Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

22
Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP) SVOAZ FONS VITAE LYCEUM ST. IGNATIUSGYMNASIUM ST. NICOLAASLYCEUM REGELING FUNCTIONEREN EN BEOORDELEN ONDERWIJZEND PERSONEEL (OP)

Transcript of Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

Page 1: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP) SVOAZ

FONS VITAE LYCEUM ST. IGNATIUSGYMNASIUM ST. NICOLAASLYCEUM

REGELING FUNCTIONEREN EN BEOORDELEN

ONDERWIJZEND PERSONEEL (OP)

Page 2: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

2

1. Inleiding De gesprekkencyclus OP van de SVOAZ is driejarig en bestaat uit minimaal drie gesprekken:

twee functioneringsgesprekken en één beoordelingsgesprek.

Eén van de doelen van de gesprekkencyclus is het stimuleren en verbeteren van het functioneren van de

medewerkers. Gedurende de driejarige cyclus wordt de medewerker de mogelijkheid geboden het

functioneren (en daardoor de uiteindelijke beoordeling) te verbeteren. Om die reden kan de

eindbeoordeling dan ook geen verrassing zijn.

Voor zowel de functioneringsgesprekken als het beoordelingsgesprek zijn procedures opgesteld.

Voor de onderscheidende functiegroepen binnen de SVOAZ zijn separate regelingen opgesteld.

Dit betekent dat er regelingen zijn voor het onderwijzend personeel (OP), het onderwijs

ondersteunend personeel (OOP) en voor leden van het management team (MT) en schoolleiding (SL).

Alleen voor docenten die voor het eerste jaar werkzaam zijn binnen de SVOAZ geldt deze regeling niet.

Voor hen geldt een eigen gespreksregeling.

Deze regeling is vastgesteld op 27 juni 2012

Page 3: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

3

2. Regeling functioneren en beoordelen OP

1 Inleiding

Deze regeling is van toepassing op alle docenten binnen de Stichting Voortgezet Onderwijs Amsterdam-Zuid (SVOAZ) behalve op docenten die voor het eerste jaar in de Stichting werkzaam zijn.

2 Het doel van functioneringsgesprekken en beoordelen 2.1 Functioneringsgesprekken

Het doel van het functioneringsgesprek is het reflecteren van de docent op zijn eigen functioneren, het stimuleren en bevorderen van de persoonlijke ontwikkeling van de docent. Anderzijds gaan de gesprekspartners met elkaar na hoe de belangen van de docent en de organisatie (nog) beter gediend kunnen worden.

2.2 Beoordelen algemeen Bij een beoordeling wordt bekeken in hoeverre het handelen van de docent in overeenstemming is

met de doelstellingen van de school en met de afspraken die met de docent zijn gemaakt. 2.3 Beoordelen bij de Stichting VO Amsterdam Zuid

De scholen van de Stichting VO Amsterdam Zuid hebben de volgende doelen met de beoordelingsprocedure: Het stimuleren en verbeteren van het functioneren van docenten door het uitspreken van een waardering over onderdelen van het werk en over het totaal; Het uitspreken van een oordeel over de behaalde resultaten en de wijze waarop de resultaten zijn behaald; Het voldoen aan de afspraken die zijn gemaakt tussen leidinggevende en docent.

Het effect van beoordelen is tweeledig: Op de individuele docent: een beoordeling werkt inspirerend en leidt tot een continue ontwikkeling van de docent; Op de school: door beoordelen van docenten ontstaat het zicht op het totaal aan kwaliteiten in de school en kan gericht gewerkt worden aan continue kwaliteitsverbetering zoals in het Schoolplan is verwoord.

3 Gevolgen van functioneringsgesprekken en beoordeling 3.1 Functioneringsgesprekken

In het gesprek worden afspraken gemaakt welke inzet geleverd moet worden. Ook worden afspraken gemaakt over gewenste ontwikkeling van de docent en de ondersteuning die de docent hierbij wenst/krijgt vanuit de organisatie. Opbrengst van het functioneringsgesprek is het persoonlijk plan, een formulier waarin ontwikkelpunten worden vastgesteld waarin zowel de docent als de leidinggevende zich kunnen vinden.

3.2 Beoordelen Beoordelen is een proces dat start bij het eerste functioneringsgesprek in de gesprekscyclus

functioneren en beoordelen en eindigt met een beoordelingsgesprek. In dit beoordelingsgesprek wordt op basis van de beoordelingsmethodiek (zie 4) een uitspraak gedaan over het functioneren van de docent en de resultaten daarvan.

Beoordelingsgesprekken kunnen (rechtspositionele) consequenties hebben. Daarbij kan worden gedacht aan:

Ontwikkelingstraject (bijvoorbeeld coaching, supervisie); Loopbaanonderzoek,-begeleiding; Het al of niet toekennen van studiefaciliteiten; Het al of niet toekennen van een jaarlijkse periodiek; Het al of niet toekennen van een extra periodiek; Het al of niet toekennen van (eenmalige) gratificaties en toelagen; Het al of niet toekennen van specifieke taken of vervanging door andere taken;

Page 4: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

4

Outplacement; Ontslag.

4 Methodiek 4.1 Functioneringsgesprek

Bij zowel het functioneringsgesprek als het beoordelingsgesprek vormen de drie onderdelen ‘functie en taakvervulling’, ‘gedrag’ en ‘kennis’ de basis. Deze drie elementen staan ook centraal in het Persoonlijk Plan. Bij het functioneringsgesprek wordt niet gescoord op deze onderdelen, bij het beoordelingsgesprek wel. Voor een verdere uitwerking van deze drie onderdelen: zie hieronder.

4.2 Beoordeling Bij het eerste functioneringsgesprek is een Persoonlijk Plan gemaakt dat bestaat uit drie onderdelen:

Functie en taakvervulling; welke bijdrage heeft de medewerker geleverd uit hoofde van diens functie en taak/taken aan de realisering van het schoolplan in het beoordelingstijdvak. De functie is omschreven in de functiebeschrijving, over aanvullende taak/taken worden aan het begin van elk schooljaar afspraken met de docent gemaakt (bijlage B).

Gedrag; welk gedrag is getoond in het beoordelingstijdvak en draagt bij aan het vervullen van de functie en taak/taken. Dit gedrag is beschreven in de door de Stichting vastgestelde competenties van docenten (zie bijlage A)

Kennis; welke taken horen bij de functie/rol en welke kennis is daartoe benodigd (zie bijlage b).

Bij elk of een aantal van deze onderdelen worden afspraken gemaakt die in het beoordelingstijdvak dienen te worden gerealiseerd en die bij de afronding van dit tijdvak worden beoordeeld.

4.3 Eindbeoordeling Bij de eindbeoordeling gaat het om het totaal van de beoordeling van de afspraken die gemaakt zijn bij

de bovengenoemde drie onderdelen en die in samenhang met elkaar worden beoordeeld.

5 Frequentie Elke docent heeft jaarlijks één gesprek: na twee functioneringsgesprekken volgt in het derde jaar van

de cyclus een beoordelingsgesprek. Er vindt minimaal eens per drie jaar een beoordeling plaats. De direct leidinggevende kan besluiten

om die frequentie van de beoordelingen op te voeren, als de situatie daartoe aanleiding geeft. Er zal dan overleg plaatsvinden tussen de rector en de beoordelaar om afspraken te maken over de frequentie en de eventuele inzet van instrumenten. De docent wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

6 Gesprekscyclus functioneren en beoordelen De gesprekscyclus duurt drie jaar en bestaat uit minimaal drie gesprekken: twee

functioneringsgesprekken en één beoordelingsgesprek. De duur van de gesprekscyclus valt samen met het beoordelingstijdvak. In dit tijdvak vindt de voorbereiding van de beoordeling plaats. Zo nodig kunnen naar behoefte tussentijds voortgangsgesprekken worden afgesproken. Het initiatief hiertoe kan komen van de docent of van de leidinggevende.

Eén van de doelen van beoordeling is het stimuleren en verbeteren van het functioneren van

docenten (zie 2.3). In het beoordelingstijdvak wordt de docent de mogelijkheid geboden het functioneren (en daardoor de uiteindelijke beoordeling) te verbeteren. Om die reden kan de eindbeoordeling dan ook geen verrassing zijn. In het tweede functioneringsgesprek wordt een oordeel overgebracht. Dat wil zeggen dat als de functievervulling na dat gesprek niet meer zal wijzigen de eindbeoordeling gelijk zal zijn aan die van het tussentijdse oordeel. Het doel hiervan is tweeledig. Enerzijds is het een stimulans bij goed functioneren om het niveau stabiel te houden. Anderzijds (ook en vooral bij minder goed functioneren) weet de docent hoe de beoordelaar denkt over zijn/haar functioneren en wat hem/haar te doen staat om dat te ontwikkelen.

Van alle gesprekken wordt een verslag gemaakt (zie bijlage C), ook van eventuele

voortgangsgesprekken (zie 9).

Page 5: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

5

7 Schaal (alleen voor beoordelingsgesprekken) Alle afspraken die in het Persoonlijk Plan zijn gemaakt bij de drie onderdelen ‘functie- en

taakvervulling’, ‘gedrag’ en ‘kennis’ worden beoordeeld door middel van de volgende meetschaal: o onvoldoende o behoeft verbetering o voldoende o goed

Er wordt per score een toelichting gegeven. Het eindoordeel wordt weergegeven in dezelfde schaal:

o onvoldoende o behoeft verbetering o voldoende o goed

8 Bronnen/instrumenten In de regeling functioneren en beoordelen zijn de volgende instrumenten ingezet om de drie

onderdelen ‘functie- en taakvervulling’, ‘gedrag’ en ‘kennis’ te kunnen meten: - Afspraken in Persoonlijk Plan (zie bijlage E); - Leerling-enquêtes (eens per twee jaar) (zie bijlage E); - Medewerkerenquêtes (zie bijlage E); - Lesobservatie door leidinggevende(voorafgaand aan elk functioneringsgesprek); - Evaluatieverslag over functioneren bij grote taken (> 100 uur); - Verslagen van functioneringsgesprekken.

9 Procedure 9.1 Algemeen De uitnodiging voor elk gesprek wordt uiterlijk twee werkweken van tevoren per e-mail verstuurd.

Voor alle gesprekken geldt dat de afgesproken instrumenten gebruikt zullen worden en dat de informatie uiterlijk 5 werkdagen voor het gesprek beschikbaar zal zijn.

9.2 Functioneringsgesprek

Het functioneringsgesprek is een dialoog tussen de docent en zijn leidinggevende. Het gesprek heeft met name een ondersteunend/coachend karakter. Zwaartepunt van het gesprek ligt bij het hoe en wat (functie- en taakvervulling, gedrag en kennis): doet de docent de goede dingen en doet hij deze op de juiste manier? Van het gesprek wordt een verslagformulier ingevuld door de direct leidinggevende. Tijdens het tweede functioneringsgesprek wordt de voortgang van de ontwikkelpunten besproken en worden eventuele bijstellingen in de ontwikkelpunten opgenomen in het verslagformulier.

Het verslagformulier wordt door beide gesprekspartners ondertekend. De medewerker ontvangt een kopie van het getekende verslagformulier. Dit document wordt bewaard in het personeelsdossier.

9.3 Beoordelingsgesprek Tijdens het beoordelingsgesprek kan de medewerker zijn mening over de bevindingen kenbaar maken;

deze mening wordt toegevoegd aan het beoordelingsverslag. Dit kan aanleiding zijn tot het wijzigen van de beoordeling. Van het beoordelingsgesprek wordt een beoordelingsformulier ingevuld door de beoordelaar. Deze wordt gedateerd en door beide gesprekspartners getekend. De medewerker ontvangt een kopie van het getekende beoordelingsformulier. De verslagen worden bewaard in het personeelsdossier.

Ter voorbereiding van het beoordelingsgesprek vult de beoordelaar het beoordelingsformulier in (zie

bijlage D).

Tijdens het beoordelingsgesprek

De beoordelaar overhandigt het ingevulde beoordelingsformulier aan het begin van het gesprek en licht dit toe;

Page 6: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

6

Dit beoordelingsformulier wordt door beide gesprekspartners ondertekend en in het dossier opgeborgen;

Ook de gebruikte instrumenten worden in het dossier opgeborgen;

Zo nodig wordt een voortgangsgesprek afgesproken.

10 Actoren en bezwaar (alleen voor beoordelingsgesprekken) In principe is de formele gesprekspartner/beoordelaar de direct leidinggevende. In

uitzonderingsgevallen kan hiervan afgeweken worden en wordt een andere leidinggevende binnen de onderwijsinstelling de beoordelende instantie. Als de medewerker bezwaar heeft tegen de beoordeling dan kan hij binnen zes weken schriftelijk bezwaar aantekenen bij de rector

1. Als de rector

het geheel of gedeeltelijk eens is met de bezwaren dan wijzigt hij de beoordeling dienovereenkomstig en stelt de gewijzigde beoordeling vast. De rector deelt aan de medewerker mee aan welke bezwaren hij wel en welke niet is tegemoetgekomen. Indien de medewerker zijn bezwaren geheel of gedeeltelijk handhaaft, verwijst de rector de medewerker naar de algemene klachtencommissie van de St. VO Amsterdam-Zuid. De klachtencommissie beslist binnen de termijn zoals gesteld in het reglement van de algemene klachtencommissie SVOAZ en stuurt de beslissing in afschrift aan de medewerker, de beoordelaar en de rector van de school waar de medewerker werkzaam is, of de grootste aanstelling heeft. Deze beslissing wordt bewaard in het personeelsdossier.

11 Privacy Met inachtneming van de voorschriften in de Wet bescherming persoonsgegevens en het binnen

SVOAZ geldende Privacyreglement zal het bevoegd gezag gegevens met betrekking tot de persoon van de benoemde met zorg behandelen.

12 Afwezigheidprocedure Indien het gesprek niet kan plaatsvinden door bijvoorbeeld: ziekte /verloven, worden er met het

betrokken personeelslid duidelijke afspraken gemaakt over een nieuwe datum. Dit wordt (behoudens klaarblijkelijke overmacht) minimaal twee weken voor het geplande gesprek besproken en schriftelijk vastgelegd. De medewerker ontvangt schriftelijke bevestiging van hetgeen afgesproken is.

13 Niet voorziene gevallen In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag.

14 Begripsbepaling Deze regeling verstaat onder:

Bevoegd gezag: het College van Bestuur van de Stichting voor Voortgezet Onderwijs Amsterdam Zuid;

Docent: een persoon in dienst van het bevoegd gezag;

Beoordelaar: de door het bevoegd gezag aangewezen functionaris, die de beoordeling opmaakt en vervolgens het beoordelingsgesprek voert met de docent;

Functie: het geheel van werkzaamheden waarmee de docent gedurende het beoordelingstijdvak feitelijk was belast;

Functievervulling: het geheel van werkzaamheden waarop de docent zijn/haar functie heeft vervuld inclusief zijn/haar gedragingen in verband met de uitoefening van de functie;

Functioneringsgesprek: gesprek tussen de docent en de leidinggevende aan de hand van het persoonlijk plan van de docent;

Functioneringsformulier: het in de school geldend standaard formulier waarop de gemaakte afspraken omtrent de ontwikkelpunten vermeld zijn (bijlage C).

Beoordelingsgesprek: gesprek tussen de docent en de beoordelaar aan de hand van een beoordelingsformulier;

Beoordelingstijdvak: een periode van ten hoogste drie jaar aan het einde waarvan de beoordelaar zich over de functievervulling van de docent gedurende dat tijdvak een samenvattend oordeel vormt;

1 Indien de rector ook de beoordelaar is, wordt het bezwaar ingediend bij de andere leden van het College van Bestuur.

Page 7: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

7

Beoordelingsformulier: het in de school geldend standaard formulier, waarop de te beoordelen aspecten van het functioneren vermeld zijn (zie bijlage D);

Beoordeling: het na het beoordelingsgesprek formeel vastgesteld samenvattend oordeel over het functioneren van de docent, eventueel gepaard gaand met rechtspositionele en/of arbeidsrechtelijke consequenties;

Beoordelingscriteria: maatstaven die gebruikt worden om tot een beoordeling te komen

Beroepsmogelijkheid: bezwaar.

15 Bijlagen A. Competentieschema B. Functiebeschrijving C. Verslagformulier functionerings- en voortgangsgesprek D. Beoordelingsformulier E. Instrumenten

- Persoonlijk Plan - Leerlingen enquête - Medewerkerenquête

Page 8: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

8

Bijlage A Competentieprofiel SBL (stichting beroepskwaliteit leraren)

1. Interpersoonlijk competent Een goede leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan.

2. Pedagogisch competent Een goede leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur

bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen.

3. Vakinhoudelijk en didactisch competent Een goede leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen zich de culturele bagage eigen

te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenleving.

4. Organisatorisch competent Een goede leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer

in zijn groep of klas.

5. Competent in het samenwerken met collega’s Een goede leraar is competent in het samenwerken met collega’s. Hij kan een professionele bijdrage leveren aan een

goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede

schoolorganisatie.

6. Competent in het samenwerken met de omgeving Een goede leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan op een professionele

manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen.

7. Competent in reflectie en ontwikkeling Een goede leraar is competent in reflectie en ontwikkeling. Hij kan op een professionele manier over zijn bekwaamheid

en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn professionaliteit ontwikkelen en bij de tijd houden.

Voor een uitgebreide versie, voorzien van bekwaamheidseisen en indicatoren, zie www.lerarenweb.nl

Page 9: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

9

Bijlage B1 Functiebeschrijving docent LB Organisatie Stichting VO Amsterdam Zuid

Salarisschaal 10

Context

De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen één of meerdere scholen aangesloten bij de Stichting VO Amsterdam Zuid. De werkzaamheden vinden plaats binnen het primaire proces van de schoolorganisatie. De docent is verantwoordelijk voor het verzorgen van het onderwijs, leerlingbegeleiding, onderwijsontwikkeling, beoordeling van leerlingen en professionalisering.

Werkzaamheden Resultaatgebied 1: Onderwijs

draagt kennis/ expertise en vaardigheden over;

hanteert verschillende didactische werkvormen en leeractiviteiten;

houdt zich op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkeling (ook pedagogisch/didactisch) en vertaalt deze naar het onderwijs;

maakt inhoudelijke ontwikkelingen op het kennisdomein en in de ervaringspraktijk inzichtelijk;

speelt in op de groepsprocessen van leerlingen met verschillende achtergronden;

creëert een pedagogisch klimaat waarin leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen.

Resultaatgebied 2: Begeleiding van leerlingen

stimuleert leerlingen om zelfstandig te leren;

begeleidt leerlingen met verschillende sociaal-culturele achtergronden;

zorgt voor passend onderwijs;

helpt leerlingen inzicht te krijgen in hun eigen voortgang en stimuleert hen de beoogde doelstellingen te bereiken;

begeleidt het keuzeproces binnen de studie, door de leerling te adviseren en te verwijzen naar de juiste kanalen (personen, instanties etc.).

definieert voortgangsmomenten en stuurt hierop in het leerproces;

signaleert en onderkent leer- en gedragsproblemen van leerlingen, maakt deze bespreekbaar met collega's en (in- of externe) deskundigen en onderhoudt hierover contacten met ouders;

onderhoudt contacten met ouders over studievoortgang, studieresultaten, gedrag en de ontwikkeling van de leerling.

Resultaatgebied 3: Bijdrage aan onderwijsontwikkeling

houdt zich op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen en vertaalt deze naar vernieuwingen en verbeteringen van onderwijs(onderdelen) en toetsen;

draagt bij aan het (in team-of sectieverband) ontwikkelen, uitwerken en verbeteren van een deelgebied van het onderwijs;

draagt bij aan het (in team- of sectieverband) ontwerpen van alternatieve onderwijsonderdelen, onderdelen van het curriculum, onderwijsmateriaal, leermiddelen, toetsen, leersituaties e.d. voor de eigen vaksectie,en doet voorstellen ten aanzien van de organisatie van het onderwijs;

participeert in project- en werkgroepen die zijn belast met het ontwikkelen van onderwijs en toetsen.

Resultaatgebied 4: Beoordeling leerlingen

stelt, op basis van het vereiste niveau, toetsen op voor het vaststellen van het behaalde niveau van kennis en vaardigheden;

neemt toetsen af en onderbouwt evalueert op basis daarvan de leerprocessen en leerresultaten.

Resultaatgebied 5: Professionalisering

Page 10: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

10

houdt actief de voor het beroep vereiste pedagogische en didactische bekwaamheden op peil;

houdt zich actief op de hoogte van ontwikkelingen in het vakgebied en in het onderwijsveld.

Kader, bevoegdheden & verantwoordelijkheden Beslist over/bij: het overdragen van kennis/expertise en vaardigheden, het zorg dragen voor passend onderwijs, de bijdrage aan het ontwikkelen, uitwerken en verbeteren van een deelgebied van het onderwijs; het beoordelen van leerlingen, de eigen professionalisering. Kader: het curriculum, het schoolplan en de didactische uitgangspunten van het onderwijs van de schoolorganisatie. Verantwoording: aan de toegewezen leidinggevende over de kwaliteit van het onderwijs, de leerlingbegeleiding, de bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs, de beoordeling van leerlingen, begeleiding van de studieloopbaan en professionalisering.

Kennis en vaardigheden algemeen theoretische vakinhoudelijke kennis;

algemeen theoretische pedagogische en didactische kennis en kennis van diverse, actuele onderwijskundige methoden en technieken;

kennis van en inzicht in actuele ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied/de vakgebieden en- inzicht in onderwijskundige samenhangen in relatie tot het eigen werkterrein;

kennis van de organisatie van het onderwijs;

vaardigheid in het overdragen van kennis en vaardigheden;

vaardigheid in het toepassen van pedagogisch-didactische methoden en technieken;

vaardigheid in het coachen en begeleiden van (individuele en/of groepen) leerlingen;

organiserende en communicatieve vaardigheden.

Contacten met leerlingen over studievoortgang en gedrag en om hen te begeleiden, tot betere studieresultaten te komen, te corrigeren, af te stemmen en te stimuleren;

met ouders over de studievoortgang, resultaten, gedrag en ontwikkeling van de leerling om hen te informeren en tot afspraken te komen;

met collega's, (in- en externe) deskundigen en ouders over leer- en gedragsproblemen om deze bespreekbaar te maken en af te stemmen over te nemen stappen;

met instellingen voor vervolgonderwijs om op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen.

Page 11: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

11

Bijlage B2 Functiebeschrijving docent LC Organisatie Stichting VO Amsterdam Zuid

Salarisschaal 11

Context

De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen één of meerdere scholen aangesloten bij de Stichting

VO Amsterdam Zuid.

De werkzaamheden vinden plaats binnen het primaire proces van de schoolorganisatie.

De docent is verantwoordelijk voor het verzorgen van het onderwijs, leerlingbegeleiding,

onderwijsontwikkeling, beoordeling van leerlingen en professionalisering. De docent draagt bij aan de

ontwikkeling van het onderwijs vanuit vakinhoudelijke expertise.

Werkzaamheden

Resultaatgebied 1: Onderwijs

draagt kennis/ expertise en vaardigheden over en past daarbij uiteenlopende gedragsscenario's toe;

hanteert verschillende didactische werkvormen en leeractiviteiten;

houdt zich op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen(ook pedagogisch/didactisch) en vertaalt deze naar het onderwijs;

maakt inhoudelijke ontwikkelingen op het kennisdomein en in de ervaringspraktijk inzichtelijk;

speelt in op de groepsprocessen van leerlingen met verschillende achtergronden;

creëert een pedagogisch klimaat waarin leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen.

Resultaatgebied 2: Begeleiding van leerlingen

stimuleert leerlingen om zelfstandig te leren;

begeleidt leerlingen met verschillende sociaal-culturele achtergronden;

zorgt voor passend onderwijs en reikt uitdagende opdrachten/lesstof aan aansluitend op de leerbehoefte van leerlingen met een uiteenlopende onderwijsvraag;

begeleidt het keuzeproces binnen de studie, door de leerling te adviseren en te verwijzen naar de juiste kanalen (personen, instanties etc.);

helpt leerlingen inzicht te krijgen in hun eigen voortgang en stimuleert hen de beoogde doelstellingen te bereiken;

definieert voortgangsmomenten en stuurt hierop in het leerproces;

signaleert en onderkent leer- en gedragsproblemen van leerlingen, stemt af met (in- of externe) deskundigen over te nemen handelingsstappen en onderhoudt hierover contacten met ouders;

onderhoudt contacten met ouders over studievoortgang, studieresultaten, gedrag en de ontwikkeling van de leerling.

Resultaatgebied 3: Onderwijsontwikkeling

houdt zich op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen en vertaalt deze naar vernieuwingen en verbeteringen van onderwijs(onderdelen) en toetsen;

signaleert en analyseert behoeften tot vernieuwing van het onderwijs;

zorgt voor het (in team- of sectieverband) ontwikkelen, uitwerken en verbeteren van een deelgebied van het onderwijs met inachtneming van andere (aanverwante) deelgebieden;

ontwerpt voor de eigen vaksectie, alternatieve onderwijsonderdelen, onderdelen van het curriculum, onderwijsmateriaal, leermiddelen, toetsen, leersituaties e.d. en doet voorstellen ten aanzien van de organisatie van het onderwijs;

participeert in en/of begeleidt/leidt project- en werkgroepen die zijn belast met het ontwikkelen van onderwijs en toetsen.

Page 12: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

12

Resultaatgebied 4: Beoordeling leerlingen

stelt, op basis van het vereiste niveau, toetsen op voor het vaststellen van het behaalde niveau van kennis en vaardigheden;

neemt toetsen af en evalueert op basis daarvan de leerprocessen en leerresultaten;

beoordeelt de capaciteiten van de leerling en voert gesprekken met de leerling om samen de onderliggende motivatie in beeld te brengen.

Resultaatgebied 5: Professionalisering

houdt proactief de voor het beroep vereiste pedagogische en didactische bekwaamheden op peil;

houdt zich actief op de hoogte van ontwikkelingen in het vakgebied en in het onderwijsveld gericht op kwaliteitsverbetering en ten dienste van collega's;

draagt bij aan de professionalisering van docenten door het overdragen van kennis op het eigen vakgebied;

onderhoudt contacten met het veld (instellingen voor vervolgonderwijs, universiteiten en bedrijfsleven) om ontwikkelingen op het eigen vakgebied bij te houden en om leerlingen te adviseren over studieloopbaankeuze;

begeleidt (startende) collega-docenten (in opleiding) in de rol van mentor of coach.

Kader, bevoegdheden & verantwoordelijkheden

Beslist over/bij: het overdragen van kennis/expertise en vaardigheden en daarbij toepassen van

uiteenlopende gedragsscenario's, het zorg dragen voor passend onderwijs en aanreiken van

uitdagende opdrachten/lesstof aansluitend op de leerbehoefte van leerlingen met een

uiteenlopende onderwijsvraag;

het zorgen voor het ontwikkelen, uitwerken en verbeteren van een deelgebied van het

onderwijs met inachtneming van andere (aanverwante) deelgebieden; het beoordelen van

leerlingen, de bijdrage aan de professionalisering van docenten door het overdragen van kennis

op het eigen vakgebied.

Kader: het curriculum, het schoolplan, de didactische uitgangspunten van het onderwijs van de

schoolorganisatie en het professioneel statuut.

Verantwoording: aan de toegewezen leidinggevende over de kwaliteit van het onderwijs en

leerlingbegeleiding, de bruikbaarheid van de ontwikkeling van het onderwijs, de kwaliteit van de

beoordeling van leerlingen, begeleiding van de studieloopbaan en professionalisering.

Kennis en vaardigheden

brede (generalistische) of gespecialiseerde vakinhoudelijke kennis;

brede pedagogische en didactische kennis en kennis van diverse, actuele onderwijskundige methoden en technieken;

kennis van en inzicht in actuele ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied/de vakgebieden en inzicht in onderwijskundige ontwikkelingen in een bredere context dan het eigen werkterrein;

kennis van de organisatie van het onderwijs;

vaardigheid in het overdragen van kennis en vaardigheden en daarbij toepassen van diverse gedragsscenario's (beheersen van volledig gedragsrepertoire);

vaardigheid in het toepassen van een breed scala aan pedagogisch-didactische methoden en technieken;

vaardigheid in het coachen en begeleiden van (individuele en/of groepen) leerlingen en/of van minder ervaren docenten;

vaardigheid in het inspelen op een veranderende onderwijsvraag;

organiserende en communicatieve vaardigheden.

Page 13: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

13

Contacten

met leerlingen over studievoortgang en gedrag en om hen te begeleiden (bij complexe problemen), tot betere studieresultaten te komen, te corrigeren, af te stemmen en te stimuleren;

met ouders over de studievoortgang, resultaten, gedrag en ontwikkeling van de leerling om hen te informeren en tot afspraken te komen;

met (in- en externe) deskundigen over leer- en gedragsproblemen om af te stemmen over te nemen handelingsstappen;

met (startende) collega-docenten (in opleiding) om kennis van ontwikkelingen in het eigen vakgebied over te dragen en om hen vanuit de rol als mentor feedback te geven en te coachen;

met collega's over ontwikkelingen, verbeteringen en vernieuwingen in het onderwijs om af te stemmen;

met instellingen voor vervolgonderwijs om op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen.

Page 14: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

14

Bijlage B3 Functiebeschrijving docent LD Organisatie Stichting VO Amsterdam Zuid

Onderdeel

Salarisschaal 12

Context

De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen één van de scholen aangesloten bij de Stichting VO

Amsterdam Zuid.

De werkzaamheden vinden plaats binnen het primaire proces van de schoolorganisatie.

De docent is verantwoordelijk voor het verzorgen van het onderwijs, leerlingbegeleiding, beoordeling

van leerlingen en professionalisering. De docent draagt zorg voor de ontwikkeling van het onderwijs

vanuit vakinhoudelijke expertise.

Werkzaamheden

Resultaatgebied 1: Onderwijs

draagt kennis/ expertise en vaardigheden over en past daarbij uiteenlopende gedragsscenario's toe;

hanteert verschillende didactische werkvormen en leeractiviteiten;

houdt zich op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen (ook pedagogisch/didactisch) en vertaalt deze naar het onderwijs;

maakt, vanuit de rol van expert, inhoudelijke ontwikkelingen op het kennisdomein en in de ervaringspraktijk inzichtelijk door de inzet van verdiepte kennis;

speelt in op de groepsprocessen van leerlingen met verschillende achtergronden;

creëert een pedagogisch klimaat waarin leerlingen zich veilig en gewaardeerd voelen.

Resultaatgebied 2: Begeleiding van leerlingen

stimuleert leerlingen om zelfstandig te leren;

begeleidt leerlingen met verschillende sociaal-culturele achtergronden;

initieert passend onderwijs en reikt uitdagende opdrachten/lesstof aan aansluitend op de leerbehoefte van leerlingen met een uiteenlopende onderwijsvraag;

helpt leerlingen inzicht te krijgen in hun eigen voortgang en stimuleert hen de beoogde doelstellingen te bereiken;

definieert voortgangsmomenten en stuurt hierop in het leerproces;

doet systematisch en proactief onderzoek naar het pedagogisch-didactisch klimaat in de school en doet voorstellen tot verandering;

analyseert proactief leerling-gedrag en leerling-resultaten;

signaleert en onderkent leer- en gedragsproblemen van leerlingen, stemt af met (in- of externe) deskundigen over te nemen handelingsstappen en onderhoudt hierover contacten met ouders;

onderhoudt contacten met ouders over studievoortgang, studieresultaten, gedrag en de ontwikkeling van de leerling;

begeleidt het keuzeproces binnen de studie, door de leerling te adviseren en te verwijzen naar de juiste kanalen (personen, instanties etc.).

Page 15: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

15

Resultaatgebied 3: Onderwijsontwikkeling

houdt zich op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen en vertaalt deze naar vernieuwingen en verbeteringen van onderwijs(onderdelen) en toetsen;

brengt deze ontwikkelingen in verband met vakoverstijgende thema’s of problematiek, ontplooit initiatieven op vakoverstijgend gebied en houdt daarbij rekening met de samenhang in de school;

bouwt en onderhoudt een relevant netwerk ten behoeve van het bijhouden van vakinhoudelijke ontwikkelingen;

signaleert behoeften tot vernieuwing van het onderwijs naar aanleiding van analyses van leerling-gedrag en -resultaten;

onderzoekt en zet verschillende soorten evaluatie-instrumenten in, brengt onderzoeksresultaten in verband met het verzorgde onderwijs en doet voorstellen ten aanzien van vakinhoudelijke onderwijsontwikkeling en -vernieuwing;

zorgt voor het ontwikkelen, uitwerken en verbeteren van samenhangende deelgebieden van het onderwijs met oog op meerjaren ontwikkeling van het vak en de doorlopende leerlijn;

ontwerpt en zorgt voor de implementatie en borging van alternatieve onderwijsonderdelen in onderlinge samenhang, onderdelen van het curriculum, onderwijsmateriaal, leermiddelen, toetsen, leersituaties e.d. en doet voorstellen ten aanzien van de organisatie van het onderwijs;

participeert in en/of begeleidt/leidt project- en werkgroepen c.q. commissies die zijn belast met de evaluatie en het ontwikkelen van onderwijs en toetsen.

Resultaatgebied 4: Beoordeling leerlingen

stelt, op basis van het vereiste niveau, toetsen op voor het vaststellen van het behaalde niveau van kennis en vaardigheden;

neemt toetsen af en evalueert op basis daarvan de leerprocessen en leerresultaten;

beoordeelt de capaciteiten van de leerling en voert gesprekken met de leerling om samen de onderliggende motivatie in beeld te brengen.

Resultaatgebied 5: Professionalisering

houdt proactief de voor het beroep vereiste pedagogische en didactische bekwaamheden op peil en verdiept de eigen kennis;

houdt zich actief op de hoogte van ontwikkelingen in het vakgebied en in het onderwijsveld gericht op kwaliteitsverbetering en ten dienste van collega's;

bouwt een netwerk op en onderhoudt contacten met het veld (instellingen voor vervolgonderwijs, universiteiten en bedrijfsleven) om ontwikkelingen op het eigen vakgebied bij te houden en om leerlingen te adviseren over studieloopbaankeuze;

draagt, vanuit de rol van expert,bij aan de professionalisering van docenten door het overdragen van kennis op het eigen vakgebied;

begeleidt collega-docenten in de rol van mentor, geeft feedback, coacht en superviseert.

Kader, bevoegdheden & verantwoordelijkheden

Beslist over/bij: het overdragen van kennis/expertise en vaardigheden en daarbij toepassen van

uiteenlopende gedragsscenario's, het zorg dragen voor passend onderwijs en aanreiken van

uitdagende opdrachten/lesstof aansluitend op de leerbehoefte van leerlingen met een uiteenlopende

onderwijsvraag;

het leggen van verbanden tussen (bestaande) onderzoeksresultaten en het verzorgde onderwijs en

het doen van voorstellen ten aanzien van vakinhoudelijke onderwijsontwikkeling en -vernieuwing, het

zorgen voor het ontwikkelen, uitwerken en verbeteren van samenhangende deelgebieden van het

onderwijs met oog op meerjaren ontwikkeling van het vak-, school-, onderbouw/bovenbouwbrede

toepasbaarheid;

het beoordelen van leerlingen, het opbouwen en onderhouden van een netwerk, de bijdrage aan de

professionalisering van docenten door het overdragen van kennis op het eigen vakgebied vanuit de rol

Page 16: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

16

van expert.

Kader: de vastgestelde kaders van (onderwijskundig) beleid van de schoolorganisatie.

Verantwoording: aan de toegewezen leidinggevende over de kwaliteit van het onderwijs en

leerlingbegeleiding, de bruikbaarheid van de ontwikkeling van het onderwijs, de kwaliteit van de

beoordeling van leerlingen en professionalisering.

Kennis en vaardigheden

brede (generalistische) en verdiepte vakinhoudelijke kennis;

brede pedagogische en didactische kennis en kennis van diverse, actuele onderwijskundige methoden en technieken;

kennis van en inzicht in actuele ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied/de vakgebieden en- inzicht in onderwijskundige ontwikkelingen in een bredere context dan het eigen werkterrein;

kennis van de organisatie van het onderwijs;

vaardigheid in het overdragen van kennis en vaardigheden en daarbij toepassen van diverse gedragsscenario's (beheersen van volledig gedragsrepertoire);

vaardigheid in het toepassen van een breed scala aan pedagogisch-didactische methoden en technieken;

vaardigheid in het coachen en begeleiden van (individuele en/of groepen) leerlingen en/of van minder ervaren docenten;

vaardigheid het leggen van verbanden tussen (bestaande) onderzoeksresultaten en gehanteerde onderwijsconcepten;

vaardigheid in het inspelen op een veranderende onderwijsvraag;

vaardigheid in het implementeren van vernieuwingen en verbeteringen in het onderwijs;

organiserende en communicatieve vaardigheden;

vaardigheid in het opbouwen van een in relatie tot het vakgebied relevant netwerk.

Contacten

met leerlingen over studievoortgang en gedrag en om hen te begeleiden (bij complexe problemen), tot betere studieresultaten te komen, te corrigeren, af te stemmen en te stimuleren;

met ouders over de studievoortgang, resultaten, gedrag en ontwikkeling van de leerling om hen te informeren en tot afspraken te komen;

met (in- en externe) deskundigen over leer- en gedragsproblemen om af te stemmen over te nemen handelingsstappen;

met collega-docenten om kennis van ontwikkelingen in het eigen vakgebied over te dragen en om hen vanuit de rol als mentor feedback te geven, te coachen en te superviseren;

met collega's over ontwikkelingen, verbeteringen en vernieuwingen in het onderwijs om af te stemmen;

met instellingen voor vervolgonderwijs om een netwerk op te bouwen en op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen.

Page 17: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

17

Bijlage C Verslagformulier functionerings- en voortgangsgesprek OP

Zie volgende pagina voor vervolg van formulier

Verslagformulier functionerings- of voortgangsgesprek School

Naam docent

Naam leidinggevende

Datum

Functionerings- of voortgangsgesprek

Datum vorige gesprek uit de cyclus

Functie LB / LC / LD

Aanstellingsomvang fte

Persoonlijke ontwikkeling Functie en taakvervulling 1: Onderwijs 2: Begeleiding van leerlingen 3: Onderwijsontwikkeling 4: Beoordeling leerlingen 5: Professionalisering Taakvervulling:

Page 18: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

18

Vervolg bijlage C

Gedrag

Kennis

Arbeidsomstandigheden Werkplek: Werksfeer: Veiligheid: Gezondheid: Werkdruk: Relatie docent met leidinggevende: Relatie docent met collega’s: Andere zaken op arbo-gebied:

Akkoord met inhoud en weergave Docent Leidinggevende o akkoord o gezien (geef hieronder een toelichting) Datum: Datum:

Page 19: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

19

Bijlage D Beoordelingsformulier OP

Beoordelingsformulier School

Naam docent

Naam leidinggevende

Datum

Datum vorige gesprek uit de cyclus

Functie LB / LC / LD

Aanstellingsomvang fte

Beoordeling functie en taakvervulling

o Onvoldoende o Behoeft verbetering o Voldoende o Goed

Toelichting: 1. Onderwijs 2. Begeleiding van leerlingen 3. Onderwijsontwikkeling 4. Beoordeling leerlingen 5. Professionalisering

Taakvervulling

Beoordeling gedrag

o Onvoldoende o Behoeft verbetering o Voldoende o Goed

Toelichting:

Beoordeling kennis

o Onvoldoende o Behoeft verbetering o Voldoende o Goed

Toelichting:

Eindoordeel

o Onvoldoende o Behoeft verbetering o Voldoende o Goed

Toelichting:

Akkoord met inhoud en weergave Docent Leidinggevende o akkoord o gezien (geef hieronder een toelichting) Datum: Datum:

Page 20: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

20

Bijlage E1 Persoonlijk Plan

Datum: Naam: Ontwikkelpunt2 o functie- en taakvervulling

o onderwijs o begeleiding van leerlingen o onderwijsontwikkeling o beoordeling leerlingen o professionalisering o taakvervulling

o gedrag o kennis

Activiteiten of initiatieven

Reden

Gewenst concreet resultaat

Planning

Benodigde ondersteuning en faciliteiten

2 Per ontwikkelpunt een formulier gebruiken

Page 21: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

21

Bijlage E2 Leerling enquête

VRAGENLIJST CW Docent door leerling

1. Bij deze leraar leer je echt veel over zijn of haar vak.

2. Deze leraar heeft zijn lessen altijd goed voorbereid.

3. Deze leraar heeft leuke lessen.

4. Deze leraar begeleidt groepswerk goed.

5. Ik leer bij deze leraar veel van de groepsopdrachten.

6. Deze leraar geeft allerlei tips waardoor ik beter kan leren.

7. Deze leraar vindt het prima als je een eigen mening hebt en soms dingen anders

ziet.

8. Deze leraar legt de lesstof op allerlei manieren uit, zodat we het allemaal snappen.

9. Bij deze leraar doen we verschillende dingen in een les. (hij legt iets uit, geeft

opdrachten, laat samenwerken, presenteren en dergelijke.)

10. Deze leraar gebruikt allerlei lesmateriaal (boek, stencils, video, computer etc) om

zijn lessen leuker te maken.

11. Ik vind het lesmateriaal (boek, stencils) dat in deze les gebruikt wordt duidelijk.

12. Deze leraar stelt duidelijke vragen, ik snap meestal wel wat hij of zij vraagt.

13. Ik ben bij deze leraar niet bang om een vraag te stellen.

14. Deze leraar luistert goed naar ons.

15. Deze leraar kijkt je aan als hij (of zij) wat uitlegt.

16. Deze leraar geeft mij duidelijke opdrachten bij zelfstandig werken.

17. Deze leraar geeft mij voldoende steun bij het zelfstandig werken.

18. Deze leraar controleert of ik mijn taken goed uitvoer. (denk aan begeleiden

groepswerk, controle huiswerk, begeleiden opdrachten)

19. Deze leraar controleert of ik de lesstof begrijp. (door ernaar te vragen of extra

opdrachten)

20. Deze leraar helpt mij goed als ik vraag om hulp in de les.

21. Deze leraar legt aan het begin van de les uit wat hij deze les wil gaan doen.

22. Deze leraar geeft duidelijke opdrachten.

23. Deze leraar wil best iets meerdere keren uitleggen.

24. Deze leraar legt goed uit.

25. Bij deze leraar moet je luisteren en werken, dat gaat om en om.

26. Je merkt dat deze leraar het leuk vindt om les te geven.

27. Deze leraar zorgt ervoor dat je bij de les blijft, dat je goed bezig blijft.

28. Deze leraar voelt zich op zijn gemak, vindt het leuk om aan ons les te geven.

29. Deze leraar wil graag weten hoe het met je gaat.

30. Deze leraar geeft me een compliment als ik iets goed gedaan heb.

31. Deze leraar heeft veel geduld.

32. Deze leraar weet mij te motiveren en te stimuleren. Bij deze leraar heb ik er zin in

om hard te werken.

33. Ik voel me op mijn gemak bij deze leraar.

34. Deze leraar is vriendelijk.

35. Deze leraar leert ons om respect te hebben voor elkaar en anderen.

36. Als je een probleem hebt, zal deze leraar je helpen.

37. Deze leraar praat met je over je gedrag, als er iets niet goed gegaan is.

38. Deze leraar let goed op wat er allemaal in de klas en in groepen gebeurt.

39. Deze leraar spreekt je aan als je je verkeerd gedraagt.

Page 22: Regeling functioneren en beoordelen Onderwijzend Personeel (OP)

22

40. Je weet bij deze leraar waar je aan toe bent.

41. Als er iets aan de hand is kan deze leraar dat goed oplossen.

42. Deze leraar gaat goed om met lastige leerlingen.

43. Bij deze leraar is het rustig in de les.

44. Deze leraar bereidt ons goed voor op repetities, toetsen en dergelijke.

45. Deze leraar geeft goede cijfers (niet te hoog en niet te laag, wat je kunt

verwachten)

46. Deze leerkracht legt goed uit waarom we zijn vak krijgen op school.

47. Deze leraar komt in zijn lessen met goede voorbeelden uit de praktijk.

48. We praten met deze leraar ook over wat er buiten school gebeurt.

49. Deze leraar past prima bij deze school.

50. Deze leraar houdt zijn mond over problemen met andere leraren.