Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige … · 2014. 4. 3. · Protocollen...

35
Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Zuurstof toedienen

Transcript of Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige … · 2014. 4. 3. · Protocollen...

Zuurstof toedienenHoofdstuk
© Vilans 21-01-2014
Saturatie meten
Het doel van saturatie meten is het meten en bewaken van het zuurstofpercentage in de lichaamsweefsels1.
Wat is Saturatie?
In het bloed zitten rode bloedcellen die zorgen voor het transport van zuurstof naar de weefsels. In deze rode bloedcellen zit hemoglobine (Hb) die de zuurstof aan zich bindt in de longen en in de weefsels de zuurstof loslaat. De arteriële zuurstofsaturatie, kortweg saturatie, is een graadmeter voor de hoeveelheid zuurstof die aan de hemoglobine in de rode bloedcellen in de arteriën (slagaders) gebonden is. De saturatie wordt uitgedrukt als een percentage en is bij gezonde personen meer dan 96% SpO2. Zuurstofsaturatie is het percentage hemoglobine (Hb) dat volledig is verzadigd met zuurstof. De maximale verzadiging is 100%.
Optimaal zuurstofpercentage Wat de optimale waarde van de saturatie is bij niet gezonde personen kan variëren. Cliënten met chronische longaandoeningen zoals Astma en COPD kunnen een lage zuurstofstofsaturatie hebben (soms minder dan 90%) zonder acute benauwdheidsklachten. Dit komt omdat het lichaam zich geleidelijk aanpast aan het zuurstoftekort. Oudere mensen hebben over het algemeen ook lagere zuurstofsaturaties. Stel daarom per cliënt die behandeld wordt met zuurstof, i.o.m. de arts vast wat het optimale zuurstofpercentage is voor de cliënt en bij welke (onder)waarde er overleg dient plaats te vinden met de arts. Leg dit vast in het dossier van de cliënt. De zuurstofpercentages hieronder geven een indicatie:
zuurstofpercentage tussen 96% - 100%: acceptabel bij gezonde mensen; zuurstofpercentage tussen 92% - 100%: acceptabel bij COPD en hartfalen (i.o.m. arts); zuurstofpercentage < 95%: toediening van zuurstof overwegen (i.o.m. arts); Zuurstofpercentage < 90%: desaturatie, zuurstof toedienen (i.o.m. arts)2.
Wat is desaturatie?
Men spreekt van desaturatie als de saturatie minder is dan 90%. De cliënt ademt onvoldoende zuurstof in of de zuurstofuitwisseling tussen de longen en het bloed functioneert niet naar behoren. De cliënt is cyanotisch (de huid kleurt blauw) en heeft een heel langzame of juist heel snelle pols en/of ademhaling.
Oorzaken van desaturatie Desaturatie komt voor bij:
Ademhalingsziekten, zoals astma en COPD. Hartproblemen. Bij hartproblemen treden vaak vochtophopingen in de longen op, waardoor
de zuurstofuitwisseling minder goed kan plaatsvinden. Slaapapneu. Een vaak voorkomende vorm van desaturatie is nachtelijke desaturatie. Dit
komt door slaapapneu. Cliënten stoppen gedurende de nacht verschillende malen met ademen. Dit duurt tientallen seconden tot zelfs enkele minuten.
1 Verpleegkundige intensive care protocollen, VenVN, 2013. 2 Praktijkgids vroege herkenning en behandeling van de vitaal bedreigde patiënt, 2008.
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstoftekort en saturatiemeting: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Saturatie meten met een saturatiemeter
De saturatiemeter berekent het zuurstofgehalte in het bloed. Plaats de clip (van de saturatiemeter) om de top van de vinger. De clip sluit aan op het nagelbed en de huid van het bovenste kootje van de vinger. Schakel de saturatiemeter aan. De waarde van de saturatie (en ook die van de polsslag) verschijnt na enkele seconden op het afleesvenster. Er zijn meters met het afleesvenster op de clip, bij andere modellen is de clip via een snoer verbonden met een los apparaatje waarop de meting wordt afgelezen. Er zijn losse apparaatjes voor in de hand of voor om de pols. Saturatiemeters werken op (oplaadbare) batterijen.
Afbeelding: clip voor het meten van de saturatie, het afleesvenster zit op de clip.
Het meten van de saturatie kan ook door arteriële bloedgasanalyse. Bij deze methode wordt bloed afgenomen uit de arteriën (slagaders), de saturatie wordt gemeten in het laboratorium. Dit is ook de manier om een saturatiemeter te ijken. Het is onvoldoende op basis van meting met een vingersaturatiemeter de diagnose hypoxemie vast te stellen. Hiervoor is aanvullend onderzoek nodig1.
Indicaties voor het meten van de saturatie Ontwennen / afbouwen beademing of zuurstof; benauwdheidsklachten; cyanose (van de huid, vingers, nagelbed, lippen); heel langzame of heel snelle ademhaling; heel langzame of heel snelle pols; veranderingen in het bewustzijn van de cliënt.
Aandachtspunten bij saturatiemeting
Om tot een betrouwbare uitslag van de meting te komen is het belangrijk te zorgen voor2: Warme handen. Overweeg bij cliënten die steeds te koude handen hebben voor een
betrouwbare meting, de meting te doen met een speciale voor meting aan de oorlel gemaakte clip.
Schone handen. Geen nagellak of kunstnagels. Gebruik bij voorkeur de wijsvinger om te meten. Meet altijd aan dezelfde vinger. Geen felle lichtbron in de buurt van het apparaat. Houd de hand, vinger stil bij het meten van de saturatie. Gebruik de saturatiemeter niet in MRI- of CT-omgeving3. Plaats de saturatiemeter niet op een lichaamsdeel met bloeddrukmanchet of een infuus, dit
kan tot onnauwkeurige metingen leiden.
Reiniging en onderhoud van de saturatiemeter
1 Richtlijn diagnostiek en behandeling COPD, 2010 (ingezien september 2013). 2 www.saturatiemeter.eu (geraadpleegd september 2013; externe link). 3 Handleiding vingersaturatiemeter, Oxycure, 2010 (geraadpleegd september 2013).
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstoftekort en saturatiemeting: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 3
Reinig de saturatiemeter volgens de gebruiksinstructie van de fabrikant. Reinig het rubber van de clip voordat het in aanraking komt met de cliënt, met alcohol 70%1. Verwijder de batterijen als de saturatiemeter lang niet wordt gebruikt. Vervang de batterij zodra de waarschuwing verschijnt dat de batterij bijna leeg is. Bewaar de saturatiemeter op een droge plaats.
1 www.saturatiemeter.eu (geraadpleegd september 2013; externe link).
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstoftekort en saturatiemeting: 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Zuurstofbehandeling
Met zuurstofbehandeling wordt een toename van de hoeveelheid zuurstof in het arteriële bloed beoogd. Hierdoor vermindert een aanwezig zuurstoftekort in het bloed en de zuurstoflevering aan de weefsels verbetert. Zuurstofbehandeling heeft alleen effect als er sprake is van een goede gasuitwisseling in de longen, als er een goede circulatie aanwezig is en als het hemoglobinegehalte in het bloed op peil is. De dosering van de zuurstof wordt vastgesteld op geleide van de arteriële bloedgaswaarden. Bij zuurstofbehandeling onderscheiden we:
langdurige toediening (onderhoudsbehandeling); kortdurende toediening (uren, dagen), meestal in een acute fase van een ziekte.
Zuurstoftekort
Bij een zuurstoftekort van het lichaam stagneert de stofwisseling en kunnen cellen en weefsels sterven. Het leven en welzijn van de cliënt worden bedreigd.
Symptomen van zuurstoftekort De volgende signalen kunnen op een tekort aan zuurstof wijzen:
kortademigheid in rust en bij lichte inspanning; sufheid; vergeetachtigheid; verwardheid; gevoel van zwakte en krachteloosheid; blauwe huidskleur, vooral de vingers, nagels en lippen; hoge pols- en ademhalingsfrequentie; angst.
Oorzaken van zuurstoftekort Zuurstoftekort kan ontstaan door:
daling van zuurstofspanning in de omgevingslucht; respiratoire insufficiëntie, onder te verdelen in:
– hypoventilatie: het bloed wordt onvoldoende van zuurstof voorzien en er wordt onvoldoende koolzuur uit het bloed verwijderd;
– diffusiestoornis: het transport van zuurstof, door de alveolaire-capillaire membraan in de longen naar het bloed, is verstoord;
onvoldoende zuurstoftransport door het bloed; niet verwerken van de aangevoerde zuurstof door de cellen.
De factoren staan niet los van elkaar; de ene factor kan de andere beïnvloeden.
Indicaties zuurstofbehandeling
Langdurige (thuis)toediening is geïndiceerd bij1: volwassenen met overdag in rust een ernstige chronische hypoxemie (zuurstoftekort in het
bloed) zoals cliënten met COPD, CF (cystic fibrosis) of andere chronische longaandoeningen;
volwassenen met vasculaire aandoeningen, hartfalen of spierziekten. 1 Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000
(ingezien augustus 2013). © Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstofbehandeling: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 5
Zuurstofbehandeling van ten minste 15 uur per dag verbetert bij cliënten met COPD en chronische hypoxemie (en bepaalde arteriële bloedgaswaarden) de levensverwachting en de kwaliteit van leven. Als zuurstof goed gedoseerd wordt toegediend, blijkt een aantal cliënten na verloop van tijd minder zuurstof nodig te hebben, omdat ze meer energie krijgen en hun ademhaling kunnen trainen. Langdurig zuurstofgebruik is belastend voor de cliënt. Het belemmert het dagelijks functioneren. Langdurige zuurstofbehandeling dient daarom bij voorkeur ’s nachts plaats te vinden. Kortdurende behandeling is geïndiceerd bij:
verergering van COPD (binnen 3 maanden dient de behandeling geëvalueerd te worden); nachtelijk zuurstoftekort (onder bepaalde voorwaarden); als palliatieve (is verzachtende of verlichtende) maatregel.
Zuurstofbehandeling wordt ook gegeven aan cliënten met clusterhoofdpijn. Dit is een zeldzame aan migraine verwante vorm van hoofdpijn met korte en zeer hevige aanvallen aan één zijde van het hoofd. Veel cliënten met clusterhoofdpijn, 60 tot 70%, hebben baat bij een toediening van zuurstof1.
Contra-indicaties zuurstofbehandeling
Er zijn geen contra-indicaties voor zuurstofbehandeling. Wel is van belang dat de cliënt2: optimaal behandeld is voor zijn / haar aandoening; gemotiveerd is; in staat is de zuurstofvoorziening goed te gebruiken; gestopt is met roken.
Deze contra-indicaties gelden niet bij zuurstofbehandeling voor palliatie (verlichting van klachten bij terminale cliënten) en aandoeningen die niet gepaard gaan met hypoxie zoals bij clusterhoofdpijn.
1 Brochure Clusterhoofdpijn. Nederlandse Vereniging van hoofdpijnpatiënten, 2007 (ingezien
augustus 2013). 2 Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000
(ingezien augustus 2013). © Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstofbehandeling: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Zuurstofapparatuur
Welke vorm ook gekozen wordt, de zuurstof wordt op dezelfde manier toegediend, namelijk in gasvorm via een zuurstoftoevoerslang (slang tussen zuurstofcilinder/centraal zuurstofsysteem en zuurstofkatheter, -bril, -masker).
A stationaire cilinder met drukregulator en flowmeter; B draagset; C zuurstofconcentrator; D moedervat van het vloeibare-zuurstofsysteem; E draagvat van het vloeibare-zuurstofsysteem. Foto: P. Rothengatter, Academisch Ziekenhuis Utrecht1.
Zuurstofcilinder
Zuurstof in cilinders is samengeperst tot een druk van 200 bar. Via een zuurstofklok (drukregelaar) wordt dit teruggebracht tot 3-5 bar in de zuurstoftoevoerslang en, afhankelijk van de lengte van de slang, 1-2 bar ter plaatse van het uitstroompunt. Er zijn:
grote cilinders voor stationair gebruik (meestal met een inhoud van 10 liter); kleine draagbare cilinders voor ambulant gebruik (meestal met een inhoud van 2 liter); kleine draagbare cilinders met een ‘on demand’-systeem.
De draagbare cilinder bevat bij een dosering van 1 liter per minuut, zuurstof voor ongeveer 6 uur en weegt (geheel gevuld) ongeveer 5 kilo. De draagbare cilinder wordt vaak gemonteerd aan een rollator of aan een rolstoel. Het verwisselen van een zuurstofcilinder wordt over het algemeen door de gebruiker of door de leverancier uitgevoerd. Reservecilinders dienen in een aparte ruimte te worden opgeslagen.
Zuurstofklok 1 Uit: Richtlijn Zuurstofbehandeling thuis 2000, NVALT/Kwaliteitsinstituut voor de
gezondheidszorg CBO Utrecht (ingezien sept 2013). © Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstofapparatuur: 1 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 7
Er zijn zuurstofcilinders met een ingebouwde zuurstofklok (bv. de LIV) en cilinders waar je zelf de zuurstofklok aan moet bevestigen. Een zuurstofklok vermindert de druk waarmee de zuurstof aan de cliënt wordt toegediend. Het aantal liters zuurstof wordt ingesteld met een regelknop op de zuurstofklok of op een aparte flowmeter. Beide zijn doorgaans in te stellen op een hoeveelheid van 0,25 tot 15 liter zuurstof per minuut.
Afbeelding zuurstofklok met regelknop1.
Afbeelding flowmeter2.
Op bovenstaande (linker) afbeelding zit links het aansluitpunt voor de zuurstofcilinder. Rechts de regelknop waarmee het aantal toe te dienen liters zuurstof wordt ingesteld. De manometer aan de bovenkant geeft de druk weer (uitgedrukt in bar) waaronder de zuurstof in de cilinder zit. Aan de onderkant zit het uitstroompunt voor de zuurstoftoevoerslang of zuurstofbevochtiger. Een cilinder met ingebouwde zuurstofklok bevat dezelfde onderdelen. De zuurstof klok is onder een beschermkap op de cilinder geplaatst.
Afbeelding cilinder met ingebouwde zuurstofklok3. 1 Regelknop, 2 Cilinderkraan, 3 Manometer, 4 Uitstroompunt, 5 Ophangsysteem.
Berekenen van de inhoud van de zuurstofcilinder De druk in een cilinder wordt uitgedrukt in bar. De druk, het aantal bar, lees je af op een manometer op de drukregelaar. Op een zuurstofcilinder is druk aangebracht zodat de zuurstof eruit kan stromen bij opening. Daardoor bevat een cilinder meer zuurstof dan het volume van de cilinder zou doen vermoeden, 1 Website medidisequipment.nl. 2 Website southernaquaculturesupply.com. 3 Website linde.nl.
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstofapparatuur: 2 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 8
Heb je een cilinder met een volume van 2 liter met een druk van 200 bar (op de manometer af te lezen), dan bestaat de inhoud van de cilinder 200 bar x 2 liter = 400 liter zuurstof. Wanneer je het aantal liter zuurstof dat nog in de cilinder zit kent, is ook te bereken hoelang iemand met de zuurstofcilinder toe kan. Rekenvoorbeeld Een cliënt krijgt 1,5 liter zuurstof per minuut uit een 2 liter-cilinder met een druk van 200 bar. Op de volgende wijze is te berekenen hoe lang de cliënt nog met de cilinder toe kan.
Hoeveelheid zuurstof: 2 x 200 = 400 liter zuurstof (dit is de totale hoeveelheid zuurstof die er beschikbaar is).
400 liter gedeeld door 1,5 liter per minuut = 266,67 minuten (de totale hoeveelheid beschikbare zuurstof deel je door de hoeveelheid zuurstof die een cliënt per minuut moet krijgen, je weet dan voor hoeveel minuten er nog zuurstof beschikbaar is).
266,67 minuten gedeeld door 60 = 4,44 uur = 4 uur en 26 minuten (het aantal minuten deel je door 60, zo weet je voor hoeveel uur er nog zuurstof beschikbaar is. In dit voorbeeld heeft de cliënt nog voor 4 uur en 26 minuten zuurstof).
Zuurstofconcentrator
Een zuurstofconcentrator is een elektrisch apparaat dat uit de omgevingslucht zuurstof concentreert. Een concentrator heeft lucht nodig om zuurstof te kunnen produceren. De ruimte waarin de concentrator wordt gebruikt moet dus goed geventileerd worden, zodat voldoende verse buitenlucht aangevoerd wordt. Er zijn meerdere soorten1.
Een vaste (stationaire) concentrator, ongeveer zo groot als een nachtkastje. Een cilinder (meestal een 10 liter-cilinder) met toebehoren wordt standaard meegeleverd.
Buitenshuis kan gebruik gemaakt worden van transportabele (lichtere) concentrator, die in een rugzak gedragen kan worden.
Een zelfvulsysteem is een concentrator waarmee de cliënt tegelijkertijd (lichtgewicht)cilinders kan vullen en zuurstofbehandeling ondergaan.
Vloeibare zuurstof
Vloeibare zuurstof (zoals Ambulox en Helios) is zuurstof in de meest geconcentreerde vorm. Voor vloeibare zuurstof wordt een moedertank bij het huis van de cliënt geplaatst. Er hoort een kleine draagbare tank bij, waaruit de cliënt bij een dosering van 2 liter per minuut ongeveer 8 uur zuurstof kan halen. Er zijn ook draagbare tanks met een ‘on demand’-systeem. Er wordt alleen zuurstof afgegeven indien noodzakelijk. De draagbare tank weegt vol ongeveer 3,5 kilo en wordt steeds uit de moedertank bijgevuld. De moedertank bevat 31, 41 of 46 liter zuurstof1. De draagbare tankjes bestaan uit dubbelwandige vacuümgeïsoleerde houders die lijken op een thermosfles. De vloeibare zuurstof verdampt langzaam en continu tot gas en deze gasvormige zuurstof wordt via een buizenstelsel in de tank gereguleerd en op temperatuur gebracht. Via de flowregelaar en een zuurstoftoevoerslang wordt de (gasvormige) zuurstof aan de cliënt toegediend. De zuurstof in de verbindingsslang is dus van dezelfde aard als zuurstof uit een cilinder of een concentrator. Vloeibare zuurstof is zeer koud (-183 °C).
‘On demand’-systeem
Tegenwoordig is er ook een zogenaamd ‘on demand’-systeem. On demand’ wil zeggen dat de zuurstof alleen afgegeven wordt bij iedere inademing door de neus. Bij de andere vormen van
1 Website Linde (ingezien september 2013; externe link).
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstofapparatuur: 3 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 9
zuurstoftoediening stroomt de zuurstof continu door. Met het ‘on demand’-systeem gebruikt men dus minder zuurstof. Het systeem bestaat zowel voor de draagset van vloeibare zuurstof als voor de draagset van de cilinder. Het ‘on demand’-systeem is echter niet geschikt voor iedere cliënt. Overleg hierover met de behandelende arts is noodzakelijk.
Keuze zuurstofapparaat
Verschillende factoren spelen een rol bij de keuze voor een bepaald zuurstofapparaat. Wensen van de cliënt. Zoals de frequentie van opladen van de concentrator, het gewicht van
het zuurstofapparaat, de gebruiksduur en het geluidsniveau. Het Longfonds heeft een document waarin verschillende soorten zuurstofapparaten vergeleken worden op deze punten1.
Overwegingen behandelend arts. Commerciële en logistieke argumenten van de zuurstofleverancier. Financiële beperkingen door zorgverzekeraar. Nieuwe ontwikkelingen en uitkomsten onderzoek.
1 Longfonds, informatie over zuurstof 2013, bijlage 1 (externe link).
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Zuurstofapparatuur: 4 (van 4)
Bijwerkingen en complicaties bij zuurstofbehandeling
Het gebruik van zuurstof geeft weinig bijwerkingen. De pure zuurstof uit de toedieningsvorm wordt tijdens het inademen zo vermengd met de buitenlucht die men inademt, dat het mengsel dat in de longen terechtkomt, slechts een paar procent meer zuurstof bevat.
Aandachtspunten bij zuurstofbehandeling
De volgende aspecten zijn van belang: observatie van de cliënt; observatie slijmvliezen en huid; ineffectieve zuurstoftoediening; een te hoge of te lage dosering.
Zorg dat er altijd voldoende zuurstof aanwezig is. Zorg voor een reserve-opvang (bv. een cilinder) voor noodgevallen.
Observatie van de cliënt
Let op de volgende aspecten: frequentie, diepte en manier van ademhalen, zoals snelle, oppervlakkige ademhaling,
neusvleugelen, gebruik van hulpademhalingsspieren; kleur van huid en weefsels (cyanose); tekenen van angst of onrust.
Controleer bij afwijkingen:
of er nog zuurstof in de cilinder of tank zit; of zuurstof wordt toegediend volgens voorschrift; of de dosering juist is ingesteld; of eventuele medicatie volgens voorschrift is ingenomen; of de neusbril, zuurstofmasker of zuurstofkatheter goed geplaatst zijn; of de toevoerslang nergens wordt afgekneld en goed doorgankelijk is; meet vitale functies (de (frequentie) van de pols en ademhaling, de saturatie en de
bloeddruk) zoals afgesproken, overleg met de arts.
Observatie van de slijmvliezen en huid
Toegediende zuurstof is extreem droog en kan gemakkelijk aanleiding geven tot uitdroging en irritatie, en dus tot ontsteking van de slijmvliezen van de luchtwegen en indroging van daarin aanwezige secretie.
Zorg voor een goede neus- en mondverzorging. Reinig de neusgaten dagelijks door te snuiten of met behulp van een wattenstokje.
Zorg, bij een zuurstofflow > 5 liter per minuut1 2, voor bevochtiging van de toegediende zuurstof en zorg voor een goede verzorging van de mond-, neus-, en keelholte.
De druk van zuurstofbril, zuurstofkatheter of zuurstofmasker kan decubitus veroorzaken. Zorg voor een goede huidverzorging en gebruik zo mogelijk de neusgaten afwisselend. Eventueel kan een dunne huidplak gebruikt worden ter bescherming.
1 Richtlijn zuurstof behandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000
(ingezien sept. 2013). 2 Bij zuurstoftoediening standaard lucht bevochtigen? Nursing, mei 2011.
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Bijwerkingen, complicaties en aandachtspunten: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 11
Bij mensen met een gevoelige huid kan de zuurstofslang plaatselijke irritatie geven. Bij een neusbril zijn speciale manchetten ter bescherming van de oren verkrijgbaar.
Gebruik bij irritatie van de huid bij de neus een vetvrije crème zoals cetomacrogol crème of Nisita crème. Beide zijn zonder recept bij de apotheek verkrijgbaar. Gebruik geen crème op vet- of oliebasis vanwege brandgevaar.
Ineffectieve zuurstoftoediening
Bij toediening van zuurstof kan het gebeuren dat de aangeleverde zuurstof niet in de longen terecht komt, maar ongebruikt naar buiten weglekt. Oorzaken kunnen zijn:
verstopping door ingedroogd slijm of secreet; zwelling van het neusslijmvlies; onjuiste plaatsing van bril, katheter of masker; door de mond in plaats van door de neus ademhalen.
Een te hoge of lage dosering
Een te hoge of te lage dosering zuurstof geeft klachten zoals: hoofdpijn; sufheid; snelle pols; hoge bloeddruk; zweten; speekselvloed; bewustzijnsstoornissen.
Overleg met de arts. Aan de hand van een bloedgasanalyse wordt de dosering toe te dienen zuurstof opnieuw bepaald. Het kan bij COPD-cliënten gebeuren dat de ademhalingsprikkel wegvalt door een te hoge zuurstofsaturatie. Er treedt dan een depressie van het ademcentrum op waardoor de natuurlijke diepte en frequentie van de ademhaling vermindert (hypoventilatie). Daarom wordt bij deze cliënten meestal niet meer dan 2 liter per minuut gegeven.
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Bijwerkingen, complicaties en aandachtspunten: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Toedieningswijzen zuurstof
Zuurstof wordt via de neus en/of mond of direct via de luchtpijp toegediend. Zuurstof wordt via de neus en/ of mond toegediend met een zuurstofbril, een (nasofaryngeale) zuurstofkatheter of een zuurstofmasker. Zuurstof kan ook direct in de trachea worden toegediend met een tracheotomiemasker of een speciale zuurstofconnector. Bij cliënten die last hebben van zuurstoftoediening via de neus of hiervan onvoldoende effect hebben, kan een transtracheale microkatheter, een dun slangetje dat direct in de luchtpijp wordt ingebracht, uitkomst bieden.
Keuze toedieningswijze
Bij toediening van zuurstof moet steeds beoordeeld worden welke dosis en welk toedieningsmateriaal het meest effectief en comfortabel is voor de cliënt. Het percentage zuurstof wat de cliënt binnen krijgt is afhankelijk van1:
het aantal liters zuurstof dat toegediend wordt; het ademhalingspatroon van de cliënt; het zuurstofreservoir of de dode ruimte. Dit is o.a. de mond- en keelholte van de cliënt en de
inhoud van het zuurstofmasker (als dit gebruikt wordt). Hier vindt geen zuurstofopname plaats.
Zuurstofbril
De zuurstofbril, ook wel neusvorkje genoemd, is een slang met twee uitstekende stukjes. Stop de korte uitstekende stukjes in beide neusgaten. Fixeer de slang met een stropje op het achterhoofd of onder de kin van de cliënt. Bij kinderen wordt de zuurstofbril vaak gefixeerd met huidpleister en/ of huidplak.
Afbeelding zuurstofbril met stropje onder kin2.
Een zuurstofbril is geschikt voor zuurstoftoediening tot 8 liter per minuut3. Andere bronnen geven aan dat meer dan 6 liter zuurstof per minuut toedienen met een zuurstofbril weinig effectief is4. Voordeel van de zuurstofbril is dat de cliënt geen last heeft van een vóór hem/haar hangende zuurstofslang.
Aandachtspunten Let op irritatie (neusbloedingen) en uitdrogen van het neusslijmvlies (zie ook document
bijwerkingen en complicaties).
1 Zuurstoftherapie, praktische gids voor zorgverleners, C Lodwijks et al., 2008. 2 Website copdlongemfyseem.yourbb.nl. 3 Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, CBO, 2000. 4 Zuurstoftherapie, praktische gids voor zorgverleners, C Lodwijks et al., 2008.
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 1 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 13
Span de zuurstofbril niet te strak achter de oren of onder de kin vanwege risico op decubitus; Een vochtige, warme omgeving met veel ziektekiemen verhoogt het risico op infectie.
Vervang in het ziekenhuis en/ of bij bevochtiging van de zuurstof de zuurstofbril eens per week.
Leveranciers doen verschillende aanbevelingen voor vervanging van de zuurstofbril buiten het ziekenhuis, het verschilt van één keer per 3 tot één keer per 5 weken.
Vervang de bril wanneer het materiaal van de zuurstofbril hard wordt. Dit kan beschadiging van het slijmvlies veroorzaken.
Zuurstofkatheter
Breng de zuurstofkatheter in via een neusgat. De maximale lengte bij volwassenen komt overeen met de afstand van de punt van het neusgat tot de oorlel.
Afbeelding lengte zuurstofkatheter bij inbrengen1.
Breng bij kinderen de helft van deze lengte in de neus2. Plak de zuurstofkatheter vast op de neus met huidpleister of een speciale neusfixatiepleister. De katheter kan ook gefixeerd worden op de wang of het voorhoofd. De zuurstofkatheter is geschikt voor zuurstoftoediening tot 8 liter per minuut3. Andere bronnen adviseren om niet meer dan 6 liter zuurstof per minuut toe te dienen. Het voordeel van de zuurstofkatheter in vergelijking met de zuurstofbril is dat meer zuurstof naar de longen wordt getransporteerd. Dit komt doordat de punt van de zuurstofkatheter in de neus- of keelholte (de nasofarynx) ligt. Soms ervaren cliënten de ligging van de katheter als onaangenaam; het inbrengen van de katheter door de neus en de ervaring dat men de zuurstofkatheter in de keelholte voelt zitten.
Aandachtspunten Let op irritatie (neusbloedingen) en uitdrogen van het neusslijmvlies (zie ook document
bijwerkingen en complicaties). Observeer de cliënt na plaatsing. Onjuiste plaatsing (in de slokdarm) kan misselijkheid,
braken en oprispen van lucht veroorzaken4. Haal de zuurstofkatheter dagelijks uit de neus, reinig de neus of laat de cliënt de neus goed
snuiten. Dit voorkomt verstopping. De zuurstofkatheter kan in de thuissituatie, mits niet te vuil, na afspoelen onder de kraan met
lauw water in het andere neusgat worden ingebracht. In het ziekenhuis wordt de zuurstofkatheter dagelijks vervangen.
Vervang de katheter wanneer het materiaal van de katheter hard wordt. Dit kan beschadiging van het slijmvlies veroorzaken.
Controleer zo nodig verstopping van de zuurstofkatheter door de tip van de zuurstofkatheter in een bakje water te houden terwijl de zuurstofflow nog aan staat. Als het water borrelt, is de zuurstofkatheter doorgankelijk. Bij een toediening 4 liter/minuut of meer is de zuurstofflow ook gewoon te voelen op de wang of hand.
1 Workshop zuurstoftherapie, BVPV, 2012. 2 Sophia kinderziekenhuis, 2011. 3 Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, CBO, 2000. 4 Zuurstoftherapie, praktische gids voor zorgverleners, C Lodwijks et al., 2008.
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 2 (van 4)
onbewaakte kopie
Zuurstofmaskers
Er zijn verschillende soorten zuurstofmaskers, zoals een ‘gewoon’ zuurstofmasker, een venturimasker en een tracheotomiemasker.
Zuurstofmasker Het zuurstofmasker bedekt de neus en de mond van de cliënt. Plaats het elastiekje van het masker over het achterhoofd van de cliënt om het masker te fixeren. Sluit het masker aan op de zuurstoftoevoerslang. Een zuurstofmasker is geschikt voor toediening van 5-10 liter per minuut1 Om rebreathing (het opnieuw inademen van de uitademinglucht) te voorkomen, is een minimum flow van 5 liter zuurstof/min. noodzakelijk. Een masker biedt ten opzichte van de neusbril of katheter nauwelijks voordelen. Sommige cliënten ervaren een beklemmend gevoel bij het dragen van een masker. Een zuurstofkatheter is een goed alternatief.
Venturimasker Met een venturimasker kan een cliënt zuurstof in een constante zuurstofconcentratie toegediend krijgen, onafhankelijk van het ademhalingspatroon. De zuurstofconcentratie wordt geregeld door de grootte van de jetvernauwing te wijzigen. Hierdoor wordt meer of minder omgevingslucht aangezogen. Het teveel aan kamerlucht verlaat samen met de uitgeademde lucht het masker door de geperforeerde openingen. Een venturimasker wordt op dezelfde manier geplaatst als een ‘gewoon’ zuurstofmasker.
Aandachtspunten Let op irritatie (neusbloedingen) en uitdrogen van het neusslijmvlies (zie ook document
bijwerkingen en complicaties). Vervang het masker wanneer het materiaal van het zuurstofmasker hard wordt. Dit kan
beschadiging van de huid veroorzaken. Zorg dat het masker goed aansluit op het gezicht van de cliënt.
Zuurstof toedienen direct via de trachea
Zuurstof kan direct via de trachea worden toegediend: via een (tracheacanule in) een eindstandige tracheotomie, de trachea eindigt in de hals en er
is geen verbinding meer met de bovenste luchtwegen; via een tracheacanule waarbij er nog wel een verbinding is met de bovenste luchtwegen (de
trachea is intact, er is een verbinding met de bovenste luchtwegen).
Tracheotomiemasker Het tracheotomiemasker bedekt de tracheotomie, de plaats waar de luchtpijp (trachea) in de hals is gehecht of, als de cliënt een canule heeft, de plaats waar de canule in de hals zit. Bevestig het masker met een elastisch koortje om de hals van de cliënt. Op het tracheotomiemasker past een zuurstofconnector waar de zuurstoftoevoerslang op wordt aangesloten. De connector kan ook geïntegreerd zijn in het masker.
Zuurstofconnector voor tracheacanule Voor het toedienen van zuurstof bij cliënten met een kunststof tracheacanule zijn speciale verbindingstukjes (connectoren) in de handel. Kunststof canules steken wat verder uit in de hals, wat zuurstof toedienen via een tracheotomiemasker minder effectief kan maken. Plaats de
1 Zuurstoftherapie, informatie voor patiënten, werkgroep Belgische Vereniging van
Pneumologie Verpleegkundigen (BVPV), 2010 (ingezien september 2013). © Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 3 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 15
ene opening van de connector op de tracheacanule, het andere uiteinde dient voor de uitademing. De connector heeft aan de zijkant een aansluitpunt voor de zuurstoftoevoerslang.
Aandachtspunten Ga na of de ademweg voldoende vrij is voor zuurstofopname. Laat de cliënt zo nodig eerst
sputum ophoesten of zuig uit. Van belang is dat de cliënt kan uitademen via de opening(en) in het tracheotomiemasker of in
de zuurstofconnector. Cliënten met een eindstandige tracheotomie kunnen immers niet ademen via de mond en/ of neus!!
Dit geldt ook wanneer de trachea nog wel intact is. Vaak hebben cliënten met een tracheacanule een obstructie van de bovenste luchtwegen.
Let op irritatie en uitdrogen van het slijmvlies van de luchtweg (zie ook document bijwerkingen en complicaties).
Vervang het masker wanneer het materiaal van het zuurstofmasker hard wordt. De kan beschadiging van de huid veroorzaken.
Zorg dat het masker goed aansluit op de hals van de cliënt.
© Vilans 19-12-2013 Achtergrondinformatie Toedieningswijzen van zuurstof: 4 (van 4)
onbewaakte kopie
Veiligheidsaspecten Zuurstof in thuissituatie
Er moet rekening gehouden worden met verschillende factoren om risico’s in het gebruik van zuurstof thuis te verkleinen.
Brand-, bevriezings- en explosiegevaar
Bij gebruik van zuurstof wordt ook zuurstof uitgeademd. Daardoor is de concentratie zuurstof in de lucht verhoogd bij een cliënt die extra zuurstof krijgt toegediend. Het grootste risico van zuurstof thuis is brand. Zuurstof zelf is onbrandbaar maar werkt sterk brandbevorderend. Zuurstof is op zich niet explosief. Ernstige brandwonden worden vooral gezien bij cliënten die nog roken. Uit veiligheidsoverwegingen dienen deze cliënten een concentrator te ontvangen. Vloeibare zuurstof is zeer koud (-183 °C). Bij deze temperatuur kan de huid bij direct contact gemakkelijk bevriezen en daardoor verbranden. Vermijd in verband daarmee aanraking van bevroren oppervlakken bij het vullen van de draagset. De zuurstof die tijdens het vullen vrijkomt, kan heftig met brandbare stoffen reageren. Vooral vetten zijn in dit opzicht berucht.
Veiligheidsmaatregelen
Voorkom open vuur, vonken en roken in de ruimte waar de apparatuur staat. Plaats de zuurstofapparatuur niet in de buurt van stopcontacten in verband met het gevaar voor vonken.
Let erop dat de zuurstofapparatuur niet te warm wordt. Dus niet in de zon of vlakbij een kachel zetten.
Smeer geen piepende onderdelen van de zuurstofapparatuur: vet, olie en zelfs boter ontbranden vanzelf bij contact met zuurstof uit de zuurstofbron.
Zorg voor een goede ventilatie. Dit voorkomt een verhoging van de concentratie van zuurstof in de lucht. Laat altijd een raam of ventilatierooster open staan.
Laat kleding en beddengoed die langdurig in contact zijn geweest met (vloeibare) zuurstof goed luchten.
Zorg ervoor dat de zuurstofapparatuur niet om kan vallen. Aangeraden wordt om de plaatselijke brandweer in kennis te stellen van de plaatsing van zuurstof in een pand. Het verdient ook aanbeveling om de verzekeringsmaatschappij waarbij een inboedel- en/of diefstalverzekering is afgesloten per aangetekende brief ervan in kennis te stellen dat er zuurstofcilinders voor medicinaal gebruik in huis zijn.
Opslag
De totale hoeveelheid zuurstof die een cliënt thuis mag hebben, is uit oogpunt van brandgevaar aan grenzen gebonden. Verschillende richtlijnen spreken elkaar hierin tegen, de toegestane hoeveelheid opslag varieert van 20 liter tot 12 cilinders. De zuurstofapparatuur dient goed toegankelijk geplaatst te worden. Een zuurstofcilinder dient te worden vastgezet, bij voorkeur aan de muur of op de bijbehorende cilinderwagen. Indien de cilinder niet op een cilinderwagen is geplaatst, wordt aanbevolen deze op een elektrisch geleidende mat te plaatsen wegens het gevaar van elektrostatische ontladingen. De zuurstofconcentrator dient te worden geplaatst in een goed geventileerde en liefst stofarme ruimte.
Gebruiksplaats
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 17
Er wordt bepaald waar de cliënt het beste zuurstof kan gebruiken. Er moet voldoende afstand zijn tot mogelijke ontstekingsbronnen en brandbare materialen. Als indicatie worden hiervoor de volgende afstanden gegeven:
open vuur: 3 meter; elektrische apparatuur en voor een wandcontactdoos: 1 meter; gordijnen, vitrages en dergelijke: 1 meter.
Gebruikersinformatie
Bij de drie vormen van zuurstofapparaten dienen zowel een instructiekaart als een gebruikershandleiding aanwezig te zijn. De instructiekaart dient aan de bron bevestigd te worden en bevat aanwijzingen voor de veiligheid zoals de ‘niet-roken’- en ‘geen-vuur’-pictogrammen en de ‘geen- vetten/smeermiddelen’-aanduiding bij het reduceerventiel. Verder dient het servicetelefoonnummer van de leverancier erop vermeld te worden. De gebruikershandleiding dient beschikbaar te zijn voor betrokkenen. De zorgleverancier dient voor acute (technische) problemen doorlopend telefonisch bereikbaar te zijn, iedere dag gedurende 24 uur. De zorgleverancier is verantwoordelijk voor de levering van zuurstof en de benodigde apparatuur en hulpmiddelen, afhankelijk van de gebruikte bron. Hij is verder verantwoordelijk voor installatie, onderhoud en verwijdering van de apparatuur. Ten slotte is een belangrijke verantwoordelijkheid de instructie van cliënt en verzorger voor het gebruik van de apparatuur en het geven van instructies op het gebied van veiligheid.
Bron Put et al., Pas op voor overdosis, vuur en bevriezing, Nursing, oktober 2009. Richtlijn zuurstofbehandeling thuis, Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2000
(ingezien sept 2010).
onbewaakte kopie
Uitzuigen luchtwegen
Met een uitzuigkatheter die via de neus of mond wordt ingebracht, kan slijm (sputum) worden verwijderd. De uitzuigkatheter wordt aangesloten op een zuigpomp met opvangfles of op een centraal uitzuigsysteem. Door het uitzuigen wordt voorkomen dat slijm zich ophoopt in de luchtwegen, wat de gasuitwisseling in de longen belemmert. Daarnaast kan met uitzuigen sputum worden verkregen voor onderzoek.
Oppervlakkkig of diep uitzuigen, uitzuigen van de bovenste of onderste luchtwegen
Het slijm kan worden verwijderd uit de bovenste luchtwegen: de neus-, mond-, en keelholte of uit de onderste luchtwegen: de luchtpijp (de trachea) die zich splitst in twee hoofdtakken (bronchi): een voor de rechter- en een voor de linkerlong. De hoofdtakken splitsen zich in steeds verdergaande luchtpijptakjes (bronchioli) en eindigen in trechtervormige gesloten zakjes waarvan de wand uit halfbolvormige uitstulpingen bestaat: de longblaasjes (alveoli). Tekening anatomie luchtwegen: http://www.delangsteadem.nl/afbeeldingen/Figuur%201.JPG (externe link).
Functie van de luchtwegen
De functie van de bovenste luchtwegen is allereerst geleiding van de lucht tussen de buitenwereld en de onderste luchtwegen. Daarnaast zorgen de bovenste luchtwegen voor de airconditioning van de longen: de ingeademde lucht wordt hier gezuiverd en de lucht wordt in de bovenste luchtwegen op lichaamstemperatuur gebracht en verzadigd met waterdamp. De voornaamste taak van de onderste luchtwegen bestaat uit een efficiënte geleiding van de ingeademde lucht naar het gedeelte waar zuurstof en kooldioxide tussen lucht en bloed worden uitgewisseld, namelijk de wand van de longblaasjes (alveoli)1.
Indicaties voor uitzuigen
Cliënten zijn zelf niet in staat sputum op te hoesten, door onvoldoende hoestprikkel of hoestkracht. Bijvoorbeeld comateuze of ernstig verzwakte cliënten. Hierdoor dreigt sputum zich op te hopen en is er een grotere kans op longontsteking (pneumonie).
Door het uitzuigen kan een hoestprikkel worden opgewekt, zodat sputum uit de onderste luchtwegen omhoog wordt gewerkt.
Aan reutelgeluiden (rhonchi) is te horen dat zich sputum heeft verzameld in de luchtwegvertakkingen. De aanwezigheid van sputum kan ook voelbaar zijn door je hand op de borstkas (thorax) van de cliënt te leggen.
Contra-indicaties bij diep uitzuigen
Cliënten met spataderen in de slokarm (oesophagus varices); cliënten met stollingsstoornissen; misselijkheid; kramp van de spieren van de luchtwegen (laryngospasmen).
1 http://www.pathofysiologie.nl (ingezien januari 2012) (externe link).
© Vilans 04-10-2012 Achtergrondinformatie Uitzuigen luchtwegen: 1 (van 3)
Werkwijze
Uitzuigen vindt plaats via de neus of de mond. De neus heeft de voorkeur, omdat dit minder braakneigingen teweeg brengt bij de cliënt. De maximale druk waarmee wordt uitgezogen is 150 mm Hg. Uitzuigkatheters worden geleverd in verschillende maten. Dootgaans wordt er een Ch 12 of 14 gebruikt voor het uitzuigen. Voor het uitzuigen van de mond zijn er speciale korte katheters in de handel. In de praktijk blijkt dat de patiënt zijn/haar eigen voorkeur heeft voor de manier van uitzuigen. De ervaring heeft hem/haar geleerd wat het meest effectief is.
Oppervlakkig uitzuigen via de neus De uitzuigkatheter wordt zover ingebracht als de gemeten lengte tussen het neusgat en de ooringang. Het inbrengen wordt vergemakkelijkt door de katheter iets naar beneden te richten en de cliënt te vragen langzaam en diep door de mond adem te halen. De katheter wordt niet- zuigend in de keelholte ingebracht om weefselbeschadigingen te voorkomen. Als de cliënt nooit klachten met de neus heeft gehad, verdient het aanbeveling afwisselend het linker- en rechterneusgat te gebruiken om de kans op beschadiging aan een van beide neusgaten te beperken.
Oppervlakkig uitzuigen via de mond De uitzuigkatheter wordt tot het strottenklepje ingebracht. Het inbrengen wordt vergemakkelijkt door de tong met een spatel naar beneden te drukken. Hierdoor is de keel beter zichtbaar en wordt voorkomen dat de cliënt op de katheter bijt.
Diep uitzuigen Diep uitzuigen kan snel tot complicaties leiden en vraagt, naast een deskundige zorgverlener (gespecialiseerde verpleegkundige), extra voorzorgsmaatregelen:
de aanwezigheid van benodigheden om zo nodig snel zuurstof toe te kunnen dienen; de aanwezigheid van een bloeddrukmeter en een saturatiemeter om de toestand van de
cliënt te observeren en monitoren; er moeten afspraken zijn vastgelegd in het zorgleefplan wanneer en hoe de arts
ingeschakeld wordt. De uitzuigkatheter wordt niet- zuigend via de neus, tijdens de inademing, ingebracht. Wanneer het via de neus niet lukt wordt soms een Mayo-tube gebruikt om via de mond uit te zuigen. De mayo-tube wordt ‘als een lepel’ ingebracht en vervolgens in de mond gedraaid. De uitzuigkatheter wordt dan via de mayo-tube ingebracht. Zodra er luchtverplaatsing is in de katheter of de client krijgt een hoestprikkel, wordt de uitzuigkatheter zuigend met een draaiende beweging teruggetrokken.
Hoe vaak/ hoe lang uitzuigen?
Uitzuigen kan voor een cliënt een benauwde en soms angstige ervaring zijn. Spreek met de liënt een stopteken af. Afhankelijk van de toestand van de cliënt, de hoeveelheid en de aard van het sputum (waterig, kleverig of taai) kan de frequentie waarmee de luchtwegen uitgezogen worden, variëren van om de acht uur tot om het kwartier. Bij diep uitzuigen mag het uitzuigen niet langer dan 10-15 deconden duren. Bij onvoldoende resultaat wordt de procedure nog eens hernaald. Bij taai of kleverig sputum kan de arts evt. een slijmoplossend middel voorschrijven of besluiten te spoelen met NaCl 0.9%. Spoelen wordt niet gedaan wanneer een cliënt geen goestprikkel heeft.
© Vilans 04-10-2012 Achtergrondinformatie Uitzuigen luchtwegen: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Mogelijke complicaties
Benauwdheid door ademtekort en angst; hypoxie doordat tegelijk met het slijm ook zuurstof uit de luchtwegen wordt gezogen; beschadiging slijmvliezen door langdurig of onvoorzichtig zuigen; lage pols (bradycardie, pols lager dan 60/ min) door prikkeling van de nervus vagus; bloedingen.
Aandachtspunten
Overleg bij clienten met aan aandoening aan het mond-/neus-/keelgebied, bijvoorbeeld een tumor, eerst met de arts.
Zuig nooit uit vlak nadat de cliënt gegeten heeft en stop sondevoeding bij risico op misselijkheid en aspiratie (pneumonie).
Let tijdens het uitzuigen op reacties van de cliënt: klinisch beeld, hartritme, saturatie, bloeddruk, het mogelijke optreden van bronchospamen of braakneigingen.
Laat de cliënt zoveel mogelijk een horizontale lichaamshouding aannemen wanneer er tekenen zijn van een te lage posslag, de cliënt gaat wit wegtrekken of plotseling gaan transpireren.
Voorkom vastzuigen van de uitzuigkatheter tegen het slijmvlies van de luchtwegen, breng de kathter rustig niet- zuigend in.
Zorg voor de mogelijkheid tot zuurstoftoediening (bij diep uitzuigen). Wees alert op verschijnselen van pneumonie: verandering van kleur en consistentie van het
sputum, koorts en toename kortademigheid.
Sputumopvang voor onderzoek
Voor het opvangen van sputum voor onderzoek wordt een steriel opvangsysteem gebruikt.
Bron G. Bloo et al., Endotracheaal uitzuigen op de I.C. afdeling, Kritiek februari 2004. Handelingsschema uitzuigen bovenste luchtwegen, UMC Utrecht, 2010. Externe link: www.umcutrecht.nl: Uitzuigen (externe link) (ingezien janauari 2012).
© Vilans 04-10-2012 Achtergrondinformatie Uitzuigen luchtwegen: 3 (van 3)
Slaapapneu
Slaapapneu is de stoornis die mensen doet stoppen met ademen tijdens de slaap. Ademstilstanden tijdens de slaap komen bij veel mensen voor. Dat is niet erg mits het niet te lang duurt en niet te vaak voorkomt. Het lichaam krijgt te weinig lucht (zuurstof) binnen en reageert met een ‘word-wakker’-reflex (arousal) zonder echt wakker te worden. Dit kan gepaard gaan met een luide snurk1.
Symptomen van slaapapneu
Er is sprake van apneu wanneer: ’s nachts meer dan 5 keer per uur de adem stopt en iemand overdag erg slaperig of zeer vermoeid is, of er minimaal twee van de volgende klachten zijn: stokkende ademhaling, herhaald wakker
schrikken, niet verfrissende slaap, vermoeidheid overdag, concentratieverlies. Voor het stellen van de diagnose apneu zal de huisarts doorverwijzen naar een medisch specialist die een aantal onderzoeken doet zoals onderzoek van de neus en keel en een slaaponderzoek.
Risicofactoren
Leeftijd (>30 jaar); mannelijk geslacht (>3 keer meer kans); voorkomen in bepaalde families; etniciteit (minder vaak bij blanken); gedeformeerd skelet zoals ernstige kyfose of aangeboren afwijkingen van het gezicht.
Verschillende verschijningsvormen
Er zijn drie vormen van slaapapneu. Het obstructief-slaapapneusyndroom: de ademhaling stokt doordat de luchttoevoer ter
hoogte van de keel geblokkeerd raakt. Dit syndroom komt het meeste voor en wordt ook wel OSAS genoemd.
Het centraal-slaapapneusyndroom: de hersenen zelf geven te weinig ademhalingsprikkels. Het gemengde type, combinatie van obstructief en centraal.
Behandeling obstructief-slaapneusyndroom
Algemene maatregelen: – afvallen wanneer een cliënt te zwaar is; – ’s avonds geen alcohol drinken; – stoppen met roken; – geen medicatie gebruiken waar men suf van wordt; – tijdens het slapen een vest dragen met een bobbel op de rug.
Behandeling met een mandibulair repositieapparaat. Dit is een soort beugel die over de tanden wordt geschoven en die de onderkaak (mandibula) naar voren houdt tijdens het slapen. De tong kan dan de ademhaling niet meer blokkeren en de keelholte wordt ruimer.
Chirurgische behandeling met als doel de blokkade op te heffen of te verminderen.
1 www.apneuvereniging.nl, download januari 2011.
© Vilans 20-09-2012 Achtergrondinformatie Slaapapneu en CPAP behandeling: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Behandeling met een CPAP-apparaat. Wanneer een cliënt ernstig OSAS heeft, dan is CPAP-therapie de standaardbehandeling. Bij matige OSAS is CPAP-therapie één van de behandelmogelijkheden. De cliënt draagt tijdens het slapen een neusmasker dat met een slang verbonden is aan het CPAP-apparaat.
Nadelen van de behandeling
Nadelen van CPAP-therapie is dat de cliënt een masker moet dragen tijdens het slapen, dat het apparaat geluid maakt en dat de cliënt er een droge mond of neus van kan krijgen. Veel cliënten raken na een tijdje gewend aan het apparaat. Wanneer de cliënt er zich beter door gaat voelen werkt dit motiverend.
Het CPAP-apparaat
Voor cliënten met ernstig obstructief-slaapapneusyndroom (OSAS), is CPAP-therapie de standaard behandeling. CPAP staat voor continuous positive airway pressure. Met een CPAP- apparaat worden de luchtwegen ’s nachts onder geringe overdruk opengehouden. Het apparaat, een soort luchtpomp, blaast via een slang en een masker lucht in. Hierdoor blijft de keel open. Het CPAP-apparaat heeft een rampfunctie om de drukverhoging geleidelijk te laten verlopen. De behandeling begint met een comfortdruk om in slaap te vallen. De druk neemt vervolgens geleidelijk toe tot de voorgeschreven druk is bereikt. De hoogte van de druk en de lengte van de periode tot het bereiken van de afgesproken drukverhoging bepaalt de behandelende arts. Het CPAP-apparaat bestaat uit een masker dat via een slang verbonden is met de luchtuitgang van het apparaat. Het CPAP-apparaat heeft een motortje dat kamerlucht onder druk brengt en in de slang blaast. Bij veel apparaten wordt de lucht bevochtigd met water. De luchtbevochtiger met het waterreservoir kan onderdeel uitmaken van het CPAP-apparaat of los staan van het apparaat. Luchtinlaatfilters voorkomen dat er stof in het apparaat en de luchtstroom komt.
Soorten CPAP-apparaten
Het ‘standaard’ CPAP-apparaat blaast kamerlucht met een hoge druk in de neus en keel. Door deze druk blijft de keel open. Het apparaat werkt met een vaste druk die na een proefperiode wordt ingesteld.
De automaat of auto-cpap past de druk automatisch aan, aan de behoefte van de cliënt op dat moment.
De bilevel cpap, ook wel bipap genoemd, heeft een hoge en een lage druk. De lagere druk is vooral van belang om het uitademen te vergemakkelijken. Bipaps zijn stukken duurder en worden alleen toegepast wanneer een cliënt hoge druk nodig heeft.
Het masker
Belangrijk is dat het masker goed aansluit. Er zijn 3 hoofdtypen. Het neusmasker bedekt alleen de neus. Dit wordt het meest toegepast. Het full-face-masker gaat zowel over neus als mond. Het wordt vooral toegepast bij
hardnekkige mondademhaling. De neusdoppen zijn relatief kleine doppen die van onderaf tegen de neus drukken. Ze
dekken het gezicht het minste af. Ze voldoen vooral bij rustige slapers met een lage druk.
Bevochtiging
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 23
Omdat het voortdurend blazen van lucht kan zorgen voor uitdrogende slijmvliezen worden CPAP’s in Nederland bijna altijd afgeleverd met een bevochtiger. De bevochtiger voorkomt uitdroging. Het waterreservoir van de bevochtiger bevat gedistilleerd of afgekoeld gekookt leidingwater.
Aandachtspunten bij de behandeling met CPAP
Voordat de CPAP-therapie kan beginnen moet eerst vastgesteld worden welke druk de cliënt nodig heeft, dit doet de huisarts of medisch specialist.
De behandeling met CPAP begint met een proefperiode om het gebruik en de effectiviteit voor de cliënt te beoordelen. Tijdens deze periode dient de cliënt ook voorlichting te krijgen over de CPAP-therapie.
Na de proefperiode dienen er periodieke controles plaats te vinden bij de medisch specialist.
Reiniging en onderhoud van het CPAP-apparaat
Dagelijks Het masker schoonmaken met warm water en zachte zeep (b.v. babyshampoo). Naspoelen met water. Zorg er ook voor dat de gaatjes waarlangs de lucht wordt afgevoerd schoon en open blijven, anders gaat het masker sissen of fluiten. Het waterreservoir van de luchtbevochtiger Iedere ochtend het overgebleven water uit het waterreservoir halen en goed schoon maken om kalkvorming tegen te gaan. Reinigen kan ook weer met water en zachte zeep. Veel reservoirs, zeker als ze geheel van kunststof zijn, kunnen mee in de afwasmachine. Voor metalen onderdelen wordt dit afgeraden, omdat de chemicaliën in de afwasmachine vrij agressief zijn.
Wekelijks Het goed schoonhouden van het apparaat voorkomt ook lawaai. Als fijne stofdeeltjes tussen de lagers gaan zitten of zich vastzetten op de schoepen van de pomp, ontstaat steeds meer lawaai. Dat is helaas niet meer ongedaan te maken. Het mutsje of de (klitten)banden van het masker met zachte zeep of een fijn wasmiddel schoonmaken en laten drogen. Doe de klittenbandjes dicht tijdens het wassen anders kleven ze overal aan.
De slang Reinig de slang wekelijks als er een bevochtiger wordt gebruikt. Als er geen bevochtiger wordt gebruikt één keer per maand. Warm water met zachte zeep in de slang laten lopen, goed naspoelen. Op een haakje hangen om te drogen.
Het filter
Het (luchtinlaat)filter zit aan de zijkant van het CPAP-apparaat en voorkomt dat er stof in het apparaat en de luchtstroom komt. Het filter moet wekelijks worden schoongemaakt; verwijder pluisjes en stof, spoel het filter met lauw water en laat het goed drogen3. Wanneer het filter vervangen moet worden, verschilt per type apparaat en per fabrikant. Kijk dit na in de gebruiksinstructie van de fabrikant. Nieuwe filters worden geleverd door de leverancier.
Bron Obstructieve slaapapneusyndroom (OSAS) bij volwassenen, Richtlijn (CBO 2007),
samenvatting en patiëntversie (externe link). www.lmng.nl/Slaapapneu-oorzaken-diagnose-en-behandeling.php (CBO 2009), download
maart 2011 (externe link).
onbewaakte kopie
Airstacken
Wat is airstacken
Airstacken is een techniek waarbij lucht via een masker of een mondstukje in de longen wordt geblazen. De lucht kan in één keer gegeven worden of met enkele kleine teugen waarbij de cliënt de lucht tussen twee teugen moet vasthouden. De lucht wordt ingeblazen tot de maximale inblaasbare hoeveelheid. Waarschijnlijk zal dit in het begin niet zoveel zijn, maar door de handeling regelmatig te herhalen (aantal malen per dag) zal de hoeveelheid ingeblazen lucht over het algemeen toenemen. Tijdens het inblazen worden de lippen goed om het mondstuk gesloten en wordt de lucht “vastgehouden” door de stembanden te sluiten. Met airstacken wordt het volgende beoogd:
het verbeteren van de hoestkracht; het voorkomen of verminderen van het verstijven van de borstkas; het voorkomen van slijmophoping; het voorkomen van het samenvallen van de longblaasjes.
Een goede hoestkracht is belangrijk om te voorkomen dat er slijm in de longen achterblijft en luchtweginfecties veroorzaakt. Voorwaarden voor een goede hoest zijn een maximale inademing, goede sluiting van de stembanden en het goed kunnen aanspannen van de uitademingsspieren waardoor de lucht explosief naar buiten verplaatst wordt. Een normale hoestkracht (Peak Cough Flow = PCF) bedraagt 360-1200 liter/minuut. Een techniek die goed kan helpen bij het ophoesten van sputum uit de luchtwegen is de Manuele Cough Assist, ook wel comprimeren of compressie genoemd. Bij deze techniek worden de handen onder de ribbenboog geplaatst (en niet zoals vaak wordt gedacht op de borstkas) en wordt de buik tijdens het hoesten naar binnen en schuin omhoog geduwd. Manuele Cough Assist kan het effect van airstacken versterken. Wanneer met airstacken bereikt wordt dat de hoestkracht verbetert, eventueel gecombineerd met Manuele Cough Assist, kan dit leiden tot een afname van het aantal luchtweginfecties; ook de duur en de ernst van de infecties kunnen afnemen. Door regelmatig te airstacken wordt bereikt dat de borstkas verder uitzet dan tijdens een normale ademhalingsbeweging. Door het airstacken wordt de borstkas mogelijk soepeler gehouden. Dit is te vergelijken met het doorbewegen van armen en benen. Het stijver worden van de borstkas gaat geleidelijk en geeft over het algemeen geen klachten. Mogelijk gaat het ademhalen zwaarder met een stijve borstkas. Dit is niet direct merkbaar, echter op het moment dat mensen moeten worden beademd, voelen ze in het begin spierpijn doordat de borstkas door het inblazen van lucht verder uitzet. Airstacken kan niet voorkomen dat chronische beademing bij mensen met een bepaalde spierziekte op een gegeven moment noodzakelijk wordt.
Bij wie is airstacken geschikt?
Airstacken kan worden toegepast bij mensen met een spierziekte en verminderde hoestkracht. Bij mensen met een spier- of zenuwziekten kunnen na verloop van tijd de volgende ademhalingsproblemen optreden als gevolg van de verminderde spierkracht.
Hypoventielatie Dit houdt in dat de ademhalingsspieren niet voldoende kracht hebben om goed in te ademen. Het gevolg hiervan is dat het koolzuur in het bloed stijgt en dat de cliënt beademing nodig heeft. Door onvoldoende ventilatie van de longen is tevens de kans op een luchtweginfectie verhoogd.
© Vilans 20-09-2012 Achtergrondinformatie Airstacken: 1 (van 2)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 25
Onvoldoende kracht om goed te hoesten. Het gevolg hiervan is dat sputum niet goed uit de luchtwegen verwijderd kan worden en er regelmatig infecties kunnen optreden.
Door de verminderde beweeglijkheid van de borstkas wordt de borstkas stug en stijf en zal
zowel het inademen als het ophoesten moeilijker worden. Hypoventilatie kan worden bestreden met chronische beademing in de vorm van nachtelijke niet-invasieve beademing met een neuskapje. Indien er een beademingsbehoefte van meer dan 15 uur per etmaal bestaat of de cliënt grote moeite heeft met ophoesten van sputum, werd tot voor kort een tracheostoma aangelegd. Naast enkele duidelijke voordelen heeft een tracheostoma ook een aantal nadelen. Het blijkt uit onderzoek dat airstacken (gecombineerd met manuele cough assist) voor veel cliënten een alternatief is. Iemand komt in aanmerking voor airstacken als de hoestkracht minder is dan 300 l/minuut (voor kinderen is dit afhankelijk van de leeftijd) en als men regelmatig luchtweginfecties heeft. Mensen die willen gaan airstacken moeten:
In staat zijn om met open mond lucht vast te houden, dus niet in de wangen. De lucht wordt ter hoogte van de stembanden vastgehouden.
In staat zijn een aantal instructies te begrijpen en op te volgen. Dit is voor jonge kinderen soms een probleem.
In staat zijn airstacken dagelijks 2 tot 3 keer toe te passen. Indien er problemen zijn met ophoesten van slijm, bijvoorbeeld tijdens een verkoudheid, kan airstacken vaker worden toegepast.
Materialen
Bij het airstacken wordt gebruik gemaakt van een handbeamingsballon. Er bestaan handbeademingsballonnen voor volwassenen en baby’s. Zorg voor de juiste uitvoering. De beademingsballon wordt alleen aan de buitenzijde gereinigd met een huishoudelijk sopje. Spoel af met ruim water en droog de ballon zo goed als mogelijk. Het drogen kan eventueel met behulp van een föhn. Verder wordt een mond-neusmasker of een mondstukje gebruikt. Indien de cliënt de lippen niet goed om het mondstuk kan sluiten en er dus sprake is van luchtlekkage via de neus, kan beter gebruik gemaakt worden van een mond-neusmasker. Eventueel kan een neusklem worden gebruikt om lekkage via de neus te voorkomen.
Bronnen Notitie van Laura Verwey; unithoofd Centrum voor Thuisbeademing; Utrecht. Kampelmacher M.J., Patiënteninformatie Airstacken en Manuele Cough Assist.
© Vilans 20-09-2012 Achtergrondinformatie Airstacken: 2 (van 2)
onbewaakte kopie
Materialen voor zuurstoftoediening
Voor de toediening van zuurstof via de mond/neus en direct via de trachea gebruikt men verschillende materialen. Via de mond/neus een zuurstofbril, een zuurstofkatheter of een zuurstofmasker. Voor het direct toedienen van zuurstof via de trachea gebruikt men een tracheotomiemasker of een zuurstofconnector.
Via mond en/of neus
Zuurstofkatheter De zuurstofkatheter is een dunne slang van PVC. Soms is een verbindingsstukje (connector) nodig om de katheter aan te sluiten op de toevoerslang. Zuurstofkatheters zijn in een aantal uitvoeringen verkrijgbaar. De keuze is meestal afhankelijk van de zuurstofflow (aantal liters zuurstof per minuut) en draagcomfort voor de cliënt. De volgende katheters zijn beschikbaar.
Zuurstofkatheter met open uiteinde. De zuurstofkatheter heeft gaatjes aan de zijkant en het uiteinde.
Zuurstofkatheter met gesloten uiteinde. De zuurstofkatheter heeft uitsluitend aan de zijkant gaatjes en heeft een afgerond uiteinde.
Zuurstofkatheter met schuimrubber manchet (‘sponsje of kompres’). Voor cliënten die last hebben van neusbloedingen en/of irritatie van de neusslijmvliezen wordt een zuurstofkatheter met schuimrubber manchet gebruikt. De zuurstofkatheter wordt een klein stukje opgeschoven in de neus waarbij ook het schuimrubber manchet in het neusgat wordt ingebracht. De schuimrubber zorgt ervoor dat de zuurstof niet kan ‘wegstromen’ en zorgt tevens voor enige fixatie.
Let op dat bij kinderen de uitstroomopening van de katheter zich niet buiten de neus bevindt.
Afbeelding: zuurstofkatheter met open uiteinde, met schuimrubber manchet en aansluitpunt voor toevoerslang1.
Gebruik voor het fixeren van de zuurstofkatheter huidpleister of een speciale fixatiepleister.
Afbeelding: (neus)fixatiepleister2.
1 Catalogus Medeco (ingezien december 2013; externe link). 2 Website Medeco (ingezien december 2013; externe link).
© Vilans 19-12-2013 Materiaalbeschrijving Materialen voor_zuurstoftoediening: 1 (van 4)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 27
Zuurstofbril Zuurstofbrillen zijn gemaakt van PVC. Het verschil tussen de verschillende uitvoeringen is de dikte van de slang en de dikte en de lengte van de uitstekende stukjes (vorkjes). De uitstekende stukjes kunnen recht of gebogen zijn. De keuze voor een bepaalde soort is afhankelijk van de leeftijd en het comfort van de cliënt. Er zijn ook zuurstofbrillen met oorbeschermers. De volgende zuurstofbrillen zijn beschikbaar:
zuurstofbril voor zuigelingen; zuurstofbril voor kinderen; zuurstofbril voor volwassenen.
Afbeelding: zuurstofbril. Afbeelding: zuurstofbril met oorbescherming1.
Zuurstofmasker Zuurstofmaskers zijn voorzien van een aluminium neusversteviging en een elastiek voor fixatie. Ze zijn verkrijgbaar voor volwassenen en voor kinderen.
Afbeelding: zuurstofmasker.
Afbeelding: venturimasker met aansluitpoorten voor zuurstofconcentraties2.
1 Website intersurgical (ingezien december 2013). 2 Website Galemed (ingezien december 2013; externe link).
© Vilans 19-12-2013 Materiaalbeschrijving Materialen voor_zuurstoftoediening: 2 (van 4)
onbewaakte kopie
Direct via de trachea
Tracheotomiemasker Een tracheotomiemasker heeft een elastiek voor fixatie om de hals. Het masker heeft een 360°- draaibaar verbindingsstuk zodat het masker optimaal over de tracheotomie of de tracheacanule geplaatst kan worden. Op het verbindingsstuk past een zuurstofconnector waar de toevoerslang naar het zuurstofapparaat op past. De connector kan ook geïntegreerd zijn in het masker.
Afbeelding: tracheotomiemasker met draaibaar verbindingstuk.
Afbeelding: voorbeeld van een zuurstofconnector voor tracheotomiemasker1.
Zuurstofconnector Voor het toedienen van zuurstof bij cliënten met een kunststof tracheacanule zijn speciale verbindingsstukjes (connectoren) in de handel. Kunststof canules steken wat verder uit in de hals, wat zuurstof toedienen via een tracheotomiemasker minder effectief kan maken. Een voorbeeld is de connector met het ‘elleboogje’ op onderstaand plaatje. De zuurstoftoevoerslang wordt op ‘het elleboogje’ aangesloten.
Afbeelding: connector met elleboogje.
Zuurstoftoevoerslang
De zuurstoftoevoerslang van het zuurstofapparaat naar de zuurstofkatheter, -bril of -masker mag maximaal 12 meter lang zijn, maar dient bij voorkeur niet meer dan 5 meter lang te zijn. Hoe lang de slang mag zijn is afhankelijk van de uitlaatdruk van het zuurstofapparaat (de zuurstofbron) en de diameter van de toevoerslang. De slang is latexvrij en voorzien van standaardconnectoren. Bubble tube is een alternatief voor de zuurstoftoevoerslang. Bubble tube heeft verschillende diameters. Knip de slang af zodat deze goed aansluit op de zuurstofkatheter, -bril of -masker. De toevoerslang is disposable en wordt alleen vervangen bij zichtbare verontreiniging en/of bij mechanische problemen2.
1 Website intersurgical (ingezien december 2013). 2 Werkgroep Infectie Preventie: Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. Module verzorgen van de
luchtwegen (maart 2004); www.wip.nl (ingezien sept 2010). © Vilans 19-12-2013 Materiaalbeschrijving Materialen voor_zuurstoftoediening: 3 (van 4)
onbewaakte kopie
Afbeelding: zuurstoftoevoerslang en bubble tube1.
1 Catalogus Medeco ingezien december 2013; externe link).
© Vilans 19-12-2013 Materiaalbeschrijving Materialen voor_zuurstoftoediening: 4 (van 4)
onbewaakte kopie
Uitzuigapparatuur
Zuigpomp of centraal uitzuigsysteem
Het uitzuigen van slijm (sputum) gebeurt met een al of niet ambulante pomp1 of via een centraal uitzuigsysteem. Er zijn diverse soorten pompen; het principe is echter hetzelfde. Het uitzuigen geschiedt door middel van een motor die door een slang verbonden is met een opvangfles of zak waarin het sputum wordt opgevangen. Vanuit deze opvangfles of zak loopt een tweede slang waarop de uitzuigkatheter wordt bevestigd. Door middel van het afsluiten en openen van deze slang wordt de zuigkracht geregeld. Een opvangfles dient altijd een laagje water te bevatten. Dit vergemakkelijkt het schoonmaken. Een opvangzak is disposable deze bevat geen laagje water en wordt in zijn geheel verwisseld. Er zijn ook gesloten systemen voor afzuiging, hierbij hoeft de beademing niet hoeft te worden onderbroken voor het uitzuigen. Het heeft zowel voor- als nadelen en wordt daarom niet speciaal aanbevolen.
Reiniging uitzuigapparatuur
Systemen waarin sputum wordt opgevangen, kunnen geheel disposable zijn of bestaan uit een opvangpot die weer voorzien kan zijn van een disposable plastic binnenzak. Het systeem wordt met een slang gekoppeld aan de steriele uitzuigkatheter. De systemen dienen wanneer ze worden vervoerd altijd goed afgesloten te zijn.
Disposable opvangpotten of opvangzakken worden vervangen wanneer ze vol zijn. (NB voor verpleeghuis-, woon- en thuiszorg geldt dat ze in ieder geval na uiterlijk 48 uur vervangen dienen te worden).
Niet-disposable opvangpotten (gebruikt zonder zak) worden elke 24 uur geleegd.
(NB in het ziekenhuis worden de niet-disposable opvangpotten thermisch gedesinfecteerd in de pospoeler of wanneer mogelijk gesteriliseerd).
De slang tussen de opvangpot en de cliënt (waaraan de steriele uitzuigkatheter wordt
gekoppeld) wordt elke 24 uur vervangen. De slang tussen het zuigsysteem en de opvangzak is disposable en wordt vervangen als deze zichtbaar vuil is en na elke cliënt.
Gebruikte disposable zakken worden gesloten. Daarbij dient lekkage te worden voorkomen.
De disposable zakken worden in het ziekenhuis als specifiek ziekenhuisafval vervoerd. In verpleeghuis-, woon- en thuiszorg mogen de disposable zakken als huishoudelijk afval worden afgevoerd.
Het is aan te raden zoveel mogelijk disposable materialen te gebruiken.
Bron Module verzorgen van de luchtwegen, maart 2004, Werkgroep Infectie Preventie: Verpleeghuis- , woon- en thuiszorg. (ingezien jan 2012).
1 Soorten zuigpompen: http://www.umcutrecht.nl/Uitzuigapparatuur/ (externe link)
© Vilans 04-10-2012 Materiaalbeschrijving Uitzuigapparatuur: 1 (van 1)
onbewaakte kopie
Uitzuigkatheters
Met een steriele uitzuigkatheter wordt slijm (sputum) uit de luchtwegen verwijderd. Sluit de uitzuigkatheter via een verbindingsslang aan op een zuigpomp met opvangfles of op een centraal uitzuigsysteem. Gebruik een verbindingstukje wanneer de uitzuigkatheter, de verbindingsslang, de pomp of het centrale uitzuigsysteem niet goed op elkaar aansluiten. Er zijn katheters voor het uitzuigen van de onderste en voor de bovenste luchtwegen. Bij pasgeborenen en zuigelingen kan gebruik gemaakt worden van een slijmzuiger.
Uitzuigkatheters Gebruik voor het uitzuigen van de onderste luchtwegen uitzuigkatheters met een centrale opening (open tip) en één of meerdere (2 tot 4) openingen aan de zijkant. Het uiteinde van de uitzuigkatheter loopt taps toe. Veel katheters hebben een oppervlakte behandeling gehad waardoor ze gemakkelijk zijn in te brengen. Uitzuigkatheters kunnen een vacuümbreker hebben. Door de vinger op de opening van de vacuümbreker te houden kan het uitzuigen geregeld worden. De vinger komt niet in aanraking met het sputum1. De van pvc of silicone gemaakt katheters hebben een lengte van 40 – 60 cm. De diameter wordt uitgedrukt in de Franse maat charriere (CH). Uitzuigkatheters hebben een diameter van 5 – 18 CH. Eén charriere is 1/3 mm. Gebruik voor volwassenen uitzuigkatheters Ch.10-12, kinderen Ch. 8-10 en zuigelingen Ch. 6 - 82.
Afbeelding uitzuigkatheter met open tip, zij openingen en vacuümbreker3
Yankauers Gebruik een Yankauer voor het uitzuigen van de mond- en keelholte. Een Yankauer is een stevige transparante uitzuigkatheter van pvc. De Yankauer heeft een lichte knik waardoor hij gemakkelijk in de hand ligt. Hij heeft een taps toelopende of bolvormige tip. De lengte is ongeveer 25 cm er zijn verschillende diktes beschikbaar. Bij kinderen vanaf de peuterleeftijd heeft een Yankauer de voorkeur bij het uitzuigen via de mond.
Afbeelding Yankauer1
1 Website Mediqtefa (ingezien oktober 2013) 2 Endotrachea toilet bij geïntubeerde cliënt, IC VenVN, 2011 3 Website apexmed (ingezien oktober 2013)
© Vilans 27-11-2013 Materiaalbeschrijving Uitzuigkatheters: 1 (van 3)
onbewaakte kopie
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Zuurstof toedienen 32
Slijmzuiger Een slijmzuiger is een instrument uit de verloskundigenpraktijk. Met een slijmzuiger kan de zorgverlener slijm uit het neusje en het mondje van de pasgeborene zuigen. De hulpverlener zuigt aan het uiteinde met het trechtervormige mondstuk, het andere uiteinde wordt in de mondholte van de pasgeborene gebracht. Het slijm wordt opgevangen in het reservoir.
Afbeelding slijmzuiger2
Verbindingsslang De verbindingsslang verbindt de pomp of het centrale uitzuigsysteem met de uitzuigkatheter. De verbindingslang kan op de lengte afgeknipt worden die nodig is om de afstand tuisen de cliënt en de pomp of het centrale uitzuigsysteem te overbruggen. Er zijn ook verpakking met vaste lengtes (0.5 – 1.8 – 3.1 – 3.7 – 6.1). Tussen de zuigpomp en de opvangpot zit een kort verbindingslangetje.
Afbeelding verbindingsslang1
Verbindingstukjes Wanneer uitzuigkatheters, de verbindingsslang, de pomp of het centrale uitzuigsysteem niet goed op elkaar aansluiten ontstaat lekkage met als gevolg drukverlies bij het uitzuigen. Gebruik verbindingstukjes om dit te voorkomen.
Afbeelding verbindingsstukjes1
1 Website Covidien (ingezien oktober 2013) 2 Website Mediqtefa (ingezien oktober 2013)
© Vilans 27-11-2013 Materiaalbeschrijving Uitzuigkatheters: 2 (van 3)
onbewaakte kopie
Aandachtspunten
Steriele uitzuigkatheters zijn voor eenmalig gebruik; Ga na of de uitzuigkatheter nog steriel is door de datum op de verpakking te controleren; Gebruik bij taai sputum een dikkere uitzuigkatheter; Vervang de verbindingslang tussen de uitzuigkatheter en de pomp of het centrale
uitzuigsysteem elke 24 uur; Vervang het verbindingslangetje tussen de zuigpomp en de opvangpot bij zichtbare vervuiling
en na elke cliënt (bij niet disposable opvangpotten of opvangzakken); Spoel de uitzuigkatheter, bij verstopping tijdens de handeling, door met versgetapt water uit
een flink stromende kraan of met steriel water uit een flacon voor eenmalig gebruik1.
1 WIP richtlijn Verzorging van de luchtwegen, Verpleeghuis- woon- en thuiszorg, maart 2009
© Vilans 27-11-2013 Materiaalbeschrijving Uitzuigkatheters: 3 (van 3)
onbewaakte kopie
Indicaties voor het meten van de saturatie
Aandachtspunten bij saturatiemeting
zuurstofbehandeling.pdf
Zuurstofbehandeling
Zuurstoftekort
Zuurstofconcentrator
Aandachtspunten bij zuurstofbehandeling
Ineffectieve zuurstoftoediening
toedieningswijzen_van_zuurstof.pdf
Tracheotomiemasker
Oppervlakkkig of diep uitzuigen, uitzuigen van de bovenste of onderste luchtwegen
Functie van de luchtwegen
Diep uitzuigen
Mogelijke complicaties
Dagelijks
Wekelijks
Bron
airstacken.pdf
Airstacken
Materialen
Bronnen
materialen_voor_zuurstoftoediening.pdf