Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4...

16

Click here to load reader

Transcript of Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4...

Page 1: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 1

Richtlijn 1

Hypercalciëmie 2

3

Colofon 4

De eerste versie van de richtlijn hypercalciëmie werd in 1994 geschreven als on-5

derdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Midden-6

Nederland. 7

In 2005 werd de richtlijn herschreven door A. de Graeff en R.J.A. Krol en opgeno-8

men in de eerste druk van het VIKC-richtlijnenboek. 9

De huidige versie werd in 2009 gereviseerd door: 10

A. de Graeff, internist-oncoloog, UMC Utrecht en arts Academisch Hospice 11

Demeter, De Bilt 12

R.J.A. Krol, oncologieverpleegkundige, Integraal Kankercentrum Oost, Nijme-13

gen 14

15

Commentaar werd geleverd door: 16

G. Uyttewaal, oncologieverpleegkundige, Kruiswerk West Veluwe, Ede 17

18

19

20

21

22

Page 2: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 2

Hypercalciëmie 23

24

Inleiding 25

Onder hypercalciëmie wordt een verhoging van de concentratie van het 26

geïoniseerde calcium in het plasma of serum verstaan. Onder normale 27

omstandigheden maakt het geïoniseerd calcium circa 50% van het totale 28

calciumgehalte in het plasma uit. Dit is echter afhankelijk van de concen-29

tratie van het albumine in het serum. 30

Er is sprake van een hypercalciëmie als het geïoniseerd calcium meer dan 31

1,30 mmol/l bedraagt. Bij een normaal serumalbumine komt dit overeen 32

met een concentratie van het totaal calcium van meer dan 2,65 mmol/l. 33

Een geïoniseerd calciumgehalte dat hoger is dan 2,0 mmol/l kan fataal 34

zijn, indien het niet behandeld wordt. 35

De mediane overleving van patiënten met een hypercalciëmie is 64 dagen. 36

Een belangrijke prognostische factor is de (on)mogelijkheid tot behandeling 37

van de onderliggende maligniteit. De mediane overleving van patiënten met 38

een hypercalciëmie, waarvoor geen anti-tumortherapie (meer) beschikbaar 39

is, bedraagt 30-35 dagen; 65-75% overlijdt binnen 3 maanden. De mediane 40

overleving bij patiënten waarbij nog anti-tumorbehandeling mogelijk is (m.n. 41

bij hematologische maligniteiten of mammacarcinoom), loopt in verschillen-42

de onderzoeken uiteen van 86 tot 140 dagen. 43

Patiënten met een hypercalciëmie en een plaveiselcelcarcinoom, leverme-44

tastasen of een verlaagd serumalbumine hebben een slechtere prognose. 45

46

Epidemiologie 47

Van alle patiënten met kanker ontwikkelt 20 tot 30% een hypercalciëmie, 48

bijna altijd in een ver gevorderd stadium van de ziekte. De geschatte pre-49

valentie van hypercalciëmie door kanker bedraagt 15 tot 20 per 100.000 50

personen. 51

De kans op het optreden van hypercalciëmie is afhankelijk van de diagno-52

se: 53

vaak bij mammacarcinoom (20-40% van de patiënten met een hypercalci-54

emie, bijna altijd in aanwezigheid van botmetastasen), bij het niet-55

kleincellig bronchuscarcinoom (12-35%, voornamelijk bij plaveiselcelcarci-56

nomen, waarbij dan meestal geen botmetastasen aantoonbaar zijn) en bij 57

de ziekte van Kahler (multipel myeloom, 30-50%) 58

soms bij plaveiselcelcarcinomen in het hoofd-halsgebied (uitgaande van 59

mondholte, farynx, larynx of oesofagus) (3-25%), niercarcinoom (3-60

Page 3: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 3

17%) en maligne lymfomen (1-4%) 61

zelden bij het prostaatcarcinoom (ondanks het feit dat hierbij frequent 62

botmetastasen voorkomen), het coloncarcinoom, het maagcarcinoom 63

en het kleincellig bronchuscarcinoom 64

Als gevolg van de langere overleving van patiënten met een gemetasta-65

seerde maligniteit wordt hypercalciëmie tegenwoordig vaker gezien dan 66

vroeger. 67

68

Pathofysiologie 69

Hypercalciëmie komt voor bij tumoren met botmetastasen, maar kan ook 70

in afwezigheid van botmetastasen optreden. In beide gevallen is er meest-71

al sprake van een verhoogde activiteit van de osteoclasten (cellen betrok-72

ken bij de afbraak van bot). In sommige gevallen is er ook sprake van een 73

inhibitie van osteoblasten (cellen waaruit botweefsel wordt gevormd). 74

Hypercalciëmie wordt met name veroorzaakt door een parathor-75

moon(PTH)-achtig eiwit (PTH-related proteïne, PTH-rP), dat door de tu-76

morcellen wordt aangemaakt. Het PTH-rP komt in de bloedbaan terecht en 77

leidt tot verhoogde activiteit van osteoclasten. PTH-rP is aantoonbaar in 78

het bloed bij 80-90% van de patiënten met een solide tumor en een hyper-79

calciëmie. Men spreekt dan van ‘humoral hypercalcemia of malignancy’. 80

Dit komt voor bij patiënten met botmetastasen, maar ook zonder botmeta-81

stasen bij plaveiselcelcarcinomen van het hoofd-halsgebied en de long, 82

nier-, blaas-, mamma- en ovariumcarcinoom. 83

Bij botmetastasen of bij de ziekte van Kahler (multipel myeloom) kunnen ook 84

lokaal stoffen geproduceerd worden, die osteoclasten stimuleren. In tweeder-85

de van de gevallen betreft het PTH-rP, in de overige gevallen kunnen andere 86

stoffen (onder andere osteoclast activating factor (OAF), tumour necrosis fac-87

tor (TNF), interleukine-1, -3, -8 en -6 (IL-1, IL-3, IL-8 en IL-6), TGFά en VEGF) 88

een rol spelen. 89

Bij het ontstaan van hypercalciëmie speelt verder een verhoogde terugre-90

sorptie van calcium in de proximale tubuli van de nier een rol. Dit kan zo-91

wel een effect zijn van het PTH-rP als van vochttekort. 92

Verhoogde opname van calcium door de darmen kan optreden bij de ziek-93

te van Hodgkin en bij non-Hodgkin lymfomen. Productie van calcitriol 94

(1,25-dihydroxy-vitamine D) door de tumor kan hierbij een rol spelen. Hier-95

bij kan er ook sprake zijn van verhoogde botafbraak. 96

Sporadisch is er sprake van ectopische productie van PTH. 97

98

Page 4: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4

Etiologie 99

Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van 100

activiteit van de ziekte. 101

Bij patiënten met een mammacarcinoom met botmetastasen kan hypercal-102

ciëmie optreden in het kader van de zgn. ‘tumor flare’. Hierbij is er sprake 103

van een toename van pijnklachten en/of hypercalciëmie binnen enkele 104

weken na het starten van hormonale therapie. Dit is meestal een uiting van 105

een positieve reactie op de behandeling. 106

Bij uitzondering kan er ook bij patiënten met kanker sprake zijn van andere 107

oorzaken van hypercalciëmie: 108

primaire hyperparathyroïdie (verhoogde activiteit van de bijschildklieren, 109

meestal als gevolg van een adenoom) (meest voorkomende andere 110

oorzaak) 111

bijwerkingen van medicatie (calciumsupplementen, thiazide diuretica, 112

lithium) 113

vitamine A- of vitamine D-intoxicatie 114

sarcoïdose (ziekte van Besnier-Boeck) 115

hyperthyroïdie (te sterk werkende schildklier) 116

nierinsufficiëntie met renale osteodystrofie 117

ziekte van Paget (botziekte) 118

ziekte van Addison (bijnierschorsinsufficiëntie) 119

melk-alkali syndroom (overmatig gebruik van melk in combinatie met 120

antacida) 121

122

Diagnostiek 123

Anamnese en lichamelijk onderzoek 124

De meest frequente beginsymptomen zijn: 125

anorexie 126

misselijkheid en braken 127

obstipatie 128

polyurie (veel plassen) en dorst 129

moeheid en algemene malaise 130

Soms kunnen klachten geheel ontbreken. 131

In een later stadium kunnen optreden: 132

uitdroging en gewichtsdaling 133

ileus 134

spierzwakte 135

cerebrale symptomen (sufheid en verwardheid c.q. delier, convulsies of 136

Page 5: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 5

coma) 137

hartritme- en geleidingsstoornissen 138

De symptomen van hypercalciëmie zijn meer gecorreleerd aan de snelheid 139

van het stijgen van het calciumgehalte dan aan de hoogte ervan. Er is een 140

beperkte relatie tussen de hoogte van het serumcalcium en de ernst van 141

de klachten. 142

Hypercalciëmie bij patiënten met kanker geeft eerder klachten dan hyper-143

calciëmie bij andere ziekten. Klachten veroorzaakt door hypercalciëmie 144

zijn bij een patiënt met kanker gemakkelijk te verwarren met klachten ver-145

oorzaakt door algemene achteruitgang, met bijwerkingen van opioïden of 146

chemotherapie, of met symptomen ten gevolge van een ileus of hersen-147

metastasen. De verpleegkundige kan een belangrijke rol spelen bij het 148

vroegtijdig onderkennen van symptomen van hypercalciëmie. 149

150

Aanvullend onderzoek 151

De diagnose hypercalciëmie wordt gesteld door middel van laboratorium-152

onderzoek, waarbij een verhoogd gehalte van het geïoniseerd calcium in 153

het serum wordt vastgesteld. Indien alleen een bepaling van het totaal se-154

rumcalcium wordt verricht (waarvan onder normale omstandigheden ca. 155

50% is gebonden aan albumine), moet dit gecorrigeerd worden voor het 156

serumalbuminegehalte met behulp van de volgende formule: 157

158

Gecorrigeerd Ca = Serumcalcium + 1,0 – (0,025 x serumalbumine) 159

160

Daarnaast is bepaling van serumcreatinine, serumnatrium, serumkalium 161

en serumfosfaat van belang ter vaststelling van de mate van dehydratie en 162

eventuele elektrolytstoornissen. 163

Bepalingen van PTH en PTH-rP kunnen worden ingezet. Deze bepalingen 164

hebben echter zelden therapeutische consequenties. Het PTH is meestal 165

verlaagd, tenzij er sprake is van hyperparathyreoïdie of de zeer zelden 166

voorkomende ectopische productie van PTH. 167

Bij verdenking op hartritmestoornissen wordt een ECG gemaakt. 168

Indien de patiënt niet bekend is met botmetastasen, kan diagnostiek hier-169

naar (botscan, CT-scan of MRI) verricht worden. 170

171

Beleid 172

De beslissing om te behandelen is afhankelijk van de hoogte van het se-173

rumcalcium, de aard en de ernst van de klachten, de levensverwachting 174

Page 6: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 6

en de wens van de patiënt. Bij een zeer korte levensverwachting (1-2 we-175

ken) moet worden overwogen om af te zien van behandeling omdat de 176

patiënt geen baat meer zal hebben bij de behandeling. 177

Behandeling van hypercalciëmie leidt tot een significante vermindering van 178

de klachten. Afname van polyurie treedt op bij 83% van de patiënten, van 179

neurologische symptomen bij 71%, van obstipatie bij 70%, van misselijk-180

heid en braken bij 56%, van anorexie bij 50% en van malai-181

se/vermoeidheid bij 47%. 182

Bij een serumcalcium van >3,5 mmol/l wordt meestal behandeling inge-183

steld ongeacht de aanwezigheid van symptomen. 184

Wanneer besloten wordt om de hypercalciëmie te behandelen, bestaat de 185

behandeling in het acute stadium meestal uit vochttoediening en bisfosfo-186

naten. Indien de faciliteiten voor intraveneuze toediening en controle van 187

het serumcalcium aanwezig zijn, kan de behandeling in principe thuis 188

plaatsvinden. In dat geval kan naast het bisfosfonaat (zie verder) 1 liter 189

0,9% NaCl worden gegeven; het effect kan na 4 dagen worden gecontro-190

leerd aan de hand van laboratoriumonderzoek. Intraveneuze toediening 191

van bisfosfonaten wordt in de thuissituatie echter niet vergoed; bij sommi-192

ge middelen (zoledroninezuur en ibandroninezuur) levert dit problemen op 193

gezien de hoge prijs ervan. Eventueel kan worden gekozen voor subcuta-194

ne toediening van vocht en clodroninezuur (zie verder); de ervaring hier-195

mee is echter gering. In de meeste gevallen wordt de patiënt opgenomen 196

voor behandeling. 197

Na een hypercalciëmie is de kans op een recidief ongeveer 25%. 198

De gevolgen van hypercalciëmie maken goede en intensieve verpleeg-199

kundige zorg, gericht op observatie, ondersteuning en het verlichten van 200

symptomen noodzakelijk. Indien er sprake is van misselijkheid en/of obsti-201

patie zijn deze te behandelen met anti-emetica, respectievelijk laxantia (zie 202

de desbetreffende richtlijnen). Eventuele verwardheid kan behandeld wor-203

den met haloperidol (zie Richtlijn Delier). 204

205

Behandeling van de onderliggende oorzaak 206

Behandeling van de onderliggende maligniteit (hormonale therapie (bij 207

mamma- of prostaatcarcinoom) of chemotherapie) moet altijd worden 208

overwogen. Wanneer er sprake is van een lichte verhoging van het se-209

rumcalcium kan hiermee volstaan worden. In de meeste gevallen is in het 210

acute stadium ook symptomatische behandeling noodzakelijk. Hormonale 211

therapie of chemotherapie is er dan onder andere op gericht om de kan-212

Page 7: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 7

sen op een recidief hypercalciëmie te verkleinen. 213

Indien de hypercalciëmie ontstaat in het kader van een ‘tumor flare’ (zie 214

paragraaf ‘Etiologie’) moet de hormonale behandeling worden voortgezet. 215

In veel gevallen ontstaat de hypercalciëmie echter nadat anti-216

tumortherapie gefaald heeft. 217

Indien calciumsupplementen of medicamenten (bijv. vitamine A of D, lithi-218

um of thiazide diuretica) een rol spelen bij het ontstaan van de hypercalci-219

emie, moeten deze gestaakt worden. 220

221

Symptomatische behandeling: niet-medicamenteus 222

Hypercalciëmie kan leiden tot een verminderd concentratievermogen van 223

de nier (renale diabetes insipidus) en daardoor tot een polyurie. Als gevolg 224

hiervan, en soms ook als gevolg van anorexie en braken, zijn patiënten 225

met een hypercalciëmie bij presentatie vaak gedehydreerd. 226

Herstel van de vochtbalans is een absolute voorwaarde om de hypercalci-227

emie te behandelen. Hierbij wordt meestal 2-4 l 0,9% NaCl/24 uur intrave-228

neus (meestal met toediening van extra kalium) gegeven, totdat het vocht-229

tekort is opgelost. Als gevolg van de vochttoediening alleen treedt slechts 230

een geringe daling op van het geïoniseerd calcium. Zeker bij oudere pati-231

enten bestaat in een later stadium kans op overvulling tijdens rehydratie. 232

Monitoring van de hydratietoestand en het gewicht en zonodig bijstelling 233

van de toediening van vocht is van groot belang. Zolang de vochttekorten 234

niet zijn aangevuld, is gelijktijdige behandeling met lisdiuretica (bijvoor-235

beeld furosemide) echter gecontraïndiceerd. 236

Indien het geïoniseerd calciumgehalte niet hoger is dan 1,5 mmol/l, is het 237

mogelijk om alleen door rehydratie het calciumgehalte te normaliseren. 238

Indien rehydratie onvoldoende effect heeft of het geïoniseerd calciumge-239

halte hoger is dan 1,5 mmol/l, moeten ook bisfosfonaten worden toege-240

diend. 241

Dieetmaatregelen (beperking van de calciuminname) zijn bij door tumor 242

geïnduceerde hypercalciëmie niet effectief. Bij een sterk verlaagd serum-243

fosfaat (<1 mmol/l) moet oraal fosfaat worden gesuppleerd. 244

245

Symptomatische behandeling: medicamenteus 246

247

Bisfosfonaten 248

Bisfosfonaten zijn middelen die de activiteit van de osteoclasten remmen. 249

Bij de behandeling van hypercalciëmie worden ze altijd parenteraal 250

Page 8: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 8

(meestal intraveneus) toegediend. 251

De effectiviteit van bisfosfonaten is groter bij patiënten met een hypercal-252

ciëmie t.g.v. botmetastasen dan bij een ‘humoral hypercalcemia of malig-253

nancy’. 254

Bisfosfonaten intraveneus worden in het algemeen goed verdragen. Tem-255

peratuursverhoging is de meest voorkomende bijwerking. Asymptomati-256

sche hypocalciëmie, nierfunctiestoornissen en osteonecrose van de kaak 257

treden sporadisch op. 258

Oraal (continu) of intraveneus (1x per 3-4 weken) toegediende bisfosfona-259

ten worden ook toegepast ter preventie van skeletmorbiditeit (pijn, patho-260

logische fracturen, hypercalciëmie) bij patiënten met botmetastasen of de 261

ziekte van Kahler (multipel myeloom). Zie hiervoor de Richtlijn Pijn. In de-262

ze situatie kan hiermee ook de kans op een recidief hypercalciëmie wor-263

den verkleind. 264

Pamidroninezuur (APD) en zoledroninezuur zijn de meest gebruikte bisfos-265

fonaten. 266

267

Pamidroninezuur (APD) 268

Na intraveneuze toediening van pamidroninezuur (APD) normaliseert het 269

calciumgehalte na gemiddeld 4 dagen, met een maximaal effect na 7 da-270

gen. Meestal wordt eenmalig 90 mg pamidroninezuur (APD), opgelost in 271

250-500 ml 0,9% NaCl in 2 uur intraveneus gegeven; bij een serumcalci-272

um <3.5 mmol/l wordt soms 60 mg gegeven. In verschillende studies wordt 273

hiermee bij 60-100% van de patiënten een normalisering van het serum-274

calcium bereikt. Het effect hiervan kan na 4 dagen gecontroleerd worden. 275

De duur van het effect is wisselend en is mede afhankelijk van het feit of er 276

mogelijkheden tot (verandering van) anti-tumortherapie (hormonaal of cy-277

tostatisch) zijn. 278

279

Zoledroninezuur 280

Zoledroninezuur is een nieuw bisfosfonaat, dat eveneens effectief is bij de 281

behandeling van hypercalciëmie. Twee gerandomiseerde studies laten 282

zien dat een eenmalige intraveneuze dosering van 4 mg zoledroninezuur 283

(toegediend in 100 cc 0,9% NaCl of glucose 5% in 15 minuten) effectiever 284

is dan een eenmalige dosering van 90 mg pamidroninezuur (APD) bij de 285

behandeling van hypercalciëmie. Normalisering van het serumcalcium 286

werd vaker (in 88% van de gevallen versus 70% bij pamidroninezuur) en 287

sneller bereikt bij behandeling met zoledroninezuur. 288

Page 9: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 9

Zoledroninezuur is dan ook het middel van eerste keuze bij de behande-289

ling van hypercalciëmie. De korte duur van de toediening is een bijkomend 290

voordeel. Omdat er veel ervaring bestaat met pamidroninezuur en dit mid-291

del aanmerkelijk goedkoper is dan zoledroninezuur, wordt in veel centra 292

nog steeds de voorkeur gegeven aan pamidroninezuur. 293

294

Andere bisfosfonaten 295

Clodroninezuur, etidroninezuur en ibandroninezuur zijn andere bisfosfona-296

ten die effectief zijn bij de behandeling van hypercalciëmie. Clodroninezuur 297

en etidroninezuur zijn minder effectief dan pamidroninezuur in vergelijkend 298

onderzoek. In de praktijk worden deze middelen in Nederland weinig toe-299

gepast. In een recent vergelijkend onderzoek was ibandroninezuur moge-300

lijk iets effectiever dan pamidroninezuur. 301

Clodroninezuur kan ook subcutaan worden toegediend (1500 mg s.c. in 302

50-250 ml 0,9%NaCl in 2-3 uur). Lokale pijn, zwelling, roodheid en hema-303

tomen treden op bij <10% van de toedieningen. Het serumcalcium norma-304

liseert in 80% van de gevallen. 305

306

Behandeling van recidief hypercalciémie 307

Bij een recidief hypercalciëmie (meestal ontdekt naar aanleiding van klach-308

ten) kan in de meeste gevallen het serumcalcium door middel van herbe-309

handeling met vochttoediening en bisfosfonaten opnieuw normaliseren. De 310

effectiviteit is echter minder dan bij de eerste behandeling. Bij onvoldoen-311

de reactie op, of een snel recidief na toediening van pamidroninezuur of 4 312

mg zoledroninezuur kan in 52% van de gevallen na eenmalige toediening 313

van 8 mg zoledroninezuur een normalisering van het serumcalcium bereikt 314

worden. 315

Bij recidiverende hypercalciëmie kan onderhoudsbehandeling met bisfo-316

sonaten (oraal of intraveneus) overwogen worden. 317

318

Andere medicamenten 319

Bij zeer ernstige, levensbedreigende hypercalciëmie (geïoniseerd serum-320

calcium > 2 mmol/l of hypercalciëmie, die gepaard gaat met ernstige car-321

diale of neurologische problemen) kan behandeling met calcitonine (2 dd 322

4-8 IE/kg s.c. of 8-16 IE/kg/24 uur i.v. of s.c.) worden overwogen. Het ef-323

fect treedt sneller op dan dat van bisfosfonaten. Omdat vaak snel resisten-324

tie optreedt, moet tegelijkertijd gestart worden met bisfosfonaten. 325

Bij resistente hypercalciëmie kan ook behandeling met calcitonine worden 326

Page 10: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 10

overwogen. Het effect hiervan is vaak teleurstellend. 327

Bij hypercalciëmie bij patiënten met maligne lymfomen worden vaak corti-328

costeroïden (prednisolon 1 dd 60 mg of dexamethason 1 dd 8 mg p.o.) 329

gegeven. Bij hypercalciëmie bij andere tumoren zijn corticosteroïden niet 330

effectief. 331

332

Stappenplan 333

334

Diagnostiek 335

1. Anamnese en lichamelijk onderzoek 336

2. Besluit in overleg met de patiënt of verdere diagnostiek en behandeling 337

aangewezen is (afhankelijk van klachten en levensverwachting) en zo 338

ja, waar deze behandeling plaats zal vinden (thuis of in het ziekenhuis) 339

3. Laboratoriumonderzoek: geïoniseerd calcium of totaal calcium + albu-340

mine, creatinine, natrium, kalium, fosfaat 341

342

Beleid 343

1. Van de onderliggende oorzaak (indien mogelijk): 344

chemotherapie of hormonale therapie bij daarvoor gevoelige tumo-345

ren 346

aanpassing van medicatie (calciumsupplementen, vitamine A of D, 347

lithium, thiazide diuretica) 348

2. Vochttoediening: 2-4 l 0,9% NaCl/24 uur tot normalisering van serum-349

calcium 350

3. Bij maligne lymfomen: prednisolon: 1 dd 60 mg of dexamethason 1 dd 8 351

mg 352

4. Bij andere maligniteiten: 353

1e keuze: zoledroninezuur 4 mg in 15 minuten i.v. (eenmalig) 354

Alternatieven: 355

pamidroninezuur (APD) 60-90 mg in 2 uur i.v. (eenmalig) 356

Argumenten voor pamidroninezuur: langdurige ervaring, lage kos-357

ten 358

ibandroninezuur 4 mg in een uur i.v. (eenmalig) 359

clodronaat 1500 mg i.v. in 4 uur of 1500 mg s.c. in 2-3 uur 360

Bij levensbedreigende hypercalciëmie (geïoniseerd calcium > 2 mmol/l 361

of ernstige cardiale of neurologische verschijnselen) één van bovenge-362

noemde middelen combineren met calcitonine 2 dd 4-8 IE/kg s.c. of 8-363

16 IE/kg/24 uur i.v. of s.c.. 364

Page 11: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 11

5 Bij onvoldoende reactie of snel recidief: zoledroninezuur 8 mg in 15 mi-365

nuten i.v. (eenmalig) 366

367 368

Page 12: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 12

Niveaus van bewijsvoering 369

370

Behandeling

Niveau van

bewijsvoering

Referentie(s)

Vochttoediening 3 Harinck 1987, Hosking 1981, Rotstein 1992

Prednisolon of dexame-

thason bij de ziekte van

Kahler of maligne lymfomen

4

Zoledroninezuur 1 Major 2001

Pamidroninezuur (APD)

1

Body 1989 en 1994, Gucalp 1992 en 1994,

Morton 1988, Nussbaum 1993, Ostenstad

1992, Purohit 1995, Ralston 1985 en 1989,

Thiebaud 1988, Vinholes 1997

Ibandroninezuur 2 Pecherstorfer 1996 en 2003, Ralston 1997

Clodroninezuur 3 O’Rourke 1993, Purohit 1995, Romer-

Bécuwe 2003, Rotstein 1992, Walker 1996

en 1997

Calcitonine 3 Chevallier 1988, Hosking 1984, Thiebaud

1990, Vaughn 1974, Wisneski 1990

371

Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of tenminste twee geran-372

domiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. 373

Niveau 2 = gebaseerd op tenminste twee vergelijkende klinische onder-374

zoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelij-375

kende onderzoeken. 376

Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend 377

onderzoek. 378

Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. 379

380

381

Page 13: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 13

Literatuur 382

383

Agus ZS, Berenson JR. Treatment of hypercalcemia. UpToDate, 2009. 384

Alsirafy SA, Sroor MY, Al-Shahri MZ. Hypeercalcemia in advanced head and neck 385

squamous cell carcinoma: prevalence and potentiel impact on palliative care. Jour-386

nal of Supportive Oncology 2009; 7: 154-157. 387

Body JJ, Magritte A, Seraj F et al. Aminohydroxypropylidene biphosphonate (APD) 388

treatment for treatment-associated hypercalcemia: a randomized comparison be-389

tween a 3-day treatment and single 24-hour infusions. Journal of Bone and Mineral 390

Research 1989; 4: 923-928. 391

Body JJ, Dumon JC. Treatment of tumour-induced hypercalcemia with the bis-392

phosphonate pamidronate: dose-response relationship and influence of the tumour 393

type. Annals of Oncology 1994; 5: 359-363. 394

Body JJ, Louviaux I, Dumon JC. Decreased efficacy of bisphosphonates for recur-395

rences of tumor-induced hypercalcemia. Supportive Care in Cancer 2000; 8: 398-396

404. 397

Body JJ. Hypercalcemia of malignancy. Seminars in Nephrology 2004; 24: 48-54. 398

Chevalier B, Peyron R, Basuyau JP et al. Human calcitonin in neoplastic hypercal-399

cemia. Results of a prospective randomized trial. Presse Medicale 1988; 17: 2375-400

2377. 401

Dodwell DJ, Howell A, Morton AR et al. Infusion rate and pharmacokinetics of 402

intravenous pamidronate in the treatment of tumour-induced hypercalcaemia. 403

Postgraduate Medical Journal 1992; 68: 434-439. 404

Froelich A, McNair P, Transboel I. Awareness of hypercalcemia in a hospital popu-405

lation? Scandinavian Journal of Clinical and Laboratory Investigations 1991; 51: 406

37-41. 407

Grutters JC, Hermus AR, de Mulder PH, Beex LV. Long-term follow-up of breast 408

cancer patients treated for hypercalaemia with aminohydroxypropylidene biphos-409

phonate (APD). Breast Cancer Research 1993; 25: 277- 281. 410

Gucalp R, Ritch P, Wiernik PH et al. Comparative study of pamidronate disodium 411

and etidronate disodium in the treatment of cancer-related hypercalcemia. Journal 412

of Clinical Oncology 1992; 10: 134-142. 413

Gucalp R, Theriault R, Gill I et al. Treatment of cancer-associated hypercalcemia. 414

Double-blind comparison of rapid and slow intravenous infusion regimens of pami-415

dronate disodium and saline alone. Archives of Internal Medicine 1994; 154: 1935-416

1944. 417

Gurney H, Grill V, Martin TJ. Parathyroid-related proteine and response to pami-418

dronate in tumour-induced hypercalcemia. Lancet 1993; 341: 1611-1613. 419

Harinck HIJ, Plantingh AST, Body JJ et al. Role of bone and kidney in tumor-420

induced hypercalcemia and its treatment with bisphosphonate and sodium chloride. 421

American Journal of Medicine 1987; 82: 1133-1142. 422

Horwitz MJ. Hypercalcemia of malignancy. UpToDate, 2009. 423

Page 14: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 14

Hosking DJ, Cowley A, Bucknall CA. Rehydration in the treatment of severe hyper-424

calcemia. Quarterly Journal of Medicine 1981; 50: 473-481. 425

Hosking DJ, Gilson D. Comparison of the renal and skeletal actions of calcitonin in 426

the treatment of severe hypercalcemia of malignancy. Quarterly Journal of Medi-427

cine 1984; 53: 359-368 428

Lamy O, Jenzer-Closuit A, Burckhardt P. Hypercalcaemia of malignancy: an un-429

diagnosed and undertreated disease. Journal of Internal Medicine 2001: 250: 73-430

79. 431

Leyvraz S, Hess U, Flesch G et al. Pharmacokinetics of pamidronate in patients 432

with bone metastases. Journal of the National Cancer Institute 1992; 84: 788-792. 433

Ling PJ, A’Hern RP, Hardy JR. Analysis of survival following treatment of tumour-434

induced hypercalcemia with intravenous pamidronate (APD). British Journal of 435

Cancer 1995; 72: 206-209. 436

Lumachi F, Brunello A, Roma A, Basso U. Cancer-induced hypercalcemia. Anti-437

cancer Research 2009; 29: 1511-1555. 438

Major P, Lortholary A, Hon J et al. Zoledronic acid is superior to pamidronate in the 439

treatment of hypercalcemia of malignancy: a pooled analysis of two randomized, 440

controlled clinical trials. Journal of Clinical Oncology 2001; 19: 558-567. 441

Morton AP, Cantrill JA, Craig AE et al. Single dose versus daily intravenous ami-442

nohydroxypropylidene biphosphonate for the hypercalcemia of malignancy. British 443

Medical Journal 1988; 296: 811-814. 444

Nussbaum SR, Younger J, Vandepol CJ et al. Single-dose intravenous therapy 445

with pamidronate for the treatment of hypercalcemia of malignancy: comparison of 446

30-, 60- and 90-mg dosages. American Journal of Medicine 1993; 95: 297-304. 447

O’Rourke NP, McCloskey EV, Vasikaran S et al. Effective treatment of malignant 448

hypercalcaemia with a single intravenous infusion of clodronate. British Journal of 449

Cancer 1993; 67: 560-563. 450

Pecherstorfer M, Hermann Z, Body JJ et al. Randomized phase II trial comparing 451

different doses of the biphosphonate ibandronate in the treatment of hypercalcemia 452

of malignancy. Journal of Clinical Oncology 1996; 14: 268-276. 453

Pecherstorfer M, Steinhauer EU, Rizzoli R et al. Efficacy and safety of ibandronate 454

in the treatment of hypercalcemia of malignancy: randomized multicentric compari-455

son to pamidronate. Supportive Care in Cancer 2003; 11: 539-547. 456

Penel N, Dewas S, Hoffman A, Adenis A. Cancer-associated hypercalcemia 457

treated with intravenous diphosphonates: a survival and prognostic factor analysis. 458

Supportive Care in Cancer 2008; 16: 387-392. 459

Penel N, Dewas S, Doutrelant P et al. Cancer-associated hypercalcemia: validation 460

of a bedside prognostic score. Supportive Care in Cancer 2009; 17: 1133-1135. 461

Purohit OP, Radstone CR, Anthony C, Kanis JA, Coleman RE. A randomised 462

double-blind comparison of intravenous pamidronate and clodronate in the hyper-463

calcemia of malignancy. British Journal of Cancer 1995; 72: 1289-1293. 464

Ralston SH, Gardner MD et al. Comparison of aminohydroxypropylidene diphosfo-465

nate, mithramycin and corticosteroids/calcitonin in the treatment of cancer-466

Page 15: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 15

associate hypercalcemia. Lancet 1985; 2: 907-910. 467

Ralston SH, Gallagher SJ, Patel U et al. Comparison of three intravenous bisphos-468

phonates in cancer associated hypercalcemia. Lancet 1989; 2: 1180-1182. 469

Ralston SH, Gallacher SJ, Patel U, Campbell J, Boyle IT. Cancer-associated 470

hypercalcemia: morbidity and mortality. Annals of Internal Medicine 1990; 112: 471

499-504. 472

Ralston SH, Thiebaud D, Hermann Z et al. Dose-response study of ibandronate in 473

the treatment of cancer-asscoiated hypercalcemia. British Journal of Cancer 1997; 474

75: 295-300. 475

Romer-Bécuwe C, Vigano A, Romano F et al. Safety of subcutaneous clodranate 476

and efficacy in hypercalcemia of malignancy : a novel route of administration. Jour-477

nal of Pain and Symptom Management 2003; 26: 843-848. 478

Rotstein S, Glas U, Eriksson M, Pfeiffer P, Hansen J, Soderqvist J, Bandmann U, 479

Strid S. Intravenous clodronate for the treatment of hypercalcemia in breast cancer 480

patients with bone metastases - a prospective randomised placebo-controlled mul-481

ticentre study. European Journal of Cancer 1992; 28A(4-5): 890-893. 482

Saunders V, Ross JR, Broadley KE et al. Systematic review of bisphosphonates for 483

hypercalcaemia of malignancy. Palliative Medicine 2004; 18: 418-431. 484

Sawyer N, Newstead C, Drummond A et al. Fast (4-hr) or slow (24-hr) infusions of 485

pamidronate disodium (APD) as single shot treatment of hypercalcemia. Bone and 486

Mineral 1990; 9: 121-128. 487

Stewart AF. Hypercalcemia associated with cancer. New England Journal of Medi-488

cine 2005; 352: 373-380. 489

Thiebaud D, Jaeger P, Jacquet AF, Burckhardt P. Dose-response in the treatment 490

of hypercalcemia of malignancy by a single infusion of the bisphosphonate 491

AHPrBP. Journal of Clinical Oncology 1988; 6: 762-768. 492

Thiebaud D, Jacquet AF, Burckhardt P et al. Fast and effective treatment of malig-493

nant hypercalcemia. Combination of suppositories of calcitonin and a single infu-494

sion of 3-amino 1-hydroxpropylidene-1-biphosphonate. Archives of Internal Medi-495

cine 1990; 150: 2125-2128. 496

Tyrrell CJ, Collinson M, Madsen EL et al. Intravenous pamidronate: infusion rate 497

and safety. Annals of Oncology 1994; 5 (Suppl. 7): S27-S29. 498

Vassilopoulou-Sellin R, Newman BM, Taylor SH, Guinee VF. Incidence of hyper-499

calcemia in patients with malignancy referred to a comprehensive cancer. Cancer 500

1993; 71: 1309-1312. 501

Vaughn CB, Vaitkecius VK. The effects of calcitonin in hypercalcemia in patients 502

with malignancy. Cancer 1974; 34: 1268-1271. 503

Vinholes J, Guo CY, Purohit OP et al. Evaluation of new bone resorption markers 504

in a randomized comparison of pamidronate or clodronate for hypercalcemia of 505

malignancy. Journal of Clinical Oncology 1997; 15: 131-138. 506

Walker P, Watanabe S, Lawlor P, Bruera E. Subcutaneous clodronate (letter to the 507

editor). Lancet 1996; 348: 345. 508

Walker P, Watanabe S, Lawlor P et al. Subcutaneous clodronate: a study evaluat-509

Page 16: Richtlijn - · PDF fileHerziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 4 99 Etiologie 100 Hypercalciëmie bij patiënten met kanker treedt meestal op als uiting van

Herziening Richtlijn Hypercalciëmie/Versie 2/26-11-2009 Pagina 16

ing efficacy in hypercalcemia of malignancy and local toxicity. Annals of Oncology 510

1997; 8: 915-916. 511

Walls J, Ratcliffe WA, Howell A et al. Response to intravenous bisphosphonate 512

therapy in hypercalemic patients with and without bone metastases: the role of 513

parathyroid hormone-related protein. British Journal of Cancer 1994; 70: 169-172. 514

Wimalawansa SJ. Significance of plasma PTH-rp in patients with hypercalcemia of 515

malignancy treated with bisphosphonate. Cancer 1994; 73: 2223-2230. 516

Wisneski LA. Salmon calcitonin in the acute management of hypoercalcemia. Cal-517

cified Tissue International 1990; 46 (Suppl): S2630. 518

De Wit S, Cleton FJ. Hypercalcemia in patients with breast cancer: a survival 519

study. Journal of Cancer Research and Clinical Oncology 1994; 120: 610-614. 520