Samenvatting MG 2 (deel I)

40
Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2 de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf SAMENVATTING MUZIEKGESCHIEDENIS TWEEDE BACHELOR, EERSTE DEEL (JANUARI) DEEL 1 : OUDHEID 1.Griekenland Situering - Athene, Rhodos, Egeïsche zee en de Cycladen op een blinde kaart kunnen aanduiden. Griekenland : - Behoort tot Balkan (rand van Europa) - 3 keer zo groot als Nederland - opp. 131.945 km² - 15.000 km kust - 3 delen: vasteland, Peloponnesos, honderden Griekse eilanden - 11 milj. Inwoners die vooral in Athene en het kustgebied wonen. - Zeer gevarieerd landschap: gebergten, valleien, rivieren, rafelige kustlijn - Milde winters en subtropische warme zomers - “Meltemia” (zomerse koele wind) - voorjaar = beste bezoektijd - Acropolis = grootste attractie - Kreta = grootste eiland (bekend: Knossos) - Rhodos = bloemeneiland - Eten = citroensoep, wijnbladeren met rijst, feta - Olympische spelen (werden al meer dan 1000 jaar geleden in Olympos gehouden) - Olympus en Olympia op een blinde kaart kunnen aanduiden. Waarvoor is de Olympus zo belangrijk? Het is de woonplaats van de “Olympische” goden. Hij bevindt zich in Noord-Griekenland en is 2997m hoog. Waar ligt de stad Olympia? In de vruchtbare vlakte van NW-Peloponnesos = de plaats van de spelen ter ere van de Olympische Zeus. Wat betekent ‘Acropolis’? Stad op de heuvel. Burcht. Akros = scherp, polis = stad. Elke stad 1

Transcript of Samenvatting MG 2 (deel I)

Page 1: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

SAMENVATTING MUZIEKGESCHIEDENIS TWEEDE BACHELOR, EERSTE DEEL (JANUARI)

DEEL 1 : OUDHEID

1. Griekenland

Situering

- Athene, Rhodos, Egeïsche zee en de Cycladen op een blinde kaart kunnen aanduiden.

Griekenland :- Behoort tot Balkan (rand van Europa)- 3 keer zo groot als Nederland- opp. 131.945 km²- 15.000 km kust- 3 delen: vasteland, Peloponnesos, honderden Griekse eilanden- 11 milj. Inwoners die vooral in Athene en het kustgebied wonen.- Zeer gevarieerd landschap: gebergten, valleien, rivieren, rafelige kustlijn- Milde winters en subtropische warme zomers- “Meltemia” (zomerse koele wind)- voorjaar = beste bezoektijd- Acropolis = grootste attractie- Kreta = grootste eiland (bekend: Knossos)- Rhodos = bloemeneiland- Eten = citroensoep, wijnbladeren met rijst, feta- Olympische spelen (werden al meer dan 1000 jaar geleden in Olympos gehouden)

- Olympus en Olympia op een blinde kaart kunnen aanduiden.

Waarvoor is de Olympus zo belangrijk?Het is de woonplaats van de “Olympische” goden. Hij bevindt zich in Noord-Griekenland en is 2997m hoog.

Waar ligt de stad Olympia?In de vruchtbare vlakte van NW-Peloponnesos = de plaats van de spelen ter ere van de Olympische Zeus.

Wat betekent ‘Acropolis’?Stad op de heuvel. Burcht. Akros = scherp, polis = stad. Elke stad had zijn acropolis, maar die van Athene is bekend geworden omdat daar het parthenon gebouwd is.

Muziek in de Griekse oudheid

Wat is er te vertellen over de muziek uit de Griekse oudheid?

- Zeer weinig. Weinig bewaard. Fragmentair.- De eertse Delphinische hymne aan Apollo

Invloed van de Grieken op de verdere muziek in West-Europa

1

Page 2: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

1. Muziektheorie- Hiervan is vrij veel overgeleverd, vooral in de persoon van Aristoxenos, een leerling

van Aristoteles.- Hij liet het omvangrijke (onvoltooide) geschrift over de Griekse muziektheorie na =

“Elementen van de harmonie” (ca. 330 v. Chr.)- Hij beschouwt en waardeert muziek vanuit een autonoom punt: het wezen van de

muziek berust niet op het abstracte getal of het afzonderlijke getal, maar wel op de melodie.

- Ook de mathematische grondslag van de filosoof Pythagoras was belangrijk- Hij heeft veel geleerd over het verband tussen muzikale intervallen en rationele

verhoudingen van de Babyloniërs.- Gebruik van het monochord (lett. één snaar). Getallenverhoudingen van de diverse

intervallen.(helft ve snaar: octaaf, 2/3: kwint, ¾: kwart, 4/5: grote terts). Pythagoras brengt deze wiskundige verhoudingen ook in vervand met de structuur van het hele universum.

- “Muziek der sferen”- Ethische invloed van muziek op de mens

Toonstelsel

- Het dalende tetrachord = basis vh Griekse toonstelsel- Phormyx (4-snarig): 4 snaren omspannen het tetrachord, een reine kwart die als een

consonant interval werd beschouwd.- Het tertrachord kan op verschillende manieren ingevuld worden met twee

beweeglijke noten, die 3 genera opleveren: diatonisch (a-g-f-e), chromatisch (a-fis-f-e) en enharmonisch (a-f-e+1/4 toon-e). Let op! Deze termen zijn niet vergelijkbaar met de moderne inhoud ervan! Het zijn kleuringen in functie van de subjectieve expressie.

- Op basis van het tetrachord wordt in de loop van de 4de eeuw het diatonische systema teleion opgesteld. Vooral met het oog op bruikbare terminologie.

- 2 tetrachorden kan men op verschillende manieren combineren: conjunct of disjunct. Als de laatste noot van het ene tetrachord de eerste is van het volgende = conjunct. Wanneer ze gescheiden zijn door een hele toon = disjunct.

- Aaneenrijging van conjuncte en disjuncte tetrachorden = systema teleion.- Systema teleion = volmaakt of perfect toonsysteem met 2 paren conjuncte

tetrachorden die disjunct zijn samengevoegd. Er is een toegevoegde noot of proslambanomenos (A) nodig om een dubbeloctaaf te hebben.

- Afhankelijk van hun positie binnen het systeem hebben de tetrachorden aparte namen.

- Het systeem is relatief van toonhoogte. Je kan dus op elke toontrap starten. Dit noemen we tonoi of toonaarden.

- De centrale toon (mese) speelt belangrijke rol in de Griekse melodievorming.- Het octaaf kan voorkomen in verschillende octaafspecies die de basis vormen

voor de harmoniae. Wij spreken van modi. Ze krijgen elk een naam (dorisch,…). Deze namen geven uiting aan bepaalde eigenschappen bij het musiceren van bepaalde volkeren uit Klein-Azië.

- Dit perfecte systeem omvat dus 2 octaven met de Dorische modus als centrum. Uitgebreid naar boven = hyper, uitgebreid naar beneden = hypo met een ineengrijpend tetrachord + naar onderen een bijgevoegde noot.

2

Page 3: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

Ritme

- Ritme is verbonden aan versvoeten- 2 basislengten: en langkort Vb:- Jambe of kortlange voet: 'verbrand’)(- Dactylus of voorlange voet (‘hameren’)- Anapest of achterlange voet (‘begeleid’)- Trocheus of langkorte voet (‘klokken klinken’)- Spondeus of tweelange voet (‘voorhoofd’)- Amfibrachus of aan weerszijden kort (‘stadium’)- Tribrachus of drie kort

Termen

Veel termen die we nu hanteren stammen van de Grieken: muziek, melodie, ritme,…

Muzieknotatie

- De verschillende tonen worden aangeduid met letters.- Er bestaat een instrumentale en recentere vocale notatie. De vocale maakt gebruik

van de 24 letters van het Ionische alfabet.

1. Instrumenten

- Griekse muziek onderging Aziatische invloed. Dat blijkt uit het gebruik van de instrumenten (lier, aulos) en de benamingen als Frygisch en Lydisch.

- Lier en aulos = belangrijkste chordo- en aërofoon.- Het vroegste Greikse liertype is de phorminx, instrument met 4 snaren. Wordt

herhaaldelijk door Homeros vermeld. Zijn epen werden gezongen door proffesionele minnestrelen die zichzeld begeleidden. Al vroeg werd het aantal snaren uitgebreid tot het klassieke zevental. Dan ontwikkeld zich de grote lier, de kithara. Dit is een instrument met een houten doosvormig klanklichaam, zware armen die vaak in het verlengde liggen van de klankkast, en een dunne dwarsbalk bovenaan. Dit instrument wordt geassocieerd met Apollo en wordt vooral door professionele musici bespeeld. Het aantal snaren wordt nog verhoogd tot 12 snaren en meer.

- Amateurinstrument = Lyra. Kleiner van formaat, schaalvormige klankkast (waarop aanvankelijk een schildpadschild was bevestigd). De armen waren gebogen zoals de hoorns van een rund. Volgens de Homerische hymne aan Mercurius vervaardigde de jonge Mercurius (of Hermes) de eerste lier met een schildpadschild en hoorns van een antilope waaraan hij een houten dwarsbalk bevestigde.

- Kitharaspeler wordt staand afgebeeld, de lyraspeler zittend.- Bij beide instrumenten: linker hand tegen de snaren, rechter hand bediend het

plectrum.- Kithara komt vooral voor in wedstrijden tijdens feesten te ere van Apollo. (Pythische

spelen in Delphi: kitharodia = solozingen met kitharabegeleiding)- Variant van de lier = barbiton of barbitos (klein klanklichaam en lange divergerende

armen die boven bijna samen komen en verbonden worden door een kleine dwarsbalk.

Liertypes: phormynx, kithara, lyra, barbitos of barbitonAulostypesHoekharpLuitSyrinx (panfluit)

3

Page 4: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

Salpinxdiofonen: cimbels (kymbala), handklappers (krotala), tamboerijn (tympanon)

1. Mythologie

De Griekse goden hebben nooit bestaan. Het draarde gewoon om menselijke principes en psychologische prosessen. Daar werden verhalen rond bedacht en personen bij verzonnen. Elk persoon stond symbool vor een menselijk principe. Men wilde iets duidelijk maken. Het ging er niet om of het ‘echt gebeurd’ was. Alleen de boodschap, onderliggende waarde was van belang. Zo ontstonden mythologische verhalen.Pas 400 v. Chr. Onstond de wens naar geschiedschrijving: vastleggen wat er feiteliijk was gebeurd. Herodotos = eerste geschiedschrijver.

- mythos-verhaal (boodschap)- logos-verhaal (waarheid)

Griekse mythologie is ook terug te vinden in de verdere muziekgeschiedenis (Vb: ‘Orpheus en Euridice’ dat voor tal van schrijvers en componisten tot onderwerp dient)

De oorsprong van muziek werd in het Oude Griekenland ook als iets bovennatuurlijks bekeken.- sterke emoties die muziek kan opwekken- muziek stond bij natuurvolken en in oude culturen in dienst van cultus en magie- bovennatuurlijke werking kan geleid hebben tot de gedachte aan een

bovennatuurlijke oorsprong.- Orpheus, Apollo of Olympus worden beschouwd als de scheppers van de

muziek.- Oorsprong van muziek = goddelijk geschenk of ontdekking. De muziek was er

plots en volledig. Dit in tegenstrijd met de werkelijkheid: muziek is, zoals de meeste cultuurverschijnselen, geleidelijk ontstaan.

1. Ethosleer

- Pythagoras: oergrond = getal- Wat de menselijke ziel goddelijk maakt = verstand of de rede. De rede kan alleen

functioneren in de ordening. Alles wat orde heeft, heeft een mathematische grondslag. Wat getalsmatig te benaderen is, heeft een werkelijkheidswaarde.

- Vorm = goed en mannelijk, Materie = slecht en vrouwelijk- Muziek = afspiegeling van de wereldordening. Omgekeerd heeft ze ook invloed op

het gemoed en karakter van de mensen. Ze wordt een morele en sociale factor. In het openbare leven en in de opvoeding moet men daar rekening mee houden.

- De ethosleer zegt dat muziek wiskundig bepaald wordt en dat muziek ook een kracht was die het universum kon beïnvloeden.

- Aristoteles zegt: muziek = weergave van de gemoedstoestanden van de mens. Wie goede muziek beluisterd, wordt een goed mens.

- Plato en Aristoteles waren ook van mening dat de goede mens zou voortkomen uit een school waar L.O (lichamelijke discipline) en M.O (geestelijke discipline) de belangrijkste elementen zijn.

- Vooral Plato hecht veel waarde aan de sociale en ethische dimensie van muziek. Muziek = morele kracht uit het lichaam en bouwt de ziel evenwichtig uit zodat de mens er beter van wordt. Die kracht is vooral verbonden aan de keuze van modus en ritme.

4

Page 5: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

1. Rome

- Het muziekleven in Rome kent een hoge bloei, zowel religieus (diverse cultussen) als wereldlijk (theater, private concerten).

- Veel vreemde musici: Etruskische, Griekse en Oosterse.- De romeinen nemen van hen verschillende dingen over:

o Etrusken (overheersten Italië voor Romes opkomst): militaire muziekinstrumenten (oa. Tuba (trompet), de lituus (hoorn met gebogen klankbeker), cornu (uit hoorn, later uit brons).

o Grieken: muziektheorie, bepaalde instrumenten en elementen uit de tragedies die we terug vinden in de in Rome geliefde komedies (gezongen monodie begeleid op tibiae).

o Oosten: populaire cultussen (vb. Isiscultus uit Egypte), Syrische en Alexandrijnse dansers en musici voor pantomime (mythologisch of dramatisch verhaal in gebaren en gelaatsuitdrukkingen) die vooral in de smaak valt bij de elite. Meer volks is de mime met komisch-realistische scènes uit het dagelijkse leven.

- Spectaculaire nieuwkomer = waterorgel of hydraulos (midden 3de eeuw v. Chr). Ze wordt toegeschreven aan Ktesibios, een ingenieur uit Alexandrië. Twee pompen met een ventiel zorgen voor de lucht toevoer. Ter voorkoming van onregelmatigheden wordt de samengeperste lucht in een metalen reservoir geleid. Dit reservoir is aan de onderkant open en staat in een groter reservoir dat met water gevuld is. De lucht drukt het water naar onder. Het water stijgt in het buitenste reservoir en zet de lucht in het binnenste reservoir onder gelijkmatige druk totdat het waterpeil in beide reservoirs gelijk is. Het orgel klinkt luid en is geliefd in het amfitheater.

1. Joden- en Christendom

A) Jodendom en Eerste Testament

Na de uittocht uit Egypte in ca. 1200 v. Chr. Vestigden de Joden zich in Kanaän (Palestina ten westen van de Jordaan) aan de oostkust van de Middellandse zee. De bewogen geschiedenis van de joden is neergeschreven in het Oude of Eerste Testament.Van de volkeren en stammen in het Nabije Oosten vereren enkel de Joden één god: Jahweh. Jeruzalem is het religieuze centrum. Hieraan is een groep proffesionele musici verbonden: zangers (levieten) en instrumentalisten. De psalmen zijn gedichten. Een opvallend kenmerk ervan is het parallellisme: elke versregel bestaat uit twee of meer leden die inhoudelijk of vormelijk met elkaar overeenkomen, parallel lopen met elkaar. Het ‘gedachtenrijm’ blijft ook in vertaling goed herkenbaar.Na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem door de Romeinen in ca. 70 na Chr. Wordt de instrumentale muziek geweerd.

B) Christendom en Tweede Testament

Het Christendom wordt geboren in de Grieks-Latijnse wereld van het Romeinse Rijk. Na Jezus’ kruisdood en verrijzenis ontstaat binnen het Jodendom een sekte met volgelingen van Jezus Christus. We weten weinig over hoe de christelijke liturgie toen werd gevierd. Het Christendom groeit in het verborgene, in de marge van de Romeinse samenleving.

5

Page 6: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

Aanvankelijk stelt die zich tolerant op, maar in de derde eeuw worden de Christenen vervolgd. In 1313 vindt er een totale omslag plaats van de maatschappelijke positie van de kerk. Met de komst van keizer Constantijn de Grote wordt het christendom de officiële godsdienst van het Romeinse rijk. Het Edict van Milaan maakt voor het tot dan toe bedreigde christendom plotseling de weg vrij om uitgeroepen te worden tot staatsgodsdienst.

Het begin van de christelijke literatuurgeschiedenis is gemarkeerd door het Tweede Testament. Daarin vinden we aanwijzingen over samenkomsten van de christenen. Ook voorbeelden van gebeden en gezangen.De Joodse synagoge blijft sterk nawerken in de opbouw van de liturgie, in de kalender, instrumentenverbod, het voortleven van een aantal muzikale vormen.In de vroeg christelijke kerken zingt men improvisatorisch: spontane lofzang of hymne naast tekstloze en vreugdevolle vocalise of jubilus (die aan de basis ligt van het melismatische alleluia). Daarnaast zingt men psalmen en reciteert men lezingen.

6

Page 7: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

DEEL 2: DE MIDDELEEUWEN

Situering

Einde 15de eeuw: ME = periode tussen de oudheid en de herleving daarvan in hun eigen tijd. Zij idealiseerden de Grieks-Romeinse, klassieke oudheid en beleven de wedergeboorte (renaissance) van die klassieken. De eeuwen die hen van de echte Oudheid scheiden bestempelen ze als een duistere tussentijd: de ME.Langzamerhand ontwikkeld zich naast een negatief oordeel een positieve waardering voor de ME. Vanaf de Romantiek (19de eeuw), waar men deze periode idealiseert. Men legt de nadruk op ‘volk’ en ‘natie’, waarvan de wortels in de ME liggen.

Belangrijke factoren in de overgang van RR na ME:- Monotheïsme ipv polytheïsme met een strek stempel op de maatschappelijke en

bestuurlijke organistatie.- 3 centra ipv 1 machtscentrum: RR (Grieks gebied), Zuiden (Arabisch-Islamitisch

gebied), Westen (Franken)

Voor de cultuurgeschiedenis van Europa is de opkomst van de intellectueel van onschatbare waarde. In de 12de eeuw begint hij zich duidelijk te manifesteren naast de priester en de monnik. Ontstaan van de universiteit (een gilde van meesters en leerlingen) speelt hierbij een grote rol. De eerste universiteiten (Parijs, Montpellier, Bologna) bestaan uit ondderwijsinstellingen, zoals een kathedraalschool. Door de opkomst van de universiteiten verliezen de kathedraalscholen hun beste leerkrachten. Ze concentreerden zich dan vooral op de praktische dienst van de zielzorg. Ze richten ‘chorales’ op.De nieuwe hogere instellingen dragen de naam ‘studium generale’. Later komen nieuwe universiteiten tot stand op initiatief van wereldlijke en/of kerklijke autoriteiten. Vooral de 13de eeuw is de tijd van de universiteiten, het is de eeuw van de gilden (de opkomende steden bereiken de fase van institutionalisering).De naam universiteit (universitas: gemeenschap van docenten en studenten) vervangt geleidelijk de oorspronkelijke naam ‘studium generale’.

ME universiteit: 4 faculteiten met aan het hoofd een decaan- Artes (basisfaculteit)- Rechten- Geneeskunde- Theologie (hogere faculteiten)

Universiteit = beroepsopleiding (aan wetenschappelijk onderzoek wordt amper gedaan)Men hanteert als methode ‘scholastiek’: denken in een vak waarvan de wetten nauwgezet zijn vastgelegd. De ‘quaestio’ is het hart van deze methode: een denkinhoud die de vorm heeft van een tweeledige vraagstelling waarvan het ene lid bevestigd is en het andere ontkennend (‘Is a gelijk aan b, of niet?’Thomas van Aquino is nauw verbonden met de scholastiek. Zijn belangrijkste werk is de ‘Summa theologiae of theologica’

7

Page 8: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

TE ONTHOUDEN OVER DE ME:- de beheersing van het geestesleven door de Latijnse kerk, olv het pausdom dat

ook op politiek en maatschappelijk vlak een voorname rol vervult- de gebondenheid ven het denken aan bepaalde gezaghebbende teksten- het internationaal karakter van het intellectuele leven: algameen gebruik van - het Latijn en de internationale geldigheid van de universitaire titels.- het gezalfde koningschap en feodale erfelijke monarchie.- de gebondenheid aan de stand waartoe men behoort.- Het uitgesproken agrarisch (landelijk) karakter van de economie, de zeer kleine

steden en de geringe industriële activiteit.

Muziek in de ME

- Geen op zichzelf staand gegeven- Plaats in het grote spirituele bouwwerk dat de ME theoloog optrekt met de

bouwstenen van het pythagorisch-platonisch denken.- De opbouw van de muziek is helemaal bepaald door een allesomvattend

wereldbeeld.- In de eerste plaats is muziek een wetenschap, pas in de tweede plaats een kunst

van zingen en spelen.- De septem artes liberales ademen dezelfde geest (uitleg p. iii!Kei-ingewikkeld!)- 3 verschillende soorten muziek (theoretische weerslag van Boëthius, ‘Institutione

musica’). Hierin legt hij de wiskundige basis voor de muziektheorie vast. Eerste deel: ethosleer volgens Plato. In de volgende delen beschrijft B. de soorten muziek: Musica mundana, musica humana, musica instrumentalis.

MM:- aarde, hemel en planeten.- Onhoorbaar- Komt van kosmische trillingen die sterren en planeten zoemend met elkaar in

evenwicht houden.- ‘muziek van de wereld’ of ‘harmonie der sferen’- Weergave van de visie van Pythagoras (wereld gebaseerd op getallenleer)- Volgens de theorie van Pythagoras en Plato correspondeert de beweging van de

sterren met de muzikale harmonie en harmonie van de menselijke geest.- Musicus = kosmoloog- De 7 tonen van de toonladder waren een uiting van de toonhoogten die werden

voortgebracht door de draaiing van de zeven planeetbollen (sferen)

MH:- muziek van de mens- harmonie tussen lichaam en geest- alleen de heilige, vocale muziek (door de menselijke stem voortgebracht) kan voor

deze harmonie zorgen.- Gezongen, éénstemmige muziek zonder begeleiding = muziek van de kerk

(geloofsbeleiding, verheerlijking van Gods woord)- Alleen gezongen muziek kon het karakter en de moraal van de mensen gunstig

beïnvloeden.

MI- instrumentale muziek- symbool voor de duivel, het kwaad (vrij lang verboden in de kerk)

De evolutie van muziek doorheen de ME

8

Page 9: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

A) Merovingisch Tijdvak (476-800)

Organisatie van het christelijk Latijns kerkgezang- Gregoriaans (apart deel!!!)- Uiteraard heeft het christelijk Latijns kerkgezang in deze periode al een geschiedenis

achter zich, het gregoriaans ontstaat pas rond 800.

A) Karolingisch (800-1000) en Romaans (1000-1160) Tijdvak

1. Nieuwe melodieën in de eenstemmige muziek

Gregoriaans: trope en sequentia

Omdat het gregoriaans repertorium liturgisch voltooid is en in het notenschrift een systeem is gevonden en uitgewerkt om ook te bewaren, gaat men op zoek naar nieuwe scheppingen op het gebied van teksten en muzikale vormen: de trope en sequentia ontstaan. De redenen daarvoor zijn:- meer persoonlijke uitdrukkingsvormen zonder de officiële teksten en melodieën opzij

te schuiven.- Uitbreiding van het repertoire van de schola’s.- Ondersteuning van devotiemomenten buiten de officiële vieringen en plaatselijke

feesten + uitbeelding van wat in de liturgie gevierd wordt.Zowel de trope als de sequentia gaan uit van de poging om het gregoriaans makkelijker te maken (Zowel om te zingen als om te begrijpen) door het plaatsen van woorden onder, voor of tussen bestaande melodieën.

TROPE

Tropos = wending of toelichtingEen trope wil een bepaald gezang uitleggen of uitdiepen, of teksten voorzien voor een bepaald feest.

Tekstuele tropering:- mnemotechnisch middel of geheugensteun om de lange melismen te onthouden.- Syllabisch- Aan de noten van het oorspronkelijke gezang wordt niets veranderd- Het syllabische benadrukt meer het ritme dan het melismatische- Door de tekst wordt het gezang levendiger en inhoudelijk minder abstract

Tekstueel-muzikale tropering:- Tekst en muziek worden aan het gezang toegevoegd in de vorm van een inleiding,

tussenvoegsel of aanhangsel.

Tropen komen in heel wat gezangen voor, maar niet in het credo. Ze gelden samen met de sequenzen als bijzondere versiering op feest- en hoogdagen.

SEQUENTIA

9

Page 10: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- Ontstaat uit het troperen van de alleluiajubilus. Later wordt het een autonoom genre.

- Dat Alleluia wordt vanaf de 6de eeuw elke zondag gezongen. Het blije en jubelende karakter vraagt om uitgebreide melismen, vooral op de jubilus (de ‘a’ aan het slot van het alleluia).

- Oorspronkelijk slaat de benaming op de tekstloze melismen op de laatste lettergreep van het alleluia.

- In het eerste stadium naar de huidige sequenzen worden de lange alleluiavocalises (sequentia) verdeeld in meerdere melodische zinnen of kernen van een tekst. In het tweede stadium betekst men het hele melisme. Het moet een prozatekst zijn omdat die afhangt van het aantal noten: sequentia cum prosa, later gewoon prosa (lange tekst) of prosula (korte tekst) of sequentia genoemd. In het derde stadium is het alleluiajubilis geen matrix meer voor de tekst. Deze wordt meer ritmisch en staat onder een vrije melodie. Ze neemt alleen nog het muzikale thema van het alleluia over. In parijs krijgt de sequentia zo al trekken van eenhymne door het veel toegepaste rijm en de metrische verzen.

- Er bestaan zo’n 5000 sequenzen. 4 hiervan (Victimae paschali laudes, Veni sancte spiritus, Lauda Sion, Dies Irae ) zijn overgebleven in de officiële liturgie door het Concilie van Trente dat ook alle tropen van de kaart heeft geveegd. Hieraan wordt nog een 5de toegevoegd: Stabat mater. De tropewoorden worden soms nog gebruikt om een gezang aan te duiden.

Een sequentia is dus een bijzondere tekstueel-muzikale trope die als nieuwe compositie fungeert binnen het proprium van de mis: na het alleluiavers of, in de missen zonder alleluia, na het tractus.

Profane muziek: planctus, liederen van de goliards en van de speellieden.

PLANCTUS

- Planctus = slaan op de borst ten teken van rouw > plangere : slaan. Luid jammeren.- Plaint (F), Klage (D), Pianto (I), Planh (Occitaans).- Treur- of klaagzang- In de ME was he teen nogal verspreid literair en muzikaal genre, zowel in het Latijn

als in de volktaal.- Verschillende types vanaf de 9de eeuw:

o Planctus in volkstaal door vrouwen gezongeno Klaag- of lijkzangen voor overledenen (vooral koningen of andere heroïsche

personages)o Germaanse klaagzangen over ballingschap en op reis zijn.o Fictieve planctus op klassiek of bijbelse thema’so Dramatische of semi-dramatische planctus van de Maagd Mariao Complaintes d’amour

- De planctus ‘Beatae Virginis Mariae’ is het belangrijkste planctustype in de 12de en 13de eeuw. Het duikt in alle landen op zowel in het latijn als in de volkstaal.

- Planctus werden zeker in de kerk gezongen. Op goede vrijdag onder het kruis.

GOLIARD- OF VAGANTENLIEDEREN

- Vaganten of goliards zijn rondtrekkende studenten, clerici en uitgetreden geestelijken die een liederlijk leventje leiden en het op hun zwerftochten graag bont maken.

- Late 10de eeuw tot midden 13de eeuw

1

Page 11: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- Liederen overwegend in Latijn, maar ook in Duits en Frans- Naast moraliserende en satirische gedichten schrijven ze ook veel liefdes- en

bedelliederen, drink-en speelliederen, dans- en lenteliederen.- Slechts enkele liederen zijn van een vage notatie voorzien.- De begeleiding fantaseren ze er zelf bij met instrumenten die op dat moment

voorhanden zijn.

SPEELLIEDEN

- Proffesionele muzikanten van de ME- Trekken rond en geven de nieuwsjes door- Leveren bijdrage tot de internationale samenhang van de muziek (groei van de suite

= een reeks dansen)- Veel beoefend genre = chansons de geste. Dit is een heldenlied: epische kroniek

over het leven, de avonturen en de dood van historische of legendarische figuren. Een heldenlied maakt gebruik van het litanietype (eenvoudige en korte melodie voortdurend herhaald). De woord-toon verhouding is syllabisch. Beide elementen moeten de aandacht van de luisteraars op de dramatiek van het verhaal richten.

- Ander genre = chante-fable. Verwant qua melodie en vorm met het chanson de geste. De verschillen zijn gelegen in het onderwerp (amoureus of moraliserend) en het afwisselen van proza- (verteld) en verssecties (gezongen).

- Het enige overgebleven vb is ‘Aucassin et Nicolette’

1. Nieuw genre: liturgisch drama en mirakelspel

2 Types religieuze drama’s:

a) Liturgisch drama- Saint Martial, Sankt Gallen en Winchester = belanrijke centra- Latijnse tekst wordt integraal op muziek gezongen- Wordt door clerici opgevoerd- Lange tijd bekeek men dit type als stamvader van het moderne toneelstuk, literair

dus. In werkelijkheid hebben we te doen met een primitieve opera.- Vb. Paasspel van Egmond

a) Drama in volkstaal- hoofdzakelijk gesproken- muziek is voornaam, maar enkel als een toevoeging- grootste actie gaat alleen uit van het gesproken woord- passende gezangen, instrumentale muziek, gregoriaans en meerstemmigheid

worden ingelast (in de overgelevere bronnen bijna nooit in muzieknotatie)- wordt opgevoerd door leken buiten de kerk- in ons taalgebied spreekt men van mysteriespelen

Uiteraard zijn er ook types die eigenschappen hebben van allebei. Zo kan men bijvoorbeeld spreken van liturgische drama’s in de volkstaal.

Al deze types zijn paraliturgisch: ze behoren niet tot de liturgie in strikte zin. Ze stellen bepaalde christelijke motieven en mysteries aanschouwelijk voor. Deze visuele voorstellingen zijn ook te vinden in de schilderijen en beeldhouwwerken van de kerken: de bijbel van de analfabeten. Muzikale voorlopers zijn de tropes die in dialoogvorm worden uitgevoerd.

Naast de religieuze zijn er ook nog de alleenstaande wereldlijke types in de volkstaal. Vanaf de 13de eeuw. Pas aan het einde van de ME is er een coherente traditie van

1

Page 12: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

wereldlijke drama’s: Engelse interludes, Franse farces en sotties,… In al deze wereldlijke spelen is de muziek bijkomstig.

1. Nieuwe techniek: ontstaan van de meerstemigheid

Er was veel tijd nodig om twee stemmen ritmisch en melodisch onafhankelijk te maken.

A) Ars Antiqua

1) Eenstemmige muziek

PROFANE MUZIEK VAN TROBARS, TROUVERES EN MINNESÄNGER

- Muziek kwam tot bloei in de streken die de bakermat zijn van de tropekunst in al haar vormen.

- Geen verwantschap tussen de Occitaanse woorden trobar en tropar.- Trobars: Guillaume IX, Bernart de Ventadorn, Raimbeut de Vaqueiras, Condesa de

Dia : Z-FR, 11-12de eeuw, Occitaans, adel- Trouvères : Richard Cœur de Lion, Adam de la Halle : N-FR, Franciaans, adel en

burgerij- Minnesänger : Walther von de Vogelweide, Wolfram von Eschenbach, Tannhäuser:

D, O, 13-14de eeuw, Duits, adel.

Troubadours of trobars zijn lyrische dichters of dichtersmusici van adellijke oorsprong die een profane, eenstemmige al of niet begeleide zangkunst ontwikkelen. Zo komt er tegenover de kerkmuziek een belangrijke wereldlijke kunst te staan.Binnen de trobars onderkent men een zekere hiërarchie vergelijkbaar met wat nu voor het Franse chanson geldt:- trobar: auteur-compositeur- trobar-joglar: auteur-compositeur-uitvoerder- joglar: uitvoerder, een alleskunstenaar die rondtrekt met de teksten van zijn trobar. De

joglar stellen de vida van hun meester op (= enige bron over leven en wer van de trobars).

Verschillende trobars:- trobar clus: gesloten of hermetische dichter- trobar ric: rijke of klankrijke dichter- trobar leu: toegankelijke of lekendichter

De tekstinhoud van de trobarpoëzie is gestandaardiseerd volgens regels van de fin’amors.De genres zijn zeer divers: alba (smart), canso (liefde), sirventes (tenso, pastorella,vida).

1

Page 13: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

Muzikale kenmerken:- melodie heeft beperkte omvang, weinig chromatiek- geen grote sprongen- er wordt vaak gebruik gemaakt van bestaande dansen- alle zes de ritmische modi zijn gebaseerd op versvoeten- ze zijn alle onderworpen aan een gemeeschappelijke tijdseenheid, nl. perfectie- verschillende vormen (litanietype, lai, rondeau, virelai, ballade, bar-vorm,…

RELIGIEUZE MUZIEK VAN DE GESELAARS: LAUDA EN GEISSLERLIEDER

Het gaat om eenstemmige religieuzeliederen in de volkstaal die uitgaan van vrome sekten, zoals de flagellanten of de geselaars.

Lauda of lauda spirituale

- ontstaan in Noord-Italië in de loop van de 13de eeuw in een golf va religieuze hysterie (oorlog, de pest, het einde van de wereld lag in zicht)

- De mensen moesten boeten voor hun zonden door in processies op te stappen en door zichzelf te geselen. De lauda kadert mee in de Franciscaanse missionering

- Vb: Zonnelied van Franciscus.- Broederschappen van laudazangers zijn laudesi.- Wie laude zingt is een joculator, een jongleur in dienst van God.- Boeken met lauden zijn laudarii, equivalenten van missaals, antifonales,… Ze

doorlopen het hele kerkelijke jaar.- Belangrijke themata: Mariaverering, geboorte, passie en verrijzenis van Christus,

heiligen, de H. Geest, goddelijke Liefde en de doodsbenadering.- Vorm is verwant met twee vormen uit de 14de eeuw: de Italiaanse ballata en et Franse

virelai: het refrein wordt herhaald na elke strofe. Er is een muzikaal verbans tussen refrein en strofe.

- Belangrijkste religieuze gezang in Italië gedurende de ME en de Renaissance. Het blijft tot de 19de eeuw populair.

- In de 16de eeuw vervult de meerstemmige lauda een belangrijke historische rol in het ontstaan van het oratorium.

- De lauda geeft ook aanleiding tot het scheppen van liturgische drama’s. (‘Donna del paradiso’)

Geisslerlieder

- Deze liederen vinden we in Duitland vanaf de 13de eeuw.- Sommige leven verder in volksliederen of duiken op in het repertoire van de

evangelische koralen via de techniek van het contrafact (tegenmaaksel).- Vb. Chronicon Hugonis sacerdotis de Rutelinga (1349)

1) Meerstemmig heid in de Parijse Notre-Dameschool

De polyfonie evolueert niet meer in de abdijen, wel in de kathedraalscholen, vooral te Parijs. Er zijn 3 muzikale hoofdtechnieken: organum, motet en conductus, naast 3 neventechnieken: hoquetus, canon en stemruil. Men blijft overwegend gebruik maken van kwint, kwart en octaaf in samenklanken terwijl de terts en de sext sporadisch optreden.

Conductus

- = begeleidingszang- 11de eeuw

1

Page 14: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- geen cantus prius factus- homoritmische ‘akkoordstijl’- tekst: metrische Latijnse verzen- dezelfde tekst in alle stemmen- 2 tot 4-stemmig- soms een melismatisch slot met instrumentaal karakter: copula of cauda genaamd.- Vb. Vetus abit littera (4stemmig anonieme conductus met Kerstmis al thema)

Organum, clausula en motet

Evolutie van parallel naar vrij melismatisch organum. Hierbij staat de vox principales onderaan en evolueert in lange notenwaarden zodat de melodische functionaliteit verwijnt. Deze stem vormt een steun voor de beweeglijke, versierde vox organalis.In de Notre-Dameschool krijgen we een eerste hoogtepunt van de vroege meerstemmigheid. We kennen twee componisten bij naam: Leoninus en Perotinus.

Door fragmenten in discanttusstijl in te lassen worden de organa gevoelig ingekort. De lengte van de kerkdienst speelde ook een rol.Op dezelfde gregoriaanse melismen, die dienden als uitgangspunt voor fragmenten in discantusstijl, worden naderhand andere, nieuwe werken gecomponeerd in discantusstijl. Een fragment in discantusstijl noemt men een clausula. - Deze fungeren als vervangstukken om alternatieven te krijgen in de vieringen. - Ze worden zowel in de organa als in de gregoriaanse melodieën ingelast. - Ze gaan een apart leven leiden en worden soms zelfs losstaand uitgevoerd. - Als zelfstandig werk wordt de clausula steeds uitgebreider met één of meer

herhalingen van de tenormelodie. - Allerlei experimenten worden uitgevoerd. (vb. hoquetustechniek bij een instrumentale

uitvoering).- Vb. Clausula op het Benedicamus Domino

Van zodra de clausula in het kielzog komt van de trope ontstaat het motet. Het ontstaat door toevoegen van een metrische tekst in het duplum.In een formule gegoten is dit:

MOTET = CLAUSULA + TEKSTUELE TROPE

- aanvankelijk in het Latijn- sluit inhoudelijk aan bij de liturgie (zo kan het motet nog zijn plaats blijven behouden

binnen het organum)- steeds meer verliest het motet zijn band met de liturgie en gaat zijn eigen weg: zowel

muzikaal als tekstueel.- De basis van een motet is steeds een (greg) cantus prius factus- Cantus komt in de tenor (lett. de houder van de melodie)- Tenor is ritmisch geordend: herhaling ve ritmisch patroon (ordo)- Tenor heeft doorgaans alleen het beginwoord (incipit) van de ontleende melodie- Componeren van duplum of motetus: verloopt in vluggere tijdwaarden en heeft eigen

melodie en tekst- Ev. Nog een stem bijvoegen: triplum met eigen ritmisch en melodisch verloop en

eigen tekst. Men spreekt soms van een dubbelmotet- Ev. Een derde stem erbij: quadruplup of driedubbelmotet- Naast de meertekstigheid is er ook de meertaligheid (verbale concordia discors)

waarbij de inhoud vaak totaal verschilt: tenor met Latijns incipit, motetus in het Frans met een liefsdesgeschiedenis en het triplum in het Latijn over de maagd Maria.

Het gaat hier duidelijk om een intellectueel spelletje!

1

Page 15: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

13de eeuw: evolutie van Motet naar Francostijl- in bovenstem: parlandostijl; Ze krijgt de meeste aandacht door de snelle ritmiek en de

versieringen.- Cantus prius factus kan uit allerlei bronnen komen: gregoriaans, tropen, sequentia’s,

instr. dansen,…- Het ritmisch ostinaat in de tenor is vaak heel kort, ofwel verloopt de tenor in motieven

van ongelijke lengte.- Vb. Aucun ont trouvé

Canon, stemruil en hoquetus

Stemruil

- Techniek ontdekt door Duitser. Men spreekt vaak van Stimmtauch- Stemruil komt overeen met een melodieruil: een techniek waarbij 2 stemmen in 2

opeenvolgende zinnen hun melodie omwisselen. Hierdoor krijg je een timbrewisseling en eenheid in de compositie.

- Vb. 3stemmig, Engelse motet ‘Alle, psallite cum luya’

Canon

- meest economische vorm van polyfonie- hetzelfde melodisch verloop in 2 of meer stemmen die na elkaar inzetten.- Vb. ‘Sumer is icumen in’, Engelse zomercanon. Een canon die gecombineerd wordt

met een pes (ostinate bas) die eveneens in 2stemmige canon wordt gezongen. Opvallend in de samenklank zijn de tertsen en de sexten.

Hoquetus

- onomatopee voor hikeffect.- Men gaat een melodie over verschillende stemmen spreiden door klank en stilte

zigzaggewijs op te stellen tussen 2 of meer stemmen.- Zeer courant in instrumentale stukken.- Vb. ‘Amor potest’ (anoniem motet) bestaat de tenor uit een sotinaat van 3 noten. Op

het einde hoor je de hoquetus tussen de 2 vocalisten.

A) 14de eeuw: Ars Nova in Frankrijk en Trecento in Italië.

1) Term

De benaming ‘Ars Nova’ komt uit het gelijknamig traktaat van de Franse componist-theoreticus Phillipe de Vitry, bisschop van Meaux.De benaming ‘Nova’ staat vooral voor de vernieuwingen in de theorie en notatie die in het traktaat voorkomen. Later gebruikt om de hele productie van deze periode te karakteriseren. Tegelijkertijd introduceert men het begrip ‘Ars Antiqua’ voor de kunst of techniek uit de 13de eeuw.

1) Globaal overzicht! Kader p. ME 25 !

1) Vernieuwingen in de Ars Nova

Ritme

1

Page 16: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- De ritmische vernieuwingen vallen samen met de ontwikkeling van het mensurale stelsel.

- Ritme komt los van de literaire modi en voert kleinere notenwaarden in.- Binair en ternair worden gelijk.

Isoritmie

- periodische herhaling of herneming van ritmische gedaantes in één of verschillende stemmen van de motetten van de 14de en vroege 15de eeuw.

- Isoritmie naar homoritmie- Talea : snede, taille: een snede met dezelfde ritmische configuratie maar met een

verschillend toonverloop.- Color: een geleding met een zelfde melodisch verloop waarbij het ritme verschilt.- Het beginsel van Talea en Color berust op veriatietechniek: de ene parameter wordt

door een ander gevarieerd. Precies zoals in het serialisme later.- Vb.

Samenklanken en stemvoering

- Men neigt naar vollere en rondere samenklanken door het gebruik van tertsen en sexten.

- Slotcadens = hol- Men bindt de stemmen meer samen, ook door stemkruisingen.- Contratenor heeft zelfde ritme als tenor. Zij vormen een harmonische ondergrond

voor de beweeglijke bovenstem: een homofone stemvoering die men balladestijl noemt.

1) Guillaume de Machaut (ca. 1300-77)= componist, dichter, secretaris van de koning van Bohemen en kannunik te Reims.

Messe de Notre Dame

- eerste mis geschreven op initiatief van een en dezelfde componist- 4-stemmig- gebaseerd op greg. Cantus prius facti (Kyrie: mis IV, gloria en credo: minus amen,

sanctus en agnus dei: mis XVII)- vrij gecomponeerd- gelijktijdige tekstdeclamatie in alle 4 stemmen in contrast met de isoritmische

motetstijl van de andere delen.- Buiten het terugkeren in alle delen van enkele melodische formules is er nog geen

éénheidsconcept te bespeuren.

Isoritmisch motet

Chanson

In de Franse Chansons vinden we een voortzetting van het chanson van de trobars en trouvères, maar nu vooral meerstemmig uitgewerkt.1350: formes fixes: ballade, rondeau en virelai verdringen het motet van het toneel. Zij zijn ontdaan van een cantus prius factus en passen nu het herhalingsprincipe toe op hele meerstemmige stukken.

Ballade

- Baller = dansen

1

Page 17: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- De meeste zijn 3stemmig- Melodisch, beweeglijke en vocale superius en de 2 begeleidende stemmen zijn

instrumentaal = balladestijl- Stemvoering kan op andere vormen worden teogepast: chanson balladée- Ballade heeft: envoi (inleiding), 3 strofen met een refrein.- Structuur van een strofe = A (ouvert) a (clos) B, gevolgd door een refreinregel C. Ht

slot van C neemt vaak de eindmaten van a over.

Virelai

- Virer = draaien, lai = gedicht. Dus Virelai = dansstuk- Van de 34 virelais van MAchaut zijn er 26 eenstemmig, 7 twee- en één 3stemmig.- Vorm heeft 7 geledingen

Rondeau

- Rondgezang of rondedans- Meestal 8 verzen met 2 verschillende melodieën: A B a1 A a2 b A B- Idee va de circelbeweging vinden we hier in een driestemmige kreeftcanon

o Triplum: zingt melodie orgineelo Cantus: zingt melodie van triplum in kreefto Tenor: zingt eigen melodie tot het midden en dan in kreeft.

Lai

- verhalend- monodisch- Enkele zijn in 3stemmige canons- Bestaat uit 12 stanze of strofen waarbij strofe 1 en 12 identiek zijn, terwijl de

tussenliggende strofen onderling verschillen.- Elke strofe heeft 2 gelijke helften van elk twee zinnen met vert-clos: vert clos vert

clos.

1) Genres en vormen in het Trecento

De italiaanse componisten van Trecento zijn vooral bezig met profane muziek. Toch zijn er ook religieuze werken.

Instrumentale dansen

- eenstemmig- types: estampida, trotto, saltarello- Vb. ‘Lamento di Tristano’, anonieme dans, toevallig opgetekend.

Vocaal-instrumentale kamermuziek:

Madrigaal

- tweestemmig- hoogtepunt: Jacopo da Bologna- Bestaat uit: 1 tot 4 stanze van elk 3 regels.- Pas na alle stofen komt een tweeregelig refrein of ritornello dat ritmisch en metrisch

contrasteert met de stanze- Bovenstem = beweglijk en virtuoos, onderstem = begeleidend maar vocaal- Elke regel bevat 11 lettergrepen

1

Page 18: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- Melismen bij aanhef en slot van elke regel met tussenin een meer syllabische stijl.- Duidelijke cadenzen bij elke zin.

Ballata

- danslied- vorm van het Franse virelai en de Italiaanse lauda door de bouw en de afwisseling R-

S- aantal strofen is wel beperkt- Er zijn 2- en 3stemmige balette- Landini schrijft er meer dan 140

Caccia

- Onderwerp heeft te maken met de jacht, later met sociale leven.- Genrestukje die beschrijvende en toonschilderende elementen bevatten, zoal

uitroepen in de vorm van onomatopeeën.- Technisch is de jacht in het notenspel aanwezig door de canontechniek tussen twee

vocale mannenpartijen waarbij de inzet van de tweede stem vaak laat komt. De canonstemmen eindigen samen. Soms is er een derde stem bijgevoegd die onafhankelijk verloopt.

- Bevat 1 strofe, meestal gevolgd door een ritornello dat in de regel ook canonisch is.

1) Johannes CICONIA: bruggenbouwer tussen ME en Renaissance= omstreeks 1370 geboren= componist en theoreticus= afkomstig uit Luik= Hij werkte ook in Avignon en PaduaHij beinvloedde de eerste Nederlandse renaissancecomponisten (Dufay bv.)Zijn stijl is een mengsel van de Franse en de Italiaanse. Dit blijkt ook uit de gemengde notatie. Progresseif is de retorisch-symbolische interpretatie zonder toepassing van echte woordschildering.Hij schreef motetten, misdelen, Franse chansons en Italiaanse balette en madrigalen.Vb. Virelai: ‘Sus un fontayne’

1

Page 19: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

EXTRA DEEL : GREGORIAANS

A) Beknopte historiek

1) Archaïsche periode (tot 590)

Tot 313

- Het vroegchristelijk gezang is een smeltkroes van invloeden. - Vanaf de 9de eeuw wordt het gezang ‘gregoriaans’ genoemd’: het is het resultaat van

een vermenging van elementen die overgenomen worden uit verschillende culturen en liturgieën van volken uit het begin van onze jaartelling.

Joodse elementen: organisatie van de liturgie van de synagoge met het

overgeleverde schriftwoord volgens een perikopensysteem; eucharistie en dagelijkse gebedsuren

reciterende solozang: directe psalmodie en lectio responsoriale psalmodie Alleluia (God zij lof) – melismen (Hebreeuwse) acclamaties zoals Amen, Alleluia, Hosanna

Syrische elementen: antifonale psalmodie hymne

Griekse elementen: Muziektheoretische aspecten Litanievorm (Kyrie bv.)

Op deze manier ontstaat er een repertoire (officie en mis) in een orale overlevering. Een breed spectrum van vormen, stijlen en genres kan zich ontvouwen.

Wat zijn de kenmerken en de bedoeling/het nut van het gregoriaans?

- Het oermateriaal van de Latijnse liturgische zang staat dicht bij het spreken. Het is een vorm van gestileerde, reciterende voordracht van gewijde teksten.

- Het gregoriaans wordt gekenmerkt door 1 belangrijke toon: de hoofdtoon van het geheel die zijn plaats heeft binnen een eenvoudige pentatonische ladder. Het recitatief verlaat deze structuurtoon alleen naar andere vaste ‘toonplaatsen’ erboven voor een accent en als stembuiging voor een cadens.

- Het gregoriaans werd niet als een gegeven van esthetisch genoegen gezien, als een grootheid op zichzelf, maar louter als een vorm van woordvoordracht. Het gaat om religieuze gemeenschapskunst. Hierbij wordt de tekst door middel van melodie en ritme geïntensifieerd en verduidelijkt tot beter verstaan en begrip van de toehoorders. De muziek staat dus geheel en al in dienst van de tekst.

- Het wezen van deze eenstemmige, diatonische vocale muziek is dan ook haar gebondenheid aan een tekst: de melodie moet in een vrije ritmiek de tekst vertolken, versieren en verklaren zodat hij gemakkelijker in het gemoed kan binnen dringen.

- Deze zuivere cultusmuziek heeft een beperkte tessituur en een middelpuntzoekende snit met overwegend kleine intervallen.

313 tot 590

Het vroegchristelijk tijdvak eindigt met de val van het Romeinse Rijk in 476. Niet de staat maar de kerk wordt in het Westen de autoriteit.Vanaf de 4de eeuw is het Latijn de voertaal van de westerse christenen.

1

Page 20: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

Wanneer de christelijke kerk de kerk van de staat wordt, ontwikkelen zich eigen vormen van liturgie. Regionale tradities of dialecten met eigen riten, gezangen en ceremonieën die afwijken van de Romeinse. Naast invloeden van eigen cultuur en piritualiteit en de soms grote afstand van het centrum Rome, zijn er nog andere oorzaken voor deze ontwikkeling:

- De houding van het Romeinse keizerrijk verandert tegenover het christendom. Christenen en kerken nemen toe. Het grondplan van de kerk is de Romeinse basilica (plan in cursus p. 3!). Er kwam ook centraalbouw voor (kerk rond een middelpunt gebouwd). Sindsdien worden ook christenen tot ambtenaren benoemd in soms ver afgelegen gebieden van het rijk. Resultaat: territoriale uitgroei vd kerk + liturgie w erg gevoelig voor lokale praktijken met een eigen identiteit.

- De verscheidenheid binnen de kerk wordt aangewakkerd door het toenemende aantal afwijkingen van de rechte leer. Ze komen vooral tot uiting in teksten, gezangen en riten.

- De orale overlevering. Vooral al men de zaken te boek gaat stellen.- Het relatief laat invoeren in de Romeinse liturgie van het Latijn als cultustaal draagt

niet bij tot behoud van een liturgische en muzikale eenheid.

Zo ontstaan naast de Romeinse liturgie:- Ambrosiaanse te Milaan- Mozarabische in Spanje- Gallicaanse in Gallië (balngrijk voor de groei van het gregoriaans naar zijn

uiteindelijke en wezenlijke vorm!)

1) 590 tot nu

Gregorius de Grote tot ca. 1000

Verklaar: ‘gregoriaans’:De term ‘cantum gregorianum’ dateert pas uit de 9de eeuw. Hij verwijst naar Paus Gregorius de Grote. Gregorius is geen scheppende kunstenaar, maar hij speelde een grote rol bij de verspreiding en de organisatie van de liturgie en dus ook van de kerkzang. Gregorius brengt vooral eenheid in de teksten. Na de uitbundige groei en uitbreiding van het repertoire onstaat er behoefte aan eenheid en normalisatie. Gregorius stimuleert tot het verzamelen, ordenen en codifiëren van het liturgisch materiaal en van de gezangen van de Romeinse ritus. Bovendien reorganiseert hij de Romeinse schola cantorum om de opleiding van zangers en koorjongens te garanderen. Bel canto is nu uitgesloten.Gregorius zendt ordegenoot Augustinus naar de Kelten en Angelsaksen. Ze nemen boeken en luturgische teksten mee. De Romeinse liturgie wordt daarnastevig gegrondvest in Engeland. De Angelsaksiche monikken brengen de Romeinse liturgie en gezangerrepertorium over naar het continent (ook onze streken). Koning Clovis zet een grote stap voor het pausdom.Wat wij Gregoriaans noemen, is een Franco-Romeinse aangelegenheid: een fusie van de oud-Romeinse en de Gallicaanse traditie.

Van ca. 1000 tot ca. 1800: verval

- Het verval van het gregoriaans begint al rond 1000 met de opkomst van de tropen en de sequenties.

- Door de evolutie van de meerstemmigheid worden de noten even lang of metrisch gemaakt. Dat de aandacht naar de meerstemmigheid verschuift heeft te maken met het optrekken van de kathedralen (groot, belangrijke centra).

- Het Concilie van Trente verbiedt alle tropen en sequenties.

2

Page 21: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- Paus Gregorius draagt G.P. da Palestrina en A. Zoilo op om de gregoriaanse gezangen te herzien. Twee leerlingen van hen maken de fameuze ‘Editio Medicea’ die een totaal verminkt gregoriaans laat zien.

- Het orgel speelt ondertussen ook een belangrijke rol in de eredienst. (orgel en koor wisselen af)

Van ca. 1800 tot vandaag

- Met de ‘Medicea’ wordt het gregoriaans ten grave gedragen. Drie eeuwen lang wordt dit verminkt en verwaterd repertoire gezongen.

- Tot de ‘ Neo-Medicea’-uitgave er kwam (‘Graduale). Dit boek wordt gepresenteerd als het ‘echte’ gregoriaanse gezang.

- De notatie met brevis, semibrevis en longa is een verderzetting van de notatiepraktijk van de mensurale muziek.

- Er bestaat geen uniformiteit. Het beeld van de uitgaves is chaotisch.- De benedictijnen van Solesmes restaureren het gregoriaans naar zijn

toonhoogteverloop.- In de ‘Ordo Cantus Missae’ wordt de ordening van het kerkelijk jaar en de ordo van

de mis beschreven. De gezangen zijn nu uitgezet over de 3 jaarcycli A, B en C, alsmede de week I en II.

B) Overlevering van het gregoriaans

1) Paleografie en Semiologie

Wat is paleografie?De kennis omtrent de oude wijze van muzieknotatie, waarbij de gang van de melodie zichtbaar wordt gemaakt in schrifttekens.

Wat is Semiologie?Zoekt antwoord op de vraag: Waarom wordt een bepaalde melodie of gedeelte ervan zo of zo door een kopiist genoteerd? Semiologie staat niet tegenover paleografie. Het is er een gespecifieerd onderdeel van.

1) Orale overleveringDe invoering van de Romeinse gezangen bestaat in het verspreiden van de teksten. De teksten worden in muziek omgezet door zangers die in Rome zijn opgeleid. Zij kennen de bijhorende muziek geheel uit het hoofd en geven die ook door. Zij hadden een fenomenaal geheugen. Maar maakten dan ook gebruik van geheugensteuntjes: handgebaren, vingers en gewrichten.Tekst bestaat uit een aaneenschakeling van klinkers en medeklinkers. Gregoriaans is op een tekst gemaakt. He woord maakt de muziek.

1) Adiastematiche neumennotatie9de eeuw: methode om tekens boven de tekst te plaatsen. Allen voor de ritmische voordracht zijn de tekens precies. Voor de melodie geven de tekens enkel aan of ze stijgt of daalt (niet precies hoeveel). Het interval (diastema) is nog niet aangegeven. Vandaar ‘adiastematische’ notatie of notatie ‘in campo aperto’ (open ruimte).Deze methode is alleen bruikbaar voor iemand die de gezangen al kent en er een steuntje in zoekt.De gebruikte tekens noemen we ‘neumen’, wenken. Een neum wordt gevormd door alle noten op één lettergreep. Ze is essentieel ritmisch en heeft een expressieve functie.Naderhand gaat men ook betekenisvolle letters (litterae significativae)

2

Page 22: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

toevoegen die de expressie toelichten: t(enete), s(ursum),…Deze kwadraatnotatie is aangevuld met overeenkomstige neume uit de twee belangrijkste en oudste handschriftenfamilies. Vandaar: ‘graduale triplex’. Boven de kwadraatnotatie staan in zwart de neumen geschreven in de notatie van Metz volgens handschrift van Laon; eroder in rood die van de Sankt-Gallenhandschriften.In de relatie woord-muziek onderscheidt men 3 stijlen:

o syllabische stijl (1 noot/lettergreep)o weinig versierde stijl (enkele noten/lg)o melismatische stijl (hele slierten van noten/lg)

1) Diastematische notatie

11de eeuw: Eerst zonder lijnen, dan rond 1 lijn en daarna met notebalken en sleutels. De plaats van de sleutel is afhankelijk van de ligging van de melodie.Er zijn 3 ut-sleutels (4de, 3de en 2de lijn) naast de F-sleutel derde lijn.Er zijn verschillende vormen van notatie in omloop naargelang de streek en de school met haar scriptorium. Men spreekt dan ook van handschriftenfamilies.In de gedrukte versies wordt vooral de kwadraatnotatie gebruikt. Ze is afkomstig van Metz. Daarnaast bestaat bv. Ook het hoefnagelschrift.

C) Luistervoorbeelden

1) Misgezangen (graduale)

PROPRIUM (wisselend) ORDINARIUM (gewone)

introitus

kyrie

gloria

GradualeAlleluia(+ sequentia of tractus)

credo

offertorium

sanctus

Agnus dei

communio

Ite missa est

Wat is een graduale?Dit propriumgezang wordt gezongen na de eerste lezing. Vroeger bestond dit gezang uit een hele psalm, zeer versierd uitgevoerd door een solist met een refrein na ieder solovers. De solist (cantor) stond op de trede (gradus) van de ambo (verhoogd podium). Het volk (later het koor) zongt het refrein. In de 8ste eeuw bleef er maar 1 psalmvers over. Het wordt uitgevoerd door een solist, de rest door de schola.De opbouw van de graduale is 2ledig: AB. Na de dubbele deelstreep verandert de sleutel soms omdat het B-gedeelte in een hogere tessituur ligt. Meestal is er een groot melisme

2

Page 23: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

bij de aanhef en bij het slot van A en B.

Wat is een lectio?= accentusIn de christelijke tijd voor de reformatie wordt in de Goede Week de pasie eenstemmig gereciteerd. Op een lectietoon, een officiële reciteerformule op één herhaalde toon. Aan het einde van de zinnen en halfzinnen zingt men hogere of lagere tonen. Voor de passies is deze reciteertoon melodisch gevarieerder. Men spreekt dan ook van de passietoon.Tot de 13de eeuw wordt de passie gereciteerd door 1 zanger (diaken) die hoger of lager, vlugger of trager zingt naargelang van het personage dat hij vertolkt.

Stemsoort Wie? aanduiding Afkomstig van

betekenis

Middenstem (referentiepunt)bariton

evangelist C CeleriterChronista

VlugVerteller

Lage stem(kwint lager)Bas

Christus(priester)

TLater +

Tarde, TrahereChristus (griekse letter Chi)

Langzaam, slepen, rekken

Hoge stem(kwart hoger)Tenor

Turba, soliloquentes (subdiaken en/of koor)

S SursumSynagoge

HoogGemeente

Vanaf de 14de eeuw wordt de passie doorgaans door 3 diakens uitgevoerd.Vanaaf 15de eeuw: eenstemmige passies met meerstemmige fragmenten: de turbae die zich dan duidelijk profileren tegenover de woorden van de afzonderlijke personen. Aanvankelijk zijn de turbae voor 3 stemmen, later ook voor grotere bezettingen.

2) Officiegezangen (antiphonale)

- Morgengebed: Lauden- Avondgebed: Vespers- Officie met lezingen: Metten- Middaggebed: Terts, sext, none- Nachtgebed: completen

Wat is een antifoon (vb. Salve regina’)?

- kort en eenvoudig stuk dat dient om een psalm of canticum in te leiden of af te sluiten in het officie.

- ‘Salve Regina’ is een maria-antifoon als besluit van de completen gebed voor slapengaan)

- de populairste antifonen zijn de 4 die Maria toezingen.- Antifoon besluit al eeuwenlang de completen en daarmee ook de dag.- Verdeeld over het jaar: alma redemptoris mater, ave regina coelorum, regina coeli

laetare, salve regina.- Geen gregoriaans- Ze staan in F, C en d (kerktoon)

2

Page 24: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- De onstaan na het jaar 1000 te noorden van de Alpen

Wat is een hymne?

- Oorsprong: 4de eeuw.- strofisch lied op een niet uitsluitend bijbelse, poëtische tekst.- Metrum en melodie blijven voor elke strofe gelijk.- zetting is zuiver syllabisch en beperkt van toonomvang- de bakermat van de hymne ligt in Syrië- een plaats in de mis heeft de hymne, met één uitzondering in de Goede Week nooit

weten te veroveren.- Per strofe krijgen we 4 verzen: elk vers bestaat uit 4 jamben.- ternair metrum- De strofen worden alternerend uitgevoerd door twee helften van de gemeenschap.- Vb. ‘Creator alme siderum’ (Liber usualis)

D) Enkele theoretische aspecten

1. De modi

Wat is een modus?

- Is in de eerste plaats melodisch gericht- Bet. Manier, wijze- Er is sprake van een aantal specifieke melodische gedragingen die eigen zijn aan

een modus- Elke modus heeft zijn eigen toonadder met een eigen karakter vanwege de ligging

van de halve tonen.- Het gregoriaans berust op een stelsel van 8 modi: 4 authentieke en 4 plagale die van

de authentieke zijn afgeleid.- Er zijn 3 wijzen om modi aan te duiden: een nummer van 1 tot 8; een ME benaming;

de overgenomen Griekse benaming.- De gregoriaanse modi hebben elke een affectenwaarde:

Dorisch Gravis vel nobilis Ernstig of edel

Hypodorisch Suavis Zoet, aangenaam, lieflijk

Phrygisch Incitatus vel saltatus Opgewonden, hebig

Hypophrygisch Modestus vel morosus Ingetogen of gemelijk

Lydisch voluptuosus Genotvol

Hypolydisch lamentabilis Klagend

Mixolydisch garriculus Luidruchtig

hypomixolydisch Jocundus vel nobilis Aangenaam of edel

Wat is modologie?

De wetenschap die de oorsprong en de interne structuur van de gregoriaanse gezangen onderzoekt. Het gaat niet om een zuiver theoretische en speculatieve wetenschap, maar wel om een juiste uitvoering van de melodieën.

2

Page 25: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

1. Notennamen – solmisatie – Hexachord – Mutatie – Centonisatie

Guido van Arezzo is verantwoordelijk voor de notenbalk en de notennamen.In de eerste strofe van de hymne uit de vespers van het feest voor Johannes de doper componeert hij een melodie in de hypodorische modus. De naam van de tonen ontleent hij aan de beginletter van elke versregel, die telkens een toontrap hoger begint dan de vorige.

Wat is Solmisatie?

Is het zingen van de notennamen op de lettergrepen ut-re-mi-fa-sol-la. Hierbij moet men vaak overgaan van het ene hexachord naar het andere: van sol-mi-fa zingen of ars solfandi = solfège. Dit is nodig om te muteren.

Wat is Centonisatie?

Afgeleid van het Latijn: cento = lappendeken. Melodische motieven en formules, ergens aangetroffen, worden aan elkaar gebreid tot een nieuwe ordening en voor allerlei teksten. Vb. Tractussen van de 8ste modus: ‘Qui habitat’ en ‘Deus, deus meus’.

1. Gregoriaans: ferment van de westerse muziekgeschiedenis

BELANGRIJK!

Het gregoriaans is een patrimonium van onschatbare waarde, cultureel en historisch. Hoezo?

- de westerse muziekgeschiedenis van de eerste 12 eeuwen gaat bijna uitsluitend over het gregoriaans

- andere ME uitingen bouwen er melodisch en ritmisch op voort. (liederen van de troubadours en de laude)

- Zonder het gregoriaans is de opkomst en de ontwikkeling van de polyfonie ondenkbaar

- De melodie is volledig op de tekst gebaseerd. De verschillende genres komen nergens in botsing met de tekst. Het resultaat is dan ook een voorbeeld van perfecte symbiose tussen tekst en melodie.

- Door de kunst van het versieren, die de theoretici en musici in verfijnde compositorische procédés ten beste hebben gegeven bij de vorming van het gregoriaanse repertoire, zijn de artistieke kwaliteit en zeggingskracht tot heden onovertroffen;

- …

DEEL 3: RENAISSANCE

2

Page 26: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

Wat betekent ‘Renaissance’?

Met de term Renaissance doelt men traditioneel op de wedergeboorte van de klassieke oudheid. Die opvatting geldt bezwaarlijk voor de muziek: renaissancemuziek heeft weinig te maken met de muziek van de Grieken en Romeinen. De jongste tijd legt men meer de nadruk op de hergeboorte van de menselijke waarden, want humanisten achten de mens niet louter onderworpen aan spirituele waarden. In dit perspectief hoort de muziek wel thuis; tijdens de Renaissance wordt de muziek ‘vermenselijkt’.

Situering:

- De meeste theoretici aanvaarden nog altijd de goddelijke herkomst en bestemming van muziek. Gaandeweg kwam er meer belangstelling voor muziekpraktijk, muziekproduct en de sonore waarneming.

- De renaissance haakt de muziek los uit haar metafysich kader en geeft ze ook een aardse bestemming De muziek wordt geleidelijk afgestemd op aardse schoonheid en zinnelijk genot. Ze wordt nu ook als een louter esthetisch product gewaardeerd.

- De renaissancecomponist is een schepper, een genie. Hij brengt een uniek kunstwerk tot stand, dat door zijn volmaakt evenwicht tussen architectonische gaafheid en natuurlijke gevoelsexpressie zowat ‘eindig’ is in zichzelf. In menige bladzijde drukt hij zijn individuele gevoelens uit.

- Het ‘individu’ manifesteert zich in de aanwezigheid van een autonoom bewustzijn en van een zelfstandig denken. Een denken dat een afstand kan scheppen tussen de denkende persoon en zijn omgeving, dat zichzelf duidelijk onderscheiden weet van zijn omgeving.

- Overgang in West-Europa (I en de N) van de feodale, agrarische maatschappij naar een burgerlijke, stedelijke samenleving. De burger staat totaal anders in de wereld.

- Natuur is geen angstaanjagende kracht meer die boven de mens staat, maar een positieve uitdaging die je kan leren kennen en onderwerpen, tot eigen nut aanwenden en verhandelen.

- Wetenschap en experiment worden belangrijk

1) Vroeg-Renaissance (15de eeuw)

= Nederlandse polyfonisten, componisten uit de ‘Lage landen bij de Zee’, realiseren in de 15de eeuw een internationale stijl: een fusie tussen Franse, Italiaanse en Engelse kenmerken.

‘Vroeg’ in vroeg-ren. wil zeggen dat er nog ME overblijfsels zijn met daarnaast de nieuwe ren. Kenmerken.

Genre:- profaan = religieus. - Instrumentale muziek vertrekt meestal vanuit vocale modellen- De Mis is het belangrijkste (religieuze) genre, het Franse chanson belangrijkste

(profane) vocale werk.

Tonaliteit:Modaal naar tonaal

Melodie:Hoekig naar grote gehelen die vloeiend en symmetrisch verlopenStemvoering:- Naast polyfonie is er ook homofonie of balladestijl.

2

Page 27: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

- De polyfone technieken worden verfijnd: imitatietechniek en canons van allerlei vormen.

- Alle stemmen worden evenwaardig. De cantus firmus is niet noodzakelijk meer het uitgangspunt.

- Compositie vertrekt van motieven. (in vocale muziek zijn ze geënt op de tekst)

Vorm:- Duidelijk en overzichtelijk- Gebonden vormen naar vrije vormen

Samenklanken:- harmonische volheid (inlassing van de terts)- synthese van het horizontale en het verticale (de melodische lijnen in de polyfonie

klinken perfect samen als akkoorden) = harmonische polyfonie

Bezetting:- homogeen- Families van instrumenten worden uitgebouwd.

Wie was Leonel Power (?- 1445) ?

Wie was John Dunstable (ca. 1390-1453) ?

- Engels componist. Maar hij verblijft een hele tijd in Frankrijk waar hij invloed uitoefent op de continentale muziek.

- stemmige, geestelijke werken vormen de hoofdmoot van zijn creaties. Ze zijn ook historich het meest betekenisvol. Veel composities zijn gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw.

- Hij past verschillende technieken toe: ontlening of niet.- Kenmerken van zijn ‘Sancta Maria’:

Panconsonantiche stijl (terts speelt grote rol) Geen cantus prius factus Geen tekstvermenging Neerleggen van de zinnen Stemmen kunnen af en toe rusten Ineengrijpende zinsbouw door de zinnen te laten overlappen: terwijl

een stem wordt neergelegd, krijgt een andere stem een nieuwe aanzet.

Stemkruising tussen tenor en contratenor altus Afwisseling van 2-en 3-stemmigheid = meer reliëf.

- Hij schrijft vaak duetten (gebruik van de 3 en de 6)- Contratenor is ritmisch actiever en hoger van tessituur dan op het vasteland.

Harmonieën: meestal een majeurklank. Dissonanten zorgvuldig voorbereid.- Zijn bijdrage tot de miscompositie is omvangrijk. Ze bevatten de vroegste

voorbeelden van misparen met dezelfde isoritmische tenor.- Een van e vroegste cyclische missen. (alle delen hebben dezelfde cpf in de tenor)

DE EERSTE GENERATIE NEDERLANDSE POLYFONISTEN:

Guillaume Dufay

- Italië- Synthese van toenmalige technieken en stijlen:

Soepele en mooie melodielijnen Overtuigend 4stemmigheid (nieuw: contratenor en bassus) Inlassen van terts en sext

2

Page 28: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

Harmonische functionaliteit Variatie in de textuur Cyclische eenheidsmis

- Zijn oeuvre omvat zowel profane als geestelijke muziek: midelen en paren naast volledige missen. Motetten, liturgische stukken, chansons, canzone.

- Hij schrijft ook de eerste meerstemmige reqiuemmis (maar die ging verloren, de oudst bewaarde is die van J. Ockeghem)

! Bekijk ook de besprekingen van zijn stukken in de cursus p. 6-7-8-9!

TWEEDE GENERATIE NEDERLANDSE POLYFONISTEN:

Johannes Ockeghem

- Houdt de traditie van de cyclische mis in ere in et voetspoor van Dufay. Hij diept alle technische mogelijkheden verder uit.

- Miscyclussen van Ockeghem vallen uiteen in 2 categorieën: ontlening en vrije compositie.

Ontlening

- Chanson = cantus prius factus

Geen ontlening

- Vb. ‘Missa prolationem’- Gebaseerd op het beginsel van de progressieve canon doorheen alle misonderdelen- Abstract constructivisme

!Bekijk ook de bespreking van zijn stukken op p. 11!

DERDE GENERATIE NEDERLANDSE COMPONISTEN

Josquin Desprez

Definitieve breuk met de ME

1) Leven- Geboren ca. 1440 in Noord-Frankrijk- Werkte vooral in Italië, eerst als zanger aan de dom van Milaan; daarna is hij

verbonden aan het hof van de Sforza’s en daarna aan de pauselijke kapel te Rome.- Als de pest uitbreekt keert hij terug naar Noorden. Daar wordt hij aangesteld als

kanunnik.- Hij had contact met Margaretha van Oostenrijk.

1) Werk- omvangrijk- bevat nogal wat ‘opera dubia’- 18 miscycli- 100tal motetten- 80 wereldlijke composities, vooral chansons naast frottole

1) Stijl

Met Josquin behoren de ME definitief tot het verleden en is de R volkomen. Al in zijn tijd

2

Page 29: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

wordt zijn werk geroemd als ‘ars perfecta’.

Doorimitatie= wanneer alle stemmen aan de imitatie deelnemen, meerdere opeenvolgende motieven zo behandeld zijn en de verschillende imitaties in elkaar grijpen.= syntactische imitatie- relatie tekst-muziek is zeer belangrijk- toonherhalingen om de spreekstijl te benaderen- syllabisch, beperking van melismen- gelijkwaardigheid van stemmen- compositie = organisch geheel (hechte melodische wisselwerking tussen de stemmen

onderling)- kleinste eenheid = motief (niet meer de cpf)- simultaan compositieproces (partijen worden gelijktijdig geschreven)

Formele klaarheid door contrast- tekstsyntaxis zorgt voor overzichtelijke opbouw. Daarvoor gebruikt hij ook CONTRASTEN:

koordialoog: imitatieve duetten tussen de twee boven-en onderstemmen: stempaartechniek alles voorbereiding van de dubbelkorigheid.

Doorimitatie en canon Homofonie

HELDERHEID: Duidelijke cadenzen Melodische sequenze Indeling in partes of delen Motivische verwantschap

Klassieke tonaliteitJosquin past het klassieke toonsysteem toe. Dit blijkt uit:

- Volmaakte cadenzen- Volle sonore samenklanken

Homogeen en sereenDoor zijn klare opbouw straalt het kalmte en rust uit. Door het a capella versmelten van de stemmen mooi met elkaar.

1) Genres

Motet- motetten met cf / vrijgecomponeerde motetten- veelstemmigheid en de indeling in partes neemt toe- tekstgevoeligheid en imitatietechniek

Mis- relatie tekst/muziek- gelijkwaardigheid van de stemmen- constructief: de mis is de toetssteen van de compositiekunst- aankondiging van de parodiemis (het mistype van de volgende generatie)- Cf-mis, parafrasemis en rebusmis (het systematisch gebruik van imitatie zorgt voor

de overgang van de CFmis naar de parafrasemis.- Alle stemmen nemen deel aan de voorstelling van het/de ontleende thema(‘s).- !Bekijk de bespreking van ‘Missa a l’homme armée’ op p. 15-16!

2

Page 30: Samenvatting MG 2 (deel I)

Kerlijne Van Nevel Samenvatting muziekgeschiedenis, 2de Bach, deel I Dhr. Jef Anaf

Chanson- Losmaking van de 15de eeuwse gebonden vormen, de formules fixes- Overzichtelijkheid = herhalingsstructuren- Syllabische declamatie met korte en overzichtelijke zinnen.- Vb. ‘Mille regretz’ (! Bespreking p. 17!)

Frotolla- = vruchtje- eenvoudige en beknopte compositie op een Italiaanse tekst (meestal met dubbele

bodem!)- homoritmische akkoordstijl- 4stemmig- zingen op niets zeggende-lettergrepen- Vb. ‘El grillo’ (! Bespreking p. 18!)

3