samenvatting psychopathologie

10
 BLOK 2.3: PSYCHOPATHOLOGIE I. Etiologie van depressie  De etiologische factoren van depressie kunnen in twee groepen worden ondergebracht:      materiewetenschappelijke factoren: factoren waarmee je depressie kan verklaren, b.v. neurobiologische veranderingen, genetische factoren, enz.  betekeniswetenschappelijke factoren: hiermee kan je begrijpen waarom er een depressie ontstaan is, b.v. stress op het werk, verlies van een partner, enz.  Daarnaast is er ook een onderverdeling mogelijk in:  predisponerende factoren: factoren die ervoor zorgen dat iemand een grote kans heeft ooit in zijn leven een depressie te ontwikkelen, b.v. genetische factoren luxerende factoren = precipiterende factoren: factoren die op een bepaald moment daadwerkelijk de depressie teweegbrengen, b.v. plotselinge verlies van een partner onderhoudende factoren: factoren die de depressie in stand houden, b.v. neurobiologische veranderingen, angst, enz.  Een overzicht van de belangrijkste etiologische factoren van depressie zie je in onderstaand tabelletje:  predisponerend luxerend onderhoudend materie genetisch  biochemie (5HT ) (NA ) (cortisol ) geneesmiddelen ziekten (somatische oorzaak) alcohol drugs  biochemie  betekenis trauma ( verlies ) in de jeugd  persoonlijkheid (afhankelijk) (laag eigenwaarde) (negatief denken) chronische stress geen/weinig sociale steun life events ( verlies, ziekte ) acute stressor chronische stress  persoonlijkheid 5HT = serotonine ( neurotransmitter in de hersenen )  NA = noradrenaline = norepinefrine ( ook een n eurotransmitter )   Nog de criteria van een depressieve stoornis ( volgens de DSM-IV dan ):          depressieve stemming vermindering interesse of plezier ( anhedonie ) gewichtsverandering slaapstoornissen agitatie of vertraging vermoeidheid/ energieverlies waardeloosheid, schuldgevoelens moeite met nadenken, concentratie doods-/suïcide-gedachten 1

Transcript of samenvatting psychopathologie

Page 1: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 1/10

BLOK 2.3: PSYCHOPATHOLOGIE

I.  Etiologie van depressie

  De etiologische factoren van depressie kunnen in twee groepen worden ondergebracht:

• • • • • 

materiewetenschappelijke factoren: factoren waarmee je depressie kan verklaren, b.v.

neurobiologische veranderingen, genetische factoren, enz.

betekeniswetenschappelijke factoren: hiermee kan je begrijpen waarom er een

depressie ontstaan is, b.v. stress op het werk, verlies van een partner, enz.

  Daarnaast is er ook een onderverdeling mogelijk in:

predisponerende factoren: factoren die ervoor zorgen dat iemand een grote kans heeft

ooit in zijn leven een depressie te ontwikkelen, b.v. genetische factoren

luxerende factoren = precipiterende factoren: factoren die op een bepaald moment

daadwerkelijk de depressie teweegbrengen, b.v. plotselinge verlies van een partner

onderhoudende factoren: factoren die de depressie in stand houden, b.v.

neurobiologische veranderingen, angst, enz.

  Een overzicht van de belangrijkste etiologische factoren van depressie zie je in

onderstaand tabelletje:

predisponerend luxerend onderhoudend

materie genetisch

biochemie

(5HT ↓)

(NA ↓)

(cortisol ↑)

geneesmiddelen

ziekten

(somatische

oorzaak)

alcohol

drugs

biochemie

betekenis trauma ( verlies ) in de jeugd

persoonlijkheid

(afhankelijk)

(laag eigenwaarde)

(negatief denken)

chronische stress

geen/weinig sociale steun

life events

( verlies, ziekte )

acute stressor

chronische stress

persoonlijkheid

5HT = serotonine ( neurotransmitter in de hersenen )

NA = noradrenaline = norepinefrine ( ook een neurotransmitter )

  Nog de criteria van een depressieve stoornis ( volgens de DSM-IV dan ):

• • • • • • • • • 

depressieve stemming

vermindering interesse of plezier ( anhedonie )

gewichtsverandering

slaapstoornissen

agitatie of vertraging

vermoeidheid/ energieverlies

waardeloosheid, schuldgevoelens

moeite met nadenken, concentratie

doods-/suïcide-gedachten

1

Page 2: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 2/10

  Om iets als een depressieve stoornis te classificeren moeten minstens 5 van de

bovenstaande symptomen ( waaronder in ieder geval 1 van de eerste twee ) vrijwel

continu gedurende minstens 2 weken aanwezig zijn.

II.  Iets in het algemeen over psychiatrische stoornissen ( = eerste week min alle

nutteloze rotzooi )

  Een eenvoudige classificatie van psychiatrische stoornissen ziet er als volgt uit: 

• 

• 

• • 

• 

• 

• • • • • • • • 

‘organische’ psychiatrische stoornissen: symptomen: 

  bewustzijnsdaling 

  verminderde aandacht 

  oriëntatiestoornis 

  inprentings-/geheugenstoornis 

psychotische stoornissen: symptomen: 

  hallucinaties 

  wanen 

  verwardheid 

stemmings-/angststoornissen 

stress-/aanpassingsstoornissen symptomen:

  overwaardige denkbeelden

  dwanggedachten, dwanghandelingen

  depressieve stemming

  paniek, angsten, vrees

stoornissen van somatische symptomen: symptomen: 

  somatische depressie-equivalenten ( gewichtsverandering, eetlustverandering,

doorslaapstoornis, enz. ) 

  somatische angstequivalenten ( inslaapstoornis, spierspanning, hartkloppingen,

enz. ) drangstoornissen: symptomen: 

  misbruik, afhankelijkheid van middelen 

  dranghandelingen 

  impulsief gedrag 

  Je moet in de volgende gevallen denken aan een lichamelijke etiologie van een

“psychiatrische” stoornis: 

ouder dan 40 jaar en geen psychiatrische voorgeschiedenis 

bekend met lichamelijke afwijking 

symptomen van lichamelijke ziekte 

gebruik van bepaalde geneesmiddelen 

gebruik van alcohol/ drugs 

geen depressie in familie 

klachten ervaren als egodystoon 

geen psychosociale etiologie 

2

Page 3: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 3/10

III.  Fysiopathogenese

  Bij de pathogenese van depressie en andere psychiatrische stoornissen speelt onder

andere het limbisch systeem in de hersenen een belangrijke rol; dit systeem is voor het

eerst beschreven door Papez en daarna is er aan het originele circuit van Papez ( de

donkere pijlen hieronder ) nog een aantal structuren toegevoegd:

tractus

mammillo-

thalamicus

fornix

prefrontale cortex associatiecortex

gyrus cinguli

hippocampus

corpus mammillare

 

hypothalamus

nuclei thalamici

anteriores

amygdala

  Voor degenen met erg goede ogen en resistentie tegen hoofdpijn, hieronder volgt een

plaatje met de anatomische ligging van de structuren:

3

Page 4: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 4/10

  De amygdala is betrokken bij primaire ( “reflexmatige” ) angst: vanuit de zenuwen uit de

ogen, neus ( bulbus olfactorius ), e.d. gaan er vertakkingen rechtstreeks naar de amygdala

zodat daar een soort reflex-respons kan worden opgewekt als er iets is wat jouw hersenen

als gevaarlijk beschouwen, zonder dat je erbij nadenkt; de hippocampus is betrokken bij

het korte termijn geheugen

  Bij depressie zijn in ieder geval de amygdala, de orbito-frontale cortex en de

hippocampus overactief; de gyrus cinguli is juist minder actief dan normaal

  Neurotransmitters kunnen in verschillende groepen worden verdeeld; één zo’n groep zijn

de mono-aminen ( serotonine = 5HT en noradrenaline ). Na het doorgeven van een

signaal op het postsynaptisch membraan worden de mono-aminen weer door een

bepaalde transporter terugopgenomen in het presynaptisch membraan; daar worden ze

door MAO’s ( mono-amino-oxidasen ) onwerkzaam gemaakt.

•  Er zijn drie soorten antidepressiva:

  MAO-remmers: zorgen ervoor dat de mono-aminen werkzaam blijven

  TCA’s ( tricyclische antidepressiva ): remmen de transporter en dus de

heropname van de neurotransmitters

  SSRI’s: remmen de heropname van specifiek 5HT ( veiliger dan TCA’s; je kan

namelijk niet dood gaan aan een overdosis SSRI, wel aan een overdosis TCA )  Uit het effect van die antidepressiva heeft men de mono-aminetheorie afgeleid: depressie

zou worden veroorzaakt door een tekort aan 5HT in de hersenen; bij verreweg het

grootste deel van de depressieve patiënten is dat echter niet zo; bij de meeste patiënten

werken de antipdepressiva dan ook niet

  Bij chronische stress is waarschijnlijk de HPA-as ontregeld, waardoor langdurig de

gehalte aan cortisol is toegenomen; dit stresshormoon beïnvloedt neuronale activiteit:

Laag cortisol Hoog cortisol

4

Page 5: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 5/10

  Zoals je ziet, verlaagt cortisol de vuurfrequentie in neuronen; daarnaast heeft cortisol ook 

een invloed op de membraanpotentiaal:

Laag cortisol

Hoog cortisol

  Een acute verhoging van de cortisolspiegel zorgt voor een hyperpolarizatie bij toediening

van serotonine; belangrijk in dit verband is te realiseren dat de eigenlijke hyperpolarizatie

veroorzaakt wordt door de 5HT en niet door cortisol cortisol heeft een permissief 

effect op serotonine ( hoe meer cortisol, des te duidelijker het effect van 5HT )

•  N.B.: chronisch verhoogde cortisolspiegels veroorzaken een kleinere hyperpolarizatie

bij toediening van 5HT dan acuut verhoogde spiegels

  Samenvattend:

5

Page 6: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 6/10

IV.  Psychopathogenese

N.B.: ik denk niet dat ik al te veel ontwikkelingspsychologie ( hoofdstuk 8 ) in deze

samenvatting verwerk, want het grootste deel hoef je denk ik toch niet te weten en ik heb al

erg weinig tijd om deze samenvatting te maken, dus alleen dingen die ik nuttig vind komen

erin ( stuur al je klachten naar DOS, die doen er toch niks mee )

  Om de betekeniswetenschappelijke etiologie van psychiatrische stoornissen te snappen

zijn twee modellen beschikbaar: de psychoanalyse en de leertheorie ( behaviorisme )

  Eerst de psychoanalyse: in dit model zijn ook weer een aantal theoriën/ standpunten:

• • • • • 

• • 

• 

• 

• 

topografisch gezichtspunt

structureel gezichtspunt

objectrelatietheorie

hechtingstheorie

trauma- versus conflicttheorie

  Volgens de psychoanalyse is het gedrag ( adaptief en maladaptief ) het gevolg van

onbewuste processen samen met een bepaalde genetische predispositie ( die genetischepredispositie uit zich in dit verband in het temperament )

  Volgens de psychoanalyse is het doel van de mens zich altijd optimaal te voelen; hij kan

hiertoe op twee manieren met gebeurtenissen omgaan:

coping: bewust

psychologische afweermechanismen: automatisch en onbewust; deze

afweermechanismen kunnen verdeeld worden in drie groepen:

  adaptieve afweer: b.v. lachen om jezelf, jezelf beheersen

  neurotische afweer: b.v. rationaliseren ( je gaat proberen om door logische

argumenten bepaalde gedragingen van jezelf te verklaren, terwijl je voorbijgaat

aan de eigenlijke “emotionele” oorzaak van het gedrag ), verdringen ( geen

aandacht schenken aan je eigen gevoelens/ gedachten over iets ) en vermijden  primitieve afweer: b.v. externaliseren, projectie ( je eigen gevoelens toeschrijven

aan anderen, b.v. je denkt dat iemand anders kwaad op jou is, terwijl jij eigenlijk 

kwaad op die persoon bent ), richten op jezelf ( gevoelens die je eigenlijk zou

moeten hebben ten opzichte van anderen tegen jezelf hebben ), uitageren ( meteen

handelen op je gedachten, gevoelens )

  Volgens het topografisch gezichtspunt zitten sommige psychische processen in het

onbewuste en sommige in het bewuste; het psychodynamische onbewuste is het geheel

van gedachten, verlangens, enz. die door psychologische afweermechanismen uit het

bewustzijn worden gehouden, omdat bewustzijn van die gedachten te pijnlijk zou zijn; in

het onbewuste en in het bewuste vinden andere denkprocessen plaats:

het primair procesdenken ( onbewust ) is gebaseerd op emoties, het is onlogisch, kentgeen normale tijd- en ruimteverbanden, en maakt veel gebruik van verdichtingen (

heel veel emoties of gedachten “uitbeelden” in 1 denkbeeld ) en verschuivingen ( je

emoties over iets/ iemand richten op iets/ iemand anders die neutraler is ); dit

denkproces komt o.a. in dromen naar voren

het secundair procesdenken ( bewust ): dit is het “gewoon denken”: logisch, met

normale tijd- en ruimteverbanden, gebaseerd op de realiteit

  In de psychoanalyse kan je twee standpunten innemen wat betreft de oorzaken van

psychiatrische klachten:

traumatheorie: psychische klachten zijn het gevolg van ernstige trauma’s die een

patiënt doorleefd heeft maar die hij niet meer weet ( verdringing ); een aanhanger

hiervan was Janet

6

Page 7: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 7/10

• 

• • • 

• 

• 

• 

conflicttheorie: psychische klachten zijn het gevolg van inwendige conflicten ( b.v.

tussen geweten en driftleven ); een aanhanger hiervan was Freud

  Binnen de conflicttheorie nam Freud dus eerst het topografische gezichtspunt

( onderverdeling in bewust, voorbewust en onbewust; het voorbewuste bevat die

gedachten, gevoelens, enz. die eigenlijk onbewust zijn maar wel bewust kunnen worden

als ze nodig zijn ) in, en later het structurele gezichtspunt: in de geest zijn eigenlijk driestructuren bepalend zijn voor het uiteindelijk gedrag:

superego ( grotendeels onbewust ): het geweten, de normen en waarden en het ego-

ideaal ( waarin aangegeven is wat een persoon wil bereiken en waar hij/ zij naar moet

streven )

id: alle onbewuste driften, lusten, enz.

ego: het netto-effect van superego en id alles wat een persoon denkt, doet, bewust

wil, enz. ( dit ego is grotendeels voorbewust )

  Volgens Freud zijn er in de ontwikkeling van een kind drie fasen te onderscheiden, die

ieder een andere “lust” en andere psychische functies vertegenwoordigen; ook hangen ze

alle drie samen met bepaalde gebeurtenissen in de opvoeding:

orale fase ( ongeveer eerste anderhalf jaar ): in deze fase krijgt een baby vooral genot

via het mondgebied ( o.a. bij borstvoeding ); psychische functies van het kind in deze

periode zijn het ontvangen ( passief ) en het nemen ( actief ); bij gebrek aan een

goede ontwikkeling in de orale fase kunnen mensen later sterk afhankelijk zijn en

altijd hunkeren naar verzorging, bescherming en liefde

anale fase ( ca. 18 maanden tot 3 jaar ): belangrijkste genotsgebied in deze periode ishet gebied rond de anus ( bijv. bij zindelijkheidstraining ); psychische functies die

zich hier ontwikkelen zijn het loslaten ( passief ) en het geven ( actief ); ook begint

het kind een gevoel van controle over verschillende aspecten van zijn/ haar leven te

ontwikkelen; latere problemen die gebaseerd zijn op de ontwikkeling in deze fase

hebben dan ook vaak te maken met besluiteloosheid of niet kunnen weigeren ( het

gevoel dat je iets ondergaat terwijl je het helemaal niet wil maar er toch niets tegen

kan doen )

genitale/ oedipale fase ( ca. 3-6 jaar ): belangrijk genotsgebied in deze periode zijn de

genitaliën; in deze periode krijgt het kind een gevoel van zelfstandigheid en gaat het

veel meer zelf het initiatief nemen; belangrijk is ook het Oedipuscomplex, waarbij het

kind wil dat de ouder van het tegenovergestelde geslacht op dezelfde “bijzondere”

manier van hem/ haar ( het kind dus ) gaat houden als van de ouder van hetzelfdegeslacht; je krijgt dus een gevoel van rivaliteit tussen zoon en vader of tussen dochter

7

Page 8: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 8/10

en moeder; als dit Oedipuscomplex niet goed opgelost wordt (gaat normaliter

vanzelf), kan je een situatie krijgen waarin een patiënt ook op latere leeftijd gaat

concurreren met de ouder van hetzelfde geslacht

  Een andere psychoanalytische theorie is de objectrelatie theorie, waarin uitgegaan wordt

van de ontwikkeling van bepaalde vormen van relaties ten aanzien van objecten/ 

personen; belangrijke namen in dit verband zijn de heren Spitz en Mahler; de

verschillende fasen die in deze theorie worden onderscheiden zijn:

• • 

• 

• • 

• 

normale autisme ( eerste paar weken ): het kind neemt voornamelijk interne stimuli

waar en maar heel weinig van zijn omgeving

normale symbiose ( vanaf maand 2 ): het kind is zich bewust van de aanwezigheid

van de moeder als iemand die ervoor zorgt dat er voldaan wordt aan alle behoeften

van het kind, maar het kind ziet de moeder niet als apart van hem-/haarzelf maar als

een deel

separatie-individuatie ( vanaf maand 5 ): hiermee eindigt de periode van

“nondifferentiatie” ( kenmerkend voor de eerste twee fasen ); deze periode kent 4

subfasen:

 differentiatie ( maanden 5-7 ): toenemende verkenning van het gezicht van demoeder; vergelijking van de moeder met andere mensen, voorwerpen en die

mensen of voorwerpen bestempelen als onbekend of bekend

  oefenen ( maanden 7-16 ): snelle toename van motorische functies (o.a. kruipen);

het kind begint zijn omgeving te verkennen maar keert steeds terug naar de

moeder ( “thuisbasis” ) om even uit te rusten en zichzelf ervan te verzekeren dat

ze er is; in deze fase maifesteert zich dan ook de “separation anxiety”

  rapprochement ( maanden 16-24 ): gekenmerkt door ambitendens: kind wil

geholpen worden door de moeder als dat nodig is maar wil ook zijn/ haar eigen

onafhankelijkheid en zelf-controle behouden

  object constancy: kind is zich bewust van eigen onvolmaaktheden en beperkingen

maar ontwikkelt toch een positief zelfbeeld; ontwikkeling van positief beeld van

de moeder, hoewel ze soms als frustrerend en teleurstellend wordt ervaren ( kindziet in dat moeder ook een eigen leven heeft ); toegenomen tolerantie voor

scheiding van de moeder

  Psychopathologie volgens de objectrelatietheorie ontwikkelt zich door passieve

verwaarlozing

  Volgens de hechtingstheorie is de ontwikkeling van een hechting belangrijk om later

goede relaties op te bouwen en vertrouwen te krijgen/ behouden in andere personen;

volgens deze theorie bestaan er een aantal hechtingsstylen:

veilige gehechtheid: uit zich in angstigheid van het kind bij scheiding van de moeder,

maar kind laat zich weer troosten als de moeder terug is

onveilige gehechtheid: verschillende vormen:

  vermijdende gehechtheid: kind laat niets blijken bij scheiding van de moedermaar heeft wel verhoogde hartslag, bloeddruk, cortisolspiegel, enz.

  angstig-ambivalente gehechtheid: kind angstig bij scheiding, maar laat zich niet

troosten als moeder er weer is

  ongeoordende gehechtheid

  Zelfpsychologie gaat uit van het zelfbeeld dat een persoon in de loop van de tijd

ontwikkelt; bij narcissistische personen is dit zelfbeeld gebrekkig en zijn ze dus de hele

tijd op zoek naar aandacht, macht, geld, enz. om dat beeld volledig te maken

  En dan nu de leertheoriën ( behaviorisme ): deze mensen vinden dat gedrag bepaald wordt

door een combinatie van leerervaringen en genetsiche predispositie; het behaviorisme

richt zich voornamelijk op objectief meetbaar gedrag ( psychoanalyse richt zich juist op

subjectieve gevoelens ); ook hier zijn een aantal modellen opgesteld:

klassieke of respondante conditionering ( Pavlov )

8

Page 9: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 9/10

• • 

• • • • 

operante conditionering ( Skinner )

sociale leertheorie ( Bandura )

  Bij klassieke conditionering wordt gebruik gemaakt van een stimulus dat bepaald gedrag

veroorzaakt:

  Eerst is er een stimulus dat geen gedrag veroorzaakt ( neutrale stimulus ); een ander

stimulus ( ongeconditioneerde stimulus ) veroorzaakt dit gedrag ( ongeconditioneerd

gedrag ) wel; nu wordt zowel de neutrale stimulus als de ongeconditioneerde stimulus

tegelijkertijd “toegediend” aan de persoon; je krijgt dan natuurlijk het ongeconditoneerde

gedrag; na een tijdje zal je echter zien dat de stimulus die eerst neutraal was nu ook hetgedrag opwekt ( de stimulus heet nu de geconditioneerde stimulus en het hierdoor

opgewekte gedrag is geconditioneerd gedrag ); als je echter gedurende lange tijd alleen de

geconditioneerde stimulus toedient, zal het geconditioneerde gedrag afnemen extinctie

( vorm van deconditionering )

CS moet zijn: CR

  Operante conditionering gaat uit van gedrag dat bepaalde consequenties heeft, die het

gedrag versterken of verzwakken; de consequenties van het gedrag kunnen vier vormen

hebben:

positieve bekrachtiging: toediening van een aangename stimulus

negatieve bekrachtiging: het wegnemen van een onaangename stimulus

positieve straf: het toedienen van een onaangename stimulus

negatieve straf: het wegnemen van een aangename stimulus

9

Page 10: samenvatting psychopathologie

5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 10/10

  Belangrijk hierbij is contingentie: de consequentie moet alleen volgen op dat gedrag en

niet op ander gedrag; daarnaast is het ook beter als de consequentie meteen op het gedrag

volgt

  Bij operante conditioneren zijn bepaalde signalen ook van belang:

• • 

• • • 

discriminatieve signalen ( SD

): geven aan dat er een grotere kans op bekrachtiging is

bij hun aanwezigheid; het gedrag zal dan ook vaker plaatsvinden in aanwezigheid vandiscriminatieve signalen

SΔ: geeft aan dat er geen bekrachtiging zal plaatsvinden bij hun aanwezigheid

  De sociale leertheorie stelt dat gedrag niet alleen bepaald wordt door contingente

leerervaringen, maar ook door verwachtingen van de effecten van bepaald gedrag en door

de sociale omgeving; gedrag wordt hier op een aantal manieren beïnvloed:

modelleren: leren door het gedrag van anderen en de consequenties van dat gedrag te

observeren

zelf-regulatie: de mogelijkheid om zelf je gedrag te observeren ( monitoring ), te

evalueren ( judgement of zelf-evaluatie ) en aan te passen ( zelf-reactie )

zelf-effectiviteit: het oordeel van mensen over hun eigenlijk capaciteiten en

mogelijkheden; er zijn 4 bronnen van informatie die de zelf-effectiviteit beïnvloeden:

  succes-ervaringen toename van zelf-effectiviteit

  ervaringen waarin anderen gezien worden die over bepaalde capaciteiten

beschikken om iets te doen

  verbale overreding

  fysiologische toestand: als iemand niet opeens merkt dat hij sneller gaat

ademhalen of dat zijn hart sneller/ harder gaat kloppen, denkt hij dat hij beter in

staat is bepaald werk te verrichten

  Over cognitieve therapie zeg ik niks, want dat staat niet duidelijk in het boek en je krijgt

er een werkgroep over

10