RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel in metadata - ou.nl · Het RdMC heeft een tweedelijns...
Transcript of RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel in metadata - ou.nl · Het RdMC heeft een tweedelijns...
WORKING PAPER
Darco Jansen, Robert Schuwer, Hannelore Dekeyser
RdMC-applicatieprofiel
Een poldermodel voor omgaan met metadata
OUN
2
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan het programma Zij-instroom van de Open Universiteit
Nederland.
© Copyright Darco Jansen, Robert Schuwer, Hannelore Dekeyser, 2005
All right reserved. No part of this publication may reproduced, stored, in a retrieval system, or
transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise,
without the prior permission of the publishers.
Printed in The Netherlands.
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 3
Ruud de Moor Centrum
De Open Universiteit Nederland ontwikkelt en verzorgt open hoger afstandsonderwijs en is tevens een
partner voor lerarenopleidingen en onderwijsinstellingen voor de professionalisering van
onderwijsgevenden. Bij deze professionalisering gaat het om de bestrijding van de tekorten aan leraren
door middel van:
- flexibilisering van opleiding en nascholing door afstandsonderwijs;
- competentiegericht onderwijs en leren op de werkplek.
Binnen de Open Universiteit Nederland is de expertise met betrekking tot deze professionalisering
samengebracht in het Ruud de Moor Centrum.
Dit centrum vervult taken in het kader van ontwikkeling, vernieuwing, verspreiding, praktijkgericht
onderzoek en evaluatie van de professionaliseringsactiviteiten ten behoeve van onderwijsgevenden.
Deze taken worden veelal uitgevoerd in nauwe samenwerking met scholen voor primair en voortgezet
onderwijs, lerarenopleidingen en andere afdelingen en organisatieonderdelen van de Open Universiteit
Nederland.
Het RdMC geeft, naast andere publicaties, working papers uit, met voorlopige onderzoeksresultaten
(bijvoorbeeld van pilots), interessante best practices, beschrijvingen van innovaties, beschrijvingen van
implementaties, evaluatiegegevens, exploitatiebevindingen, weergaven van discussies en
overwegingen, voorlopige stellingnames, rapportages van voorstudies, prototypen en voorlopige
ontwerpen, haalbaarheidsstudies, analyses, praktische documenten en dergelijke. Deze working papers
zijn gericht op zij-instromers en hun school, opleiders en begeleiders (in lerarenopleidingen en in
scholen) en beleidsmakers, media en alle anderen die op basis van belangstelling en/of professionele
activiteiten betrokken zijn bij de innovatie van trajecten die bijdragen aan de professionalisering van
onderwijsgevenden.
OUN
4
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 5
Inhoudsopgave
Vooraf 7
1. Inleiding 9
2. Begrippenkader 11
3. Standaarden en applicatieprofielen 13
3.1. Metadata, standaarden en applicatieprofielen 13
3.2. Het belang van standaarden voor het RdMC 16
3.3. Doelen voor metadatering 18
4. Het RdMC-applicatieprofiel 21
4.1. Uitgangspunten bij het applicatieprofiel 21
4.2. Het proces om te komen tot een RdMC-applicatieprofiel 21
4.2.1. Invloed van auteurs op applicatieprofiel 22
4.2.2. Invloed van eindgebruikers op applicatieprofiel 24
4.3. Het RdMC-applicatieprofiel 25
4.3.1. Verplicht in te vullen metadata-elementen 26
4.3.2. Verplicht in te vullen metadata-elementen, automatisch door systeem te
achterhalen
26
4.3.3. Optioneel in te vullen metadata-elementen 27
4.4. Projectspecifieke applicatieprofielen 28
5. Schets van een zoekapplicatie in een toekomstig RdMC-portaal 31
6. Conclusie 33
7. Dankzegging 35
Literatuur 37
Bijlage 1. Selectie uit waardenlijsten voor metadata-elementen 39
Colofon 47
OUN
6
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 7
Vooraf
In 2004 begonnen wij vanuit het project Virtuele Werk- en Leeromgeving (VWL) van het Ruud de
Moorcentrum (RdMC) met het uitwerken van de eerste ideeën voor metadatering van producten.
Literatuurstudies en eigen ervaringen leerden ons dat, wilden wij de doelstellingen voor deze exercitie
behalen, een innige samenwerking met de medewerkers van projecten binnen het RdMC noodzakelijk
was. Niet alleen bezitten zij de inhoudelijke kennis over de producten (onontbeerlijk om de juiste set van
metadata-elementen te kunnen bepalen), maar ook ontstond zo draagvlak voor het idee producten te
gaan metadateren. De exercitie moest uiteindelijk leiden tot een afspraak over te gebruiken metadata-
elementen, het RdMC-applicatieprofiel, die door de gehele organisatie moest worden gedragen. Dit
resultaat is uiteindelijk tot stand gekomen door veel overleg en sluiten van compromissen. In die zin kan
het RdMC-applicatieprofiel dan ook worden beschouwd als een exponent van het Nederlandse
poldermodel. De praktijk moet nu uitwijzen of deze werkwijze tot een werkbaar resultaat heeft geleid.
OUN
8
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 9
1 Inleiding
Het Ruud de Moor Centrum, afgekort RdMC, is onderdeel van de Open Universiteit Nederland. In
opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkt het RdMC aan de
professionalisering van onderwijsgevenden, met name gericht op zij-instromers, beginnende leraren en
hun begeleiders. Het RdMC richt zich daarbij op
− flexibilisering van opleiding en nascholing door afstandsonderwijs
− competentiegericht onderwijs en leren op de werkplek
Het RdMC werkt op dit moment (augustus 2005) aan ruim vijfentwintig projecten, waarbij diverse
disciplines en het onderwijsveld nauw zijn betrokken. In deze projecten worden producten ontwikkeld
zoals kennisbanken, communities of practice voor begeleiden op afstand en assessmentinstrumenten.
De materialen die in een project ontwikkeld zijn, kunnen door andere RdMC-projecten worden
hergebruikt. Zo kan bijvoorbeeld eenzelfde video door diverse projecten worden ingezet in hun
producten. Maar ook binnen een project kunnen materialen op meerdere manieren worden ingezet
(bijvoorbeeld bij het creëren van varianten voor verschillende doelgroepen.)
Het RdMC heeft een tweedelijns functie naar lerarenopleiding en scholen waarbij het RdMC geen eigen
lerarenopleiding gaat beginnen (en daarom ook geen eigen ELO heeft). Het materiaal dat in RdMC-
projecten wordt ontwikkeld, ondersteunt de zij-instromer en beginnende docenten, maar ook hun
coaches en begeleiders in het kader van de werkplekleren. Dit betekent dat uitlevering van het materiaal
just-in-time, just-for-me, just-enough via een webgebaseerde omgeving plaats moet vinden.
De hierboven genoemde karakteristieken van de interne projectorganisatie van het RdMC en de
diversiteit van de gebruikersgroep stelt hoge eisen aan de terugzoekbaarheid van materialen en de
flexibele uitlevering ervan. Om aan deze eisen te kunnen voldoen is metadatering van producten van
groot belang. Metadata beschrijven eigenschappen van producten, die bij het zoeken naar producten en
bij het flexibel samenstellen van producten uit deelproducten gebruikt worden.
Door afspraken te maken over de metadata (Welke eigenschappen worden minimaal beschreven? Hoe
beschrijven we die eigenschappen? Welk vocabulaire wordt hierbij gehanteerd?) worden de beschreven
producten beter uitwisselbaar.
In deze paper wordt aangegeven welke aanpak het RdMC heeft gevolgd bij het opstellen van afspraken
rond de metadata voor de producten van het RdMC en tot welk resultaat dit heeft geleid. De opbouw van
deze paper is als volgt. Allereerst worden begrippen die in deze paper worden gebruikt omschreven.
Vervolgens wordt stilgestaan bij standaarden voor metadata en het gebruik van applicatieprofielen van
metadata-elementen. Daarna beschrijven we het proces dat door ons is gevolgd om de set van
metadata-elementen te kunnen bepalen. Vervolgens wordt het resultaat, het RdMC-applicatieprofiel,
gepresenteerd. Tenslotte wordt als voorbeeld van een toepassing een schets gegeven van een
(zoek)applicatie waar metadata-elementen worden gebruikt om producten terug te zoeken.
OUN
10
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 11
2 Begrippenkader
In dit hoofdstuk zullen we enkele begrippen die in deze paper worden gebruikt nader omschrijven en
verduidelijken. Het doel hiervan is het taalgebruik in deze paper te introduceren en daarmee een
eenduidig beeld te creëren van het onderwerp metadateren.
Metadata
Metadata beschrijven andere gegevens: het is informatie over de informatie. Iedereen die wel eens een
boek in de bibliotheek aan de hand van de catalogus heeft opgezocht, heeft met metadata gewerkt.
Door daar te zoeken op auteur van het boek, titel van het boek of het genre van het boek kan worden
achterhaald of het gewenste boek aanwezig is en, indien aanwezig, waar het te vinden is.
Metadata-element en metadata-elementwaarde
De beschrijving van informatie (bijvoorbeeld de beschrijving van een bibliotheekboek) bestaat uit allerlei
“brokjes” gegevens. Ieder “brokje” wordt een metadata-element genoemd. Wanneer een concreet
product met behulp van metadata-elementen moet worden beschreven, krijgen de metadata-elementen
een waarde, de metadata-elementwaarde. Bij het hierboven gegeven voorbeeld van een
boekbeschrijving zijn de volgende metadata-elementen genoemd:
− auteur
− titel
− genre
Een concreet boek kan worden beschreven door ieder van die metadata-elementen een metadata-
elementwaarde te geven:
Metadata-element Metadata-elementwaarde
auteur Geert Mak
titel De eeuw van mijn vader
genre Historisch
Metadateren
Om een product te kunnen beschrijven met metadata moeten er twee activiteiten plaatsvinden:
1. Er moet worden bepaald welke metadata-elementen gebruikt gaan worden om een product te
beschrijven
2. Voor een concreet product moeten metadata-elementwaarden worden toegekend aan de
metadata-elementen.
OUN
12
De tweede activiteit wordt metadateren genoemd. De eerste activiteit omvat onder andere het
definiëren van de doelen van metadatering, bepalen welke metadata-elementen nodig zijn om de
doelen te kunnen behalen en bepalen welke metadata-elementwaarden een metadata-element kan
krijgen. Deze paper beschrijft de wijze waarop de eerste activiteit binnen het RdMC heeft
plaatsgevonden en tot welk resultaat dit heeft geleid.
Product
Reeds meerdere malen is gesproken over producten die moeten worden gemetadateerd. In deze paper
wordt onder product verstaan alles wat door het RdMC wordt geproduceerd. Er is een grote variëteit aan
producten: kennisbanken, assessmentinstrumenten, video’s, handleidingen, afbeeldingen etc. Producten
kunnen zijn samengesteld uit andere producten. Zo maken video’s deel uit van kennisbanken en kan een
afbeelding opgenomen zijn in een handleiding.
In de context van deze paper is het van belang te weten welke producten gemetadateerd moeten
worden, met name tot op welk detailniveau. Moeten bijvoorbeeld in een document alle alinea’s worden
gemetadateerd of is het voldoende alleen het gehele document te metadateren? Moet een kennisbank
worden gemetadateerd of alleen de kennisbronnen die deel uitmaken van die kennisbank? In paragraaf
3.3 zal aan deze vraag aandacht worden geschonken.
Applicatieprofiel
Een applicatieprofiel is een beschrijving van welke metadata-elementen moeten worden gebruikt om
een product te metadateren en per metadata-element welke waarden het kan aannemen. Eventuele
regels die relaties tussen metadata-elementen beschrijven behoren ook tot een applicatieprofiel. Een
applicatieprofiel is het resultaat van de eerste activiteit die bij het begrip “metadateren” staat
omschreven.
Bij het RdMC bestaan diverse applicatieprofielen die alle aan elkaar gerelateerd zijn. In deze paper zal
worden beschreven welke applicatieprofielen er bestaan en op welke wijze die applicatieprofielen aan
elkaar gerelateerd zijn.
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 13
3 Standaarden en applicatieprofielen
3.1 Metadata, standaarden en applicatieprofielen
Sinds een aantal jaren, met de groei van internet, is een luxeprobleem ontstaan. Door de losse structuur
van internet en de miljarden pagina's met informatie, verloopt het zoeken naar de juiste informatie zeer
moeizaam. Dit probleem is inmiddels veelbesproken en veel onderzocht (zie bv. Buller 2003, Surf 2001).
Zoekmachines zijn onmisbaar geworden, maar het vinden van de juiste informatie blijft een probleem. Bij
de meeste zoekmachines wordt via een full-text search gezocht naar gewenste materialen. De
zoekmachine gebruikt bij het presenteren van verwijzingen naar webpagina’s een algoritme om, op basis
van de ingegeven zoekwoorden, te bepalen welke webpagina’s het meest waarschijnlijk het best
passend zijn. Deze pagina’s worden dan als eerste gepresenteerd in de lijst met zoekresultaten. In
dergelijke algoritmes wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van het type tekst waarin zoekwoorden
worden gevonden (een zoekwoord in een URL heeft een hoger gewicht dan een zoekwoord in een titel
van een document) of de nabijheid van gevonden zoekwoorden (hoe kleiner de afstand tussen de
gevonden zoekwoorden in een tekst is, hoe hoger het gewicht van het document in de lijst van
zoekresultaten).
Een bezwaar bij dergelijke generieke zoekmethoden en zoekmachines is dat geen rekening wordt
gehouden met overeenkomsten in inhoud en taalgebruik voor producten die inhoudelijk aan elkaar
gerelateerd zijn. In het RdMC komen dergelijke inhoudelijk gerelateerde producten echter veelvuldig
voor. Door ook de structuur en de inhoud van deze producten te typeren en vast te leggen door middel
van metadata-elementen kan veel gerichter worden gezocht naar passende producten. Dit levert een
resultatenlijst op die een grotere kans biedt om nauwer aan te sluiten bij de zoekvraag van de gebruiker
dan in het eerder geschetste generieke zoekproces.
Voorbeeld
Veel producten binnen het RdMC hebben als doel een bepaalde functie te vervullen in een bepaalde
didactische context. Zo kan een video met bijbehorende opdrachten bedoeld zijn om als casus gebruikt
te worden in een natuurkundeles. Met een generieke zoekmachine en full-text search zal het lastig
worden een dergelijk product terug te vinden. Er wordt bij deze zoekmethode namelijk van uitgegaan
dat de woorden “natuurkunde” en “casus” daadwerkelijk genoemd worden in de inhoud van het product.
Met de metadata-elementen “Didactische functie” en “Vakgebied” kan de video met bijbehorende
opdrachten worden gemetadateerd met de metadata-elementwaarden resp. “Casus” en “Natuurkunde”.
Wanneer de gebruiker de mogelijkheid heeft om te kunnen zoeken door voor de genoemde metadata-
elementen de bijbehorende metadata-elementwaarden in te vullen zal hij de betreffende video met
opdrachten wel terugvinden.
OUN
14
Verzamelingen van metadata-elementen worden al veel gebruikt om informatie beter terugzoekbaar te
maken. Voorbeelden zijn te vinden op http://www.autotrack.nl en http://www.funda.nl. Bij de
eerstgenoemde site kunnen occasions worden gevonden. Metadata-elementen die daar worden
gebruikt zijn o.a. “Merk” (met metadata-elementwaarden o.a. Alfa Romeo, Volkswagen, Volvo,…) en
“Brandstof” (met metadata-elementwaarden o.a. Benzine, Diesel, LPG). Bij de laatstgenoemde site kan
informatie over woningen die te koop staan worden gevonden. Metadata-elementen die daar worden
gebruikt zijn o.a. “Plaats” (met metadata-elementwaarden o.a. Amsterdam, Venlo), “Soort object” (met
metadata-elementwaarden o.a. Appartement, Woonhuis) en “Ligging” (met metadata-elementwaarden
o.a. Aan bosrand, In centrum).
Essentieel bij deze beide voorbeelden is, dat de verzameling producten die gemetadateerd moeten
worden gelijksoortig is. Die gelijksoortigheid kan dan worden vastgelegd in metadata-elementen. Zo zijn
alle auto’s van een bepaald merk en gebruiken ze een bepaalde brandstof. Huizen liggen alle in een
plaats, zijn van een bepaald soort en hebben een te beschrijven ligging. Om ook voor het RdMC
metadata-elementen te kunnen bepalen om de producten mee te kunnen metadateren is het daarom
nodig de gelijksoortigheid tussen de producten vast te stellen.
Voor onderwijsmateriaal in het algemeen zijn verzamelingen van metadata-elementen samengebracht in
standaarden. Voorbeelden van in het onderwijsveld gebruikte standaarden zijn Dublin Core (Anonymus,
2003), SCORM (Sharable Content Object Reference Model, zie ref.) en IMS (zie ref.). en LOM (Sloep et al,
2004). Verderop zullen we zien dat aansluiten bij dergelijke standaarden belangrijk is voor het RdMC. Om
een beeld te schetsen van een dergelijke standaard beschrijven we kort enkele kenmerken van LOM.
Ongeveer 10 jaar geleden is begonnen met de ontwikkeling de ‘Learning Object Metadata’-specificatie
(LOM). Deze specificatie is inmiddels een IEEE-standaard, waarvan een Nederlandse versie bestaat die
onder auspiciën van de NEN tot stand is gekomen. De LOM is een uitgebreide standaard die de
beschrijving van objectieve en subjectieve metadata-elementen toestaat. Objectieve metadata-
elementen zijn productkarakteristieken die los staan van de gebruiker. Een identificatiecode, de
bestandsgrootte, het bestandsformaat en auteursrechten zijn voorbeelden. Andere metadata-elementen
zijn subjectief in de zin dat ze worden toegekend met het oog op een bepaald gebruik, in de toekomst of
in het verleden. Voorbeelden zijn de titel, sleutelwoorden, de gebruiksmogelijkheden en de waardering
van gebruikers.
De uitgebreidheid van LOM heeft als voordeel dat genuanceerde beschrijvingen van producten gegeven
kunnen worden. Het nadeel is dat door deze genuanceerdheid het metadateren ook veel tijd kost. Mede
om deze reden is de LOM niet zonder meer geschikt om voor metadateren te worden ingezet. Tevens
kan men, gek genoeg, een product metadateren door geen enkel metadata-element een waarde te
geven, en toch in overeenstemming met de LOM-specificatie handelen (LOM compliant zijn). Geen enkel
metadata-element binnen de LOM-standaard is namelijk verplicht. Deze grote vrijheid heeft als keerzijde
natuurlijk dat twee verschillende gemetadateerde producten LOM-compliant kunnen zijn zonder
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 15
gemeenschappelijke velden te hebben. Dat is niet handig voor bijvoorbeeld zoekmachines, omdat niet
duidelijk is op welke velden wel en op welke niet gezocht kan worden.
Om dit soort onhandigheden te vermijden, gaat men er binnen gebruikersgemeenschappen toe over
applicatieprofielen te specificeren. In applicatieprofielen wordt dan vastgelegd welke metadata-
elementen uit een bepaalde standaard (zoals de LOM) verplicht zijn. Tevens worden voor metadata-
elementen waardenlijsten gespecificeerd.
In Nederland zijn inmiddels twee applicatieprofielen in gebruik, van de Stichting Kennisnet en van de
Digitale Universiteit (Benneker et al, 2004). Beide applicatieprofielen vertonen een grote mate van
overlap. Daarnaast heeft European Schoolnet een applicatieprofiel ontwikkeld voor het Europese
voortgezet onderwijs, dat op onderdelen weer van deze beide afwijkt (het belangrijkste verschil is dat er
een veld is toegevoegd).
Een applicatieprofiel zal evolueren in de tijd. Er kunnen nieuwe metadata-elementen aan worden
toegevoegd, metadata-elementwaarden kunnen worden aangepast etc. Er zal daarom een
beheerorganisatie moeten zijn voor onderhoud van een applicatieprofiel. Wanneer dat beheer gebeurt
door een publiek orgaan kan iedereen in principe meepraten en meebeslissen over hoe het
appplicatieprofiel er het best uit kan zien (zie Rietveld en Sloep, 2003). De Stichting Kennisnet gaat haar
profiel in beheer geven aan een onafhankelijke vereniging waarvan iedereen die dat wenst lid kan
worden. Het profiel van de Digitale Universiteit wordt beheerd door de leden van de Digitale Universiteit,
een minder open constructie.
Het gebruik van standaarden is altijd verbonden aan strijd en macht. Soms trekken ict- bedrijven met een
groot marktaandeel zich niets aan van gemeenschappelijke afspraken tussen gebruikers. Zo hebben ook
ontwikkelaars van ict-systemen veel te winnen en te verliezen bij het adopteren van standaarden. Welke
standaarden worden gehanteerd (SCORM of de IEEE- of IMS-specificaties)? In het onderwijsveld is niet
iedereen tevreden met de SCORM standaard (Sloep, 2005). Redenen zijn o.a. dat SCORM de
onderwijskundige innovaties van de afgelopen decennia niet ondersteunt en dat het SCORM-
referentiemodel geen open standaard is (je kunt als buitenstaander geen lid worden van ADL, de club die
de SCORM-standaard beheert). Aan de andere kant is de implementatie van standaarden in ict-systemen
voor onderwijsland vaak alleen beperkt tot SCORM en moeten we met de beperkingen ervan leven.
Dat gemeenschappelijke afspraken in een specificatie tot verwarring, machtsstrijd en emoties kan leiden
wordt nader geïllustreerd in box 1
OUN
16
Box 1: Emoties rond specificaties en standaarden
Op donderdag 6 januari 2000 kregen Dave Stephens en mede eigenaar Mandy Reilly van Mandy’s Chop
Shop uit Leigh een officiële waarschuwing van de Southend-on-Sea Trading Standards Department
omdat zij de Wreight and Measure Act overtraden. Dit omdat zij hun vleeswaren nog steeds in Imperial
Weights and Measures aanboden, terwijl bij wet per 1 januari 2000 het metrische stelsel verplicht was
gesteld. De pers meldt dat Mandy zo ‘upset’ was dat zij de rest van de dag niet meer in staat was om te
werken. Dave liet het op een rechtzaak aankomen en werd één van de metric martyrs. De
Angelsaksische pers en het gehele Britse volk stond 100% achter hem en zijn rechtzaak werd in meer
dan twaalf landen rechtstreeks uitgezonden.
Na de renaissance drongen natuurwetenschappers aan op een standaardstelsel van eenheden,
gebaseerd op universele natuurconstanten. Het Britse sentiment over de metrische zaak wordt
veroorzaakt door het feit dat het metrische stelsel uit Frankrijk afkomstig is. De Britten kregen het gevoel
dat de veldslagen met Jeanne d’ Arc voor niets waren geweest.
Lengtematen waren vóór 1800 afgeleid van afmetingen van delen van het menselijke lichaam. Zo was
Henry I de grondlegger van de Imperial Inch en hij verordonneerde dat een yard de afstand was tussen
zijn duim en de punt van zijn neus bij een volledig gestrekte arm. In 1 yard gingen 12 inches en 3 feet.
Het definiëren van standaardmaten aan de hand van afmetingen van mannelijke lichaamsdelen is een
linke boel en daarom voerde Elizabeth bij wet de yardstick in die was gedefinieerd als de lengte van een
stok die ergens goed werd bewaard. In de negentiende eeuw zagen ook de Engelse wetenschappers in
dat het Franse basisidee om standaarden te baseren op universele natuurconstanten hout snijdt, maar
zij verzetten zich er desondanks heftig tegen. Sir John Hirschel wees er in 1869 in een ingezonden stuk in
de Times fijntjes op dat de geometrische inch die hij definieerde als het vijftig miljoenste deel van de
aardas, maar 1 promille afwijkt van de imperial inch. De auteurs van De Steenen Spreken betoogden dat
deze geometrische inch tevens gelijk is aan de piramide-inch (PI), die is gedefinieerd als het 36524ste deel
van de basisomtrek van de grote piramide van Gizeh. Dit zagen zij als het onomstotelijk bewijs dat de
oude Egyptische cultuur in feite Brits was en dat de Britse inch die maar 1 promille afwijkt van PI, een
universele eenheid is. Immers 36525 is het aantal dagen in een eeuw.
3.2 Het belang van standaarden voor het RdMC
Zoals al in de inleiding vermeld, zullen de producten van het RdMC veelal in tweede lijn d.w.z via de
lerarenopleidingen en (opleidings)scholen worden aangeboden.
De RdMC-werkzaamheden zijn daarbij niet uitsluitend ondersteunend voor zij-instromers maar ook voor
andere starters in het beroep (lio’s, andere docenten in opleiding). De ondersteuning van deze doelgroep
is niet alleen rechtstreeks maar ook faciliterend naar de lerarenopleiding en (opleidings-) scholen die
primair voor hun opleiding verantwoordelijk zijn. Evenzo zal het RdMC-materiaal zijn weg moeten
kunnen vinden naar reguliere studenten van de lerarenopleidingen en zelfs naar de zittende
leerkrachten.
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 17
Binnen het RdMC wordt gebruik gemaakt van verschillende systemen. Het betreft hier wat in de
wandelgangen de ‘achterkant van een ELO’ wordt genoemd. Centraal daarbij staat een (learning)content
management systeem ((L)CMS) dat gericht is op het beheer en onderhoud van producten. Daarnaast
biedt een goede (L)CMS voldoende mogelijkheden om uitwisseling tussen een auteursomgeving (voor
het maken) en het (L)CMS en tussen (L)CMS en diverse afspeel- en uitleveromgevingen mogelijk te
maken. De volgende figuur geeft schematisch de achterkant van een ELO weer.
Centraal staat een repository met producten. Hiervoor zijn opslag- en beheersfuncties nodig. Deze
worden geleverd door een (L)CMS. Uiteindelijk zullen de producten worden uitgeleverd in diverse
formaten (op papier, als website, naar een ELO).
Om een dergelijke uitlevering mogelijk te maken zullen producten van het RdMC wat betreft
metadatering moeten voldoen aan standaarden uit het onderwijsveld, zoals LOM. Dit zullen we nader
toelichten. Als je digitaal materiaal wil uitwisselen met ander elektronische omgevingen, of zou willen
hergebruiken in andere contexten, dan moeten diverse ict-middelen in staat zijn dat materiaal ‘in te
lezen’ en/of 'af te spelen'. Dit wordt interoperabiliteit (soms ook portabiliteit) van systemen genoemd.
De gegevens die voor een dergelijke interoperabiliteit benodigd zijn worden geregistreerd in metadata-
elementen uit een dergelijke standaard. Wanneer de ict-middelen deze standaard ondersteunen zijn ze
in staat de benodigde gegevens voor inlezen of afspelen uit de gemetadateerde producten af te lezen.
Het RdMC heeft bij de implementatie van deze architectuur niet voor een geïntegreerde
systeembenadering gekozen, maar voor een benadering van assemblage van componenten waarbij
functionele eisen leidend zijn. Het idee achter deze uitwisselbare ‘functionele componenten’ is dat
OUN
18
wanneer deze componenten onderling – en als geheel met de buitenwereld – communiceren volgens
(open) standaarden, hun instanties in de vorm van specifieke (software)producten uitwisselbaar zijn: de
gebruikte technologie doet er dan in principe niet meer toe. Een dergelijke benadering heeft het
voordeel dat vendor lock-in wordt voorkomen; dat dergelijke systemen in principe schaalbaar en
eenvoudig uitbreidbaar zijn; en dat ze een zekere ‘toekomstvastheid’ hebben omdat het ‘cement’ dat ze
bijeen houdt bestaat uit open standaarden. Deze benadering sluit aan bij de wijze waarop de ELO van de
Open Universiteit Nederland (Studienet) indertijd is samengesteld en bij de mogelijkheden van
beschikbare ELO’s die gebaseerd zijn op componentenbouw. Daarnaast sluit deze
assemblagebenadering goed aan bij een op implementatie gerichte onderwijsinnovatie en bij een
technologische vernieuwing waarbij het marktaanbod leidend is. In een apart RdMC working paper
zullen de organisatorische setting en bijhorende consequenties voor de ict nader worden toegelicht.
3.3 Doelen voor metadatering
In het voorgaande zijn reeds enkele redenen genoemd waarom het voor het RdMC nodig is producten te
metadateren. Door haar producten te metadateren moeten de volgende doelstellingen worden
gerealiseerd:
1. Terugzoekbaarheid van (half)producten verhogen om herbruikbaarheid van producten te
bevorderen (metadatering voor auteurs)
2. Terugzoekbaarheid van eindproducten verhogen voor gebruikers van de producten
(metadatering voor gebruikers).
3. Uitwisselbaarheid van producten naar diverse platforms mogelijk maken
4. Realiseerbaarheid van maatwerk naar onze (eind)gebruikers.
Het laatste doel heeft een toelichting nodig. Voor projecten maar vooral ook voor eindgebruikers is
maatwerk een vereiste. Maatwerk heeft te maken met de context waarin materiaal gebruikt wordt en met
de persoonlijke en omgevingskenmerken. M.b.t context moet men denken aan maatwerk naar de bij de
eindgebruiker gewenste ict-omgevingen zoals N@tschool, Blackboard en Firstclass of een andere
gewenste uitleveromgeving zoals cd-rom of dvd. Maar maatwerk is meer. De producten van het RdMC
vertonen een grote diversiteit in functionaliteit en in doelgroepen. De informatie die in deze producten
vervat zit, wordt op diverse manieren bekeken, geraadpleegd, doorzocht en/of gepresenteerd aan de
gebruikers. Hierbij is het van belang dat de eindgebruiker die informatie krijgt aangeboden die nodig of
gewenst is, gepresenteerd op de meest geschikte wijze, op het juiste moment en via het gewenste
medium. Door producten te metadateren met metadata-elementen die die gebruiksmogelijkheden
beschrijven wordt maatwerk mogelijk. Metadata hebben dan tenminste drie functies:
1. een object liefst uniek te identificeren;
2. de voorziene gebruiksmogelijkheden van een object te omschrijven, zo mogelijk aangevuld met
feitelijke gebruikservaringen in relevante contexten;
3. de beperkingen aan het gebruik van een object in technische, juridische en andersoortige zin te
omschrijven.
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 19
Bij het RdMC zullen de afspraken over te gebruiken metadata-elementen en metadata-elementwaarden
worden vastgelegd in applicatieprofielen. Naast metadatering en het opstellen van applicatieprofielen
zijn voor het realiserenn n de doelen ook afspraken nodig over technische interfaces en opslagformaten.
Deze afspraken zijn gerealiseerd door de systeemarchitectuur en valt verder buiten de scope van deze
paper.
De doelen van metadatering geven ook een aanknopingpunt bij het bepalen van de vraag tot op welk
detailniveau een product moet worden gemetadateerd. Wanneer het te voorzien is dat een product of
een deel van een product:
1. zodanig is dat het voor een eindgebruiker nuttig kan zijn om het als zoekresultaat te vinden, of
2. zodanig is dat mag worden verwacht dat het door andere projecten kan worden hergebruikt, of
3. een zodanige inhoud heeft dat metadatering nodig is om maatwerk te kunnen realiseren,
dan is metadatering van dat product of deel van het product noodzakelijk. Hierbij past de kanttekening
dat het voor degene die een product metadateert niet altijd kan worden voorzien of het product voor
een ander van nut kan zijn. Zo zou het kunnen voorkomen dat een product bestaat uit een tekstuele
casusbeschrijving en een geluidsfile, bedoeld als opdracht bij een assessmentinstrument. Dit product
wordt als geheel gemetadateerd. De geluidsfile zou echter in een hele andere context (bijvoorbeeld bij
een natuurkundeles over geluid) van nut kunnen zijn. Wanneer de geluidsfile gemetadateerd zou
worden met metadata-elementen die die context beschrijven, wordt het ook als zodanig gevonden door
iemand die op zoek is naar producten voor die context. Van de metadateerder mag echter niet worden
verwacht dat een dergelijk gebruik voorzien wordt bij het metadateren.
Een illustratie van punt 3 van hierboven wordt gegeven door het volgende voorbeeld.
Voorbeeld: metadatering voor inhoudelijk maatwerk
Een tekstdocument bestaat uit diverse alinea’s. Eén alinea in dat document kent echter twee versies:
eentje voor het primair onderwijs, eentje voor het voortgezet onderwijs. Door beide versies van die
alinea te metadateren met het metadata-element “Schooltype” (met respectievelijk waarden “Primair
onderwijs” en “Voortgezet onderwijs”) kan de juiste versie van de alinea worden bepaald wanneer het
document wordt uitgeleverd naar een gebruiker toe. De versie voor voortgezet onderwijs wordt dan niet
getoond aan iemand uit het primair onderwijs en v.v.
Als vuistregel wordt binnen het RdMC ook gehanteerd dat producten of delen van producten die
kostbaar zijn om te produceren, gemetadateerd moeten worden. Dit geldt met name voor video’s en
geluidsfiles. Bij video’s is een andere reden voor metadatering ook de juridische gegevens (voortvloeiend
uit de privacy-wetgeving) die middels metadata-elementen moeten worden vastgelegd, zodat voor een
gebruiker duidelijk wordt wat wel en wat niet is toegestaan bij hergebruik van de video.
OUN
20
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 21
4 Het RdMC-applicatieprofiel
Zoals in hoofdstuk 3 al is aangegeven is het voor het RdMC van belang om bij de keuze van metadata-
elementen aan te sluiten bij standaarden die in het onderwijsveld reeds aanwezig zijn. Om echter ook de
voordelen van een uniform taalgebruik te realiseren en de nadelen van een standaard als LOM (zonder
verplichte metadata-elementen) te vermijden is ervoor gekozen een applicatieprofiel te ontwikkelen dat
bij het metadateren door het RdMC gebruikt zal gaan worden. In dit hoofdstuk wordt nader op dit
applicatieprofiel ingegaan. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan de uitgangspunten bij de keuze
van metadata-elementen, het proces dat heeft plaatsgevonden om tot het applicatieprofiel te komen en
de presentatie van het uiteindelijke applicatieprofiel.
4.1 Uitgangspunten bij het applicatieprofiel
Voor het applicatieprofiel van het RdMC is een viertal categorieën van metadata-elementen
onderscheiden (Dekeyser, 2004)1:
− Wat is het product? Alle metadata-elementen die een beeld geven van de inhoud van het
product vallen in deze categorie
− Waartoe dient het product? Alle metadata-elementen die een beeld geven van de doelen van
het product vallen in deze categorie
− Voor wie is het product bestemd? Alle metadata-elementen die een beeld geven van de
doelgroep van het product vallen in deze categorie
− Hoe kan/moet het product (technisch) worden gebruikt? Alle metadata-elementen die een
beeld geven van het gebruik van het product dan wel van de life cycle van het product vallen in
deze categorie. De waarden van een aantal van de metadata-elementen uit deze categorie
kunnen automatisch worden gegenereerd (eventueel zelfs onzichtbaar voor de
gebruiker/metadateerder), mits het product digitaal beschikbaar is.
Het RdMC-applicatieprofiel beschrijft een minimale verzameling metadata-elementen voor die
producteigenschappen waar alle projecten mee te maken krijgen. Projecten kunnen voor het
metadateren van hun producten ervoor kiezen afwijkingen aan te brengen aan het RdMC
applicatieprofiel. Dit wordt nader beschreven in paragraaf 4.4.
4.2 Het proces om te komen tot een RdMC-applicatieprofiel
Met betrekking tot metadatering hanteren we de gebruikers (projectmedewerkers en eindgebruikers) als
uitgangspunt. Hun wensen en ordeningprincipes en de (“intuitieve”) zoekstrategieën van gebruikers zijn
1 Het LOMnl-Basisschema classificeert de metadata-elementen in negen categorieën: Algemeen, Levenscyclus, Metametadata, Technisch, Educatief, Rechten, Relatie, Annotatie en Classificatie. In het genoemde IFIP artikel onderscheiden we vier categorieën:
Gebruikerskarakteristieken, Domeinvariabelen, Auteursvariabelen, Instructievariabelen.
OUN
22
leidend bij het bepalen van de metadata-elementen. Dit sluit aan bij de internationale trend dat
gebruikersgroepen steeds belangrijker worden bij de ontwikkeling van standaarden2.
Onze taak was om die set van metadata-elementen te bepalen waarmee enerzijds een
productbeschrijving kan worden gemaakt waardoor maatwerk en terugzoekbaarheid gerealiseerd wordt
en anderzijds de administratieve last van het metadateren zo klein mogelijk te houden.
Door mee te werken in RdMC-projecten en de producten die daarin ontwikkeld zijn te analyseren is een
eerste verzameling van metadata-elementen verkregen. Deze verzameling van metadata-elementen is
gepresenteerd tijdens een workshop voor projectleiders van het RdMC. De daar gegeven opmerkingen
en aanvullingen hebben geleid tot een eerste versie van het RdMC-applicatieprofiel (zie paragraaf 4.3).
Deze versie is geaccordeerd tijdens een projectleidersoverleg. Binnenkort zal gestart worden met enkele
pilots om aan de hand van het RdMC-applicatieprofiel en projectspecifieke applicatieprofielen producten
te metadateren. Door veldtesten moet duidelijk worden of zoeken met behulp van de metadata-
elementen door gebruikers als een meerwaarde wordt ervaren. Deze ervaringen zullen mogelijk leiden
tot aanpassingen in de applicatieprofielen.
In de volgende paragrafen beschrijven we meer in detail wat achtergronden bij de aanpak die we
hebben gevolgd. Steeds moet daarbij voor ogen worden gehouden, dat alle gepresenteerde resultaten
afkomstig zijn van en gevalideerd zijn door de RdMC-medewerkers die bij de projecten betrokken zijn.
4.2.1 Invloed van auteurs op applicatieprofiel
De in paragraaf 3.3 beschreven diversiteit binnen de projecten in visies, perspectieven en invalshoeken
vergroot de rijkdom en de veelzijdigheid van het totaalprogramma van het RdMC. De verschillen tussen
de projecten zijn stimulerend en zetten de projecten aan om kritisch na te denken over eigen
perspectieven en terminologie, en om deze te expliciteren, corrigeren en aan te vullen. Het is met andere
woorden van belang dat divergentie in perspectieven een kans krijgt en dat een poging tot afstemming
niet begrenzend of beknellend werkt.
Een grote diversiteit aan perspectieven, labels, terminologie en indelingen heeft echter ook een
keerzijde. Het bemoeilijkt de communicatie binnen en tussen de projecten, belemmert dat de resultaten
van een project door een ander project eenvoudig kunnen worden ingezet, en maakt het weinig
waarschijnlijk dat de eindgebruiker uiteindelijk het gevoel heeft in een consistente omgeving terecht te
komen. Vandaar dat afstemming van terminologie tussen de projecten wel noodzakelijk is. Door een
2 Als men kijkt naar de IMS Contributing Members, de personen die momenteel werken aan nieuwe standaarden binnen, zowel IMS als IEEE, dan ziet men dat er steeds meer gebruikers en gebruikersgroepen deelnemen aan de discussies in plaats van bedrijven. Binnen de Europese Commissie wordt ook gewerkt aan een sterke lobby vanuit Europa en gebruikers voor de ontwikkeling van standaarden. Dit blijkt met name uit de onderwerpen waarmee de goedgekeurde projecten van het zesde kader zich bezig houden. Voor meer informatie over projecten en visie van EC over standaarden zie: http://www.cordis.lu/ist/directorate_e/telearn/pm2004_home.htm
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 23
applicatieprofiel te ontwerpen waarin de terminologie door middel van metadata-elementen wordt
vastgelegd wordt een dergelijke afstemming gerealiseerd.
De ordeningsprincipes van de projecten vormden het vertrekpunt bij het bepalen van de metadata-
elementen. Veelal waren de documenten waar het product uit bestond in mappen geordend. Deze
mappen zijn te beschouwen als de weergave van een dimensie in de ordening. De dimensie is dan een
mogelijk metadata-element, de mapnamen zijn dan metadata-elementwaarden.
Vaak spelen echter bij de ordening meerdere dimensies. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar doordat
binnen mappen gelijkvormige (boom)substructuren bestaan. Ieder niveau in de boom is dan te
karakteriseren met een metadata-element. De mapnamen op eenzelfde niveau zijn dan bijbehorende
metadata-elementwaarden. Figuur 1 illustreert dit.
Video
Primair onderwijs
Opleiders
Zij-instromers
Audio
Primair onderwijs
Opleiders
Zij-instromers
HAVO-VWO
Opleiders
Zij-instromersVMBO
Opleiders
Zij-instromers
........
Figuur 1 Voorbeeld ordening in een boom en metadata
De boom uit deze figuur kent 3 niveaus. Ieder van de niveaus is te karakteriseren met een metadata-
element:
1. Niveau 1: Metadata-element: Soort product (met waarden Video, Audio,..)
2. Niveau 2: Metadata-element: Schooltype (met waarden Primair onderwijs, HAVO-VWO, VMBO)
3. Niveau 3: Metadata-element: Doelgroep (met waarden Opleiders, Zij-instromers)
OUN
24
De producten uit de tak waar de pijl naar wijst kunnen derhalve als volgt worden gemetadateerd:
− Soort product: Video
− Schooltype: HAVO-VWO
− Doelgroep: Opleiders
Door analyse van de ordeningsprincipes die in projecten worden gebruikt kunnen metadata-elementen
worden achterhaald.
Daarnaast hadden projecten hun doelgroep beschreven door middel van kenmerken. Deze kenmerken
waren niet altijd systematisch te ordenen in de boom (bijvoorbeeld omdat niet ieder product door dat
kenmerk beschreven kon worden). Een voorbeeld daarvan is in figuur 1 gegeven. De dik gestreepte
producten kunnen bijvoorbeeld worden gemetadateerd met het metadata-element Competentie met
waarde Interpersoonlijk.
Van belang bij deze projectanalyses was het ontdekken van synoniemen en homoniemen van metadata-
elementen en hun waarden tussen de afzonderlijke projecten. Uiteindelijk werd gestreefd naar eenheid
in terminologie voor de eindgebruiker. De eenheid in terminologie werd zoveel mogelijk vastgelegd in
tussenvoorstellen voor applicatieprofielen, waarin de metadata-elementen werden gedefinieerd en de
bijbehorende metadata-elementwaarden in waardenlijsten werden beschreven.
Aan projecten wordt wel toegestaan qua terminologie af te wijken van het generieke RdMC-
applicatieprofiel. Het is echter voor alle betrokkenen dan wel duidelijk dat er sprake is van verschil in
terminologie. Hierdoor wordt spraakverwarring tussen de projecten en daardoor het niet of moelijk
kunnen vinden van elkaars producten voor een groot deel voorkomen. Zie over projectspecifieke
applicatieprofielen verder paragraaf 4.4.
4.2.2 Invloed van eindgebruikers op applicatieprofiel
In het RdMC wordt in deelprojecten aan producten en services gewerkt voor zij-instromers, begeleiders,
opleiders en andere actoren in het onderwijsveld. Deze verschillende doelgroepen vertonen op zich weer
een grote diversiteit in achtergrond, aanpak, werkwijze, eerder verworven competenties en
onderwijsopvatting. Uiteindelijk is het niet alleen de bedoeling dat de producten en informatiegegevens
door verschillende gebruikers op verschillende manieren kunnen worden benaderd, maar ook dat
eenzelfde gebruiker de producten op verschillende manieren kan gebruiken. Er is m.a.w. sprake van een
grote variatie aan gebruikers en aan verwachtingen die deze gebruikers hebben t.a.v. de ondersteuning
die hen wordt geboden.
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 25
De bestaande standaarden voor metadata bevatten geen of nauwelijks metadata-elementen die de
gebruiks- en gebruikerskenmerken beschrijven. Binnen het RdMC zijn als eerste voorzet in het
applicatieprofiel de volgende set van metadata-elementen geïdentificeerd voor het beschrijven van de
gebruiks- en gebruikerskenmerken:
− Beoogde eindgebruiker
− Schooltype
− Vakleergebied
Karakteristieken van eindgebruikers die mogelijk ook van belang kunnen zijn om door middel van
metadata-elementen vast te leggen en daarmee maatwerk van hogere kwaliteit te kunnen realiseren zijn:
− Persoonlijk
o aanwezige kennis en expertise
o leerstijl
o stijl als docent
o communicatiestijl
− Context
o de eigen ict-omgeving
o onderwijsvisie
o culturele aspecten
o regio
Een aantal producten die binnen het RdMC zijn ontwikkeld, worden als pilot uitgezet in het
onderwijsveld. Eén van de doelen van deze pilots is te achterhalen welke gebruiks- en
gebruikerskarakteristieken van belang zijn om vast te leggen in metadata-elementen. De resultaten van
deze pilots zullen hier ongetwijfeld meer inzicht in geven en leiden tot aanpassingen aan het
applicatieprofiel. In die zin is het applicatieprofiel dynamisch van aard.
4.3 Het RdMC-applicatieprofiel
In deze paragraaf wordt het “minimaal” RdMC-applicatieprofiel beschreven. “Minimaal” moet hier
worden opgevat als de kleinste set van metadata-elementen waarover gezamenlijke afspraken bestaan
bij het metadateren van RdMC-producten.
De set wordt gesplitst in een aantal subsets: de verplicht in te vullen metadata-elementen, de metadata-
elementen die automatisch door een systeem te bepalen zijn en de optioneel in te vullen elementen. Van
ieder metadata-element wordt de naam en de definitie gegeven.
OUN
26
4.3.1 Verplicht in te vullen metadata-elementen
In de onderstaande tabel staan de metadata-elementen die verplicht ingevuld zouden moeten worden,
ongeacht het project en het te metadateren product.
Categorie Element Omschrijving
Waartoe Didactische functie Didactische functie van het product
Wat Titel Titel van product
Hoe Producttype Type van het product (in de technische en niet de didactische
betekenis)
Beoogde eindgebruiker
(1)
Gebruiker(s) voor wie het product bedoeld is
Schooltype (1) Schooltype waarvoor het product geschikt is
Wie
Vakleergebied (1) Vakleergebied waarvoor het product bestemd is
(1): tenminste één van de 3 elementen is verplicht in te vullen. Ieder project kan bepalen welke van de
genoemde elementen dat zijn.
4.3.2 Verplicht in te vullen metadata-elementen, automatisch door systeem te achterhalen
Wanneer het te metadateren product digitaal beschikbaar is, zijn de onderstaande metadata-elementen
in een aantal gevallen automatisch te bepalen door een onderliggend ict-systeem. In een apart RdMC-
working paper wordt hier nader op ingegaan. Het invullen van die elementen is in die situatie verplicht,
maar gebeurt niet door de metadateerder. Wanneer een genoemd element niet automatisch te bepalen
is, is het invullen ervan door de metadateerder optioneel (voor die producten waar het zinnig is een
waarde te geven aan zo’n element).
Element Omschrijving
Datum creatie Datum van creatie van het product
Datum laatste
wijziging
Datum van laatste wijziging aan het product
Bestandsformaat De technische datatypen van (alle componenten van) dit product.
Bestandsgrootte De bestandsgrootte van het digitale leerobject in bytes
Technische vereiste De technische faciliteiten die nodig zijn om dit leerobject te gebruiken.
Als er meerdere technische vereisten zijn, dan zijn ze allemaal noodzakelijk, dat
wil zeggen dat de logische connector EN (AND) is.
Afspeelduur Tijd die het kost om een aaneengesloten (leer)object af te spelen op de bedoelde
snelheid ervan.
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 27
4.3.3 Optioneel in te vullen metadata-elementen
In de onderstaande tabel staan de metadata-elementen waarvan het invullen optioneel is. Projecten
kunnen (onderling) overigens besluiten het invullen van één of meer van deze elementen verplicht te
maken bij metadatering van hun producten. Ook kunnen regels geformuleerd worden waarbij het al dan
niet optioneel invullen van een van deze elementen afhankelijk wordt gemaakt van de waarde(n) van
een of meer andere metadata-elementen. In de volgende paragraaf wordt dit laatste nader uitgewerkt.
Element Omschrijving
Didactisch
scenario
Onderwijsleersituatie waar het product cf. de keuze bij didactische functie wordt
gebruikt
Aggregatieniveau Niveau van het product
Beroepssituatie Kenmerkende beroepssituatie waarvoor het product geschikt is
Competentie Competenties die met het product samenhangen
Schooltype Schooltype waarvoor het product geschikt is
Vakleergebied Vakleergebied waarvoor het product bestemd is
Onderwerp Inhoudelijk onderwerp van het product
Omschrijving Omschrijving van product
Versie Versie van het product
Status Status van het product
Rol en naam Omschrijving van de rol en de naam van degene die de rol heeft ingvuld bij het
product. Bijvoorbeeld: Rol: auteur; Naam: Johan Cruyff
Benodigde tijd Tijd die het bij benadering of gewoonlijk van de beoogde gebruikersgroep vergt
om met of aan dit product te werken.
Rechten In deze categorie worden de auteursrechten van dit leerobject beschreven en de
voorwaarden waaronder men het mag gebruiken.
Sleutelwoorden Karakterisering van de inhoud van het product
4.3.4 Afhankelijkheden
De lijsten van metadata-elementen zijn veelal niet onafhankelijk van elkaar. Tussen elementen kunnen
afhankelijkheden bestaan. Deze afhankelijkheden hebben hun invloed op de koppeling en invulling van
metadata-elementen aan een concreet product.
Er zijn verschillende soorten afhankelijkheden tussen de metadata-elementen uit de groslijst. Ieder soort
afhankelijkheid heeft haar invloed op de labeling van producten.
OUN
28
Type 1: Het al dan niet toewijzen van een metadata-element aan een product is afhankelijk van de
waarde van één of meer andere metadata-elementen. Een voorbeeld van zo’n afhankelijkheid is die
tussen Didactische functie en Bestandsformaat. Voor een kennisbank (Didactische functie is bv. “just-in-
time ondersteuning voor de werkplek”) zal Bestandsformaat niet als metadata-element voorkomen.
Type 2: Eigenschappen van metadata-elementen zijn afhankelijk van de waarde van één of meer andere
metadata-elementen. Een voorbeeld van deze afhankelijkheid is die tussen Producttype en Afspeelduur.
Voor een video (Producttype is “Video”) is Afspeelduur verplicht in te vullen (“Verplicht invullen” is een
eigenschap van een metadata-element). Naast de nu gekozen insteek waarbij een beperkte set van
metadata-elementen verplicht wordt gesteld en ieder project de mogelijkheid heeft daarnaast andere
metadata-elementen uit de lijst van paragraaf 4.3.3 verplicht te stellen, kunnen ook projectoverstijgende
afspraken worden gemaakt over het verplicht invullen van één of meer metadata-elementen, afhankelijk
van de waarden van andere metadata-elementen. Dergelijke afspraken zijn voorbeelden van
afhankelijkheden van type 2.
Type 3: Te kiezen waarden van metadata-elementen zijn afhankelijk van de waarde van één of meer
andere metadata-elementen. Een voorbeeld van deze afhankelijkheid is die tussen Schooltype en
Vakleergebied. De waarden voor Vakleergebied hangen af van de waarde voor Schooltype. Zie bijlage 1
voor een overzicht van waardenlijsten voor metadata-elementen uit het RdMC-applicatieprofiel.
In de praktijk zal dit betekenen dat bij metadatering van een product de lijst van metadata-elementen
die een waarde moeten krijgen voor dat product dynamisch zal worden opgebouwd, evenals de te
kiezen waardenlijsten voor afzonderlijke metadata-elementen.
4.4 Projectspecifieke applicatieprofielen
Het RdMC-applicatieprofiel beschrijft de metadata-elementen die niet projectspecifiek zijn. Aan
projecten wordt toegestaan af te wijken van dit profiel. Er ontstaat dan vanuit het RdMC-applicatieprofiel
een projectspecifiek applicatieprofiel. Bij een projectspecifiek applicatieprofiel wordt het RdMC-
applicatieprofiel voor een project op maat toegesneden. Hierdoor:
− heeft een project de mogelijkheid om eigen terminologie te gebruiken
− kan de hoeveelheid werk bij het metadateren worden ingeperkt door de lijst van in te vullen
metadata-elementen te reduceren
− kan een project de lijst van metadata-elementen uitbreiden met projectspecifieke metadata-
elementen (die niet gemeenschappelijk zijn met andere projecten)
− kunnen auteurs in een project sneller (deel)resultaten terugvinden
− wordt het mogelijk dezelfde (deel)resultaat in een andere setting/presentatie te hergebruiken
(bv voor maatwerk naar doelgroepkenmerken)
− kan door een contentmanagementsysteem het beheer van (deel)resultaten effectiever verlopen
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 29
In een projectspecifiek applicatieprofiel kunnen de volgende afwijkingen t.o.v. het RdMC-
applicatieprofiel optreden:
− Het niet meenemen van op RdMC-niveau optionele metadata-elementen
− Toevoegen van metadata-elementen
− Toevoegen van waarden aan de waardenverzameling van een metadata-element
− Het niet meenemen van waarden uit de waardenverzameling van een metadata-element
− Hernoemen van metadata-elementen (“dialecten”)
− Optionele metadata-elementen verplicht invulbaar maken
Een voorbeeld van een afwijkend applicatieprofiel levert het project Kennisbank scheikunde. In dit
project worden producten (kennisbronnen) ontwikkeld die door zij-instromers en beginnende leraren
scheikunde kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld bij een lesvoorbereiding. Hierbij worden drie typen
kennisbronnen onderscheiden. De kennisbronnen worden daartoe als volgt gemetadateerd:
− Metadata-element: Type kennisbron met metadata-elementwaarden Just-In-Time
vakinhoud, Vakdidactiek en Misconcepties
Metadata-elementen die in een projectspecifiek profiel voorkomen, maar afwijken van die uit het RdMC-
applicatieprofiel kunnen niet worden gebruikt in zoekapplicaties die projectonafhankelijk zoekt in de
repository van RdMC-producten. Veel RdMC-producten kennen echter ook hun eigen zoekfunctie,
specifiek toegesneden op de functies en eigenschappen van het product. Bij die zoekfunctie kunnen de
projectspecifieke metadata-elementen wel worden gebruikt. In hoofdstuk 5 wordt hier nader op
ingegaan.
OUN
30
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 31
5 Schets van een zoekapplicatie in een toekomstig RdMC-portaal
Om de toepassing van metadata-elementen te illustreren geven we in dit hoofdstuk een schets van een
zoekapplicatie, zoals die in een toekomstig portaal van het RdMC kan worden geïmplementeerd. Met
deze zoekapplicatie kan een eindgebruiker zoeken naar producten door het selecteren van een aantal
zoekwaarden bij een set van metadata-elementen. Ter wille van de eenvoud worden niet alle metadata-
elementen in dit voorbeeld gepresenteerd, maar slechts een selectie.
Bob-Jan van ‘t Hek
Didactische functie:
Beroepssituatie:
Competentie:
Kennisbron Schooltype:
Vakleergebied:
Voortgezet onderwijs
Natuurkunde
Onderwerp: Eenparig versnelde beweging
Beschrijving van misconcepties die bij de leerling over het begrip .... meer
Java applet. Door instellen van parameters kunnen beginsituaties voor een raket lancering .... meer
Video-opname van een proef waarbij een steen vanaf de Domtoren wordt geworpen en waarbij het beeld iedere .... meer
Omschrijving
VMBO
VWO
HAVOVWO
Geschikt voor
Misconcepties
Simulatie raketlancering
Vrije val
Titel
Beschrijving van misconcepties die bij de leerling over het begrip .... meer
Java applet. Door instellen van parameters kunnen beginsituaties voor een raket lancering .... meer
Video-opname van een proef waarbij een steen vanaf de Domtoren wordt geworpen en waarbij het beeld iedere .... meer
Omschrijving
VMBO
VWO
HAVOVWO
Geschikt voor
Misconcepties
Simulatie raketlancering
Vrije val
Titel
Geef uw zoekwaarden in
Resultaten van uw zoekactie
Zoek
Figuur 2 Voorbeeld zoekapplicatie
In figuur 2 is de situatie geschetst waarbij de gebruiker (Bob-Jan van ’t Hek) de volgende metadata-
elementen gebruikt voor een zoekactie:
− Didactische functie met waarde Kennisbron
− Schooltype met waarde Voortgezet onderwijs
− Vakleergebied met waarde Natuurkunde
− Onderwerp met waarde Eenparig versnelde beweging
Het resultaat bestaat uit een drietal verwijzingen naar producten waarbij de bovengenoemde
combinaties van metadata-elementen en waarde geregistreerd zijn.
OUN
32
Omdat bij de metadata-elementen ook gebruiks- en gebruikerskarakteristieken worden geregistreerd,
kan hiervan gebruik worden gemaakt om het zoeken voor een eindgebruiker te vereenvoudigen. Dit kan
worden geïmplementeerd door gebruikers een gebruikersprofiel in te laten vullen. Daarin geeft een
gebruiker aan een aantal metadata-elementen een waarde. Bij zoekacties worden deze ingevulde
waarden gebruikt om de zoekresultaten te kunnen verfijnen en daarmee een meer op de gebruiker
toegesneden resultaat te verkrijgen. Dit wordt geschetst in de volgende figuur.
Bob-Jan van ‘t HekMijn profiel: VWO, Natuurkunde
Didactische functie:
Beroepssituatie:
Competentie:
Kennisbron Schooltype:
Vakleergebied:
VWO
Natuurkunde
Onderwerp: Eenparig versnelde beweging
Java applet. Door instellen van parameters kunnen beginsituaties voor een raket lancering .... meer
Video-opname van een proef waarbij een steen vanaf de Domtoren wordt geworpen en waarbij het beeld iedere .... meer
Omschrijving
VWO
HAVOVWO
Geschikt voor
Simulatie raketlancering
Vrije val
Titel
Java applet. Door instellen van parameters kunnen beginsituaties voor een raket lancering .... meer
Video-opname van een proef waarbij een steen vanaf de Domtoren wordt geworpen en waarbij het beeld iedere .... meer
Omschrijving
VWO
HAVOVWO
Geschikt voor
Simulatie raketlancering
Vrije val
Titel
Geef uw zoekwaarden in
Resultaten van uw zoekactie
Zoek
Figuur 3 Voorbeeld zoekapplicatie met gebruikersprofiel
In de situatie van figuur 3 bestaat het gebruikersprofiel uit een tweetal metadata-elementen:
− Schooltype met waarde VWO
− Vakleergebied met waarde Natuurkunde
De keuzelijsten bij deze twee metadata-elementen zijn hierdoor in het zoekvenster disabled en de
waarden uit het gebruikersprofiel zijn automatisch ingevuld in het zoekvenster. Het zoekresultaat is
hiermee meer toegesneden op de situatie van de gebruiker dan in de situatie zoals geschetst in figuur 2
(de kennisbron geschikt voor VMBO wordt niet meer getoond).
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 33
6 Conclusie
Door de werkwijze bij het RdMC, georganiseerd in projecten, en de diversiteit aan eindgebruikers van de
door het RdMC ontwikkelde producten is terugzoekbaarheid van producten en maatwerk uitlevering van
producten een belangrijke vereiste. Metadateren van producten is een manier om aan deze vereiste te
voldoen. Hoewel bestaande standaarden een belangrijke inspiratiebron vormen bij het formuleren van
sets van metadata, hebben de projecten en de karakteristieken van eindgebruikers een veel grotere
input. Uiteindelijk is een aantal profielen gedefinieerd waarin de metadata-elementen staan beschreven.
Eén RdMC-applicatieprofiel schrijft voor alle projecten een set van metadata-elementen voor. Daarnaast
hebben diverse projecten het RdMC-applicatieprofiel aangepast aan hun specifieke context en daarmee
een projectspecifiek profiel gedefinieerd. Momenteel loopt een aantal pilots om gebruiks- en
gebruikerskenmerken die mogelijk van belang zijn om te registreren en de validiteit van de
applicatieprofielen te toetsen. Dat zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot aanpassingen aan het RdMC-
applicatieprofiel in de toekomst.
OUN
34
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 35
7 Dankzegging
De auteurs van dit artikel willen dank uitbrengen aan de medewerkers van het RdMC en alle extern
betrokkenen voor de vele discussies en aanbevelingen die gedaan zijn tijdens het proces dat heeft geleid
tot het opstellen van het RdMC-applicatieprofiel.
OUN
36
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 37
Literatuur
Anonymus (2003) The Dublin Core Metadata Element Set.
Online beschikbaar: http://www.niso.org/international/SC4/n515.pdf .
Voor Dublin Core documenten zie : http://dublincore.org
Benneker, F., Delchot, B., Ham, R., Pannekeet, K., Schoonenboom, J., Strijker, A. (2004), Werken met
metadata in DU-projecten. Utrecht, Digitale Universiteit
Buller, V. (2003), Trendrapportage Zoektechnologieën, AGI-IBS-2003-33, Rijkswaterstaat
Online beschikbaar http://www.wadi.nl/trendrapportagezoektechnologieen.pdf
Dekeyser, H., Rijn H. F. van en Jansen, D., (2004) , Teacher Training on the Job: a Generic Metadata
Modelling Approach for Personalised Learning and Learner Support, in: "Information and Communication
Technology and Real-life learning, New education for the knowledge society". Springer Science, Business
Media. In preparation.
IMS omvat vele afspraken m.b.t. metadata. Voorbeelden zijn:
- IMS Learning Resource Metadata Information Model:
http://www.imsproject.org/metadata/imsmdv1p2p1/imsmd_infov1p2p1.html
- IMS Learning Resource Metadata Best Practice and Implementation Guide:
http://www.imsproject.org/metadata/imsmdv1p2p1/imsmd_bestv1p2p1.html
- voor het uitwisselen van leerobjecten tussen systemen: IMS Content Packaging op
http://www.imsglobal.org/content/packaging/index.html
- voor het structureren van meerkeuzevragen: IMS Question and Test Interoperability op
http://www.imsglobal.org/question/index.html
- voor de toegankelijkheid door gehandicapten: IMS AccesForAll Metadata op
http://www.imsglobal.org/accessibility/index.html
- voor het aanleggen van digitale portfolio's: IMS ePortfolio op
http://www.imsglobal.org/ep/index.html
- voor het opslaan van studentgegevens: IMS LIP op
http://www.imsglobal.org/accessibility/index.html
Rietveld, J., Sloep, P. B. (2003), Leertechnologieën en standaardisatie. Nen.
Online beschikbaar: http://www.ou.nl/open/psl/Publicaties/publicatiesbody.html#LTS
OUN
38
SCORM: http://www.adlnet.org
Sloep, P.B., Benneker, F. Gorissen, P. (2004), Conceptnorm voor leerobject-metadata, Nederlandse vertaling
van de Draft Standard for Learning Object Metadata, IEEE P1484.21/D6.4, NEN, Delft.
Online beschikbaar: http://www.nen.nl/nl/act/spec/leertech/
Sloep, P.B. (2005): Edusite Column: http://www.edusite.nl/edusite/columns/14078
SURFnet Bulletin (2001) Van chaos naar structuur met metadata
Online beschikbaar: http://www.surfnet.nl/publicaties/bulletin/01-1/h3.html
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 39
Bijlage 1 Selectie uit waardenlijsten voor metadata-elementen In deze bijlage worden van een aantal metadata-elementen uit het RdMC-applicatieprofiel de
waardenlijsten gegeven. Van sommige waardenlijsten wordt slechts een deel gepresenteerd vanwege de
lengte ervan.
Didactische functie
− oefening
− simulatie
− vragenlijst
− diagram
− figuur
− grafiek
− register
− diaplaatje
− tabel
− leestekst
− examen
− experiment
− probleemstelling
− zelfbeoordeling
− voordracht
− ….
Didactisch scenario
− Probleemgestuurd
− taak (cognitieve operatie, ‘doe dit zo’)
− gesitueerde taak (mét context aanduiding)
− opdracht (‘doe dit’)
− probleem (‘dit is het probleem’)
− situaties (probleem zelf ontdekken)
OUN
40
of
− simulatie (met rolinleving)
− casesgericht
− probleemgestuurd
− genetwerkt projectwerk (zelf of voor-geformuleerd)
− authentieke opdracht
− authentieke werk/bedrijfs/schoolproces
− stage
− werk
of
− probleemgestuurd onderwijs (PGO)
− project onderwijs
− ervaringsgericht onderwijs (EGO)
− ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO)
− natuurlijk leren
− competentiegericht leren
− adaptief onderwijs
− samenwerkend leren
− effectief leren
Beoogde eindgebruiker
− Schooldirectie
− Schoolmanagement
− Schoolleiders
− Opleiders op school
− Coaches en mentoren
− Opleiders op de lerarenopleiding
− Aanstaande en beginnende docenten
− Leraren in opleiding/zij-instromers
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 41
Aggregatieniveau
− Asset
− Object
− Leerobject
− Cursus
− ….
Beroepssituatie
Omgaan met een groep
leiding geven aan groepsprocessen
begeleiden (kleine) groepen
orde handhaven, werkklimaat realiseren
Uitvoeren van lessen, leerproces
leerproces voorbereiden incl. lokaal, middelen en tijdsplanning
start van een les, proces incl. doelstellingen
introductie
uitvoering
directe instructie
specifiek vak en vakdidactisch handelen
verschillende werkvormen hanteren
hanteren van onderwijsmethoden, gebruik schoolboeken
werken met (integrale) opdrachten, cases
begeleiden van leerproces
evalueren van leerproces
toetsen van leerproces, cijfers geven en feedback
werken met nieuwe media (video/dvd/cd-rom/ict)
huiswerk opdrachten geven en controleren…
Opvoeden op school
opstellen en handhaven van schoolregels
toezicht in de gangen en de pauzes
participatie buitenschoolse activiteiten
OUN
42
creëren en handhaven van veilige (leer)omgeving
Hanteren van onverwachte situaties
situaties met en tussen leerlingen
didactische situaties
situaties in school
situaties met externen
Gesprekken met leerlingen
begeleidingsgesprek voeren
disciplinegesprek voeren
hulpgesprek voeren
slecht nieuwsgesprek voeren
advies gesprekken voeren (school- en beroespkeuze)
groepsgesprekken met leerlingen voeren
Omgaan met verschillen
omgaan met verschillen in cultuur, sekse, waarden en normen
omgaan met verschillen in taal, leerstijl, motivatie en tempo
omgaan met leermoeilijkheden, leerstoornissen en achterstanden
Samenwerken met collega’s en werken in een organisatie
participeren in overlegvormen
samenwerken in taakgerichte teams
een bijdrage leveren aan de organisatie
een bijdrage leveren aan de schoolontwikkeling
zorg structuur binnen school vormgeven en uitvoeren.
evenementen (excursies, open dag e.d.) organiseren en uitvoeren
Contacten met ouders en instanties
gesprekken met ouders
contacten met instanties en personen buiten de school
informatieavonden
Onderzoek en ontwikkeling van eigen opvattingen en competenties
reflecteren op eigen handelen en vastleggen
communiceren hierover b.v. intervisie, collegiale consultatie
methodisch werken, eigen werkconcept hanteren incl. scholing
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 43
beroepshouding expliciteren (eigen visie, opvattingen etc.)
Competentie
− Interpersoonlijk
− Pedagogisch
− Didactisch
− Organisatorisch
− Samenwerken collega’s
− Samenwerken omgeving
− Reflectie
Schooltype
− Pre primair onderwijs
− Primair onderwijs
− Voortgezet onderwijs
o HAVO
o VWO
o Voorbereidend beroepsonderwijs
• VMBO
• Lwoo (leerwegondersteunend onderwijs)
o Praktijkonderwijs
− BVE
− Hoger onderwijs
− Speciaal onderwijs
Deze waardenlijst bevat meer niveaus met een fijnere onderverdeling.
Vakleergebied (Onderwijsaanbod)
Voor een aantal schooltypen wordt hier de waardenlijst gegeven.
OUN
44
In Primair onderwijs:
− Nederlandse taal
− Engelse taal
− Aardrijkskunde
− Geschiedenis
− Natuur (biologie)
− Maatschappelijke verhoudingen (incl. staatsinrichting)
− Geestelijke stromingen
− Rekenen en wiskunde
− Expressieactiviteiten
o Bevordering van taalgebruik
o Tekenen
o Muziek
o Handvaardigheid
o Spel en beweging
− Bevordering van sociale redzaamheid waaronder gedrag in het verkeer
− Bevordering van gezond gedrag
− Zintuiglijke en lichamelijke oefening
In Voortgezet onderwijs
VMBO
− Nederlands
− Engels
− Maatschappijleer
− Kunstvakken
− Lichamelijke opvoeding
− Frans
− Duits
− Geschiedenis en staatsinrichting
− Aardrijkskunde
− Wiskunde
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 45
− Natuurkunde
− Scheikunde
− Biologie
− Economie
− Verzorging
− Informatiekunde
− Techniek
Producttype
− Document
− Afbeelding
− Video
− Geluidsfragment
− Animatie
− ….
Bestandsformaat
MIME-typen gebaseerd op IANA-registratie (zie RFC2048:1996) of “nietdigitaal”
“video/mpeg”,
“application/x-toolbook”,
“text/html/”
OUN
46
RdMC-applicatieprofiel, een poldermodel voor omgaan met metadata 47
Colofon
Uitgave
Open Universiteit Nederland
Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden
2005
Bezoekadres
Valkenburgerweg 177
6419 AT Heerlen
Gebouw Athabasca
Postadres
Postbus 2960
6401 DL Heerlen
Tekst
Darco Jansen, Robert Schuwer, Hannelore Dekeyser
De working paper reeks staat onder redactie van
Prof. dr. P.J. Stijnen
Oplage
150 exemplaren
Omslag
Vivian Rompelberg
De working papers kunnen worden besteld bij:
Open Universiteit Nederland
secretariaat Ruud de Moor Centrum
Postbus 2960
6401 DL Heerlen
Tel. 045-576 2961
Fax. 045-576 2782
E-mail: [email protected]
Ook de volgende site kan geraadpleegd worden:
www.ou.nl/rdmc
OUN
48