RAPPORT DU ONSEIL D’ASSEMBLEE GENERALE DES … · TEN DIENSTE VAN DE INTERNATIONALE EXPANSIE VAN...

25
CA 10 mai 2012 Document CA 2012/29 Exercice Boekjaar Sommaire / Inhoud 1. EVÉNEMENTS MARQUANTS / BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN ....................................... 2 2. PRINCIPALES DONNÉES FINANCIÈRES / KERNCIJFERS ................................................... 8 3. OPÉRATIONS DE LEXERCICE / VERRICHTINGEN VAN HET BOEKJAAR.............................. 15 4. VENTILATION DU PORTEFEUILLE PAR REGION, PAR SECTEUR ET PAR TYPE DACTIF / UITSPLITSING VAN DE PORTEFEUILLE PER REGIO, PER SECTOR EN PER ACTIVA .............. 16 5. PROMOTION ET COLLABORATION AVEC DAUTRES INSTITUTIONS DE DÉVELOPPEMENT / PROMOTIE EN SAMENWERKING MET ANDERE ONTWIKKELINGSINSTELLINGEN .................. 20 6. GESTION ET COLLABORATEURS / BEHEER EN MEDEWERKERS ...................................... 22 7. INFORMATIONS COMPLÉMENTAIRES ET AFFECTATION DU RÉSULTAT / BIJKOMENDE TOELICHTINGEN EN BESTEMMING VAN HET RESULTAAT ............................. 24 2011 RAPPORT DU CONSEIL D’ADMINISTRATION A L’ASSEMBLEE GENERALE DES ACTIONNAIRES VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS DU 13 JUIN 2012 VAN 13 JUNI 2012

Transcript of RAPPORT DU ONSEIL D’ASSEMBLEE GENERALE DES … · TEN DIENSTE VAN DE INTERNATIONALE EXPANSIE VAN...

CA 10 mai 2012

Document CA 2012/29

Exercice Boekjaar

Sommaire / Inhoud

1. EVÉNEMENTS MARQUANTS / BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN ....................................... 2

2. PRINCIPALES DONNÉES FINANCIÈRES / KERNCIJFERS ................................................... 8

3. OPÉRATIONS DE L‟EXERCICE / VERRICHTINGEN VAN HET BOEKJAAR .............................. 15

4. VENTILATION DU PORTEFEUILLE PAR REGION, PAR SECTEUR ET PAR TYPE D‟ACTIF /

UITSPLITSING VAN DE PORTEFEUILLE PER REGIO, PER SECTOR EN PER ACTIVA .............. 16

5. PROMOTION ET COLLABORATION AVEC D‟AUTRES INSTITUTIONS DE DÉVELOPPEMENT /

PROMOTIE EN SAMENWERKING MET ANDERE ONTWIKKELINGSINSTELLINGEN .................. 20

6. GESTION ET COLLABORATEURS / BEHEER EN MEDEWERKERS ...................................... 22

7. INFORMATIONS COMPLÉMENTAIRES ET AFFECTATION DU RÉSULTAT /

BIJKOMENDE TOELICHTINGEN EN BESTEMMING VAN HET RESULTAAT ............................. 24

2011

0

RAPPORT DU CONSEIL D’ADMINISTRATION A L’ASSEMBLEE GENERALE DES ACTIONNAIRES

VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS

DU 13 JUIN 2012

VAN 13 JUNI 2012

1

2

1. EVÉNEMENTS MARQUANTS / BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN

40 ANS SBI

AU SERVICE DE L‟EXPANSION INTERNATIONALE DES PME BELGES

40 JAAR BMI

TEN DIENSTE VAN DE INTERNATIONALE EXPANSIE VAN BELGISCHE KMO‟s

L‟année 2011 fut une année particulière pour la SBI.

Le 24 novembre 2011, la SBI a célébré ses 40 ans d‟existence dans le prestigieux cadre du Palais d‟Egmont. La présence significative d‟anciens, d‟actuels, et – espérons-le – de futurs clients, a contribué au succès incontestable de cette soirée festive. Leur présence témoigne également de leur appréciation de la contribution que la SBI apporte au soutien de l‟expansion internationale des PME belges.

Afin de permettre à la SBI d‟approfondir et d‟étendre son terrain d‟action, un plan d‟affaires a été réalisé au sein du Conseil d‟Administration de la SBI visant à augmenter éventuellement son capital de € 25 millions.

L‟année 2011 fut également l‟année au cours de laquelle les débats relatifs au partage des compétences entre le niveau régional et le niveau fédéral ont donné corps à „l‟Accord Institutionnel pour la sixième réforme de l‟Etat‟ du 11 octobre 2011. Ce dernier prévoit un transfert des compétences dans le domaine de la „Politique économique et industrielle‟ qui, dans le chef de la SBI, doit se concrétiser par un renforcement du rôle des entités fédérées (Régions) au sein de son organisation.

Dans ce contexte, une dimension complémentaire est venue se greffer à la question de l‟augmentation des moyens propres de la SBI, dont l‟éventualité devra être explorée plus avant dans le courant de l‟année 2012, en concertation avec les Régions.

Sur le plan économique, 2011 fur une réédition de 2010 : la reprise économique fragile fut à nouveau sérieusement menacée au cours du dernier trimestre 2011 par une résurgence des problèmes au sein de la zone Euro. Contrairement à 2010, le ralentissement de la croissance économique s‟est manifesté, non seulement dans les pays développés, mais également dans les pays émergents.

Het jaar 2011 was een bijzonder jaar voor BMI.

Op 24 november 2011 vierde BMI in het prestigieuze kader van het Egmontpaleis haar 40-jarig bestaan. De talrijke opkomst van vele – voormalige, huidige en, hopelijk ook toekomstige – cliënten en andere genodigden droegen bij tot het onverdeeld succes van deze feestelijke avond. Hun aanwezigheid was tevens het levende bewijs van de gewaardeerde bijdrage die BMI biedt bij de ondersteuning van de internationale expansie van Belgische KMO‟s.

Om BMI toe te laten haar actieterrein te verdiepen en uit te breiden werd binnen de schoot van de Raad van Bestuur van BMI een businessplan opgesteld met het oog op een eventuele kapitaalsverhoging met € 25 miljoen.

Het jaar 2011 was tevens het jaar waarin de debatten omtrent de bevoegdheidsverdeling tussen Gewesten en het federale niveau hun beslag vonden in het „Institutioneel Akkoord voor de zesde staatshervorming‟ van 11 oktober 2011 dat voorziet in een overdracht van bevoegdheden op het domein van het „Economisch en Industrieel Beleid‟ en dat, voor wat BMI betreft, zich dient te concretiseren via een grotere rol van de deelstaten (Gewesten) binnen haar organisatie.

Binnen deze context kreeg de problematiek van de verhoging van de middelen van BMI een bijkomende dimensie waarvan de mogelijkheden in de loop van 2012 verder zullen worden afgetoetst met de verschillende Gewesten.

Op economisch vlak was 2011 een heruitgave van 2010 : de wankele economische heropleving werd in de loop van het laatste kwartaal van 2011 opnieuw ernstig bedreigd door een heropflakkering van de problemen binnen de eurozone. In tegenstelling tot 2010 liep de economische activiteit niet alleen terug in de meer ontwikkelde landen maar vertraagde de groei ook in de opkomende markten.

3

De plus, la fragilité persistante de plusieurs banques – cause et conséquence des turbulences continuelles au sein de la zone Euro – risque de conduire à un resserrement du crédit, ce qui pourrait causer un nouveau frein à la croissance.

Nonobstant l‟annonce d‟une hausse notable de nouveaux projets potentiels pour la SBI à la fin de l‟exercice, force est de constater que le contexte économique précaire a néanmoins pesé sur le niveau des activités de la SBI en 2011. En effet, la mission principale de la SBI est le cofinancement à moyen ou à long terme d‟investissements étrangers d‟entreprises belges, essentiellement des PME, en phase d‟expansion ou possédant un potentiel important de croissance. Il n‟en demeure pas moins que les entreprises belges ont, plus que jamais, besoin de partenaires financiers stables à long terme pour le financement de leurs projets à l‟étranger.

Les dernières décennies ont été mondialement marquées par une augmentation spectaculaire de l‟internationalisation des activités économiques qui s‟est concrétisée principalement par des investissements d‟entreprises à l‟étranger. Les motifs sous-jacents de ces investissements démontrent combien les activités internationales de ces entreprises sont devenues cruciales pour le développement ou le maintien de leur compétitivité.

Reconnues pour leur faculté d‟agir dans un environnement très ouvert et concurrentiel, les entreprises belges sont dès lors incitées, si pas contraintes, à une plus large répartition internationale de leurs activités.

En offrant un financement spécifiquement orienté vers l‟expansion internationale d‟entreprises belges – et ce depuis 4 décennies déjà – la SBI répond à une demande précise et manifeste de la part des entreprises belges qui, face au processus de la globalisation de l‟économie mondiale, sont obligées de croître, notamment par le biais d‟une implantation à l‟étranger, afin de maintenir leurs positions sur ces marchés. Ces implantations à l‟étranger vont souvent également de pair avec une croissance de la maison mère en Belgique, et ont dès lors un effet multiplicateur favorable sur l‟économie belge, notamment par le biais des exportations de services et de biens d‟équipements belges.

De blijvende fragiele toestand van verschillende banken – oorzaak en gevolg van de aanhoudende turbulenties binnen de eurozone – dreigt daarenboven tot een zekere kredietschaarste te leiden wat opnieuw een rem op de groei zou kunnen veroorzaken.

Ondanks het feit dat er naar het jaareinde toe een opmerkelijke aangroei was van het aantal nieuwe potentiële investeringsprojecten voor BMI heeft deze weinig stabiele economische context desalniettemin gewogen op de verdere uitbouw van de portefeuille van BMI in 2011. De kernopdracht van BMI is immers het co-financieren op middellange of lange termijn van buitenlandse investeringen door Belgische bedrijven, hoofdzakelijk ten behoeve van KMO‟s die zich in een expansiefase bevinden of die een belangrijk groeipotentieel vertonen. Dit neemt niet weg dat Belgische bedrijven meer dan ooit nood hebben aan een stabiele lange termijn partner bij de financiering van hun internationale projecten.

De afgelopen decennia werden wereldwijd gekenmerkt door een spectaculaire toename in de internationalisering van de economische activiteiten en dit hoofdzakelijk via buitenlandse investeringen van ondernemingen. De onderliggende motieven voor deze investeringen geven aan hoe de internationale activiteiten van de ondernemingen cruciaal geworden zijn in de ontwikkeling en het behoud van hun concurrentiekracht.

Gekenmerkt door een zeer open en concurrentiële omgeving kunnen Belgische bedrijven moeilijk ontsnappen aan dit gegeven en worden zij dan ook aangezet, indien niet gedwongen, tot een grotere internationale spreiding van hun activiteiten.

Door al 4 decennia lang financiering aan te bieden die specifiek gericht is op de internationale expansie van de Belgische bedrijven beantwoordt BMI aan een specifieke doch manifeste vraag vanwege onze bedrijven die, geconfronteerd met een almaar toenemende mondialisering van de wereldeconomie, verplicht zijn om te groeien – en dit vaak via een vestiging in het buitenland – ten einde hun marktpositie te handhaven. Deze inplantingen in het buitenland gaan vaak eveneens gepaard met een groei op het niveau van het Belgische moederbedrijf en hebben aldus een positief multiplicatoreffect op de Belgische economie, onder meer via de uitvoer van Belgische uitrustingsgoederen en diensten.

4

Afin de remplir sa principale mission auprès des PME belges, la SBI dispose de moyens propres d‟environ € 35,5 millions. Elle peut, sous certaines conditions, mobiliser des fonds additionnels, notamment les Dotations en provenance du Gouvernement fédéral (pour les investissements en Europe Centrale d‟une part et en Europe Orientale et en Asie d‟autre part) ainsi que les Dotations en provenance de l‟AWEX/SOFINEX pour le co-financement d‟investissements à l‟étranger des entreprises wallonnes, ou encore de moyens financiers provenant du Participatie Maatschappij Vlaanderen („PMV‟) pour le co-financement d‟investissements à l‟étranger de PME situées en Flandre. Par ailleurs, elle a accès à des partenariats via des collaborations ponctuelles avec plusieurs sociétés de développement homologues, membres du „European Development Finance Institutions‟ („EDFI‟), une association créée il y a vingt ans déjà, ou encore plus récemment avec European Financing Partners („EFP‟), une structure de financement mise en place par les Membres d‟EDFI et la Banque Européenne d‟Investissement („EIB‟).

Om deze kernopdracht ten aanzien van de Belgische KMO‟s te vervullen beschikt BMI over eigen middelen van ongeveer € 35,5 miljoen. Deze financiële middelen worden in bepaalde gevallen aangevuld met externe financieringscapaciteiten, zo onder meer de Dotaties van de federale overheid (voor investeringen in Centraal- en Oost-Europa enerzijds en Azië anderzijds) alsook vanwege AWEX / SOFINEX voor het co-financieren van buitenlandse investeringen van Waalse bedrijven of ook via de middelen ter beschikking gesteld door de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen („PMV‟)voor het co-financieren van buitenlandse investeringen van Vlaamse bedrijven. BMI kan daarenboven beroep doen op de samenwerking die twintig jaar geleden werd opgestart met verschillende Europese ontwikkelingsinstellingen die lid zijn van de „European Development Finance Institutions‟ („EDFI‟), of meer recent, via European Financing Partners („EFP‟), een financieringsstructuur opgezet door de EDFI-Leden samen met de Europese Investeringsbank („EIB‟).

PORTEFEUILLE GLOBAL DE EUR 21,8 MILLIONS GLOBALE PORTEFEUILLE VAN EUR 21,8 MILJOEN

D‟une part, le contexte économique peu porteur en 2011 et, d‟autre part, un certain nombre de désinvestissements – certes à des conditions attractives – ont entravé la poursuite du développement du portefeuille de la SBI. Ainsi, le portefeuille global est en léger retrait par rapport à la fin de l‟exercice précédent.

A la fin de l‟exercice comptable 2011, le portefeuille global de la SBI comptait 20 projets, pour un montant total de € 21,79 millions (en ce compris les fonds gérés pour le compte de tiers), principalement investis sous forme de capital à risque dans des pays émergents.

De l‟ensemble des projets qui ont fait l‟objet d‟une analyse approfondie, cinq ont reçu une approbation définitive (par rapport à 8 l‟exercice précédent) et seulement 10 projets ont été soumis en « preliminary screening », (par rapport à 20 au cours de l‟exercice précédent).

De aanhoudend ongunstige economische context in 2011 enerzijds en een aantal – weliswaar interessante – desinvesteringen anderzijds hebben gewogen op de verdere uitbouw van de portefeuille van BMI die licht daalde vergeleken met het niveau van het vorige jaar.

Bij het afsluiten van het boekjaar 2011, omvatte de globale portefeuille van BMI 20 projecten voor een totaal bedrag van € 21,79 miljoen (met inbegrip van de fondsen beheerd voor rekening van derden), voor het merendeel geïnvesteerd onder de vorm van risicodragend kapitaal in opkomende markten.

Van de projecten die ten gronde werden geanalyseerd kregen vijf projecten een definitieve goedkeuring en het aantal projecten voorgelegd voor een « preliminary screening » bleef beperkt (10) vergeleken met het vorig boekjaar (20).

5

Si le montant des déboursements s‟annonce plus modeste qu‟en 2010, s‟est en partie parce que la hausse significative constatée en 2010 intégrait un effet de „rattrapage‟ de projets dont l‟exécution avait été arrêtée / postposée en 2009, face à la situation économique instable provoquée par la crise bancaire fin 2008.

Certains désinvestissements ont été réalisés à des conditions attractives, mais par mesure de prudence, certaines provisions ont également été enregistrées, ce qui a eu, inévitablement, un impact sur la taille du portefeuille.

Dès lors, le recul semble plutôt fortuit que structurel étant donné que, dans le courant du premier trimestre de 2012, une dizaine de projets ont déjà été soumis pour un “preliminary screening”, soit autant que pour l‟ensemble de l‟année 2011. Le nombre de dossiers potentiels reste élevé et le montant global des projets figurant début 2012 dans le pipe-line s‟annonce à plus de € 17 millions, ce qui est exceptionnellement élevé pour la SBI et laisse présager une croissance du portefeuille.

Het bedrag van de stortingen valt lager uit dan in 2010, deels omdat de meer uitgesproken stijging in 2010 ook een „inhaalbeweging‟ omvatte voor projecten waarvan de uitvoering in 2009 was opgeschort / uitgesteld in de nasleep van de bankencrisis eind 2008.

Anderzijds werden er een aantal desinvesteringen gerealiseerd tegen interessante voorwaarden doch werden er ook, voorzichtigheidshalve, een aantal provisies geboekt die uiteraard eveneens een impact hadden op de omvang van de portefeuille.

De terugval lijkt dan ook eerder incidenteel dan structureel aangezien tijdens het eerste kwartaal van 2012 inmiddels al een tiental projecten voor een “preliminary screening” werden voorgelegd, met andere woorden, evenveel als over het gehele boekjaar 2011. De potentiële dealflow blijft hoog en het gezamenlijke investeringsbedrag van de nieuwe projecten die bij de aanvang van 2012 in de pijplijn zitten loopt op tot meer dan € 17 miljoen, wat uitzonderlijk hoog is voor BMI en dus opnieuw een stijging van de portefeuille in het vooruitzicht stelt.

BIO - LE BRAS D‟INVESTISSEMENT DE LA COOPÉRATION BELGE AU DÉVELOPPEMENT

BIO - DE INVESTERINGSARM VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

La Société Belge d'Investissement pour les Pays en Développement („BIO‟), créée le 8 décembre 2001, est une filiale de la SBI dans laquelle elle détient une participation de 50% aux côtés de l'Etat belge. Le capital social de € 4.957.875 est entièrement libéré. Ce capital est complété par la mise à disposition par l‟Etat belge de moyens financiers significatifs affectés au travers de divers véhicules. Il s‟agit de trois Fonds, à savoir le Fonds de Développement (€ 479 millions), le Fonds en Monnaie Locale (€ 42 millions) et le Fonds PME (€ 56 millions), soit ensemble € 577 millions, auxquels se rajoutent deux lignes de subsides.

Au 31 décembre 2011, le montant total libéré des moyens d‟investissement (capital social inclus) s‟élevait à € 473 millions par rapport à € 359 millions lors de la clôture de l‟exercice 2010.

De Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden („BIO‟), opgericht op 8 december 2001, is een dochtervennootschap van BMI waarin zij, aan de zijde van de Belgische Staat, een deelneming van 50% heeft. Het maatschappelijk kapitaal van € 4.957.875 is volledig volstort. Dit kapitaal wordt aangevuld door aanzienlijke financiële middelen die door de Belgische Staat ter beschikking worden gesteld via verschillende vehikels. Het betreft drie fondsen, meer bepaald het Ontwikkelingsfonds (€ 479 miljoen), het Lokaal Muntfonds (€ 42 miljoen) en het KMO-fonds (€ 56 miljoen), dit is samen € 577 miljoen alsook via twee subsidielijnen.

Op 31 december 2011 bedroeg het totaal aan gestorte investeringsmiddelen (het maatschappelijk kapitaal inbegrepen) € 473 miljoen vergeleken met € 359 miljoen bij de afsluiting van het boekjaar 2010.

6

L‟organisation des départements opérationnels de BIO s‟articule autour de trois axes d‟intervention :

le secteur financier, il s‟agit des institutions financières (microfinance, banques PME, institutions financières non bancaires) et des fonds d’investissement ;

les investissements directs dans les petites et moyennes entreprises ;

l‟infrastructure au sens large : secteur énergétique (notamment l‟énergie renouvelable) et accès à l‟eau qui font l‟objet d‟une attention particulière, télécommunications, transport, logements,...

Par ailleurs, le département ‘Capacity Building’ gère les subsides octroyés par BIO, dans le cadre d‟études de faisabilité ou de subventions d‟assistance technique.

L‟octroi des moyens aux différents Fonds est assorti de critères d‟investissement, notamment en termes de répartition géographique, avec un effort particulier en faveur des pays partenaires de la Coopération belge au Développement, le continent africain et particulièrement l‟Afrique Centrale.

Les organes de gestion de BIO sont composés d‟un Conseil d‟Administration (13 Membres, dont 4 sur proposition de la SBI et 2 Commissaires du Gouvernement), d‟un Comité d‟Investissement, d‟un Comité d‟Audit et d‟un Comité de Rémunération.

L‟activité de BIO est restée très soutenue en 2011 avec des engagements nets de € 397,68 millions, à comparer avec € 331,10 millions en 2010.

Le bénéfice net après impôts s‟élève à € 4,46 millions, légèrement en hausse par rapport à l‟exercice précédent.

De operationele departementen van BIO zijn georganiseerd volgens drie werkingsgebieden :

de financiële sector, dit zijn de financiële instellingen (microfinanciering, KMO-banken, niet-bancaire financiële instellingen) en de investeringsfondsen ;

de directe investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen ;

infrastructuur in ruime zin : bijzondere aandacht gaat naar de energiesector (onder meer hernieuwbare energie) en waterbevoorrading, en daarnaast ook telecommunicatie, vervoer, behuizing....

Het departement ‘Capacity Building’ beheert eveneens de subsidies die door BIO in het kader van haalbaarheidsstudies of bijstand voor Technische Assistentie worden verleend.

Het toekennen van de middelen aan deze Fondsen is onderworpen aan investeringscriteria, onder meer op het vlak van geografische en sectorale spreiding met een speciale inspanning voor de partnerlanden van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, het Afrikaanse continent en vooral Centraal Afrika.

De beheersstructuur van BIO bestaat uit een Raad van Bestuur (13 leden waaronder 4 op voordracht van BMI, en 2 regeringscommissarissen), een Investeringscomité, een Auditcomité en een Remuneratiecomité.

De activiteitsgraad voor BIO bleef erg hoog in 2011 en de aangegane netto verbintenissen bedroegen € 397,68 miljoen, tegenover € 331,10 miljoen in 2010.

De nettowinst na belastingen bedraagt € 4,46 miljoen en is dus licht hoger dan het vorige boekjaar.

7

LA SBI, GESTIONNAIRE DE FONDS BMI, FONDSENBEHEERDER

La SBI poursuit la gestion de deux Dotations de l‟Etat belge, à savoir une pour les pays de l‟Europe Centrale et de l‟Est1 et une pour certains pays d'Asie. Cette dernière dotation avait été mise en place en mars 1997 pour une durée de 15 ans et a tout récemment été prorogée de 10 ans, soit jusqu‟au 28 mars 2022, moyennant remboursement du montant initial de la Dotation (€ 3,72 millions).

La SBI gère par ailleurs depuis 1999 deux Fonds de l'Agence Wallonne à l'Exportation / Sofinex (chacun pour un montant de € 2,23 millions) pour lesquels les clauses d‟éligibilité ayant trait aux limites géographiques ont été assouplies afin de mieux correspondre aux besoins des sociétés wallonnes. A la fin de l‟exercice 2011, quatre projets étrangers d‟entreprises wallonnes bénéficiaient d‟une intervention, via ce mécanisme, pour un montant global de € 2,23 millions.

En 2006, un accord de collaboration est également intervenu entre la SBI et „Participatie Maatschappij Vlaanderen‟ („PMV‟). Cette collaboration a mené au co-financement de l‟expansion internationale de trois entreprises flamandes, et ce, pour un montant total de € 1,67 million.

L‟accord de collaboration avec l‟ONDD ayant pris fin depuis plusieurs années, l‟encours des deux dossiers restants ayant fait usage du "Risk Sharing Facility" de l‟ONDD continue à décroître.

De commun accord avec le Fund Manager du „China-Belgium Direct Equity Fund‟, il a été mis fin à la mission d‟accompagnement d‟éventuels projets belges, qui avait été confiée à la SBI dans le cadre du „Investment Advisory Agreement‟ signé en 2005. Les critères d‟investissement retenus par le Fonds se sont in fine avérés peu compatibles avec le profil des projets d‟investissement de nos PME‟s belges en Chine.

BMI beheert nog steeds twee Dotaties van de Belgische Staat, te weten één voor de voormalige Oostbloklanden1 en één voor bepaalde landen in Azië. Deze laatste werd opgestart in 1997 met een looptijd van 15 jaar en werd onlangs verlengd met 10 jaar, dit is tot 28 maart 2022, na terugbetaling aan de Staat van het initieel bedrag van betrokken Dotatie (€ 3,72 miljoen).

BMI beheert sinds 1999 eveneens twee soortgelijke fondsen van en voor het “Agence Wallonne à l'Exportation / SOFINEX” (oorspronkelijk elk van € 2,23 miljoen). De geografische beperkingen die oorspronkelijk waren ingeschreven in deze fondsen werden versoepeld om beter tegemoet te komen aan de vraag van de Waalse bedrijven. Per eind 2011 genoten vier buitenlandse projecten van Waalse bedrijven van een tussenkomst via dit kanaal en dit voor een gezamenlijk bedrag van € 2,23 miljoen.

In 2006 werd ook een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen BMI en de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen („PMV‟). Dit heeft geleid tot de co-financiering bij de internationale expansie van drie Vlaamse bedrijven, samen goed voor een bedrag van € 1,67 miljoen.

Het samenwerkingsverband met ONDD is uitdovend waardoor de uitstaande bedragen in de twee nog lopende dossiers in het kader van deze ONDD-"Risk Sharing Facility" blijven afnemen.

In overleg met de Fund Manager van het „China Belgium Direct Equity Investment Fund‟ – met wie BMI in 2005 een „Investment Advisory Agreement‟ afsloot voor de begeleiding van de potentiële Belgische projecten – werd formeel een einde gesteld aan de opdracht die BMI in het kader hiervan was toevertrouwd. De investeringscriteria gehanteerd door het Fonds bleken uiteindelijk moeilijk verenigbaar met het profiel van de investeringsprojecten in China van onze Belgische KMO‟s.

1 Mise en place en 1991 pour une durée de 15 ans et prorogée en 2006 pour 10 ans, soit jusqu‟au 16 juillet 2016, moyennant remboursement à l‟Etat du montant initial

de la Dotation (soit € 2.605.948). / Opgestart in 1991 met een looptijd van 15 jaar en verlengd in 2006 met 10 jaar tot 16 juli 2016, na terugbetaling aan de Staat van het

initiële bedrag van de Dotatie (€ 2.605.948).

8

2. PRINCIPALES DONNÉES FINANCIÈRES / KERNCIJFERS

PORTEFEUILLE GLOBAL EN GESTION DE € 21,79 MILLIONS

TOTAAL BEHEERDE PORTEFEUILLE VAN € 21,79 MILJOEN

(en k EUR / In k EUR) 2011 2010 2009

Portefeuille total en gestion / Beheerde portefeuille2 21.793 22.455 18.852

Portefeuille financé sur fonds propres / Portefeuille gefinancierd met eigen middelen

15.870 16.629 15.083

Portefeuille de tiers / Portefeuille derden 5.923 5.826 3.769

Fonds disponibles / Beschikbare middelen3 20.412 18.618 19.791

En 2011, le montant des déboursements s‟est limité à € 4,2 millions (par rapport à € 7,6 millions en 2010 qui incluaient un certain effet de rattrapage), répartis sur 6 dossiers, dont 3 dossiers d‟extension avec des partenaires existants et 3 projets avec des nouveaux partenaires.

Comme pour l‟exercice précédent, certaines transactions sont arrivées à terme, ou ont diminué l‟encours, et ce, pour un montant total de € 4,8 millions. Dans trois dossiers, il s‟agissait d‟un désinvestissement total du projet, tandis que les autres concernaient le remboursement partiel de l‟encours, tel que contractuellement prévu. Les désinvestissements précités se rapportent au remboursement du principal des prêts pour un montant total de € 3 millions, ainsi qu‟à la vente de trois participations pour lesquelles l‟investissement initial s‟élevait à € 1,2 million.

La situation économique difficile qui impose la prudence est à l‟origine d‟amortissements pour un montant total de € 0,7 million (principalement dans le volet « prêts »), dont on peut espérer qu‟à l‟avenir une partie pourra être récupérée, comme cela a été le cas en 2011 où le poste „reprise de réductions de valeurs‟ affiche un montant de € 0,2 million. Ainsi, le portefeuille total en gestion s‟élève, au moment de la clôture, à € 21,8 millions, soit une légère baisse par rapport à l‟exercice précédent (€ 22,4 millions).

In 2011 bleef het bedrag van de stortingen beperkt tot € 4,2 miljoen (tegenover € 7,6 miljoen in 2010, dat echter een zekere „inhaalbeweging‟ omvatte) gespreid over zes dossiers, waaronder 3 uitbreidingsdossiers met bestaande partners en 3 projecten met nieuwe partners.

Net zoals het vorige boekjaar liepen een aantal transacties af of verminderde het nog uitstaande saldo en dit voor een totaal bedrag van € 4,8 miljoen. In drie gevallen betrof het een volledige uitstap uit het project en in de overige gevallen betrof het de gedeeltelijke en contractueel voorziene afbouw van het uitstaand saldo. Voormelde desinvesteringen betroffen hoofdzakelijk de terugbetaling van leningen voor een totaal bedrag van € 3 miljoen alsook de verkoop van drie deelnemingen waarvan het oorspronkelijk investeringsbedrag samen € 1,2 miljoen bedroeg.

De moeilijke economische situatie die tot voorzichtigheid noopt gaf aanleiding tot waarde-verminderingen voor een bedrag van € 0,7 miljoen (hoofdzakelijk onder het luik « leningen ») waarvan hopelijk in de toekomst alsnog een deel kan gerecupereerd worden zoals dit het geval blijkt te zijn in 2011 waar de post „terugname van waardeverminderingen‟ een bedrag van € 0,2 miljoen vermeldt. Hierdoor bedraagt de totale beheerde portefeuille bij het afsluiten van het boekjaar € 21,8 miljoen, een lichte daling tegenover het vorige boekjaar.(€ 22,4 miljoen).

2 Défini comme la valeur nette des investissements réalisés sur fonds propres, augmentée de la valeur nette des investissements réalisés avec les moyens des tiers

(Dotations Etat belge, AWEX/SOFINEX et cofinancements PMV)./ Gedefinieerd als de netto-boekwaarde van de investeringen verricht met eigen middelen, verhoogd met de netto-boekwaarde van de investeringen verricht met de middelen verstrekt door derden (Dotaties Belgische Staat, AWEX/SOFINEX, en co-financieringen PMV.

3 Concerne uniquement la trésorerie propre de la SBI, hormis les fonds de tiers / Betreft enkel de eigen thesauriemiddelen van BMI, zonder fondsen van derden.

9

La trésorerie de la SBI est passée de € 18,6 millions (fin 2010) à € 20,4 millions au 31 décembre 2011, en raison des désinvestissements réalisés et des profits y afférents. Ce niveau devrait lui permettre de soutenir un rythme d‟investissement normal au cours des prochaines années, tandis que l‟augmentation éventuelle de son capital évoquée ci-avant devrait lui permettre d‟accélérer ce rythme de manière significative.

De liquiditeitspositie van BMI per 31 december 2011 is vanwege de licht gedaalde portefeuille en gerealiseerde winst gestegen van € 18,6 miljoen (eind 2010) naar € 20,4 miljoen. Dit niveau moet toelaten om de komende jaren een normaal investeringsritme aan te houden, de hoger vermelde kapitaalsverhoging zou dan weer toelaten om dit ritme gevoelig op te drijven.

10

REVENUS / INKOMSTEN 2011 2010

REVENUS COURANTS / COURANTE INKOMSTEN 2.073.268 2.972.470

Produits des immobilisations financières Opbrengsten uit financiële vaste activa

1.518.273 2.526.060

Dividendes / Dividenden 42.036 0

Intérêts sur prêts non refinancés / Interesten op niet geherfinancierde leningen

991.744 969.479

Intérêts sur prêts refinancés / Interesten op geherfinancierde leningen

247.243 1.412.093

Autres / Andere (inclusief wisselkoersverschillen) 237.250 144.488

Produits des services prestés / Opbrengsten uit verstrekte diensten 203.206 102.668

Revenus des placements de trésorerie / Inkomsten uit thesauriebeleggingen

351.789 343.742

PLUS-VALUES SUR REALISATIONS ACTIFS FINANCIERS / MEERWAARDEN BIJ DE REALISATIE VAN FINANCIELE VASTE ACTIVA

299.995 674.268

REDUCTIONS DE VALEUR ET MOINS-VALUES / WAARDEVERMINDERINGEN EN MINDERWAARDEN

-700.768 -543.747

REPRISE DE REDUCTIONS DE VALEUR / TERUGNAME VAN WAARDEVERMINDERINGEN

235.000 0

REVENUS EXCEPTIONNELS / UITZONDERLIJKE OPBRENGSTEN 176.457 -

TOTAL REVENUS / TOTALE OPBRENGSTEN 2.083.952 3.102.991

CHARGES / KOSTEN 2011 2010

CHARGES D’EXPLOITATION / BEDRIJFSKOSTEN 1.499.560 2.176.125

Organes et collaborateurs / Organen en medewerkers 763.622 827.469

Autres charges d’administration / Andere administratiekosten 595.853 480.114

Charges sur investissements refinancés / Kosten op geherfinancierde investeringen

37.657 748.456

Charges financières et taxes / Andere bedrijfskosten en -taksen 21.225 26.432

Autres charges / Financiële kosten (inclusief wisselkoersverschillen) 81.202 93.654

CHARGES EXCEPTIONNELLES / UITZONDERLIJKE KOSTEN - -

TOTAL CHARGES / TOTALE KOSTEN 1.499.560 2.176.125

RESULTAT (AVANT AMORTISSEMENTS ET IMPOTS) / RESULTAAT VOOR AFSCHRIJVINGEN EN BELASTINGEN

584.392 926.866

Amortissements / Afschrijvingen 20.840 27.754

Impôts / Belastingen 1.604 12.788

RESULTAT NET – NETTO RESULTAAT 561.947 886.324

11

COMMENTAIRES SUR LES PRINCIPALES DIFFÉRENCES ENTRE 2010 - 2011

TOELICHTING BIJ DE BELANGRIJKSTE VERSCHILLEN TUSSEN 2010-2011

La baisse significative du total des revenus pour l‟exercice 2011 (-€ 1.019.039) doit être mis en perspective par la croissance remarquable des revenus courants de 2010, en particulier du poste „intérêts sur prêts refinancés‟ ( € 1.412.093). Comme cela avait été expliqué à l‟époque, ce poste avait connu en 2010 une hausse substantielle du fait de l‟arrivée à échéance d‟un certain nombre de dossiers qui bénéficiaient de l‟intervention de la „Convention de Partage du Risque‟ (Risk Sharing Facility) de l‟ONDD. La croissance de ce poste allait de pair avec une hausse conséquente des charges d‟exploitation, en particulier le poste „coûts sur investissements refinancés‟ ( € 748.456 en 2010) et ceci en raison du transfert (correspondant) des montants dus dans les mêmes dossiers liés à l‟intervention du „Risk Sharing Facility‟ de l‟ONDD. Contrairement à 2010, le poste „coûts sur investissements refinancés‟ connaît une forte baisse (- € 710.799), de telle sorte que la baisse du résultat net est beaucoup plus limitée que ce qu‟aurait pu laisser supposer l‟évolution des revenus totaux.

Malgré la persistance des taux d‟intérêts bas, les „revenus sur placement de trésorerie‟ ont légèrement accru de € 8.047 en raison de l‟augmentation des fonds disponibles dans le courant de l‟année 2011.

Les „plus-values sur réalisation d’immobilisations financières‟ sont en recul par rapport à l‟exercice précédent (€ 299.995 par rapport à € 674.268 en 2010). En effet, le désinvestissement contractuel ou par arrivée à maturité du projet, était justifié ou opportun dans un nombre plus limité de cas.

Les réductions de valeur et moins-values sont en hausse par rapport à 2010 et ce, notamment en raison de la persistance d‟un contexte économique difficile et de l‟évolution moins favorable de plusieurs projets. Ceci a mené à la décision d‟acter, par mesure de prudence, des réductions de valeur et moins-values pour un montant de € 700.768. Il s‟avère heureusement que dans certains cas, ces réductions de valeurs / moins values peuvent ultérieurement être (partiellement) récupérées, comme cela a été le cas en 2011 où une reprise

De opvallende daling van de totale opbrengsten voor het boekjaar 2011 (-€ 1.019.039) moet gekaderd worden binnen de opmerkelijke toename van de courante inkomsten in 2010, en meer bepaald van de post ‘interesten op geherfinancierde leningen’ (€ 1.412.093). Zoals destijds werd toegelicht kende deze post in 2010 een opmerkelijke stijging omwille van de uitstap die werd gerealiseerd in een aantal dossiers met tussenkomst vanwege de ONDD-„Risk Sharing Facility‟. De stijging van deze post ging echter gepaard met een even opmerkelijke toename van de bedrijfskosten, meer bepaald van de post „kosten op geherfinancierde investeringen‟ (€ 748.456 in 2010) en dit door de (corresponderende) doorstorting van bedragen verschuldigd in het kader van diezelfde dossiers met tussenkomst vanwege de ONDD-„Risk Sharing Facility‟. In tegenstelling tot 2010 is er voor het boekjaar 2011 een gevoelige daling van de post „kosten op geherfinancierde investeringen‟ (- € 710.799) zodat het netto resultaat een veel geringere daling kent dan wat de evolutie van de totale opbrengsten eerst zouden doen vermoeden.

Ondanks de blijvend lage interestvoeten namen de „inkomsten uit thesauriebeleggingen‟ licht toe met € 8.047 en dit omdat de beschikbare middelen in de loop van 2011 opnieuw licht zijn toegenomen.

Het bedrag van de „meerwaarde bij de realisatie van financiële vaste activa‟ valt lager uit dan het vorige boekjaar (€ 299.995 tegenover € 674.268 in 2010), omdat in de loop van 2011 in een kleiner aantal gevallen een uitstap zowel contractueel als naar maturiteit van het project toe gerechtvaardigd of opportuun was.

Het bedrag aan waardeverminderingen en minderwaarden ligt hoger dan in 2010 ingevolge onder andere de blijvende moeilijke economische situatie en de minder gunstige ontwikkeling in een aantal projecten en zodus werd voorzichtigheidshalve het bedrag aan waardeverminderingen en minderwaarden vastgelegd op € 700.768 . Gelukkig kunnen in bepaalde gevallen deze waardeverminderingen op een later tijdstip alsnog (gedeeltelijk) gerecupereerd worden wat ook in 2011 het geval was met een gezamenlijke terugname van

12

globale de l‟ordre de +€ 235.000 a été actée, de sorte que l‟impact net s‟est cantonné à - € 465.768.

Comme mentionné ci-avant, la réduction des charges d‟exploitation sont principalement attribuables à la baisse du poste „coûts sur investissements refinancés’.

Seul le poste ‘Autres charges d’administration’ a enregistré une hausse significative (+24%), essentiellement en raison de l‟organisation de l‟événement lié au 40ème anniversaire de la SBI.

Le poste „Organes et collaborateurs‟ s‟affiche en légère baisse (-8%) suite au départ d‟un Senior Investment Officer, début 2011, qui n‟a été remplacé qu‟au cours du troisième trimestre de l‟exercice. Les autres postes sont demeurés pratiquement inchangés.

Ainsi, l‟exercice 2011 se clôture par un bénéfice net de € 561.947 par rapport au bénéfice de l‟exercice précédent qui s‟élevait à € 886.324.

Dans le cadre de la continuité de la gestion de l‟entreprise, les règles de valorisation ont été appliquées de manière inchangée. En outre, il convient de souligner que l‟entreprise est bénéficiaire, sans discontinuer, depuis 2006.

+€ 235.000 zodat de netto-impact beperkt bleef tot - € 465.768.

Zoals eerder aangehaald, is de daling van de bedrijfskosten hoofdzakelijk te wijten aan de daling van de post „kosten op geherfinancierde investeringen‟.

Enkel de post „Andere administratiekosten‟ kende een meer gevoelige stijging (+24%) doch dit houdt hoofdzakelijk verband met de activiteiten georganiseerd naar aanleiding van de viering van het 40-jarig bestaan van BMI.

De post „Organen en Medewerkers‟ kende een lichte daling (-8%) door het vertrek begin 2011 van één Senior Investment Officer die pas in de loop van het derde kwartaal van het boekjaar werd vervangen. De overige posten bleven nagenoeg ongewijzigd.

Aldus sluit het boekjaar 2011 af met een positief nettoresultaat van € 561.947, tegenover de winst van € 886.324 in het vorige boekjaar.

In het kader van de continuïteit van de bedrijfsvoering bleven de waarderingsregels ongewijzigd van toepassing. Daarenboven dient te worden opgemerkt dat de vennootschap sinds 2006 onafgebroken winstgevend is geweest.

13

POLITIQUE DE GESTION DE RISQUE RISICOBEHEERSINGSBELEID

L‟activité de la SBI est par essence même une activité à haut risque. Parmi les risques principaux on notera :

- le risque projets : la SBI investit dans la majorité des cas dans des nouveaux projets („green fields‟) situés, de par sa mission, à l‟étranger. Il s‟agit plus de „venture capital‟ que de capital de développement. La SBI vise à réduire ce type de risque par :

- une analyse approfondie du projet ;

- le choix de partenaires industriels et financiers dont la qualité est expressément reconnue ;

- la signature de conventions prévoyant des clauses de sortie adéquates ;

- une présence régulière au sein des organes d‟administration et de gestion ;

- un suivi accru et dynamique des projets

rencontrant des difficultés;

- un suivi continu de l‟évolution de la participation et/ou des paramètres qui sous-tendent les emprunts contractés;

- la conclusion de partenariats avec des

institutions financières de développement similaires (EDFI);

- le recours à des dotations ad-hoc ;

- le risque de liquidité dans le chef du partenaire / débiteur : ce type de risque est essentiellement pris en compte lors de l‟analyse du projet. Des garanties appropriées sont recherchées dans la mesure du possible.

- En ce qui concerne la trésorerie de la SBI, les montants réservés couvrent l‟ensemble des engagements de la SBI et sont placés selon des règles très conservatrices, pour l‟essentiel dans des institutions bancaires d‟envergure, actionnaires de la SBI, ou dans des emprunts de l‟Etat belge (les „OLO‟s‟);

Een hoge risicograad is eigen aan de activiteiten van BMI. De belangrijkste risico‟s zijn de volgende :

- het projectrisico : BMI investeert in de

overgrote meerderheid van de gevallen in nieuwe projecten („green fields‟) die zich, conform haar opdracht, in het buitenland bevinden. Het betreft hier „venture capital‟, eerder dan ontwikkelingskapitaal. BMI tracht dit type van risico in te perken door :

- een grondige analyse van het project;

- een zorgvuldige keuze van de industriële en financiële partners wier kwaliteit uitdrukkelijk erkend is;

- het afsluiten van overeenkomsten met aangepaste uitstapformules;

- het regelmatig bijwonen van de vergaderingen van de bestuurs- en beheersorganen;

- een verscherpte en dynamische opvolging van projecten in moeilijkheden;

- het permanent opvolgen van de evolutie van een kapitaalsdeelneming en/of van de onderliggende parameters van toegekende leningen;

- het opzetten van samenwerkingsverbanden met soortgelijke ontwikkelingsinstellingen (EDFI);

- beroep te doen op ad-hoc dotaties;

- het liquiditeitsrisico in hoofde van de partner / debiteur : dit type van risico wordt voornamelijk bij de analyse van het project bekeken. In de mate van het mogelijke wordt gezocht naar de meest geëigende garanties.

- Wat de thesauriemiddelen van BMI betreft, wordt het geheel van de aangegane verbintenissen van BMI gedekt door de daartoe gereserveerde bedragen die met in acht name van strikte voorzichtigheidsprincipes voor het overgrote deel toevertrouwd werden aan grote bankinstellingen, aandeelhouders van BMI, of in Belgische Staatsleningen (zgn. OLO‟s) ;

14

- le risque politique, notamment en matière de transfert. Ce type de risque est généralement couvert par une police de l‟ONDD ;

- le risque de change de la SBI : il s‟agit essentiellement du risque direct et indirect des investissements (particulièrement des participations, les prêts étant généralement accordés en €) en monnaie locale, pour lequel la SBI ne recourt pas systématiquement à des techniques de „hedging‟, eu égard à la longue maturité des moyens financiers investis; ce type de risque ne devient en principe d‟actualité que pour les années concernées par la formule de sortie. Ce risque est partiellement mitigé par l‟usage dans cette formule, soit des taux de change historiques, soit de la „moyenne des taux moyens de change‟. De par ces mécanismes, ce type de risque a généralement un impact relativement limité pour la SBI dans le portefeuille global.

Par ailleurs, un nouvel instrument a été mis en œuvre en 2007 par certains membres d‟EDFI en vue de couvrir ce type de risque auquel la SBI peut recourir, le cas échéant.

- het politiek risico, en onder meer het transfertrisico. Dit type van risico wordt meestal gedekt door een ONDD-verzekeringspolis ;

- het wisselkoersrisico voor BMI: Het betreft hier hoofdzakelijk het directe en indirecte risico bij investeringen (voornamelijk deelnemingen daar leningen normaal in € worden verschaft) in lokale munt waarvoor BMI niet systematisch beroep doet / kan doen op „hedging‟-technieken, gelet op de lange looptijd van de geïnvesteerde middelen; dit type risico wordt in principe pas actueel op het ogenblik van het aanbreken van de relevante jaren voor de uitstapformule; via de uitstapformule wordt dit risico gedeeltelijk ondervangen door te werken hetzij met historische wisselkoersen, hetzij met „gemiddelden van gemiddelde wisselkoersen‟; hierdoor heeft dit type risico voor BMI normaliter een beperkte impact op de globale portefeuille.

Overigens werd er door een aantal EDFI-Leden een nieuw instrument uitgewerkt om dit type van risico te dekken en waarop BMI desgevallend beroep kan doen.

15

3. OPÉRATIONS DE L‟EXERCICE / VERRICHTINGEN VAN HET BOEKJAAR

Nombre / Aantal Montant / Bedrag (MM EUR)

2011 2010 2009 2011 2010 2009

Preliminary Screening 10 20 13

Approbations Définitives / Definitieve Goedgeuringen

5 8 8 6,2 7,9 6,0

Lors de l‟exercice écoulé, cinq projets pour un montant total de € 6,2 millions ont fait l‟objet d‟une approbation définitive. Par ailleurs, une dizaine de projets ont été soumis à un « screening » préalable, dont 7 ont été retenus pour une analyse approfondie par les services, en vue d‟une intervention propre à la SBI, le cas échéant accompagnés d‟une intervention de tiers4.

Tant le nombre de dossiers présentés en « screening » préalable que les projets approuvés définitivement connaissent un certain recul, qui semble plutôt fortuit et non structurel. En effet, au cours du premier trimestre 2012, une dizaine de projets ont déjà été présentés pour un examen préliminaire, et deux projets ont été approuvés définitivement. Le pipe-line actuel des nouveaux projets potentiels (€ 17 millions) semble confirmer cette tendance.

Le montant total des interventions approuvées définitivement s‟inscrit en baisse par rapport à l‟exercice précédent (€ 7,9 millions) qui comportait toutefois un effet de rattrapage de projets dont l‟exécution avait été suspendue / reportée en 2009 en conséquence de la crise bancaire de fin 2008.

Les cinq projets approuvés définitivement portent sur 2 projets d‟extension avec des clients existants et 3 nouveaux projets avec des nouveaux clients.

Les fonds déboursés s‟élèvent en 2011 à environ € 4,2 millions, soit un retour au niveau de 2009.

Tijdens het afgelopen boekjaar werden vijf projecten voor een gezamenlijk bedrag van € 6,2 miljoen definitief goedgekeurd. Tevens werd een tiental projecten voorgelegd voor een eerste « screening », waarvan er 7 werden weerhouden voor een verdere analyse door de diensten in het kader van een eigen tussenkomst, in voorkomend geval samen met een tussenkomst van derden5.

Zowel het aantal dossier voorgelegd voor een eerste « screening », als het aantal definitief goedgekeurde projecten kende een zekere terugval die echter eerder incidenteel dan structureel lijkt. Tijdens het eerste kwartaal van 2012 werden immers inmiddels al een tiental projecten voor een « preliminary screening » voorgelegd en werden er twee projecten definitief goedgekeurd. De huidige pijplijn van potentieel nieuwe projecten ( € 17 miljoen) lijkt dit verder te bevestigen.

Het totale bedrag van de definitief goedgekeurde tussenkomsten daalde enigszins ten opzichte van het vorige boekjaar (€ 7,9 miljoen) dat evenwel een „inhaalbeweging‟ omvatte voor projecten waarvan de uitvoering in 2009 was opgeschort / uitgesteld in de nasleep van de bankencrisis eind 2008.

De vijf definitief goedgekeurde projecten betroffen twee uitbreidingsprojecten met bestaande cliënten en drie nieuwe projecten met nieuwe cliënten.

De gestorte fondsen bedroegen in 2011 ongeveer € 4,2 miljoen, een terugval naar het niveau van 2009.

4 Les chiffres repris comprennent les fonds investis / déboursés et/ou gérés pour des tiers tels que l‟Etat, l‟Awex/Sofinex, PMV et l‟ONDD 5 Vermelde bedragen omvatten de fondsen geïnvesteerd / gestort en/of beheerd voor rekening van de Staat, Awex, PMV en ONDD

16

4. VENTILATION DU PORTEFEUILLE PAR REGION, PAR SECTEUR ET PAR TYPE D‟ACTIF /

UITSPLITSING VAN DE PORTEFEUILLE PER REGIO, PER SECTOR EN PER ACTIVA

REPARTITION GEOGRAPHIQUE GEOGRAFISCHE SPREIDING

En / In % 31.12.2011 31/12/2010 31.12.2009

Europe de l‟ouest / West Europa 16,1 12,0 12,8

Amérique du Nord / Noord Amerika 21,6 25,5 23,4

Total pays industrialisés / Totaal geïndustrialiseerde landen 37,7 37,5 36,2

Europe Centrale et de l'Est / Centraal - en Oost Europa 17,9 20,5 12,0

Afrique / Afrika 4,6 7,0 6,7

Amérique centrale et Sud / Centraal - en Zuid Amerika 6,1 5,5 6,0

Asie / Azië 22,5 19,0 24,7

BIO (developing & emerging countries) 11,4 11,0 14,4

Total pays émergents / Totaal groeilanden 62,3 62,5 63,8

En ce qui concerne la répartition géographique du portefeuille, on constate que la part des interventions dans les pays émergents se stabilise avec 62,3%, ce qui continue à constituer la grande majorité du portefeuille.

Au sein de la portion attribuée aux pays industrialisés (37,7%), la fraction de l‟Amérique du Nord passe de 25,5% à 21,6%, cédant ainsi sa première place. Bien que les glissements soient assez limités, la croissance (relative) de l‟Asie est notable (+3,5%), gagnant à nouveau la première place avec 22,5%, suivie par l‟Amérique du Nord (21,6%) et l‟Europe Centrale et de l‟Est, dont la part baisse de 20,5% à 17,9%, arrivant ainsi en troisième position.

Le recul de la région d‟Amérique du Nord est principalement dû au retrait de la SBI d‟un projet dans cette région, qui n‟a pas encore été compensé par un autre investissement dans cette même région en 2011. L‟augmentation de la part de l‟Asie est, à son tour, attribuable aux investissements de la SBI en Chine aux côtés de deux nouveaux clients.

Les projets qui ont été présentés pour un « examen préliminaire » au cours du premier trimestre 2012,

Wat de geografische spreiding van de portefeuille betreft stelt men vast dat het aandeel van de tussenkomsten in de groeilanden zich stabiliseert en met 62,3% het overgrote aandeel van de portfolio blijft uitmaken.

Binnen het totale aandeel van de geïndustrialiseerde landen (37,7%) daalt Noord Amerika van 25,5% tot 21,6% en moet hierdoor ook zijn eerste plaats prijsgeven. Ook al zijn de verschuivingen eerder beperkt, opvallend is toch de (relatieve) stijging van Azië (+3,5%) dat met 22,5% opnieuw de eerste plaats verovert, gevolgd door Noord Amerika (21,6%) en Centraal- en Oost Europa waarvan het aandeel daalt tot 17,9% en aldus terugvalt op de derde plaats.

De terugval van de regio van Noord Amerika is hoofdzakelijk te wijten aan de uittrede door BMI uit een project in deze regio welke alsnog niet werd gecompenseerd door enige andere investering in deze regio in 2011. De toename van het aandeel van de Aziatische regio is op zijn beurt te wijten aan de investeringen door BMI in China aan de zijde van twee nieuwe cliënten.

De projecten die tijdens het eerste kwartaal van 2012 werden voorgelegd voor « preliminary screening » zijn

17

sont à nouveau un fidèle reflet de la répartition régionale précitée et concernent majoritairement des projets situés dans des pays appartenant au top 3 mentionnés, avec un intérêt particulier pour les pays dits BRIC (Brésil, Russie, Inde et Chine). Toutefois, de nouveaux projets en Afrique et en Amérique Latine sont actuellement à l‟étude.

Quoiqu‟il en soit, la réalisation de projets dans ces pays émergents aux défis multiples, nécessite souvent une phase d‟analyse plus longue, compte tenu notamment de leur niveau de risque (élevé), encore accentué par la persistance de l‟instabilité économique mondiale.

andermaal een getrouwe afspiegeling van voormelde regionale spreiding en betreffen overwegend projecten die zich situeren in landen die behoren tot de voormelde top-3 en met een bijzondere belangstelling voor de zogenaamde BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China). Desalniettemin worden momenteel ook een aantal nieuwe projecten in Afrika en Latijns-Amerika onderzocht.

Hoe dan ook vergt het realiseren van projecten in deze uitdagende groeilanden vaak veel tijd, gelet onder andere op het (hoge) risicoprofiel ervan dat nog wordt versterkt door de aanhoudend weinig stabiele economische situatie wereldwijd.

18

REPARTITION SECTORIELLE VERDELING PER SECTOR

Par rapport à l‟exercice précédent, l‟industrie agro-alimentaire perd 5% de ses parts (26%), arrivant ainsi à égalité avec l‟industrie pharmaceutique, chimique et les emballages (26%). Ensemble, ces deux secteurs représentent encore toujours une bonne moitié du portefeuille. Tous deux sont dépassés par un regroupement de secteurs (plus hétéroclite, et comprenant BIO qui représente 11%). L‟industrie de fabrications métalliques et industries associées se maintient à 16% du portefeuille.

A la clôture de l‟exercice 2011, le portefeuille se composait de 20 projets, réalisés aux côtés de 19 partenaires industriels belges (parmi lesquels 13 PME‟s). La répartition sectorielle du portefeuille6 est la suivante :

Vergeleken met het vorige boekjaar verliest de agro- en voedingsindustrie 5% van zijn aandeel (26%) en komt hierdoor op gelijke hoogte met de farmaceutische, chemische & verpakkingsindustrie (26%). Samen zijn deze twee sectoren nog steeds goed voor ruim de helft van de portefeuille. Beiden worden echter voorafgegaan door een (meer heterogene) cluster van sectoren (waaronder ook BIO met 11%). De metaalverwerkende sector & aanverwante nijverheid blijft stabiel op 16% van de portefeuille..

Bij het afsluiten van het boekjaar 2011 omvatte de portefeuille 20 projecten die gerealiseerd werden aan de zijde van 19 Belgische industriële partners (waaronder 13 KMO‟s). De sectorale spreiding van de portefeuille7 is als volgt :

2011 # % 2010 %

Industrie agro – alimentaire / Agro- & voedingsindustrie

3 26 31

Fabrications métalliques & industries associées / Metaalverwerkende & aanverwante nijverheid

6 16 16

Industrie pharmaceutique, chimique & emballage / Farmaceutische, chemische & verpakkingsindustrie

6 26 23

Matériaux de construction / Bouwmaterialen - - -

Autres (infrastructure, high tech, textile, financier dont BIO (11%)) / Andere (infrastructuur,high tech, textiel, financieel, waaronder BIO (11%))

5 32 30

6 en ce compris les fonds investis pour le compte de l‟Etat, l‟AWEX, PMV et l‟ONDD. 7 hierin begrepen de fondsen geïnvesteerd voor rekening van de Staat, AWEX, PMV en ONDD.

19

REPARTITION PAR TYPE D‟ACTIF VERDELING PER SOORT ACTIVA

Le portefeuille est subdivisé en 3 catégories, en fonction du profil de risque des interventions : les interventions sous forme de « Participations », de « Quasi-capital » et de prêts « Senior ». Depuis 2010, les prêts subordonnés („Subordinated Loans‟) à taux d‟intérêt variable, composent aux côtés des prêts convertibles la rubrique « quasi-capital », car tous deux ont trait à des interventions dont le niveau de rémunération est étroitement lié au succès du projet. Ainsi, la subdivision par type d‟actif est considérablement modifiée à partir de 2010.

En 2011, les interventions (plus) risquées représentent à nouveau la vaste majorité du portefeuille, avec au total 78% (soit une légère baisse par rapport à l‟exercice précédent) ; 29% est sous forme de „Participations‟ et 49% sous forme de „Quasi-capital‟. La baisse relative des interventions sous forme de „capital‟ (de 35% à 29%) est due à la sortie / réduction de 3 participations, là où en 2011, les nouvelles interventions ont exclusivement été réalisées sous forme de prêts (subordonnés) à taux d‟intérêt variable. Ce type d‟intervention est dès lors en hausse de 45% à 49%. Les interventions sous forme de „prêts‟ (Senior Loans) augmentent légèrement de 20% à 22%, malgré que ce type d‟intervention ne fasse pas partie du métier de base de la SBI et s‟accompagne fréquemment d‟autres types interventions (à plus haut risque) de la SBI. La demande de la part des sociétés belges pour un appui financier sous forme de capital à risque reste plus que jamais d‟actualité.

De portefeuille is opgedeeld naar het risicoprofiel van de tussenkomsten onder de vorm van “Deelnemingen”, “Quasi-kapitaal‟ en Senior Loans. Sinds 2010 worden, naast converteerbare leningen ook achtergestelde leningen („Subordinated Loans‟) met een variabele interestvergoeding onder de rubriek “Quasi-kapitaal” ondergebracht omdat het telkens tussenkomsten met een niveau van vergoeding betreft dat rechtstreeks afhangt van het succes van het project. Hierdoor wijzigde vanaf 2010 de verdeling per soort van activa sterk.

Ook in 2011 blijven deze (meer) risicodragende tussenkomsten het leeuwenaandeel van de portefeuille vormen en zijn samen goed voor 78% (of een lichte daling ten opzichte van het vorige boekjaar) 29% is onder de vorm van „Deelnemingen‟ en 49% onder de vorm van Quasi-kapitaal. De relatieve daling van de tussenkomsten onder de vorm van “kapitaal” (van 35% naar 29%) is te wijten aan de uitstap uit / afbouw van drie kapitaalparticipaties, daar waar de nieuwe tussenkomsten in 2011 uitsluitend onder de vorm van (achtergestelde) leningen met variabele interestvoet gebeurden en welke aldus toeneemt van 45% naar 49%. De tussenkomsten onder de vorm van “Leningen” (Senior Loans) stijgt licht van 20% naar 22% doch deze tussenkomstvorm behoort niet echt tot de „core-business‟ van BMI en zal meestal gepaard gaan met andere (meer risicodragende) tussenkomstvormen vanwege BMI. De vraag vanwege de Belgische bedrijven naar financiële bijstand onder de vorm van risicokapitaal blijft meer dan ooit actueel.

20

5. PROMOTION ET COLLABORATION AVEC D‟AUTRES INSTITUTIONS DE

DÉVELOPPEMENT / PROMOTIE EN SAMENWERKING MET ANDERE

ONTWIKKELINGSINSTELLINGEN

EDFI – EUROPEAN DEVELOPMENT FINANCE INSTITUTIONS

EDFI ou „European Development Finance Institutions‟ est un réseau de concertation, d‟information et d‟harmonisation des procédures entre les institutions européennes de développement financier ainsi qu‟un réseau de co-financement.

La SBI a été à l‟origine d‟EDFI, en partenariat avec quatre institutions de « petits pays » européens. Cette structure s‟est considérablement renforcée depuis sa création. Le portefeuille total des 15 membres actuels d‟EDFI s‟élevait, fin 2011, à € 23,7 milliards, répartis sur 4.421 projets, soit un accroissement de € 2 milliards (+9%) par rapport à 2010.

Les 4 membres EDFI les plus importants représentent € 19 milliards en valeur de portefeuille, soit 80% du total répartis sur 3.037 projets, soit environ 69% du total. Il s‟agit des plus « grands pays », à savoir :

FMO (Pays-Bas) : € 5,9 milliards (25%), répartis sur 836 projets (19%) ;

DEG (Allemagne) : € 5,6 milliards (24%) répartis sur 683 projets (15%) ;

CDC (Grande-Bretagne) : € 3,.8 milliards (16%) répartis sur 1.126 projets (25%) ;

PROPARCO (France) : € 3,.6 milliards (15%) répartis sur 392 projets (9%).

Les autres membres EDFI sont essentiellement présents dans deux « clusters » :

Un premier cluster dont la taille moyenne du portefeuille oscille entre 2% à 4% du portefeuille total (Norfund, Simest, Cofides, IFU, FinnFund et BIO) pour un montant total de € 3,7 milliards (15%) répartis sur 1.172 projets (26%) ;

Un second cluster dont la taille moyenne du portefeuille oscille autour de 1% du portefeuille total (Sifem, Swedfund, OeEB, SBI et Sofid) pour un montant total de € 994 millions (4%)

EDFI of „European Development Finance Institutions‟ is een netwerk voor overleg, informatie en voor de harmonisatie van de procedures tussen Europese financiële ontwikkelingsinstellingen alsook een netwerk van co-financiering.

BMI stond samen met vier andere instellingen van de « kleinere » Europese landen aan de wieg van EDFI. Dit aanvankelijk informeel relatienetwerk heeft gaandeweg aan belang gewonnen. De totale portefeuille van de 15 huidige EDFI-Leden bedroeg eind 2011 € 23,7 miljard gespreid over 4.421 projecten, dit is een stijging met € 2 miljard (+ 9%) vergeleken met 2010.

De 4 belangrijkste EDFI-Leden vertegenwoordigen € 19 miljard van de EDFI-portefeuille, dit is 80% van de totale waarde gespreid over 3.037 projecten, i.e. ongeveer 69% van het totale aantal. Het betreft hier de « grotere landen », te weten :

FMO (Nederland) : € 5,9 miljard (25%), verdeeld over 836 projecten (19%);

DEG (Duitsland) : € 5,6 miljard (24%) verdeeld over 683 projecten (15%) ;

CDC (Groot-Brittannië) : € 3,8 miljard (16%) verdeeld over 1.126 projecten (25%);

PROPARCO (Frankrijk) : € 3,6 miljard (15%) verdeeld over 392 projecten (9%).

De andere EDFI-Leden zijn overwegend onder te brengen in twee « clusters » :

Een eerste cluster met daarin instellingen met een omvang die schommelt tussen 2% à 4% van de totale portefeuille (Norfund, Simest, Cofides, IFU, FinnFund en BIO) voor een totaal bedrag van € 3,7 miljard (15%) verdeeld over 1.172 projecten (26%) ;

Een tweede cluster met daarin instellingen met een gemiddelde omvang van ongeveer 1% van de totale portefeuille (Sifem, Swedfund, OeEB, BMI en Sofid) voor een totaal bedrag van € 994 miljoen

21

répartis sur 212 projets (5%). Ces organisations ont souvent une mission d‟investissement plus réduite, comme par exemple la SBI qui intervient uniquement en direct dans des projets et non par le biais de fonds d‟investissement. Ce dernier type d‟investissement constitue en effet une partie importante du portefeuille des Membres EDFI.

EDFI constitue de fait, sinon de droit, l‟embryon d‟une institution financière européenne de développement. Ce statut est renforcé par sa collaboration avec la BEI. D‟autres développements s‟annoncent dans ce domaine, notamment en collaboration avec la Commission Européenne. Les membres EDFI se concentrent sur le financement de projets de moyenne importance, facteur essentiel d‟un développement équilibré, alors que d‟autres organismes, comme IFC (le bras „secteur-privé‟ de la Banque Mondiale) oriente son action vers le financement de projets de plus grande envergure. Par ailleurs, les membres EDFI participent conjointement au financement de projets communs et collaborent étroitement sur le plan technique, grâce à des groupes de travail ciblés et à l‟établissement de normes et de standards communs, notamment sur le plan éthique et environnemental.

(4%) verdeeld over 212 projecten (5%). Deze organisaties hebben vaak een meer beperkte investeringsopdracht zoals bijvoorbeeld BMI welke enkel in directe projecten investeert en niet in investeringsfondsen welke nochtans een belangrijk deel van de EDFI-portefeuille uitmaken.

Aldus draagt EDFI, indien niet in rechte dan minstens in feite, de kiem in zich van een Europese Ontwikkelingsmaatschappij, wat daarenboven nog wordt versterkt door haar samenwerking met de EIB en naar de toekomst toe zijn nog verdere ontwikkelingen op dit vlak te verwachten, onder andere in samenwerking met de Europese Commissie. De EDFI leden leggen zich vooral toe op de financiering van middelgrote projecten, een essentiële factor trouwens voor evenwichtige ontwikkeling, daar waar andere instellingen zoals IFC (de privé-sector arm van de Wereldbank) eerder gericht is op projecten van een veel grotere omvang. Daarnaast nemen EDFI-Leden soms samen deel aan gezamenlijke projecten en werken zij ook nauw samen op technisch vlak, o.m. via verscheidene gerichte werkgroepen alsook bij het opstellen van gezamenlijke normen en standaarden, onder meer op ethisch vlak en wat het milieu betreft.

22

6. GESTION ET COLLABORATEURS / BEHEER EN MEDEWERKERS

ORGANES DE DECISION BELEIDSORGANEN

Le Conseil d‟Administration est composé de 15 membres et a tenu 7 séances au cours de l‟exercice comptable 2011.

Le Président et le Vice-président ont perçu une indemnité fixe, dont le montant a été établi par l‟Assemblée Générale, de respectivement € 5.000 et € 2.500 par an.

Chaque Administrateur perçoit en outre un jeton de présence de € 500 par réunion.

Dans le courant de l‟exercice 2011, aucun mandat n‟a été mis à disposition.

Par ailleurs, les mandats de Madame Colette Vanstraelen et de Monsieur Franciscus Godts, Administrateurs représentant les administrations publiques, prennent fin lors de l‟Assemblée Générale du 13 juin 2012, laquelle aura à se prononcer sur leur renouvellement et leur durée.

De Raad van Bestuur bestaat uit 15 leden en heeft 7 zittingen gehouden in de loop van het boekjaar 2011.

De Voorzitter en de Vice-voorzitter ontvangen een vaste vergoeding die door de Algemene Vergadering werd vastgelegd op respectievelijk € 5.000 en € 2.500 per jaar.

Elke Bestuurder ontvangt daarenboven € 500 per bijgewoonde zitting.

In de loop van het boekjaar 2011 werd geen enkel mandaat ter beschikking gesteld.

De mandaten van Mevrouw Colette Vanstraelen en van de heer Franciscus Godts, Bestuurders die de Administratie vertegenwoordigen, lopen af bij de Algemene Vergadering van 13 juni 2012 die zich zal dienen uit te spreken over hun herbenoeming en de looptijd van hun mandaat.

23

COMMISSAIRE COMMISSARIS

Le mandat du Commissaire, la scrl Klynveld Peat Marwick Goerdeler Réviseurs d‟Entreprises, représentée par Monsieur Eric Clinck, a été renouvelé par l‟Assemblée Générale du 8 juin 2011 pour un terme de trois ans, soit pour les exercices comptables 2011, 2012 et 2013. Ainsi, seulement l‟Assemblée Générale Ordinaire de juin 2014 aura à se prononcer sur l‟octroi éventuel d‟un nouveau mandat.

La rémunération du Commissaire s‟élève à € 7.500, hors TVA, et est indexée annuellement.

Conformément aux dispositions de l'article 134, § 2 du Code des Sociétés, la SBI déclare que dans le courant de l'exercice 2011, elle n‟a pas payé un complément d‟honoraires à la cvba Klynveld Peat Marwick Goerdeler Réviseurs d'Entreprises.

Het mandaat van de Commissaris, de cvba Klynveld Peat Marwick Goerdeler Bedrijfsrevisoren, vertegenwoordigd door de Heer Eric Clinck, werd hernieuwd door de Algemene Vergadering van 8 juni 2011 voor een nieuwe termijn van drie jaar, dit is voor de boekjaren 2011, 2012 en 2013. Aldus zal de Gewone Algemene Vergadering van juni 2014 zich pas dienen uit te spreken over de eventuele hernieuwing van dit mandaat.

De vergoeding van de Commissaris bedraagt € 7.500, BTW niet meegerekend, jaarlijks indexeerbaar.

Conform de bepalingen van artikel 134, § 2 van het Wetboek van Vennootschappen verklaart BMI dat zij in de loop van het boekjaar 2011 aan de cvba Klynveld Peat Marwick Goerdeler Bedrijfsrevisoren geen bijkomend bedrag aan erelonen heeft betaald.

COLLABORATEURS MEDEWERKERS

Au début de l'exercice, un collaborateur a quitté la SBI et en août 2011, un nouvel Investment Officer a rejoint l‟équipe de la SBI. A la clôture de l‟exercice 2011, la société comportait 6 collaborateurs en service à plein temps.

Des formations et séminaires spécifiques relatifs à l‟analyse financière et sujets similaires ont été suivis par plusieurs collaborateurs.

Le Conseil tient à les remercier de leur compétence et de leur dévouement au cours de l'exercice sous revue.

In het begin van het boekjaar vertrok één medewerker waarna in augustus 2011 een nieuwe Investment Officer de ploeg van BMI vervoegde. Op het einde van het boekjaar 2011 had de vennootschap derhalve 6 voltijdse medewerkers in dienst.

Specifieke opleidingen en seminaries in verband met financiële analyse en aanverwante onderwerpen werden gevolgd door een aantal medewerkers.

De Raad wenst hen te danken voor hun vakkundigheid en toewijding die zij hebben aan de dag gelegd tijdens het afgelopen boekjaar.

24

7. INFORMATIONS COMPLÉMENTAIRES ET AFFECTATION DU RÉSULTAT /

BIJKOMENDE TOELICHTINGEN EN BESTEMMING VAN HET RESULTAAT

Compte tenu de la nature de l‟activité de l‟entreprise, aucune charge de recherche et de développement n‟a été exposée au cours de l‟exercice écoulé.

Le Conseil d‟Administration déclare ne pas avoir eu connaissance d‟événements survenus après la clôture des comptes qui pourraient, d‟une façon déterminante, influencer la situation financière de la société.

Au 31 décembre 2011, le compte de résultats s'est soldé par un bénéfice de € 561.947.

Le Conseil d‟Administration propose d‟attribuer le bénéfice de l‟exercice à la réserve légale, laquelle atteindra ainsi le montant de € 2.538.507.

Les moyens propres de la SBI, qui s‟élevaient fin de l‟exercice précédent à € 34.949.447,36, atteindront ainsi € 35.511.395.

Omwille van de aard van de activiteit van de vennootschap werden er in de loop van het boekjaar geen kosten gemaakt inzake onderzoek en ontwikkeling.

De Raad van Bestuur verklaart geen kennis te hebben gekregen van gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na het afsluiten van de jaarrekeningen die op substantiële wijze de financiële toestand van de vennootschap kunnen beïnvloeden.

Op 31 december 2011 werd de resultatenrekening afgesloten met een winst van € 561.947.

De Raad van Bestuur stelt voor om de winst van het boekjaar toe te wijzen aan de wettelijke reserve die hierdoor gebracht wordt op € 2.538.507.

Het eigen vermogen van BMI dat op het einde van het vorig boekjaar € 34.949.447,36 bedroeg zal hierdoor oplopen tot € 35.511.395.

Bruxelles, le 10 mai 2012 Brussel, 10 mei 2012

Pour le Conseil d‟Administration,

Voor de Raad van Bestuur

Jean-Claude Fontinoy

Président – Voorzitter