QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

176
Quid Pro Quo Ontwikkelingshulp: Dominee of koopman? nummer 3 - september 2010 - jaargang 1 Het nieuwe ondernemen met onder meer: Hoe heilzaam is subsidie? Idealisten uit de favela’s helpen Nederland Peter Zevenhuizen: Wereldverbeteraar in een decadente wereld The Bridge: Op zoek naar het geld – en de ondernemers New Radicals: Positief, constructief en hoopvol Hoe word je een zakelijk filantroop?

description

QPQ is the first glossy worldwide about social entrepreneurship. In the quartely you'll find 200 page with inspiring interviews with social entrepreneurs, exciting stories about changemakers and interesting information for venture philanthropists and other investors.This issues theme is: development aid: vicar or entrepreneur?QPQ is another social changing idea of bureau goedgeefs.

Transcript of QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Page 1: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Quid Pro Quo

Ontwikkelingshulp: Dominee of koopman?

nummer 3 - september 2010 - jaargang 1

Het nieuwe ondernemen

met onder meer: Hoe heilzaam is subsidie?Idealisten uit de favela’s

helpen Nederland Peter Zevenhuizen: Wereldverbeteraar in

een decadente wereldThe Bridge: Op zoek naar het geld – en de ondernemersNew Radicals: Positief, constructief en hoopvol

Hoe word je een zakelijk filantroop?

Page 2: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman
Page 3: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman
Page 4: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Idealisten uit de favela’s helpen Amsterdam-Noord

Braziliaanse architecten ontwik-kelden een succesvolle methode om sloppenwijken leefbaarder te ma-ken. Nu helpen ze ook onze Ne-derlandse krachtwijken er bovenop met alleen de spullen en kunde die al in de wijk aanwezig zijn.

Positief, constructief en hoopvol

Massaal reageerden lezers op de rubriek 180 graden met hun eigen omslagpunt waarop ze besloten de wereld te verbeteren. Er lijkt sprake van een trend. Schrijfster Julia Moulden onderzocht dit fenomeen en noemde deze groep New Radicals.

Wereldverbeteraar in decadente wereld

Tien jaar geleden was Peter Zevenhuizen nog een vreemde eend in de bijt met zijn ‘verant-woorde’ relatiegeschenken uit Afrika. Inmiddels kiezen steeds meer bedrijven voor duurzame cadeautjes, liefst een geschenk met een verhaal.

Neem nu een jaarabonnement op QPQ, het nieuwe ondernemen, ...en kies een van de volgende boeken als welkomsgeschenk.

Pagina 10 Pagina 24 Pagina 34

4 QPQ | 3 • 2010

Page 5: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

In ieder nummer

Colofon 6

Drijfveren 8

Beeldcolumn Ingrid van den Boogaard 32

Win some, lose some 47

Nobody is perfect 79

Column Annemarie de Jong 81

Column Tatiana Glad 117

180 graden 133

Koop Niets! Nu nog voordeliger 134

Column Paul Iske 150

Leven, liefde & lol – Good&Green Guide - Rotterdam 163

Geleijnse en Van Benthem eten uit 171

Estafette 174

ThemaEen vers kopje thee

We zijn toe aan een nieuwe vorm van ontwikkelingshulp. Bio Tea Indonesia werd opgezet op basis van sociaal ondernemen, door alle lokale partijen te betrekken en duurzaam te werken. Een potenti-eel schoolvoorbeeld.

Ontwikkelingshulp uit Afrika

Niet alleen ontwikkelingslanden hebben last van leegloop op het platteland. In Nederland speelt dit net zo goed. Kunnen we suc-cesvolle ontwikkelingsprojecten uit Afrika ook in Nederland uitvoeren?

And (n)ever the twain shall meet

De vinger op de zere plek: waar-om weten sociaal ondernemers en financiers elkaar zo moeilijk te vinden? Ervaringen en tips van ‘informal investor’ Martijn Blom en sociaal ondernemer Marja Baas.

Neem nu een jaarabonnement op QPQ, het nieuwe ondernemen, ...en kies een van de volgende boeken als welkomsgeschenk.

48

56

64

92

100

118

124

142

Lessen in goed geven

Tips voor filantroop die zakelijk wil geven.

Kiezen voor het kleinste kwaad

Hoe kun je duurzaamheid promoten zonder het risico op ‘greenwashing’?

Sympathiek ondernemen om sociaal te bewegen

Henk Kievit en Jeroo Billimoria over de insteek van sociaal ondernemen.

Mogen commerciële hulporganisaties subsidie krijgen?

| Thema Over de mismatch tussen beleidsintenties en –regels.

.

Liever geen subsidie. Of is het stiekem toch wel handig?

| Thema Hoe heilzaam is subsidie?

Studenten en ondernemer gaan voor eigen kracht en kansen

Vervolg van het onderzoek naar duurzame communicatie.

Het verhaal van de 21e eeuw

Trendanalist Green: “Een grote verandering in ons denken is onafwendbaar.”

Van ik naar jij

Acht manieren om de impact van sociaal ondernemerschap te meten.

Pagina 82 Pagina 108 Pagina 154

INHOUD

5

Page 6: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

De heilzaamheid van subsidie?

QPQ, het nieuwe ondernemen

QPQ is een uitgave van Uitgeverij Flexx.

Mede mogelijk gemaakt door Stichting Het

Groene Woudt (SHGW)

Uitgeverij Flexx BV

Postbus 1366

5200 BK ’s Hertogenbosch

T 073-613 20 34

E [email protected]

Hoofdredactie

Petra Kroon

E [email protected]

Eindredactie

Esther Bernhart

Advertentieacquisitie

Marije Hamers

E [email protected]

Adviesraad

Emmy Jansen, Edgar Neo, Nathalie

Verdonschot, Jasper van Impelen

Coverfoto

Jacqueline Dersjant

Oplage

3.000 exemplaren

Drukkerij:

Ecodrukkers

www.ecodrukkers.nl

Vormgeving en opmaak

De Vormstrateeg

Postbus 1366

5200 BK ’s Hertogenbosch

T 073-613 20 34

E [email protected]

Colofon

Info disclaimerAlle auteurs- en/of databankrechten worden uitdrukkelijk voorbehouden. Behoudens de in de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave van QPQ zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden verveelvoudigd, opgeslagen in enig geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enigerlei vorm of op enige wijze. Aan de verstrekte informatie in deze uitgave van QPQ kunnen geen rechten worden ontleend. Hoewel aan het samenstellen en het totstandkomen van deze uitgave van QPQ de uiterstezorg is besteed, kan de afwezigheid van (druk)fouten, onjuistheden, onvolkomenheden en/of onvolledighe-den niet worden gegarandeerd en aanvaarden de auteur(s), de redacteur(en) en de uitgever geen enkele aansprakelijkheid voor eventueel voorkomende (druk)fouten, onjuistheden, onvolko-menheden en/of onvolledigheden, noch ook voor de gevolgen hiervan. De uitgever legt de gegevens van de ontvangers van QPQ vast voor toezending van de uitgaven QPQ,welke zoda-nige gegevens ook door de uitgever kunnen worden gebruikt om hen informatie te verstrekken over relevante producten en diensten. Bij bezwaar daartegen kan contact worden opgeno-men met de uitgever.

Laatst hoorde ik ex-minister Koenders zeggen dat hij een lezing

moest geven over de ‘nieuwe ontwikkelingssamenwerking’. Wat zou hij

daarmee bedoelen? vroeg ik me af. Ik moest lang nadenken, diep pein-

zen, maar ik kwam er niet achter. Dat ik geen antwoord vond op mijn

vraag, is ook logisch. Kijk maar eens naar de verdeling van subsidiegel-

den voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2011-2015, MFS

II. In november wordt duidelijk hoeveel financiering de verschillende

clubs ontvangen uit de subsidiepot van ruim 2 miljard euro. Maar nu al

zijn 2 dingen duidelijk: de organisaties die subsidie krijgen, zijn lang niet

altijd de meest vooruitstrevende. Sla het verhaal van Maarten van der

Schaaf op bladzijde 92 er maar eens op na. Een tweede conclusie: er

mogen wel heel veel organisaties uit die subsidieruif eten. Onlangs nog

zijn bezwaren erkend van organisaties die in eerste instantie afgewe-

zen waren voor die MFS II. De spoeling wordt dus nog dunner. Volgens

deskundigen leidt dat niet tot een creatieve zoektocht naar alternatie-

ve geldstromen maar tot meer druk op de charimarkt. Hoezo: nieuwe

ontwikkelingssamenwerking? Dat het ook anders kan, bewijst het pro-

ject Bio Tea Indonesia, dat biologische groene thee produceert in een

verarmd plattelandsgebied op West-Sumatra. Het project van Stichting

Het Groene Woudt wil via het opzetten van theeplantages duurzame

ontwikkeling bereiken, zowel financieel als op het gebied van milieu.

Dichter bij huis laat Be More zien dat zonder subsidie ook heel goed aan

ontwikkelingssamenwerking gedaan kan worden. En dat het leidt

tot creatief sociaal ondernemerschap. Ontwikkelingshulp hoeft ook

niet altijd van West naar Zuid te gaan. Omgekeerd komt ook voor. Zo

zijn er begin deze zomer idealisten uit de Braziliaanse favela’s naar

Amsterdam-Noord gekomen om daar de buurt op te knappen. Of dat

gelukt is, lees je in dit nummer. We kijken ook naar projecten in Afrika

en onderzoeken of die ook de leegloop van ons platteland en de vor-

ming van slechte wijken in de stad kunnen tegengaan. Dat je als sociaal

ondernemer over veel doorzettingsvermogen moet beschikken, ver-

telt Peter Zevenhuizen, oprichter van GeschenkmetVerhaal. Ruim 10

jaar geleden ging hij de plastic fantastic markt van relatiegeschenken

op met duurzame kadoos. Hij was een buitenbeentje, maar inmiddels

heeft hij z’n plek in die branche veroverd. Daar kunnen New Radicals

hoop uit putten. In een interview vertelt Julia Moulden, bedenker van

deze term en schrijver van het gelijknamige boek, alles over deze nieu-

we groep. Mensen die met hun eigen capaciteiten de wereld iets willen

nalaten. Iets structureels willen verbeteren aan de wereld. En nee, dat

gaat niet altijd van een leien dakje. Maar als je doorzet, geeft het wel

een hoop voldoening. Veel leesplezier en inspiratie.

Petra Kroon

Ps Heb je op- of aanmerkingen? Mail naar [email protected]

6 QPQ | 3 • 2010

Page 7: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

ecodrukwerk is klimaatneutraal

Redacteuren

Yvonne van der Heijden

Annemarie Geleijnse

Noor Backers

Roos Menkhorst

Jolanda Breur

Catrien Spijkerman

Willemijn van Benthem

Maartje Smeets

Gaston Dorren

Columnisten

Annemarie de Jong

Paul Iske

Tatjana Glad

Redactiecoördinatie

Moniek Jakobs

Marketing

Koos de Bie

Vormgeving

René Ebbeng

Fotografie

Frank Groeliken

Jacqueline Dersjant

Vivian Keulards

Isabel Nabuurs

Anja Dierx

Paul Iske | Columnist

“Veranderingen gaan tegenwoordig zo snel dat een

verkiezingsuitslag (en daarmee ook de nieuw te vormen

regering) al na een week achterhaald is.”

Tatiana Glad | Columnist

“Shift happens! Perhaps it is by grounding big ideas

into every day practice that big change becomes living

change.”

Marije Hamers | Sales

“Het is goed om te horen dat adverteerders graag met

QPQ gezien willen worden. Ze vertellen dat medewer-

kers en relaties QPQ inspirerend vinden, het steeds

opnieuw oppakken en dat het veel doorgegeven wordt.”

Willemijn van Benthem | Journalist

“Na de interviews met Martijn Blom en Marja Baas,

bleek hoe ondernemend ze zijn. Ze bruisen van nieuwe

ideeën, staan open voor invalshoeken en zijn optimis-

tisch. Voor een journalist fijne gesprekspartners.”

Roos Menkhorst | Journalist

“Brazilianen die Nederlanders helpen met het herstruc-

tureren van onze achterstandswijken. De wereld op z’n

kop, dacht ik. Maar dat het zeker kan werken werd

duidelijk op een zonnige zondagmiddag in Amsterdam

Noord.”

Lilian Roos | Journalist

“Een spraakwaterval vol aanstekelijk enthousiasme

kwam door vanuit Engeland. Na een langdurig gesprek

met trendanalist Josephine Green had ik een stralende

lach. Geen doemscenario’s. Ik kon me weer verheugen

op de toekomst.”

Marieke Verhoeven | Journalist

“Rotterdam en ‘groen’ was voor mij niet echt een

logische combinatie. Toch blijkt het in de Maasstad te

barsten van de adressen voor biologische producten,

duurzame kleding en zelfs groene gebouwen!”

QPQ TEAM

Een verstandige aanpak ten aanzien van papierverbruik,

inkoop en recycling is een essentieel onderdeel van de zorg van

QPQ voor het milieu. Daarom is deze uitgave gedrukt op

Forest Stewardship Council (FSC) gecertificeerd papier met

plantaardige inkten en zonder schadelijke oplosmiddelen.

Ecodrukkers heeft een duidelijke filosofie bij het maken van

Ecodrukwerk ©; hoogwaardig kwaliteitsdrukwerk gekoppeld

aan een duurzaam productieproces. Deze uitgave is gedrukt

op een Ecocolor drukpers met inkten op plantaardige basis.

De productie en gebruikte grondstoffen zijn klimaatneutraal.

Het complete productieproces is Grafimedia Milieuzorg gecer-

tificeerd en gevoed door 100% groene stroom.

7

Page 8: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Duurzaamheid is niet de reden waarom mensen een product kopen

Tekst: Roos Menkhorst | Fotografie: Jacqueline Dersjant

8 QPQ | 3 • 2010

Page 9: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

“Twaalf jaar lang werkte ik bij verschei-

dene commerciële bedrijven. Ik hield me

vooral bezig met de financieel gedreven

markten. Maar op een gegeven moment

merkte ik dat het me tegen begon te

staan. Binnen dat soort bedrijven bestaat

toch een bepaald soort armoede in den-

ken.

Ik ben me in mijn vrije tijd gaan inlezen

in onderwerpen als klimaatverandering

en duurzaamheid. Alleen al het trans-

port kost ons een kwart van onze CO2

uitstoot, daar schrok ik echt van. Het

moment dat ik het anders wilde gaan

doen was echt een ‘oud en nieuw’-mo-

ment.

Anderhalf jaar geleden ben ik gestart

met The New Motion. Ik heb Tendris

(een bedrijf dat duurzame bedrijven

start, red.) benaderd met mijn plannen

voor onder meer elektrisch rijden. Zij

zagen het meteen zitten en samen met

hen heb ik de plannen uitgewerkt.

Wij zorgen dat alle elementen om elek-

trisch te kunnen rijden aanwezig zijn:

een laadpunt, een parkeerplek, zonnepa-

nelen en ga zo maar door. Duurzaamheid

is leuk, maar het is niet de reden waarom

mensen een product kopen. Het moet

over extra’s beschikken, cool zijn of een

goede prijs hebben. Pas daarna komt het

duurzame aspect om de hoek kijken.

Natuurlijk gaat het ons lukken.

Kijk, het heeft nog geen zin om op de

Huishoudbeurs te gaan staan, die groep

is te breed. De mensen die wij nu wil-

len bereiken zijn al geïnteresseerd in

duurzaamheid, of ze houden erg van

nieuwe gadgets. Zij zien dat het moment

ge komen is dat het echt kan. Het gaat

ons er om dat we die koplopers blijven

aanspreken, dat zij een goede ervaring

hebben en dat ze het woord verspreiden.”

In Estafette (pag. 174) kun je lezen

wie Ritsaart van Montfrans uitnodigt

voor de volgende ‘Drijfveren’. ◆

Ritsaart van Montfrans,oprichter van The New Motion, dat elektrische mobiliteit mogelijk maakt.

DRIJFVEREN

9

Page 10: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

10 QPQ | 3 • 2010

uit de favela’s helpen amsterdam-noord

idealisten

Page 11: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

REPORTAGE

Tekst: Roos Menkhorst en Catrien Spijkerman | Fotografie: Jacqueline Dersjant

Wat hebben de favela’s van Brazilië en een krachtwijk in Amsterdam-Noord met elkaar gemeen? Op het eerste gezicht heel weinig. Toch menen Braziliaanse ontwikkelingswerkers de Amsterdamse wijk leefbaarder te kunnen maken door dezelfde methode te gebruiken die zij in de Zuid-Amerikaanse krottenwijken toepasten.

11

Page 12: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

QPQ | 3 • 201012

Page 13: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

13

Kijk, hier komt een kas met tomatenplanten”, vertelt Nop van

Warmerdam. Hij is wijkadviseur in Purmerend, maar vandaag

slaat hij in zijn vrije tijd met een bijl in de achtertuin van een

moskee in de wijk Kleine Wereld in Amsterdam-Noord. Uit

gettoblasters schalt muziek van zangeres Beyoncé. Op straat

wemelt het van de kinderen, enkele volwassenen zijn fanatiek

in de weer met kruiwagens en stenen. Overal wordt geklust:

aan de overkant van de moskee verven mensen een muurtje,

even verderop zetten kinderen met planken een voetbalgoal in

elkaar.

In deze krachtwijk wordt de droom van politiek Den Haag

verwezenlijkt: buren, kinderen, vrijwilligers en ondernemers

werken samen aan een betere buurt. Toch zitten hier geen

beleidsmakers of maatschappelijk werkers achter – het is een

groepje Braziliaanse ontwikkelingswerkers dat de kar trekt.

Braziliaanse idealisten

De jonge architect Rodrigo Alonso (35) is het brein achter de

opknapactie. Tien jaar geleden zette hij met vier andere archi-

tecten de NGO Elos op. Het kleine groepje idealisten vond

dat ze als architecten een sociale verantwoordelijkheid had-

den. Waarom zouden ze zich moeten neerleggen bij de slech-

te omstandigheden waarin mensen leefden? De jongens van

Elos ontwikkelden een methode waarmee ze in zes stappen de

beruchte Braziliaanse favela’s konden veranderen in een leef-

baardere omgeving. Zonder geld en zonder overheidssteun,

enkel door contact te maken met de bewoners, hen te vra-

gen naar hun wensen en dromen, en vervolgens samen met de

bewoners de handen uit de mouwen te steken om hun dromen

te verwezenlijken. “Want praten is mooi, maar er moet wel op

korte termijn zichtbaar resultaat zijn”, zegt Alonso. “We zijn

niet voor niets architecten.”

“Doordat de bewoners het heft in eigen handen nemen, krij-

gen ze meer vertrouwen in hun eigen kracht”, zegt Alonso.

“Hierdoor kan een kort project blijvende impact hebben.” De

aanpak geldt daarom niet alleen voor Brazilianen in krotten-

wijken, maar voor álle mensen, meent Elos. De organisatie

ontwikkelde daarom trainingen zodat ook andere mensen zich

de methode eigen kunnen maken, en kunnen verspreiden in

hun eigen land. Inmiddels zijn ze met hun zogenaamde Oasis-

spel ook al neergestreken in India, Chili en Paraguay. Nu is

Amsterdam aan de beurt.

Geheel volgens het stappenplan van Elos begon een groep

vrijwilligers daarom twee weken geleden met het voorwerk in

Amsterdam-Noord. De groep bestaat uit Brazilianen en tien

Nederlanders die eerder dit jaar de Oasis-training van Elos

hebben gevolgd in Brazilië. Eén van hen is Yolande van Wijk

Ze werkt bij Fairground, een organisatie die maatschappe-

lijke projecten in ontwikkelingslanden opzet en ondersteunt.

Fairground haalde de ‘sloppenwijkformule’ van Elos naar

Nederland.

Uit de portiekflats

“De eerste twee weken spraken we mensen aan op straat in

de wijk”, vertelt Van Wijk. “De favela’s in Brazilië zijn natuur-

lijk heel anders dan de wijk hier. In Brazilië speelt het dage-

lijks leven zich buiten af, je maakt gemakkelijk contact. In

Amsterdam-Noord waren we een beetje bang dat we de men-

sen niet uit de portiekflats zouden krijgen. Daarom belden we

gewoon bij ze aan, we hingen flyers op, en we gingen naar plek-

ken waar veel bewoners samenkomen. We vroegen de wijkbe-

Niet wachten tot ‘ze’ iets doen, maar zélf werken aan je dromen. Het is die ‘hands on’-mentaliteit waardoor het project verschilt van andere sociale projecten.

Page 14: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Jouw onderneming kan een wereld van verschil maken

Ondernemen Zonder Grenzen is een initiatief van:

Kansen in opkomende marktenHeb jij plannen om in Afrika, Azië of Latijns-Amerika een bedrijf te beginnen? Dan ben je op de goede weg. In deze regio’s zijn namelijk volop marktkansen. Start een winstgevend bedrijf en heb tegelijk grote sociale impact. Om te ondernemen in een ontwikkelingsland is een drietal ingrediënten noodzakelijk: een goed idee, een internationaal netwerk en financieringsmogelijkheden. Ondernemen Zonder Grenzen wijst je hierbij de weg met best practices, een businessplan competitie en een wegwijzer over internationaal ondernemen.

Op 11 november is de finale van de businessplan competitie Ondernemen Zonder Grenzen 2010. Schrijf je nu in voor het eindevenement op www.ondernemenzondergrenzen.nl

Page 15: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

woners wat zij in hun buurt zouden willen veranderen.”

“Het duurde wel even voor de bewoners zich geroepen voel-

den om mee te doen”, vertelt Van Wijk. “In eerste instantie

vonden veel mensen het maar raar, zeker omdat een deel van

onze vrijwilligers geen Nederlands spreekt. ‘Wat komen die

gekke Brazilianen hier doen?’, vroegen ze zich af. Eerst dachten

ze dat we van de gemeente waren en vervolgens geloofden ze

niet dat er iets zou gaan gebeuren, en dat we daadwerkelijk din-

gen zouden gaan bouwen.”

De vrijwilligers gingen op zoek naar ‘sleutelfiguren’ in de

buurt. Wie kent veel mensen? Wie heeft veel invloed in de

buurt? Zo kwamen ze onder meer uit bij Mustafa van de mos-

kee, Hakan van de snackbar, en bij enkele moeders die via de

basisschool veel andere moeders en kinderen kennen.

“Op die manier zet je een netwerk op waardoor steeds meer

mensen betrokken raken”, zegt Van Wijk. “Uiteindelijk heb-

ben we vorige week iedereen uitgenodigd om een avond naar de

plaatselijke basisschool te komen. We vroegen de bewoners hun

droom vorm te geven door middel van maquettes. De kinderen

maakten een soort apenkooi, met klimrekken en andere toestel-

len om in te spelen. De volwassenen wilden graag een plek om

te barbecuen. Het gaat er om dat de initiatieven uit de mensen

zelf komen.”

Elos in Latijns-Amerika

Elos werd opgericht om de favela’s in Brazilië leefbaarder te maken.

Zo bouwden bewoners van de krottenwijken onder leiding van Elos

ruïnes om tot een kinderspeeltuin en werd een vies leeg gebouw waar

doorgaans drugsgebruikers zaten omgebouwd tot buurttheater. In

vissersdorpjes werden buurtcentra gebouwd, overkapte pleintjes waar

mensen kunnen samenkomen. Geheel volgens de Oasis-filosofie werd

daarbij enkel gebruik gemaakt van de materialen en ambachten die het

gebied rijk was. Zo werden de overkappingen gemaakt door op traditio-

nele wijze planten te vlechten.

In Santos, de plek waar de oprichters van Elos vandaan komen, leidde

het Oasis-spel er zelfs toe dat buurtbewoners zich organiseerden in een

actiegroep en een bestemmingsplan indienden bij de overheid voor een

stuk braakliggende grond in hun wijk. In Brazilië mag de gemeenschap

namelijk ideeën aandragen over het gebruik van gemeenschappelijke

grond – maar dan moeten de bewoners zich wél weten te organise-

ren. Het plan werd goedgekeurd, en op die grond komen nu 130 sociale

woningen, waaraan de bewoners zelf meebouwen.

15

Page 16: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Bij favela’s denk je aan

criminaliteit, drugs en

armoede. Maar daar zie je juist

dat mensen elkaar goed

kennen en er sterke sociale relaties zijn.

Dat willen we laten zien.

Ook hier.

16 QPQ | 3 • 2010

Page 17: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Snackbar schilderen

Dit weekend worden de plannen uitgevoerd. Om de leefbaar-

heid en veiligheid in de wijk te vergroten, krijgen de muren

van snackbar ‘Istanbul’ bijvoorbeeld een flinke opknapbeurt.

Volgens snackbareigenaar Hakan was dit hard nodig: “De

wijk is de laatste jaren steeds smeriger geworden. De gemeente

maakt veel te weinig schoon.” Hij loopt naar buiten en wijst op

een muur met graffiti: “Kijk, dit laten ze gewoon zitten. Het

heeft geen zin om het zelf te doen, voor je het weet zit het toch

weer onder de graffiti.”

“Nu gebeurt er eindelijk iets”, zegt hij triomfantelijk. “Vorige

week kwamen een paar mensen vragen of ze de muren van mijn

snackbar mogen verven. Ik zei meteen ‘ja’. Waarom ook niet?

Er komen vlaggetjes op van alle verschillende nationaliteiten uit

de buurt. Dat ziet er in ieder geval beter uit dan graffiti.”

Voor de snackbar bekijken Ali Toka (24) en Riza Ayko (25) de

schilderende kinderen van een afstandje. Beide jongens wonen

al achttien jaar in Amsterdam-Noord. Riza Ayko: “Er zijn hier

nooit activiteiten voor kinderen. Dit is toch leuk?” Zelf doen

ze niet mee aan het klus- en schilderwerk om hen heen. Ayko:

“Ik heb m’n nette kleren aan, ik moet nog naar een feestje van-

avond.”

Ali Toka vindt het ‘wel relaxt’ dat er wordt gewerkt aan de

leefbaarheid. “Ze hebben ook aan mij gevraagd wat ik anders

zou willen in de buurt. Ik heb gezegd dat het goed zou zijn als

ze wat bankjes zouden neerzetten. Misschien gebeurt dat nog

ook”, zegt hij terwijl hij naar de werkende vrijwilligers aan de

overkant gebaart. Riza Ayko voegt toe: “Wel apart dat daarvoor

mensen uit Brazilië moeten komen. Dat had de gemeente toch

ook kunnen doen?”

Eerst de kinderen, dan de ouders

Maar dat is nu precies wat de Brazilianen en de getrainde

vrijwilligers proberen over te brengen: niet wachten tot ‘ze’

- de gemeente, ontwikkelingsorganisaties of ‘anderen’ - iets

doen, maar zélf werken aan je dromen. Het is juist die ‘hands

on’-mentaliteit die maakt dat het project verschilt van andere

sociale projecten, zeggen ze. Elos-oprichter Alonso: “Wij leren

mensen te kijken naar wat ze hebben, in plaats van naar wat ze

niet hebben. Bij een favela denk je aan criminaliteit, drugs en

armoede. Maar als je in die wijken gaat rondlopen zie je juist

dat mensen elkaar goed kennen en dat de sociale relaties vaak

veel sterker zijn dan in andere wijken. Dat willen we ze laten

zien. Ook hier.”

Nurten Turan en Seyhan Canlar zitten op een afgelegen

pleintje op een bankje. Tussen hen in staat een thermoskan met

thee. Ze eten zoetigheden die ze in aluminium hebben verpakt.

“Mijn zoontje doet mee”, vertelt Turan.

17

Page 18: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

18 QPQ | 3 • 2010

Page 19: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

“Om negen uur ’s ochtends heb ik hem gebracht. Hij moest

hout verzamelen voor het voetbalveld. Ik weet niet waarom.”

Beide vrouwen vinden het project een goede zaak. “Het moet

hier schoner worden, dat is beter”, zegt Turan. Ze doet zelf niet

mee, maar heeft wel tegen veel moeders op school verteld dat

het project bestaat. Ook Canlar doet niet mee: “Mijn kinderen

zijn al groot.”

Dat het vooral kinderen zijn die de handen uit de mouwen

steken is niet erg, volgens Niels Koldewijn van Fairground.

Ook hij is opgeleid door Elos. “Dat gaat in Brazilië ook zo.

Eerst de kinderen, dan volgen de ouders vanzelf.” Om te zor-

gen dat de gemeenschap ook in de toekomst actie onderneemt,

is het namelijk wel nodig dat ook volwassenen en jonge mensen

betrokken raken. “Het beste zou zijn als we hen ook zouden

kunnen betrekken”, zegt hij terwijl hij naar het groepje hang-

jongeren bij de snackbar knikt. “Hoe je dat doet? Door zelf het

goede voorbeeld te geven. Als je zelf begint, doen zij vanzelf

mee.” Op de achtergrond staan zeven Brazilianen in de mos-

keetuin te hakken. Twee Marokkaanse buurtbewoners doen

mee, de rest kijkt van een afstandje.

Geen geld

Ook het feit dat er nauwelijks een budget is, zou de bewoners

moeten stimuleren mee te doen. Het is een onderdeel van het

spel, zegt Joao Scarpelini, een Braziliaan die in Londen woont.

“Er is geen geld, dus moet je improviseren met dat wat de

gemeenschap heeft en geeft. Zo realiseert de gemeenschap zich

hoeveel waardevolle bronnen ze eigenlijk bezit.” Scarpelini kent

de jongens van Elos en is uit Londen overgevlogen om als vrij-

williger te helpen. Het ticket heeft hij zelf betaald. “Er is altijd

wel iemand bij wie ik kan slapen.”

Als de gemeente geld investeert, betekent dit dat er

van bovenaf zaken worden opgelegd, zegt Koldewijn van

Fairground. “De gemeente bepaalt zodoende wat een gemeen-

schap nodig heeft. Terwijl het er bij dit project juist om draait

dat de bewoners dat zélf beslissen.” De materialen die gebruikt

worden, zijn volgens Koldewijn dan ook bijna allemaal afkom-

stig van de buurtbewoners zelf. “Iedereen draagt op zijn eigen

manier iets bij. De één komt met een stapel stenen aanzetten,

de ander met een kruiwagentje dat we even mogen gebruiken.

In de weken dat we langs de deuren gingen, vroegen we ook of

mensen wat over hadden dat we zouden kunnen gebruiken.”

Natuurlijk was er wel geld nodig om Amsterdam-Noord het

Oasis-spel te laten spelen. “Een deel wordt betaald door Oxfam

Novib”, zegt Koldewijn. “Die bijdrage heeft het mogelijk

gemaakt het project hier uit te voeren. Een ander deel is

De zes stappen van het Oasis-spel

De Braziliaanse architecten ontwikkelden

een methode om in korte tijd, doorgaans

een maand, samen met de wijkbewoners

de buurt zichtbaar leefbaarder te maken. In

Amsterdam-Noord voerden ze dit in versnel-

de versie in een week uit. De methode bestaat

uit zes stappen.

stap 1: De goedkeurende blik

Ontwikkelingswerkers verkennen de wijk en

letten hierbij niet op de armoede en slechte

omstandigheden, maar richten zich op de

schoonheid, mogelijkheden en bronnen die

er wél zijn.

stap 2: De affectie

De ontwikkelingswerkers luisteren naar de

verhalen van de bewoners. Ze zoeken ze thuis

op een bouwen een band met ze op.

stap 3: De droom

Wijkbewoners vertellen hun wensen en

dromen.

stap 4: Het plan

De dromen worden bij elkaar gebracht en

er wordt bekeken wat ze gemeen hebben.

Buurtbewoners maken samen met de ontwik-

kelingswerkers een plan om aan de dromen te

werken.

stap 5: Het wonder

De gemeenschap gaat aan de slag met de

middelen die ze tot haar beschikking heeft.

Iedereen draagt zijn eigen steentje bij om

samen de droom te verwezenlijken.

stap 6: De viering

Na dagen van handen uit de mouwen steken

is een concreet resultaat bereikt. De gemeen-

schap viert feest omdat ze dit samen bereikt

hebben.

19

Page 20: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

20 QPQ | 3 • 2010

Het is niet erg dat het vooral kinderen zijn, die de handen uit de mouwen steken. Eerst de kinderen, dan volgen de ouders vanzelf.

Page 21: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

21

Page 22: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

afkomstig van de tien Nederlanders die de Elos-training in

Brazilië volgden, zoals Yolande en ik. Voor die opleiding in

Brazilië moest iedere cursist een bedrag betalen, waarvan een

deel in dit project werd geïnvesteerd.”

Contact maken

De belangrijkste bijdrage aan het project wordt geleverd

door vrijwilligers, mensen die zelf niet in de wijk wonen, maar

graag bijdragen aan het project. Jonge idealisten uit Brazilië,

Duitsland, Engeland, Nederland, Zweden en Nieuw-Zeeland

vormen de harde kern: twintig vrijwilligers begeleiden onge-

veer dertig kinderen en tien volwassenen uit de wijk. Sommige

vrijwilligers hebben ooit de Elos-training in Brazilië gevolgd,

anderen raakten gewoon enthousiast toen ze hoorden over het

project. Linda Priem, student criminologie las erover op inter-

net en besloot spontaan mee te komen helpen. Samen met een

groep kinderen schildert zij de houten goals die op het voet-

balveldje komen te staan. “Door mijn studie criminologie weet

ik dat veiligheid samenhangt met hoe mensen zich in hun wijk

voelen. Ik ben daarom heel erg geïnteresseerd in buurtpartici-

patie-projecten als deze.”

Priem denkt dat het Oasis-spel effect heeft. “Ik kom zelf uit

een kleine stad. Sinds ik in Amsterdam woon, valt het me op

dat mensen hun buren vaak niet kennen. Om contact te maken

is niet veel nodig, maar je moet wel even een drempel over. Dat

gebeurt tijdens dit project. Door samen ergens aan te wer-

ken, leer je elkaar kennen. Misschien komt er weinig meer van

terecht als de Brazilianen weg zijn, maar dan hebben onbekende

buurtbewoners in ieder geval eens met elkaar gesproken. Een

volgende keer zullen ze elkaar daardoor makkelijker benaderen.”

Ook Mustafa Topal moet het de Brazilianen nageven: “Ik

woon hier nu al twintig jaar, en ik heb nog nooit zoiets gezien.

Er zijn in deze buurt veel mensen die alleen maar bezig zijn

met hun eigen leven: ze kennen weinig mensen en komen nooit

op activiteiten.” Als bestuurder van de moskee weet Topal hoe

moeilijk het is om mensen in zijn buurt te mobiliseren. “We

organiseren wel eens iftarmaaltijden tijdens de ramadan, maar

daar komen maar heel weinig mensen op af.” Hij is verbaasd

over de opkomst van vandaag. “Ik denk dat er onderling con-

tacten worden gelegd.”

Toch denkt Topal niet dat er iets zal zijn veranderd als de

Brazilianen na het weekend weer weg zijn uit de wijk. “Dan is

alles weer zoals vroeger. Als je goed oplet, zie je dat vooral de

mensen van buiten de wijk hard werken hier.” Hij kijkt even

om zich heen. “Eerlijk gezegd hou ik niet zo van deze buurt.

Niemand doet hier iets. Ik zit bijvoorbeeld in de ouderraad van

de school. We hebben wel eens gevraagd of de ouders willen

meehelpen om de omgeving van de school te onderhouden. We

konden geen enkele vrijwilliger vinden!”, zegt hij opgewonden.

“Ze hebben geen tijd, of vinden het niet nodig, omdat ze al

een ouderbijdrage betalen. In Nederland is heel veel geregeld,

daardoor denken sommige mensen dat ze niets meer zelf hoe-

ven te doen. Ze denken dat alles voor ze wordt gedaan.” ◆

22 QPQ | 3 • 2010

Twee maanden later

De gedroomde kas staat stevig in de achtertuin van de

moskee. Er zit alleen geen dak op. En als je binnen een

kijkje neemt staat er een aantal verdroogde plantjes. Geen

paprika’s of radijsjes. ‘Het was een leuk idee, maar de uit-

voering is niet zo goed geweest,’ zegt Mustafa Topal van

de moskee.

Een ambtenaar van de gemeente heeft hem pas opge-

zocht en gezegd dat de kas uit de achtertuin moet ver-

dwijnen. Topal: ‘Ze vonden de kas te rommelig, het past

niet in de buurt. Eerlijk gezegd vind ik dat ze gelijk hebben,

maar het wordt nog een hele klus om de betonnen blok-

ken- waarmee de kas in de grond zit- eruit te halen.’

Hij is wel blij met de felgekleurde bloemen en de kruiden-

tuin. Die doen het goed, een man van de moskee verzorgt

ze iedere dag, vertelt hij. Maar of het project nou een blij-

vende impact heeft? Topal: ‘Mensen zijn in deze buurt met

hun eigen leven bezig, zo gaat dat.’

Aan de overkant steken de vlaggen op de muur van de

snackbar vrolijk af tegen de witte achtergrond. Toch is het

niet zo dat er minder hangjongeren zijn, zegt eigenaar

Hakan. ‘Het ziet er leuk uit, maar de jongeren staan er nog

steeds. Ze laten flesjes en blikjes achter.’

Hakan vertelt dat de gemeente had gezegd dat er een

grote prullenbak zou komen om de overlast van straatvuil

tegen te gaan. ‘Het is nu bijna twee maanden later en er is

geen prullenbak.’ Heeft Hakan de afgelopen weken eraan

gedacht zelf een actie te organiseren tegen straatvuil? Hij

kijkt verbaast, en lacht dan: ‘Nee, zeg. Daar heb ik helemaal

geen tijd voor.

Page 23: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

23

Page 24: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

24 QPQ | 3 • 2010

Tekst: Eva Prins

New radicals: wereldverbeteraars in een nieuw jasje

Positief, constructief en hoopvol

Page 25: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Als sociaal ondernemer behoor je volgens de Canadese schrijf-

ster en ‘midlifecoach’ Julia Moulden (54) bij de groeiende

groep New Radicals: mensen die met hun werk niet alleen geld

willen verdienen, maar vooral ook de wereld willen verbeteren.

Moulden schreef een (zelfhulp)boek over het transformatiepro-

ces dat soms lang en moeilijk is.

Het begon bij haarzelf zoals het bij veel New Radicals begint:

met een knagend gevoel van ontevredenheid. Moulden: “Ik was

48 en ruim twintig jaar speechwriter, werk waar ik van hield en

goed voor werd betaald. Maar ik voelde ook: dit wil ik niet de

komende twintig jaar blijven doen.” Ze omschrijft dit knagende

gevoel als “interessant, maar ook enigszins alarmerend.”

De alarmbellen gingen echter pas goed rinkelen toen, onver-

wacht, haar man van haar wilde scheiden. “Dat was absoluut

een ‘major triggerpoint’ voor mij”, zegt ze. “Ineens stond ik er

alleen voor. Ik had stiefkinderen opgevoed, maar geen eigen

kinderen.”

Moulden zag zichzelf voor de vraag gesteld: Wat nu? Wat wil

ik met de rest van mijn leven?

Toen ze eens goed om zich heen keek, ontdekte ze dat ze niet

de enige was die zichzelf deze vraag stelde.

De inbox van QPQ werd overspoeld met reacties op de oproep bij onze nieuwe rubriek 180 graden. Massaal deelden lezers hun eigen omslagpunt waarop zij besloten zich in te gaan zetten voor een betere wereld. Het onderwerp leeft en, hoewel harde cijfers ontbreken, lijkt er toch zeker sprake van een trend. Schrijfster Julia Moulden noemt deze groeiende groep New Radicals. Ze ervaarde zelf ook een ommekeer, onderzocht het fenomeen en schreef er een boek over. Haar conclusie: steeds meer mensen veranderen radicaal hun leven.

25

Van: Noor van Gulik (47)

Onderwerp: New Radicals

Datum: 12 augustus 2010

Aan: Petra Kroon

Voor Noor van Gulik, toen nog medewerker planning en sales

bij een landelijk opleidingsinstituut, was borstkanker de wake-

up-call. “Nu wilde ik gaan doen wat ik werkelijk van binnen,

vanuit mijn hart, wilde.” Nog tijdens haar behandelingen ging

ze de post-Hbo-opleiding Integratieve Psychotherapie volgen

en in juli 2008, precies twee jaar na de eerste operatie, begon

ze haar bedrijf: www.fonkel.nu. Van hieruit begeleidt ze

mensen die met kanker te maken hebben (gehad). “De beste

beslissing van mijn leven”, zegt ze. “Ik doe mijn droom.”

ingezonDen 180°-ervaringen

Page 26: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Bij een ingrijpende gebeurtenis word je ruw uit je dagelijkse routine geschud. Als het stof dan wat is neergedaald, komen de twijfels en de vragen: wie ben ik? Wat wil ik?

QPQ | 3 • 201026

Page 27: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Van: Joke Bom (39)

Onderwerp: New Radicals

Datum: 12 augustus 2010

Aan: Petra Kroon

“Ik heb de drive om mensen te helpen”, zegt Joke Bom.

Dat deed ze ook als jeugdhulpverlener. In haar laatste baan

werkte ze bij het Ministerie van Justitie waar ze de rechter

adviseerde over ‘kinderen in de knel’. Mooi en zinvol werk,

maar toch knaagde het. “Ik wilde het groter aanpakken, niet

beperkt tot Nederland, en iets voor mezelf beginnen.” Tijdens

haar vele reizen kwam langzaam het besef over de slechte

omstandigheden waaronder onze kleding wordt gemaakt.

Dat was voor Bom de trigger. Mode moest het worden én

internet, want dat was de toekomst. Ze nam een coach in de

arm en binnen een half jaar had ze haar baan opgezegd en

www.watMooi.nl opgezet. Dat was in 2006. In de modewereld

en ook in haar omgeving werd ze voor gek verklaard, maar

Joke Bom geloofde erin en zette door. Inmiddels is watMooi.

nl de grootste duurzame kledingwebshop van Nederland en

België.

27

Integendeel; tientallen of misschien wel honderden, dui-

zenden generatiegenoten bleken hiermee te worstelen - net

als Moulden vaak getriggerd door een ingrijpende gebeurte-

nis: ziekte, overlijden, scheiding, ontslag. “Een wake-up-call”,

noemt Moulden dit. “Bij zoiets ingrijpends word je ruw uit je

dagelijkse routine geschud. Als het stof dan wat is neergedaald,

komen de twijfels en de vragen: wie ben ik? Wat wil ik? Vragen

die we ons in het drukke leven van alledag niet stellen – vaak

ook niet willen stellen omdat ze te confronterend zijn.”

Idealisme waarmaken

Om zich heen kijkend, ontdekte Moulden niet alleen veel

mensen bij wie deze vragen speelden, maar ook veel gelijkenis-

sen in hun antwoorden. Meer betekenis - dat is voor velen de

kern. “Ze willen zinvol werk, verschil maken. De wake-up-call

heeft hen de relativiteit van nog meer geld en nog meer status

doen inzien. Na een - vaak succesvolle - carrière willen ze iets

terug doen: de wereld een beetje mooier maken.”

Herkenbaar? De trend die Moulden signaleert, geldt zeker

niet alleen voor de Verenigde Staten of Canada. Ook in

Nederland breken steeds meer hoogopgeleiden een carrière af,

veranderen ze hun werk of beginnen ze voor zichzelf om bij te

kunnen dragen aan een betere wereld. Zo kreeg QPQ op een

oproep voor de rubriek ‘180 graden’ over die ommekeer over-

stelpend veel reacties.

Moulden noemt deze mensen New Radicals – een geuzen-

naam waarmee ze refereert aan de Radicalen uit de invloed-

rijke, idealistische jaren ’60, de tijd waarin veel New Radicals

opgroeiden. Besmet met het idealisme uit hun jeugd, wilden

veel van deze babyboomers volgens haar altijd al iets belang-

rijks met hun leven doen. Deze ambitie sneeuwde bij velen ech-

ter onder in de tredmolen van trouwen, kinderen, carrière en

een hypotheek die moet worden betaald. Opgeschud door de

wake-up-call, komt die wens weer boven en maken ze - einde-

lijk - ook werk van de uitvoering.

Met de ‘ontdekking’ van de New Radicals, ontdekte Moulden

ook haar eigen roeping: ze ontwikkelde zich tot een ‘midlife-

coach’ die mensen begeleidt in dit transformatieproces naar een

meer betekenisvolle carrière. Haar kennis en ervaringen ver-

werkte ze vervolgens in het boek ‘We are the New Radicals’.

Onder alle generaties

In het boek focust ze vooral op de babyboomers, in haar woor-

den “de grootste en meest succesvolle generatie die de wereld

ooit heeft gekend.” Zelf een babyboomer had Moulden de

Page 28: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

QPQ | 3 • 201028

indruk dat de knagende ontevredenheid en de wens voor zin-

vol werk vooral voor haar eigen generatie gold, als uiting van

een midlifecrisis, al vindt ze dat een “veel te negatief woord

voor een natuurlijk en noodzakelijk proces.”

“Als je tegen de vijftig loopt, realiseer je je dat je niet oud

bent, maar ook niet meer jong. Je hebt hopelijk nog een flink

aantal actieve jaren voor de boeg. Dat is vaak het moment

waarop mensen zich gaan afvragen: hoe wil ik die doorbren-

gen?” Dat het antwoord op die vraag steeds vaker ‘by doing

good’ is, heeft volgens Moulden onder meer te maken met de

financiële crisis en de klimaatcrisis. “Ellende is er natuurlijk

altijd geweest, maar nu is het niet langer ver van ons bed. Het

is in onze achtertuin en heeft direct effect op ons leven.”

Dat aspect heeft volgens haar een groeiend bewustzijn ver-

oorzaakt dat op dezelfde voet doorgaan niet langer kan. Onder

alle generaties. Want inmiddels, het boek is nu drie jaar uit, is

Moulden ervan overtuigd geraakt dat ‘het goed-willen-doen-vi-

rus’ zich niet beperkt tot babyboomers. “New Radicals vind je

onder alle leeftijdsgroepen, het is heel wijdverbreid.”

Wat New Radicals volgens haar vooral onderscheidt is hun

positieve instelling: ze willen en kunnen tegenslag ombuigen

tot iets positiefs. Ze zien de wake-up-call als een kans. Positief,

constructief en hoopvol – dat is volgens Moulden het credo van

de New Radical.

Neem Steve en Liz die hun zoon verloren bij de aanslagen op

de Twin Towers. Al snel voelden ze dat ze iets wilden doen om

hun zoon te eren. Een documentaire over slachtoffers van (oor-

logs)geweld bracht hen op het idee. Nu runnen ze een organi-

satie voor steun aan (oorlogs)slachtoffers in post-conflictlanden

door middel van fondsenwerving en train-de-trainersprogram-

ma’s.

Tientallen van zulke voorbeelden beschrijft Moulden in

haar boek. Mensen die niet zelden een - succesvolle - carrière

beëindigden om zich volledig te wijden aan de goede zaak - als

ondernemer, binnen bedrijven of met NGO’s.

Zelfreflectie

Volgens Moulden zijn de mogelijkheden voor (potentiële) New

Radicals oneindig. Er zijn immers zoveel grote (wereld)proble-

men, dus zoveel manieren om de wereld een beetje mooier te

maken. Vaak is dat echter ook gelijk een probleem, erkent ze.

Sommige mensen worden een New Radical juist omdat ze

zich voor die ene zaak of dat ene goede doel in willen zetten. Zij

hebben ‘het licht’ gezien. Bij veel anderen is er wel een stem-

metje dat zegt: ik wil/moet iets anders. Maar wat, dat is nog

onduidelijk. Zij kunnen worden overspoeld - en ontmoedigd -

door al die mogelijkheden. Waar te beginnen?

Volgens Moulden begint het antwoord op die vragen bij jezelf.

Wat zijn jouw waarden? Wat vind jij belangrijk? Waar wil jij je

tijd, energie en talenten voor inzetten? Dat de ‘switch’ daarmee

ook eigenbelang in zich draagt, vindt ze niet meer dan mense-

lijk en ook gewenst. Immers: wat je ten diepste raakt, motiveert

je het meest.

Ze adviseert deze ‘zoekers’ dan ook om te investeren in een

periode van zelfreflectie. “Ik stel ze de vraag: wat wilde je wor-

den als kind? In onze drukke levens hebben we vaak het zicht

op onze diepste dromen verloren.” Aan wie het zich kan per-

mitteren adviseert ze soms om letterlijk even een pauze in te

lassen: een sabbatical te nemen, op reis te gaan. Voor wie dat

niet is weg gelegd, zijn er andere methoden voor introspectie

zoals het bijhouden van een dagboek of meditatie.

Moulden onderscheidt in haar boek drie mogelijke uitkomsten

van het transformatieproces. Ten eerste: iemand blijft bij zijn

oude werkgever, maar probeert van binnenuit dingen te veran-

deren. Deze New Radicals noemt ze ‘Innovators.’ De tweede

groep verruilt een baan in het bedrijfsleven voor een - al dan

niet soortgelijke - baan in de non-profit-sector of begint zelf

een ideële organisatie. Dit zijn in de woorden van Moulden de

‘Activisten’.

Tot slot zijn er de sociaal ondernemers; de mensen die een

nieuw ‘goed’ bedrijf oprichten. Met name in deze groep ver-

wacht Moulden de komende jaren een grote groei. “Mensen

zullen meer en meer hun eigen werk gaan creëren.”

Page 29: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Van: Petra Hubbelling (49)

Onderwerp: New Radicals

Datum: 12 augustus 2010

Aan: Petra Kroon

Negen jaar werkte Petra Hubbeling als directeur van een

beursgenoteerde onderneming, maar ze kwam steeds meer

‘in spagaat’ te staan met haar levenswijze: het boeddhisme.

“Alles was altijd maar gericht op geld verdienen, waarbij de

mensen nogal eens uit het oog werden verloren. Daar kreeg

ik steeds meer last van.”

Hubbeling besloot voor zichzelf te beginnen en startte

een bemiddelingsbureau voor interim managers. Dat gaf

inhoudelijk echter te weinig voldoening. Vorig jaar hakte

ze de knoop door om echt haar passie te volgen. “Nu

breng ik boeddhisme en business samen met mijn bedrijf

Boeddhisness: www.boeddhisness.nl.

Tussen het gevoel ‘Ik moet wat anders’ en de start van

Boeddhisness, zat 3,5 jaar. “Veiligheid, zekerheid, een lekker

inkomen, status, dat moet je allemaal loslaten”, schetst

Hubbeling dat proces. “Dat was soms best een worsteling.”

Van Boedhisness kan ze nog niet leven – ze leeft van haar

spaargeld. “Maar ik sta nu wel elke dag op met het gevoel dat

ik doe wat ik moet doen.”

De wake-up-call doet de

relativiteit van nog meer geld

en nog meer status inzien.

Na een - vaak succescolle -

carrière is het tijd om iets

terug te doen.

29

Page 30: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Het eigenbelang overstijgen

Ook het Financieele Dagblad signaleert in een artikel van

afgelopen juni dat “hoogopgeleide carrièremakers na jaren van

studie, hard werken en veel geld verdienen steeds vaker tot de

conclusie komen dat ‘mensen helpen’ bevredigender is dan

weer een bonus op de rekening.”

Hoogleraar management Jan van Zwieten verklaart dat in het

artikel aan de hand van de behoeftepiramide van Maslow. Deze

groep heeft volgens hem alles bereikt: zekerheid, veiligheid,

sociale relaties, waardering en persoonlijke ontwikkeling. “Ze

raken niet meer gemotiveerd door hun eigen persoonlijke ont-

wikkeling en richten zich nu op de omgeving en op anderen”,

aldus de hoogleraar.

Hilde Backus van het Coach Bureau noemt het in de krant

‘een reactie op de materialistische jaren ’90’. “Ze zijn moe van

de rijkdom en het materialisme en raken geïnteresseerd in wat

hen daadwerkelijk gelukkig maakt”, stelt ze.

En dat is steeds vaker werk met zin, zo blijkt uit - nog lopend

- onderzoek van het Financieele Dagblad en de Academia

Aemstel. De stelling: ‘Ik wil werken voor een organisatie die

mijn waarden deelt’, wordt volgens de eerste resultaten (500

ingevulde enquêtes) gedeeld door 77 procent van de respon-

denten: voornamelijk mensen uit de zakenwereld. De stelling

‘Ik wil in mijn werk bijdragen aan een betere wereld’, wordt

door 69% van de respondenten onderschreven.

Ook onderzoeker Peter ten Hoopen, consultant organisatie-

cultuur, concludeert op basis van dit ‘Werk met zin’-onderzoek

dat de zakelijke gemeenschap in Nederland de piramide van

Maslow begint te overstijgen. En de vraag is volgens hem dan:

wat is er voorbij zelfverwerkelijking? Zijn antwoord: “Je inzet-

ten voor de ander, of ‘het grote idee’, iets wat het eigenbelang

overstijgt.” En dat is precies wat sociaal ondernemers doen.

Kijk voor meer informatie over het onderzoek op:

www.werkmetzinonderzoek.com.

QPQ | 3 • 201030

Opwindend avontuur

Afhankelijk van de beginsituatie en de uitkomst, plaatst

Moulden de omslag op een schaal van ‘mild’- naar ‘wild’-radi-

caal. Het wildste voorbeeld in haar boek is ongetwijfeld zestiger

Nicole Pageau die in een jaar tijd haar baan opzegde, haar huis

verkocht en naar Rwanda vertrok om oorlogsweduwen te gaan

helpen.

Maar mild of wild, onderschat het niet, zegt Moulden. Het

transformatieproces, door haar omschreven als een reis, kan

hoe dan ook lang en moeilijk zijn. Bij sommigen is de nieuwe

bestemming in een paar maanden bereikt en vrijwel meteen

succesvol. Bij de meesten kost het echter jaren om uit te vinden:

wat nu en hoe daar te komen? En in dat proces sneuvelen rela-

ties, worden huizen verkocht en spaartegoeden aangesproken.

“Voor mijzelf is het een ongelofelijk moeilijke reis geweest”,

zegt Moulden. “Ik stond er alleen voor en moest zoveel nieuwe

dingen leren. Een boek schrijven is bovendien niet iets waar je

rijk mee wordt – dus mijn inkomen was vele jaren heel laag.”

“Dat moet je je realiseren voor je eraan begint”, zegt ze. Maar

ze weet ook: voor de meeste New Radicals is het geen kwes-

tie van keus. Ze voelen een noodzaak en een drive die ster-

ker is dan welk bezwaar ook. Vandaar misschien ook dat geen

van alle New Radicals die Moulden sprak, spijt heeft gehad.

Integendeel, allemaal vonden ze het de tijd en moeite meer dan

waard - ook degenen voor wie de uitkomst nog ongewis of

(nog) niet succesvol was, want het proces is ook uitdagend en

inspirerend.

Dat geldt ook voor Moulden zelf. Ze omschrijft het als een

opwindend avontuur. “In het begin was het beangstigend: de

onzekerheid, de scheiding. Maar uiteindelijk ben ik heel blij dat

het me is overkomen, anders had ik al die nieuwe dingen niet

geleerd en al die fantastische mensen niet ontmoet.”

Koudwatervrees

Ja, ze kent ook mensen die onderweg zijn gestopt, die koud-

watervrees kregen, bij wie de tijd ontbrak of geld. Moulden

spreekt echter liever niet van stoppen. Zij ziet het als een pauze.

“Ik verwacht dat de meeste van hen de ingeslagen weg later wel

weer zullen hervatten.”

In haar boek staan deze mensen niet. Dat staat, op z’n

Amerikaans, vooral vol met ‘success stories’. De ene New

Radical heeft nog een succesvollere carrière achter de rug dan

de andere en ook in hun transformatie lijken de meesten goed

geslaagd.

Page 31: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Van: Ton Vermeulen (59)

Onderwerp: New Radicals

Datum: 12 augustus 2010

Aan: Petra Kroon

Voor Ton Vermeulen kwam ‘de ommekeer’ in 2007 toen hij

mantelzorger werd van zijn moeder. Tot zijn verbazing zag

hij hoe mensen in deze levensfase nog gedwongen worden

meerdere keren te verhuizen terwijl vrijwel alle ouderen het

liefst in hun eigen huis willen blijven wonen tot ze overlijden.

Vermeulen, toen werkzaam als zelfstandig financieel

adviseur, dacht: “dit kán en moet veel beter” en besloot die

handschoen zelf op te pakken. Hij ontwikkelde een ‘één-

loket-concept’. “Ik wil alles regelen wat nodig is om te zorgen

dat ouderen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen:

van boodschappen aan huis tot intensieve verpleging.”

Inmiddels heeft hij zeventien bedrijven gevonden die

meedoen, is hij gestopt als financieel adviseur en fulltime

bezig met ‘de nationale WoonduurVerlenger’ (WDV Advies &

Ontwikkeling). Als adviseur werkt Vermeulen nu eerst aan het

geschikt maken van woningen, nieuwbouw en bestaande. Zijn

die eenmaal klaar, dan kunnen de bewoners gebruik maken

van de diensten van WDV.

Ondanks dat hij er nog niks mee verdient, was de stap om er

helemaal voor te gaan niet zo groot. “De eerste jaren zie ik als

investeren – dat hoort bij ondernemen. Ik geloof hierin: het is

innovatief en maatschappelijk belangrijk.”

31

Geconfronteerd met die constatering, heeft Moulden bijna de

neiging zich te verontschuldigen en de volgende dag mailt ze

gelijk aanvullend nog enkele voorbeelden van meer ‘ordinary

people’. Als Moulden namelijk één boodschap uit wil dragen, is

het deze: iedereen kan een New Radical worden - daar hoef je

niet rijk, beroemd, machtig of succesvol voor te zijn en dus ook

niet per se je leven compleet voor op de kop te zetten. “Ik wil

mensen aanmoedigen als ze het op een of andere manier voelen

kriebelen: ga het uitzoeken, neem het risico – het is de moeite

van het proberen waard.” ◆

Wat New Radicals vooral onderscheidt is hun positieve

instelling: ze willen en

kunnen tegenslag ombuigen tot iets

positiefs.

Page 32: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

32 QPQ | 3 • 2010

DuizenD Dingen tasje

Leemstucer Ger van Haarlem (59) houdt van basic. In zijn Duizend Dingen tasje zit zo’n beetje alles wat hij nodig heeft. Voor zichzelf, maar vooral ook om anderen te helpen. Zijn motto: KISS! (Keep It Simple, Stupid!).

Ingrid van den Boogaard

is kunstenaar, ondernemer en ontdekkingsreiziger. Zij is initiator van iamoneworld (I am

one world): een creatieve reis door de wereld in een voertuig op zonne-energie vanuit de

gedachte dat alles een is. Via deze beeldcolumn in QPQ deelt ze inspirerende ontmoetingen,

inzichten en avonturen die ze onderweg, met een snelheid van 25 km p/u, beleeft.

www.iamoneworld.com / [email protected]

QPQ | 3 • 201032

Page 33: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Telefoon Model: koelkast. In zelfgeniet leren hoesje met karabijn (handig

tijdens het zeilen en werken). Trilt alleen nog, maar dat is voldoende.

Hoofdlamp Voor werk en op de fiets. Van een vriend gekregen.

Sleutels Van vrienden, kennissen en klanten. Als ze er niet zijn, kan er

toch gewerkt worden.

Diamantslijper Om gereedschap te slijpen. Duurzaam en kostbaar. Het

meest gebruikte item.

Elastiekjes Altijd goed, altijd handig. EHBO kit In linnen zelfgemaakt tasje. Met o.a. Teatree, leem, parace-

tamol en oor lepeltje.

KISS Keep it Simple, Stupid!

BEELDCOLUMN

33

Page 34: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

WerelDverbeteraarin een DecaDente WerelD

QPQ | 3 • 201034

Tekst: Catrien Spijkerman | Fotografie: Frank Groeliken

Ze waren een opvallende verschijning, tien jaar geleden. Tussen het decadente ‘plastic fantastic’ probeerde Peter Zevenhuizen zijn relatiegeschenken aan de man te brengen: stenen beeldjes gemaakt door Afrikaanse kunstenaars. Bedrijven zouden met zo’n relatiegeschenk niet alleen iets moois geven, maar ook bijdragen aan een betere wereld. Destijds liepen de bedrijven hem snel voorbij, tegenwoordig is GeschenkmetVerhaal een bloeiend bedrijf met ‘verantwoorde’ geschenken van over de hele wereld.

Page 35: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

3535

Page 36: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Wij waren de enige stand met natuurmaterialen. Naast de plastic pennen en flesopeners die ‘Olé’ roepen, stonden wij stenen beeldjes uit Zimbabwe te verkopen.

‘Wij willen ook wel zo’n MVO-product’, krijgt Peter

Zevenhuizen soms te horen. Hij grinnikt. “Ik vraag dan pla-

gend: Wát voor product? Die mensen weten bij wijze van

spreken niet eens wat MVO, Maatschappelijk Verantwoord

Ondernemen, is.” Prachtig vindt Zevenhuizen dat. “Dan vertel

ik ze uitgebreid onze verhalen. Daar word ik helemaal enthou-

siast van.”

Zevenhuizen is directeur van GeschenkmetVerhaal. Hij

importeert producten uit landen over de hele wereld, en ver-

koopt ze aan Nederlandse bedrijven die de producten als rela-

tiegeschenk aanbieden. De verhalen bij Zevenhuizens geschen-

ken gaan over de makers van het product, en de goede doelen

die je steunt door het product te kopen. In sommige gevallen

zijn de makers zélf het goede doel. Door bijvoorbeeld tassen

van gerecycled plastic te kopen van RagBag steun je de ‘rag-

pickers’, voddenmannen die in de sloppenwijken van Delhi

plastic verzamelen, sorteren en wassen. In andere gevallen is

een product gekoppeld aan een goed doel. Van iedere verkoch-

te fles Zuid-Afrikaanse wijn gaat vijftig cent naar Homeplan,

een stichting die huisvestingsprojecten in ontwikkelingslanden

opzet.

Geitenwollensokkenclub

GeschenkmetVerhaal heeft haar tijd mee. “Bedrijven

beseffen steeds meer dat ze iets ‘goeds’ moeten doen”, zegt

Zevenhuizen. Dat was meer dan tien jaar geleden wel anders.

In 1998 begon Zevenhuizen samen met zijn zakenpartner zijn

relatiegeschenkenbedrijf, toen nog Zambezi Art genaamd. Het

doel: Afrikaanse kunst bij Nederlandse bedrijven aan de man

brengen om zo de Afrikaanse kunstenaars en vaklieden aan een

boterham te helpen.

Tussen het glimmende ‘plastic fantastic’ vormde Zambezi

Art destijds een opvallende verschijning op de beurzen waar de

relatiegeschenkenbranche haar waar tentoonstelt. “Wij waren

de enige stand met natuurmaterialen. Naast de plastic pennen

en flesopeners die ‘Olé’ roepen, stonden wij stenen beeldjes uit

Zimbabwe te verkopen. Achter ons hingen grote foto’s in hou-

ten lijsten van de Afrikaanse kunstenaars die de beeldjes had-

den gemaakt. Die lijsten hadden we getimmerd van de houten

kisten waarin de beeldjes waren vervoerd. Daarmee zeiden we:

hergebruik je afval, en toon de gezichten van de mensen achter

de producten.”

Zevenhuizen viel weliswaar op met zijn natuurmateria-

len en wereldverbeteraarsmentaliteit tussen het plastic en

de decadentie, maar dat werkte niet per se in zijn voordeel.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen moest nog ongeveer

worden uitgevonden, en Al Gore was ook nog ver weg met zijn

ongemakkelijke boodschap. “We werden met de wereldwinkel

geassocieerd. Een geitenwollensokkenclub, ja. Zelf had ik geen

moeite met die associatie, want ik weet dat ik helemaal geen

geitenwollensokkentype ben, bovendien vind ik de wereldwin-

kel een goede zaak. Maar veel bedrijven dachten: ‘Daar heb ik

niets mee.’ Ze liepen meteen weer door.”

QPQ | 3 • 201036

Page 37: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

37

Page 38: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Onze strategie was: geen overhaaste

stappen maken,langzaam groeien.

Het is een rare handel, die

relatiegeschenken-business, heel

traditioneel en gesloten. Dat moet

je behoedzaam aanpakken.

Page 39: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

39

Onze strategie was: geen overhaaste

stappen maken,langzaam groeien.

Het is een rare handel, die

relatiegeschenken-business, heel

traditioneel en gesloten. Dat moet

je behoedzaam aanpakken.

Geen overhaaste stappen

“Het heeft tijd nodig. Mensen moeten het verhaal ook wíl-

len horen”, zegt Zevenhuizen. “Maar als ze eenmaal luister-

den, werden ze bijna altijd enthousiast. ‘Nooit geweten dat dit

óók kon’, zeiden ze dan.” Geleidelijk aan toonden steeds meer

bedrijven interesse. “Onze strategie was vooral geen overhaaste

stappen te maken, we zijn langzaam gegroeid. Het is een rare

handel, die relatiegeschenkenbusiness, heel traditioneel en

gesloten. Dat moet je behoedzaam aanpakken.”

Zevenhuizen veroverde zijn plek naar eigen zeggen door

duurzame relaties met klanten aan te gaan. “Dat vind ik heel

belangrijk. Met veel bedrijven werken we heel intensief samen.

We bekijken samen wat hun wensen zijn, en proberen ons daar-

aan aan te passen. Zo wilde een goede klant van ons iets doen

met het WK. Wij hebben hen kleine voetballetjes geleverd in

samenwerking met Right to Play. Een deel van het bedrag dat

de klant per voetbal betaalt, gaat naar deze humanitaire organi-

satie die ernaar streeft alle kinderen ter wereld te laten sporten

en spelen. Right to Play heeft programma’s in verschillende

ontwikkelingslanden, onder meer in vluchtelingenkampen en

weeshuizen.”

Bevriende Afrikanen

De belangrijkste reden voor het succes van zijn handel luidt

dat Zevenhuizen het zélf zo leuk vindt. “Dit soort dingen lukt

alleen als je er helemaal achter staat.” Betrokkenheid is hierbij

het sleutelwoord. De verhalen die hij tien jaar geleden bij zijn

stand stond te vertellen, heeft hij namelijk van dichtbij meege-

maakt. En die Afrikanen in de fotolijsten achter hem, waren

niet alleen de makers van zijn producten – het waren zijn vrien-

den.

“Vanaf mijn 24e heb ik jarenlang bij een reisorganisatie in

Afrika gewerkt. Ik raakte er bevriend met jongens van mijn

leeftijd. Ze waren kunstenaars en maakten hele mooie beeldjes,

die ze op straat probeerden te verkopen. Ze raakten ze aan de

straatstenen niet kwijt. Ja, af en toe verkochten ze wat aan een

toerist, voor relatief veel geld. Maar vervolgens wisten ze niet

wat ze met dat geld aanmoesten. Ze gaven het uit aan flauwe-

kul, er zat geen strategie achter.” Zevenhuizen besloot hen te

helpen.

Hij had al vaak genoeg gezien hoe het niet moest. “Er zijn in

Afrika zó veel projecten waarbij Westerse organisaties wel even

komen regelen hoe het in het arme land beter kan, zonder zich

ook maar een moment te verdiepen in de cultuur en gewoonten

van dat land. Zo kwam in Noord-Kenia een groep Noren een

visfabriek opbouwen. Ze dachten: jullie hebben honger, en er is

hier een enorm meer, dus we maken een visfabriek. Dan heb-

ben jullie werk én eten. Binnen een jaar was de fabriek opge-

bouwd, en even zo snel lag hij weer op zijn gat. Voor de lokale

bevolking is vissen namelijk het allerlaagste wat je kunt doen.

Noord-Kenianen zijn van oorspong herders, ze ontlenen hun

status aan hun kudde. Ze lijden bij wijze van spreken nog liever

honger dan dat ze gaan vissen. Dat werkte dus totaal niet.”

Door contact te maken met de lokale bevolking en vriend-

schappen te sluiten, gaat samenwerken eigenlijk vanzelf, merkte

Zevenhuizen. Inmiddels heeft hij meer dan 100.000 producten

van de Zimbabwaanse kunstenaars verkocht.

Na een paar jaar wilden de Nederlandse bedrijven echter

wel weer eens wat anders. Bovendien werd het steeds moei-

lijker om alleen maar zaken te doen met Afrika. “De infla-

tie was bijna niet bij te houden. Als we nog steeds alleen

Afrikaanse producten gehad zouden hebben, zouden we nu

failliet zijn.” In 2004 werd Zambezi Art daarom omgedoopt

tot GeschenkmetVerhaal, dat geschenken verkoopt uit de hele

wereld.

Page 40: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

QPQ | 3 • 201040

Page 41: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

41

Toen ik in Afrika bevriend raakte met kunstenaars, kon ik twee dingen doen. Of na een tijdje zeggen: “ik ga weer”. Of: “Waarom zetten we niet samen iets op?” Ik koos voor dat laatste.

41

Page 42: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

U investeert in begeleiding en krijgt er extra arbeidskracht voor terug tegen weinig of geen kosten. En als het bevalt heeft u een ingewerkte en opgeleide nieuwe medewerk(st)er. Slim?

Van onze werkgevers horen we dat het motiverend is om iemand te zien groeien, zich te zien ontwikkelen terwijl ze een concrete bijdrage leveren aan uw organisatie. Sociaal?

Mensen worden weer zelfredzaam en zijn niet langer afhankelijk van uitkeringen en instanties, dat heeft op de hele maatschappij een kosten-besparend effect. Slim en sociaal?

9.000 verschillende mensen ☛ 9.000 verschillende mogelijkheden

sociaal en slim ondernemen

Pantar Amsterdam staat voor het ontwikkelen en laten doorstromen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Onze mensen werken en leren bij honderden bedrijven en organisaties in Amsterdam en omgeving. En op onze eigen locaties waar we werk voor organisaties uit heel Neder-land kunnen uitvoeren.

Slim en sociaal ondernemen gaan goed samen!

De mogelijkheden van onze 9.000 mensen voor uw onderneming ziet u op www.pantaramsterdam.nl

Pantar Amsterdamre-integratie/detachering/arbeidsparticipatieKriekenoord 3 1111 pt Diement (020) 461 68 00e [email protected] www.pantaramsterdam.nl

Page 43: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Snel leven

Stiekem vindt Zevenhuizen het wel een beetje jammer. “Ik

had het leuk gevonden als we meer met Afrika hadden kunnen

doen. Daar ligt mijn hart. De vrolijkheid van de mensen daar,

en de kracht om op te veren, dat vind ik mooi”, zegt hij terwijl

hij enigszins dromerig naar een foto van lachende Afrikaanse

kindjes op zijn prikbord kijkt. Het kleine kantoortje boven het

magazijn van GeschenkmetVerhaal vormt een vreemde men-

geling van kantoorartikelen en souvenirs en herinneringen

uit Afrikaanse landen. De zakelijkheid van de multomappen

en computerschermen staat in scherp contrast met de vro-

lijkheid en serene rust die de beeldjes en foto’s uitstralen. Ze

dienen niet slechts om de ruimte op te vrolijken, ze moeten

Zevenhuizen herinneren aan wat hij in Afrika geleerd heeft.

“Als ik weer terug kom uit Afrika besef ik steeds weer: wij

leven zo snel hier. Het klinkt cliché, ik weet het, maar dáár

leven ze met de dag. De zon komt op, de zon gaat onder. Zo

simpel is het. In de woestijn kwamen eens twee jonge vrouwen

met kruiken op hun hoofd voorbij. Ze waren op weg naar de

bron, kilometers ver. De hele weg kwebbelden ze aan één stuk.

Dat vind ik nou mooi. Ze hebben geen radio, geen tv, geen

krant, en toch hebben ze elkaar zo veel te vertelen. Zij kennen

elkaar écht. Wij zouden praten over de politiek, en dan komt er

een twitterbericht voorbij, jij moet nog naar dat feestje, en mor-

genochtend moeten de kinderen naar voetbal. Wij moeten zo

veel, we denderen maar door.”

Na zijn lyrische betoog valt hij stil. Zevenhuizen denkt even

na. “Misschien moet dit maar niet in het artikel. Als ik eenmaal

over Afrika begin, ben ik niet te stoppen”, zegt hij verontschul-

digend - alsof het een schande is zo over je passie te praten.

“Ondertussen moet ik natuurlijk gewoon een bedrijf runnen,

we moeten verkopen. Als een levering er volgende week moet

staan, dan moet het er staan. En dat vind ik óók mooi hoor. Dat

doe ik graag.”

Ook iPhone-opladers

De webshops met ‘groene’ en ‘goede’ producten schieten

inmiddels als paddenstoelen uit de grond. Moest Zevenhuizen

bedrijven in het verleden nog uitleggen wat het nut was van eer-

lijke relatiegeschenken, tegenwoordig zien ook concurrenten er

brood in. “Een goed teken”, vindt Zevenhuizen. “Het wil zeg-

gen dat meer mensen bewust consumeren.” Maar het is ook las-

tig, geeft hij toe. “Als een bedrijf 10.000 euro te besteden heeft,

kan hij dat maar één keer doen. Het liefst aan ons, natuurlijk.

43

U investeert in begeleiding en krijgt er extra arbeidskracht voor terug tegen weinig of geen kosten. En als het bevalt heeft u een ingewerkte en opgeleide nieuwe medewerk(st)er. Slim?

Van onze werkgevers horen we dat het motiverend is om iemand te zien groeien, zich te zien ontwikkelen terwijl ze een concrete bijdrage leveren aan uw organisatie. Sociaal?

Mensen worden weer zelfredzaam en zijn niet langer afhankelijk van uitkeringen en instanties, dat heeft op de hele maatschappij een kosten-besparend effect. Slim en sociaal?

9.000 verschillende mensen ☛ 9.000 verschillende mogelijkheden

sociaal en slim ondernemen

Pantar Amsterdam staat voor het ontwikkelen en laten doorstromen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Onze mensen werken en leren bij honderden bedrijven en organisaties in Amsterdam en omgeving. En op onze eigen locaties waar we werk voor organisaties uit heel Neder-land kunnen uitvoeren.

Slim en sociaal ondernemen gaan goed samen!

De mogelijkheden van onze 9.000 mensen voor uw onderneming ziet u op www.pantaramsterdam.nl

Pantar Amsterdamre-integratie/detachering/arbeidsparticipatieKriekenoord 3 1111 pt Diement (020) 461 68 00e [email protected] www.pantaramsterdam.nl

Page 44: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

QPQ | 3 • 201044

Page 45: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Daarom blijven we ons constant ontwikkelen. We zoeken

voortdurend naar nieuwe producten voor onze klanten.”

Tussen de biologische wijnen, schaaltjes van duurzaam aca-

ciahout en tassen van gerecyclede plastic zakjes verkoopt

GeschenkmetVerhaal daarom ook iPhone-opladers die op

zonne-energie werken. “Met zo’n apparaat willen we bewust-

wording creëren. We bieden dit soort producten aan vanuit

het ‘carrot mob’-idee, dat wil zeggen: kopen is kiezen. Door

bepaalde producten te consumeren geef je een signaal af. Als

maar genoeg mensen dat doen, kun je na een tijd zelfs dingen

afdwingen bij de producent. Dat is bijvoorbeeld gebeurt door

Tony Chocolonely. Dat bedrijf was het eerste dat fair trade cho-

coladeletters aanbood. Drie jaar later kwam Verkade ook met

verantwoorde letters. Dat heb je min of meer als consument

afgedwongen.”

Het verhaal bij de plastic iPhone-opladers is echter veel

‘dunner’ dan het verhaal bij de Afrikaanse beeldjes, geeft

Zevenhuizen toe. “Ik moet je eerlijk zeggen, die lader is

gemaakt in een Chinese fabriek. Natuurlijk controleren we zo

goed mogelijk of de producten onder goede arbeidsomstan-

digheden worden gemaakt. Heus niet alle fabrieken in China

zijn per definitie donkere holen waar kinderen van elf tachtig

uur per week zitten te werken voor een hongerloon. Als deze

opladers elders op een meer duurzame wijze zouden worden

gemaakt, zouden we ze daarvandaan halen. Maar tot nu toe

worden ze alleen in Chinese fabrieken geproduceerd.”

Goed op weg

Honderd procent verantwoord kun je nooit zijn, zegt

Zevenhuizen. “Toen we begonnen claimden we dat wel, maar

die Afrikaanse beeldjes werden via stoomschepen hierheen

gebracht. Dat is heel vervuilend. Je doet het nooit helemaal

goed - ik heb zelf ook gewoon een auto, hoor. Maar je kan er

wel naar streven, of een signaal afgeven. Ik wil mijn klanten een

aanbod geven waarmee ik zeg: als je dit koopt, ben je goed op

weg in je streven.”

“Ik vind namelijk dat we naar elkaar moeten omzien. Toen

ik in Afrika was, heb ik gezien in wat voor rare wereld we leven.

Ik besefte dat ik gewoon mazzel heb dat ik in Nederland ben

geboren.” Geërgerd: “Hè, dat klinkt ook weer zo cliché.” Hij

denkt even na, en gaat dan toch weer verder: “Het kan toch

niet zo zijn dat wij hier alle olie in ons eentje mogen opma-

ken? En waarom zouden wij ons mogen verrijken ten koste van

arbeiders in India of boeren in Afrika? Waarom zouden we niet

wat meer delen?”

Hij fronst zijn wenkbrauwen. “Dit klinkt me te zoetsappig.

Het komt gewoon hier op neer: toen ik in Afrika bevriend raakte

met die kunstenaars, had ik twee dingen kunnen doen. Ik had

na een tijdje kunnen zeggen: ‘Nou jongens, ik ga weer. Goed

leven verder, ik ga een baan zoeken in Amsterdam. De groeten.’

Of ik kon zeggen: ‘Waarom zetten we niet samen iets op? Daar

worden we beiden beter van.’ Ik koos voor dat laatste.” ◆

De belangrijkste reden voor het succes van zijn handel

luidt dat Zevenhuizen het zélf zo leuk vindt. Betrokkenheid is het

sleutelwoord

45

Page 46: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Stichting DOEN werkt aan een leefbare wereld waaraan iedereen kan meedoen. DOEN is aanjager van duurzame, culturele en sociale voorlopers.

Uit de bijdrage van de Sponsor Bingo Loterij steunt DOEN sociale fi rma’s omdat zij kansen bieden aan mensen met eengrote afstand tot de arbeidsmarkt. Zo ondersteunt DOEN Restaurant Prins Heerlijk, de eerste sociale onderneming

in Tilburg. Hier krijgen jongeren met een verstandelijke beperking de mogelijkheid om werkervaring op te doen.

Heb jij ook een bijzonder idee? DOEN brengt duurzaam en sociaal ondernemerschap graag samen met jou tot ontplooiing. Ga voor meer informatie naar www.doen.nl en bekijk of DOEN kan helpen jouw plan waar te maken.

Stichting DOEN durft.

Durf te DOEN.

Kijk ook op www.doen.nl

Page 47: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Wat heb je moeten opgegeven om sociaal ondernemer te zijn? Maar, belangrijker: Wat heb je ervoor teruggekregen? In iedere QPQ vertelt een sociaal ondernemer over winst en verlies.

Ik heb er niets voor hoeven opgeven Derk van Mameren - Make&Co en Wattnou

Win some?

“Het is de beste keuze die ik had kunnen maken. Met Make&Co

en Wattnou willen we zoveel mogelijk bedrijven en consumenten

aan een lagere energierekening helpen. Tegelijkertijd zorgen we

er met onze producten voor dat steeds meer mensen aan energie-

besparing doen. Als zelfstandig ondernemer bepaal ik mijn eigen

koers, dat geeft me heel veel voldoening in mijn werk. We zijn net

een tweede winkel begonnen, een guerrillastore, die om de zoveel

tijd naar een andere stad verhuist. Ik had het idee, en een week later

was het geregeld. Dat was nooit mogelijk geweest als ik voor een

baas had gewerkt.”

Lose some?

“Ik heb er eigenlijk niks voor moeten opgeven. Maar in het begin

lever je wel veel in, voor je iets merkt van een inkomen: je hebt geen

vast salaris, geen zekerheid. Toch heb ik dat nooit erg gevonden.

Natuurlijk was ik wel eens zenuwachtig, dan dacht ik: ‘God, ga ik

dit wel redden? De ene dag verdien je nog niet eens een euro, de

andere dag duizend. En je moet oppassen dat je sociale leven er niet

onder gaat leiden. In zo’n opstartfase ben je toch snel zes dagen per

week aan het werk.” ◆

Kijk op www.wattnou.nl voor meer informatie.

Tekst: Roos Menkhorst | Fotografie: Anja Dierx

47

WIN SOME, LOSE SOME

Page 48: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

48

Denk niet dat je de hele

wereld gaat verbeteren.

Daar heb je niet genoeg geld voor,

zelfs al ben je nog zo rijk.

QPQ | 3 • 2010

Page 49: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Je moet ervoor waken onbeholpen

met een grote zak geld een land in te

trekken. Je moet gebruik maken van de

plaatselijke expertise.

Lessen in goed

gevenTekst: Catrien Spijkerman

49

Page 50: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

50 QPQ | 3 • 2010

Stel: je hebt veel geld verdiend. Na een leven lang van noeste

arbeid kun je een riant pensioen tegemoet zien, of wellicht

kwam de klapper al eerder en wist je jouw bedrijf precies op

het goede moment voor miljoenen te verkopen. Je besluit dat

het tijd wordt om wat ‘goeds’ te doen met al dat geld. Dan kun

je natuurlijk een miljoentje aan Unicef geven, een paar ton aan

het Wereld Natuur Fonds doneren, en een paar duizend euro

naar KWF Kankerbestrijding sluizen. Klaar is Kees, jouw taak

zit erop. Hartstikke goed, maar saai is het wel.

Steeds vaker pakken nieuwe filantropen het anders aan: crea-

tiever en zakelijker. Ze richten zelf een stichting op, investeren

in maatschappelijke projecten, beleggen in duurzame bedrijven.

Dat gaat veel verder dan met geld smijten: de nieuwe filantro-

pen stellen rendementseisen en bemoeien zich behoorlijk met

de manier waarop die eisen behaald worden. Het bekendste

voorbeeld is Bill Gates. De miljarden die hij met Microsoft ver-

diende, stopt hij in zijn eigen stichting om de ongelijkheid in de

wereld aan te pakken – zonder commerciële belangen, maar op

zakelijke wijze. Pieter Geelen is de Nederlandse Bill Gates. De

medeoprichter van TomTom stak het geld dat hij verdiende met

de verkoop van zijn bedrijf in zijn eigen Turing Foundation,

een fonds dat projecten sponsort voor achtergestelde kinderen,

natuurbehoud, kunst en leprabestrijding.

Daar zie je wel wat in. Want je wilt best geld in een goed doel

steken, maar je wilt ook greep houden op de besteding ervan

én je wilt resultaten zien. Hoe pak je dat aan? Hoe word je een

‘zakelijk’ filantroop?

Niet de hele wereld redden

“Het begint met kiezen”, zegt Marjan Sax. Zij adviseert en

begeleidt mensen die iets goeds met hun kapitaal willen doen.

Samen met een collega richtte ze hiervoor zelfs een ‘school’ op,

de Donor Academy. “Juridisch, fiscaal en financieel weten de

toekomstige filantropen meestal wel de weg. Inhoudelijk is het

ze daarentegen een stuk minder duidelijk”, weet Sax. Zelf kreeg

Sax op haar vijfentwintigste een erfenis waarmee zij Mama

Cash opzette, een internationaal vrouwenfonds dat investeert

in vrouwenrechten.

Een belangrijk deel van Sax’ lessen gaat over focussen. “Denk

niet dat je de hele wereld gaat verbeteren. Daar heb je niet

genoeg geld voor – zelfs al ben je nog zo rijk. Ga bij jezelf na:

waar wind ik me over op? Wat gaat me naar het hart? Een hoop

Je hebt veel geld verdiend, en nu wil je wel eens ‘iets goeds’ doen met al dat geld. Geven is leuk, maar je houdt de touwtjes graag in handen: je wilt weten waar je geld heen gaat en resultaten zien. Bovendien heb je wel wat meer te bieden dan geld alleen. Hoe word je een ‘zakelijk’ filantroop?

Page 51: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

51

mensen zeggen dan: ‘iets met Afrika’ of ‘iets met kinderen’,

want Afrika is arm en kinderen hebben de toekomst. Daar moet

je nog véél specifieker in zijn. Welke kinderen? In Nederland, in

Bangladesh? En wat wil je met die kinderen bereiken? Moeten

ze gezond worden, naar school, muziekles krijgen?”

Sax raadt aan een periode uit te trekken voor onderzoek.

“Een soort marktanalyse. Je bekijkt waar behoefte aan is,

welke aanpak zou kunnen werken, en hoe het vooral niet moet.

Daar moet je heel flexibel in zijn. Laat ook de informatie tot je

doordringen die niet in je plan of denkkader past. Je moet in

staat zijn om op iets heel anders uit te komen dan waar je mee

begonnen was. Je begint aan een experiment en je geeft jezelf

een flinke tijd om uit te kristalliseren of je er mee doorgaat.”

Klappen van de zweep

Kijk daarbij ook goed of er al bestaande initiatieven zijn waar-

bij je zou kunnen aansluiten, adviseert Sax. “Het is zonde als je

zelf het wiel gaat uitvinden terwijl het al lang bestaat. Zelfs als

je bij een bestaande organisatie aansluit is er heus nog genoeg

nieuws om te ontdekken.” Ruud Bakhuizen koos voor deze aan-

pak. Bakhuizen verdiende veel geld als directeur-eigenaar van

de Hooge Raedt Groep, een holding met belangen in vastgoed,

en wilde wat goeds doen. Hij klopte aan bij Unicef.

Bakhuizen stelde voor één van Unicefs projecten jaarlijks met

een ton te sponsoren. Maar wél op voorwaarde dat hij inspraak

in het project kreeg en goed op de hoogte werd gehouden over

de resultaten. Pas een aantal jaar later stichtte hij zijn eigen

stichting FEMI, Foundation to Earth, Mankind through

Inspiration and Initiative. De stichting wil onderwijs voor kin-

deren realiseren. “Het leek me niet verstandig zomaar zelf iets

te starten. Ik wist er nog veel te weinig van. Daarom sloot ik me

aan bij een organisatie die het klappen van de zweep al kende.

Je moet niet snel willen groeien. Het gaat stapje voor stapje.”

Eigen expertise

“Je hebt een voorsprong als je dicht bij jezelf blijft”, zegt Jos

Verhoeven. Hij is directeur van Start Foundation, een maat-

schappelijke investeerder die geld steekt in projecten die men-

sen met minder kansen op de arbeidsmarkt aan werk helpen.

De stichting beheert het geld dat werd verdiend met de verkoop

van Start Uitzendbureau. “Bedenk goed wat je kernkwaliteit-

en zijn. Het is de cruciale sleutel naar succes”, zegt Verhoeven.

Het leek me niet verstandig zomaar zelf iets te starten. Ik wist er nog veel te weinig van. Daarom sloot ik me aan bij een organisatie die het klappen van de zweep al kende.

Page 52: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

52 QPQ | 3 • 2010

Page 53: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

53

“Wij komen uit de uitzendbranche en hebben dus al veel ver-

stand van de arbeidsmarkt, en een uitgebreid netwerk. Die

achtergrond komt goed van pas bij Start Foundation. Hierdoor

kunnen we doelen formuleren en aansturen op resultaat en ren-

dement. Als je geld steekt in projecten waar je helemaal geen

verstand van hebt, weet je ook niet wat je kunt verwachten.”

Dat is het grote verschil tussen de oude gever en de nieuwe

filantroop. Verhoeven: “Wij geven niet alleen geld. We stellen

ons netwerk ter beschikking, geven marketingadvies en helpen

met strategische plannen. Wij zijn betrokken en denken mee.

Een project waar wij in investeren wordt een stukje van ons-

zelf - zo voelt het althans.” Daar zit ook de valkuil, waarschuwt

Verhoeven: “Investeren betekent vertrouwen. Je moet je goed

realiseren dat je afstand moet nemen. Het heeft geen zin om als

investeerder de hele tijd in de nek van de ondernemer te zitten

hijgen. Wij kunnen wel adviseren, maar uiteindelijk hebben we

weinig te vertellen. Dit is voor veel nieuwe filantropen heel erg

lastig. Het zijn immers ondernemers, ze willen het zakelijk aan-

pakken. Ze zijn geneigd hun eigen plan te trekken.”

Meer dan vrijblijvende adviezen

Bedenk dus goed hoeveel invloed je wilt hebben en hoe

betrokken je wilt zijn. Er zijn namelijk verschillende construc-

ties mogelijk. Zo is er bijvoorbeeld ook het aandelenfonds.

Sovec (Social Venture Capital) investeert in middelgrote

en kleine ondernemingen in Ghana. Het investeringsgeld is

afkomstig van particulieren die in het Sovec Fonds zijn gestapt.

Door in de bedrijven te investeren verwacht Sovec bij te dragen

aan duurzame economische groei in Ghana. Sovec let bij de

selectie van investeringsbedrijven goed op of ze milieuvriende-

lijk te werk gaan en goede arbeidsomstandigheden garanderen.

“Dat kunnen we in bepaalde mate afdwingen”, zegt Wietse van

Scheltinga, beleggingsdeskundige bij Sovec. “We kunnen in de

onderhandelingen bijvoorbeeld zeggen: we steken alleen geld in

uw bedrijf als u garandeert dat u ten minste het minimumloon

betaalt.”

Zo strekt de invloed van Sovec verder dan vrijblijvende advie-

zen. “We kopen aandelen, dus we bedingen een plek in de Raad

van Commissarissen van een bedrijf. Hierdoor hebben we

stemrecht bij belangrijke beslissingen.” Net als de andere ‘zake-

Het zijn de lessen getrokken uit de traditionele ontwik-kelingshulp: als je over de hoofden van de lokale bevolking beslist wat goed voor hen is, dan werkt het niet.

Page 54: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

lijke’ filantropen stelt Sovec niet alleen geld, maar ook kennis

en contacten beschikbaar. “Als we investeren in een Ghanees

bouwbedrijf, kijken we in ons netwerk of we soortgelijke

Nederlandse projectontwikkelaars kennen. Die Nederlanders

vragen we of ze als vrijwilliger met hun expertise willen bij-

dragen aan het Ghanese bedrijf. We bieden de Nederlandse

ondernemers bovendien de kans om ook direct in dat Ghanese

bedrijf te investeren. Een aantrekkelijk aanbod, omdat ze

zodoende de mogelijkheid krijgen iets goeds te doen met hun

geld en tegelijkertijd invloed kunnen uitoefenen op het suc-

ces van de investering. In je eentje zou je dat als ondernemer

natuurlijk niet zo snel doen. Je kent het land immers niet, en je

weet niet of het bedrijf te vertrouwen is.”

Niet over de hoofden van locals

En die kennis over het land en bedrijf is cruciaal. Het belang-

rijkste advies dat ervaren filantropen kunnen geven, luidt dan

ook: verdiep je in de cultuur, de gebruiken en de behoeften

van een land. “Het zijn de alom bekende maar o zo belang-

rijke lessen die we uit traditionele ontwikkelingshulp hebben

kunnen trekken: als je over de hoofden van de lokale bevolking

gaat beslissen wat goed voor hen is, dan werkt het niet”, zegt

Marjan Sax.

Van Scheltinga van Sovec: “We benaderen Ghana als een

land van mogelijkheden, niet als een slachtoffer dat hulp nodig

heeft. We beleggen in bedrijven omdat we die bedrijven en

mensen serieus nemen.” Voor Sovec is het dan ook een prin-

cipiële keuze om een commerciële benadering te kiezen. “We

willen in eerste instantie sociaal rendement behalen, maar we

hebben ook financieel rendement tot doel. Wij denken dat het

de enige manier is om iets duurzaams op te bouwen. Als het

Tussenvorm: fonds op naam

Voor wie wél aan een eigen doel wil geven, maar ook weer niet te

veel wil worden opgeslorpt door het project, is het fonds op naam

een goede oplossing. Dit is een eigen goed doel binnen een bestaan-

de goede doelenorganisatie. Vrijwel alle grote goede doelenorganisa-

ties bieden deze mogelijkheid aan. De bekendste is het Prins Bernhard

Cultuurfonds. Onder de Prins Bernhard-paraplu zijn inmiddels ruim 250

kleine fondsjes opgezet door particulieren, bedrijven en stichtingen, die

allemaal een specifiek onderdeel voor hun rekening nemen van het bre-

dere doel om cultuur- en natuurbehoud in Nederland te ondersteunen.

Zo biedt het ‘Bertus en Anne Luyten Block Fonds’ financiële ondersteu-

ning aan projecten die orgels in Nederland in stand moeten houden, en

geeft het Chagall Fonds geld aan talentvolle jonge beeldend kunste-

naars voor vervolgopleidingen in het buitenland.

Voordeel van een fonds op naam is dat je een hoop rompslomp

bespaard blijft. Je hoeft bijvoorbeeld geen bestuurders te zoeken, zoals

bij een eigen stichting. Het fonds op naam valt onder de rechtspersoon

van de moederorganisatie. De toekenning van het geld, de administra-

tieve afhandeling, en meestal ook het beheer van het geld worden alle-

maal uitbesteed. Een groot deel van de ‘zorgen’ kun je dus uit handen

geven aan de moederorganisatie, zonder dat dit je iets kost.

54 QPQ | 3 • 2010

Page 55: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

55

Het heeft geen zin om als investeerder de hele tijd in de nek van de ondernemer te hijgen. Voor veel nieuwe filantropen is dat heel erg lastig. Ze zijn geneigd hun eigen plan te trekken.

project slaagt, hebben de Ghanezen een goedlopend bedrijf

dat de lokale economie stimuleert. Als ze falen, falen wij ook,

omdat onze aandeelhouders hun geld kwijt raken. In veel

opzichten hebben we dus dezelfde belangen als de Ghanezen.”

Sovec investeert dan ook nooit in haar eentje. Van Scheltinga:

“We doen het alleen als Ghanese investeringsmaatschappijen

ook meedoen. Het is heel belangrijk dat je goede lokale samen-

werkingspartners hebt.”

Ook Bakhuizen werkt met zijn stichting nauw samen met

de locals. “Er is in ontwikkelingslanden vaak veel corruptie.

Je moet ervoor waken onbeholpen met een grote zak geld een

land in te trekken. Daarom moet je een netwerk opbouwen met

mensen die je daar vertrouwt. Temeer omdat zij het uiteindelijk

moeten doen, het doel van je project is per slot van rekening dat

je iets opzet wat stand houdt, ook als je weg bent. Je moet dus

gebruik maken van de plaatselijke expertise.”

Dat geldt net zo goed voor de projecten in Nederland. Sax:

“Wil je hier iets doen voor mensen in de psychiatrie? Ook die

sector kent zijn eigen cultuur en behoeften. Goed luisteren naar

de mensen in het veld – of dat nu Afrikaanse boeren zijn of psy-

chiatrisch verpleegkundigen en patiënten. Je hebt immers uit-

voerders nodig die weten wat er speelt, die zich willen inzetten

en die geloven in je project. Als je daar geen medestanders in

vindt, is het tot mislukken gedoemd.” ◆

Page 56: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

56 QPQ | 3 • 2010

Met duurzaamheid zijn consumenten ineens wél op hun hoede. “Wie gelooft het als een autofabrikant roept dat zijn auto’s milieuvriendelijk zijn?

GREENWASHING

Page 57: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Tekst: Jolanda Breur

Kritische consument vraagt meer informatie

57

GREENWASHING

Page 58: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

QPQ | 3 • 201058

Is het een slager die zijn eigen vlees keurt? Consumenten bel-

len Milieu Centraal met de vraag of de duurzaamheidsclaim

op een product wel terecht is. De onafhankelijke organisa-

tie informeert burgers en organisaties op wetenschappelijke

basis over milieu en energie. Het aantal vragen is de laatste

jaren fors toegenomen volgens woordvoerder Hans van Dijk.

“Duurzaamheid is een breed begrip, waarvoor nog geen slui-

tende definitie is. De consument heeft veel uit te zoeken en

wil echt weten hoe het zit. Er bestaan zo’n vijftig keurmerken

die meestal iets zeggen over de eigenschappen van een pro-

duct, maar niets over de kwaliteit.” Consumenten weten vol-

gens Van Dijk vaak niet dat synthetische stof beter voor het

milieu is dan katoen. “Het kan langer meegaan, terwijl voor

katoen bij de productie veel water en grondstoffen nodig zijn.

Ondernemingen moeten hier duidelijk over zijn. Hoe transpa-

ranter, hoe beter.”

Consumenten vragen meer door, merkt Van Dijk. Of dat wan-

trouwen is, weet hij niet. “Ze hebben behoefte aan informatie.”

Maar ze kunnen zelf vaak meer doen dan fabrikanten kunnen,

denkt hij. “Als iemand meer wil weten over de Ecowasbal, zeg-

gen we dat wassen op lagere temperatuur al een stuk milieu-

vriendelijker is.”

Mensen horen liever een

verhaal dat klopt, ook al is

de boodschap minder roos-kleurig. Zeg

gewoon dat het nog niet perfect

is.

Greenwashing kan apathie oproepen bij consumenten. Maar velen willen weten hoe het precies zit met de producten of diensten van hun keus. En dat is lastig als ze door de bomen het bos niet zien. Deskundigen raden ondernemers aan open kaart te spelen. Ook als het nog niet zo lekker loopt met de duurzame productie of dienstverlening.

Page 59: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

59

Kritischer?

Het oerwoud van duurzaamheidsclaims, jargon en keurmer-

ken vraagt om overheidstoezicht en educatie van de burger,

volgens Arjen Wals, bijzonder hoogleraar (UNESCO Chair)

sociaal leren en duurzame ontwikkeling aan de Universiteit

van Wageningen. “Gebruikers van producten en diensten

moeten kritischer worden. Het werkt als bij reclamebood-

schappen, er is sprake van manipulatie. Daardoor kan de

gebruiker moeilijk onderscheid maken tussen gespeelde en

gemeende duurzaamheid. En dat is vervelend voor onderne-

mers die hier serieus mee bezig zijn.”

In de reclame- en marketingwereld wordt van oudsher over-

dreven, zegt Erik van Erne, directeur van stichting Milieunet.

“De consument accepteert dat. Kijk maar eens naar de ingre-

diënten van een potje gezichtscrème. Namen waar je nog nooit

van hebt gehoord. Maar we denken al snel: het zal wel gezond

zijn.” Met duurzaamheid is er volgens hem iets geks aan de

hand. Dan zijn consumenten ineens wél op hun hoede. Dat

komt door de “belachelijke claims die een kind kan doorzien.

Wie gelooft het als een autofabrikant roept dat zijn auto’s

milieuvriendelijk zijn?”

Non-profit organisatie Milieunet probeert bewustwording

en gedragsverandering in de samenleving te stimuleren als het

gaat om onder meer duurzaamheid, milieu en ontwikkelings-

samenwerking. Bedrijven bellen Van Erne wel eens met de

vraag: hoe snel is ons bedrijf duurzaam als we u inhuren? Dan

lacht hij en zegt dat ze eerst moeten begrijpen wat duurzaam-

heid inhoudt. “Het is een proces dat nooit stopt.”

Hij kent grote bedrijven die het goed doen, maar daar niet

pontificaal voor uitkomen. “Ze onderbouwen hun duurzame

acties goed met feiten en cijfers, maar waren tot voor kort nog

bang in de geitenwollensokkenhoek te belanden. Dat veran-

dert nu.”

Van de daken

Ondernemingen die over de volle breedte volgens duurzame

principes werken, mogen dat best van de daken schreeuwen,

vindt hoogleraar Wals. “Hoe serieuzer de samenleving duur-

zaamheid neemt, hoe meer imagoschade je oploopt wanneer

het slechts ‘green gloss’ is, oppervlakkige duurzaamheid.”

Ook hij denkt dat consumenten uiteindelijk door greenwa-

shing heen prikken, zeker als ze al enig wantrouwen hebben.

“Enkel stakeholders zoals aandeelhouders zullen menen dat

het bedrijf hiermee goed bezig is.”

Stefan Romijn raadt sociaal ondernemers voor wie duur-

zaamheid business is, eveneens aan daar vooral mee naar

buiten te komen. “Mits helder en transparant. Dit kun je de

klant laten weten op je website, in een brochure, standaard in

Page 60: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

60 QPQ | 3 • 2010

BEAT HIV Spread the positive virus

Join Doutzen Kroes on facebook.dance4life.com

VodafoneNetherlands Foundation

Page 61: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

61

een paragraaf op offertes of door een duurzaamheidsverslag.”

Romijn is consultant bij stichting Stimular, een organisatie die

het midden- en kleinbedrijf adviseert bij onder meer duur-

zaam ondernemen. Hij merkt dat sommige ondernemingen te

terughoudend zijn om met hun duurzame activiteiten te koop te

lopen. Ze zijn bang van greenwashing beschuldigd te worden.

“Als je een paar spaarlampen indraait op kantoor, maar daar-

naast bij je productie energie verslindt, raden we natuurlijk af

om te communiceren dat je duurzaam bezig bent. Dit doorzien

consumenten” Volgens Romijn is duurzaam werken een visie

en moet je erover nadenken bij alles wat je doet. “Waar wil je

naartoe? Het houdt niet op met enkele maatregelen. Sommige

bedrijven doen hier één lullig dingetje en dumpen gifstoffen

in het buitenland. Dat is greenwashing. Of de klimaatneutrale

auto van Daihatsu, die alleen klimaatneutraal werd gebouwd.

Ze vergaten erbij te vertellen dat de auto in het gebruik niet kli-

maatneutraal was.” Ook CO2-uitstoot afkopen door bos te laten

aanplanten, zien consumenten vaak als ‘groenwassen’, weet

Romijn. “Het is de makkelijke weg, als je verder niets doet aan

je uitstoot.” Stimular, onderzoeksbureau CE Delft en Stichting

Natuur en Milieu schreven een richtlijn voor bedrijven en

gemeenten die klimaatneutraal willen werken en niet beschul-

digd wensen te worden van greenwashing. “Wanneer je CO2

pt-uitstoot wilt compenseren, koop dan goede certificaten. De

schade die je aanricht moet binnen vijf jaar hersteld zijn. Het

heeft geen zin als het voor jou aangeplante bos binnen een

jaar weer gekapt wordt. En neem minimaal energiebesparende

maatregelen, ook in je vervoer.” Net als Erik van Erne denkt

Romijn dat ondernemers nooit klaar zijn met hun duurzaam-

heidsslag. “Maar je kunt stap voor stap beginnen.”

Hoe serieuzer de samenleving duurzaamheid neemt, hoe meer imagoschade je oploopt wanneer het slechts ‘green gloss’ is, oppervlakkige duurzaamheid.

Page 62: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Vaak krijgen mensen valse behoeften aangepraat. Dat is een vorm van hersenspoeling

die veel schadelijker is voor milieu en duurzaamheid dan

greenwashing.

QPQ | 3 • 201062

Page 63: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

63

Niet perfect

Meestal komt ondernemen neer op de schade zo veel mogelijk

beperken, meent Hans van Dijk van Milieu Centraal. “Soms

heb je weinig keus. Wij raden aan voor de minst kwalijke werk-

wijze te kiezen. Bij kleding is het lastig, dus doe er zo lang

mogelijk mee.” Daarmee komt de verantwoordelijkheid deels

weer bij de klant te liggen. “Zorg wel voor een onderbouwing

die mensen kunnen controleren en wees open over wat nog niet

goed gaat. Dan sta je sterk.”

Ook Milieunet directeur Van Erne pleit voor openheid.

“Mensen horen liever een verhaal dat klopt, ook al is de bood-

schap minder rooskleurig. Zeg gewoon dat het nog niet perfect

is.” Hij ziet ondernemers zoeken naar wat er niet is: een hand-

boek duurzaamheid. “Ik vraag dan wel eens ‘Doe jij precies wat

jouw concurrent doet? Je bent toch onderscheidend? Dat geldt

ook voor duurzaam werken. Een blauwdruk bestaat niet.”

Hoogleraar Arjen Wals vindt het triest dat we steeds meer

‘geframed’ worden als consumenten. Jaarlijks wordt wereldwijd

ruim 600 miljard euro uitgegeven aan reclame om mensen tot

kopen aan te zetten. Vaak krijgen ze valse behoeften aange-

praat, meent hij. “Dat is een vorm van hersenspoeling die veel

schadelijker is voor milieu en duurzaamheid dan greenwashing.

Helaas gaan er jaarlijks maar enkele tientallen miljoenen naar

educatie die consumenten kritisch leert kijken en bewust maakt

van het belang van duurzaamheid. Alsof een paar mensen

zachtjes tegen een orkaan in blazen.”

Daarnaast, zegt hij, is veel informatie over duurzaamheid niet

eenduidig en dat leidt tot verwarring. “Tel dat op bij de over-

daad aan prikkels en de consument staat open voor apathie en

machteloosheid. Greenwashing versterkt dat. Het is een dek-

mantel om bestaande routines en systemen onaangeroerd te

laten. Burgers hebben concrete en duurzame handelingspers-

pectieven nodig en moeten leren kritisch te kijken naar wat ze

steeds wordt voorgeschoteld. Het zuchtje tegenwind dient sterk

aan kracht te winnen. Met onze planeet komt het wel goed. Die

draait door, met of zonder ons.” ◆

63

Page 64: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

64 QPQ | 3 • 2010

Tekst: Willemijn van Benthem | Fotografie: Daphne van Groeningen

sympathiek ondernemen om sociaal te bewegen

Page 65: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Het zou fantastisch

zijn als bedrijven die

winstmaximalisatie

nastreven, dat doel

verschuiven naar een social

return with profit.

Henk Kievit | Jeroo Billimoria

Sociaal ondernemerschap

zorgt voor verandering

van het systeem en gaat

voor een sociaal doel.

Alle winst gaat naar de

organisatie.65

HET DEBAT

Page 66: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

66 QPQ | 3 • 2010

Nyenrode-onderzoeker Henk Kievit en sociaal ondernemer Jeroo Billimoria gaan in debat over sociaal ondernemen en de insteek van de sociaal ondernemer. Moet de nadruk meer liggen op het ondernemen of juist op de sociale missie van een bedrijf? En is die insteek belangrijk?

Het QPQ-debat vindt dit keer plaats in een brasserie in het

centrum van Amersfoort. Senior onderzoeker Henk Kievit (39)

van Nyenrode en auteur van onder meer ‘De Stille Revolutie

van Social Venturing Entrepreneurs’ (2008) komt uit het oos-

ten van het land, directeur Jeroo Billimoria (45) van Stichting

Aflatoun neemt de trein vanuit Amsterdam. Het is de dag dat

het Nederlands voetbalelftal in Nederland wordt onthaald.

‘Onze jongens’ zijn tweede geworden en krijgen een grachten-

tocht in de hoofdstad. De stemming in het land is algeheel vro-

lijk. Zo ook de stemming aan tafel in Amersfoort. Het gaat er

vriendelijk en respectvol aan toe.

Billimoria’s moedertaal is Engels en daar schakelt Kievit

moeiteloos op over. Bijna symbiotisch komen de twee uit-

eindelijk via hun eigen meningen op de gemeenschappelijke

conclusie uit. Ze koesteren beiden dezelfde wens: dat het er in

Nederland, en liefst wereldwijd, socialer en ondernemender aan

toe gaat.

Jeroo Billimoria en Henk Kievit kennen elkaar al van een eer-

dere zakelijke ontmoeting. Het gesprek begint daarom over het

wonen in Amsterdam. Billimoria: “Het is een unieke plek, de

enige stad in Nederland waar ik wil wonen.” Vooral het multi-

culturele karakter vindt ze bijzonder, zo legt ze Kievit uit. Ze

moet lachen. “Al woon ik in een saai, blank gedeelte van de

stad.”

Kievit is een goed luisteraar, hij gaat in op wat ze zegt, vraagt

omdat hij meer wil weten. Kievit: “Amsterdam wordt een

werkstad. Mensen wonen liever in een rustige provincie als

Groningen of zelfs vlak over de grens in Duitsland.” “Ja”, lacht

Billimoria, “dat doen ze voor de belastingen!”

En van belastingen en forensen komen ze op het onderwerp

van parttimers en het werken in Nederland. Het gesprek wordt

direct serieuzer. Billimoria voorziet dat ons land in de proble-

men komt als kinderen niet beter gestimuleerd worden om naar

de universiteit te gaan. Het lijkt haar onmogelijk om als lager

geschoolde hier de concurrentie aan te gaan met lager geschool-

den in India of China. Kievit is het daar mee eens, maar zegt

wel: “Ook het werk voor hoger opgeleiden wordt steeds vaker in

India gedaan.”

Nederland moet een andere slag maken. Misschien die van

duurzaamheid en sociaal ondernemerschap? Kievit noemt het

bedrijf Tendris van Ruud Koornstra. Hij legt Billimoria uit

- ze kent Tendris niet - dat Koornstra een voorbeeld van een

sociaal ondernemer is. Eerst verdiende de ondernemer geld in

de media, nu leidt hij een innovatief bedrijf waarmee hij met

LED-lampen en elektrische auto’s een duurzame revolutie wil

ontketenen.

Billimoria gaat daar direct op in. “Maar dan heb je het over

een ondernemer, geen sociáál ondernemer.” Kievit gaat er voor

zitten. Nu wordt het interessant. Het debat is van start gegaan.

“Dat is natuurlijk de vraag, is Tendris een sociale onderne-

ming?” Billimoria is beslist in haar mening. Ze stelt Kievit de

vraag: “Gaat zijn totale winst naar een goed doel?” Want vol-

gens haar is dat de enige definitie van een sociaal ondernemer.

Punt uit. “Er is een wereldwijde definitie die uitlegt dat je als

Page 67: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

67

De grootste hervormingen komen voort uit oorlog en depressie. De huidige crisis kan een flinke stap richting sociaal ondernemerschap opleveren.

sociaal ondernemer een sociale impact moet hebben en dat alle

winst terug moet gaan naar de doelgroep of het bedrijf. Je kunt

geen sociaal ondernemer zijn als je dividend uitkeert aan aan-

deelhouders.”

Kievit is het daar niet mee eens. Hij noemt dat ‘de

Angelsaksische definitie’ en ziet dat in Nederland anders.

Billimoria is fanatiek, gaat er direct tegenin. Billimoria:

“De term sociaal ondernemer bestond nog niet eens toen

ik in Nederland kwam.” Ze kwam daar pas op toen mensen

haar steeds vroegen wat ze nou precies was als directeur van

Stichting Aflatoun. Was ze vertegenwoordiger van een goed

doel? Een weldoener? Een ondernemer? Billimoria vroeg haar

Nederlandse man of er al zoiets bestond als een sociaal onder-

nemer. “Ik heb toen met behulp van het woordenboek de defi-

nitie vertaald vanuit het Engels.”

Ze vindt de betekenis van sociaal ondernemer voor zich spre-

ken. En dus ook waar de nadruk op moet liggen: op het sociale

en niet het ondernemende. Sociaal ondernemerschap zorgt

voor verandering van het systeem en gaat voor een sociaal doel.

Ze kijkt standvastig uit haar ogen. “Dus alle winst, uit wat voor

bron dan ook, gaat naar de organisatie.”

Maar wat vindt Billimoria dan van koeriersdienst Valid

Express van ondernemer Nicolette Mak? Mak maakt winst

en volgens Kievit gaat een deel van die winst naar het bedrijf,

maar ook een deel naar de aandeelhouders. Billimoria schudt

haar hoofd. “Dat noem ik een sociaal georiënteerd bedrijf.” Ze

zijn het er in ieder geval over eens, dat de term sociaal onderne-

men voor verwarring zorgt.

De debatanten

Henk kievit (1971) geeft les in duurzaam ondernemen op de Chris-

telijke Hogeschool Ede en is als docent en onderzoeker op Nyenrode

gespecialiseerd in onder andere sociaal ondernemerschap, maatschap-

pelijk investeren, goede doelen en familiebedrijven. Kievit studeerde

economie in Wageningen en is auteur van onder andere ‘De Stille Revo-

lutie van Social Venturing Entrepreneurs’.

jeroo billimoria (1965) is geboren in Mumbai, India en de oprichter van

onder andere Childline India Foundation, Stichting Aflatoun en Child-

helpline International. Stichting Aflatoun is een koepelorganisatie van

organisaties die sociaal en financieel onderwijs aanbieden aan kinderen

in meer dan veertig landen. Billimoria studeerde Commercie en Sociale

wetenschappen in India en Non-Profit Management in de Verenigde

Staten. Ze is daarnaast ‘fellow’ bij Ashoka en ontving de Social Entrepre-

neurship Award van de Skoll Foundation.

Page 68: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

We moeten naar een meer sociale economie gaan. Dat vinden ook mijn studenten. Vijf jaar geleden wilden ze vooral geld verdienen. Nu hoor je ze dromen over een goede baan bij een NGO.

68 QPQ | 3 • 2010

Page 69: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

69

Page 70: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

70 QPQ | 3 • 2010

Voor bedrijven die willen investeren in de samenleving èn in hun eigen mensen. Voor gemeenten die bedrijven willen betrekken bij armoedebestrijding, onderwijs, wijkverbetering, vitaliteit, arbeidsparticipatie, zorg en welzijn. Met o.a.:

Rabobank, Delta Lloyd, Univé, Albert Heijn,

Entree € 75 (ex BTW)

Schrijf u nu in op www.wereldz.nl

Wat levert MBO uw

bedrijf op? En welke

investeringen moet

u daarvoor doen?

Breng ze in kaart

met de Nationale

MBO Monitor op

www.nationalembomonitor.nl.

Ministerie vanVolksgezondheid,Welzijn en sport

Wereldz2010_Advertentie#4.indd 1 01-09-2010 14:28:06

Page 71: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

71

Kievit zegt toch dat de term sociaal ondernemerschap al lan-

ger bestaat dan vandaag. Hij vertelt hoe slecht de arbeidsom-

standigheden waren in het Nederland van de negentiende en

de twintigste eeuw. “Uit deze tijd komt de term dat je je moet

gedragen als ondernemer. Het is je plicht om voor je mensen te

zorgen, ze op tijd uit te betalen en ze vrij te geven om uit te rus-

ten.” Kievit ziet bedrijven zoals brouwerij De Prael en koeriers-

dienst Valid Express wel degelijk als sociale ondernemingen. En

hij vindt dat sociale ondernemingen zoals Billimoria dat defi-

nieert, meer onder de noemer van stichtingen vallen, opgezet

voor een speciaal goed doel.

Billimoria is het daar niet mee eens. Dat wordt volgens haar

‘social venturing’ genoemd en niet ‘social entrepreneurship’.

“Jij hebt het over de Triodos Banken van deze wereld, bedrijven

die sociaal georiënteerd zijn en winst maken, soms zelfs bonus-

sen uitkeren.” Kievit reageert alert: “Er worden geen bonussen

uitgekeerd door Triodos!” Hoe dan ook, volgens Billimoria is

een Triodos bank geen sociale onderneming. Ze voegt daaraan

toe: “Volgens de wereldwijde definitie. Tenzij jullie het anders

willen doen in Nederland.” Maar, zegt ze, je hebt het type

bedrijven zoals Kievit beschrijft wel nodig in Nederland. “Het

is mijn droom dat de ABN AMRO banken Triodos banken

worden.”

Is dat ook de droom van Kievit? Inderdaad vindt de onder-

zoeker dat we nu tegen de grenzen aanlopen van het kapitalis-

tische systeem. “Mensen kennen geen morele waarden meer.”

Billimoria knikt hartgrondig ‘ja’ met haar hoofd. Ze raakt

enthousiast als Kievit Billimoria’s Stichting Aflatoun aanhaalt

als voorbeeld van een initiatief dat mensen in beweging zet, ze

meer bewust maakt van een probleem. “Hoe kun je op een rijk

eiland leven als dat in een zee van armoede ligt?” Hij beschrijft

hoe het leven van mensen uit verschillende fases bestaat. “Eerst

doorlopen mensen een succesvolle fase waarin ze veel geld

verdienen, grote huizen kopen en dure auto’s. Of die doelen

in ieder geval najagen. Na deze levenservaring zoeken mensen

naar meer betekenis van hun bestaan.” Kievit merkt hoe men-

sen door een persoonlijke crisis als ontslag of echtscheiding aan

het denken worden gezet. ‘Is dit alles?’, denken ze dan ineens.

Billimoria herkent zijn verhaal. Billimoria: “De meeste mensen

zien in zo’n periode dat ze wel geld hebben, maar bijvoorbeeld

geen familie.”

Page 72: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

72 QPQ | 3 • 201072 QPQ | 3 • 2010

Page 73: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

73

Als sociaal ondernemer moet je een sociale impact hebben, alle winst moet teruggaan naar de doelgroep of het bedrijf. Je kunt geen sociaal ondernemer zijn als je dividend uitkeert aan aandeelhouders.

73

Page 74: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

74 QPQ | 3 • 2010

Page 75: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

75

Kievit ziet zijn kans schoon. De leraar in hem komt naar boven.

“Dan kom ik bij een oude economische theorie. Want eigenlijk

hebben we het over niets nieuws.” Hij haalt de Schotse econoom

Adam Smith aan, die wordt gezien als de grondlegger van het

klassieke liberalisme in de achttiende eeuw. “Zijn meest beken-

de boek is ‘Wealth of Nations’. Maar al eerder schreef hij ‘The

Theory of Moral Sentiments’. Dat boek begint met het woord

sympathie. Kijk naar wat je gemeen hebt met elkaar. Sympathie

is een belangrijk woord voor de economie.” Billimoria kan zich

hier goed in vinden en vult hem aan. “Het zou fantastisch zijn

als de bedrijven die winstmaximalisatie nastreven, dat doel ver-

schuiven naar een social return with profit.”

Op de vraag of echt alle bedrijven dat zouden moeten doen,

zegt ze hartgrondig ‘ja’. Voor haar zijn de ABN AMRO’s niet

nodig in een ideale maatschappij om een economisch systeem

in leven te houden. Ze denkt even na. “Ja, het kan natuurlijk

wel, maar alleen als het een sociaal georiënteerd bedrijf is.”

Kievit is niet voor niets researcher en academicus en haalt nog

een boek aan. “In ‘Good to Great’ onderzoekt Jim Collins wel-

ke bedrijven goede beursresultaten behalen. Dat zijn de bedrij-

ven die goed zijn voor hun mensen.”

Billimoria vraagt zich af waarom dan niet alle banken zoals

Triodos kunnen opereren. Of als Rabobank desnoods. Kievit:

“Dat is een goed voorbeeld, want Rabobank is een boerenleen-

bank en in feite de eerste bank die aan microkrediet deed.” Het

is voor hem duidelijk dat we naar een meer sociale economie

moeten gaan. En niet alleen hij vindt dat, hij merkt het ook

aan zijn studenten. “Vijf jaar geleden wilden studenten voor-

al geld verdienen. Nu hoor je ze dromen over een goede baan

bij een NGO. Je merkt verandering bij die generatie.” Volgens

Billimoria maken jongeren een omslag door de verschillende

crises in de afgelopen jaren. Eerst de internetcrisis en daarna

de kredietcrisis. “En films zoals An Inconvenient Truth van Al

Gore doen veel”, vult Kievit haar aan.

Billimoria zegt dat die veranderende mentaliteit ook con-

junctuurgevoelig is: “We hebben natuurlijk al eerder in deze

situatie gezeten, kijk maar naar de jaren dertig. De depressie

volgde toentertijd op een tijd van enorme voorspoed. Die crisis

heeft uiteindelijke geleid tot conflicten en zelfs tot de Tweede

Wereldoorlog. Nu zie je wederom de opkomst van de politie-

ke rechter vleugel.” Ze kijkt triest. “Ik hoop alleen dat we van

onze fouten hebben geleerd.” Energieker gaat ze weer verder:

“De grootste hervormingen komen voort uit oorlog en depres-

sie, zoals het ontstaan van vakbonden en de ontdekking van

internet.” De huidige crisis zou dus een flinke stap richting

sociaal ondernemerschap kunnen opleveren. Volgens Billimoria

heeft John Elkington het voorspeld met zijn visie van de ‘Triple

Bottom Line’. Billimoria: “De drie belangrijkste componen-

ten daarvan zijn People, Planet en Profit.” Maar, zegt ze, het

gaat niet zo zeer over de juridische structuur van een bedrijf,

maar over het te bereiken doel. “Ik heb een stichting, maar ben

ondernemend. Ondernemen is een daad, het zegt hoe je een

verandering in wilt zetten.”

Volgens Billimoria kunnen meerdere marktmodellen en meer-

dere oplossingen een antwoord zijn op de verschillende proble-

men. “Ik zie het als een schoenenwinkewl. Iedereen heeft een

andere schoenmaat en daarom andere schoenen nodig. Dat

maakt niemand beter of slechter. Juist als we diversiteit respec-

teren, zullen we verschillende modellen moeten respecteren.”

Ze noemt het pure kapitalisme als model, het model van over-

heidsbedrijven, sociale bedrijfsstructuren, coöperaties en soci-

ale ondernemingen.

Dus het is mogelijk om tegelijkertijd ondernemer te zijn

en sociaal? Billimoria herhaalt haar kernachtige antwoord:

“Zolang je social impact en social change nastreeft.” Kievit:

“Dat mensen zich nu tegen het kapitalisme keren, komt door-

dat ze tegen de grenzen van dat systeem zijn opgelopen. Maar

ligt dat aan het kapitalisme? Of aan de mensen die het kapi-

talisme hebben misbruikt? Ik denk het laatste.” Billimoria is

het volmondig met hem eens. Kievit gaat door: “We zitten nu

in een overgangsfase. Onder andere econoom Schumpeter

schreef ooit dat een socialistischer systeem op een kapitalistisch

systeem zou volgen.” Billimoria vult hem weer aan: “Het social

capitalism!”

Volgens Kievit is voor de toekomst vooral innovatie belang-

rijk, maar Billimoria blijft hameren op sociaal ondernemers

die aan de grond veranderingen moeten doorvoeren om het

systeem te kunnen veranderen.

Page 76: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman
Page 77: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Kievit en Billimoria koesteren dezelfde wens: dat het er in Nederland, en liefst wereldwijd, socialer en ondernemender aan toe gaat.

“Dat gaat verder dan innovatie.” Ze noemt Warchild als een

goed model. “Maar dat is geen sociale onderneming. Oxfam

ook niet, ze doen ontwikkelingswerk. Ze zorgen niet voor een

systeemverandering vanaf de bodem. Ze bieden geen structu-

rele oplossingen voor problemen.” Kievit: “Hoe kijk je naar de

problemen? Als je een probleem wilt oplossen, duiken daardoor

vaak weer nieuwe problemen op.” Billimoria: “Precies en daar

is onze Stichting Aflatoun een goed voorbeeld van, ze pakt de

problemen waarvoor kinderen naar de kindertelefoons bellen in

de basis aan en combineert sociaal en financieel onderwijs voor

kinderen met spaarrekeningen voor kinderen. Nu werken we

aan een wereldwijde beweging, Childfinance, die ook toegang

geeft tot verzekeringen en hopelijk gezondheidszorg. Het wordt

steeds groter. Dat bedoel ik met systems change. En het gaat

er niet om of dat wordt gedaan vanuit een hulporganisatie, een

stichting, een bedrijf of een sociale onderneming.”

Kievit: “Nou, dat is niet helemaal waar. Dat was een onder-

werp bij Brouwerij de Prael. In Nederland moet je voor je start

weten wat de juridische vorm gaat zijn van je bedrijf. Is het een

BV of een stichting? Dat juridische vraagstuk vergt veel tijd,

terwijl we eerst naar het probleem moeten kijken.” Billimoria:

“Helemaal mee eens, alleen moeten we ons daar meer bewust

van worden. Want ik heb het zelf gemerkt dat bij een stichting

mensen meer vakantiedagen willen omdat ze minder sala-

ris krijgen. Dat is maar een voorbeeld van de houding van je

medewerkers. Als je een bonus krijgt uitgekeerd, ga je anders

werken. Maar wat de legale structuur is, zou niet moeten uit-

maken. Wel hoe je je naar buiten toe presenteert.” Kievit: “In

Nederland zien we de non profit-wereld, de sociale onderne-

mers en de traditionele ondernemers. Dus noem het for-profit,

not-for-profit en non-profit.”

Billimoria begint een schema te tekenen op een notitieblok.

“Hopelijk komen de sociale en de kapitalistische bedrijven ooit

samen en hopelijk komen de sociale ondernemingen en sticht-

ingen ooit samen. Dan hebben we een economie gebaseerd op

twee pijlers.” Ze tekent enthousiast kringen en pijlen. Kieviet

kijkt mee: “Maar eerst zullen we mensen zover moeten krij-

gen dat ze die waarden en normen weer onderkennen. Wat is

belangrijk in de wereld, wat is voor jou belangrijk. Dat iedereen

te eten heeft. Dat het niet alleen maar om geld draait. En waar

kunnen ze dat leren? Op school.”

Billimoria begint te lachen. “Ha! En daar komt Aflatoun om

de hoek kijken! Het begint namelijk bij kinderen. Bij het zor-

gen dat ze zich zo goed mogelijk ontwikkelen en zich zo goed

mogelijk opleiden.” De discussie eindigt weer in een perfecte

cirkel. Kievit moet lachen maar is daarna meteen weer serieus:

“Daarom is opleiding zo belangrijk. Al moeten we ook beseffen

dat niet alles in modellen is samen te vatten. Hoe meten we de

liefde van een kind? Probeer dat ook niet te meten, maar zie het

als onderdeel van je welvaart. Kinderen zijn onze toekomst.”

Hij kijkt naar Billimoria. “Je mag trots zijn op jezelf, Jeroo, je

hebt veel in gang gezet om een betere wereld te creëren.” ◆

77

Page 78: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

WAT GEEF JIJ MET KERST? LAAT JE INSPIREREN DOOR WAAR!

WAAR is de meest duurzame cadeauwinkel van Nederland. Het assortiment bestaat uit bijzondere fairtrade, biologische en gerecyclede producten. Volgens WAAR verdient iedereen met Kerst iets moois en echts. En dat is waar WAAR het voor doet. Met een mooie collectie pure producten op het gebied van eten, mode, koken, verzorging en wonen…

Ben jij opzoek naar een eigenzinnig en puur cadeau met een bijzonder verhaal? Kom dan naar WAAR en laat je inspireren!

Kijk voor onze verkoopadressen en meer informatie op www.ditiswaar.nl

www.ditiswaar.nl

QPQ03|advertenties.indd 9 03-09-2010 14:22:37

Page 79: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Tekst: Eva Prins | Fotografie: Frank Groeliken

Sinds de geboorte van haar dochter Lana (5), runt fusie- en overname adviseur Manon Gagic-Roos (34) samen met haar man webwinkel www.greenjump.nl met eco-, bio- en fair trade babyspullen. Voor zichzelf koopt ze echter nog steeds wel eens ‘foute’ kleding en schoenen.

Leer looien is zo schadelijk… toch koop ik die schoenen

“Voor onze webwinkel ben ik heel erg bezig met duurzaam, fair

trade, gifvrij en gezond. Ik weet dan ook heel goed hoe slecht bijvoor-

beeld katoenproductie is. De katoenteelt beslaat 2,5 procent van de

landbouwgrond en daarop wordt vijfentwintig procent van alle pesti-

ciden gebruikt! Schoenen zijn zo mogelijk nog schadelijker voor mens

en milieu. Hoe mannen in Bangladesh met hun blote lijven in bakken

chemicaliën staan om leer te looien en hoe dat afval zo de rivier in

gaat, shockerend! Als je dat één keer hebt gezien, wil je eigenlijk nooit

meer leren schoenen kopen. En toch doe ik het. Soms wil ik voor

mijn werk of voor een gelegenheid echt díe laarzen of schoenen - en

dan koop ik ze. Dan laat ik ‘mooi’ boven ‘verantwoord’ gaan. Ik zoek

wel altijd eerst naar ‘goede’ alternatieven. Voor kinderen is het niet

zo moeilijk om leuke biologische kleding te kopen, maar voor mezelf

vind ik het lastiger. Zeker als ik echt iets specifieks wil - een bepaalde

jurk of mooi pak. Voor schoenen is de keus helemaal beperkt; ik ken

eigenlijk maar één verantwoord merk met mooie damesschoenen.

Maar toch... het ergert me wel dat ik uiterlijk blijkbaar zo belangrijk

vind dat ik er soms mijn principes voor opzij zet.” ◆

Wil jij ook je verhaal vertellen? Mail naar: [email protected]

NOBODy IS PERFECT

79

Page 80: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

80 QPQ | 3 • 2010

Net als ik me op een zaterdagochtend met

ontbijt en krant op mijn dakterras wil neervlij-

en, gaat de bel. Een mooie donkere man staat

voor de deur. Ik ken hem niet. Zijn overhemd

met korte mouwen en stropdas verraden hem

meteen. Net als de kleuter aan zijn zijde. Deze

man wil mij bekeren. Ik heb de keus. Meteen

zeggen dat ik niet geïnteresseerd ben of

gewoon eens luisteren naar wat hij te vertel-

len heeft.

“Vraagt u zich wel eens af of oorlogen en

geweld in de wereld ophouden? Hoe het ver-

der moet met deze wereld? En hoe u voor

altijd gelukkig kunt zijn?” Het lijkt me onmo-

gelijk om te leven zonder jezelf die vragen te

stellen. Hij glimlacht, zichtbaar opgelucht. De

antwoorden op die vragen staan namelijk in

het beduimelde boek dat hij bij zich heeft: de

Bijbel. Even ben ik jaloers. Op zijn vertrouwen

dat de antwoorden op veel te grote levens-

vragen gewoon ergens in een boek zijn op

te zoeken. Het lijkt me heerlijk om dat geloof

te hebben. Hij is mijn verweer voor, door te

zeggen dat niet iedereen op deze wereld zich

gedraagt naar de antwoorden die de Bijbel

geeft. Dat er daarom helaas nog steeds veel

ellende is.

oP De DremPel

Annemarie de Jong

is directeur van

De Baak Change

en columniste bij het

Financieele Dagblad.

Voor QPQ schrijft ze

over de nieuwe tijd.

Tekst: Annemarie de Jong

80 QPQ | 3 • 2010

Page 81: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

COLUMN

Vertwijfeld kijkt hij me aan als ik zeg dat ik

niet geloof in eeuwig geluk en ook niet in

een boek dat alle antwoorden bevat. En dat ik

eigenlijk geen antwoord hoef te vinden op de

vragen die ik me stel. Dat wat ik in mijn zoek-

tocht naar die antwoorden tegenkom, dát

beleven, soms alleen en vaak met anderen,

dáár gaat het voor mij over. Eeuwig geluk lijkt

me heel erg saai.

Zijn zoontje begint zich te vervelen. Hij aar-

zelt even op de drempel en loopt vervolgens

doelgericht naar de fatboy in mijn studeerka-

mer. Net zoals mijn neefje dat graag doet, laat

hij zich er vol overgave op vallen.

Ineens realiseer ik me dat ik precies hetzelf-

de doe als deze man. Vanuit mijn overtuiging

ga ik ook de deuren langs. Ik noem het facili-

teren van organisaties bij veranderen en lei-

derschapsontwikkeling. Of columns schrijven.

Dat doe ik net zo goed vanuit een missie: de

wereld een beetje mooier maken.

De drijfveer om de wereld mooier te maken

en een diep geloof dat dat mogelijk is. Daarin

vinden we elkaar, op mijn drempel. Al ziet het

er bij beiden net iets anders uit. Ik geloof in de

kracht van zoeken en nieuwe vragen, hij in het

vinden van de antwoorden.

Hij wenst me veel succes met zoeken en ik

bedank hem voor een mooi gesprek. ◆

Ik geloof niet in eeuwig geluk of in een boek dat alle antwoorden bevat. Ik hoef geen antwoorden te vinden. De zoektocht beleven, dáár gaat het voor mij over.

81

Page 82: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Een vers

kopje thee

Een eigen huis, een plek onder de zon

Voor Stichting Het Groene Woudt was direct duidelijk dat ze op een andere manier ontwikkelingshulp wilden bieden: ondernemend. Neem nou de armoede onder de theeboeren op West-Sumatra: Inmiddels produceren zij daar biologische groene thee onder de naam Bio Tea Indonesia, geheel zelfstandig en met een wereldwijde afzetmarkt. Volgens directeur Meindert Witvliet heeft zulk sociaal ondernemerschap de toekomst. Hij legt onder het genot van een kop ‘groene’ thee uit waarom.Tekst: Nils Elzenga | Fotografie Isabel Nabuurs

82 QPQ | 3 • 2010

Page 83: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

83

THEMA DOMINEE OF KOOPMAN

Page 84: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

In de veertig jaar die Meindert Witvliet (66) werkt in de ont-

wikkelingssamenwerking is hem één ding steeds duidelijker

geworden: alleen ontwikkelingsprojecten met een bedrijfs-

matige aanpak hebben op de lange termijn kans van slagen.

“Dat licht ben ik eigenlijk pas echt gaan zien toen een gro-

te Nederlandse ontwikkelingsorganisatie me eind jaren ’90

wegens financiële problemen vroeg als crisismanager te komen

werken”, vertelt Witvliet. Hij is een voorname man wiens jeug-

dige oogopslag en levendige gebaren mooi contrasteren met zijn

grijze scheiding en keurige poloshirt.

Witvliets logische eerste vraag aan zijn nieuwe, door de over-

heid gesubsidieerde werkgever luidde: wat gebeurt er nou zoal

met jullie budgetten? “Niemand bleek me dat te kunnen ver-

tellen. Ik heb een lang en moeizaam gevecht moeten leveren

voordat ik überhaupt inzicht kreeg in de programma’s. Terwijl

ik die bestudeerde begon ik steeds helderder in te zien dat je

zoveel schooltjes kunt schenken als je wilt, maar dat ze altijd

afhankelijk zullen blijven van externe steun.”

En toch, zegt Witvliet, is die donatiementaliteit nog altijd lei-

dend in de ontwikkelingssamenwerking. “De Novibs, Plans en

ICCO’s van deze wereld roepen wel dat ze economische ont-

wikkelingen stimuleren, maar in de praktijk komen hun projec-

ten nog steeds vooral neer op weggeven. Van mij mag de over-

heid vandaag nog stoppen met het subsidiëren van zulke clubs.

Ik geloof absoluut niet meer in traditionele ontwikkelingssa-

menwerking.”

Sociaal ondernemerschap

De kans om zijn theorieën een praktisch gezicht te geven

kreeg Witvliet nadat hij begin 2006 werd gevraagd als direc-

teur van Stichting Het Groene Woudt (SHGW), een private

ontwikkelingsorganisatie die enkele maanden eerder was opge-

richt door een ondernemersfamilie die anoniem wil blijven en

zijn financiën buiten de openbaarheid houdt. “In mei 2006

zijn er enkele sessies georganiseerd met de familie, wat externe

partijen en mijn net aangenomen collega Emmy Janssen, die ik

nog kende van een eerdere baan. Doel was het vaststellen van

SHGW’s precieze koers.”

Die gesprekken leverden een aantal richtlijnen op. Witvliet:

“De familie zei allereerst: wij hebben ons kapitaal opgebouwd

met hard werken en bedrijven opzetten, dus onze stichting

moet zijn projecten bedrijfsmatig benaderen. Daarnaast bleek

de familie iets te willen doen tegen de trek in ontwikkelingslan-

den van platteland naar stad, waar mensen vaak slechts slop-

penwijken en ontheemding wacht. Dus moest SHGW zich gaan

richten op projecten in de landbouw, immers de belangrijkste

Wij hebben ons kapitaal opgebouwd met hard werken en bedrijven opzetten, dus onze stichting moet zijn projecten bedrijfsmatig benaderen.

84 QPQ | 3 • 2010

Page 85: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

economische activiteit op het platteland.” Deze ingrediënten

verwerkten Witvliet en Janssen (42) tot een mission state-

ment. Witvliet: “In één zin is onze filosofie: het stimuleren van

economische ontwikkelingen op het platteland in het globale

zuiden door het bedrijfsmatig opzetten van sociale onderne-

mingen. Wat dat dan precies zijn, sociale ondernemingen, is

de vraag.” Janssen, die ook is aangeschoven bij het gesprek in

SHGW’s hoofdkwartier, een statige villa aan de Hoofdstraat in

Driebergen, beantwoordt de vraag. “Allereerst betekent het dat

we alle relevante lokale partijen vanaf dag één betrekken bij een

project. Niet alleen bevolking, maar ook overheid, bedrijfsleven

en religieuze instellingen. Deze ketenbenadering zie je bij ons

overal terug. Zo houden we ons nooit alleen bezig met de pro-

ductie van gewassen, maar ook met de verwerking en marke-

ting daarvan.”

Het hoofddoel daarbij is nooit het verdienen van zoveel moge-

lijk geld voor aandeelhouders, vult Witvliet zijn collega aan,

maar het verbeteren van het inkomen en de leefomstandighe-

den van de lokale bevolking. “Wij geloven in het ‘social return

on investment’-principe, dat behalve naar economische winst

vooral ook kijkt naar de sociale baten van een onderneming.”

Omdat die sociale baten ook het behoud van natuur en milieu

behelzen, opereert SHGW zoveel mogelijk CO2-neutraal.

Bijvoorbeeld door het gebruik van biobrandstof, bij voorkeur

uit de taaie Jatropha-plant, die op arme grond gedijt en daar-

door niet concurreert met voedselproductie. “Let wel”, haast

Witvliet zich te zeggen, “we zien biobrandstof niet als oplossing

voor het wereldwijde energievraagstuk dat excessen heeft opge-

leverd als het platbranden van regenwoud voor plantages, maar

puur als middel om onze projecten en de bevolking daarom-

heen van energie te voorzien.”

SHGW’s holistische aanpak betekent overigens niet dat de

stichting zich voor eeuwig bindt aan zijn projecten. “Sterker

nog”, zegt Janssen, “voor we beginnen hebben we al nage-

dacht over onze exitstrategie. Nee, daarvoor gelden geen vaste

tijdspannes. Het enige criterium is of het project zelfstandig

winstgevend kan functioneren.” Om dat zo snel en goed moge-

lijk voor elkaar te krijgen, houdt SHGW het aantal projecten

beperkt. Witvliet: “Momenteel zijn we alleen actief in Kenia,

Tanzania, India en Indonesië. Veel ontwikkelingsorganisaties

willen overal tegelijk zijn en raken daardoor versnipperd.”

Indonesische thee

Een mooi voorbeeld van SHGW’s werkwijze is het project Bio

Tea Indonesia, ofwel de productie van biologische groene thee

in een verarmd ruraal gebied op West-Sumatra. Witvliet:

85

Page 86: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman
Page 87: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

87

“In 2007 belde een medewerker van Plan Indonesië, Tri

Kuntarto, een bekende uit mijn netwerk. Veel theeboeren in

zijn land, vertelde hij, leefden onder de armoedegrens. Wilden

wij niet proberen daar iets aan te veranderen?”

Voordat Witvliet daarover kon besluiten moest hij uitzoe-

ken waarom Indonesische theeboeren het zo zwaar hadden.

Witvliet: “Allereerst bleken ze hun thee veelal alleen onregel-

matig kwijt te kunnen aan slecht functionerende staatsbedrij-

ven. Bovendien teelden ze praktisch alleen zwarte thee, terwijl

de wereldmarkt daarvoor krimpt. Voor groene thee daaren-

tegen, en dan vooral de biologische variant, is de markt juist

groeiende, vooral door toenemende vraag vanuit de gezond-

heidsindustrie. Groene thee bevat namelijk gezond geachte

antioxidanten en wordt ook veel gebruikt in cosmetica.” Hier

lagen dus duidelijke kansen voor een succesvol project.

Volgende vraag: waar te beginnen? Tri Kuntarto suggereerde

een gebied op Java, niet ver van hoofdstad Jakarta. Witvliet:

“Wij vreesden echter dat het gebied op termijn door de uitdij-

ende metropool zou worden opgeslokt. Toen kwam Tri met het

gebied Solok, nabij de kuststad Padang op West-Sumatra. Daar

had hij een coöperatie gevonden van zo’n vijfhonderd nood-

lijdende keuterboertjes. Hij had zelfs honderd boerenfamilies

geïdentificeerd die helemaal geen land meer bezaten.”

Voor die landloze families ontfutselden Kuntarto, Witvliet en

Janssen – een driemanschap dat tot op heden de ruggengraat

vormt van Bio Tea Indonesia – aan de districtsautoriteiten hon-

derdvijftig hectare braakliggend land, genoeg om elke familie

een boerenbedrijf te laten beginnen. Witvliet: “De eerste vraag

die we kregen van de gezaghebbers was: wat zit erin voor ons?

Pas toen ze zeker wisten dat er bij ons niets te halen viel, en ze

er bovendien van overtuigd waren dat wij niet uit winstbejag

handelden, zijn ze akkoord gegaan met het gratis beschikbaar

stellen van het land. Daarbij hielp overigens ook dat Kuntarto

het politieke spel slim speelde. Bijvoorbeeld door het prestige te

benadrukken dat gemoeid is met een armoedebestrijdingpro-

ject. De bestuurders die sindsdien komen kijken, pretenderen

dan ook vaak dat ze het allemaal zelf voor elkaar hebben gekre-

gen.”

Droogmachines, persapparaten en biogasinstallaties

In werkelijkheid is Kuntarto de centrale figuur van het pro-

ject. Nadat hij de landloze families had gehuisvest, was het

zaak om een kwekerij voor biologische groene thee op te zet-

ten. Janssen: “Het kweken van een theestekje alleen al duurt

namelijk vier maanden, en pas drie jaar daarna levert de plant

daadwerkelijk thee.” Voor de verwerking van die thee was uiter-

aard een fabriek nodig. Janssen: “Daarvoor hebben we aange-

Ons hoofddoel is nooit het verdienen

van zoveel mogelijk geld.

Wij geloven in het SROI-principe. Zo

gebruiken we de Jatropha-

plant om ons onze

projecten en de bevolking

van energie te voorzien.

Page 88: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

88 QPQ | 3 • 2010

klopt bij een nabijgelegen staatsbedrijf, maar dat kon zijn pro-

ductieproces niet aanpassen. Dus hebben we een eigen fabriek

gebouwd. De verwerking van groene thee is namelijk een

behoorlijk proces. Binnen drie uur na plukken moeten de thee-

blaadjes de eerste droogmachine in, die een derde tot de helft

van het vocht eruit haalt en zo fermentatie voorkomt. Gebeurt

dat niet dan zijn de blaadjes alleen nog geschikt voor zwarte

thee. Na een tweede droging, die nagenoeg al het vocht verwij-

dert, heb je groene thee.”

Toen de hardware eenmaal overeind stond, rees de uitdaging

om alles milieuvriendelijk van energie te voorzien. Witvliet:

“We hebben vanaf het begin gezegd: dit project wordt honderd

procent klimaatneutraal. Gelukkig vonden we in de omge-

ving boeren die in het verleden door de overheid gedwongen

waren Jatropha te gaan telen - zonder dat die overheid het

product daarna overigens afnam. Die boeren leveren nu aan

ons.” Een eigen persinstallatie op het fabrieksterrein verwerkt

de Jatropha-noten tot twee producten. “Olie waarmee we onze

generatoren aandrijven en residu dat we gebruiken voor biolo-

gische compost.” Voor diezelfde compost schafte SHGW zelfs

een heuse veestapel aan. “Elk kwartaal kopen we vijftig stieren.

Hun mest en urine gaan de compost in, maar we mesten ze ook

vet voor de verkoop.”

Dat de weg naar optimaal gebruik van de beschikbare mid-

delen nog niet ten einde was, bleek toen werd ontdekt dat zowel

het Jatropha-residu als de stierenmest nog energie bevatte die

verloren ging bij het composteren. Witvliet: “Dus hebben we

een biogasinstallatie gebouwd als tussenstap. Daarin verdwij-

nen residu en mest, om er pas drie weken later weer uit te

komen en dan alsnog de compost in te gaan. Per dag levert dat

3000 kubieke meter biogas op.” Dat is zoveel dat op een fractie

ervan nu alle droogmachines en een deel van de generatoren

draaien. Witvliet: “Daarom willen we het ook gaan gebruiken

in de huizen die we momenteel bouwen voor werknemers, en

experimenteren we met het persen van het gas voor de verkoop

in flessen.” Janssen knikt instemmend. “Weet je wat het is? Wij

zijn niet afhankelijk van extern geld en kunnen daardoor meer

risico’s nemen en innoveren. Juist daarin willen we ook onder-

scheidend zijn.”

In Indonesië is dat in elk geval gelukt, want op West-Sumatra

is twee maanden geleden SHGW’s klimaatneutrale sociale

theeonderneming Bio Tea Indonesia volledig in bedrijf gegaan.

Vanaf volgend jaar moet dat jaarlijks zo’n driehonderd ton bio-

logische groene thee opleveren.

88 QPQ | 3 • 2010

Page 89: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

89

In de praktijk komen de projecten van de Novibs, Plans en ICCO’s van deze wereld vooral neer op weggeven. Ik geloof absoluut niet meer in traditionele ontwikkelings-samenwerking.

89

Page 90: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

giro 300www.hartstichting.nl

Page 91: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

91

Als iemand betrouwbaar is, verstrekt de coöperatie hem

tegen redelijke voorwaarden een lening: ons project is geen

liefdadigheid, maar functioneert als een bedrijf.

Associaties en coöperatieven

Maar waar moet al die thee dan worden afgezet? “Daarvoor

werken we samen met internationale partners”, zegt Emmy

Janssen. “Neem TransFair USA, die momenteel voor ons

de Amerikaanse markt verkent en goede contacten heeft

met megabedrijven als Walmart en Wholefoods. Op dezelf-

de manier hebben we voor de Europese markt Amigos

International ingeschakeld, een onderneming uit Wageningen.”

Ook lokale partners in Solok zijn cruciaal voor het theepro-

ject. En dan vooral de NGO CERDAS waarvan, hoe kan het

ook anders, Tri Kuntarto directeur is. CERDAS verschaft

voorlichting en technische assistentie, en heeft twee coöpera-

ties opgezet waarvan bij het project betrokken boeren – of ze nu

thee, Jatropha of stieren leveren – lid moeten worden. De eerste

is de Multi Purpose Association (MPA), die praktische zaken

regelt als transport, collectiepunten en correcte weging.

Minstens zo belangrijk als de MPA is de Saving and Credit

Cooperative (SCC), die microkrediet verstrekt. Witvliet:

“Voorheen kregen boeren nauwelijks tot geen leningen. Ze

konden geen onderpand bieden, de rentes liggen in Indonesië

astronomisch hoog en een lening moet binnen een jaar worden

terugbetaald. Als bij ons daarentegen de MPA verklaart dat

iemand betrouwbaar is, verstrekt de SCC hem tegen redelijke

voorwaarden een lening. Daarmee kan hij dan bij ons stekjes,

compost en andere zaken kopen. Want nogmaals: ons project is

geen liefdadigheid, maar functioneert als een bedrijf.”

Om het feit te ondervangen dat de SCC bepaalde functies van

een bank niet kan vervangen, kreeg SHGW een Indonesische

bank zover om een speciale vestiging te openen in Solok.

Witvliet: “Die verzorgt nu bijvoorbeeld het spaargedeelte voor

de boeren.”

Zo heeft SHGW in Solok alle structuren overeind geholpen

om zelf, conform de richtlijnen van de stichting, op termijn uit

het project te stappen. Witvliet: “De tachtig procent aandelen

die wij vanaf het begin in handen hebben - Tri Kuntarto bezit

de overige twintig procent – gaan we daartoe langzaam maar

zeker overdragen aan de MPA, zodat de boeren het bedrijf uit-

eindelijk zelf in handen krijgen.” Voor de mensen van SHGW,

Meindert Witvliet en Emmy Janssen in het bijzonder, zal dat in

elk geval een glorieus moment zijn. Witvliet: “Dit soort projec-

ten, zo heb mijn gehele carrière steeds weer ervaren, kan een

wezenlijke bijdrage leveren aan de bestrijding van armoede. En

ja, daarvoor voel ik een enorme passie. Dit is het mooiste werk

dat een mens kan doen.” ◆

91

Page 92: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

92

Tekst: Maarten van der Schaaf

92 QPQ | 3 • 2010

Page 93: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

93

Ontwikkelingshulporganisaties moeten resultaatgerichter opereren en het bedrijfsleven moet meer worden betrokken bij armoedebestrijding. Zegt het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Toch krijgen de meeste ontwikkelingsclubs die opereren als sociale ondernemingen naar alle waarschijnlijkheid geen subsidie meer.

93

THEMA DOMINEE OF KOOPMAN

Page 94: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

De Wereldwinkel, sociaal ondernemen avant la lettre.

Minister Maxime Verhagen stak begin juni nog de lofzang af

over het concept dat veertig jaar geleden begon met de verkoop

van een handvol producten uit Oeganda vanuit een huiskamer

in Breukelen en inmiddels is uitgegroeid tot een organisatie met

vierhonderd winkels en 12.500 vrijwilligers. Verhagen noemde

de Wereldwinkels “de motor achter de groei van eerlijke handel

in Nederland” en het bewijs dat “je prima koopman en domi-

nee tegelijkertijd kan zijn”.

Toch krijgt de Fair Trade Alliantie - waarvan de Landelijke

Vereniging van Wereldwinkels onderdeel uitmaakt - geen sub-

sidie meer van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking

waar Verhagen als demissionair minister verantwoordelijk voor

is. De alliantie voldoet niet aan de criteria van het zogenaam-

de medefinancieringsstelsel (MFS-2), het subsidieregime voor

ontwikkelingssamenwerkingorganisaties.

Mismatch

“De bureaucratie heeft het gewonnen van de inhoud”,

reageert Huub Jansen van de Landelijke Vereniging van

Wereldwinkels en voorzitter van de Fair Trade Alliantie op de

afwijzing van het ministerie. “MFS-2 is een bureaucratisch

gedrocht. Gevolg: een mismatch tussen enerzijds de beleidsin-

tenties van de Minister en anderzijds de criteria waarop wordt

getoetst of organisaties in aanmerking komen voor subsidie.

Neem bijvoorbeeld het meten van resultaten - altijd lastig voor

ontwikkelingssamenwerkingclubs, maar wel een prioriteit van

de minister. Wij steunen bedrijven in arme landen die markt-

gericht produceren. Groeien die partners? Stijgt hun omzet en

het aantal werknemers? Dat kan je eenvoudig meten. Waarom

is die meetbaarheid dan geen criterium?”

De subsidieaanvraag van ontwikkelingsorganisatie Solidaridad

werd in eerste instantie ook afgewezen - Solidaridad diende een

bezwaarschrift in, maar die procedure loopt nog. Volgens Nico

Roozen, directeur van Solidaridad dat onder meer samenwerkt

met multinationals om hun productieketens te verduurzamen

in arme landen, vallen initiatieven met een focus op de private

sector moeizaam in het format van het medefinancieringsstelsel.

“Neem de keuze voor de landen waarin je werkt. Het ministe-

rie wil graag dat je projecten uitvoert in fragiele staten. Maar

wij laten de productketens bepalen in welke landen we actief

zijn. Zo hebben we een convenant gesloten met Douwe Egberts

over het verduurzamen van hun koffieketen. Hun koffie komt uit

Kenia en Vietnam, dus gaan we daar aan de slag. Met ’s werelds

94 QPQ | 3 • 2010

Het subsidiebeleid is een bureaucratisch gedrocht. Het zorgt voor een mismatch tussen beleidsintenties en toetsingscriteria.

Page 95: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Trends in ontwikkelingssamenwerking

Op 18 januari 2010 werd het langverwachte rapport ‘Minder pretentie,

meer ambitie’ van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR)

door Peter van Lieshout aangeboden aan minister Koenders. In het rapport

wordt het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid kritisch onder

de loep genomen. Door de val van de regering is het nog wachten op een

officiële reactie van het kabinet. “Het is eigenlijk niks nieuws wat er in het

WRR-rapport staat”, zegt onderzoeker Lau Schulpen van het CIDIN. “Vooral

omdat het WRR nu ook zegt dat economische ontwikkeling meer aandacht

moet krijgen in het ontwikkelingssamenwerkingbeleid, zorgt het rapport

voor zoveel commotie.” De discussie over enerzijds meer focus op economi-

sche groei of anderzijds meer aandacht voor sociale thema’s als onderwijs

en gezondheidszorg is volgens Schulpen al zeker vijftig jaar oud. “De ideeën

hierover golven op en neer.” Schulpen ziet wel een andere, nieuwe verschui-

ving in het landschap van ontwikkelingssamenwerking. “Maatschappelijke

organisaties in het Zuiden worden steeds sterker. Zij kunnen in toenemende

mate direct invloed uitoefenen op het beleid van hun overheden. Daardoor

nemen staten in het zuiden steeds meer zelf de verantwoordelijkheid om

sociale voorzieningen neer te zetten – een taak die in het verleden vaak door

Westerse NGO’s werd verricht. Die NGO’s zullen zich daarom steeds meer

richten op indirecte armoedebestrijding door middel van lobbyen bij rege-

ringen en internationale organisaties.”

grote cacaoproducenten doen we hetzelfde. Voor cacao moet je

naar Ivoorkust. De keten is leidend, maar dat staat haaks op de

logica van het ministerie.”

Gewoon cool

Butterfly Works is een van de weinige sociale ondernemin-

gen die er wel in is geslaagd om onderdeel te worden van een

alliantie die mogelijk subsidie zal krijgen. In de IMPACT-

alliantie werkt de Amsterdamse social design studio samen

met ontwikkelingsorganisaties Oxfam Novib, SOMO, de 1%

Club en Hirda. “Wij zijn geen traditionele hulporganisatie”,

zegt Butterfly Works medeoprichter Ineke Aquarius. “We func-

tioneren als een designstudio, maar onze missie is gericht op

armoedebestrijding. Vijftig procent van onze inkomsten komt

van de overheid, de rest wordt betaald door onze klanten. Dat

zijn bedrijven en gemeenten, maar ook stichtingen of andere

maatschappelijke organisaties. We voelen ons sociaal onderne-

mers.”

Aquarius constateert dat traditionele ontwikkelingsclubs een

vernieuwende sociale onderneming als Butterfly Works als een

toegevoegde waarde beschouwen voor hun alliantie. “We heb-

ben gesprekken gevoerd met ongeveer veertig organisaties en

Page 96: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman
Page 97: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

97

vrijwel iedereen wilde graag met ons samenwerken. Dat voelt

als een groot compliment. Grappig genoeg wisten de meeste

organisaties niet eens precies wat we deden: ze vonden ons

gewoon ‘cool’.”

De Amsterdamse design studio tegen armoede moest wel

zijn bedrijfsstructuur aanpassen om in aanmerking te kunnen

komen voor MFS-2. De BV en de stichting werden losgekop-

peld van elkaar. “Voorheen vielen commerciële opdrachten

onder de BV en de rest onder de stichting. Dat kan nu niet

meer.” Dat die juridische stap nodig was, vindt Aquarius heel

raar. “Ik heb me er over verbaasd dat de aanmoediging om

bedrijven te betrekken in de alliantievorming uiteindelijk hele-

maal niet in het medefinancieringsstelsel is opgenomen. Bij

het 60-jarige bestaan van ontwikkelingssamenwerking prees

oud-minister Bert Koenders nota bene ‘Return to Sender’ als

hét voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl. Die

organisatie verkoopt producten uit arme landen via de HEMA.

De winst vloeit terug naar ontwikkelingsprojecten in deze

landen. Return to Sender is supercommercieel, het is volledig

ingebed in de marketingstrategie van de HEMA.”

Multistakeholder-initiatief

“Natuurlijk kunnen bedrijven voor veel toegevoegde waarde

zorgen in de hulpsector”, beaamt Lau Schulpen, onderzoe-

ker bij het Nijmeegse Centre for International Development

Issues (CIDIN). “Ondernemingen pakken zaken anders aan.

Ze hebben een andere stijl, kijken door een andere bril en zijn

meer geneigd risico te nemen. Dat zou geen kwaad kunnen in

de ontwikkelingssamenwerkingsector. Andersom geldt hetzelf-

de: bedrijven kunnen een grotere sociale bijdrage leveren door

samen te werken met NGO’s.” Dat wil volgens Schulpen niet

zeggen dat de overheid die samenwerking moet stimuleren door

bedrijven ook in aanmerking te laten komen voor subsidies

die specifiek zijn bedoeld voor maatschappelijke organisaties.

“Om ondernemen in ontwikkelingslanden te promoten kunnen

bedrijven tal van andere subsidies krijgen.”

Een van die overheidsloketten is het Initiatief Duurzame

Handel (IDH), dat drie jaar geleden werd opgericht op initia-

tief van oud-minister Koenders. In het IDH werken NGO’s en

bedrijven samen, ondersteund door de overheid. Bedrijven met

de ambitie om hun keten te verduurzamen stellen hiervoor zelf

een strategie op en brengen de benodigde financiële

Het ministerie wil dat je projecten

uitvoert in fragiele staten.

Wij laten de productketens

bepalen in welke landen

we actief zijn. Dat staat

haaks op de logica van het

ministerie.

Page 98: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Kijk op www.prinsesbeatrixfonds.nl/busje of bel 070-3607607.

Wie gaat met mij buurten?

Word collectant en help mensen met een spierziekte.

Giro969

Page 99: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Belangrijkste criteria MFS-2

MFS-2 is bedoeld voor Nederlandse maatschappelijke organisaties

die zich structureel inzetten voor versterking van het maatschappe-

lijk middenveld als bouwsteen voor duurzame armoedevermindering

in ontwikkelingslanden. Om in aanmerking te komen voor subsidie

moeten maatschappelijke organisaties voldoen aan een hele reeks

voorwaarden:

1) De drempelcriteria (D-toets); waaronder de voorwaarde dat orga-

nisaties in Nederland zijn gevestigd en zich inzetten voor structurele

armoedevermindering in bepaalde landen in de vorm van samenwer-

king met, beschikbaarstelling van expertise aan, of financiële spon-

soring van particuliere organisaties, dat wil zeggen maatschappelijke

organisaties zonder winstoogmerk. Daarnaast moet ten minste vijfen-

twintig procent van de jaarlijkse inkomsten afkomstig zijn uit bronnen

anders dan subsidies van Buitenlandse Zaken.

2) De organisatietoets (O-toets); toets van onder meer de kwaliteit

van de administratieve organisatie, de doelmatigheid van de organi-

satie, de toepassing van de Code Wijffels, het beleid ten aanzien van

de zuidelijke partners, een track record van de afgelopen vijf jaar, een

contextanalyse, planning, monitoring en evaluatie (PM&E).

3) De alliantietoets; de capaciteit en de meerwaarde van de alliantie

moet worden aangetoond.

middelen in. Onder het IDH worden de inspanningen van

bedrijven gekoppeld aan de expertise en inzet van NGO’s. Het

ministerie heeft hiervoor twintig miljoen euro beschikbaar

gesteld.

“Een multistakeholder aanpak,” noemt Nico Roozen van

Solidaridad het Initiatief Duurzame Handel. Roozen is voor-

stander van een grotere rol voor het IDH. “Ik kan me voorstel-

len dat het budget voor het IDH in de toekomst wordt uitge-

breid ten koste van het medefinancieringsstelsel. De structuur

van MFS-2 - een subsidiepot van circa 425 miljoen euro - staat

voor ouderwets ontwikkelingsdenken, het stimuleert in onvol-

doende mate de samenwerking met marktpartijen. Het IDH zet

daarentegen de financiële middelen en expertise van maatschap-

pelijke organisaties en bedrijven gezamenlijk in als katalysator

voor ontwikkeling. Dat is een goede manier van werken.” ◆

99

Oud-minister Bert Koenders prees nota bene Return to Sender als hét voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl. Dat project is juist supercommercieel.

Page 100: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

100 QPQ | 3 • 2010

THEMA DOMINEE OF KOOPMAN

QPQ | 3 • 2010100

Als geld echt

noodzakelijk is

om een project

van de grond

te krijgen,

zijn er voldoende

alternatieven

voor subsidies.

Page 101: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

101

Liever geen subsidie. Of is het

stiekem toch wel handig?

Tekst: Maarten van der Schaaf | Fotografie: Frank Groeliken

Ontwikkelingssamenwerking drijft op subsidies. Maar veel sociale ondernemingen die zich op dit terrein begeven, willen liever geen overheidssteun. Ze profileren zich als vernieuwende organisaties die hun inkomsten uit de markt halen. Daarvoor zijn voldoende mogelijkheden, maar de subsidiestroom is nooit ver weg.

THEMA DOMINEE OF KOOPMAN

101

Page 102: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

102 QPQ | 3 • 2010

EsteamWork – Machiel van Dooren Share People – Cosmas Blaauw

Page 103: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

EsteamWork

EsteamWork adviseert goed doelen en organiseert ‘learning

journeys’ voor senior management naar ontwikkelingslanden.

Op reis stellen ze deze managers voor een strategische uitda-

ging van een lokaal bedrijf, veelal een partnerorganisatie van

een internationale NGO. EsteamWork werkt voornamelijk met

het Internationale Rode kruis, organisaties verbonden aan de

fair trade-beweging en voor UN Volunteers. Hun opdrachtge-

vers zijn vaak grote Nederlandse bedrijven die een kwalitatief

hoogwaardige uitdaging zoeken voor hun topmensen. De reis

valt vaak binnen het kader van een MBA-traject dat managers

volgen.

meer informatie: www.esteamwork.com

Share People

SharePeople brengt ondernemers in ontwikkelingslanden in contact

met ambitieuze professionals uit heel Europa. Door lokaal kennis en

ervaring uit te wisselen versterken beide partijen hun professionele

vaardigheden. Tijdens een werkreis pakken Europese managers samen

met lokale ondernemers concrete business cases aan. Veel bedrijven

zetten SharePeople in binnen leiderschapstrajecten (MD) of in het

kader van MVO. SharePeople gelooft dat het delen van kennis en het

stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid beter werkt in de strijd

tegen armoede, dan het doneren van geld.

meer informatie: www.sharepeople.nl

Be More

Be More zendt elke maand ruim vijftig vrijwilligers uit om minimaal

een maand te werken bij ontwikkelingsprojecten in Zuid-Afrika (13

projecten), Uganda (7) en Malawi (3). Volgens yvette Haas hebben alle

projecten – voornamelijk met straatkinderen, kansarme jongeren en

kwetsbare ouderen – hun effectiviteit bewezen. Be More bepaalt niet

wat er ter plekke gebeurt, maar de regiocoördinatoren houden dat wel

in de gaten.

meer informatie: www.bemore.nl

103

Be More – Yvette Haas

Page 104: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Wij zijn niet verbonden aan één goed doel. Daardoor kunnen we kritisch blijven ten opzichte van onze opdrachtgevers, de overheid en NGO’s. Deze vrije rol moeten we koesteren.

Vanuit een studentenkamer en met een paar duizend euro

– geleend om een berg promotiemateriaal te laten drukken –

begon Yvette Haas (27) samen met Michel Groenenstijn (30)

in 2006 de stichting Be More. Haas: “We bieden Nederlanders

de mogelijkheid om een paar weken mee te helpen bij ont-

wikkelingsprojecten in Zuid-Afrika, Uganda en sinds dit jaar

Malawi.” Daar bleek veel vraag naar: in het eerste jaar kregen

Haas en Groenenstijn 86 aanmeldingen, het jaar daarop stond

de teller al op vijfhonderd.

Subsidies passen niet bij ons

De deelnemers zijn bereid te betalen voor zo’n werkervaring

in een ontwikkelingsland. De goedkoopste vrijwilligersreizen

kosten vijfhonderd euro voor vier weken, de duurste duizend

euro. Elke reis levert Be More 325 euro op. Daaruit dekt de

organisatie de kosten. Daarnaast ontvangt de stichting donaties

die de projecten in het zuiden ondersteunen. Van die dona-

ties roomt de stichting een deel af om de kosten van de eigen

organisatie te dekken. Subsidies krijgt Be More nauwelijks.

Haas: “We hebben wel een paar keer indirect subsidie gekre-

gen voor onze projecten. Dan werden de donaties voor een

bepaald project verdubbeld door een NGO. Maar voor onze

eigen organisatie werken we liever niet met subsidies. Dat is een

bewuste keuze. Als je subsidie krijgt beperkt dat de flexibiliteit

van je organisatie: op subsidieformulieren moet je opschrij-

ven wat je precies met dat geld gaat doen, wie je doelgroep is

en wat de risico’s zijn. Daar kan je niet meer van afwijken.”

Problematisch vindt Haas. “Stel dat je er achter komt dat je niet

de goede keuzes hebt gemaakt en het project mislukt. Dan heb

je een groot probleem, want je moet wel verantwoording afleg-

gen aan de subsidieverstrekker - en met een beetje pech moet je

het geld zelfs terugbetalen.”

Er zitten meer nadelen aan het werken met subsidies, vindt

Haas. “Stel je voor dat we een rechts kabinet krijgen en de sub-

sidies worden drastisch aangepakt. Als je dan grotendeels van

overheidssteun afhankelijk bent heb je echt een probleem.”

Daarnaast remmen subsidies de creativiteit van de organisa-

tie denkt Haas. Vorig jaar ketste een subsidieaanvraag voor

een evenement van Be More af. Toch wist de organisatie de

bijeenkomst te realiseren – zonder budget, maar door samen te

werken met partners. “Dat geeft meer voldoening dan wan-

neer je je hand hebt opgehouden.” Als geld echt noodzakelijk

is om een project van de grond te krijgen zijn er volgens Haas

voldoende alternatieven voor subsidies. “Dit jaar starten we

met nieuwe projecten in Malawi. Investeringskosten: 20.000

euro. Eerst wilden we twee grote bedrijven proberen te strikken

om allebei 10.000 euro in te leggen, maar uiteindelijk hebben

we voor crowdfunding gekozen. Tweehonderd mensen doneren

honderd euro. Als alles goed verloopt krijgen ze dat geld eind

2011 terug. In no time hebben we op deze manier 92 donateurs

gevonden, voornamelijk vrijwilligers, hun familie en vrienden.

Een bijkomend voordeel van deze financieringsconstructie is

dat deze tweehonderd mensen zich straks betrokken voelen bij

het project. Dat past perfect bij onze organisatie: we streven

immers naar meer betrokkenheid bij mensen in ontwikkelings-

landen.”

QPQ | 3 • 2010104

Page 105: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

105

Behalve het aanboren van externe financiële bronnen pro-

beert Be More ook nieuwe activiteiten te verzinnen waarmee

de stichting geld kan verdienen. Haas: “2009 was een lastig

jaar. Mensen gaven minder donaties en we stuurden minder

vrijwilligers op reis dan verwacht. Natuurlijk is het dan pret-

tig om subsidie binnen te krijgen, maar wij zijn gaan zoeken

naar andere oplossingen. We hebben onze kosten verlaagd, zijn

deelnemers beter gaan faciliteren om voor vertrek donaties te

werven voor het project waar ze gingen werken en - de belang-

rijkste maatregel - we hebben Be More Travel opgezet. De

stichting bood vrijwilligers al allerlei leuke weekendtrips aan

tijdens hun verblijf, maar sinds vorig jaar organiseren we dat in

eigen beheer met eigen lokale toergidsen. Daardoor verdienen

we nu zelf geld aan die uitjes.” De vernieuwingen leverden Be

More succes op: de stichting zag het aantal deelnemers in 2009

toenemen en de organisatie bleef uit de rode cijfers. “Het feit

dat we in moeilijke tijden onze eigen broek ophouden geeft ons

bestaansrecht.”

Door de creatieve manier van financieren vormt geldgebrek

voor Be More geen belemmering. Anderzijds doet Haas ook

geen overhaaste investeringen. “Als we nu honderdduizend

euro vrij te besteden zouden hebben, zouden we echt niet zo

maar allerlei projecten gaan ondersteunen in een nieuw land.

Daar zouden we heel zorgvuldig naar kijken. Bij andere organi-

saties hoor je wel eens dat de ontvangen subsidie nog op moet.

Dan is het subsidiesysteem echt doorgeslagen. Vind je het gek

dat donateurs dan gaan twijfelen over het nut van hun giften?”

Subsidies helpen je groeien en focussen

Cosmas Blaauw, directeur van Share People, ziet wel het nut

in van subsidies. SharePeople koppelt managers uit heel Europa

aan ondernemers in ontwikkelingslanden om concrete business

cases aan te pakken. Blaauw – die jarenlang werkte voor match-

makingkantoor YER – dekte de opstartkosten van Share People

in 2004 met zijn eigen spaargeld en met het geld dat bedrijven

betaalden om hun managers uit te zenden. Blaauw: “Om deze

onderneming tot een succes te maken heb je volume nodig: als

je veel bedrijven en managers in Europa wilt bedienen is een

uitgebreid netwerk van bedrijven in ontwikkelingslanden ver-

eist. Om dat netwerk op te bouwen moet je flink investeren. Als

we dat met een banklening hadden gedaan was het in crisisjaar

2009 waarschijnlijk erg moeilijk geworden. Bedrijven waren

toen lastig te bewegen om projecten met ons te doen.”

Blaauw stapte niet naar de bank, maar ging in 2006 een

samenwerking aan met ICCO en De Baak. In een alliantie met

een aantal andere partijen werd subsidie aangevraagd, waar-

van SharePeople een graantje meepikte. “Sindsdien is het aan-

tal opdrachten elk jaar verdubbeld. We zitten nu in vijf landen

in Afrika en Azië. Zonder subsidiegeld hadden we nooit zo snel

kunnen groeien.” Het werken met subsidie leverde niet alleen

rappe groei op, Blaauw kon zijn organisatie hierdoor ook sneller

professionaliseren. “Omdat je al die formulieren moet invul-

len word je gedwongen te focussen. Dat ontbreekt nog wel eens

bij creatievellingen. Onze focus ligt op armoedebestrijding

door middel van het versterken van het MKB in ontwikke-

lingslanden. Die impact staat centraal. Door samen te werken

met ICCO zijn we onze resultaten professioneler gaan meten –

ICCO heeft daar immers jarenlange ervaring mee. Gevolg: we

werken nu veel meer vraaggestuurd waardoor onze impact is

toegenomen.”

Blaauw, die aanvankelijk nogal kritisch was over het werk

van traditionele ontwikkelingssamenwerkingclubs, kreeg door

zijn samenwerking met ICCO een genuanceerder beeld over

het werk van grote NGO’s. “ICCO beschikt over veel kennis,

ervaring en een uitgebreid netwerk waarmee ze doorlopend

relaties onderhouden. Ze zijn veel minder opportunistisch dan

het bedrijfsleven dat vaak snel weer vertrekt als ergens rotzooi

uitbreekt.”

Wel of geen subsidie

De genoemde voor- en nadelen op een rij:

- Subsidies beperken de flexibiliteit van je organisatie.

- Subsidies kunnen de creativiteit van een organisatie remmen.

- Subsidies aanvragen kost veel tijd.

- Als je de doelstelling niet voldoende haalt, moet je het subsidiegeld

terugbetalen.

- Door wisselend overheidsbeleid kan het voortbestaan van een orga-

nisatie in gevaar komen.

+ Subsidies kunnen een snelle start en groei mogelijk maken.

+ Met subsidies kun je sneller professionaliseren.

+ Subsidies dwingen je te focussen.

Page 106: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman
Page 107: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Het werken met subsidie leverde

niet alleen rappe groei op. We

konden ook sneller professionaliseren.

Omdat je al die formulieren moet

invullen word je gedwongen te

focussen.

107

Onafhankelijkheid koesteren

“Natuurlijk dwingen subsidies je tot focus, maar ik kan je

verzekeren: niets maakt je zo gefocust als een lege bankreke-

ning”, reageert Machiel van Dooren van EsteamWork op de

opmerkingen van Cosmas Blaauw. Hij moet er een beetje bij

grinniken. De twee mannen kennen elkaar goed. Blaauw’s

SharePeople opereert op dezelfde markt als Van Dooren’s

EsteamWork, maar echte concurrenten zijn het niet, denkt Van

Dooren. “Wij richten ons specifiek op ‘learning journeys’ voor

senior managers van een bepaald bedrijf naar een ontwikke-

lingsland. Ook adviseren we goede doelen over het verzakelij-

ken van hun organisatie. We worden volledig betaald door onze

opdrachtgevers.” Van Dooren is meerdere malen in de verlei-

ding gekomen om subsidie aan te vragen voor EsteamWork.

“In onze opstartjaren zaten we een paar keer heel krap bij kas.

Dan konden we de salarissen niet betalen omdat een opdracht-

gever geen haast maakte met betalen. Daar heb ik nachten van

wakker gelegen.” Toch vroeg Van Dooren nooit subsidie aan.

“We wilden graag onafhankelijk opereren zoals een BV dat

betaamt.” Dus ging Van Dooren naar de bank – die hem maar

beperkt tegemoet kwam. “Daardoor groeide het besef dat we

strategische veranderingen moesten doorvoeren. Achteraf ben

ik blij dat Triodos, onze huisbankier, ons maar gedeeltelijk aan

krediet hielp. Anders hadden we de bedrijfsstructuur misschien

niet aangepast en hadden we nu nog steeds een lening moeten

afbetalen.”

Behalve het streven om onafhankelijk en zelfvoorzienend te

opereren, stelt Van Dooren dat het voor een kleine organisa-

tie nauwelijks haalbaar is om subsidie te krijgen. “De aan-

vraag kost zo veel tijd. Bovendien loop je ook flinke risico’s.

Als je de doelstelling van de subsidie niet haalt, moet je het

geld terugbetalen. Dan heb je echt een probleem, want het

geld is dan natuurlijk al lang uitgegeven.” Voorstellen tot het

aangaan van een hechte samenwerking met grotere NGO’s

sloeg EsteamWork ook af. “Wij zijn niet verbonden aan één

goed doel. Daardoor kunnen we kritisch blijven ten opzichte

van onze opdrachtgevers, de overheid en NGO’s. Gaandeweg

is het besef gegroeid dat we onze vrije rol moeten koesteren.”

Inmiddels is EsteamWork volgens Van Dooren financieel

gezond. “We zitten in een stabiele markt. Bedrijven willen hun

topmanagers blijven trainen en in het zuiden liggen er genoeg

uitdagingen op hun te wachten. Elke dag zijn we vrij om onze

eigen keuzes te maken. Dat geeft enorm veel rust.” ◆

Page 108: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Inspiratie voor krachtwijken en topdorpen

Ontwikkelingshulp uit Afrika

Ontwikkelingshulp uit Afrika

Inspiratie voor krachtwijken en topdorpen

QPQ | 3 • 2010108

Page 109: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Ontwikkelingslanden en Nederland – een verschil van dag en nacht, zou je denken. Toch tonen sommige problemen in ontwikkelingslanden opvallende gelijke-nissen met de problemen waar Nederland mee kampt. Wat te denken van de leegloop van plattelandsgebie-den als Limburg, delen van Brabant en Groningen? In die gebieden heerst meer werkeloosheid en bedrijven gaan er vaker failliet dan in de stedelijke gebieden. Het gevolg: vooral jonge mensen trekken massaal naar de Randstad, waardoor het toekomstbeeld van de dorpen die ze achterlaten alleen maar slechter wordt. In ontwikkelingslanden zijn deze processen niet anders: jonge mensen verlaten de arme rurale gebieden, op

zoek naar werk en een betere levensstandaard in de grote stad. Intussen raken de steden steeds voller. Hoewel de toestand in de sloppenwijken in ontwik-kelingslanden natuurlijk vele malen erger is, kent ook Nederland slechte wijken waar de generaties elkaar in steeds dezelfde uitzichtloze situaties opvolgen. QPQ legt drie succesvolle projecten uit Afrika voor aan Carin Boersma, programmaleider bij E-motive, een onderdeel van Oxfam Novib dat sociale projecten in ontwikkelingslanden en Nederland kennis en ervaring laat uitwisselen. Met de prangende vraag: Kan dit ook in Nederland werken?

109

Tekst: Emile Schmitz

Page 110: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Mark Kamau, voormalig leerling en tegenwoordig docent bij

NairoBits, is geboren in een sloppenwijk in Nairobi. “Ik noem

het de slum cycle. Er zijn nauwelijks kansen om iets van je leven

te maken. Je ziet de rijkdom in de stad, de laptops, de mooie

auto’s maar je weet dat het nooit jouw wereld zal worden omdat

er geen geld is voor een opleiding om hogerop te komen.”

NairoBits gaf Kamau de kans om zijn slum cycle te doorbre-

ken, door hem te selecteren voor een opleiding op hun Digital

Design School. NairoBits gebruikt ICT en multimedia op een

creatieve manier om de levens van minder kansrijke kinderen

en jongeren te verbeteren. De school is opgericht in 1999 door

de Nederlandse organisatie Butterfly Works, die tegenwoordig

slechts fungeert als partnerorganisatie, wat NairoBits een volle-

dig Keniaanse school maakt. Sinds 1999 hebben 2500 studen-

ten van NairoBits hun diploma ontvangen.

Via community based organisations, organisaties die (vaak)

op vrijwillige basis opereren binnen een lokale gemeenschap,

komt NairoBits in contact met ambitieuze jongeren die de kans

willen aangrijpen om hun slum cycle radicaal te doorbreken.

Na de selectie leren de studenten eerst de basis - het omgaan

met een computer en internet - en eindigen ze met een stage bij

een van de aangesloten bedrijven. Deze stages resulteren negen

van de tien keer in een baan. Het is dan ook niet verwonderlijk

dat deze opleidingsplekken populair zijn.

NGO’s en ontwerpbureaus prefereren volgens Kamau stu-

denten van NairoBits boven studenten van de universiteiten in

Kenia, omdat de studenten van NairoBits al tijdens hun oplei-

ding ervaren hoe het bedrijfsleven in elkaar zit. Bovendien is op

andere scholen in Kenia de docent heilig en wordt tegenspraak

niet geduld. In discussie gaan met de leraar is uit den boze; de

docent vertelt en de leerling dient slechts te luisteren.

“Het unieke aan NairoBits is dat er wel interactie bestaat tus-

sen de docent en de leerling, waarbij de student zichzelf mag

uitdrukken. Bovendien zijn alle docenten voormalige leerlingen

van NairoBits, wat de band tussen docent en student versterkt.”

Deze werkwijze stimuleert de leerlingen een eigen mening te

vormen en voor zichzelf op te komen; eigenschappen die ook in

het bedrijfsleven van belang zijn.

Mark Kamau geeft aan dat hij veel meer geholpen is door deze

opleiding dan wanneer hij een zak geld had gekregen, waarbij

hij verwijst naar de ontwikkelingshulp. “Ontwikkelingshulp

zoals het op dit moment gebeurt moet stoppen. Geef geen geld,

maar laat hulp komen in de vorm van intelligent engagement:

hulp geven door kennis en mogelijkheden te bieden.”

Het gat tussen arm en rijk is groot in Nairobi, de hoofdstad van Kenia. Zeventig procent van de drie mil-

joen inwoners woont in een sloppenwijk. Wanneer je de pech hebt te worden geboren in deze omgeving is de

kans groot dat je niet ontsnapt uit een wereld van criminaliteit, verslaving en armoede.

Een creatieve doorbraak van de slum cycle

QPQ | 3 • 2010110

Page 111: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

ICT-centra die op zonne-energie draaienInternet is een belangrijke factor voor economische groei, maar de toegang tot internet in ontwikkelingslan-

den is vaak beperkt. De hoge kosten voor de apparatuur en de internetverbinding kunnen veel mensen zich

namelijk niet permitteren. Bovendien is er een gebrek aan elektriciteit.

De Nederlandse sociale onderneming NICE International

(Nextdoor Internet Communication and Education) bedacht

een manier om deze barrières te overbruggen. Het bedrijf ont-

wikkelde een concept waarbij ICT-centra in ontwikkelingslan-

den draaien op zonne-energie. Hierdoor is elektriciteit geen

probleem meer en hoeven de burgers geen dure computers en

internetaansluiting aan te schaffen, maar kunnen ze terecht in

de NICE-centra.

Deze zijn gevestigd in dorpen en randsteden en worden

gerund door lokale ondernemers op een franchise basis. Het

doel van NICE is om het leven te verbeteren van mensen met

lage inkomens (‘Base-of-the-Pyramid’) die op het platteland

en in de dorpen leven. Deze levensverbetering is volgens Omar

Njie, managing director van NICE Gambia, mogelijk door de

mensen toegang te geven tot internet en andere computerappli-

caties. NICE verschaft internettoegang en biedt trainingen aan

waarmee certificaten zijn te behalen. Daarmee kunnen mensen

bij bedrijven aantonen dat ze met bepaalde applicaties op de

computer om weten te gaan en zo maken ze meer kans op een

baan.

Omar Njie vertelt dat NICE International het project begon

met twee pilot NICE-centra in het West-Afrikaanse Gambia.

“Toen we merkten dat deze twee pilots erg gewaardeerd wer-

den door de bewoners, hebben we in 2009 een derde centrum

geopend in Gambia. Verspreid over het studiejaar 2009-2010

hadden we maar liefst 1500 leerlingen die trainingen volgden

bij de NICE-centra. Een stevige ambitie is belangrijk en daar-

om willen we het concept nog verder uitbreiden naar 250 centra

in tien landen in 2020.”

“Niet iedereen is in staat om naar de NICE-centra toe te

komen. Om zo veel mogelijk mensen een kans te geven op een

betere toekomst, geven we intensieve tweedaagse trainingen

in de dorpen, waarmee een certificaat kan worden behaald.”

NICE werkt hiervoor samen met scholen in die rurale gebieden

waar NICE workshops en presentaties geeft. Elke school heeft

een ‘naigreb’, een tussenpersoon die bemiddeld tussen de scho-

len en de centra.

Scholieren die graag willen leren werken met internet of

andere applicaties kunnen lessen volgen bij de NICE-centra.

Daarnaast hebben de centra een bioscoop om audiovisu-

ele lessen te geven en voor entertainment te zorgen. Recent

onderzoek onder de bezoekers van NICE toont aan dat zij erg

enthousiast zijn over de digitale mogelijkheden die de ICT-

centra van NICE hen bieden.

Zodra de ambitieuze leerlingen kunnen werken met internet

geeft NICE ze, in samenwerking met verschillende partneror-

ganisaties, ook de mogelijkheid om een eigen bedrijf op te rich-

ten door ze daarin te begeleiden. Door bedrijven op te richten

in de rurale gebieden zullen de levensomstandigheden verder

verbeteren.

111

Page 112: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Word ook buddy !www.buddynetwerk.nl of bel 070-3649500

Buddy Netwerk zet zich in voor mensen met een ernstige, chronische en/of levensbedreigende ziekte, zoals kanker, MS of Hart-en Vaatziekten. De impact van de ziekte op iemands sociale en emotionele leven is groot, soms te groot.Word nu buddy en vergroot de wereld van een ander en ook die van jezelf. Simpelweg door er eens per week een paar uur voor de ander te zijn.

Eindelijk echt lerenluisteren

Page 113: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

“Migratie naar de steden bestaat over het algemeen uit men-

sen die zoeken naar de zekerheid van een goede baan en verbe-

tering van hun levensstandaard, zoals betere scholen en betere

infrastructuur. Wanneer deze mensen, voornamelijk jongeren,

hier niet in slagen komen ze vaak terecht in het criminele cir-

cuit. Daarnaast lopen de rurale gebieden hierdoor verder leeg

en worden ze steeds minder aantrekkelijk. Daarom proberen

we de migratie naar de steden tegen te gaan”, aldus Cormac

Fortuin van The Swartland Development Foundation (TSDF).

TSDF is een initiatief dat is opgericht in 2007 in

Malmesbury, de grootste stad in Swartland. De stichting

combineert de twee best erkende rurale ontwikkelingsstra-

tegieën met elkaar, namelijk Local Economic Development

en Community Foundations. TSDF richt zich dus op zowel

economische ontwikkeling als op het creëren van sterke lokale

communities in de plattelandsgebieden van de regio.

Om een stop te zetten op de migratie van jongeren naar de

steden heeft TSDF projecten ontwikkeld waardoor het voor

jongeren aantrekkelijker is om in de dorpen te blijven. TSDF

gelooft erin dat ontwikkeling van vaardigheden een sterke en

langdurige impact heeft op jongeren en op de samenleving; je

geeft ze een hengel en geen vis.

Zo is er het Skills Development-project, bedoeld voor werklo-

zen die hiermee vaardigheden opdoen om bijvoorbeeld hui-

zen te kunnen bouwen in de regio. In 2009 hebben elf van de

twaalf mensen die aan het Skillsproject hebben meegedaan

werk gevonden en een van hen heeft haar eigen bedrijf opgezet.

Daarnaast is er een project Youth/Family Development: jon-

geren kunnen via dit project vaardigheden opdoen en inzicht

krijgen in hun familieomstandigheden, die een grote invloed

hebben op de ontwikkeling en het zelfbewustzijn van de jon-

geren. Ze leren omgaan met hun huidige situatie waardoor ze

minder de behoefte krijgen te vluchten naar de steden.

Naast deze twee projecten ontwikkelde TSDF met partner-

organisatie RED Door, een lokaal adviesorgaan van de over-

heid, zogenaamde ‘capacity building programs’ voor kleine en

middelgrote bedrijven om nieuwe en bestaande bedrijven in

de regio te ondersteunen. Goed lopende bedrijven zijn immers

goed voor de werkgelegenheid en de status van de regio.

Hudson McComb, projectmanager van TSDF meent dat “een

regionale ontwikkelingsorganisatie als TSDF in staat is om de

regio positiever neer te zetten en daardoor bij te dragen aan de

versterking van werkgelegenheid, toerisme en business deve-

lopment. Dat maakt de regio aantrekkelijker om te werken en te

wonen.”

Ter plekke stimuleren voorkomt migratieSwartland is een regio in Zuid-Afrika, die uit elf kleine steden bestaat met een inwonersaantal van circa 7,5 miljoen men-

sen. Swartland is een arme regio waar de overheid moeilijk grip krijgt op de talloze problemen, waaronder werkloosheid.

Door het gebrek aan werkgelegenheid kampt Swartland met een migratieprobleem naar de steden. Door deze leegloop blijft

ontwikkeling op het platteland uit waardoor nog meer mensen wegtrekken naar de steden.

Deze artikelen zijn geschreven in samenwerking met lokale reporters van Africa Interactive.

Wil je meer weten? www.africa-interactive.com en www.africanews.com 113

Page 114: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

E-motive stuurt volgens dit idee van omgekeerde ontwikke-

lingssamenwerking Nederlanders op stage in de ontwikkelings-

landen en laat trainers uit ontwikkelingslanden hierheen komen

om hun methode aan de Nederlandse organisaties te leren en

het project in Nederland op te zetten. Ook het Oasisproject

werd op deze manier ‘geïmporteerd’. Niet ieder project uit ont-

wikkelingslanden is echter geschikt voor Nederlandse bodem.

“Een project kan in een ontwikkelingsland nog zo succesvol

zijn, als er geen behoefte aan is in Nederland, is de uitwisse-

ling gedoemd te mislukken”, zegt Boersma. “Dan kun je wel

Nederlanders daarheen sturen, of een Afrikaan hierheen halen

om over zijn project te vertellen, maar dat vinden we dan niet

erg respectvol.”

Boersma denkt om die reden dat NairoBits en NICE zich

niet goed zouden lenen voor omgekeerde ontwikkelingssamen-

werking. “Deze projecten passen niet goed in de context van

Nederland. In Nederland is er al heel veel aanbod op het gebied

van ICT en ICT-educatie. Kinderen groeien op met de compu-

ter. Als ze er zelf geen hebben, dan gebruiken ze hem wel in de

klas. Er zijn veel cursussen en er is een groot aanbod van oplei-

dingen op vmbo-, mbo- en hbo-scholen.”

Toch ziet Boersma ook overeenkomsten in aanpak. “Bij het

project NairoBits zie je dat een stage jongeren soms veel verder

helpt dan een universitaire opleiding. Die aanpak zie je ook

steeds meer bij mbo-opleidingen, waar studenten op een leer-

werkplekken ervaring op kunnen doen, zodat ze een soepelere

overgang hebben naar werk.” Bij het NICE-project is Boersma

gecharmeerd van het idee om de bedrijfjes te laten bestieren-

door lokale ondernemers. “Ook voor plattelandsgebieden in

Leren van ontwikkelingslandenSociale problemen worden in ontwikkelingslanden soms op heel inventieve wij-

ze aangepakt. Wat vindt Carin Boersma van het idee om deze projecten ook in

Nederland uit te voeren? “Wij denken bij ontwikkelingslanden vaak alleen maar

aan oorlog en honger, maar we vergeten dat daar ook heel creatieve en goed geschool-

de mensen wonen”, zegt Boersma. Ze is programmaleider van E-motive, een afde-

ling van Oxfam Novib die organisaties in ontwikkelingslanden aan sociale projecten

in Nederland koppelt. “Waarom zou Nederland alleen kennis en geld naar ontwik-

kelingslanden sturen? Omgekeerd kunnen wij ook heel wat van hen leren.”

Het antwoord

114 QPQ | 3 • 2010

Page 115: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Nederland kunnen kleine bedrijfjes de lokale economie een

impuls geven. In Nederland zou je dit echter niet moeten zoe-

ken in de ICT-centra op zonne-energie.”

Het derde project, TSDF, is het meest geschikt voor omge-

keerde ontwikkelingssamenwerking, denkt Boersma. “Hier zie

ik meer overeenkomsten tussen Nederland en het ontwikke-

lingsland dan bij de andere projecten. Wellicht zou dit project

bijvoorbeeld kunnen worden toegepast in Limburg. We zouden

dan eerst op zoek gaan naar een Limburgse organisatie die

zich bezighoudt met werkloosheid onder jongeren, zoals een

gemeentelijk arbeidsbureau. Als dit soort organisaties willen

meewerken en meebetalen, gaat een kerngroepje werknemers

op stage naar het project. Eenmaal terug in Nederland moeten

zij bedenken hoe het project kan worden toegepast in Limburg.

Een ‘skills development’-programma is hier bijvoorbeeld heel

nuttig, maar niet als het bouwen van huizen betreft.”

Toch zet Boersma ook bij het derde project vraagtekens bij

het effect van de uitwisseling. “In Afrika is de situatie in die

dorpen heel ernstig, in Nederland valt het nog reuze mee.

Bovendien heeft een uitwisseling vooral kans van slagen wan-

neer een gelijkwaardige relatie ontstaat: de organisatie uit het

ontwikkelingsland moet de Nederlandse organisatie iets kun-

nen leren. In Nederland weten we bijvoorbeeld niet goed hoe

we moeten omgaan met voorlichting over SOA’s en AIDS in

de moslimgemeenschap. We weten niet goed hoe we dat vanuit

de Koran moeten benaderen. In Afrika hebben ze daarentegen

veel ervaring met AIDS en moslims. De Zuid-Afrikaanse orga-

nisatie Positive Muslims heeft in een handleiding en training

uitgewerkt hoe je dit probleem onder moslims bespreekbaar

kan maken. Een uitwisseling met Positieve Muslims was heel

succesvol: die handleiding is nu vertaald naar de Nederlandse

context.” ◆

115

Tekst: Catrien Spijkerman

Page 116: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

“Thanks for the coffee – it’s good”, I said.

My friend replied with a smile: “It’s orga-

nic, fair trade and my dad got it at the

Wereldwinkel.” We laughed at our mutual

discovery of how such a socially responsible

response is becoming more expectedly main-

stream these days.

I could easily paint a day-in-the-life scenario

chockfull with living examples of the choices

we have to ‘do good’: from sipping the orga-

nic fair trade coffee in the morning while I let

my just Eko-certified shampooed hair dry, to

a closet of Rimixed clothes to choose from -

or maybe the RMBLR t-shirt designed by the

local streetkids (yes, there are streetkids in

Amsterdam) -, to making a note on the back

of a saved teabag wrapper to pick up a new

LED light bulb because it will save me ninety

percent energy (even if I am already offset-

ting my energy use through my local green

energy provider). On my way to the Hub and a

meeting with someone with money to invest

in local development initiatives, I drop off

plastic waste in the new collection container

outside the Albert Heijn. Welcome to the life

of the determined socially conscious consu-

mer: the missionary and the merchant merrily

co-habitating my conscience.

Over the past five years, the options available

to make a difference locally and internatio-

nally through our own consumption habits

have grown tremendously. Commerce and

community no longer need to be at odds. In

fact, all around me I am witnessing an emer-

ging new economic practice – a generosity

economy – that is less about bartering and

more about bettering. Much of this is due

to a rapidly growing social enterprise field in

the Netherlands, where people are choosing

an entrepreneurial approach - and often also

a collaborative one - in response to pressing

social and environmental problems.

enterPrising city

Tatiana Glad is a social entrepreneur and sustainability

practitioner. She is a partner in two social enterprises,

Engage! InterAct in The Netherlands and Waterlution

in Canada, and is co-initiator of The Hubs Amsterdam

and Rotterdam. Passionate about how meaningful con-

versations can turn into meaningful action, Tatiana is

committed to offering what she can – and a little bit more

– towards a healthy and enterprising city.

www.the-hub.net | [email protected]

Tekst: Tatiana Glad

116 QPQ | 3 • 2010

Page 117: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

This morning I had a serendipitous meeting

with a woman who has been a city archivist for

many years – in the Netherlands and abroad. It

was fascinating to see the city – and the very

building we were sitting in – through her eyes.

She had the eyes of history continually in the

making. She spoke of Amsterdam as a port

city, a hub of traders from diverse parts of the

world – exchanging goods, information and

ideas. We talked of a city that developed itself

through enterprise. Of a city that now boasts

a high level of health, wealth and clean water,

yet has a density of people per square meter

that leaves people craving for escape where

the landscapes are wilder and the beer is che-

aper (often to the so-called same developing

countries that are the recipient of Dutch deve-

lopment aid).

Our exchange reminded me of Geert Mak’s

description of a new Amsterdam emerging in

the late 1500s that was discovering “the pur-

suit of wealth in combination with a new con-

ception of liberty”. And I wondered, might we

with this growing movement of social enter-

prising today be in pursuit of liberty in combi-

nation with a new conception of wealth? ◆

The options available to make a difference have grown tremendously. Commerce and community no longer need to be at odds.

COLUMN

117

Page 118: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Tekst: Jolanda Breur | Fotografie: Isabel Nabuurs

Duurzaamheid zit bij studenten ingebakken

QPQ koppelde sociaal ondernemers aan reclamestudenten van de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Samen zochten ze naar vormen van duurzaam communiceren. In de vorige editie van QPQ kon je lezen hoe de eerste teams aan de slag gingen voor i-did, een modelabel dat kleding ambachtelijk laat maken door allochtone en bejaarde vrouwen. Het tweede project leverde een ludieke campagne op om getalenteerde studenten aan mooie afstudeeropdrachten te helpen.

studenten en ondernemer gaan voor eigen kracht en kansen

118 QPQ | 3 • 2010

Page 119: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

DUURZAME COMMUNICATIE

Duurzaamheid is al ingebakken bij veel stagiairs. Wanneer het betekenis heeft voor de jongeren, zijn ze niet bang om door te zetten.

119

Page 120: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

“Je wilt niet voor gek staan bij de klant, ook als student heb je

verantwoordelijkheid.” Mark Hoekman (24) studeert reclame

aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam en bedacht

met medestudent Max van den Berg (25) een concept voor

Feature Foundation. Dit bedrijf matcht non-profitorganisa-

ties en bedrijven met Hbo-studenten die klaar zijn voor een

afstudeeropdracht. Opdrachtgevers, studenten en docenten

reageerden positief op een eerste proefperiode van dit project,

Feature Talent. Het bedrijf wilde dat enthousiasme laten zien

in een campagne gericht op hun doelgroepen, met de student

als middelpunt. De opdracht was om een print voor een maga-

zine te maken en een aanpassing van de website. “Rickert Pos,

de directeur, dacht als een echte klant”, zegt Hoekman. “Hij

moest rekening houden met zijn budget en wij probeerden ons

concept te verkopen, het echte werk!”

Hoekman en zijn partner bedachten een tool waarmee stu-

denten hun stageverslagen kunnen uploaden op de website

van Feature. Daarnaast ontwierpen ze een poster met de tekst

‘Talent laat je zien’.

“Duurzaam? Door hun studenten continue bij te staan zorgt

Feature aan vier kanten voor een winsituatie”, zegt Hoekman.

“De student wordt er beter van, en ook de opdrachtgever, de

school en Feature zelf. Bedrijven groeien uit tot betere stage-

plekken, dat is ook duurzaamheid.” Van den Berg: “Het duur-

zame kledingmerk i-did, waar de andere teams concepten voor

bedachten, werkt met een tastbaar product. Bij Feature gaat

het om dienstverlening. Dan ligt het zwaartepunt bij groeps-

communicatie. We hebben er iedere vrijdag bij La Place over

gebrainstormd. Dat gaf een extra drive om hard te werken.”

De campagne heeft als thema ‘Stel je voor’. Dat doe je bij je opdrachtgever, maar kun je ook vertalen naar de ambitie en dromen van de student.

120 QPQ | 3 • 2010

Page 121: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Betaalbare ingreep

Ook het tweede team dat voor Feature aan de slag ging, had

een kleine restyling van de website voor ogen. “We keken goed

naar wat Feature wilde communiceren en wat het bedrijf zowel

de student als de stageplek te bieden heeft, met de student cen-

traal”, vertelt Quintus Galenkamp (24). “We bedachten hoe we

de visie van Feature - ambitie, kansen en dromen van studen-

ten - creatief vorm konden geven.” Hij en Nawid Serayesh (27)

creëerden studentprofielen binnen de structuur van de bestaan-

de website. “Als je werkt met een klein budget is deze ingreep

betaalbaar”, zegt Serayesh. “Dan moet je bijvoorbeeld niet met

het idee aankomen om dure luchtopnamen te laten maken voor

de website of het printmateriaal.” Van Galenkamp vult aan: “In

die zin is ons concept duurzaam.” Daarnaast wil het tweetal

een camerateam een dagje mee te laten lopen met de afstude-

rende studenten. “Na het uploaden van de filmpjes op de site

kunnen Feature, opdrachtgevers en bezoekers zien waar de

stagiairs mee bezig zijn”, vertelt Serayesh. “Een digitaal visite-

kaartje.”

De printcampagne heeft als thema ‘Stel je voor’. Je stelt je

voor bij de opdrachtgever, volgens het team, maar je kunt het

ook vertalen naar de ambitie en dromen van de student. De

twee ontwierpen een beeld van een student die zichzelf met uit-

gestoken hand voorstelt aan zichzelf in de toekomst. Serayesh:

“Het is spannend als dit niet bij een idee blijft. Ik ben benieuwd

of het echt werkt.”

Duurzaamheid ingebakken

En het blijft niet bij een idee, want Feature-directeur Rickert

Pos was ervan onder de indruk. “Erg leuk, een jongen en een

meisje stellen zich in studentenkloffie voor aan een versie van

zichzelf over vijf jaar als young professional. Daaronder staat:

stel je voor. Het gaat erom dat je er op uit moet om jezelf voor

te stellen, maar ook dat je je kunt voorstellen wat er gebeurt als

je weet wat je wilt en kansen pakt.” Pos vond reclamefotograaf

Oscar Seykens bereid in zijn studio de fotoshoot te doen. “Ze

hadden een duidelijk beeld voor ogen en Quintus gedroeg zich

tijdens de shoot als een heuse art-director. Hij overlegde met

ons en de fotograaf en gaf aan wat hij nodig had aan

121

Page 122: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman
Page 123: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

kleding en visagie, hartstikke leuk. Het zijn serieuze studen-

ten, verantwoordelijk en goed bij de tijd.” Pos bestudeerde de

concepten van beide teams en voelde minder voor het printi-

dee van Hoekman en Van den Berg. “Zij hadden als uitgangs-

punt dat studenten bang zijn voor een slechte stage en wilden

daar tegenwicht aan bieden: Je kunt de pech van een slechte

stage riskeren of naar Feature Talent gaan. Wij zochten juist

een positieve benadering en denken dat ambitieuze studenten

gewoon uitgaan van hun eigen kracht en zelf kansen zoeken.

Ze willen afstudeeropdrachten die bij hun studie passen.”

Beide teams hielden de aanpassingen aan de website simpel en

koppelden de inhoud aan de studenten. “Het is informatie van

de student over zijn opdracht en niet een bijdrage van hem aan

ons project”, vertelt Pos.

Wanneer Feature Talent studenten heeft ondergebracht bij

een opdrachtgever blijft de bemiddelaar een klankbord voor

de studenten. “Als ze vragen hebben of vastlopen, zijn we er,

en ons netwerk staat voor ze open. We kunnen hen in contact

brengen met bedrijven als ze bijvoorbeeld interviews moeten

afnemen. Van school uit krijgen ze die ingangen meestal niet.

Stagebegeleiders komen één of twee keer kijken met het verslag

van de student onder de arm en hebben vaak geen tijd om op

de inhoud in te gaan.”

Feature, dat zelf ook studenten aan het werk heeft, ziet aan de

bedrijfsadviesrapporten dat duurzaamheid al ingebakken zit bij

veel stagiairs. Pos: “Ook als de opdrachtgever er niet aan denkt.

Wanneer het betekenis heeft voor de jongeren, zijn ze niet bang

om door te zetten. Op ons kantoor merken we het soms aan

kleine dingen, zoals de suggestie van een student om een letter-

type op de computer te installeren dat minder inkt gebruikt. Je

ziet het ook op banenbeurzen. Ze laten zich niet meer verleiden

door spelletjes en stressballetjes van potentiële werkgevers. Het

gaat ze om de ervaring.” ◆

123

De directeur van Feature dacht als een echte klant. “Hij moest

rekening houden met

zijn budget en wij probeerden ons concept te verkopen, het echte werk!”

Page 124: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Het verhaal van de 21e eeuwWe staan op de grens van een nieuw tijdperk. Een tijdperk waarin niet de rede en logica de boventoon voeren, maar gevoel en intuïtie. Dit stelt trendanalist Josephine Green. “Een grote verandering in ons denken is onafwendbaar.”

124 QPQ | 3 • 2010

Tekst: Lilian Roos

Page 125: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Wereldwijde sociale ongelijkheid, klimaatproblemen, de finan-

ciële crisis: het zijn signalen dat grote veranderingen noodzake-

lijk zijn. “De wereld zoals die in de 20e eeuw functioneerde zal

veranderen”, stelt trendanalist Josephine Green. “We kunnen

niet vasthouden aan massaproductie en massaconsumptie, en

aan het idee dat aandeelhouderswaarde leidend is. Als we dat

doen, betekent dat het einde.”

Alleen groen ondernemen en groene technologie zal ons niet

redden, meent Green. Een grote omwenteling is noodzakelijk.

De denkbeelden van de afgelopen decennia passen niet meer.

De 21e eeuw is in haar ogen een sociale eeuw. Het gaat nu om

het gezamenlijk aanpakken van sociale problemen, zoals de

vergrijzing, de kwaliteit van het onderwijs, de gezondheidszorg

en het tekort aan voedsel en water. Het is tijd voor een nieuwe

manier van denken en handelen.

Wat verandert er in ons denken?

“Door het vrijemarktkapitalisme zijn onze schulden zo

hoog, dat we moeten snijden in allerlei sociale voorzieningen.

Hierdoor groeit het besef dat er iets goed mis is. Het gemiddel-

de netto inkomen in de westerse wereld is nog nooit zo hoog

geweest. Toch is er een toename van stressgerelateerde psychi-

sche problemen. ‘Meer is beter’ geldt dus niet meer. Zingeving

wordt steeds belangrijker voor mensen.

Bovendien gaan we naar een toekomst met meer chaos en

complexiteit. Bij de 20e eeuw hoorde een lineaire manier van

125

Josephine Green

Josephine Green werd in 1947 geboren in Birmingham en

studeerde politiek en geschiedenis aan de Warwick University.

Vanaf 1970 werkte ze als geschiedenisleraar en deed ze jonge-

renwerk in de Londense wijk Covent Garden. In 1977 vertrok ze

naar Italië, waar ze twintig jaar woonde en voor diverse bedrij-

ven werkte. De overstap naar trendresearch maakte ze in 1995.

In 1997 verhuisde ze naar Nederland en trad ze in dienst bij

Philips Design als Senior director of trends and strategy, waar ze

tot eind vorig jaar werkte. Inmiddels woont ze weer in Engeland.

Page 126: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Duurzaamheid en sociale innovatie zijn niet comfortabel.

Het gaat om radicale veranderingen. Mensen willen

dat de dingen zo blijven als ze zijn, want dat is wat we

kennen. Het onbekende is eng.

denken, waarin we alles wilden verklaren, via logische rederin-

gen op basis van oorzaak en gevolg. Vanuit dit lineaire systeem

gaan we nu naar een systeem waarin alles met elkaar verbonden

is. In de 20e eeuw wilden we de controle houden via een strak-

ke hiërarchie, georganiseerd als een piramide. Deze piramide

wordt langzaamaan platter. We gaan naar een wereld met een

pannenkoekstructuur.”

Hoe ziet deze ‘pannenkoek’ er uit?

“Van een ‘top-down structuur’, met leiders aan de top, gaan

we nu naar een ronde, platte structuur. In het nieuwe tijdperk

wordt strategie en beleid niet enkel geformuleerd in de top,

maar ook door gewone mensen. Niet alleen bedrijven, maar de

maatschappij in zijn geheel wordt op die manier platter georga-

niseerd.

De huidige westerse cultuur is gericht op competitie, op win-

naars en verliezers, en op individualisme. Deze waarden passen

niet meer binnen het nieuwe tijdperk. Nieuwe technologieën

bieden mogelijkheden voor verbinding tussen mensen. Door de

globalisering is het niet meer mogelijk om je enkel te richten op

je eigen land. De verouderde waarden vormen nu een bedrei-

ging, want ze leiden tot conflicten. Daarom zijn nieuwe waar-

den nodig, waarbij deze complexiteit wordt omarmd.

We zullen steeds meer uitgaan van samenwerking en het slui-

ten van compromissen. Andere gereedschappen, zoals onze

intuïtie en creativiteit, worden ingezet om de wereld te begrij-

pen. Duurzaamheid en sociale innovatie worden belangrijker.

Er wordt meer gekeken naar het persoonlijke, collectieve en

spirituele.”

Bijna een jaar geleden nam Green afscheid bij Philips Design,

waar ze sinds 1997 werkte als Senior director of trends and

strategy. Het ging slecht met de gezondheid van haar ouders.

Vanuit Nederland reisde ze steeds op en neer naar Engeland, en

dat viel haar zwaar. Bovendien zou ze toch bijna met pensioen

gaan. Na 33 jaar in Italië en Nederland te hebben gewoond,

keerde ze daarom terug naar haar geboorteland.

Sinds haar terugkeer naar Engeland is haar werk niet gestopt.

Ze is een veelgevraagde spreker op congressen, ze adviseert en

ze zit in diverse besturen. Ook wil ze de tijd en ruimte nemen

voor haar persoonlijke zoektocht. Green: “Ik heb een sterk

gevoel dat er om ons heen een mysterie is. Er is zo veel in de

wereld dat we niet weten. Ik hoef niet alle antwoorden te vin-

den, maar er is iets met persoonlijke en kosmische energie. Ik

wil mezelf de tijd geven dat uit zoeken.”

126 QPQ | 3 • 2010

Page 127: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Volgens Josephine Green is een bedrijf dat meegaat met de tijd niet hië-

rarchisch georganiseerd als een piramide, maar zo plat als een pannenkoek.

Wat betekent dit in de praktijk? Dialogues, een dochteronderneming van ABN

AMRO, experimenteert met deze ‘pannenkoekstructuur’. Innovatie, onder-

nemerschap en duurzaamheid zijn de uitgangspunten van dit platform.

Verschillende projecten en organisaties zijn er gehuisvest, zoals Associates,

een bemiddelingsbureau voor hoogopgeleide zzp’ers en Familiekompas,

om gezinnen te ontstressen. Dit soort initiatieven komen uit de Dialogues

Incubator, de denktank van Dialogues.

“Het is bijzonder dat wij binnen een grote bank een platte organisatiestruc-

tuur hebben”, stelt Chief inspiration officer Jaspar Roos. “Bij ons op de werk-

vloer is het verschil tussen een manager, freelancer of stagiaire niet te zien.

Het gaat bij ons niet om status, maar om samenwerking.” Hij beschrijft vier

voorbeelden van hoe de platte structuur zich binnen Dialogues uit:

Leiderschap

“We geven medewerkers alle vrijheid. Er zijn geen strakke werktijden. De

resultaten toetsen wij, maar inhoudelijk weten zij meer over een project. Als

zij een andere kant op willen, hebben ze ons vertrouwen. Een statusgerichte

leidinggevende zal het gevoel hebben de controle te verliezen en vervolgens

op de rem trappen. Dat demotiveert medewerkers en de creativiteit slaat

daarmee dood. Juist door los te laten heb je uiteindelijk meer controle. Niet

iedereen kan daarmee omgaan, maar dit filtert zich vaak vanzelf uit. Wie niet

binnen onze organisatie past, voelt zich er ook niet thuis.”

Ruimte voor deeltijd

“Veel medewerkers van Dialogues werken in deeltijd, omdat ze er andere

werkzaamheden naast hebben. Zelf heb ik twee bedrijfjes en mijn manager

is deeltijd hoogleraar. Pasgeleden is een van onze medewerkers als voetbal-

makelaar aan de slag gegaan. Ik heb hem in de zomer twee weken extra vrij

gegeven. Zou ik hem die ruimte niet geven, dan zou ik een goede medewerker

kwijt zijn. Een eigen bedrijf opzetten leert mensen meer dan een opleiding of

cursus. Ze blijven hierdoor scherp en geïnspireerd.”

Samenwerkingen

“Er is veel ruimte voor humor en we zijn ons bewust van onze beperkingen.

Samenwerken is belangrijk, omdat we niet alles zelf kunnen. We werken veel

met freelancers, besteden vaak zaken uit en zetten projecten op met partners

waarmee we de winst delen. Dit komt het uiteindelijke resultaat ten goede.”

Geen winnaars

“Het gaat er bij ons niet om dat de een beter is dan de ander. Het willen win-

nen ten koste van een collega straffen we af, want het gaat om het gezamen-

lijke resultaat. Ook is er ruimte om fouten te maken. Soms blijkt een venture

niet levensvatbaar. Dat hoort bij ondernemen. Als je op je bek mag gaan, is er

meer durf en creativiteit.”

Dochter van ABN AMRO experimenteert met ‘pannenkoekstructuur’

Wanneer ontstond deze spirituele zoektocht?

“Sinds de afgelopen twintig jaar ben ik daarmee bezig - soms

wat meer en soms wat minder. Binnen de bedrijven waarvoor

ik werkte zag ik een ontwikkeling naar meer verbintenis. Ik

besloot dat ik niet alleen trends wilde bekijken, maar dat ik ook

een standpunt wilde innemen. Collega trendanalisten proberen

juist objectief te zijn, terwijl ik openlijk een standpunt inneem.

We moeten van kritisch denken over naar kritische acties.

Misschien is mijn werk sowieso dus wel spiritueel en zit er een

spiritueel doel achter de boodschap die ik breng.”

Zijn er niet veel mensen die cynisch reageren op uw

verhaal?

“Een omslag in denken is lastig, daar ben ik me van bewust.

We groeien op met een wereldbeeld en geloven dat dit het

wereldbeeld voor altijd is - of het nou is ingegeven door een

god, de wetenschap of door iemand aan de top van de pira-

mide. Maar het is slechts een zeepbel, een verklaring voor dat

moment over wie we zijn. Alles verandert, ook wereldbeelden.

Bovendien speelt angst een rol. Duurzaamheid en sociale

innovatie zijn niet comfortabel. Het gaat om radicale verande-

ringen. Mensen willen dat de dingen zo blijven als ze zijn, want

dat is wat we kennen. Het onbekende is eng. Daarnaast is er een

aantal krachten, die er belang bij hebben om het oude wereld-

beeld in stand te houden. De winnaars in de piramidewereld

zijn niet per definitie de winnaars in de pannenkoekwereld.

Maar of mensen het nu willen of niet, de situatie verandert.”

Een van de grote problemen van deze tijd is, volgens Green,

onze manier van produceren. Die is te massaal geworden.

Green: “Producten worden verscheept over de hele wereld.

Productieprocessen hebben geen menselijk formaat meer, zodat

127

Page 128: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Kijk op www.prinsesbeatrixfonds.nl/busje of bel 070-3607607.

Wie gaat met mij buurten?

Word collectant en help mensen met een spierziekte.

Giro969

Page 129: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

we ze als consument niet kunnen bevatten. Wie beseft hoeveel

energie ons eten heeft gekost? Achter de producten op onze

eettafel en in onze kledingkast zit een lang verhaal, en een deel

van dat verhaal is niet zuiver. Daar staan steeds meer mensen

bij stil. We moeten ons afvragen of het zinvol is om een T-shirt

van twee euro te produceren.”

Maar wil de consument niet gewoon weinig voor een T-

shirt betalen?

“De consumentenmaatschappij heeft ons het idee gegeven dat

we alles kunnen krijgen wat we willen: de klant is koning. Maar

het bewustzijn groeit dat dit ten koste gaat van andere mensen

en van de planeet. Het woord ‘consument’ hoort bij het vorige

tijdperk, omdat een consument passief is. In het nieuwe tijd-

perk doet en denkt iedereen mee. Iedereen is prins, er is geen

koning meer.”

Wat is de rol van sociaal ondernemers?

“Sociaal ondernemers zijn belangrijke aandrijvers van sociale

innovatie. Ook sluiten zij aan bij de nieuwe manier van denken:

samen je toekomst maken, niet vóór mensen, maar samen mét

gewone mensen. Daarbij accepteren sociaal ondernemers dat

rendementen niet meer zo hoog zullen zijn als vroeger. Ze halen

ook voldoening uit andere soorten resultaten.”

Al op jonge leeftijd werd Green geconfronteerd met botsende

denkbeelden. Haar vader was een echte Engelsman, met een

grote liefde voor zijn land, terwijl haar Italiaanse moeder erg

idealistisch was, met een sterk gevoel voor sociale rechtvaar-

digheid. Green: “Ik heb nooit geaccepteerd dat er maar één

manier is om de wereld te interpreteren. Doordat ik met mijn

achtergrond geworteld ben in twee culturen, kan ik de dingen

door verschillende ogen zien.”

Haar creatieve en emotionele kanten kwamen vooral in Italië

naar boven, waar ze vanaf 1977 woonde. “Het land heeft meer

passie en levendigheid in zich dan Engeland.” Ze werkte er voor

diverse bedrijven, totdat ze werd aangereden door een vracht-

wagen. Haar herstel duurde een jaar. “Ik voelde me bevoor-

recht dat ik het ongeluk had overleefd, dat ik een tweede kans

kreeg. Die ervaring zette me aan het denken. Ik besefte dat ik

somber werd van de gedachte dat ik alleen geloofde in wat ik

zag en kon aanraken.”

Na haar herstel ging ze aan de slag als trendanalist en via een

Tips voor een ‘pannenkoekbedrijf’

Hoe kunnen organisaties de voorwaarden scheppen voor de overgang

van een piramidestructuur naar een pannenkoek? Josephine Green

geeft drie tips:

1) “Er is moed voor nodig om niet winst maar innovatie voorop te stel-

len. Bedrijven moeten zwaar investeren in visie en missie. Medewerkers

willen een doelgerichte visie, iets dat zin geeft, waarvoor ze ’s ochtends

hun bed uit komen.”

2) “Binnen bedrijven moet ruimte zijn voor investeringen voor de lange

termijn, zodat het mogelijk is om te experimenteren, te creëren en te

innoveren.”

3) “Het is belangrijk om stappen te zetten om de organisatie te decen-

traliseren. Verdeel de macht en verantwoordelijkheid door het hele

systeem. Herken en mobiliseer mensen die willen veranderen binnen de

organisatie.”

Er is een andere energie nodig.

Steeds meer onderzoek bewijst

dat mensen gelukkig worden van een

goed leven, waarin ze iets bijdragen,

iets betekenen voor anderen.

129

Page 130: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

opdracht kwam ze in aanraking met Philips Design, waar ze

in 1997 in dienst trad. Green: “Het was op een moment dat ze

zochten naar een meer menselijk perspectief, niet meer alleen

gericht op technologie. Ze wilden mij hebben vanwege mijn pas-

sie en emotie.”

“Ik ben van nature optimistisch. Ik geloof dat het onze

morele plicht is om optimistisch te zijn. Er is veel scepsis en

cynisme in de wereld. Dat betekent stilstand, het brengt ons

nergens. Een negatieve houding gaat vooruitgang tegen. Er is

een andere energie nodig. Met de juiste energie gaan we voor-

uit. Steeds meer onderzoek bewijst dat mensen gelukkig wor-

den van een goed leven, waarin ze iets bijdragen, iets beteke-

nen voor anderen.”

Wat staat er nu te gebeuren?

“Leiders van grote bedrijven moeten samenkomen en hun

krachten bundelen om de regels van het spel te herschrijven. Ze

moeten het belang van hoog rendement voor aandeelhouders

verminderen. Op laag niveau kunnen medewerkers netwerken

smeden die de pannenkoekstructuur van onderop bewerkstel-

ligen

We hebben nieuwe manieren van produceren nodig en nieuwe

economische modellen. Om te bepalen wat vooruitgang en

welzijn is, moeten we verder kijken dan het bruto binnenlands

product. Momenteel wordt er onderzoek gedaan (onder andere

door de OECD) naar een holistischer model om vooruitgang en

welzijn te meten. We gaan richting nieuwe manieren van leven

en produceren.

Een omslag in denken is lastig. We groeien op met een wereldbeeld en geloven dat dit het voor altijd is. Maar het is slechts een zeepbel, een verklaring voor dat moment over wie we zijn. Alles verandert, ook wereldbeelden.

130 QPQ | 3 • 2010

Page 131: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Het is niet voor het eerst in de geschiedenis dat ons wereldbeeld drastisch verandert. Neem

de industriële revolutie begin van de 19e eeuw. Door technische uitvindingen, waaronder de

stoommachine, ontstonden nieuwe productiemethoden. Ambachtelijke bedrijven maakten

langzaamaan plaats voor grootschalige industrieën met massaproductie. Hierdoor veranderde

de samenleving zodanig, dat er nieuwe behoeftes ontstonden.

Als antwoord kwamen scholen om arbeiders op te leiden, bibliotheken om de vraag naar meer

informatie aan te kunnen, banken om te sparen en arbeiderswijken om de werknemers te huis-

vesten. Bij deze geïndustrialiseerde samenleving paste een hiërarchische ‘top-down structuur’,

met strakke leiders aan de top.

Ook nu, aan het begin van de 21ste eeuw, zijn we volgens trendanalist Josephine Green op zoek

naar een nieuw evenwicht tussen mens, techniek en samenleving. Door onder meer nieuwe

technologie en de globalisering is de wereld complexer. Opnieuw zijn er andere behoeftes ont-

staan. Sociale problemen vragen nu om sociale oplossingen. De oude oplossingen, de strak-

ke hiërarchie en controle, werken niet meer. Sociale innovatie is nu belangrijk, volgens Green.

Moderne bedrijven richten zich niet op de consument, maar op sociale oplossingen.

Sociale media maken tegenwoordig van iedereen producent. Iedereen kan meeschrijven op

Wikipedia, filmpjes plaatsen op youTube of een weblog bijhouden. En de grote meerderheid is

actief op sociale netwerken als Twitter, Facebook of LinkedIn. Deze ontwikkelingen geven men-

sen meer invloed om mee te denken op alle niveaus. Mede hierdoor kan de wereld platter, min-

der hiërarchisch, worden georganiseerd.

Infosamenleving vraagt om nieuw evenwicht

Nieuwe technologieën bieden nieuwe mogelijkheden. Via

digitale netwerken kunnen kleine bedrijven op grote schaal

samenwerken. Deze kleine bedrijven zijn geworteld in de lokale

realiteit, waardoor lokale economieën en samenlevingen ster-

ker worden. Het gaat uiteindelijk om een diepere kwaliteit van

leven. Hoe richten we onze samenleving zo in dat er weer rele-

vantie ontstaat, zonder dat we onze planeet verwoesten? De

mens is niet het middelpunt van de wereld, maar we maken

deel uit van deze wereld.”

Hoe lang duurt het voordat we in de

‘nieuwe wereld’ leven?

“Ik heb geen idee, maar ik weet dat het komt. Het komt op het

moment dat steeds meer mensen beseffen dat oude denkbeel-

den niet meer werken. Het alternatief is ondenkbaar. Als we

doorgaan op deze weg, zullen in de toekomst een paar men-

sen heel veel hebben en heel veel mensen niks. Ook voor onze

planeet zou het rampzalig zijn. Dat besef groeit. Er zijn steeds

meer mensen die willen veranderen. Neem bijvoorbeeld de

generatie Y, de twintigers: zij willen niet opgesloten worden in

een piramidesysteem. Als mensen van onderaf initiatief nemen,

meer vrijheid voor creativiteit opeisen, en er komen aan de top

moedige leiders met een visie, dan ontstaat het nieuwe tijd-

perk.” ◆

131

Page 132: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Wie zorgt er straks voor Pietje?

Nadenken over straks, als u er niet meer bent, is moeilijk. Emotioneel. Mede omdat

er zoveel geregeld moet worden. De ervaren medewerkers van het Leger des Heils

staan u hierbij graag terzijde. Met praktische tips over uw nalatenschap en hulp bij het

vastleggen van uw wensen. Maar ook met een goed gesprek over uw zorgen, uw twijfels,

eventueel uw geloofsvragen. Dat is vaak een hele opluchting. Wilt u hier meer over weten?

Bel dan naar 036 - 539 81 62 of ga naar de website www.wiezorgterstraksvoorpietje.nl

Page 133: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

133

Carolien Kernkamp (49) is oprichter/directeur van netwerkorganisatie Just Strategies. Ze initieert en/of begeleidt in opdracht MVO-projecten bij bedrijven en maatschappelijke organisaties. Soms als coach, soms als adviseur, regisseur of ondernemer.

“Ik hoef er niet rijk van te worden. Mijn idealen vind ik belangrijker”

“Een eerlijkere en duurzamere wereld, dat is mijn doel. Ik werk alleen

aan opdrachten die daaraan bijdragen. De rest vind ik tijdverspilling.

Eerder werkte ik onder meer als advocaat, reorganisatie manager en

human resource directeur. In mijn laatste baan was ik strategieadviseur

en interim manager. Een succesvolle carrière, maar ik vond mezelf in het

licht van de grote wereldproblemen niet zo nuttig. Gaandeweg groeide

het gevoel dat ik me meer met zaken bezig wilde houden waar ik me ook

privé druk over maakte: milieuvervuiling, mensenrechten en armoede.

Business as usual interesseerde me steeds minder: het vaak eenzijdige

streven naar grotere omzet en hogere winst - zonder oog voor de impact

op mens, maatschappij of milieu, laat staan het besef dat je als bedrijf

ook onderdeel van de oplossing kan zijn. Daar knapte ik steeds meer op

af. De geëngageerde burger die ik in mijn vrije tijd was, kon ik niet meer

verenigen met mijn professionele bestaan. Toen ik me dat realiseerde,

besloot ik voor mezelf te beginnen. Dat was in 2001.In eerste instantie

werkte ik alleen in opdracht en met marktconforme tarieven. Maar daar-

mee maakte ik mezelf onbereikbaar voor (maatschappelijke) organisaties

waar ik wel graag voor en mee wilde werken. Daarom initieer ik nu meer

projecten en werk ik vaker pro deo of tegen gereduceerd tarief. Ik hoef er

niet rijk van te worden. Mijn idealen vind ik belangrijker.” ◆

Wil jij ook je verhaal vertellen? Mail naar: [email protected]

Tekst: Eva Prins | Fotografie: Frank Groeliken

133

180º

Page 134: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

kooP niets!Vroeger, toen duurzaam nog niet bestond, moest alles meer. Meer geld, meer spullen en vooral nieuw kopen. Nu gaan we voor ‘groen’, dus voor minder. Wie ‘groen’ wil doen, koopt, vliegt, rijdt, en baddert minder. Moeilijk? Nee! Geen uren meer op pad om het perfecte jurkje te vinden, geen ellenlange vergelijkingen tussen LCD en plasma televisies, en nooit meer sjouwen met propvolle koffers op hectische luchthavens. Pimp je oude kleren tot ‘vintage’, lees de boeken die je kocht maar nooit aan toe kwam en zet de tent op in de tuin. Wie eenmaal begint met consuminderen, wil niet anders meer. “Het verrijkt je leven.”

Nu nog voordeliger

Tekst: Eva Prins | Fotografie: Frank Groeliken

134 QPQ | 3 • 2010

De verwarming hoog? Je kan ook een extra trui aan doen.

Nieuwe jurk? Tweedehands kan net zo mooi zijn. Met het vlieg-

tuig op vakantie? Op de fiets is nog gezond ook. Voor Pauline

Brantjes (60) is deze ‘eenvoudige’ levensstijl al jarenlang van-

zelfsprekend. “Ik ga in principe zo weinig mogelijk naar de

winkel”, zegt ze. “Groenten haal ik voor een groot deel uit

mijn eigen moestuin en ik ben creatief in hergebruik.” Door

af te zien van (overbodige) luxe goederen en gewoonten, wil

Brantjes de al zo overbelaste aarde sparen. “Overconsumptie

is een belangrijke factor bij de vernietiging van de aarde.

Consuminderen is voor mij dan ook de ultieme manier om goed

met het milieu om te gaan.”

Hip

Pauline is een pionier van een groeiende groep consuminder-

aars. Dikwijls is geld besparen - al dan niet noodgedwongen -

de eerste drijfveer, maar steeds vaker wordt consuminderen ook

ingegeven door idealisme: het is beter voor mens en milieu.

“Consuminderen is vaak een onderdeel van een bredere

‘bewuste leefstijl’ waarin duurzaamheid, biologisch en fair

trade belangrijke onderdelen zijn”, zegt Heleen van der Sanden.

Zij is uitgever van Genoeg, het tijdschrift voor en over con-

suminderaars. Consuminderen staat dan ook niet alleen voor

‘minder’, maar ook voor anders: beter, eerlijker, duurzamer.

Kwaliteit in plaats van kwantiteit. In Europa zouden er al meer

dan twaalf miljoen vrijwillige ‘downshifters’ zijn: mensen die

hun geluk niet zoeken in meer geld of meer spullen, maar juist

in meer rust, ruimte en tijd. Hun motto: ‘Meer met minder’.

Het heeft volgens Van der Sanden dan ook al lang niet

meer dat ‘geitenwollensokkenimago’ dat er lang aan kleefde.

Integendeel: het wordt weer hip. Zo zijn het de laatste jaren

vooral jonge vrouwen die aan de wieg staan van ‘ludieke’ duur-

zame initiatieven als Little Green Dress, dat kledingruilfeest-

jes organiseert en het Repair Café in Amsterdam, waar je, met

hulp, je kapotte huisraad en kleding kan repareren. Van der

Sanden: “We gaan weer repareren, breien, naaien, kippen hou-

den, tuinieren en zelf - vegetarisch en biologisch - koken.”

Low Impact Man

Half serieus, half ludiek was ook de actie van de Vlaamse

Steven Vromman (50). Hij wilde bewijzen dat je ook goed kan

leven met een ecologische voetafdruk (zie kader) van 1,6 en

doopte zichzelf voor de duur van een jaar tot Low Impact Man.

Hij pakte het drastisch aan: Een groot deel van de elektrische

apparaten als waterkoker, stofzuiger, magnetron en strijkbout

deed hij de deur uit, afwassen, douchen en kleren wassen deed

hij met – verwarmd – regenwater en koken (zonder vlees en vis

en met enkel producten van de lokale boerenmarkt) in een zelf-

gemaakte hooikist (een met hooi geïsoleerde kist waar een ver-

hitte pan heet in blijft en zo het eten gaart). De krant las hij in

de bieb en hij verplaatste zich alleen nog lopend, fietsend of met

het openbaar vervoer.

Vromman slaagde in zijn missie en hield deze leefwijze ook

na het experiment grotendeels vol (zijn voetafdruk schommelt

Page 135: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

135

Uit onderzoek blijkt dat consuminderen het leven verrijkt,

relaties verdiept, mensen brengt bij wat ze echt belangrijk

vinden. Ze ervaren hun ‘nieuwe leven’ als rustiger en zinvoller.

nu rond de 2). Maar ondanks dat hij het makkelijker vond dan

gedacht, realiseert hij zich dat zo ‘extreem’ voor de meeste

mensen niet is weggelegd. Toch kan iedereen volgens hem zijn

of haar voetafdruk ‘makkelijk’ met tien tot twintig procent ver-

kleinen. De belangrijkste maatregelen daarvoor: minder vliegen

en auto rijden, minder vlees eten en je huis isoleren. Tientallen

andere tips beschrijft hij in zijn boek: ‘Low Impact Man.

Praktische tips voor een ecologisch leven van wieg tot graf’.

Rustiger

Handig, want ‘leven met minder’ klinkt misschien wel

goed voor je geweten en portemonnee, maar is ook moeilijk.

”Offers?”, Pauline Brantjes valt even stil. “In het begin voelde

het misschien wel zo. Ik hou namelijk ook van mooie kleren en

spullen. Maar op een gegeven moment gaat het vanzelf.” Wat

overigens niet wil zeggen, dat ze nooit meer voor verleiding

zwicht. “Zo heel strikt ben ik niet hoor”, zegt ze. “Ik draag bij-

voorbeeld wel katoen, terwijl ik weet dat de katoenteelt een hele

grote vervuiler is. Maar ik koop het dan wel zo veel mogelijk

tweedehands.”

“Om te kunnen matigen, moet je sterk in je schoenen staan”,

zegt consuminderexpert Jeanine Schreurs. Dat geldt volgens

haar vooral voor mensen die er vrijwillig voor kiezen. Zij stellen

immers de norm van ‘meer, meer, meer’ ter discussie en krijgen

daarom vaak kritische reacties uit hun omgeving.

Maar wie doorzet, wil daarna vaak niet meer anders, consta-

teert Schreurs in haar proefschrift Living with Less. Hiervoor

deed zij onderzoek onder ruim duizend vrijwillige en ‘gedwon-

gen’ consuminderaars. En wat bleek? De blijvende sobere

levensstijl geldt niet alleen voor de consuminderaars die er

bewust voor kozen, maar ook voor mensen die om financiële

redenen móesten matigen. Hoe dat kan? Schreurs: “Het heeft

hun leven verrijkt, relaties verdiept, hen gebracht bij wat ze echt

belangrijk vinden. Ze ervaren hun ‘nieuwe leven’ als rustiger

en zinvoller.” Steven Vromman beaamt dit. “Een Low Impact-

leven is een gezonder, goedkoper en minder stressvol leven.”

De ecologische voetafdruk

De ‘ecologische voetafdruk’ is een manier om te bere-

kenen hoeveel vruchtbare aarde gebruikt wordt om in de

behoefte te voorzien van een persoon, stad of land. Als

we de aarde eerlijk zouden verdelen, zou iedereen ‘recht

hebben’ op een voetafdruk van 1,6. De gemiddelde voet-

afdruk is echter 2,2. We gebruiken dus meer dan de aarde

aankan. En ‘we’ is vooral het rijke Westen. In Nederland is

de gemiddelde voetafdruk 4,4, in de Verenigde Staten 9,6

en in België 5,6.

Page 136: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

We hebben uw hulp nodig.Collecteert u mee?

De collecteweek staat weer voor de deur.Met een paar uur per jaar, maakt u het verschil.

Word collectant: www.kwfkankerbestrijding.nl/collecte

Page 137: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

De DoucHe

Voor hardcore consuminderaars is douchen dé verspilling van water en warmte. Stinkend door het leven is geen optie. Wat te

doen? Een zelfmaakdouche. Oude emmer, hamer en spijker voor de gaten, touw en schroefoog; klaar! Moet je wel een ton buiten

zetten om regenwater op te vangen. Iets minder Spartaans? Wat te denken van de voetbalkleedkamermethode: teiltje warm water,

stukje zeep en washand en schrobben maar. Voor de luxe-consuminderaars onder ons is er de kookwekker. Zet ‘m op 4 minuten,

4,5 minuut korter dan de gemiddelde douchebeurt, en je bespaart ruim 50 liter water.

137

Page 138: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Het fornuis

138 QPQ | 3 • 2010

Wie wel ‘ns kampeert, kent het principe van koken op één gaspitje: als de pan met pasta kookt, haal je ‘m van het vuur, wikkelt

‘m in een slaapzak en laat ‘m enige tijd staan zodat de pasta gaar wordt. Kun je ondertussen op dat ene pitje saus maken. De hooi-

kist werkt ook zo: zet je pan aardappelen zodra die kookt in die kist. Na een paar uur zijn de piepers gaar. Je kunt er een kopen,

maar er één maken is supereenvoudig. Neem een oude houten doos, bekleed de binnenkant met hooi – of ander warmte-isolerend

materiaal- en stof, en klaar is Kees.

Page 139: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

139

De aPotHeek

Consuminderen betekent ook: een meer DIY-lifestyle. Wat te denken van medicinale drankjes als hoest- en kruidendrankjes.

Zoals deze homemade hoestdrank, ook goed tegen de griep: 30 groene dennenappels, 30 klontjes suiker, 1 liter graanjenever. Doe

alles bij elkaar in een fles en zet het 30 dagen in de zon in het raam. Elke dag even schudden. Last van bloedarmoede en eczeem?

Maak een ijzerhoudende drank van 1 liter rode wijn, 50 gram gedroogde brandnetel en 50 gram gehakte abrikoos. Heerlijk!

Page 140: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

140 QPQ | 3 • 2010

De stofzuiger

140 QPQ | 3 • 2010

Hedendaagse reclames kunnen beweren wat ze willen over de huidige stofzuigers: dat ze zuiniger zijn, minder CO2-uitstoot

hebben, veel minder lawaai maken. Maar de échte stofzuiger die dat allemaal waarmaakt, is natuurlijk de rolzuiger. Een doosje op

wieltjes dat vuil naar binnen stoffert. Tegenwoordig vind je ze enkel nog op Marktplaats of in kringloopwinkels. En dan moet je er

snel bij zijn, want hij is populair. En dat hoogpolige tapijt waarvan de polen in de rolzuiger verdwijnen als je dat wil reinigen? Heel

simpel: de mattenklopper!

Page 141: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

De groenteboer

141

De groenteboer voor consuminderaars is de eigen moestuin. Niet zomaar een groentetuin, maar een PermaTuin: een moestuin vol-

gens de principes van permaculture. Via natuurlijke ecosystemen verbouw en gebruik je de grond zo dat er natuurlijke gewassengroei

ontstaat. Je bouwt dus je eigen ecosysteem. Dat gaat niet zomaar, permacultuur kent een aantal basisprincipes: het belang van zon,

water en wind in je ontwerp, de 7 (!) verschillende plantlagen voor optimaal gebruik van zon en bodem, en het belang van diversiteit

van de gewassen. Geen tuin, wel een balkon? Verticaal tuinieren biedt uitkomst. Geen PermaTuin, toch je eigen tomaten en paprika’s.

Page 142: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Impact kun je alleen traceren als je bij je doelgroep te rade gaat

Van ik naar jij

Sociaal ondernemers willen met hun activiteitenmaatschappelijke problemen oplossen, in het groot of in het klein. Lukt dat ook? Daarnaar wordt volgens Karen Maas van de Erasmus Universiteit nog te weinig gekeken. Ze onderzocht verschillende methoden om die impact op de samenleving te meten.

QPQ | 3 • 2010142

Tekst: Jolanda Breur | Fotografie: Isabel Nabuurs

Page 143: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

IMPACTMETING

143

Page 144: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Alles draait om geld. Dat was de indruk die Karen Maas

(40) kreeg tijdens haar studie economie. “Ik was er niet van

overtuigd. Toen ik in de milieueconomie dook, zag ik bedrij-

ven worstelen met afwegingen. Hoe bijvoorbeeld schoon te

produceren, maar toch kosten besparen? Ik vond het interes-

sant te zien wat ze meenamen in die weging.” Maas besloot op

het onderwerp af te studeren. Ze wist al snel dat voor de juiste

keus een meting nodig was. “Je moet weten wat je doelen zijn

en hoe je die kunt bereiken. Wanneer je de resultaten hiervan

naast elkaar legt, is de afweging eenvoudiger.” Ze maakte haar

vak van deze ondernemingsbeslissingen en ging werken voor

het Instituut voor Toegepaste Milieueconomie (TME). In 2003

stapte ze over naar BECO, een adviesbureau voor duurzame

ontwikkeling, waarvoor ze veel bedrijven en overheden advi-

seerde. “Het wordt niet makkelijker voor ze nu duurzaamheid

zo’n hoge vlucht neemt. Zeker niet met die toenemende aan-

dacht voor de sociale kant.”

Impactraadsel

Hoe afwegingen gemaakt worden, verschilt van bedrijf tot

bedrijf. “Het hangt af van de mate waarin maatschappelijk ver-

antwoord ondernemen (MVO) is ingebed. Sommigen vegen

MVO zo van tafel bij financiële problemen. Daarnaast hoopt

Reguliere bedrijven maar ook sociaal onder-

nemers zouden de impact van hun maat-

schappelijke activiteiten moeten meten, vindt

Karen Maas. De docent en onderzoeker aan

de Erasmus Universiteit nam dertig meet-

methoden onder de loep en bestempelde er

acht bruikbaar. Voor sociaal ondernemers die

impact in geld willen uitdrukken, acht ze voor-

al Social Return on Investment (SROI) geschikt.

Een makkelijk toepasbare methodiek, waar-

voor op internet een e-tool te vinden is, de

social e-valuator. Een nadeel van de methode

vindt Maas dat alles vertaald wordt naar geld.

Je kunt meten zonder je doelgroep te vragen

wat het hen heeft gebracht. SROI berekent

wat activiteiten de maatschappij financieel

opleveren. “Als je mensen met een lichamelij-

ke of geestelijke beperking in dienst hebt, kun

je uitrekenen hoeveel dit de overheid scheelt

aan uitkeringen en belastingen. Dat zet je af

tegen de extra kosten die je zelf maakt. Of je

wilt weten hoeveel sneller die mensen een

reguliere baan vinden nadat ze bij jou in dienst

zijn geweest en wat dat uitspaart. Stel dat

tachtig procent binnen drie maanden regulier

werk vindt, terwijl dat normaal pas na drie jaar

is of misschien wel nooit. In het eerste geval

bereken je bijvoorbeeld hoeveel uitkering je

bespaart op twee jaar en negen maanden, de

tijd waarin ze eerder aan een baan komen.”

Ook Participatory Impact Assessment is voor

sociaal ondernemers een praktische meet-

methode. Deze richt zich meer op doelgroe-

pen. “Wanneer je duurzame mode verkoopt

waarvoor je stoffen uit het buitenland impor-

teert, kun je meten hoe de arbeidsomstan-

digheden van de werknemers daar zijn, mocht

een verbetering daarvan een van je doelen

zijn”, aldus Maas. Je vraagt ze bijvoorbeeld of

ze het beter hebben en zo ja, waar dat in zit.

Zijn ze minder ziek of kunnen ze beter voor

hun kinderen zorgen omdat ze nu ’s avonds

thuis zijn? Met Nederlandse werknemers is dit

natuurlijk eenvoudiger.”

Met de resultaten kun je klanten beter

informeren. Die worden volgens Maas steeds

kritischer. “Ze geloven best dat je goed bezig

bent, maar ook dat je er iets van terug ziet. Zo

onderbouw je je verhaal met feiten en cijfers.”

Daarnaast helpen de uitkomsten onderne-

mers betere afwegingen te maken. “Je kan

besluiten te stoppen met de activiteit omdat

de doelgroep er niet blijer van wordt of dat

hun toekomstperspectief niet verbetert.

Daarnaast kun je van koers veranderen in je

aanpak.”

Maar ook klanten zijn soms doelgroep of sta-

keholder. “Weet waar ze op aanslaan. Kopen ze

jouw product wel omdat je een sociale doel-

stelling hebt? Als ze hierdoor niet geprikkeld

worden, besluit je misschien te stoppen hier-

over te communiceren.”

Wat en waarom meten sociaal ondernemers?

Als het gaat om maatschappelijke activiteiten weten

ondernemingen wel wat ze doen en

hoeveel geld daar mee

gemoeid is, maar wat het oplevert,

blijft vaak een raadsel.

QPQ | 3 • 2010144

Page 145: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

De motivatie om het milieu niet te willen verpesten, hangt

vaak samen met het idee dat er geen grondstoffen meer zullen

zijn om mee te produceren. Maar er is geen keuze te

maken tussen milieu en geld. Ze zijn één geheel.

145

Page 146: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Wat zie jij?

Doe ook mee!

De Oogcollecte maakt belangrijk wetenschappelijk onderzoek mogelijk

29 november t/m 4 december 2010

Meld je aan op www.oogcollecte.nl(030) 261 71 19 / (0343) 52 65 57

Page 147: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

iedere ondernemer er iets voor terug te zien, op korte of lange

termijn. De motivatie om het milieu niet te willen verpesten,

hangt vaak samen met het idee dat er dan ook geen grondstof-

fen meer zullen zijn om mee te produceren.” Volgens Maas

moeten bedrijven milieu of geld niet meer als een keus uit twee

zien. “Het is één geheel, onderdeel van je beleid. Daarom is

het zo belangrijk te weten wat je wilt bereiken en te meten of je

daarin slaagt.”

En dat gebeurt nog nauwelijks volgens Maas. Tegenwoordig

werkt ze als docent en onderzoeker aan de Erasmus School of

Economics. “We pionieren bij bedrijven met nieuwe meetme-

thoden en helpen ze te zoeken naar oplossingen. Als dat ei is

gelegd, dragen wij het over aan adviesbureaus die daarmee aan

de slag gaan.”

Als het gaat om maatschappelijke activiteiten weten onder-

nemingen wel wat ze doen en hoeveel geld daar mee gemoeid

is, maar wat het oplevert, blijft vaak een raadsel. Maas promo-

veerde op een onderzoek naar dertig methoden die bedrijven

wereldwijd gebruiken om maatschappelijke impact te meten.

Ze stelde criteria vast waaraan de methoden moeten voldoen

voordat ze kunnen pretenderen die impact vast te stellen. Acht

van de dertig methodieken kwamen door de keuring. De ande-

ren voldeden niet aan het zwaarste criterium: de benadering.

“Je kunt alleen iets over de impact zeggen als je het perspec-

tief verlegd van ik naar jij”, meent Maas. “Dus van ‘ik heb voor

jou’ naar ‘wat heeft het voor jou betekend’. Om daar achter te

komen, zal ik je dat moeten vragen.”

Hoe meten?

Bedrijven willen wel meten, merkt Maas, maar weten vaak

niet waar te beginnen en te eindigen. “Het houdt ook nogal

wat in. Als je het goed wilt doen, heb je een voor- en nastudie

nodig. Met een controlegroep. Wanneer je de prestaties van

scholieren wilt opvijzelen door een buddy- of mentorproject,

dan moet je voor aanvang meten hoe de situatie van die jonge-

ren is. Hoe belangrijk vinden ze school voor hun toekomst, wat

is het spijbel- en uitvalpercentage. Na afloop meet je opnieuw,

maar weet je niet of eventuele veranderingen door jouw project

zijn veroorzaakt. Daarvoor heb je een controlegroep nodig van

jongeren die niet meededen. Die moet je dan voor- en achteraf

dezelfde vragen stellen als de deelnemers. Als bij de controle-

groep niets is veranderd en bij de deelnemers wel, mag je ervan

147

Het wordt niet makkelijker voor bedrijven en overheden nu duurzaamheid zo’n hoge vlucht neemt. Zeker niet met die toenemende aandacht voor de sociale kant.

Page 148: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

QPQ | 3 • 2010148

Page 149: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

uitgaan dat je activiteiten effect hebben gehad.” Het probleem

is dat ondernemingen vaak meer en verschillende maatschap-

pelijke activiteiten ontplooien, aldus Maas. “En zeker wanneer

het een eenmalig project is, gaan tijd en geld meespelen.” Toch

ziet ze in bedrijfsrapportages de nadruk langzaam van output

naar impact verschuiven. “Ze begrijpen dat het niet op kan

houden bij mooie verhalen over wat ze maatschappelijk allemaal

aan goeds doen. Iedereen vertelt dat, daarmee onderscheid je

je tegenwoordig niet meer. Met meet resultaten wel. Zo kun je

jouw verhaal onderbouwen met feiten en cijfers over wat het de

maatschappij oplevert.”

Afrikaans schooltje

Maas gelooft niet dat er één methodiek is of zal komen die

voor ieder bedrijf bruikbaar is. Er zijn een aantal generieke

stappen om impact te meten, maar het gaat uiteindelijk om

de indicatoren, dat wat je precies wilt nagaan. En die kunnen

per organisatie verschillen. Vaststellen wat je doelen zijn is een

voorbeeld van een generieke stap. “Waarom doe je iets, welke

partijen beïnvloed je daarmee en hoe? Dit moet je eerst weten

en kun je niet bepalen zonder bij je doelgroep of stakeholders

te rade te gaan. Volgens veel meetmethoden stel je eerst een

doel vast en kijk je vervolgens of je dat hebt bereikt. Dat zegt

nog niets over de doelgroep. Zoals een manager die op reis in

Afrika onder de indruk is van schrijnende situaties daar. Hij

wil via zijn bedrijf hier iets aan doen. Een schooltje bouwen,

dit gebeurt vaak. Ze zetten dat schooltje neer, maar vergeten te

onderzoeken of andere partijen al met dit plan rondliepen.

Of misschien is dit al geprobeerd. Kunnen die kinderen über-

haupt naar school of zijn ze thuis nodig? Is hun lichamelijke

conditie niet te zwak door vitaminegebrek? Zijn er leraren, is er

lesmateriaal? Deze initiatieven worden regelmatig met de beste

bedoelingen vanuit de onderbuik gestart.”

Wat meten?

Bij goede doelenorganisaties is het niet anders volgens Maas.

“Die zullen dat toch wel goed aanpakken om strategische

beslissingen te kunnen nemen, dacht ik voorheen. Maar dat viel

tegen. Ze zoeken ook nog altijd naar manieren waarop ze hun

doelgroepen het best bedienen.”

De acht methodieken die Maas geschikt acht om maatschap-

pelijk impact te meten, lijken op elkaar. De uitdaging voor

iedere onderneming is om de juiste indicatoren te vinden. “Wil

je weten wat je invloed op het milieu is, op een sociaal aspect

of op individuen? En hoe ga je dat berekenen? Stel dat je een-

zaamheid onder ouderen wilt tegengaan. Dan kun je theekrans-

jes organiseren, waarbij ouderen kunnen klaverjassen of brid-

gen. Je doel is om maandelijks twintig ouderen samen te

brengen. Door te turven weet je hoeveel mensen je hebt

bereikt. Maar als je echt wilt weten of je eenzaamheid onder

ouderen bestrijdt, zul je het ze moeten vragen. De indicator is

dan ‘ik voel me minder eenzaam’ of ‘ik heb regelmatig contact

met andere mensen’. Wat en de manier waarop je meet is bepa-

lend voor je resultaten. Daar zullen ondernemingen over na

moeten gaan denken.” ◆

149

Acht bruikbare methoden om maatschappelijke impact te meten:

- Measuring Impact Framework

- Ongoing Assessment of Social Impacts

- Participatory Impact Assessment

- (Poverty) Social Impact Assessment

- Social Return on Investment

- Social Cost-Benefit Analysis

- BoP Impact Assessment Framework

- Robin Hood Foundation Benefit-cost ratio

Page 150: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Mensen leven, wonen, werken en ontspan-

nen in omgevingen. Bij alles wat we doen

en ondernemen worden we beïnvloed door

zaken en mensen die ons omringen. Wij zijn

als het ware in wisselwerking met onze omge-

ving, die dan omschreven kan worden als een

samenspel van vier componenten: fysiek, vir-

tueel, sociaal en organisatorisch.

Fysiek is het deel van de omgeving dat we

kunnen waarnemen met onze zintuigen: vor-

men, kleuren, geuren, geluid, temperatuur.

We hebben allemaal de ervaring dat sommige

activiteiten beter, plezieriger en/of makkelij-

ker verlopen wanneer de uiterlijke omstandig-

heden daarvoor geschikt zijn.

Langzamerhand wordt steeds duidelijker dat

plezier en productiviteit van het werk sterk

afhangen van de omgeving waarin werkzaam-

heden worden uitgevoerd, met name wan-

neer het gaat om kennisintensief werk.

Maar het is duidelijk dat niet alleen de fysieke

aspecten hierbij relevant zijn, maar dat in toe-

nemende mate ook de virtuele infrastructuur

een rol speelt. ICT-ontwikkelingen hebben

ervoor gezorgd dat veel kennisintensief werk

is veranderd en dat er op nieuwe manier kan

worden gewerkt. Er wordt op andere manie-

ren gecommuniceerd, informatie uitgewisseld

en men kan op elk moment van de dag op

steeds meer plekken actief zijn. Dit legt ook

een link tussen de virtuele en fysieke wereld:

door toenemende bewegingsvrijheid kan men

ook makkelijker actief zijn op plekken die com-

fortabeler, inspirerender en productiever zijn.

Uiteraard worden wij in ons doen en laten

ook beïnvloed door de sociale interactie die

we hebben. De manier waarop de mensen in

onze omgeving met elkaar omgaan heeft ook

grote invloed op ons voelen, denken en han-

delen. Zo is de organisatiecultuur in belang-

rijke mate bepalend voor de wijze waarop wij

ons werk beleven, de inzet die we kunnen

opbrengen en zaken als kennisdeling, com-

municatie, etc.

Tenslotte hebben we nog te maken met de

wijze waarop we onze activiteiten, ons leven

of onze organisatie hebben georganiseerd.

Processen en systemen beïnvloeden ons han-

delen en denken. Soms vind je zelfs elemen-

ten van de fysieke omgeving terug in de wijze

waarop de maatschappij is georganiseerd.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan gebieden met

lage bevolkingsdichtheid (bijvoorbeeld Noord-

Noorwegen), eilanden, bergen, warme stre-

ken, polaire gebieden, etc.

Ik geloof dat het enorm belangrijk is om de

omgeving in zijn complete hoedanigheid, dus

alle vier de componenten, een prominente

omgevingen

Paul Iske is Chief Dialogues Officer

bij ABN AMRO en oprichter

van het Instituut voor Briljante

Mislukkingen. Voor QPQ schrijft

hij columns over de veranderende

maatschappij.

Tekst: Paul Iske

150 QPQ | 3 • 2010

Page 151: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

rol te geven in het optimaliseren van werk

en privé-leven. Het vernieuwen van werkom-

standigheden wordt ook wel aangeduid met

Sociale Innovatie. Er is aangetoond dat inves-

teringen in puur technische innovatie pas ren-

deren wanneer ook, en vaak nog meer, wordt

geïnvesteerd in sociale innovatie. Ook wordt

momenteel veel gesproken over het zoge-

naamde ‘Nieuwe Werken’. Vaak wordt deze

term gebezigd wanneer het gaat om zaken als

flexibele werktijden, op afstand werken, flex-

plekken op kantoor, etc. Nieuwe technologie

is daarbij de trigger geweest.

Echter, het Nieuwe Werken is een veel com-

pleter begrip of zou dat moeten zijn. Het

heeft betrekking op alle aspecten van een

omgeving. Welke fysieke omgeving past bij

welke activiteiten? Hoe gaan we met elkaar

om? Welke processen en systemen onder-

steunen of frustreren ons? Wanneer we wer-

kelijk flexibel gaan werken, zowel qua plaats als

tijd, vereist dit ook een andere relatie tussen

werkgever en werknemer. Hier speelt vertrou-

wen een grotere rol dan controle. Mensen

worden meer beoordeeld op resultaten dan

op ‘face value’. Wanneer mensen bij elkaar

zijn, is dat met name voor sociale processen:

samenwerken, kennis uitwisselen, privé-con-

versaties en dergelijke.

Ondernemers en managers zullen het

belang van alle stakeholders (met name

medewerkers en klanten) mee laten wegen

en concluderen dat hun welzijn bijdraagt aan

een duurzaam succes van de onderneming.

Mijn advies aan iedereen is dan ook om bij

het plannen en uitvoeren van activiteiten niet

alleen te kijken naar de activiteiten zelf, maar

ook naar de omgeving waarin die worden uit-

gevoerd.

Ter info: deze column heb ik tijdens mijn

vakantie geproduceerd op mijn iPad, in een

heuvel- en bosrijk gebied, terwijl mijn kinde-

ren na een zwempartijtje heerlijk liggen te sla-

pen. Het 2e vioolconcert van Allan Pettersson

op de achtergrond. Wat is jouw favoriete

omgeving? ◆

Wanneer we werkelijk flexibel gaan werken, zowel qua plaats als tijd, vereist dit ook een andere relatie tussen werkgever en werknemer.

COLUMN

151

Page 152: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

GadGetOude binnenbanden krijgen nieuw leven

Schoudertas Tyre is gemaakt van oude binnenbanden van

auto’s, gedecoreerd met een turkoois stiksel en de schouder-

band is gemaakt van veiligheidsgordels. In Delhi komt er iedere

dag 6.000 ton afval op straat terecht. Ongeveer 2 miljoen

mensen verdienen geld met het verzamelen van dit afval. Het

bedrijf Conserve gebruikt binnenbanden van auto’s, plastic

zakken en oude spijkerbroeken als grondstof voor het maken

van mode accessoires. In de wijk Delhi waar het afval wordt

verzameld, startte Conserve zelfs een schooltje zodat de kin-

deren kunnen leren voor een betere toekomst.

De schoudertas heeft een formaat van 28x36 cm en is

verkrijgbaar bij de wereldwinkel voor €34,40.

Kijk voor meer informatie op www.wereldwinkel.nl

Hampi uit India

Deze wegwerp-borden worden gemaakt van het blad van de

Areca Boom. Deze boom wordt op grote schaal verbouwd voor

zijn ‘betelnoten’. Deze noten hebben een licht stimulerende

eigenschap net als bijv. coca bladeren en qat. De bladeren val-

len ongeveer zes keer per jaar vanzelf van de boom. Wanneer

ze niet verzameld worden voor de productie van borden wor-

den ze verbrand of blijven ze liggen en vergaan ze. De blade-

ren vallen alleen tussen begin februari en eind september en

moeten dus worden opgeslagen om het hele jaar door te kun-

nen produceren.

De bladeren worden eerst schoongemaakt en geweekt en

dan in hun vorm geperst met hitte en druk. Hierdoor krijgen

ze hun stevigheid. In plaats van plastic wegwerp servies is

Hampi een zeer goed alternatief

De Hampi wegwerp-borden zijn verkrijgbaar van-

af €4,50 bij de wereldwinkel.

Kijk voor meer informatie op www.wereldwinkel.nl

gaDgetHampivanaf €4,50

tyre€34,40

QPQ | 3 • 2010152

Page 153: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

GadGetOne colourful world

De Colour wraps van het fairtrade merk FATES worden met

de hand geweven in West-Bengalen in India. Generaties lang

weven verschillende families op het platteland de kleurrij-

ke sjaals van zuivere zijde. Door met deze families samen te

werken helpt FATES dit ambacht in stand te houden en heb-

ben deze mensen meer kans op een volwaardig bestaan. Het

ontwerpteam van FATES heeft samen met de lokale wevers

kleurencombinaties ontworpen voor verschillende kleurtypes.

De Colour wraps kunnen zowel binnen als buiten gedragen

worden. Er is keuze uit vijf kleuren: winter, zomer, herfst, lente

en multicolour. (Speciaal voor de feestdagen verpakt FATES de

sjaal gratis als feestelijk cadeau).

De afmeting van de Colour wraps is 62 x 192 cm en

wordt verkocht voor € 39,95 in de winkels van FATES

en op de webshop.

Zie voor meer informatie www.fates.nl

Feliz!Manon Juliettes prijswinnende kleed Feliz! kent alleen maar

winnaars. De kleden worden gemaakt van uit restleer gestans-

te schakels en vervaardigd door mensen in Brazilië die door het

werken in haar bedrijf weer uitzicht hebben op een kansrijke

toekomst. De schakels worden met de hand in elkaar gezet,

dus zonder schadelijke lijm of plastic. Deze techniek maakt het

kleed modulair waardoor er altijd de mogelijkheid is het kleed

uit te breiden of te wijzigen van vorm. Het oog mag ook niet

klagen, de kleden blinken uit door originaliteit en komen in een

oneindige variatie aan kleuren en vormen.

Prijzen vierkant/rechthoek €595,- per vierkante meter

Of een mooie badmat naar eigen ontwerp? Op de

website www.manonjuliette.nl/dude kan dit heel

eenvoudig samengesteld worden.

to getto getfelizvanaf €1250

Wrap€39,95

UIT DE MARKT

In juni 2010 krijgt Rotterdam in navolging van Amsterdam zijn eigen duurzame reisgids. De

Good & Green Guides zijn uniek in hun soort in Europa. De Rotterdamse gids komt tot stand in

nauwe samenwerking met het Programmabureau Klimaat van de gemeente Rotterdam, partner

in het Rotterdam Climate Initiative.De Good & Green Guide Rotterdam zal meer dan 600 duurza-

me organisaties bevatten, verdeeld over 23 categorieën. Daarnaast biedt de gids alle praktische

informatie (kaarten, OV-informatie, etc) die een bezoeker van de stad Rotterdam

nodig heeft.

Kijk voor meer informatie op [email protected] / Guides Harold Verhagen is

initiatiefnemer en auteur.

Good & Green Guide Rotterdam

Cadeau bij een

abbonement op QPQ

guide€ 23,99

153

Page 154: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

154 QPQ | 3 • 2010

anD (n)ever tHe tWain sHall meet

Tekst: Willemijn van Benthem | Fotografie: Hetty Hairwassers

‘Oh, East is East, and West is West, and never the twain shall meet’ is een prachtige zin uit de mond van de Britse dichter en schrijver Rudyard Kipling. Hij legde daarmee de vinger op de zere plek: sommige zaken kunnen nou eenmaal nooit tot elkaar komen. Dat vermoeden bestaat ook over sociaal ondernemers en sociaal financiers. Soms lijkt het of de brug tussen de twee spelers niet ver genoeg reikt. Een ondernemer en een financier aan het woord over hun ervaringen. En tips van ervaringsdeskundigen.

Page 155: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Té veel ondernemers leggen de nadruk op hun eigen capaciteiten, de uitvoering van hun idee. Maar wie zijn je klanten? Waar vind je die? Hoe krijg je het product aan de man? Daar wordt te weinig over wordt nagedacht.

THE BRIDGE

155

Page 156: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

156 QPQ | 3 • 2010

Je hebt sociaal ondernemers. En je hebt sociaal financiers.

Maar die partijen blijken niet altijd tot elkaar te komen. Zo

klagen sociaal ondernemers dat ze projecten hebben maar geen

financiering rond kunnen krijgen, en financiers klagen dat ze

geld hebben maar geen goede projecten. Over dit onderwerp

werd een symposium georganiseerd door Stichting Sociaal

Ondernemerschap (SSO), onder de noemer ‘Never the twain

shall meet’. Aan tweehonderd genodigden vertelden onderne-

mers en financiers over hun ervaringen, maar werden ze ook tot

creatief denken aangezet en aangespoord om op een positieve

manier te zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Want het blijkt:

te vaak denken ondernemers met een goed idee in onmoge-

lijkheden en te vaak laten investeerders zich niet zien. Terwijl

‘informal investor’ Martijn Blom het delen van informatie juist

noodzakelijk acht om verder te komen. Zijn stelling is: ‘Wie niet

kan delen, kan zeker niet vermenigvuldigen.’

De financier

Martijn Blom van Droomzaken:

‘Praat over je idee, laat het lezen, neem de stap, neem het risico.’

De jonge directeur van Droomzaken zit ontspannen aan

de tuintafel voor zijn bedrijfspand in het oude centrum van

Utrecht. Binnen is het veel te warm en waarom niet genieten

van het mooie weer? Het is een typerende houding voor Martijn

Blom, losjes en pragmatisch, maar wel doelgericht. Hij is een

hardwerkende ondernemer, die precies doet waar hij zin in

heeft. Zijn belangrijkste drijfveer is om uit niets iets te maken,

om eigen verantwoordelijkheid te hebben - en te houden - over

eigen dromen en niets te hoeven laten afhangen van anderen.

En een sociaal ondernemer is volgens Martijn Blom helemaal

een winnende combinatie: “En winst maken én een bijdrage

leveren aan een betere wereld! Dat is toch het summum van

ondernemen? En dat kun je alleen maar zelf doen!”

Blom deed het zelf en richtte in 2007 Droomzaken op met

partner Gert van Veldhuisen. Het is een informal investor die

investeert in kansrijke startups, zoals de website laat lezen.

Beide heren kwamen op het idee toen ze op verjaardagsfeest-

jes steeds maar weer hoorden hoe stoer anderen het vonden dat

ze hun eerdere bedrijf hadden opgezet, het adviesbureau Jonge

Honden, een broedplaats voor jonge ondernemers. Als Blom

vertelde wat hij deed, hoorde hij altijd dat zijn toehoorder dat

ook wel wilde. Kwestie van doen, dacht Blom die zich verbaas-

de dat niet iedereen zijn eigen passie volgde. Hij besloot daar-

om met Van Veldhuisen aankomende ondernemers te helpenom

hun dromen te verwezenlijken. “Je leeft maar een keer!”

Hoe ziet hij de paradox dat de sociaal ondernemer en finan-

cier elkaar zo vaak mislopen? Blom is met zijn Droomzaken

Marja Baas stelde een

adviesraad van investeerders

samen. “Door de gesprekken

met hen zet je alles op een rijtje, worden

de kengetallen duidelijk die

nodig zijn om te overleven.

Dat is heel verhelderend.

Page 157: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

TIPS & TRICKS

157

lid van De Investeerders Club. Eens in de zoveel tijd komen

de leden bij elkaar om plannen en ideeën uit te wisselen. Blom

wil graag dat investeerders beter bereikbaar worden en vindt

het daarom belangrijk om in die club informatie te delen. Hij

concludeert wijselijk: “Je moet kunnen delen om te kunnen ver-

menigvuldigen.” Hij bedoelt daar niet mee dat alles gratis moet

zijn, maar wel vindt hij dat je moet kunnen geven om te kunnen

nemen. “Het is net als in een gewone relatie.”

En net als in een gewone relatie neemt Blom de beslissing of

hij ergens in zal investeren op gevoel. Hij onderstreept zijn mot-

to ‘eerst de vent, dan de tent’ of ‘eerst het wijf, dan het bedrijf’

als het vrouwen aangaat. Blom heeft inmiddels namelijk aardig

wat mensenkennis en ervaring opgedaan. Hij begint met het

noemen van voorbeelden die wat minder liepen. Zoals de stu-

denten die langskomen met een ‘briljant’ idee ‘dat zichzelf ver-

koopt’. Maar volgens Blom gaat het juist om de kunst van het

verkopen. Goede ideeën zijn er genoeg. “Té veel ondernemers

leggen de nadruk op hun eigen capaciteiten, de uitvoering van

hun idee. Maar wie zijn je klanten? Waar vind je die? Hoe krijg

je het product aan de man? Dat zijn vaak de vraagstukken waar

te weinig over wordt nagedacht.” Hij vindt dat ook wel logisch.

Volgens hem ligt de passie van een creatief denker zelden bij het

verkopen.

Het kan ook zijn dat het ondernemersbloed niet door de ade-

ren stroomt. Hij heeft zo’n voorbeeld net aan de hand gehad.

Hij zag hoe een directeur na een jaar al wilde vertrekken bij

één van de bedrijven waarin Droomzaken investeert. “Hij bleek

toch liever in loondienst te werken, zag de risico’s niet meer zit-

ten die hij nam als ondernemer.” Blom vond het alleen lastig

dat hij daardoor weer veel tijd en energie moest stoppen in het

zoeken van een nieuwe kandidaat.

Maar hij weet: dit is een uitzondering. Blom is namelijk zeer

positief van aard en denkt dat juist méér mensen ondernemer

zijn dan ze zelf denken, dat méér mensen de kwaliteiten bezit-

ten om ondernemer te zijn. Kwaliteiten als: enthousiasme,

organiserend vermogen, lef, doorzettingsvermogen, maar ook

een zekere x-factor, zoals hij dat noemt. Die laatste kan hij niet

vertalen, die uitspraak is weer gebaseerd op gevoel. Maar

ondernemen doe je ook op gevoel. En het gewoon doen is

belangrijk. “Als je op de bank blijft zitten, gebeurt er niets.

Ondernemen is topsport. Je moet de drang hebben om iets

neer te zetten en niet bang zijn om daarbij fouten te maken.”

Hij zoekt daarom naar ondernemers met een proactieve

houding, die het heft in eigen hand willen nemen. “Mensen

die er bovenop zitten. En geld mag nooit het einddoel zijn”,

zegt Blom. “Het is een betaalmiddel en ja, je meet het succes

van je bedrijf af aan hoeveel je onderaan de streep overhoudt.”

Wat volgens hem zwaarder telt, is de groeistrategie van het

PRogRamma manageR ReIneKe SCheRmeR

van STIChTIng Doen:

‘Denk goed vooruit’“Wij krijgen genoeg aanvragen en ideeën en ja, er is

genoeg geld. Alleen... niet alle ideeën zijn goed genoeg

uitgewerkt, niet genoeg om daar financiering aan te ge-

ven. Plannen zijn slecht onderbouwd, ondernemers heb-

ben het niet altijd goed doordacht. Het zijn nogal eens

de idealisten die niet inzien dat er andere kanten zitten

aan een idee of oplossingen hebben voor wat ze moeten

doen als prognoses tegenvallen.”

‘wees voorzichtig met familiegeld.’ “Soms heb je familiegeld nodig, vooral om de eerste

maanden door te kunnen komen. Het duurt namelijk

vaak eventjes voor je geld vindt bij financiers. Juist die

eerste maanden zijn zo moeilijk voor een startend be-

drijf. Maar wees voorzichtig met geld van bekenden, het

kan een hoop stuk maken.”

‘Maak je motivatie duidelijk.’“Ik heb gemerkt dat een persoonlijke klik belangrijk is. Je

kunt pas iemand vertrouwen, als je iemand in de ogen

kan kijken, als je weet wat zijn motivatie is. Waarom wil

die ondernemer doen wat hij wil doen? Maak je motivatie

duidelijk, daar staat of valt een plan bij.”

‘Denk aan continuïteit.’“Continuïteit moet vooraan staan bij een bedrijf. Hoe

gebruik je de winst? Ga je die herinvesteren? Het klas-

sieke bedrijf gaat uit van winst, maar familiebedrijven

bijvoorbeeld, bestaan niet voor niets zo lang en draaien

nog steeds heel goed. Zij denken aan de lange termijn.”

Page 158: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

bedrijf, het nadenken over de aanpak waarmee een bedrijf

zelfstandig kan blijven opereren. Al verwacht hij tegelijkertijd

enige flexibiliteit. “Een plan is slechts een middel. Je moet niet

bang zijn om zaken uiteindelijk anders te beslissen.”

Als Blom nadenkt over de ondernemers waar hij als inves-

teerder mee te maken heeft, vertelt hij dat slechts één op de

honderd plannen tot een uiteindelijke deal leidt. Hij weet niet

of dat verbeterd kan worden, hij denkt even na. Er moet toch

een antwoord op zijn? Hij kan zich - als een echte ondernemer

- niet zomaar bij die lage cijfers neerleggen. Blom: “Misschien

dat er betere voorlichting moet komen voor ondernemers,

zodat ze begrijpen wat informal investors doen?” Hij noemt het

voorbeeld van een industrieel ontwerper die zelf geen kaas had

gegeten van verkopen, maar daarom een goede verkoper mee-

neemt met wie hij wil werken. “Die ontwerper snapt wat een

investeerder zoekt.”

Blom weet dat er geld genoeg is. Er zijn nog steeds informal

investors die projecten zoeken. Zijn tip is vooral: let op de klik,

neem de tijd om kritisch te kijken naar wat je zelf wilt. Wat is

de aanvullende waarde van een investeerder? Want Blom wil

vooral benadrukken dat er overal kansen liggen, zoals nu, tij-

dens deze financiële crisis. “Geniet er van”, zegt hij glunde-

rend. “Een crisis is fantastisch! En zo’n vergrijzing die voor ons

ligt, die biedt toch enorme kansen?”

Hij mist dit gevoel nog wel eens bij zijn landgenoten, vindt

Nederland maar weinig ondernemend. “We zijn te verwend”,

zegt hij. Tijdens de studie worden jongeren al helemaal niet op

het ondernemersspoor gezet. “Een Nederlander studeert, zoekt

een baan en neemt een hypotheek. Alles is ingericht op zeker-

heid. Het is een manier van denken.” En vooral dat denken

moet dus opener volgens Blom. Niet alleen tussen investeer-

ders, maar ook tussen ondernemers en investeerders. “Praat

over je idee, laat het lezen, neem de stap, neem het risico. Een

investeerder is nooit een ondernemer en zal zelden het initiatief

nemen om een idee zelf uit te werken.” Dat kost de investeerder

volgens Blom veel te veel tijd. Hij zweert bij een eigen wijsheid:

“Als je je idee niet durft te delen, durf je het dan wel uit te voe-

ren?”

Portret van een ondernemer

Marja Baas van Goodforall.eu: ‘Aan wie wil je je weggeven als eigenaar?’

Je hebt mensen die goed gedijen onder een baas en je hebt

mensen die ondernemerschap als vanzelfsprekend in hun vin-

gers hebben. Marja Baas behoort tot de laatste groep. Haar

ondernemende vader zei altijd al: ‘ondernemers zijn mensen

die goede listen kunnen verzinnen om uit een probleemsituatie

te komen’. Ze heeft het niet van een vreemde, want als Baas

ergens goed in is, is het in creatief denken. Op een wiebelige

stoel zit ze buiten, op de stoep voor haar bedrijf in het sfeervolle

Naarden-Vesting. Iedereen die langskomt krijgt een vriendelij-

ke knik, terwijl ze in gedachten in haar cappuccino roert, gezet

met een opvallend nieuw espressoapparaat. Opvallend, want

de rest van het kantoor is ingericht met meubels uit kringloop-

winkels. Er is een duurzame sfeer gecreëerd om het duurzame

karakter van het bedrijf uit te stralen, ook al is haar bedrijf een

webwinkel en komen weinig klanten lijfelijk over de vloer.

Baas startte al een keer eerder een eigen bedrijf op met een

compagnon. Het was de Amsterdamse uitgeverij ScriptaMedia

die beide dames na acht jaar verkochten aan een grotere broer.

Baas was geenszins van plan om te stoppen met werken, maar

wilde niet meer alleen voor de koele winst gaan. Zoals ze zelf

netjes zegt, zocht ze “naar een meer betekenisvolle invulling

van mijn dagelijkse werkzaamheden.” Ze besloot tijdelijk en op

vrijwillige basis buurthuizen te reorganiseren en kwam toen

op het idee om Goodforall op te zetten. Ze zag het direct voor

zich: een webwinkel waar alleen fair trade producten worden

verkocht. Ze fungeerde zelf als eerste investeerder, dankzij de

lucratieve verkoop van haar uitgeverij.

Maar de branche van de ‘fast moving fair trade consu-

mer goods’ is een branche van ‘trial and error’, zoals ze zelf

concludeert met een duidelijke terugblik. “Het onderzoek

naar de productieprocessen van de artikelen kost veel tijd.”

Bijvoorbeeld het maken van Goodforall’s meest succesvol-

le product MyPaperBag. Deze moest met de hand worden

gemaakt door een werkgelegenheidsproject in India, van goed

en duurzaam leer en uiteindelijk van zeer goede kwaliteit zijn.

“We hebben van alles onderzocht en zijn nu zo ver dat we een

heldere richting hebben. Het merk is het belangrijkste, voor

zowel de business-to-business als voor de consument.”

Behalve dat de productresearch tijd kostte, had Baas zelf ook

even nodig om te wennen aan de branche. Ze kan het nu heel

simpel vertellen. “In de uitgeverijwereld verkoop je diensten,

maak je enkel uren die in facturen worden omgezet. Nu heb ik

te maken met producenten, producten, voorraadbeheer en pro-

ductontwikkeling. Dat is een andere cashflow, natuurlijk.”

Een cashflow waar ze investeerders bij besloot te zoeken.

Geen probleem, zo leek het aanvankelijk. Ze merkte juist dat

veel mensen wilden meedoen. De vraag was alleen, op welke

basis? Baas: “Want aan wie wil je je weggeven als eigenaar?”

Baas vertelt uit ervaring over de zogeheten babyboomers die

veel geld hebben en op zoek zijn naar een investering met ren-

dement. “Zij hebben een zekere, tja, hoe zal ik het zeggen, een

wat ouderwetse manier van denken. Ze stoppen ergens geld in

en dat komt er ook weer uit.” Op zich een prima uitgangspunt,

vindt ze schouderophalend, mits ondernemer en investeerder

158 QPQ | 3 • 2010

Page 159: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

TIPS & TRICKS

159

DaPhne van Run van TReemagoTChI:

‘Geld is niet vies.’“Hoewel sociaal ondernemers een hoge aaibaarheids-

factor hebben, hebben juist die mensen vaak een lastige

relatie met geld. Ze hebben nog al eens weinig gevoel

voor ondernemerschap of vinden geld een vies ding.

Er wordt dan niet goed genoeg vanuit de aanbodkant

gedacht of ze hebben moeite om de vertaalslag te ma-

ken naar de investeerders.”

‘Benader de juiste mensen.’“Ondernemers zouden goed moeten kijken naar wie ze

benaderen. Zoek de juiste groep mensen, gelijkgestem-

den of careholders, daar haal je kracht uit.”

‘Vergrijzing is een kans’“Er zijn veel kapitaalkrachtige zestigers die nog een tijdje

willen meedraaien in de samenleving. Mensen worden

immers steeds ouder en willen wat doen met de wijsheid

die zij door de jaren heen hebben opgedaan. In die groep

vind je mensen die een nul procent lening willen geven,

zolang ze maar zeker zijn dat ze het geld terug krijgen.”

‘Dream meets reality.’“Mensen zouden meer hun hart moeten volgen, moeten

doen waar ze van dromen. ‘Dream meets reality.’ Begin

met datgene waar je goed in bent. Dat geld komt wel, dat

is slechts een kwestie van tijd en doorzettingsvermogen.”

‘Ondernemersles op school.’ “Ondernemen zou meer moeten worden opgenomen

in het huidige schoolsysteem. Op school kunnen mensen

worden gestimuleerd om creatief te denken, om zelf-

standig ondernemer te zijn. Aan het creëren van onder-

nemersvaardigheden valt nog veel te winnen.”

Page 160: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

CInDY PIeLSTRoom

Globalicious

LISa PoRTengen

DurftevragenmaRja baaS

Goodforall

DaPhne van Run

Treemagotchi

ReIneKe SCheRmeR

Stichting Doen

eveLIne RaIjmanS

Chocolonely

maRTIjn bLom

Droomzaken

WILLemIjn van benThem

DiscussieleiderPeTRa KRoon

Hoofdredacteur QPQ

Page 161: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

eveLIne RaIjmanS van ChoCoLoneLY:

‘Laat je plannen inzien.’“Het is belangrijk om te weten wat je wilt bereiken. Waar

heb je het geld voor nodig? Dát moet je vertellen aan

investeerders. Laat bijvoorbeeld je communicatieplan

zien. Bij Chocolonely blijkt het voorraadbeheer veel geld

te kosten. We hebben dan ook geld nodig voor een wat

langere termijn, om bijvoorbeeld de chocoladeletters te

kunnen produceren voor Sinterklaas. Je moet dan een

jaar vooruit investeren, dus het duurt even voor inves-

teerders het geld terugverdienen. Dat moet je kunnen

onderbouwen.”

‘Wie is je doelgroep?.’“Wij zijn geen NGO, wij zijn een onderneming. We begon-

nen met vijfduizend repen chocolade en verkopen nu an-

derhalf miljoen stuks per jaar. Maar we verkeren wél in de

wereld van de ‘Fast Moving Consumer Goods’, de wereld

waarin consumenten denken dat ze alles voor een appel

en een ei kunnen kopen. En dat is lastig. Verantwoorde

producten zijn altijd een stukje prijziger dan ‘gewone’

producten. Dus denk als sociaal ondernemer goed na

over wie je doelgroep is.”

Een sociaal onder-nemer is een winnende combinatie: “En winst maken én een bijdrage leveren aan een betere

wereld! Dat is toch het summum van

ondernemen?161

dezelfde waardes hebben. Een goede vriend van haar besloot

een adviesraad voor haar samen te stellen, een raad van inves-

teerders die adviseurs worden genoemd. Zij investeren, maar

denken ook mee. In die raad zitten mensen van divers allooi:

iemand met expertise in de retail, een productontwikkelaar,

een uitgever, een ex-minister. Een leerzame raad vol kennis en

ervaring. En nee, niet met iedereen was er direct een klik. Ook

kwam ze potentiële adviseurs tegen met wie ze niet direct wist

of daar een samenwerking mee in het verschiet lag.

Het samenstellen van zo’n adviesraad van investeerders kost

tijd, heeft ze gemerkt. Maar het is nuttig geweest. “Door te

praten groeiden de mensen van Goodforall naar elkaar toe en

keerden wij als bedrijf steeds meer terug op aarde, werden onze

dromen realiteit. Voor en tijdens de gesprekken met de advies-

raadleden en investeerders zet je alles op een rijtje, worden de

kengetallen duidelijk die nodig zijn om te overleven. Dat is heel

verhelderend. Het belangrijkste is dat je weet wat je zelf wilt,

dat je je mission statement en financiën op orde hebt.”

Haar doel tijdens de gesprekken met de investeerders was

te blijven vermelden dat Goodforall een sociale onderneming

is, die meer nastreeft dan winst alleen. Veel meer. En met dat

bedrijf wil Baas zo snel mogelijk op eigen benen staan.

Behalve investeerders in de vorm van een adviesraad, heeft

Baas gekozen voor nog een andere investeerderconstructie. Ze

heeft een nieuwe partner aangetrokken die gedurende een jaar

zonder salaris naast haar komt te staan. Baas had behoefte aan

iemand van gelijk niveau die de dagelijkse leiding kan overne-

men. Ze kwam deze persoon toevallig tegen, het klikte direct.

Deze partner bleek graag tijd te willen investeren om er achter

te komen of Goodforall wel bij haar past. En tijd is uiteindelijk

geld. Ook hier. Als de twee directieleden na een jaar besluiten

om onverhoopt niet samen verder te gaan, krijgt de ‘investeer-

der’ een jaar salaris uitgekeerd. Als ze wél enthousiast is en wil

blijven, krijgt ze een deel van de aandelen waarvan de waarde

aan het begin van de termijn bepaald is. Baas: “Doordat zij

nog een buffer had, kon ze deze stap maken en dat zien als een

investering.”

Baas denkt dat deze manier van denken exemplarisch gaat

worden voor de ‘nieuwe economie’, zoals ze dat noemt. Een

economie waarin geen plaats is voor bedrijven en landen met

enorme verschillen tussen arm en rijk, tussen producent en ver-

koper. Een economie waarin op creatieve wijze wordt gehan-

deld. Maar vooral is het de grootste wens van Baas: “Uitbuiting

van mens en milieu is niet meer van deze tijd. Dat moet

anders.” Baas is positief. “Gelukkig maken steeds meer bedrij-

ven nu ook deze omslag.” ◆

TIPS & TRICKS

Page 162: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

LEVEN, LIEFDE & LOL

Share your knowledge!

Een inspirerende en grensoverschrijdende leerervaring voor managers, professionals en zelfstandig ondernemers.

Get involved in SharePeople!

“ Het geeft enorm veel voldoening als een ondernemer in Afrika aangeeft dat hij door de inzet van mijn kennis, succesvoller marketing kan bedrijven.”

Katja Westgeest,Marketing Manager Sdu Uitgevers

Sociaal ondernemers in ontwikkelings-landen kunnen met hulp van jouw kennis hun onderneming uitbouwen, waarbij zij werk en inkomen creëren voor de gemeenschap.

www.sharepeople.nl

poverty reduction • personal development • inspiration

Page 163: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

good & green guide rotterdam

LEVEN, LIEFDE & LOL

163

Page 164: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

2

Waar kun je terecht om goed te doen voor jezelf en een ander? Op een groene manier natuurlijk en in de

breedste zin van het woord? Waar koop je biologisch eten, waar verhuren ze elektrische vervoersmidde-

len, waar vind je gelijkgestemden en waar koop je schoenen die het milieu niet belasten? In Leven, Liefde

& Lol vind je in iedere QPQ adressen uit één bepaalde stad. Deze keer: Rotterdam. In samenwerking met

de Good & Green Guide Rotterdam, de gids die het je makkelijk maakt te genieten, goed te doen en groen

bezig te zijn. Dat het steeds makkelijker wordt om goed en groen te zijn, blijkt uit het enorme aanbod in

deze gids: fair trade winkels, biologisch eten, ecokleding, natuurlijke cosmetica, vegetarische restaurants en

groene hotels. En er is inmiddels zo veel goed en groen, dat na Amsterdam en Rotterdam ook van de steden

Den Haag en Utrecht een Good & Green Guide verschijnt.

18

164 QPQ | 3 • 2010

23

20 84

19

15

11

9 1

14

7

5

6

Page 165: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

01 IMO CarwashCapelseweg 3533068 AX RotterdamT 010 4212558www.imo-carwash.nl

02 Melachtonweg 1533045 PN Rotterdam

03 Prinsenlaan 9893062 CT Rotterdam

04 Parkeergarage WestblaakHartmansstraat 353012 VA Rotterdam

05 Doe-het-zelf werkplaatsVlietlaan 46c3061 DZ Rotterdam

06 An-dijvieJan Kruijffstraat 47b3026 VN RotterdamT 010 4777479

07 De Groene PassageMariniersweg 1-33

3011 NB Rotterdamwww.degroenepassage.nl

08 JasNieuwe Binnenweg 133c3014 GJ Rotterdam

T 010 4364759www.organicjas.com

09 Watt NouNieuwe Binnenweg 206a3021 GL Rotterdam

T 010 4045774www.wattnou.nl

10 HubshopNieuwe Binnenweg 195b3021 GA Rotterdamhttp://shop.rotterdam.the-hub.net/public/

11 Met Zonder Jas Gouwstraat 56c

3082 NC Rotterdamwww.metzonderjas.nl

12 Lets RuilwinkelsProvenierssingel 663033 EN Rotterdam

T 010 4774178www.lets-rotterdam.nl

13 Formula ZeroHeijplaatstraat 21-unit 343089 JB Rotterdam

T 010 4768000www.formulazero.eu

14 De groene MarathonBinnenwegplein, Coolsingel 195-1973012 AG Rotterdam

T 010 2710120www.rotterdam.info

16 Duurzame Dinner-huntKicker-eventsVan Vollenhovenstraat 153016 BE Rotterdam

T 010 2810309www.kicker-events.nl

17 BijenparkZolaweg3076 TR Rotterdam

T 010 5217099www.ambrosiusgilde.nl

18 Binderij GeschiktBergselaan 287a3038 CE Rotterdam

T 010 4665814

19 AhrendVasteland 223011 BL Rotterdam

T 010 2811200www.ahrend.nl

20 The HubHeemraadssingel 2193023 CD Rotterdam

T 010 7078513http://rotterdam.the-hub.net/public/

21 Studio HergebruikCoolsingel 533012 AB Rotterdam

T 010 4133660www.studiohergebruik.nl

22 SingeldingenHeemraadspark

3023 CD Rotterdamwww.singeldingen.nl

23 Rotterdam CollectiefStadhuisplein 153012 AR Rotterdam

T 010 7370215www.expect.nl

24 SingerSweatShopHoogstraat 170

3011 PV Rotterdam

www.singersweatshop.nl

3

17

165

Page 166: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Vervoer/Mobiliteit

01 IMO Carwash

Jaarlijks wordt voor het wassen van auto’s ongeveer vier pro-

cent van al het drinkwater in Nederland gebruikt. Dit staat

gelijk aan 10,5 miljard liter water. Een normale wasstraat

verbruikt zo’n 200 tot 500 liter per wasbeurt, maar bij IMO

Carwash doen ze het anders. Hier is het gemiddeld 50 liter

per wasbeurt en gebruiken ze gerecycled water. Ook zijn

de werknemers van IMO getraind door Stichting Milieu

Educatie en gebruiken ze ecologische wasmiddelen. Zo kun

je verantwoord je auto laten wassen! IMO zit behalve op de

Capelseweg nog aan de Melachtonweg en de Prinsenlaan.

04 Parkeergarage Westblaak

Hartje Rotterdam heeft sinds augustus 2010 een groe-

ne primeur. De in de jaren ’70 gebouwde parkeergarage

Westblaak met plek voor 780 auto’s is bekleed met een

wand van Hedera, een winterharde klimop. Met 5000 vier-

kante meter is het nu de grootste groene gevel van Europa.

Behalve mooi is de groene garage ook goed voor de lucht-

kwaliteit en het reduceren van geluidsoverlast.

05 Doe-het-zelf werkplaats

Lekke band? De doe-het-zelf werkplaats biedt je de ruim-

te en gratis materialen om je fiets zelf te maken. Ook voor

andere reparaties waar je thuis niet het gereedschap voor

hebt.

Winkelen

06 An-dijvie

Sfeervol winkeltje met goede biologische producten.

An-dijvie bezorgt ook biologische fruit- en groentepakket-

ten via een abonnement op de boerderij Landzicht. Ook

kun je bij An-dijvie terecht voor een kopje koffie of uitge-

breid ontbijt.

07 De Groene Passage

Eén van de grootste en beste biologische markten van

Nederland. Mooie anekdote: de Groene Weg (de biologi-

sche slager van de passage) heeft ooit de Rolling Stones van

vlees voorzien tijdens hun Europese tournee. Ook Pavarotti

scheen gek te zijn op de gegrilde kippetjes van de Groene

Weg.

08 Jas

Bij Jas kun je terecht voor fair trade kleding en accessoires.

Alle producten zijn gemaakt van hemp, bamboe of katoen.

De Rotterdamse soulzangeres Sabrina Stark draagt regel-

matig shirts van Jas.

09 Watt Nou

Van plan je huis milieuvriendelijker te maken? Dan ben je

bij Watt Nou aan het goede adres. Niet alleen kun je hier

terecht voor spaarlampen, ook andere producten die goed

zijn voor het milieu (en de portemonnee) zijn bij Watt Nou

te koop. Bovendien geven ze gratis tips en trucs voor een

duurzaam huishouden.

10 Hubshop

The Hubshop biedt duurzame ondernemers wereldwijd de

kans om op een laagdrempelige manier producten op de

Nederlandse markt te brengen. De ondernemer huurt box-

ruimte en de gehele omzet gaat terug naar de ondernemer.

The Hubshop is onderdeel van het wereldwijde netwerk

voor duurzame ondernemers The Hub.

11 Met Zonder Jas

Onder het motto ‘Geef pannenlappen een tweede kans!’

maken de dames van Met Zonder Jas kinderkleding van

retro-stoffen. Of het nu oude gordijnen zijn of ovenwan-

ten: bij Met Zonder Jas weten ze er wel wat van te maken!

Inspiratiebronnen zijn zeventiger jaren iconen als Paulus de

Boskabouter, Calimero en Tita Tovenaar. De winkel levert

via een webshop of op afspraak.

12 Lets Ruilwinkels

Bij de Lets Ruilwinkels worden spullen en diensten via een

puntensysteem van vraag en aanbod uitgewisseld. Kleine en

tweedehands goederen worden in de winkels geruild, gro-

tere goederen en diensten gaan via de webshop. Ook hebben

de Lets Ruilwinkels een DUS (Duurzame Uitleen Service)

punt voor de laagste inkomens. Wil je liever van je spullen

af dan ruilen? Dan kun je ook goederen en kleding inbren-

gen.

Bijzondere ervaring

13 Formula Zero

Elektrische auto’s zijn al een tijdje in omloop, maar echt

populair is het nieuwe rijden nog niet. Bij Formula Zero

willen ze automobilisten hier warm voor laten lopen door

races met elektrische auto’s te organiseren. De eerste race

in Rotterdam is in augustus 2008 georganiseerd, boekingen

zijn via de website te maken.

166 QPQ | 3 • 2010

Page 167: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

14 De groene Marathon

Hoewel Rotterdam misschien niet bekend staat als groenste

stad van Nederland, zijn ook in de Maasstad behoorlijk wat

parken, tuinen en bossen te vinden. De groene marathon is

een fietsroute van 42 kilometer langs de groenste plekken in

en rond de stad.

15 Reisburo op Zuid

Rotterdam-Zuid barst van de inspirerende sociale en

creatieve projecten. Maar je moet het wel net weten. Bij

Reisburo op Zuid organiseren ze (op maat gemaakte) tours

langs de meest interessante, creatieve of vernieuwende pro-

jecten in de verschillende wijken van Zuid. Ook zijn wandel-

tochten door Katendrecht via de website te downloaden.

15 Duurzame Dinner-hunt

Op zoek naar een origineel bedrijfsuitje? Bij de Duurzame

Dinner-hunt ga je als groep in twee teams Rotterdam in,

om opdrachten uit te voeren en geld voor het goede doel op

te halen. Het winnende team krijgt champagne, voor ieder-

een eindigt de dag met een biologisch diner.

16 Bijenpark

Waarschijnlijk een van de minst bekende parken van

Rotterdam. Toch is het Bijenpark in IJsselmonde met de

kleine dierentuin voor kinderen, een eigen kaasmakerij en

imker de moeite van een bezoek waard.

Voor kantoor en thuis

17 Eco4You

De wens het huis energieneutraal te maken, maar zelf niet

de kennis of handigheid? Dan regelt Eco4You het. Na het

bepalen van het energielabel van je huis, komt Eco4You de

juiste systemen installeren om het verbruik van warmte en

elektriciteit te verminderen.

18 Binderij Geschikt

Bij Binderij Geschikt verkopen ze bloemen en planten van

Ekobloem (Kwintsheul), die zonder het gebruik van chemi-

sche meststoffen of pesticiden zijn gekweekt.

19 Ahrend

In het enorme pand aan Vasteland ontwikkelt, ontwerpt en

produceert Ahrend kantoormeubilair met een streven naar

100% ecodesign. Behalve een focus op recycling van mate-

rialen, let Ahrend ook op de duurzaamheid van personeel.

Ahrend steunt de Universele Rechten van de Mens en zet

zich in tegen kinderarbeid en moderne slavernij.

Ontmoetingsplekken voor sociaal ondernemers

Wat is de top 5 van ontmoetingsplekken voor sociaal ondernemers in

Rotterdam? Waar heb je grote kans andere sociaal ondernemers te

treffen? En welke locaties zijn goed bereikbaar, werkbaar èn gezellig,

met goede koffie en als het even meezit ook Wi-Fi?

20 The Hub

Ontmoetings- en werkplek voor sociaal ondernemers. Hier

komen ruimte, middelen, connecties, kennis en ervaring

samen om goede ideeën te verwezenlijken. Ben je lid van

The Hub dan kun je wereldwijd terecht: online contact met

andere leden en offline in andere steden. Ook als niet-lid

kun je hier werken, je betaalt per dagdeel.

21 Studio Hergebruik

Studio Hergebruik is een winkel, expositieruimte, studio en

ontmoetingsplek in één. Kunstenaars en ontwerpers uit alle

disciplines krijgen bij Studio Hergebruik de kans te expose-

ren, zolang ze zich toeleggen op het recyclen of hergebrui-

ken van materialen, beelden of concepten. Dankzij de mix

van activiteiten is Studio Hergebruik een perfecte ontmoe-

tingsplek voor sociale ondernemers om inspiratie op te doen

en van gedachten te wisselen.

22 Singeldingen

Sinds de eerste editie in 2009 is Singeldingen in de zomer-

maanden 9 weken lang een sprankelende ontmoetings- en

doeplek in het Heemraadspark in Rotterdam. Vanuit een

(mobiele) kiosk worden allerlei activiteiten voor jong en oud

georganiseerd.

23 Rotterdam Collectief

In een voormalig leegstaand pand aan het Stadhuisplein is

sinds kort het Rotterdam Collectief gevestigd. Zelfstandige

professionals met verschillende disciplines worden hier ver-

enigd onder een centraal aanspreekpunt en management.

Het collectief zoekt actief naar opdrachten om intern uit te

zetten. Alle deelnemers blijven zelfstandig, maar kunnen

ook in teamverband uiteenlopende projecten aanpakken.

24 SingerSweatShop

Een nieuwe culturele hotspot waar jonge artiesten van-

uit verschillende disciplines exposities, feesten, high

teas, filmavonden en vele andere events organiseren. De

SingerSweatShop is gevestigd in het oude pand van de

Singer naaimachines, het eerste gebouw dat na het bombar-

dement van de Duitsers in 1940 in ere werd hersteld.

167

Page 168: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Bureau voor design en communicatie

Design- en communicatieadvies • Product branding • Jaarverslagen

Brochures • Huisstijl- en logo-ontwikkeling • Powerpointpresentaties

Websites • Magazines • Journalistiek werkzaamheden

De Vormstrateeg | Hinthamerstraat 162 | 5211 MV | ’s-HertogenboschPostbus 1366 | 5200 BK | ’s-Hertogenbosch | T 073 613 20 34 | [email protected]

Kijk voor onze portfolio: www.vormstrateeg.nl

Page 169: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

PartnersGezocht!

Waarom is niet iedereen sociaal ondernemer? Vraagt u zich dat ook af? Kom met ons praten!

QPQ heeft een missie. QPQ wil met inspirerende verhalen andere ondernemers stimuleren óók te starten met sociaal ondernemerschap. Daarom hebben we onszelf ten doel gesteld QPQ zo groot en invloedrijk mogelijk te maken. Daarom zijn we op zoek naar partners. Organisaties die deze missie onderschrijven, die zelf sociaal ondernemen, voorop lopen en dit wereldkundig willen maken. Zodat ze een voorbeeld en inspiratiebron kunnen zijn voor anderen. Partners dus die ons gedachtegoed helpen verspreiden.

Wat verwacht QPQ van u als partner?

– Als partner adopteert u tegen kostprijs een deel van de oplage van QPQ, dat kan al vanaf

250 exemplaren, voor minimaal 1 jaar.

– U doet QPQ cadeau aan precies diegenen die u wilt inspireren, uw doelgroep, relaties of

medewerkers bijvoorbeeld.

– In overleg kunt u of een van uw relaties onderwerpen of ideeën aandragen, waarmee de redactie

van QPQ in een volgend nummer haar (en uw) lezers weer kan inspireren.

Wat kan een partner van QPQ verwachten?

– QPQ zorgt voor verspreiding van het magazine.

– Bij de verspreiding horen desgewenst een begeleidende aanbiedingsbrief, een banderol of zelfs

een aangepaste cover met uw organisatie als duidelijke afzender tot de mogelijkheden. Ook tegen

kostprijs natuurlijk. We lichten met veel plezier de verschillende mogelijkheden toe.

– Als partner kunt u bovendien kiezen voor publiciteit in de positieve, geëngageerde context van

QPQ. Hierbij kunt u denken aan een advertentie, een advertorial of redactioneel artikel, over

een van uw projecten of ideeën, een specifiek product of een van uw partners, of over uw eigen

organisatie uiteraard. Overleg gerust met ons over de mogelijkheden, alles is bespreekbaar.

Tenslotte: in het productieproces van QPQ wordt natuurlijk uitsluitend gedrukt met biologische inkten, IPA-vrij op de Ecolor-pers,

100% gevoed door groene stroom, CO2-neutraalvrij en met CO2-neutrale grondstoffen. De pre-press is geheel chemievrij. En ja,

dat kan dus zulk mooi papier en zulke heldere kleuren tot gevolg hebben. Meer weten? Neem contact op met QPQ, Marije Hamers,

e-mail [email protected], telefoon: 073 610 00 88.

Page 170: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

170 QPQ | 3 • 2010

Page 171: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

geen kletskop onder de

erasmusbrug

Restaurant Z&M, Rotterdam

Het Rotterdamse Scheepvaartkwartier oogt weldadig op deze zonovergoten dinsdag. Een koel briesje, masttouwen die ritmisch klikken op de wind, met op de achtergrond nog net een punt Erasmusbrug. Dit is het fraaie decor van het terras waarop Geleijnse en Van Benthem neerstrijken. Hongerig naar eerlijk, biologisch voedsel en een keuken met een goed verhaal.

Tekst: Willemijn van Benthem en Annemarie Geleijnse

171

GELEIJNSE EN VAN BENTHEM ETEN UIT

Page 172: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Z&M Delicatessen Veerhaven 13

3016 CJ Rotterdam

Reserveren: 010-2800980

[email protected]

www.zenmdelicatessen.nl

Op het laatste moment ontdekt Geleijnse in het bed van krokante sla nog een perfecte plak geitenkaas en knapperig stuk brood.

172 QPQ | 3 • 2010

Page 173: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Rob Baris en Emmy Walburg zijn de eigenaren van Z&M, een

restaurant, delicatessenwinkel en kookstudio. De zaak is stijlvol

aangekleed, als een decor in een hip interieurblad. ‘Eigenwijs

eerlijk eten’ is de slogan van dit eetpaleis. Uitbaatster Emmy

Walburg maakt er niet veel woorden aan vuil. “Wij kunnen het

ons gewoon niet voorstellen dat je het anders doet.” Ze vindt

het vanzelfsprekend dat je voor goede producten kiest en dat

zijn nou eenmaal vaak biologische. “Maar”, voegt ze toe, “ik

ben mijn broeders hoeder niet. Iedereen moet het zelf weten.

Wíj doen dit al dertig jaar zo.”

Voorgerecht

Bij aankomst zijn slechts drie tafeltjes bezet. Aan het eten

kan het niet liggen. “Wat gezond!”, roept Van Benthem uit

als zij een schaal vol geroosterde pastinaak, artisjok en bieten

krijgt aangereikt. “We máken ook heel gezond eten”, pareert

Walburg. Uitnodigend is ze niet. Op de opmerking van Van

Benthem dat zij geen tarwe mag, zegt ze: “Dan moet je geen

brood eten”, terwijl ze brood op tafel zet. Desalniettemin sma-

ken de voorgerechten heerlijk. Met de groenten om in de dip-

sauzen te dopen, mis je het brood niet eens. En ook de verse

artisjok van Geleijnse maakt veel goed. De dressing van honing

en mosterd is ouderwets lekker om de mooi gedrapeerde blaad-

jes door heen te halen. Het is alleen een flink voorgerecht. Op

het laatste moment ontdekt Geleijnse in het bed van krokante

sla nog een perfecte plak geitenkaas en knapperig stuk brood.

Hoofdgerecht

Als hoofdgerecht koos Geleijnse voor de kleine portie pasta

met walnotenpesto, citroen en geroosterde paprika. Hoewel

de pasta wat zoutloos is, likt ze liefst haar bord af. De pesto

geeft een nasmaak die de rest van de dag op je gehemelte blijft

hangen als een gelukzalige herinnering. Van Benthem geniet

intussen stilletjes van de risotto met twee soorten garnalen en

selderij. Heerlijk romig door de parmezaan, veel garnalen en de

rijst perfect beetgaar. Op het menu stond ‘twee soorten garna-

len’, maar welke dat mogen zijn, wordt niet onthuld. “Gewoon,

grote en kleine”, is het zuinige antwoord van de uitbaatster.

Dessert

Het gezicht van Geleijnse gaat alweer glimmen als de citroen-

taart met frambozen en rabarberijs wordt neergezet. Het deeg

is zo klef dat het aan de binnenkant van je wangen blijft plak-

ken. Geleijnse probeert uit alle macht alles op te eten, maar hoe

lekker ook, het beslag is machtig. Van Benthem kiest voor de

hangop met meringue en kletskoppen. Emmy Walburg zal bij

de kok navragen of de koekjes tarwe bevatten en serveert even

later de hangop zónder kletskoppen - en zonder toelichting.

Een gemakkelijke oplossing, maar de hangop is romig en fris

tegelijk door de verse frambozen en aardbeien. Het krokante

eiwitbeslag dat er doorheen is geroerd, maakt het gerecht luch-

tiger dan het in werkelijkheid is. Toch gaat alles op.

Misschien dat we in de avonduren nog eens moeten terugko-

men, als Rob Baris er ook is? De kaart nodigt er in ieder geval

toe uit. En we zijn eigenlijk wel benieuwd naar die parfait van

lavendel met rozenbottelsaus.

NB: Met de kassabon krijg je vijf procent korting in de wijnwinkel.

Wijn halen ze zelf uit Frankrijk.

ingrediënten (vier personen):

– 250 ml yoghurt

– 200 ml slagroom

– 300 gr rood fruit: aardbeien, bramen, bessen

Merengue (harde) grof verkruimeld, ongeveer

een kleine hand (hiervoor kunnen ook zogeheten

‘schuimpjes’ worden gebruikt)

– 1 vanille stokje

– Rasp van ½ citroen, ½ limoen en ½ sinaasappel

– 3 eetlepels honing

Giet de yoghurt in een schone doek en leg deze in de zeef.

De yoghurt een nacht lang laten uitlekken. De slagroom

kloppen en door de uitgelekte yoghurt scheppen. Weer een

aantal uur laten uitlekken. Ongeveer 100 gram van het

rode fruit opkoken met een schepje honing en zeven, voor

de saus. Het vanillestokje uitschrapen en samen met de

citrus-rasp en honing door de yoghurt roeren. Voeg pas op

het laatste moment de stukjes merengue en het rode fruit

toe. Leg een flinke schep hangop op het bord en schenk

wat saus over en om de yoghurt heen.

Het recept

Recept HangopZ&M Delicatessen

173

Page 174: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

“Igor Kluin is heel gedreven in het vinden van een nieuw,

duurzaam marktmodel voor de energiesector. Hij doet dat op

een slimme manier, en komt daardoor heel ver. Met zijn bedrijf

laat hij zien dat verandering in ons ‘starre’ energiesysteem wel

degelijk mogelijk is.

Qurrent is een energiemaatschappij die helpt bij de decentrale

opwekking van energie, en ook het meten van die energie. In de

meterkast wordt een Q-box geplaatst die bijhoudt hoeveel ener-

gie er wordt verbruikt. Het bedrijf maakt voor de opwekking

gebruik van zonnepanelen, windturbines en andere mogelijke

alternatieven. De hoeveelheid energie die te veel is wordt naar

de buren ‘gestuurd’, of naar het netwerk.

En dat is een groot verschil met hoe het nu nog gaat met

centrale opwekking. Het is veel beter - en ook logischer - om

gebruik te maken van meerdere, kleine energiebronnen door

het hele land. Igor Kluin bewijst met zijn bedrijf dat er wel

degelijk alternatieven zijn en dat het ook haalbaar is. Hij maakt

daarbij slim gebruik van zijn netwerk. Door zijn contacten met

Den Haag en met woningbouwverenigingen komt hij heel ver.”

Ritsaart van Montfrans geeft het ‘stokje’ door aan… Igor Kluin van Qurrent.

Energiedirecteur maakt slim gebruik van zijn netwerk

Igor Kluin is oprichter van Qurrent, een energie maatschappij die zich richt op lokale energieopwekking.

Tekst: Roos Menkhorst | Fotografie: Jaqueline Dersjant

ESTAFETTE

174 QPQ | 3 • 2010

Page 175: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

QPQ nr.4 verschijnt in december 2010

VOLGENDE KEER IN QPQ

Thema: innovatieWat zijn de vijf belangrijkste innovatietrends? Hoe springen sociaal ondernemers daarop in? En de koplopers van het reguliere bedrijfsleven?

Social intrapreneurs: social changemakers in gewone ondernemingen

Duurzaam kerstdiner. Onder het genot van een

verantwoord diner voert QPQ een debat met de eters

over: Wat is beter: fair, biologisch, regionaal?

En natuurlijk de recepten.

Verantwoord op reis. Steeds meer reisorganisaties claimen

dat ze aan ecotoerisme doen. Maar hoe ‘eco’ zijn die reizen

eigenlijk? Wat levert het de lokale bevolking op? Hoeveel van

iedere euro gaat er daadwerkelijk naar haar toe?

Nieuwe rubriek: Social Dragons Den

Verantwoord oud en nieuw vieren: duurzame bubbels, verantwoorde

cosmetica en groene feestkleding

3

Page 176: QPQ 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman

Stagiaires en afstudeerders die er voor gaan!Feature Talent helpt u om die zelfstandige, communicatieve en gemotiveerde HBO student(e) te vinden waar u echt wat aan hebt. Wanneer u een opdracht voor een stagiaire of afstu-deerder hebt, dan wilt u niet afwachten of de juiste kandidaat zich zal aandienen. Wij gaan op basis van persoonlijke contacten op zoek naar de student die zich graag wil ontwikkelen in uw organisatie. Voor u is het no cure no pay, dus bel ons als u gaat voor resultaat.

Kijk voor meer informatie op www.featuretalent.nl of bel naar 0180 41 00 43.

Stel je voor.Zij maakt zich op voor uw bedrijf.