high-tech bedrijven en instituten voor research en toegepaste wetenschap geconcentreerd. Deze combinatie maakt de regio tot het technologiehart van Nederland en tot één van de meest innovatieve regio‟s van Europa.

Conclusie: De afbeelding geeft specifiek weer welke gemeenten, dorpen en steden er allemaal bij het gebied „brainport‟ hoort.

Page 40: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

40

8. Hoe ziet de samenwerking binnen het stedelijk gebied Eindhoven eruit? Eindhoven begint ruimtelijk gezien vol te raken en de gemeente zal de komende decennia de vraag naar woningbouwlocaties en bedrijventerreinen niet meer kunnen invullen. Om dit probleem op te lossen hebben Eindhoven en de Randgemeenten (Best, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Son en Breugel, Veldhoven en Waalre) het Convenant Samenwerking Stedelijk gebied Eindhoven gesloten. Deze BSGE-afspraken (ook wel BOR-afspraken genoemd) voorzien erin dat de randgemeenten in de toekomst een deel van de vraag woningbouwlocaties en bedrijventerreinen in Eindhoven zullen overnemen. Hierbij wordt ook de in de loop der jaren ontstane scheefgroei in de verdeling van goedkope en dure woningen teruggedrongen. De afspraken hebben nadrukkelijk geen vrijblijvend karakter kennen daarom een systeem van financiële sancties om de realisatie van het programma van woningbouw en bedrijventerreinen te bevorderen. Daarnaast zal actief ingezet worden op het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio en het creëren van hoogwaardige voorzieningen. Hiervoor is in het convenant een financieringsfonds strategische projecten opgenomen. Om de samenwerking bestuurlijk richting te geven, is een Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven opgericht. Het functioneren van de bestuurscommissie is in een verordening vastgelegd. Met behulp van monitoring wordt bijgehouden in hoeverre de afspraken zijn gerealiseerd.

Conclusie: De afspraken hebben nadrukkelijk geen vrijblijvend karakter kennen daarom een systeem van financiële sancties om de realisatie van het programma van woningbouw en bedrijventerreinen te bevorderen. Daarnaast zal actief ingezet worden op het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio en het creëren van hoogwaardige voorzieningen. Hiervoor is in het convenant een financieringsfonds strategische projecten opgenomen.

Page 41: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

41

9. Welk belang heeft brainport bij het creeëren van nog meer nieuwe samenwerkingsverbanden naast alle huidige samenwerkingsverbanden? Tal van uitdagingen

De regio staat nu voor tal van uitdagingen: Welke gevolgen hebben demografische veranderingen voor de volkshuisvesting, de zorg en het welzijn van mensen? Hoe organiseren we de economische samenwerking om de internationale concurrentiekracht te vergroten? Hoe houden we de regio bereikbaar? En hoe verbeteren we de duurzaamheid van de regio? Conclusie: Het belang van de nieuwe samenwerkingsverbanden heeft te maken met de tal van uitdagingen waarmee de regio te maken krijgt.

10. Wat is het doel van deze samenwerkingsverbanden?

De burger laat zich niks gelegen liggen door gemeentegrenzen. Hij woont in Best, heeft een vriendinnetje uit Helmond, gaat stappen in Eindhoven en wandelen in Waalre. De burger kiest de juiste plek voor elk moment en elke activiteit. Als stedelijk gebied herbergen we veel verschillende woonmilieus, bedrijventerreinen, natuur, uitloopgebieden, voorzieningen enzovoort. Door de verschillen is er voor elk wat wils! Hierdoor hoeft niet elke gemeente alles te bie-den. Elke gemeente kan zich richten op dat waar ze goed in is, waardoor we gezamenlijk en met precies genoeg concurrentie, een zeer complete regio zijn. Deze verscheidenheid is iets wat we alleen in gezamen-lijkheid hebben, we zijn complementair. Deze verscheidenheid wordt sterker wanneer de eigenheid duidelijk en herkenbaar is. We moeten de verscheidenheid gezamenlijk waarborgen en uitbuiten. Dat kan door ze op een hoger niveau met elkaar in verband te brengen. Op dat hogere niveau blinkt het stedelijk gebied uit in kennis en innovatie en groen. Verder bindt ons het vraagstuk van de bereikbaarheid. De verweving van deze 3 thema‟s is overal in het hele gebied terug te vinden. Daarin zijn we een eenheid. Kortom, we staan sterker door: “Eenheid in verscheidenheid”.

Page 42: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

42

Toekomstscenario 3

Page 43: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

43

3.1 Inleiding Onderzoek in het begin van het proces. Om een goed beeld te krijgen in welke situatie Nederland zich momenteel bevindt op het gebied van energie is het belangrijk om een goed onderzoek te verrichten naar de verschillende factoren. Hiervoor hebben we allerlei deelvragen opgesteld om uiteindelijk op verder te kunnen gaan bouwen. Op die manier krijg je een realistisch beeld van de situatie en kun je jezelf concentreren op je verdere plan van aanpak. Deze vergaarde informatie hebben wij in groepsverband geanalyseerd en besproken. Onderzoek naar de benodigde informatie wat betreft het onderwerp. Wanneer je een succesvol product (in het geval een rapport) af wil leveren is het van zeer groot belang te kijken naar het desbetreffende onderwerp waarmee je aan de slag gaat. Hierdoor kun je een gedegen en kwalitatief hoogwaardig onderzoek opstellen. Hierbij moet je denken aan allerlei factoren die van invloed kunnen zijn bij het opstellen van een rapport,onderzoeksplan en scenarioplan. Daarna hebben we gekeken welke informatie relevant zal zijn en welke we behouden maar niet direct opnemen in ons onderzoeksrapport. Waarom vinden er bepaalde situaties plaats en wat zijn de gevolgen hiervan? Dit is een van de vele vragen die wij onszelf gesteld hebben om een kwalitatief waardig scenario op te kunnen stellen. Onderzoek naar trends,ontwikkelingen en overige belangrijke zaken op het gebied van Energie. Wanneer je een betreffende rapport/toekomstscenario wil gaan ontwikkelen is het belangrijk dat je weet welke bewegingen en of ontwikkelingen er zich op de markt afspelen. Ook kijk je naar de trends over het betreffende onderwerp. Om goede verwachtingen te kunnen schetsen is het belangrijk om onderzoek te doen. Hieruit kun je dan feiten halen die het opstellen van je scenario kunnen vergemakkelijken. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan bepaalde factoren die op ons onderwerp van toepassing zijn. Wanneer je als groepzijnde niet in staat is deze ontwikkelingen en trends onder ogen te zien en er niet op in weet te spelen kan dat leiden tot moeilijkheden bij het opstellen van het scenario plan. Uiteindelijke hebben we bij elke fase in het onderzoek voor onszelf conclusies getrokken en daarmee dit scenario op weten te stellen.

Page 44: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

44

3.2 Toekomst beeld Nederland.

Nederland heeft momenteel, vergeleken met andere industrielanden, een hoge energie-intensiteit. Deze is het saldo van enkele afwijkingen naar boven en naar beneden ten opzichte van het OECD gemiddelde: verhogend werken het aanzienlijke aandeel basisindustrie, de glastuinbouw, de autodichtheid en het comfortniveau van de Nederlandse woningen; verlagend werken het relatief geringe industrieaandeel in het BBP, de kleine transportafstanden, het hoge fietsgebruik en de betrekkelijk lage graad van elektrificatie. Op korte termijn wordt geen verlaging van de energie-intensiteit verwacht en is zelfs een verhoging ervan mogelijk. Nederland blijft een gunstige vestigingsplaats voor zware industrie door de aanwezigheid van aanvoerhavens voor grond- en hulpstoffen, goede verbindingen met een economisch bloeiend achterland, een redelijk hoog kennisniveau en goedkope energie. Deze voordelen kunnen de komende jaren uitgebouwd worden waardoor industriële bedrijvigheid gehandhaafd blijft. Bench marking, optimale energie-efficiency en maatschappelijk verantwoord ondernemen werken aan het behoud van dit draagvlak mee. Een andere energie-intensieve bedrijfstak, de glastuinbouw, bevindt zich momenteel in een periode van her oriëntatie. De ontwikkeling ervan is sterk afhankelijk van die van de exportmarkten. Vallen die weg, wat een verwachting zou kunnen zijn, dan is een ingrijpende inkrimping niet uitgesloten..

3.3 Toekomst beeld demografisch en vervoer.

(Onder verdeeld in verschillende factoren.) CONSUMENTEN De Nederlandse bevolking telt anno 2010 16.604.637 mensen, in 2040 zijn dat er volgens de meest recente en laatste prognoses 15,7 tot 18,9 miljoen. In het eerste geval dus een afname ten opzichte van een aantal jaren geleden en in het tweede geval is er omstreeks 2040 sprake van stabilisatie op een hoger niveau. Het energiegebruik van de Nederlandse consument is de afgelopen 15 jaar met een kwart toegenomen, vooral door toename van het elektriciteit- en autogebruik. Dus men heeft meer energie gebruikt en er is minder efficiënt met energie omgegaan. Er is onder Nederlandse consumenten niet één milieuvriendelijke leefstijl te onderscheiden .De Nederlandse consument is consequent milieu- (on-)vriendelijk bezig in één bepaald gebied van gedragingen, maar kan in een ander situatie een heel ander gedrag vertonen . Met de auto naar de buren op maar een bizar overdreven voorbeeld te geven. Als milieubesparend gedrag moeite of tijd kost of als men er bewegingsvrijheid of comfort voor moet inleveren, laat men het erbij zitten. Mocht het met de gemeenschap goed gaan is het niet onwaarschijnlijk dat de Nederlandse consument bij een toenemende welvaart zal kiezen voor een groter comfort („gemak dient ten slotte toch de mens‟). Waardoor in de toekomst het energie verbruik drastisch zal toenemen. Mensen willen niet dat er gestructureerd op ze gelet wordt en houden van vrijheid in de zaken die zij doen. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan: gebruiksgemak van energiegebruikende apparatuur.

Page 45: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

45

WONINGEN EN GEBOUWEN. Het aantal woningen en gebouwen is afhankelijk van de omvang van de bevolking, de gemiddelde gezinsgrootte en de economische ontwikkeling (utiliteit, industrie). Wij houden rekening met een woningvoorraad van 7,5 tot 8,5 miljoen in 2040. Over de ontwikkeling van kantoren en bedrijfsruimte is minder bekend. Behalve van hun aantal en hun volume hangt het toekomstig energiegebruik van deze gebouwen af van de toenemende trends binnen energiezuinig bouwen. Daarnaast hangt het ook af van comfortverhoging en gebruiksintensivering. Hoe intensief wordt er gebruik gemaakt van energie binnen deze bedrijfsruimtes en welke eisen worden er gesteld aan het desbetreffende pand. ENERGIE ZUINIG BOUWEN. Gebouwen kunnen een grote bijdrage leveren voor energiebesparende maatregelen. De technieken zijn bekend en eenvoudig toepasbaar, vooral bij nieuwbouw woningen. Nieuwe gebouwen zullen dan ook energiezuiniger zijn dan bestaande. Door sloop en nieuwbouw neemt de gemiddelde energie-efficiency van gebouwen dan ook toe tot er een stabilisatie van het gebouwgebonden energiegebruik op een laag niveau optreedt door de sterk verminderde meeropbrengsten. Men moet er dus voor zorgen dat ze efficiënt gebruik maken van energie, om op deze manier bij te dragen aan energie vermindering. In 2040 is dan niet het gebouw of de installatie, maar het gebruikersgedrag bepalend voor het energiegebruik. Men gaat oplossingen zoeken om energie op een andere manier te gaan hergebruiken. Hierbij kun je denken aan stadsverwarming en wind- waterkracht. COMFORT. Consumenten en werknemers vragen om meer comfort in de woning en op de werkplek, wat kan leiden tot een grotere energievraag voor bijvoorbeeld klimaatregeling (koeling). Meer comfort kan ook betekenen: Groter en minder compact bouwen, grotere ramen ,wat direct strijdt met de trend naar energiezuinig bouwen. Omdat deze grote comfortabele gebouwen duurder in bouw en gebruik zijn, is het doorzetten van deze trend sterk afhankelijk van de welvaartsontwikkeling. Het is als het ware in strijdt met het bovenstaande, maar grotere gebouwen (dus groter energie verbruik) en investeringen hangen nauw samen met de economische situatie die er dan zal zijn. GEBRUIKINTENVISERING. Flexibele werkplekken leiden tot een hogere effectieve bezettingsgraad van gebouwen, de 24-uurseconomie leidt tot een hogere benutting van infrastructuur. Woningen worden vaker als tweede werkplek gebruikt, maar anderzijds kan individualisering en grotere arbeidsparticipatie juist tot minder gebruik van de woning leiden. Tenzij uiteraard het telewerken populair wordt. Voor de hoogte en soort energievoorziening van gebouwen wordt de ruimtelijke ordening steeds belangrijker. Compacte bouw is relatief energiezuinig en biedt mogelijkheden voor aanleg en exploitatie van (rest-)warmtenetten.

Page 46: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

46

VERKEER EN VERVOER. Het energiegebruik voor verkeer is vanaf een bepaald inkomensniveau per hoofd een belangrijk punt in de energieontwikkeling. In de meeste gedachte van de inwoners van Nederland is de behoefte aan fysieke mobiliteit groot, ondanks het toenemende gebruik van ICT. De manier waarop aan de groeiende energievraag voor het verkeer kan worden voldaan is sterk verschillend; de technieken zijn er, maar voor de overschakeling op een andere energiesysteem is veel tijd nodig. De overgang vraagt om wat flexibiliteit, zodat het oude en nieuwe systeem naast elkaar kunnen functioneren. In door ons verschillende geraadpleegde bronnen wordt aangegeven dat zelfs op een termijn van een halve eeuw, een volledige overgang naar nieuwe voortstuwingssystemen onwaarschijnlijk is: in 2040 is deze nog in volle gang. In de sector wegverkeer is een kortere overgangsfase mogelijk. Verkorting van de overgangsperiode betekent altijd een soort van kapitaal vermindering. Of de maatschappij dit wil accepteren hangt van bepaalde factoren af. WEGVERKEER. Door het toepassen van een andere manier om motoren te laten draaien, betere transmissie en lichtere materialen kunnen personenauto‟s de helft minder brandstof gebruiken dan nu. Hier moet dus in de toekomst het nodige mee gedaan worden. Voor vrachtwagens is het deze kans/optie in zekere zin kleiner. Ook de wens van het gevraagde transport is van invloed: een grotere vrachtwagen betekent een lager energieverbruik per ton, maar vraagt wel om transport van grote eenheden en een betere logistieke organisatie. Er zijn absoluut verschillende oplossing te vinden voor dergelijke problemen. Er moet goed nagedacht worden op welke manier en in welke condities er gehandeld moet worden in sommige situaties. LUCHTVERKEER. In de luchtvaart is de gasturbine van groot belang (turboprop, turbofan en „gewone‟ jet); zuinigheid is een eerste vereiste om grotere ladingen te kunnen vervoeren. Betrouwbaarheid en laag gewicht zijn zo belangrijk dat die de introductie van nieuwe technologie vertragen. Er zal veel geëxperimenteerd gaan worden met dergelijk toepassingen. SCHEEPSVAART. Bij schepen kunnen eenvoudiger nieuwe technologie toegepast worden, maar de introductie ervan zal pas plaatsvinden als de kosten tot een zeer laag niveau dalen. Het is voor de zeevaart belangrijk dat de motor eenvoudig aan boord te herstellen is. Ook in dit opzicht is de simpele explosiemotor moeilijk vervangbaar. De bestaande infrastructuur van de automobielindustrie (productielijnen, toeleveranciers) speelt een belangrijke rol. In de autofabrieken is veel kapitaal geïnvesteerd en met de productie van auto‟s zijn zeer veel arbeidsplaatsen gemoeid. Daardoor klinkt het belang van de auto industrie vaak ook door in de politieke standpunten. Mogelijk is ook de rechtstreekse voeding van de brandstofcel met waterstof, zonder tussenkomst van een reformer in het voertuig. Vloeibare motorbrandstoffen (olie of biobrandstof) worden dan volledig door waterstof

Page 47: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

47

vervangen. Om deze ideeen te kunnen bewerkstellingen is een aantoonbaar voordeel van centrale waterstofproductie erg belangrijk. De techniekontwikkeling van waterstofopslag (metaal hydriden, nanotubes e.d.) zal voldoende voortgang moeten maken om de overstap mogelijk te maken, maar valt niet voor 2020 te verwachten,volgens door ons verschillende geraadpleegde bronnen. Gezien de lange productietijden in de autowereld zal deze overstap mocht die er al komen zeker niet voor 2040 een feit zijn. Hiervoor is nog een te lange tijd onderzoek en ontwikkeling voor nodig. Van belang is ook dat hiervoor een geheel nieuwe brandstof voorzieningsstructuur moet worden aangelegd. Voor de lucht- en scheepvaart is de ontwikkeling te langzaam om in 2040 van serieuze betekenis te kunnen zijn. Vieze energie is dus niet zomaar uit de weg te ruimen.

3.4 Toekomst beeld voor fossiele brandstoffen. OLIE. Nederland is een belangrijke schakel in de West-Europese olievoorziening. Van de bijna 150 miljoen ton olie en of producten die wordt geïmporteerd, wordt jaarlijks 25 miljoen ton in eigen land gebruikt terwijl er nog eens 15 miljoen ton opgeslagen wordt. De rest is al dan niet na bewerking in de vijf raffinaderijen bestemd voor doorvoer. De herkomst van deze oliestroom is nu voor 2/3 het Midden-Oosten en 1/3 daarbuiten. Gezien de uitputting van Europese bronnen, neemt de Europese afhankelijkheid van het Midden-Oosten weer toe. De olieafhankelijkheid van Europa stijgt de komende 20 jaar van 50 naar 75%. In en rondom Europa is de oliesituatie als volgt: Het voorbij gaan van de goed en goedkoop toegankelijke olievoorraden zal de prijs van ruwe olie doen stijgen. Omdat de prijs van eindproducten, zoals benzine, voor het overgrote deel afhangt van bewerking, accijnzen en heffingen, zal het slechts beperkt door deze prijsverhoging worden beïnvloed. En gezien de ook nog eens lage prijselasticiteit zal de vraag naar olieproducten in het verkeer dan ook nauwelijks worden afgeremd. Naast transport blijven petrochemie, raffinage en bunkering in Nederland belangrijke factoren. Hun onderlinge verwevenheid, de nabijheid van de afzetmarkt en een gunstige infrastructuur van de noodzakelijke grote investeringen maken dat deze processen voorlopig wel in Nederland blijft. Een grotere afstand tot de oliebronnen en strengere milieu- eisen kunnen deze bedrijvigheid op langere termijn uit Nederland doen verdwijnen.

AARDGAS. De Europese gasmarkt is vanwege de beperkte vervoerscapaciteiten, meer regionaal opgezet dan de oliemarkt. Het West-Europese gas (uit Noorwegen, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) raakt met name in het door ons verrichte onderzoek en conclusies na 2020 op. Dat is in ieder geval wat wij verwachten dat er te gebeuren staat, gezien de feiten die we gevonden hebben. De productie zal de sterk stijgende vraag niet kunnen bijbenen en er zal meer geïmporteerd moeten worden. De importafhankelijkheid die nu 1/3 is, is over 20 jaar 2/3 en over 50 jaar bijna compleet. Deze import komt nu nog voor ¾ uit Rusland via pijpleidingen, maar in 2040 komt deze uit alle omliggende gasvelden door pijpleidingen of in de vorm van LNG.

Page 48: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

48

Gas is in 2050 de meest verhandelde energiedrager. Rusland exporteert dan 100 tot 500 miljard m3 gas per jaar. In door ons bepaalde geraadpleegde scenario‟s maakt de technologische vooruitgang onconventioneel fossiel en duurzaam eerder mogelijk, in andere is er een hoge groei van de energievraag, maar zijn er geen alternatieven beschikbaar. Of de benodigde pijpleidingen en LNG overslaginfrastructuur er de komende 50 jaar zullen komen hangt af van verschillende factoren. ANDERE VORM VAN GAS. Meerdere gassen kunnen benut worden als energiedrager. Naast aardgas wat er in verschillende samenstellingen is, gaat het om synthetisch aardgas, biogas (een gasmengsel uit afval of biomassa), synthesegas (een mengsel van koolmonoxide en waterstof, te vergelijken met het vroegere stadsgas) en waterstof. Behalve voor aardgas en biogas geldt dat de gassen geproduceerd moeten worden. Dit kan zowel uit duurzame energie als uit fossiele energie. Een vergaande vorm van de inzet van „ander gas‟ is de „waterstofeconomie‟. Hierbij gaat men uit van een geleidelijke overgang van aardgas- naar waterstofgebruik. Het benodigde waterstof zou in eerste instantie uit kolengas, aardgas of biomassa geproduceerd worden en bijgemengd met bestaande gasstromen .De vrijkomende CO2 wordt opgevangen en opgeslagen. Op langere termijn zou dan pure waterstof gebruikt kunnen worden, geproduceerd door elektrolyse van water met stroom uit zonlicht of andere energiebronnen die geen CO2-emissie hebben. Er is duidelijk ontwikkeling van technologie nodig en de wil om deze ook toe te passen. De overstap van vieze energie naar schone energie is niet zo makkelijk als men in de huidige situatie denkt. KOLEN. Kolen zijn en blijven voor West-Europa de energiebron voor “als de nood aan de man komt”, Zoals uit ons onderzoek gebleken is , is er genoeg. Niet alleen in Nederland, ook in Europa zelf (in Duitsland en Polen) en de prijzen zijn stabiel. Kolen wordt gebruikt voor de basislast productie van elektriciteit. Wat wij ook naar voren haalde bij onze presentatie. Ook kan er met bewezen techniek SNG en een vloeibare motorbrandstof uit geproduceerd worden. Al enkele decennia is er wereldwijd een ontwikkeling naar het gebruik van koolwaterstoffen met een lager koolstofgehalte (van steenkool naar olie naar aardgas). Deze tendentie zal zich voortzetten, zeker als de brandstofceltechnologie doorbreekt . Ook in Europa nemen productie en consumptie van kolen ieder jaar verder af onder invloed van sociale en klimaatdoelstellingen. Een breuk van deze trend kan optreden als het mogelijk wordt om kolen schoon en koolstofvrij (CO2-opslag) te gebruiken, of als de aanvoer van olie en gas langdurig verstoord zou zijn.

3.5 Toekomst beeld over de voorraden van fossiele brandstoffen. Het overgrote deel van het regionaal energiegebruik is dus gebaseerd op fossiele energie. Voor de toekomstige energiesituatie is het dan ook cruciaal een idee te hebben, over welke voorraden de wereld nog kan beschikken. Er zijn hierbij twee dimensies: de geologische waarschijnlijkheid dat energiedragers werkelijk gevonden zullen worden en anderzijds de technische/economische winbaarheid.

Page 49: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

49

KOLEN. Gezien de grote beschikbaarheid is het begrijpelijk dat het aandeel van kolen , zowel steen als bruinkool in de wereldenergievoorziening relatief hoog is. In landen als China (73%) en India (56%) is het de dominante energiebron, maar na China is de VS de grootste gebruiker met 25% van het energiegebruik. Het voor komen van kolen in de aardkorst zijn meer gespreid dan die van olie, zodat landen hun energieafhankelijkheid (van met name het Midden-Oosten) kunnen verminderen door op eigen kolen over te stappen. Dit hebben wij gedurende onze presentatie ook naar voren laten komen. Ontwikkeling van eigen kolenvoorraden geeft bovendien voordelen voor de betalingsbalans. Hierdoor zullen kolen een belangrijke rol blijven spelen in de energietoekomst van de wereld. Kolengebruik kan echter nogal wat kwalijke milieuconsequenties hebben, zowel lokaal stof, afval, regionaal ,verzuring, als mondiaal broeikaseffect.

CLEAN COAL. Door speculaties van de potentiële nadelen van kolengebruik is het begrip „clean coal‟ ontstaan. Een breed scala van technieken met als doel de milieubelasting door kolengebruik binnen de gehele keten te verminderen. Uit onderzoek dat wij verricht hebben en informatie die wij gevonden hebben denken wij dat deze verbrandingstechnologieën ten volle ontwikkeld zullen worden. Toch wordt er vaak vermeld dat er alleen aandacht zal gaan zijn voor de gemakkelijk te vermijden schade aan de directe omgeving. KERNENERGIE. In de onderzoeken die wij gevonden hebben is vaak een rol voor kernenergie gegeven. Een schatting van de wereldvoorraad splijtbaar materiaal is daarom van belang. In de aardkorst is uranium ruim voorradig. De bewezen economisch winbare reserve bedraagt 4,3 miljoen ton uranium. Met een lichtwaterreactor afgekort met: (LWR), kan uit elke ton natuurlijk uranium ongeveer 37 GWh worden opgewekt, zodat de genoemde hoeveelheid goed is voor een elektriciteitsproductie van 18,3 TW jaar. Er wordt dus met twee energie verwekkers gewerkt om uiteindelijk meer energie te kunnen wennen uit beide. Naast deze „bewezen reserve‟ is er nog ca. 7 miljoen ton beschikbaar als bijproduct van de fosfaatproductie en is er naar schatting een „speculatieve economische reserve‟ van 13 miljoen ton. Met die 20 miljoen ton extra zou een elektriciteitsproductie van in totaal 120 TW jaar mogelijk zijn, terwijl de zeer arme ertsen nog niet eens zijn meegenomen. Hieruit blijkt dat we met kernenergie nog het nodige kunnen bewerkstelligen. Verder is uit onderzoeken gebleken dat de beschikbaarheid van uranium voorkernsplijting op ca. 2400 EJ; met het huidige gebruik van 24 EJ per jaar zou deze voorraad dus voldoende zijn voor 100 jaar. De huidige lichtwaterreactor (LWR-) technologie is overigens weinig efficiënt voor wat het gebruik van uranium betreft, en wordt steeds minder vaak toegepast. Hoewel verschillende energiecentrales nog wel perspectief blijven zien voor (verbeterde) LWR‟s, denken andere organisaties op deze markt al aan een volgende generatie reactoren met een betere splijtstofeconomie en inherente veiligheid. Als mogelijke energiebron voor de lange termijn wordt ook wel kernfusie genoemd. Het kernfusieonderzoek van de afgelopen

Page 50: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

50

decennia heeft nog niet geleid tot een werkende, laat staan commercieel opererende fusiereactor. Wij denken, gekeken naar onze bevinden en de verwachtingen van de EU dat deze niet vóór 2060 gerealiseerd is.

3.6 Toekomst beeld van en of over duurzame energie. Naast de eindige voorraden fossiele brandstoffen en uraan, staan de in principe oneindige stromen „duurzame energie‟ als zonnestraling, wind, zee- en getijdenstroming, al dan niet opgeslagen in plantenmateriaal (biomassa). De jaarlijkse zoninstraling op aarde bedraagt 5.500.000 EJ. De energiedichtheid van deze stromen is echter klein. In de praktijk wordt het aanbod van duurzame energie dan ook beperkt door het benodigde en het beschikbare landoppervlak. De toekomstige beschikbaarheid van duurzame energie wordt daarnaast in hoge mate bepaald door de verwachte vooruitgang van de conversietechnologie. De bevindingen die wij gedaan hebben met de daarbij behorende vertalingen hebben we hieronder voor u opgesomd: ZONNE- ELEKTRICITEIT Dit is nog volop in ontwikkeling. De meest succesrijke techniek zijn de siliciumcellen; de ontwikkeling gaat van mono -, via poli kristallijnen cellen naar amorf silicium- cellen met een navenante prijsdaling. Veel onderzoek wordt gedaan naar de zogenaamde organische cellen. Aan zon- PV wordt in veel scenario‟s een belangrijke rol toegekend, met name waar de nadruk ligt op autonome of decentrale opwekking. Dit moet nog goed en zorgvuldig door ontwikkeld worden om vieze energie de das om te kunnen doen. De huidige situatie is daar nog te nihil voor. WINDENERGIE. Dit is een redelijk uitontwikkelde techniek; windturbines worden al op grote schaal toegepast in bijvoorbeeld Californië, Denemarken en Duitsland. De ontwikkeling staat in het teken van verdere kostenverlaging en gaat naar steeds grotere eenheden (van honderden kW nu naar enkele MW per turbine straks) en plaatsing offshore. WATERKRACHT. Uitontwikkelde techniek met, bij grootschalige toepassing, een kostprijs ver onder die van fossiele energie. Volgens de beschikbare bronnen is uitbreiding van het potentieel nog slechts beperkt mogelijk (onder andere door de milieugevolgen). GOLF- EN GETIJDENENERGIE. Tot op heden is alleen technologie beschikbaar voor de winning van getijdenenergie in gebieden waar het tijverschil erg groot is zoals bijvoorbeeld in Normandië. De winning van golfenergie bevindt zich in het stadium van praktijkexperimenten. Deze praktijk experimenten vinden momenteel plaats in Portugal en zullen wellicht in de toekomst overkomen waaien naar Nederland of andere omringende landen.

Page 51: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

51

ZONNEWARMTE. De collectortechniek is inmiddels uitontwikkeld. Efficiency verbetering kan nog bereikt worden door integratie met andere technieken, zoals de warmtepomp. Verwacht wordt dat deze techniek een deel van de warmtap watervoorziening van gebouwen in de gematigde klimaatzones kan gaan overnemen, zoals nu al in Zuid-Europa. BIOMASSA. Biomassa wordt nu al in grote mate gebruikt voor verwarming en voedselbereiding (ovens, kachels), overigens met een laag rendement. Meer geavanceerde toepassingen zijn elektriciteitsproductie, al dan niet met gelijktijdige warmteproductie en vergassing. Het laatste is vooral geschikt in gebieden waar een gasinfrastructuur aanwezig dan wel in opbouw is. De meeste aardgastechnologie is ook geschikt voor biogas, terwijl biogas ook is om te zetten in vloeibare energiedragers. AARDWARMTE. Technieken zijn al beschikbaar en worden al toegepast (Frankrijk, Italië); de toepasbaarheid is afhankelijk van een geschikte bron en van geschikte boortechnieken. OMGEVENINGWARMTE. Omgevingswarmte kan worden benut door het inzetten van warmtepompen. De techniek is al lang beschikbaar; elektrische warmtepompen worden op grote schaal toegepast in landen waar elektriciteit goedkoop en fossiele energie naar verhouding duur is. Ten aanzien van de beschikbaarheid en het gebruik van duurzame energie bestaan optimistische en pessimistische kampen. In de pessimistische gedachtegang is er alleen plaats voor biomassa, traditioneel zowel als vernieuwd, en worden wind- en zonne-energie niet concurrerend. Aan de optimistische kant staan wel enkele organisaties, voorbereiding treffen met onderzoeken om na te gaan of een scherpe reductie van CO2-emissies omstreeks 2050 mogelijk zou zijn. Uit ons onderzoek blijkt dat er meerdere signalen worden gegeven die feiten geven en daarop baseren dat in 2050 de helft van de wereldenergievoorziening op duurzame bronnen berust. In andere verwachtingen zijn verschillende andere organisatie juist minder overtuigd van de doorbraak van duurzame energie. Zo hangt de rol en het toetreden af van verschillende factoren, dat land maar ook technologisch en economisch geboden kan zij. Sommige partijen zullen in de toekomst de bereidheid hebben om een meerprijs te betalen voor energieonafhankelijkheid dan wel voor milieubescherming. Allerlei factoren zijn van invloed om het tijdperk van de visie energie vaarwel te zeggen en over te stappen op groene energie.

3.7 Toekomst beeld over eindgebruik van energie. Energie wordt niet in primaire vorm aan de gebruikers aangeboden. Het gaat de energiegebruiker uiteindelijk om een energiefunctie die vervuld moet worden zoals voedselbereiding, verwarming, verlichting, kracht, beweging. Ook stelt de omgeving eisen aan de vorm waarin energie beschikbaar kan zijn. Om de energiefuncties te kunnen vervullen op een door de gebruiker gewenste manier moet energie in een handzame vorm, als secundaire energiedrager, bij de

Page 52: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

52

gebruiker worden geleverd. Naarmate de welvaart toeneemt gaat de klant vragen om flexibeler, schonere energiedragers die gemakkelijk zijn in het gebruik. In die ontwikkeling zijn enkele tendenties waar te nemen. Deze zijn hieronder voor u opgesomd.

ELEKTRICITEIT. De omzetting van primaire energie in elektriciteit kent nu een rendement van ca. 55%. Een omzettingsrendement van 70% is in brandstofcellen haalbaar. Bij het transport van elektriciteit zijn eveneens doorbraken te verwachten: door combinatie van geavanceerde boortechniek en de toepassing van hoogspanningsgelijkstroom (HVDC) kunnen hoogspanningslijnen ondergronds worden aangelegd, wat de betrouwbaarheid van het systeem enorm zou bevorderen. Op langere termijn zouden supergeleidende kabels een einde kunnen maken aan de transportverliezen, wat een opstap zou kunnen zijn naar een wereldomspannend elektriciteitsnet, met alle voor elektriciteitsproductie optimale productielocaties van dien. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan waterkracht uit IJsland en zonne-elektriciteit uit de Sahara. WATERSTOF. Naast elektriciteit heeft een energiegebruiker in een ontwikkelde energie-economie de beschikking over olieproducten en vaak ook (aard)gas. Beide hebben een relatief hoge energiedichtheid en de bijbehorende gebruikstechnologie is ruimschoots voorhanden. Olieproducten hebben daarnaast nog het voordeel dat ze goed zijn op te slaan en dat het distributienetwerk goed ontwikkeld en relatief‟‟ low- tech‟‟ is. Van aardgas is het nadeel dat er een distributienetwerk nodig is. Beide hebben als nadeel dat de verbrandingsemissies vlakbij de gebruiker vrijkomen. Verzurende emissies, stof en geluid kunnen met end- of- pipe- maatregelen worden weggevangen, maar de diffuse verspreiding van CO2 alleen tegen hoge kosten en met veel energieverlies. Het zoeken is dan ook naar technieken en energiedragers om de voordelen van gas en olie te combineren met de mogelijkheid CO2 af te vangen. Het omzetten van koolwaterstoffen in een mengsel van waterstof en CO2 is zo‟n mogelijkheid: deCO2 wordt afgevangen en de gebruiker staat zuivere waterstof ter beschikking. Waterstof is ook te maken door elektrolyse van water, bijvoorbeeld waar veel en goedkope elektriciteit uit waterkracht of kernenergie beschikbaar is. De inzet van waterstof in auto‟s lijkt het eerst aan bod te komen, gezien de enorme onderzoeksbudgetten die er inmiddels al aan zijn besteed. Waterstof zou dan in een brandstofcel worden omgezet in elektriciteit. Voor stationaire toepassingen gaat het om een strategische keuze, welke energiedrager en daarmee welk soort transport- en distributienetwerk het meest voldoet aan de wensen van de klant: elektriciteit centraal opwekken en dat naar de klant brengen of waterstof naar de klant brengen en hem/haar zelf elektriciteit laten maken .

ENERGIEOPSLAG. Afstemming van het aanbod van energie, zoals het grillige aanbod van zon- en windenergie, aan het minstens even grillige patroon van de vraag vergt meestal een vorm van opslag. Maar opslag kan ook nodig zijn om de betrouwbaarheid van elektriciteitslevering te garanderen. Verschillende deskundigen en onderzoeksrapporten geven aan dat zij daarbij denken aan centrale opslagsystemen (zoals nu al gebeurt met stuwmeren) als aan opslagsystemen bij

Page 53: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

53

de gebruiker zelf. Bij energieopslag is wel het cyclusrendement van belang: bij elke opslag- en ontladingsstap gaat energie verloren. CONCLUSIE: HET AANBOD VAN ENERGIE. Zelfs voor een stijgende energievraag is er deze eeuw nog voldoende energie in voorraad. Ook het aanbod van duurzame energie kan in een flink deel van de energievraag voorzien. De vraag is alleen welke eisen de gemeenschap aan de energievoorziening zal stellen, welke energiedragers de gemeenschap acceptabel zal vinden, en tegen welke prijs. Dit hangt van het wereldbeeld af. Voor alle beelden is het redelijk te veronderstellen dat er in de komende 50 jaar een einde zal komen aan het tijdperk van goedkope olie.

Page 54: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

54

3.8 Toekomstscenario verhaal,

„De energie opwekkende stad in 2040‟ Met als focusgebied Brainport en de toekomstige rol van DHV.

Partnerschappen vinden plaats op regionaal gebied, Verslaafd aan het gebruik van vieze energie!

Nederland in een wereld van „isolatie‟

„de omgeving‟

De wereldeconomie wordt gedreven door direct geldelijk voordeel op korte

termijn. Internationale samenwerking is nauwelijks aan de orde. De wereldhandel is beperkt als gevolg van blokvorming; de verhouding tussen de

handelsblokken is gespannen. China is weer naar binnen gekeerd en ook de VS vaart een isolationistische koers. Door de handelsbarrières worden mogelijke

schaalvoordelen of specialisaties niet benut. Dit, samen met de beperkte wereldhandel, heeft een dempend effect op de mondiale economische groei.

Technologie wordt alleen ontwikkeld ten gunste van de eigen regio. De Europese samenwerking is terug op het niveau van vóór het Verdrag van Maastricht; het Verenigd Koninkrijk heeft zich uit de EU teruggetrokken en

Scandinavië heeft een Noordse federatie gevormd. Net als de andere handelsblokken streeft de EU naar zelfvoorziening voor wat betreft voedsel, grondstoffen en energie. De agrarische sector is sterk, evenals de defensie-

industrie.

De macht van de nationale overheid is sterk ten opzichte van de nog resterende supra-nationale instituties, maar zwak ten opzichte van het bedrijfsleven.

De heersende opvatting is dat de overheid daaraan geen beperkingen moet opleggen waar die ten koste van de welvaart kunnen gaan. De burger is

nationalistisch en sterk gericht op het eigen welbevinden en op dat van de eigen familie. Milieu vindt men niet belangrijk, gezondheid wel. Er is een

duidelijke scheiding tussen stad en platteland; binnen de steden zijn etnische wijken gegroeid. De mobiliteit is beperkt. Omdat de wereldhandel

kwijnt verliezen de mainports hun positie.

„De energievraag‟

De economische structuur is niet veel anders dan die nu is. De dienstensector is minder dominant dan in de andere beelden. Er is nog industrie voor lokale en

regionale afzetmarkten, evenals binnenlandse elektriciteitproductie. De landbouw produceert voor de binnenlandse

markt. De energievraag is ca. 3000 PJ; eenderde van de eindvraag is elektriciteit.

Page 55: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

55

„De energie voorziening‟

Zelfvoorziening is belangrijk. Nederland teert op „eigen‟ aardgasvoorraden, zoals andere Europese landen zoveel mogelijk „eigen‟ energiesystemen uitbouwen

(Duitsland kolen en duurzame energie, Frankrijk kernenergie). Olie is relatief duur omdat in het wereldenergiesysteem productiekartels zijn blijven bestaan. Het

oliegebruik wordt vanwege die afhankelijkheid zoveel mogelijk beperkt. „Eigen‟ kolenvoorraden worden aangesproken; duurzame energie en kernenergie zijn

aantrekkelijk als middel om de energieonafhankelijkheid te waarborgen. De voorziening is een mengvorm van centraal en decentraal omdat deze een

optimale voorzieningszekerheid biedt. Kernenergie is een bij uitstek Europese optie die de

energieonafhankelijkheid waarborgt. Er draaien ook kweekreactoren, waarvan de voorziening nagenoeg grondstofonafhankelijk is. Nederland koopt wel atoomstroom in maar waagt zich niet aan „eigen‟ kerncentrales.

Kolen wordt eveneens voor elektriciteitsproductie ingezet omdat het de energieonafhankelijkheid garandeert, zij het dat eisen worden gesteld aan de lokale milieubelasting („clean coal‟).

Om de variaties in het vraagpatroon te vermijden wordt elektriciteit uit basislast-centrales in dalperiodes gebruikt voor de productie van waterstof, dat o.a. in auto‟s kan worden ingezet.

Duurzame energie (wind offshore èn op land, zon) wordt veel ingezet uit het oogpunt van energieonafhankelijkheid; hetzelfde geldt voor een vergaande energiebesparing.

Het Nederlands aardgas wordt gebruikt als strategische voorraad. Om er zo lang mogelijk mee te kunnen doen is de efficiency van aardgasgebruik tot grote hoogte opgeschroefd: Nederland is een WKKland (micro-, mini- en grootschalige WKK).

Biomassa wordt vooral toegepast in agrarische gebieden. Het gaat in hoofdzaak om agrarisch afval, omdat er door de nadruk op voedselproductie geen ruimte is voor energieteelt. Het platteland heeft zich afgewend van de stad waardoor er een verschil is tussen de stedelijke en de agrarische energievoorziening: de eerste op (gasgestookte) stadsverwarming, de laatste vooral op duurzame energie en biomassa.

Mobiliteit: De personenmobiliteit is gedaald, er is minder toerisme. De auto‟s zijn kleiner, zuinig en spartaans. Omdat olie duur en schaars is, is de brandstofcel- en elektrische auto wel

doorgedrongen. Investeringen in openbaar vervoer zijn achtergebleven, zodat een mager openbaar vervoer functioneert voor de minima die zich geen auto kunnen veroorloven. Het goederentransport is licht gegroeid. Spoor en binnenvaart nemen een aanzienlijk aandeel in het vervoer op zich. De energievraag voor mobiliteit is per saldo ongeveer gelijk aan die in 2000.

Page 56: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

56

Advies 4

Page 57: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

57

4.1 Inleiding Het gehele project moest leiden tot het kunnen beantwoorden van de volgende doeleinden;

1. De gemeenten in Brabant hebben een probleem. Veel inkomsten voor gemeenten komen vanuit de verkoop van grond. Echter de grond raakt op, en moeten er nieuwe inkomstenbronnen voor gemeenten komen, op andere nieuwe vlakken.

2. DHV is actief in dit veld en willen weten of hun huidige rol (toegevoegde waarde) als bedrijf nog actueel is in 2040, of dat zijn nieuwe & andere rollen moeten vervullen.

3. DHV is tevens benieuwd hoe betrokken partijen hun juiste rol krijgen om het scenario werkelijkheid te laten worden.

4. De Brabant Academy werkt aan nieuwe culturele, maatschappelijke en economische vitaliteit. Dus nieuwe samenwerkingsverbanden die kunnen leiden tot verassende innovaties, kennisdeling en kennisontwikkeling. Het maken, uitwisselen en beleven van verschillende toekomstscenario‟s is hierbij een enorme inspiratie en verbindingsvorm om dit te stimuleren.

De antwoorden op de doeleinden hebben we in een advies omschreven. Per advies hebben we gekeken naar feiten en voorspellingen uit het onderzoek en het toekomstscenario.

Page 58: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

58

4.2 Advies 1

De gemeenten in Brabant hebben een probleem. Veel inkomsten voor gemeenten komen vanuit de verkoop van grond. Echter de grond raakt op, en

moeten er nieuwe inkomstenbronnen voor gemeenten komen, op andere nieuwe vlakken.

Zoals uit ons onderzoek en scenario heeft mogen blijken is de voorraad van fossiele brandstoffen in Nederland nog voldoende om de komende decennia mee door te kunnen gaan. Wel is het een feit dat een aantal omringende landen en andere landen in de EU niet voldoende fossiele brandstof voorraad bezitten. Zij kunnen dan mogelijk afhankelijk raken van Nederland. Groene energie is op dat moment nog niet voldoende doorontwikkeld en zij zoeken dus mogelijkheden om wel aan de energie behoefte te kunnen voorzien. Hiervoor kunnen energie maatschappijen dan in Nederland terecht. Uit onderzoek is gebleken dat er in de toekomst zuiniger en bewust gebouw zal gaan worden, maar de beperkte ruimte waarmee de Nederlandse regio‟s kampen

wordt steeds groter. Vandaar dat de afhankelijkheid van andere landen ten opzichtte van Nederland een financiële buffer kan gaan vormen. Zij zijn dan gedeeltelijk of wellicht compleet afhankelijk van energie voorzieningen die in ons land hun plaats kennen. Advies aan DHV bij deze ontwikkelingen is dat ook om te zorgen voor goede samenwerking verbanden met andere landen. Daarnaast zouden zij een ondersteunde dienst kunnen vormen bij de onderhandelingen, distributie en waarborging van de fossiele brandstofvoorraad.

4.3 Advies 2 DHV is actief in dit veld en willen weten of hun huidige rol (toegevoegde waarde) als bedrijf nog

actueel is in 2040, of dat zijn nieuwe & andere rollen moeten vervullen.

Het is afhankelijk van het bevolkingsaantal hoe het er in 2040 precies voor staat met de beschikbare en bruikbare grond. Ook het aantal kantoren en bedrijfsruimtes is afhankelijk van bepaalde economische en andere factoren. Hoe meer kantoren en bedrijfspanden er komen , wat zeer waarschijnlijk het geval zal zijn,des te meer energie er gebruikt zal gaan worden. Met de na druk op zal gaan worden. DHV zou namelijk een adviserende rol kunnen gaan vervullen in het optimaliseren van de gebruiksintensiteit van kantoren en bedrijfspanden. Daarnaast kunnen ze de bouwwerkzaamheden ondersteunen en kijken welke manieren het best tot zijn recht komen om nog zo lang mogelijk van fossiele brandstoffen gebruik te kunnen maken. DHV zou in samenwerking met bouworganisaties eisen kunnen stellen aan het in gebruik te nemen pand, hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan 24 u‟s bezettingsgraad en de materialen die gebruik gaan worden. In 2040 is dan niet het gebouw of de installatie, maar het gebruikersgedrag bepalend voor het energiegebruik.

Page 59: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

59

4.4 Advies 3

DHV is tevens benieuwd hoe betrokken partijen hun juiste rol krijgen om het scenario werkelijkheid te laten worden.

Gemeente en overheidsinstanties zullen nauw samen moeten gaan werken met DHV om ideeën en uitvoerbare plannen werkelijkheid te kunnen maken. Er zouden bijeenkomsten gepland kunnen worden die puur en alleen gericht zijn op het gebruik van fossiele brandstoffen en hoe we als maatschappij zijnde het beste om kunnen gaan met deze brandstoffen, om er zo nog zo lang mogelijk gebruik van te kunnen maken. De gedachten en denkbeelden van verschillende instanties zullen dezelfde kant op moeten staan. Men ( DHV en partners) moet niet langer verder gaan met het oog op duurzame energie. Er zullen samenwerkingsverbanden moeten ontstaan waarbij het voor alle partijen is wat er gedaan moet worden om door te kunnen gaan met fossiele brandstoffen. Want in 2040 zal hoogstwaarschijnlijk meer en deel van de energievoorzieningen nog voortkomen uit fossiele brandstoffen.

4.5 Advies 4

De Brabant Academy werkt aan nieuwe culturele, maatschappelijke en economische vitaliteit. Dus nieuwe samenwerkingsverbanden die kunnen leiden

tot verassende innovaties, kennisdeling en kennisontwikkeling. Het maken, uitwisselen en beleven van verschillende toekomstscenario‟s is hierbij een

enorme inspiratie en verbindingsvorm om dit te stimuleren.

Brabant Academy besteedt geen geld aan nieuwe aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Dit is een veronderstelling die gedaan kan worden omdat het regionale gebied „‟brainport‟‟, weinig inkomsten heeft van buiten af, in verband met regionale samenwerking. Het geld wat ze te besteden hebben wordt gebruikt voor het produceren van fossiele brandstoffen. Met name op kolen,want deze is in grote voorraad aanwezig in Nederland. De toegevoegde waarde van de Brabant Academy kan daaruit bestaan, zij kunnen bijdragen aan het bewerkstelligen van nieuwe technologieën en ze dus te ontwikkelen. Op deze manier creëren ze nieuwe samenwerkingsverbanden, zowel met de overheid als met andere belanghebbende. Hierdoor wordt er meer kennis en ervaring gedeeld, waardoor er goed onder gronde en waarde volle samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan.

Page 60: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

60

Literatuur 5

Page 61: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

61

5.1 Boeken

Wijzer in de toekomst : werken met toekomstscenario's,

Auteur: Jan Nekkers

ISBN10: 904700101X | ISBN13: 9789047001010

Uitgever: Business Contact – Amsterdam

Jaar van uitgaven: 2007. Korte omschrijving: Er zijn genoeg boeken over toekomstscenario's, maar doorgaans zijn die erg abstract en theoretisch. 'Wijzer in de toekomst: werken met toekomstscenario's' is het eerste boek dat u op een praktische eenvoudig toe te passen wijze laat zien waaraan u moet denken als u overweegt scenario's wilt gebruiken, en zo ja, welke. Het kan ook zijn dat u ze zelf moet schrijven; ook daarbij bewijst dit boek goede diensten. Stap voor stap wordt aangeven hoe u een scenariotraject kunt opzetten en uitvoeren. Per stap worden de do's en dont's en mogelijke valkuilen aangegeven. Voor alle beleidsmakers die geen extern bureau of eigen afdeling Scenarioplanning (willen) hebben, is dit verplichte literatuur.

De groeimotor

Auteur: Roland van Kralingen & Rogier van Kralingen

Nederlands - Audio Boek CD

Pearson Education Benelux B.V. | september 2008 Korte omschrijving: Roland van Kralingen is marketing- en merkstrateeg. Hij was lid van de International Board of Directors van TBWA. Zijn zoon Rogier is communicatiewetenschapper. Innovatie prijkt (opnieuw) bovenaan de agenda in directiekamers overal ter wereld. Maar autonome groei bewerkstelligen is het moeilijkste wat er is. Het vraagt erom te kunnen zien wat er gebeurt voordat het gebeurt! Roland en Rogier van Kralingen introduceren hiertoe The Wheel of Innovation – een werkwijze die elk bedrijf kan leren en implementeren. Het creëren van meerwaarde volgt een aantal wetmatigheden, die in dit luisterboek samengevat worden in de Innovatie-Matrix. Deze matrix geeft u inzicht in Radicale, Grote, Slimme en Strategische innovaties.

Page 62: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

62

The Tipping Point

Auteur: Malcolm Gladwell

288 pagina's

Uitgever: Little, Brown Book Group

Nieuwe editie, februari 2002 Korte omschrijving: Het gaat over alledaagse problemen waar we mee te maken krijgen. Daarbij draait het allemaal om keuzes die er overal bijgenomen moeten worden. Bij deze keuzes kunnen immers ook veel emoties bij komen kijken. Een tal van sociale blokkades komen dan ook aanbod in dit boek. In dit boek wordt dan ook door Malcolm de vertakkingen weergeven de problemen en wat die te weeg brengen.

The Scenario Planning Handbook - Developing Strategies in Uncertain times

Bill Ralston and Ian Wilson

ISBN: 0-324-31285-7

Uitgever: Binding Unknown

Jaar van uitgaven: 2006 Korte omschrijving: Het boek beschrijf verschillende scenario‟s die zich kunnen voortdoen. Deze strategieën helpen jou weer op weg om een goed plan te bedenken hoe het eventueel zou kunnen gaan lopen. Verder is het goed om van te voren een weg uit te stippelen die je eventueel gaat maken. De theorie achter het scenario plannen wordt in de breedste wordt van het zin dus beschreven in dit boek.

Page 63: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

63

The long boom – a future history of the world 1980/ 2020

Auteur: Peter Schwartz

ISBN: 1-58799-040-7

288 pagina's

Uitgever: Cengage Learning, Inc

nieuwe editie, december 2000 Korte omschrijving: Dit boek gaat over het ontstaan van moderne technologieën van 1980. Verder kijkt het boek naar de toekomst hoe het in 2020 zal zijn: hoe de technologie zich dan ontwikkeld zal hebben. De auteurs van het boek zien verder the long boom als een periode van groei die blijft doorzetten en uiteindelijk de economie zal verdubbelen. Dit alles brengt dus ook steeds meer prioriteiten bij mensen met zich mee. Verder gaan ze in op de problemen die er spelen in de wereld en de vele spanningen die het met zich meebrengt. 'The Long Boom' is een geeft dus een krachtige visie op de toekomst.

Scenarios “The art of strategic conversation”

Auteur: Kees van der Heijden

ISBN: 0-470-02368-6

380 pagina's

Uitgever: John Wiley and Sons Ltd

2e uitgave, november 2004 Korte omschrijving: Het boek Scanario planning laat zien wat bedrijven in staat kan stellen om af te stappen van het lineaire denken en het beter begrijpen externe veranderingen. In dit boek vind je diepgaande analyses terug en toepassing van het concept van strategische conversatie. Verder worden er nog tools behandeld voor een succesvolle toekomstige koers van de organisatie, wanneer er grote onzekerheden heersen.

Page 64: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

64

5.2 Websites

www.dhv.com korte omschrijving: DHV is de naam van het project bedrijf. De DHV Groep levert wereldwijd advies- en ingenieursdiensten in de volgende markten:

o Mobiliteit, inclusief Luchthavens o Water o Bouw en Industrie o Ruimtelijke Inrichting en Milieu

http://www.boek-inzicht.nl/vibliotheek/?p=441 korte omschrijving: deze site gaat over wat de mens allemaal al wel niet gedaan heeft. Dit is wel een erg eenzijdige kijk op alles, want het is maar door een persoon bekeken. Wel handig als eventueel naslag werk te gebruiken.

http://co-creation.brainport2020.nl/ korte omschrijving Dit is een link naar een site waar wij met ons project ook nog aan een prijsvraag mee kunnen doen. Het Kabinet noemt Brainport een technologische topregio die Nederland als vooruitstrevende kenniseconomie op de kaart zet. Minister van Economische Zaken Maria van der Hoeven gaf daarom de opdracht aan vertegenwoordigers van bedrijfsleven, kennis- en onderzoeksinstituten en overheden in Brainport om een toekomstvisie te ontwikkelen en die aan te bieden aan het Kabinet.

http://www.vrom.nl/ korte omschrijving dit is de site van het ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieuwbeheer. Hier kun je allerlei wetten nalezen over hoe er met deze onderwerpen om moet worden gegaan. Daarnaast staat er nog andere informatie op over dit ministerie.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Ruimtelijke_ordening Korte omschrijving Op wikipedia wordt in de breedste vorm het begrip ruimtelijke ordening omschreven. Het is handig om als naslag werk te gebruiken.

http://www.canonro.nl/ Korte omschrijving Deze site staat het in verband met het ministerie van VROM en met NIROV. De CanonRO.nl is een zoektocht naar de ruimtelijke concepten, plannen en

Page 65: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

65

personen die daaraan ten grondslag liggen en die iconisch zijn voor de gemaaktheid van het Nederlandse land(schap).

http://www.nirov.nl/ korte omschrijving Het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (Nirov) is de grootste netwerkorganisatie voor professionals in de ruimtelijke ontwikkeling van stad, land en regio. Voor meer dan 10.000 aangesloten professionals uit vele verschillende disciplines ontplooit het Nirov activiteiten ter vergroting van kennis, competenties en contact. Overige online informatiebronnen;

http://www.duurzaamgebouwd.nl/index.php?pageID=3946&messageID=2961

http://www.nederlandenergie.nl/?affiliateID=adwords&gclid=CIHni7-ZmqECFY4_3godjQpOOw

http://www.partijeen.nl/gedachtegoed/duurzaamheid/

https://docs.google.com/viewer?url=http://www.greenportregioboskoop.nl/UserFiles/image/Excellereren%2520for%2520web(7).pdf

http://www.waterenland.nl/vwl/nieuws/nationale-prijsvraag-hoe-moet-nederland-eruit-zien-in-2040/

http://www.brainporteindhoven.nl/

http://www.senseofbrainport.nl/

http://www.eindhoven.eu/

http://www.designconnectionbrainport.nl/

http://www.brainporthealthinnovation.nl/

http://www.be-linked.nl/

http://www.embeddedhouse.nl/public/

http://www.sre.nl/web/show

http://co-creation.brainport2020.nl/

http://www.brainport.nl/algemeen/Brainport_2020

http://www.innovatieplatform.nl/

http://www.expatguideholland.com/

http://www.rijksoverheid.nl/#ref-ez

http://www.brainportdevelopment.nl/

http://www.fractal.org/Fractaaltjes/Brainport.htm

http://nl.wikipedia.org/wiki/Jules_Ruis

http://www.topopleidingen.org/TIM/Index-TIM.htm

http://www.vnpi.nl/Default.aspx?pageID=8

http://wwww.milieucentraal.nl/pagina.aspx?onderwerp=Fossiele%20brandstoffen#Discussie_en_standpunten

http://wwww.milieucentraal.nl/pagina.aspx?onderwerp=Broeikaseffect

http://www.encyclo.nl/begrip/ruimtelijke%20ordening

Page 66: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

66

http://www.vrom.nl/pagina.html?id=7008

http://wwww.milieucentraal.nl/pagina.aspx?onderwerp=Broeikaseffect#Gevolgen

http://www.hoesnel.nl/energie_ontwikkeling/energiereserves-voorraden-aardolie-aardgas-steenkool.html

http://www.hoesnel.nl/energie_ontwikkeling/voorspelling-steenkoolverbruik-china-amerika-rusland.html

http://www.energievergelijker.nl/energie-soorten/kernenergie.html

http://www.leerwiki.nl/Wat_is_Duurzame_Energie

http://www.brainporteindhoven.nl/ http://www.senseofbrainport.nl/

http://www.hoesnel.nl/energie_ontwikkeling/voorspelling-toekomst-olieconsumptie.html

http://www.brainporteindhoven.nl/

http://nl.wikipedia.org/wiki/Jules_Ruis

http://www.fractal.org/Fractaaltjes/Brainport.htm

http://www.fractal.org/Fractaaltjes/Brainport.htm

http://www.sre.nl/web/show/id=72266

http://www.sre.nl/web/show/id=91249

http://www.sre.nl/web/show/id=139954

http://www.sre.nl/upload/144760_822_1193752956328-

Financieringsfonds_Samenwerkingsessay.pdf

Page 67: Onderzoeksrapport p4 intothefuture

On

de

rzo

eksr

ap

po

rt: In

to t

he

fu

ture

67

Nawoord

Aan het begin van ons 4e blok werden wij, studenten aan Hogeschool Avans te DB geïntroduceerd met uw organisatie door middel van een presentatie waarin het bedrijf gepresenteerd werd. Hieruit bleek dat DHV, waar u werkzaam voor

bent, het op prijs zou stellen wanneer wij een toekomst scenario zouden ontwikkelen op het gebied van „‟ Energie‟‟ . Deze uitdaging hebben wij als

groepszijnde met bij handen aangenomen. Om het rapport te kunnen formuleren en kwalitatief hoogwaardig af te kunnen leveren hebben wij

gedurende ons project de taken verdeeld. Hiervoor hebben wij van een ieder lid in de groep de sterkte en zwakte punten geanalyseerd om zo de voortang van

ons project te kunnen bevorderen en een goed onderbouwd en kwalitatief hoogwaardig rapport af te leveren met daarbij de bijbehorende presentatie ter

verduidelijking en toelichting. Achteraf gekeken kunnen wij als groepzijnde zeggen dat wij alle een stijgende lijn door hebben gemaakt in bepaalde

competenties die bij die project zijn komen kijken. Wij willen DHV, en in het bijzonder Jan Snelders hartelijk bedanken voor het samenwerkingsverband dat

wij gedurende dit blok jullie hebben gehad. Daarnaast zijn wij blij dat wij dit project voor uw organisatie uit hebben mogen voeren, omdat beide partijen er in

onze ogen beter van zijn geworden.

Studenten Hogeschool Avans ABC. Marina Hoogeveen &

Sjors Beeks