Reële functies 5

31
1. Herhaling 4 TIW 1.1. Elementaire begrippen : Reële functie : met elke x waarde stemt hoogstens 1 y-waarde overeen Domein : verzameling van originelen die een beeld hebben Nulpunten : a is een nulpunt <==> f(a) = 0 Stijgen en dalen : f is stijgend in [a,b] [ ] ) ( ) ( : , , 2 1 2 1 2 1 x f x f x x b a x x < < Snijpunt Y-as : de y-waarde van een functie als x = 0 Beeld of bereik : verzameling van y-waarden die een x-waarde hebben 1.2. Reële functies : 1.2.1. Eerstegraadsfuncties Algemene vorm : b ax y + = Grafiek Stijgen / dalen Nulpunt Tekenonderzoek 1.2.2. Tweedegraadsfuncties Algemene vorm : ) )( ( ² 2 1 x x x x a c bx ax y = + + = Top : a D a b 4 , 2 Symmetrie-as Stijgen / dalen Nulpunten : ac b D 4 ² = a D b X 2 ± = Tekenonderzoek 1.2.3. Andere basisfuncties 1.2.3.1. x y = 1.2.3.2. 3 x y = 1.2.3.3. x y 1 = Bepaal het domein, de nulpunten, het stijgen en dalen en het beeld van deze functies. Maak tevens een tekentabel.

Transcript of Reële functies 5

Page 1: Reële functies 5

1. Herhaling 4 TIW

1.1. Elementaire begrippen :

Reële functie : met elke x waarde stemt hoogstens 1 y-waarde overeen Domein : verzameling van originelen die een beeld hebben Nulpunten : a is een nulpunt <==> f(a) = 0 Stijgen en dalen :

f is stijgend in [a,b] [ ] )()(:,, 212121 xfxfxxbaxx <⇒<∈∀

Snijpunt Y-as : de y-waarde van een functie als x = 0 Beeld of bereik : verzameling van y-waarden die een x-waarde hebben

1.2. Reële functies :

1.2.1. Eerstegraadsfuncties

Algemene vorm : baxy += Grafiek Stijgen / dalen Nulpunt Tekenonderzoek

1.2.2. Tweedegraadsfuncties Algemene vorm : ))((² 21 xxxxacbxaxy −−=++=

Top : ⎟⎠⎞

⎜⎝⎛ −−

aD

ab

4,

2

Symmetrie-as Stijgen / dalen Nulpunten :

acbD 4² −=

aDbX

2±−

=

Tekenonderzoek

1.2.3. Andere basisfuncties

1.2.3.1. xy = 1.2.3.2. 3xy =

1.2.3.3. x

y 1=

Bepaal het domein, de nulpunten, het stijgen en dalen en het beeld van deze functies. Maak tevens een tekentabel.

Page 2: Reële functies 5

1.3. Veeltermen :

1.3.1. Algemene vorm

0121

1 ²...0 axaxaxaxa nn

nn +++++= −

1.3.2. Bepalen van de wortels, ontbinden : verschillende methoden

1.3.2.1. Afzonderen 06²³ =−− xxx

1.3.2.2. Samennemen van termen

052²5³2 =+−− xxx

1.3.2.3. Reststelling / regel van Horner 0912²³2 =+−+ xxx

0617²10³2043 45 =−++−− xxxxx

0( ) ( ) ( ) 0x a V x f a a a− ⇔ = ⇔

( ) ( ) ( ) ( ) ( )x a V x V x x a q x− ⇔ = − ⋅

1.3.2.4. Substitutie 4²40 4 +−= xx

1.3.3. Euclidische deling van veeltermen

Een veelterm V(x) delen door een andere veelterm d(x) heeft q(x) als quotiënt en r(x) als rest.

V(x) = xxx 3²³ −+ D(x) = 2−x

)()()()( xrxqxdxV +⋅= ( ) ( )( )( ) ( )

V x r xq xd x d x

= +

1.4. Oefeningen : We maken een oefeningenreeks: zie Derive bestand herhalingsoefeningen.

Page 3: Reële functies 5

2. Veeltermfuncties

Doelstellingen : a) Vanuit de grafiek, eventueel aangevuld met tabellen, elementaire begrippen afleiden1.

(AN 1) b) Vragen beantwoorden i.v.m probleemsituaties.(AN 2) c) Algebraïsch bepalen van het domein, de nulpunten en het tekenverloop. (AN 3, 4, 5) d) Ongelijkheden oplossen met ICT of rekentechnieken. (AN 6)

2.1. Inleiding: soorten functies

De leerlingen zelf voorbeelden laten aanhalen. Vanuit deze voorbeelden een opdeling maken. 2.1.1. Begrip functie (zie herhaling) p 8 2.1.2. Algebraïsche functies p 8 2.1.3. Transcendente functies p 9

2.2. Veeltermfuncties

2.2.1. Voorbeeld 1 p 10-11: ballonvaart

4

2161³

181224)( tttth −+−=

h= hoogte in tientallen meters, t is de tijd in uren (t=0, boven kerk) - De grafiek laten tekenen : scherm juist instellen. - Vragen p 10 oplossen m.b.v. ICT. - Begrippen domein, beeld en nulpunt aanhalen.

2.2.2. Begrippen p 11

- Domein / praktisch domein - Het domein van een veeltermfunctie is . - Beeld / praktisch beeld

2.2.3. Voorbeeld 2 p 12 : vuurwerk

82²4³)( ++−= tttth h in meter en t in seconden, na 5 seconden ontploft de pijl - De grafiek laten tekenen : scherm juist instellen. - Vragen p 12 oplossen m.b.v. ICT. - Domein, beeld en praktisch domein en beeld. - Nieuw begrippen : relatief maximum, minimum.

1 Onder elementaire begrippen verstaan we : domein, bereik, nulpunten, stijgen en dalen, gemiddelde verandering, extrema, symmetrie, periodiciteit en groei.

Page 4: Reële functies 5

2.2.4. Voorbeeld 3 p 13: algemeen voorbeeld

7²8)( 4 +−= xxxf - Maak een duidelijke grafiek van de functie. - Bepaal het domein. - Bepaal de nulpunten algebraïsch. - Maak een tabel met het tekenverloop. - Bepaal het stijgen en dalen. - Bepaal de eventuele relatieve minima, maxima.

2.2.5. Begrippen

Duidelijk aandacht besteden aan de notatie in symbolen !!! Relatief maximum / minimum p 14 Absoluut Maximum /minimum p 14

2.2.6. Functievoorschrift opstellen - Voorbeeld 1 p 15 : vanuit 4 gegeven punten een derdegraadsfunctie

opstellen. P(-3,4), Q(-2,0); R(0,4) en S(2,-16) - Als de vergelijkingen gevonden zijn, deze oplossen met ICT

2.2.7. Vraagstukken : kartonnen doos - Voorbeeld 2 p 17 : aan de vier hoeken van een stuk karton van 80 cm op

50, snijdt men vier gelijke vierkanten weg. Van de rest maakt men een doos zonder deksel. Stel een functie op die de inhoud van de doos weergeeft in functie van zijn hoogte. Probeer te achterhalen voor welke hoogte de inhoud van de doos maximaal is.

2.2.8. Differentiequotiënt : gemiddelde snelheid

³2)( ttd = 0≤ t ≤15

)³30(10125)( ttd −−= 15≤ t ≤30 T in minuten, d in meter - Hoeveel km reed Jonas effectief? - Wat was zijn gemiddelde snelheid over de hele rit? - Benader zijn exacte snelheid op t = 8. - Terminologie uitleggen : p 20

12

12

12

2 )()(1

xxyy

xxxfxf

xy

−−

=−

−=

∆∆

Gemiddelde verandering in [ ]1 2,x x

2.3. Samenvatting p 21 2.4. Oefeningen: zie Derive bestand : oefeningen veeltermfuncties

Page 5: Reële functies 5

3. Rationale functies Doelstellingen : a) Vanuit de grafiek, eventueel aangevuld met tabellen, elementaire begrippen afleiden.1

(AN 1) b) Vragen beantwoorden i.v.m probleemsituaties. (AN 2) c) Algebraïsch bepalen van het domein, de nulpunten en het tekenverloop. (AN 3, 4, 5) d) Homografische functies bestuderen. (AN 7) e) Ongelijkheden oplossen met ICT of rekentechnieken. (AN 6)

3.1. Definitie p 25 :

3.1.1. Definitie p 25 3.1.2. Voorbeeld 1 : konijnenpopulatie p 25

ttn

+−=

3360150)(

Met n(t) het aantal konijnen en t in maanden.

- Schets de grafiek van n(t). - Hoeveel konijnen zijn er de zesde maand bijgekomen? - Na hoeveel maanden zijn er 135 konijnen? (algebraïsch oplossen) - Hoeveel konijnen telt deze populatie op lange termijn? (tabel leren

gebruiken met ZRM)

3.2. Voorbeelden van rationale functies :

3.2.1. Voorbeeld 1

- Schets de grafiek van de functie. - Bepaal het domein van deze functie. - Bepaal de snijpunten met de assen. - Waar is deze functie stijgend/dalend? - Wat gebeurt er als x zeer grote waarden aanneemt? - Maak een tabel die het tekenverloop weergeeft.

1 Onder elementaire begrippen verstaan we : domein, bereik, nulpunten, stijgen en dalen, gemiddelde verandering, extrema, symmetrie, periodiciteit en groei.

Page 6: Reële functies 5

1²1²2

++

=xxy

Dom f(x) = Geen nulpunten Y-as : (0,1) Bld f(x) = [1,2[ Dalend : ] ],0−∞ ; Stijgend : [ [0,+∞ Als x zeer grote waarden aanneemt :

Als f(x) zeer grote (kleine) waarden aanneemt, nadert het beeld van de functie naar twee. We zeggen dat de rechte Y = 2 een horizontale asymptoot is. lim ( ) 2x

f x→∞

=

De functie is overal positief.

3.2.2. Voorbeeld 2 - Schets de grafiek van de functie. - Bepaal het domein van deze functie. - Bepaal de snijpunten met de assen. - Waar is deze functie stijgend/dalend? - Wat gebeurt er als x zeer grote waarden aanneemt? - Welke waarden neemt de functie aan in de omgeving van -1? - Maak een tabel die het tekenverloop weergeeft. - Voer de euclidische deling uit en herschrijf het functievoorschrift.

Page 7: Reële functies 5

12²

+−+

=x

xxy

Dom f(x) = \ ( 1)−Nulpunten zijn : (-2,0) ; (1,0) Y-as : (0,-2) Bld f(x) = Stijgend : ] [ ] [, 1 1,U−∞ − − +∞ Als x zeer grote waarden aanneemt, wordt het beeld ook oneindig groot (klein). In de omgeving van -1 :

In de omgeving van -1 wordt het beeld ook oneindig klein (groot).

1

1

lim ( )

lim ( )

x

x

f x

f x

→−<

→−>

= −∞

= +∞

We zeggen dat de functie een verticale asymptoot heeft, nl X = -1.

Page 8: Reële functies 5

We voeren de euclidische deling uit en herschrijven de functie.

2 2 21 1

x xy xx x+ −

= = −+ +

Als we de rechte y = x tekenen zien we dat de functie in oneindig bijna samenloopt met deze rechte. We noemen deze rechte een schuine asymptoot. Het quotiënt bij de euclidische deling geeft steeds deze asymptoot weer.

3.2.3. Voorbeeld 3

- Schets de grafiek van de functie. - Bepaal het domein van deze functie. - Bepaal de snijpunten met de assen. - Waar is deze functie stijgend/dalend? - Wat gebeurt er als x zeer grote waarden aanneemt? - Welke waarden neemt de functie aan in de omgeving van 2? - Maak een tabel die het tekenverloop weergeeft.

23

−+

=xxy

Dom f(x) = \ (2)Nulpunten : (-3,0) Y-as : (0,-3/2) Bld f(x) = \ (1)Dalend : ] [ ] [, 2 2,U−∞ +∞

Page 9: Reële functies 5

Als x zeer grote waarden aanneemt :

We zien dat f(x) in beide gevallen naar 1 nadert. Dus Y = 1 is horizontale asymptoot. lim ( ) 1x

f x→∞

=

In de omgeving van 2 :

2

2

lim ( )

lim ( )

x

x

f x

f x

→<

→>

= −∞

= +∞

De functie heeft dus een verticale asymptoot nl X = 2. Tekentabel maken.

Page 10: Reële functies 5

3.3. Begripsvorming : domein, asymptoten

3.3.1. Domein Het domein van een rationale functie is R\(nulpunten noemer).

3.3.2. Verticale asymptoot p 30

- De rechte X = c is verticale asymptoot ⇔ lim ( )x c

f x→

= ∞

- c is een pool van f(x), vaak zal dit een nulpunt zijn van de noemer. - Bepaal de verticale asymptoot van onderstaande functie :

² 21

x xyx+ −

=−

- Opmerking : geperforeerde grafiek

3.3.3. Horizontale asymptoot : p 31 - De rechte y=a is horizontale asymptoot lim ( )

xf x a

→∞⇔ =

- Wanneer heeft een rationale functie een horizontale asymptoot?

GrT = GrN : HA is het quotiënt van de hoogstegraadstermen GrT < Gr N : HA is y = 0

3.3.4. Schuine asymptoten p 32

- Een rationale functie heeft een schuine asymptoot als de graad van de teller één groter is dan de graad van de noemer.

- We vinden de schuine asymptoot door de euclidische deling uit te voeren. Het quotiënt is de schuine asymptoot.

- Als de functie een horizontale asymptoot heeft, kan ze geen schuine asymptoot hebben.

3.4. Toepassing : concentratie van een medicijn p 34

12( )² 2

tc tt

=+

C(t) in mg/l en t in uren - Na hoeveel uur moet er een tweede injectie gegeven worden zodat de

concentratie ten minste 2 mg/l blijft? - Zijn er op lange termijn nog sporen terug te vinden van het medicijn?

Page 11: Reële functies 5

3.5. Homografische functies :

3.5.1. Definitie p 26 : quotiënt van twee eerstegraadsfuncties 3.5.2. Voorbeeld 1 :

2 11

xyx+

=−

- Schets de grafiek van deze functie. Wat stel je vast? - Schrijf deze functie in een andere vorm door de euclidische deling uit te

voeren. - Welke transformaties moet de grafiek van y = 1/x ondergaan om de grafiek

van deze functie te bekomen?

3 21

yx

= +−

1 1 3 3 2

1 1 1y y y y

x x x x= → = → = → = +

− − −

Uit deze tabellen kunnen we dus gemakkelijk de opeenvolgende transformaties aflezen.

3.6. Samenvatting p 36 3.7. Oefeningen : zie Derive bestand : oefeningen rationale functies

Page 12: Reële functies 5

4. Irrationale functies

Doelstellingen : a) Vanuit de grafiek, eventueel aangevuld met tabellen, elementaire begrippen afleiden.

(AN 1) b) Vragen beantwoorden i.v.m. probleemsituaties. (AN 2) c) Algebraïsch bepalen van het domein en de nulpunten. (AN 3, 4) d) Ongelijkheden oplossen met ICT of rekentechnieken. (AN 6)

4.1. Domein van een irrationale functie p 41

y x=

( 2y x= + ) 3 ( 4y x= − )

Besluit : p 41

4.2. Nulpunten

4.2.1. Voorbeelden : bepaal de nulpunten van onderstaande functies

2( 5 6y x x= − + )

(5 6) 2y x x= + − −

4.2.2. Irrationale vergelijking: los de vergelijking op

(2 3) 2 ( 1) 1x x+ − + = −

4.2.3. Besluit : Kwadrateringsvoorwaarde Nulpunten irrationale functie

4.3. Functies bespreken

4.3.1. Voorbeeld 1:

( 3y x= + ) - Schets de grafiek van de functie. - Bepaal het domein van deze functie. - Bepaal de snijpunten met de assen. - Waar is deze functie stijgend/dalend? - Wat gebeurt er als x zeer grote waarden aanneemt? - Maak een tabel die het tekenverloop weergeeft.

Page 13: Reële functies 5

4.3.2. Voorbeeld 2:

2

( 2)xyx+

=

- Schets de grafiek van de functie. - Bepaal het domein van deze functie. - Bepaal de snijpunten met de assen. - Waar is deze functie stijgend/dalend? - Wat gebeurt er als x zeer grote waarden aanneemt? - Onderzoek het verloop van de functie in de omgeving van nul. - Maak een tabel die het tekenverloop weergeeft.

4.3.3. Voorbeeld 3:

24y x= −

- Schets de grafiek van de functie. - Bepaal het domein van deze functie. - Bepaal de snijpunten met de assen. - Waar is deze functie stijgend/dalend? - Wat gebeurt er als x zeer grote waarden aanneemt? - Maak een tabel die het tekenverloop weergeeft.

4.3.4. Voorbeeld 4: zie boek p 45

2 23 4x y+ = 4

- Schets de grafiek van de functie. - Bepaal het domein van deze functie. - Bepaal de snijpunten met de assen. - Waar is deze functie stijgend/dalend? - Wat gebeurt er als x zeer grote waarden aanneemt? - Maak een tabel die het tekenverloop weergeeft.

4.4. Vraagstukken p 47 : afstand Parijs-Dakar Opdracht p 47 : opgave laten lezen, oplossing bedekken

4.5. Samenvatting p 48 4.6. Oefeningen : zie Derive bestand verloop van irrationale functies

Page 14: Reële functies 5

Doelstellingen : machten, exponentiële groei en exponentiële functies

a) N-de machtswortel en machten met rationale en reële exponenten. (AN 11) b) Problemen i.v.m exponentiële groei. (AN 12) c) Grafiek van de exponentiële functie tekenen en elementaire begrippen afleiden. (AN

13) d) Elementaire exponentiële vergelijkingen oplossen. (AN18) e) Problemen oplossen i.v.m exponentiële functies. (AN19)

5. Machten

5.1. Machten met gehele exponenten.

Eerst werden machten ingevoerd met natuurlijke getallen als exponent.

01

00

0

, : ....

:: 1

0 ?

na n a a a a a

a a aa a

∀ ∈ ∀ ∈ = ⋅ ⋅ ⋅ ⋅

∀ ∈ =

∀ ∈ =

=

De volgende fase was het invoeren van negatieve getallen als exponent.

01, : n

na n aa

−∀ ∈ ∀ ∈ =

Voorbeelden p 68.

5.2. Eigenschappen van machten met gehele exponenten.

0, , ,

( )( )

m n m n

mm n

n

m n m n

n n n

n n

n

n n

a b m n

a a aa aaa aa b a b

a ab b

a bb a

+

∀ ∈ ∀ ∈

⋅ =

=

=

⋅ = ⋅

⎛ ⎞ =⎜ ⎟⎝ ⎠

⎛ ⎞ ⎛ ⎞=⎜ ⎟ ⎜ ⎟⎝ ⎠ ⎝ ⎠

:

Page 15: Reële functies 5

5.3. Vierkantswortels in R.

Een vierkantswortel uit een reëel getal is elk reëel getal waarvan de tweede macht gelijk is aan het gegeven getal. b is de vierkantswortel uit a asa b² = a. Enkel positieve getallen kunnen een vierkantswortel hebben.

2, :a b a b b a+∀ ∈ = ⇔ = Eigenschappen:

( )2

2

, :

( )

, 0

a b

a a

a a

a b a b

a a bbb

+∀ ∈

=

=

⋅ = ⋅

= ≠

Let op :

2:x x x∀ ∈ =

5.4. N-de machtswortels in R.

Geef zelf enkele voorbeelden. Definitie n-de machtswortel : Voor een van nul verschillend natuurlijk getal n is de n-de machtswortel uit een reël getal elk reëel getal waarvan de n-de macht gelijk is aan een gegeven getal.

0 , , : nnn a b a b b∀ ∈ ∀ ∈ = ⇔ = a Besluit p 70: welke getallen hebben een n-de machtswortel !!!

Page 16: Reële functies 5

Let op : n oneven : : n nx x x∀ ∈ =

n is even : : n nx x x∀ ∈ = Eigenschappen (zowel grondtal als wortel zijn positief !!!):

( )( )

0 0, , ,n n

nn

n nn

nn

n

m n m n

m n a b

a a

a a

a b a b

a ab b

a a

+

∀ ∈ ∀ ∈

=

=

⋅ = ⋅

=

=

:

5.5. Machten met rationale exponenten.

Geef zelf enkele voorbelden !!!

0 0, , :mn n ma m n a+∀ ∈ ∀ ∈ ∀ ∈ = a

5.6. Eigenschappen van machten met rationale exponenten.

0, , ,

( )

p q p q

pp q

q

p q p q

a b p q

a a aa aaa a

+

+

∀ ∈ ∀ ∈

⋅ =

=

=

:

Toepassingen p 72 !!!

5.7. Samenvatting p 73 : 5.8. Oefeningen.

Oef 1 p 73 : a, d, f, i Oef 2 p 74 : a, b, d Oef 4 p 74 : a, i, j Oef 5 p 74 : a, e, f Oef 6 p 74 Oef 7 p 75 Oef 13 p 75

Page 17: Reële functies 5

6. Exponentiële en logaritmische functies.

6.1. Exponentiële groei.

6.1.1. Soorten groei.

Inleidende tekst lezen p 80.

6.1.2. Lineair versus exponentieel.

Inleidend voorbeeld p 81 : algengroei Vragen oplossen p 81 Besluiten p 82 – 83:

a) Definitie b) Functievoorschrift c) Grafiek

6.1.3. Groeifactor.

Voorbeeld 1 : samengestelde intrest formule : 2500(1.05)tK = groeifactor : 1.05 (per jaar) besluit p 84 Voorbeeld 2 : luchtschepen formule : 105000(0.5)tV = groeifactor : 0.5 (per 10 dagen)

1

100.5 0.933= (per dag) besluit p 85 Voorbeeld 3 : bacteriëncultuur formule : 100(3)tA = groeifactor : 3 (per uur) 2 3 1.73= (per half uur) 23 9= (per 2 uur) besluit p 85 Toepassingen p 86

6.1.4. Machten met reële exponenten.

xa is gedefinieerd 0 ,a x+⇔ ∀ ∈ ∀ ∈De rekenregels blijven hetzelfde voor de machten met rationale exponenten.

Page 18: Reële functies 5

6.1.5. Exponentiële functies.

6.1.5.1. Definitie.

{ }0 \ 1

xy aa +

=

a noemen we het grondtal of de groeifactor.

6.1.5.2. Voorbeelden.

- Schets de grafiek van de functie. - Bepaal het domein van deze functie. - Bepaal de snijpunten met de assen. - Waar is deze functie stijgend/dalend? - Wat gebeurt er als x zeer grote of kleine waarden aanneemt? - Maak een tabel die het tekenverloop weergeeft.

2

12

x

x

y

y

=

⎛ ⎞= ⎜ ⎟⎝ ⎠

6.1.5.3. Algemeen verloop p 87

De leerlingen schetsen zelfstandig het algemeen verloop van de basisfuncties.

1

x

x

y a

ya

=

⎛ ⎞= ⎜ ⎟⎝ ⎠

6.1.5.4. Transformaties

Beschrijf voor elke functie welke transformatie de functie ondergaat. xy a=

x

x d

x

xb

y a cy ay b a

y a

+

= +

=

= ⋅

=

Page 19: Reële functies 5

6.1.6. Exponentiële vergelijkingen.

Een vergelijking waar een x in de exponent voorkomt noemen we een exponentiële vergelijking. Tip : probeer in beide leden een macht te krijgen met eenzelfde grondtal ! Voorbeelden : los op.

(2 1)2 3 18 3x−⋅ = ( 1)2 4x x−= −8

Voorbeeld : inwoners aantal p 90

6.1.7. Exponentiële ongelijkheden.

!!! Wanneer is een exponentiële ongelijkheid stijgend/dalend ? Als 0 < a < 1 : ( ) ( ) ( ) ( )f x g xa a f x g x< ⇒ >Als a > 1 : a a ( ) ( ) ( ) ( )f x g x f x g x< ⇒ < Voorbeelden : los op. 50 (0.5) 100x⋅ <

21

(2 ) 139

xx x

−− ⎛ ⎞≥ ⎜ ⎟

⎝ ⎠

6.1.8. Samenvatting p 92. 6.1.9. Oefeningen.

Oef 2 p 93 Oef 8 p 95 Oef 9 p 95 Oef 18 p 97 Oef 23 p 98 : b, c, h Oef 24 p 98 : a, e Oef 25 p 99 : a, c

Page 20: Reële functies 5

6.2. Logaritmische functies.

6.2.1. Logaritmen.

Groei van waterplanten : 2ty = Na hoeveel tijd is er 10 m² volgroeid ? Dus : 2 10t = Dit kunnen we niet uit het hoofd. We weten wel dat t zal liggen tussen 2 en 3. Tot welke macht moeten we twee verheffen om 1O te verkrijgen : 2 log10 We kunnen een aantal voorbeelden uit het hoofd berekenen. Hiervoor vullen we de tabel in op pagina 100. Bereken nu ook eens onderstaande voorbeelden : 3

12

10

3

1

2

log 27

log8log1000

log( 2)log 4log8−

Besluit :

( )log

\ 0,1

a yx y aa +

= ⇔ =

x

Opmerkingen :

log

log 1loga

a

a y

x

aa y

a x

=

=

=

Brigse logaritmen Natuurlijke of Neperiaanse logaritmen

Page 21: Reële functies 5

6.2.2. Rekenregels voor logaritmen.

Logaritme van een product :

( ) ( ) ( )1 2 1 2log log loga a ax x x⋅ = + x

a x

Toon deze stelling aan :

( ) ( ) ( )( )( ) ( )( ) ( ) ( )

1 2

1 2

log log1 2

log log1 2

log log

log log log

a a

a a

x xa a

x xa a

x x a a

a x+

⋅ = ⋅

= = +

Dit heeft tot gevolg :

( ) ( )1 1log loga n ax n x= ⋅ Analoog kunnen we de logaritme van een quotiënt berekenen.

( ) ( )11 2

2

log log loga a ax x xx

⎛ ⎞= −⎜ ⎟

⎝ ⎠

De leerlingen tonen deze stelling zelf aan. Vaak hebben we een praktisch probleem om een logaritme te kunnen berekenen. Denk maar aan ons inleidend voorbeeld : 2 log10We kunnen onderstaande rekenregel gebruiken om een logaritme te berekenen.

logloglog

ab

a

xxb

=

Toon deze regel aan :

loglog log

log logloglog

b y

a y a

a a

a

a

x y b xb x

y b xxyb

= ⇔ = ⇔

= ⇔

⋅ = ⇔

=

Bereken nu zelf : 2 log10 Vaak zullen we dus simpelweg Brigse logaritmen gebruiken om andere logaritmen te kunnen berekenen.

Page 22: Reële functies 5

6.2.3. Grafiek en eigenschappen van een logaritmische functie.

Teken nu zelf de grafiek van 2 logy x=

Wat Stel je vast in vergelijking met de exponentiële functie : 2xy =

Besluit : de logaritmische functie met grondtal a is de inverse functie van de exponentiële functie met grondtal a. Bespreek het verloop van de logaritmische functie :

log1

ay xa=>

Bespreking zie boek p 106 !

6.2.4. Transformaties van de grafiek.

( )log loga ay x y x p= → = − q+ Zie boek p 106

Page 23: Reële functies 5

6.2.5. Oplossen van exponentiële vergelijkingen mbv logaritmen.

Dankzij het bestaan van logaritmen, kunnen we nu meer exponentiële vergelijkingen oplossen dan ervoor. In eerste instantie konden we enkel vergelijkingen oplossen indien beide leden herleid konden worden naar eenzelfde grondtal. Nu is dit geen noodzaak meer. Los onderstaand voorbeeld op :

110 12

3

xx

−+ ⎛ ⎞= ⎜ ⎟

⎝ ⎠

We kunnen aan beide leden “de logaritme nemen” !

( )1

10 1log 2 log3

1( 10) log 2 ( 1) log3

xx

x x

−+ ⎛ ⎞= ⇔⎜ ⎟

⎝ ⎠

+ ⋅ = − ⋅

We krijgen nu een eerste graadsvergelijking in x die we gemakkelijk kunnen oplossen. Besluit : oplossen van exponentiële vergelijkingen

( ) ( )

( ) ( )

( ) ( )( ) log ( ) log

f x g x

f x g x

a a f x g xa b f x a g x

= ⇔ =

= ⇔ ⋅ = ⋅ b

Soms is het mogelijk a te substitueren door t. x

Ook bij ongelijkheden kunnen we gebruik maken van logaritmen : Los onderstaand voorbeeld op : wijzen op de regels van ongelijkheden !!!

( ) ( )25 0.8 10 1.2x x⋅ < ⋅ Toepassing : autobanden p 109

- stel eerst een vergelijking op van U(n): ( )( ) 2 0.989 nU n = ⋅ - vertaal het gevraagde in een wiskundige ongelijkheid - los deze ongelijkheid op

( )2 0.989 1.7n⋅ <

Page 24: Reële functies 5

6.2.6. Logaritmische vergelijkingen.

Een vergelijking waarbij x in het argument of het grondtal van een logaritme voorkomt, noemen we een logaritmische vergelijking. Oplossingsmethode: - altijd eerst de bestaansvoorwaarde opstellen - omzetten tot logaritmen met hetzelfde grondtal - oplossen f(x) = g(x) Los nu onderstaande vergelijkingen op : 2 4log log(2 2)x x= +

( )1

3 3log(2 ) 1 log 1x x= + +

6.2.7. Logaritmische ongelijkheden.

We hebben het verloop van de logaritmische functies in gedachten. Hieruit kunnen we onderstaande regels afleiden :

( ) ( )( ) ( )

1: log ( ) log ( ) ( ) ( )

1: log ( ) log ( ) ( ) ( )

a a

a a

o a f x g x f x g x

a f x g x f x g x

< < > ⇔ <

> > ⇔ >

Los nu onderstaande ongelijkheid op. 12 log( 2) 2x + > − Los onderstaande ongelijkheid grafisch, numerisch op. Dit kan altijd bij minder eenvoudige ongelijkheden. 2 log(2 3) 3x x+ ≤ −

6.2.8. Samenvatting. 6.2.9. Oefeningen.

Oef 1 p 117 : b, c, e, g, h, i Oef 2 p 117 : d, e Oef 3 p 117 : b Oef 4 p 117 : b Oef 5 p 117 : a, d Oef 7 p 118 : a, d Oef 8 p 118 Oef 9 p 118 Oef 18 p 119 Oef 27 p 121 : b, c Oef 28 p 121 : a, d, f Oef 29 : a

Page 25: Reële functies 5

7. Goniometrische functies.

7.1. Periodieke functies.

7.1.1. Voorbeelden p 126,127.

- getijden - bloeddruk en hartslag

7.1.2. Begrippen p 128.

- periodieke functie - periode

7.2. Basisgrafieken

7.2.1. Herhaling goniometrische begrippen p 129.

- goniometrische cirkel - sinus, cosinus en tangens aflezen op C(0,1) - het teken van de goniometrische getallen per kwadrant - definities van tangens, cotangens, secans en cosecans - grondformule - richtingscoëfficiënt en hellingshoek - verband tussen hoeken en hun goniometrische getallen

a) gelijke hoeken b) tegengestelde hoeken c) supplementaire hoeken d) complementaire hoeken

7.2.2. Sinusfunctie in radialen.

siny x=

- Domein, beeld - periode - amplitude - nulpunten - symmetrie - teken- en waardeverloop

Page 26: Reële functies 5

7.2.3. Cosinusfunctie.

cosy x= - Domein, beeld - periode - amplitude - nulpunten - symmetrie - teken- en waardeverloop

7.2.4. Tangensfunctie.

tany x= - Domein, beeld - periode - amplitude - nulpunten - symmetrie - teken- en waardeverloop - asymptoten

Page 27: Reële functies 5

7.3. Som-en verschilformules.

7.3.1. Inleiding p 150.

Met voorbeelden aantonen dat de formules niet zo simpel te berekenen zijn.

7.3.2. Formules voor de cosinus.

cos( ) cos cos sin sincos( ) cos( ( )) cos cos sin sin

α β α β α βα β α β α β α− = ⋅ + ⋅+ = − − = ⋅ − ⋅ β

7.3.3. Formules voor de sinus.

sin( ) cos( ( )) sin cos cos sin2

sin( ) sin( ( )) sin cos cos sin

πα β α β α β α

α β α β α β α β

− = − − = ⋅ − ⋅

+ = − − = ⋅ + ⋅

β

7.3.4. Formules voor de tangens.

sin cos cos sinsin( ) tan tantan( ) cos cos sin sincos( ) 1 tan tan

tan tantan

cos cos

cos cos

( )1 tan t na

α β α βα β α βα β α β α βα β α β

α βα βα

α β

β

α β

⋅ − ⋅− −

− = = =⋅ + ⋅− + ⋅

++ =

⋅−

7.3.5. Samenvatting.

7.4. Verdubbelings- en halveringsformules. 7.4.1. Verdubbelingsformules.

We gebruiken de som- en verschilformules voor het afleiden van de verdubbelingsformules.

2 2

2

sin(2 ) sin( ) 2sin coscos(2 ) cos( ) cos sin ( )

2 tantan(2 )1 tan ( )

α α α α α

α α α α αααα

= + =

= + = −

=−

Deze formules kunnen we voor elke hoek gebruiken (elke hoek is immers een dubbele hoek).

7.4.2. Samenvatting.

Page 28: Reële functies 5

7.5. Formules van Simpson.

7.5.1. Van een som naar een product.

We beginnen wederom met de som en verschilformules : sin( ) sin cos cos sinsin( ) sin cos cos sincos( ) cos cos sin sincos( ) cos cos sin sin

α β α β α βα β α β α βα β α β α βα β α β α

− = ⋅ − ⋅+ = ⋅ + ⋅− = ⋅ + ⋅+ = ⋅ − ⋅ β

Door enkele eenvoudige bewerkingen uit te voeren krijgen we onderstaande formules. Deze geven ons een overgang van een som naar een product of omgekeerd. sin( ) sin( ) 2sin cossin( ) sin( ) 2sin coscos( ) cos( ) 2cos coscos( ) cos( ) 2sin sin

α β α β α βα β α β β αα β α β α βα β α β α

− + + = ⋅− − + = ⋅− + + = ⋅− + + = − ⋅ β

Men past nog een substitutie toe om de formules van een som naar een product te krijgen.

( )2

( )2

xy

x

y

α βα β

α β

α β

+ =− =

⇒+

=

−=

Dit levert ons de formules van Simpson op.

sin sin 2sin cos2 2

sin sin 2sin cos2 2

cos cos 2sin sin2 2

cos cos 2cos cos2 2

x y x yx y

x y x yx y

x y x yx y

x y xx y

+ −+ =

− +− =

+ −+ =

+ −− = −

y

Page 29: Reële functies 5

7.5.2. Van een product naar een som.

In het vorige onderdeel is deze overgang reeds aan bod gekomen.

7.5.3. Samenvatting. 7.5.4. Oefeningen.

7.6. Goniometrische vergelijkingen.

7.6.1. Definitie.

Zie boek p

7.6.2. Oplossen van basisvergelijkingen.

a) sin( ) 2 2x a x k x kα π π α π= ⇔ = + ⋅ ∨ = − + ⋅

Voorbeelden: 1sin( )2

x =

3sin(2 )2

x =

b) cos( ) 2 2x a x k x kα π α π= ⇔ = + ⋅ ∨ = − + ⋅

Voorbeelden:

1cos2

2cos( ) 26

x

x π

= −

− =

c) tan( )x a x kα π= ⇔ = + ⋅

Voorbeelden : 3tan( )

2x =

3 tan(2 ) 1 22

x π− + =

Page 30: Reële functies 5

7.6.3. Vergelijkingen die uiteenvallen in basisvergelijkingen.

In een aantal vergelijkingen herkennen we niet onmiddellijk een basisvergelijking. Door gebruik te maken van de goniometrische formules kunnen we deze vergelijkingen we laten uiteenvallen (schrijven als een product) in twee of meerdere basisvergelijkingen. Voorbeelden: cos sin(2 ) 0sin( ) sin(3 ) sin(2 ) 0

x xx x x+ =+ − =

7.6.4. Enkele eenvoudige substituties.

Zoals bij elk type vergelijking kunnen we ook vaak in een goniometrische vergelijking een substitutie toepassen zodat we een veelterm krijgen. Deze veelterm kunnen we dan oplossen langs de klassieke weg. De oplossingen van de veelterm leveren ons telkens een basisvergelijking op. Voorbeelden:

2 2sin cos ( ) sin ( )x x x= −

7.6.5. Samenvatting. 7.6.6. Oefeningen.

Oef 1 p 173 : e, f Oef 2 p 173 : a, d, i Oef 3 p 173 : a, d

7.7. Goniometrische ongelijkheden.

7.7.1. Terminologie.

Definitie p 175.

7.7.2. Voorbeelden.

- eerst een voorstelling maken op de goniometrische cirkel - daarna de oplossing algebraïsch opschrijven

1sin2

x >

3tan3

x <

Page 31: Reële functies 5

- onderstaande ongelijkheden vormen we eerst om tot een echte

basisongelijkheid en lossen ze dan op de klassieke manier op.

1cos(2 )2

x π+ <

2sin(4( )) 2 33

x π− + >

7.7.3. Samenvatting. 7.7.4. Oefeningen.

Oef 1p 180: a, e, g Oef 7 p 181

7.8. Cyclometrische functies.

7.8.1. De omgekeerde relatie van de sinusfunctie. 7.8.2. De omgekeerde relatie van de cosinusfunctie. 7.8.3. De omgekeerde relatie van de tangensfunctie. 7.8.4. Samenvatting. 7.8.5. Oefeningen.