Protocol Diabetes Mellitus Type 2 - · PDF fileDeze richtlijn is bestemd voor alle...
Transcript of Protocol Diabetes Mellitus Type 2 - · PDF fileDeze richtlijn is bestemd voor alle...
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 1 van 24 27-1-2016
Protocol Diabetes Mellitus Type 2
Waterland, Zaanstreek en Midden –Kennemerland
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 2 van 24 27-1-2016
Inhoud
Inleiding ............................................................................................................. 3
Diagnostiek DM2 .................................................................................................. 4
Opsporing en screening .................................................................................. 4
Referentiewaarden glucose .......................................................................... 5
Beslisboom diagnostiek DM .......................................................................... 5
Nieuwe diabetespatiënt .................................................................................. 7
Behandeling DM2 ................................................................................................. 9
Behandeling verhoogde bloedglucose ............................................................... 9
Controle beleid. ............................................................................................12
Driemaandelijkse controle ..........................................................................12
Jaarcontrole ..............................................................................................13
Overleg HA/POH /DV ..................................................................................14
Beleid bij afwijkende lab uitslagen: ..............................................................14
Insuline therapie .................................................................................................16
Beleid bij ontregelingen .................................................................................21
Hypoglycemische ontregeling ......................................................................21
Hyperglycemische ontregelingen .................................................................22
Bijzondere omstandigheden ...........................................................................23
Sport en inspanning ...................................................................................23
Spuitinfiltraten ..........................................................................................23
Corticosteroïden ........................................................................................23
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 3 van 24 27-1-2016
Inleiding
Deze richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij ketenzorg DM2 in
de regio’s Waterland, Zaanstreek en Midden-Kennemerland.
In dit protocol wordt de zorg voor patiënten met DM2 beschreven. Het protocol is
gebaseerd op de NHG standaard Diabetes Mellitus type 2 en het boek protocollaire
diabeteszorg, editie 2013/2014 uitgegeven door de stichting Langerhans en het NHG.
Voor de behandeling van de cardiovasculaire risicofactoren en de monitoring van de
nierfunctie sluiten de adviezen aan bij NHG standaard cardiovasculaire risicofactoren en
de LTA chronische nierschade.
Dit protocol is tot stand gekomen in samenwerking met de expertgroep DM van de SEZ
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 4 van 24 27-1-2016
Diagnostiek DM2
Opsporing en screening
Er wordt geadviseerd bij patiënten met klachten die kunnen passen bij hyperglykemie de
bloedglucose te bepalen.
Klachten die kunnen wijzen op DM2:
Dorst
Polyurie
Vermagering
Pruritus vulvae op oudere leeftijd
Balanitis
Recidiverende urineweginfecties
Mononeuropathie
Neurogene pijnen
Sensibele stoornissen
Bepaalde groepen mensen hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van DM2. Er
wordt geadviseerd om bij deze mensen tijdens spreekuurbezoek eens per 3 jaar de
bloedglucose te bepalen.
Dit geldt voor mensen ≥ 45 jaar met:
Een BMI≥ 27
DM2 bij ouders, broers of zussen
Hypertensie [systolische RR > 140 of behandeling voor hypertensie]
Vetstofwisselingsstoornissen
HVZ of een verhoogd risico op HVZ
Mensen van Turkse, Marokkaanse of Surinaamse afkomst
o Voor mensen van Hindoestaanse afkomst gelden deze adviezen vanaf 35 jaar.
Voor vrouwen die zwangerschapsdiabetes hebben doorgemaakt:
Bepaal 6 weken postpartum het bloedglucose en vervolgens jaarlijks gedurende 5 jaar.
Na deze periode wordt geadviseerd éénmaal per 3 jaar het bloedglucose te bepalen.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 5 van 24 27-1-2016
Referentiewaarden glucose
Diagnose Nuchter of niet Glucose waarde in lab
Normaal Nuchtere glucose < 6.1 mmol/l
Niet nuchtere glucose < 7.8 mmol/l
Gestoorde nuchtere glucose Nuchtere glucose ≥ 6,1 mmol/l en < 7.0
mmol/l Niet nuchtere glucose < 7.8 mmol/l
Gestoorde glucosetolerantie Nuchtere glucose <6.1 mmol/l
Niet nuchtere glucose ≥ 7.8 mmol/l en < 11.1
mmol/l Diabetes mellitus Nuchtere glucose ≥7.0 mmol/l
Niet nuchtere glucose ≥11.1 mmol/l
De draagbare glucosemeters kunnen een onderlinge variatie hebben van 15 %. Om deze
reden is het essentieel om voor de diagnostiek van DM2 geen gebruik te maken van de
draagbare meters maar gebruik te maken van de glucose bepaling door het laboratorium.
Dit geldt met name voor de bepalingen in de grensgebieden van normaal en afwijkend.
Beslisboom diagnostiek DM
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 6 van 24 27-1-2016
De diagnose DM mag worden gesteld:
na het meten van 2-maal een verhoogde nuchtere bloedglucose in het laboratorium
[≥ 7.0 mmol/l].
een willekeurige glucose waarde >11,0 mmol/l in combinatie met klachten die
passen bij hyperglycemie.
Bij het bepalen van een nuchtere bloedsuiker is het van belang dat de patiënt gedurende
tenminste 8 uur voor de meting geen calorieën heeft ingenomen.
In de NHG standaard wordt nadrukkelijk vermeld dat voor het stellen van de diagnose
DM het HbA1C geen rol speelt
Indien de diagnose DM2 is gesteld mag de patiënt worden ingevoerd in het
ketenzorgprogramma DM2 van de SEZ.
Patiënten met een gestoorde nuchtere glucose of een gestoorde glucosetolerantie hebben
een verhoogd risico op het ontwikkelen van DM2 en een verhoogd cardiovasculair risico.
Bij deze patiënten wordt het cardiovasculaire risicoprofiel aangemaakt. Zo nodig wordt er
een behandeling gestart. De nuchtere bloedglucose moet jaarlijks worden gecontroleerd.
Voor deze patiënten is leefstijladvisering van belang.
Deze groep mag niet worden ingevoerd in het ketenzorgprogramma DM2
Blijf alert bij het stellen van de diagnose op andere vormen van DM dan DM2
Uit NHG standaard DM –
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 7 van 24 27-1-2016
Nieuwe diabetespatiënt
Eerste vervolgafspraak na stellen van de diagnose bij HA/POH:
Bij nuchtere glucose > 15 mmol/l wordt de patiënt binnen een dag teruggezien.
Bij nuchtere glucose 7-15 mmol/l wordt er een vervolgafspraak gemaakt binnen 2
weken.
Inventarisatie van [cardiovasculaire] risicoprofiel en klachten
Vragen naar:
Hyperglycemische klachten:
o Dorst
o Veel drinken
o Veel plassen
o Vermoeidheid
o Gewichtsverlies
Cardiovasculaire pathologie:
o Myocardinfarct
o Angina pectoris
o Hartfalen
o CVA
o TIA
o Claudicatio klachten
o Hart – en vaatziekten bij ouders, broers of zussen voor het 65e jaar
Diabetes in de familie
Leefstijl
o Roken
o Lichamelijke activiteit
o Voedingsgewoonten, waaronder alcoholgebruik
o Culturele achtergrond [Ramadan]
Visus
Sensibiliteit
Lichamelijk onderzoek
Bepaal lengte, gewicht, BMI, bloeddruk, voetonderzoek
Lab
HbA1C, tot chol, HDL, LDL, ratio TC/HDL, triglyceriden, K, creatinine, MDRD, alb/creat
ratio in de urine, ALAT [op indicatie]
Voorlichting en educatie
Uitleg geven over ziektebeeld DM, eventueel verwijzen naar www. thuisarts.nl of DVN
Bespreken van de lab uitslagen, uitleg geven over de [individuele]streefwaarden voor
o.a. glucose, HbA1C, RR en LDL
Niet medicamenteuze adviezen: belang van een gezonde leefstijl, roken is de
belangrijkste risicofactor voor HVZ
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 8 van 24 27-1-2016
Zelfmanagement:
Patiënt heeft zelf de verantwoordelijkheid voor zijn behandeling, moet zelf haalbare
doelen kunnen stellen:
Het belang van regelmatige controles,
Herkennen van signalen van hypo- en hyperglycemieen
Goede voetzorg en zo nodig dagelijks inspecteren van de voeten
Regelmatige oogheelkundige controle
Goede mondzorg en dagelijkse gebitsverzorging
Adequaat handelen bij ziekte, braken, reizen
Er zijn meerdere consulten nodig om alle aspecten van voorlichting en educatie te
bespreken. Voorlichting en educatie blijven tijdens de gehele behandeling van de DM2
patiënt van belang en sluit zoveel mogelijk aan bij de wensen en mogelijkheden van de
patiënt.
Fundusonderzoek
Binnen 3 maanden na diagnose.
Bij patiënten die al langdurig sterk verhoogde bloedsuikers [arbitrair HbA1C > 86]
hebben moet de fundus onderzocht worden voor een eventuele instelling op insuline.
Verwijzen naar diëtiste
De diëtiste moet aangesloten zijn bij het ketenprogramma DM2 van de SEZ.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 9 van 24 27-1-2016
Behandeling DM2
Behandeling verhoogde bloedglucose
Stap 1 – Leefstijl adviezen en Streefwaarden
Voorlichting en educatie zijn een belangrijk onderdeel van de diabetesbehandeling. Zie p.
7.
Leefstijladviezen
Bij iedere patiënt wordt gestart met leefstijladviezen:
Stoppen met roken
Gezonde voeding, gebaseerd op de NDF voedingsrichtlijn diabetes
Beperk alcohol, 2 E per dag voor mannen, 1 E per dag voor vrouwen
Gewichtsreductie van 5-10 % geeft aanzienlijke gezondheidswinst
Voldoende bewegen [30 minuten per dag, 5 maal in de week]
Aan patiënten die roken wordt geadviseerd het roken te staken. Zo nodig wordt
verwezen naar een stoppen met roken programma
De nieuwe diabetespatiënten worden naar de diëtiste verwezen voor voedingsadvies.
Het is te overwegen om bij patiënten met een nuchtere bloedsuiker > 10 mmol/l meteen
te starten met medicatie.
Bij patiënten met een glucose > 15 bij het eerste consult altijd overleggen met de
huisarts.
Bij een nuchtere glucose > 25 kan het noodzakelijk zijn direct te starten met
insuline of te overleggen met een internist.
Bij een nuchtere glucose 15-25:
Met kortdurende hyperglycemische klachten eventueel direct starten met insuline
Bij langer bestaande klachten kan met een oraal bloedsuiker verlagend middel
worden gestart. Patiënt moet dan wel binnen enkele dagen worden teruggezien
Indien na 3 maanden de nuchtere glucose niet binnen de streefwaarde valt wordt een
medicamenteuze behandeling gestart.
Het beleid wordt bepaald bij voorkeur aan de hand van de nuchtere bloedglucose, Indien
dit op praktische bezwaren stuit kan eventueel de postprandiale waarde worden gebruikt
Streefwaarden
Bloedsuiker
Veneus plasma
Nuchtere glucose mmol/l 4,5-8
Glucose 2 uur postprandiaal <9
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 10 van 24 27-1-2016
HbA1C
Leeftijd <70 jaar Ongeacht diabetesduur
≤ 53 mmol/mol
Leeftijd ≥70 jaar Diabetes duur < 10
jaar
Diabetesduur ≥ 10jaar
Leefstijl of metformine
monotherapie
≤ 53 mmol/mol ≤ 53 mmol/mol
Andere middelen ≤ 58 mmol/mol ≤ 64 mmol/mol
Bij kwetsbare ouderen en mensen met een korte levensverwachting is het belangrijkste
doel van de behandeling het voorkomen van hypo- en hyperglycemische klachten
Stap 2 - Metformine
Starten met metfomine 1 dd 500 mg.
Op grond van de nuchtere bloedsuiker de dosering stapsgewijs iedere 2-4 weken
ophogen tot maximale (te verdragen) dosering. Voor de meeste patiënten is 2000 mg
metformine de maximale dosering en is verder ophogen niet zinvol
Voor aanvang van de therapie dient de eGFR bekend te zijn.
Ga over naar de volgende stap in de behandeling indien de voor patiënt maximale
dosering metformine is bereikt en de glycemische instelling, [vastgesteld met het HbA1C]
onvoldoende is.
Dosering metformine bij verminderde nierfunctie
eGFR 50-60 ml/min metformine 3 dd 500mg
eGFR 40-50 ml/min metformine 2 dd 500mg
eGFR 30-40 ml/min metformine 1 dd 500 mg
eGFR < 30 ml/min metformine gecontraindiceerd
Stap 3 - Sulfonylureumderivaat
Voeg een Sulfonylureumderivaat aan metformine toe. De voorkeur gaat uit naar
gliclazide. Starten met:
gliclazide mga 30 mg 1dd 1 bij het ontbijt, max 1dd 120 mg
of
gliclazide mga 80 mg, 1-3dd bij de maaltijd, max 240 mg
Op grond van de nuchtere bloedsuiker de dosering stapsgewijs iedere 2-4 weken
ophogen tot maximale dosering.
Alternatieven zijn glimeperide of tolbutamide
Ga over naar de volgende stap in de behandeling indien de voor patiënt maximale
dosering van het SU derivaat is bereikt en de glycemische instelling, vastgesteld met het
HbA1C onvoldoende is.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 11 van 24 27-1-2016
Stap 4 - Toevoegen insuline
Toevoegen van insuline aan tabletten, zie hiervoor bijlage insuline behandeling
Indien er dwingende redenen zijn om van het stappenplan af te wijken kan er
uitgeweken worden naar één van de volgende middelen:
Uit NHG-standaard DM. Acarbose is een veilig en goedkoop middel wat voor sommige
patiënten een goede keus kan zijn.
Behandeling overige cardiovasculaire risicofactoren.
De streefwaarde voor de systolische bloeddruk is < 140 mmHg.
Bij mensen > 80 jaar is de streefwaarde voor de systolische bloeddruk > 160 mm Hg. De
streefwaarde voor het LDL is < 2,5 mmol/l
De indicatie voor een antihypertensivum en een statine wordt gesteld volgens de NHG
standaard Cardiovasculair risicomanagement 2012.
Griepprik
Bij mensen met DM2 wordt jaarlijks een griepprik geadviseerd
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 12 van 24 27-1-2016
Controle beleid.
De patiënten met DM2 worden in de huisartsenpraktijk 4-maal per jaar gecontroleerd.
Driemaal per jaar een kwartaal controle en éénmaal per jaar een uitgebreidere
jaarcontrole. De kwartaalcontroles kunnen zelfstandig door de POH/DV worden verricht.
In de NHG standaard wordt geadviseerd dat de jaarcontrole door de HA wordt gedaan.
Er vindt geregeld overleg plaats tussen HA/POH/DV.
Driemaandelijkse controle
Anamnese
Welbevinden
Verschijnselen wijzend op hypo- of hyperglycemie
Compliance met betrekking tot medicatie
Compliance met betrekking tot leefstijladviezen [bewegen, voeding, roken]
Voor de insuline patiënten
o Controleer, interpreteer en evalueer de dagcurve
o Zijn er problemen met spuiten en/of de zelfcontrole?
Lichamelijk onderzoek
Gewicht & BMI
RR
Voetonderzoek op indicatie:
o Patiënten met Simm’s 0 worden jaarlijks gecontroleerd
o Patiënten met Simm’s 1 worden of bij de HA/POH of bij de podotherapeut
gecontroleerd
o Patiënten met Simm’s 2 of hoger behoren bij de podotherapeut onder controle
te zijn
Controle spuitplaatsen bij patiënten die insuline gebruiken.
Bloedonderzoek
Nuchtere bloedsuiker [op de praktijk geprikt of door de patiënt zelf]
Patiënten die insuline gebruiken:
Maandelijks wordt een 4 of 5 puntsglucose dagcurve gemaakt voor patiënten die met een
twee of meermaaldaags insuline schema worden behandeld. Bij ontregelingen zal dit
vaker nodig zijn.
Bij patiënten die met eenmaal daags insuline worden behandeld zal afhankelijk van de
glycemische instelling maandelijks een vier of vijfpuntsdagcurve worden geprikt.
Bij een stabiele instelling kan in sommige gevallen ook worden volstaan met alleen een
nuchtere glucose.
Bij patiënten die insuline gebruiken wordt 1-4 maal per jaar het HbA1C bepaald. Bij
patiënten die stabiel zijn ingesteld met een eenmaal daags schema kan met een
jaarlijkse HbA1C bepaling worden volstaan.
Behandeling
Stel op grond van de uitkomsten van anamnese of onderzoek de behandeling zo nodig
bij.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 13 van 24 27-1-2016
Jaarcontrole Éenmaal per jaar vindt er een uitgebreide controle plaats. In de NHG standaard wordt
geadviseerd dat de jaarcontrole door de HA wordt gedaan.
Anamnese
Informeer naar:
Welbevinden
Verschijnselen wijzend op hypo- of hyperglycemie
Compliance met betrekking tot medicatie
Compliance met betrekking tot leefstijladviezen [bewegen, voeding, roken]
Visusproblemen
Angina pectoris, claudicatioklachten, tekenen van hartfalen
Neuropathie
Pijn, tintelingen, gevoelsstoornissen in de benen
Tekenen van autonome neuropathie, maagontledigingsstoornissen, diarree,
orthostatische hypotensie, mictieklachten en/of incontinentie
Seksuele problemen; erectieproblemen, libidoverlies, verminderde lubricatie
Aanwijzingen voor een depressie
Informeer naar regelmatige controle door tandarts/mondhygiëniste
Voor patiënten die insuline gebruiken ;
Controleer, interpreteer en evalueer de dagcurve
Zijn er problemen met spuiten en/of de zelfcontrole
Controle spuittechniek, zelfcontrole
Zijn de materialen nog goed, ijken van bloedsuikermeter?
Lichamelijk onderzoek
Gewicht & BMI,
RR
Voetonderzoek op indicatie:
o Patiënten met Simm’s 0 worden jaarlijks gecontroleerd
o Patiënten met Simm’s 1 worden of bij de HA/POH of bij de podotherapeut
gecontroleerd
o Patiënten met Simm’s 2 of hoger behoren bij de podotherapeut onder controle
te zijn
Controle spuitplaatsen bij patiënten die insuline gebruiken.
Bloedonderzoek
Nuchtere glucose, HbA1C, kreatinine, MDRD, Kalium, lipidenprofiel, albumine/kreatinine
ratio in de urine
Fundusonderzoek
Éénmaal per 2 jaar
Bespreek de bevindingen van anamnese en [lab] onderzoek en maak samen met de
patiënt een behandelplan.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 14 van 24 27-1-2016
Overleg HA/POH /DV Er vindt een geregeld overleg plaats tussen HA en POH/DV. Zo nodig vindt er adhoc
overleg plaats. Redenen voor overleg o.a.
Geen goede glycemische instelling, klachten van hypo- hyperglycemie
Bijwerkingen geneesmiddelen, zoals maag-darmklachten bij metformine,
spierklachten bij statines
Neuropathieklachten
Snelle gewichtstoename of afname zonder duidelijke oorzaak [meer dan 4 kg]
Visusklachten
Klachten van hart- en vaataandoeningen; angineuze klachten, laudicatioklachten,
dyspneu, oedeem, snelle gewichtstoename
RR boven de streefwaarde,
Onregelmatige pols
Tekenen van PAV
Afwijkend labonderzoek, microalbuminurie
Afwijkend voetonderzoek
Verzoek van de patiënt
Beleid bij afwijkende lab uitslagen: Nuchtere glucose, dagcurve HbA1C
Bij afwijkingen ten opzichte van de streefwaarde intensiveer of verminder de
bloedsuikerverlagende medicatie
eGFR
Beleid bij achteruitgang van de nierfunctie;
optimaliseren van de glycemische instelling
adviseer patiënt te stoppen met roken
verminderen van overgewicht
optimaliseren van de hypertensie behandeling, eventueel zoutbeperking tot 5 gram
per dag.
Evalueer medicatie gebruik, is er nefrotoxische medicatie? Cave nsaid’s
Terughoudend bij gebruik contrastmiddelen bij röntgen onderzoek
Overweeg consultatie nefroloog
bij daling van > 3ml/min per jaar patiënten < 65 jaar bij EGFR 45-60 ml/min patiënten >
65 jaar bij e GFR 30-45 ml/min
Overweeg verwijzing nefroloog
patiënten < 65 jaar bij eGFR < 45 ml/min patiënten >65 jaar bij eGFR < 30 ml/min
Lipiden
LDL >2,5 mmol/l
Overweeg verhoging lipideverlagende medicatie
Overweeg consultatie of verwijzing internist bij persisterend verhoogd LDL bij
hoog risicoprofiel,zie verder transmurale afspraak,
TC >8 mmol/l, TC/HDL >8 en / of LDL >5 mmol/l.
Overweeg consultatie internist, zie verder transmurale afspraak
Triglyceriden nuchter >6 mmol/l
Overweeg consultatie internist, zie verder transmurale afspraak
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 15 van 24 27-1-2016
Albumine/kreatinine ratio
Micro albuminurie
Mannen 2,5-25 mg albumine/ mmol kreatinine
Vrouwen 3,5-35 mg/mmol kreatinine
Eerst uitsluiten van een urineweginfectie d.m.v. een nitriettest. Microalbuminurie is
indicatie om te starten met een ACEremmer. Na starten van de ACEremmer na 3
maanden een urinecontrole voor controle van de microalbuminurie.
Is er een afname van de microalbuminurie dan nogmaals controle na 3 maanden en
vervolgens jaarlijks.
Bij toename van de microalbuminurie zo mogelijk verhoging van de dosering van de
ACEremmer. Vervolgens weer herhalen urineonderzoek na 3 maanden.
Overweeg consultatie/verwijzing nefroloog bij toename van de microalbuminurie [zie
transmurale afspraak]
Macroalbuminurie
Mannen > 25 mg albumine /mmol kreatinine
Vrouwen > 35 mg albumine/mmol kreatinine
Overweeg verwijzing nefroloog bij macroalbuminurie
Kalium
Normaal waardes 3,4-4,9 mmol/l
Kalium 4,9-6 mmol/
Opnieuw bepalen i.v.m. mogelijke stuwing bij bloedafname
Bij persisterende waarde van 4,9-6,0 mmol/l:
Indien patiënt een kaliumsparend diureticum gebruikt dit vervangen door
een niet kaliumsparend diureticum.
Daarna kalium herbepalen:
Indien kalium nog steeds verhoogd is bij gebruik van een ACEremmer, de
dosering van de ACEremmer verlagen
Hebben deze maatregelen niet voldoende effect dan consultatie/verwijzing internist
overwegen
Kalium >6 mmol/l
Verwijzing internist
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 16 van 24 27-1-2016
Insuline therapie
Bij patiënten bij wie met orale therapie de glycemische streefwaarden niet worden
behaald wordt gestart met insulinetherapie. Metformine en SU preparaten worden
gecontinueerd. De overige bloedsuikerverlagende medicatie wordt gestaakt.
De huisarts kan bij nieuwe patiënten met hoge bloedsuikerwaarden [>15-20] en
hyperglycemische klachten overwegen om direct te starten met insuline.
Een NPH insuline is de eerste keus bij het starten van de behandeling.
Voor het starten met de insulinetherapie wordt 2 maal een 4 puntsdagcurve gemaakt
door patiënt. Overweeg om patiënt bij de overgang naar insuline therapie naar de
diëtiste te verwijzen
Educatie en instructie insuline toediening
1. Zelfcontrole aanleren
Uitleg gebruik en onderhoud glucosemeter, prikpen en teststrips
Keuze maken voor meter afhankelijk van wensen en mogelijkheden van patiënt.
[visus, beperkingen, vergoedingen]
Wanneer bloedsuiker meten en noteren in boekje
Wat zijn de normaal waarde, wat zijn de streefwaarden
Hypo-hyperglycemie uitleggen, wanneer contact opnemen met de praktijk
Belang handenwassen, checklist zelfcontrole EADV doornemen
Betrek de partner/omgeving ook hierbij. De partner behoort ook te weten hoe te
handelen bij een hypo
Benodigdheden
Checklist zelfcontrole EADV, glucosemeter, prikpen, teststrips, watje, naaldencontainer,
glucosedagboekje, kaart met verschijnselen hypo- en hyperglycemie
2. Diabetes educatie algemeen, werking insuline,
Kennis en inzicht m.b.t. ziekte en complicaties
Uitleg over de werking en werkingsduur van insuline. Uitleg over de
insulineprofielen. Geef vooral aandacht aan de soort insuline die de patiënt gaat
gebruiken.
Geef uitleg over de invloed van voeding/beweging/alcohol/stress/ziektes [koorts,
braken, diarree], reizen
Bewaren van insuline en insulinepen [bewaren in de koelkast en de aangebroken
pen op kamertemperatuur]
Schrijf zo nodig een reserve pen voor
Psychosociale aspecten, beroep, hobby, partner
Benodigdheden
Overzichtskaart met werkingsprofielen insuline
3. Spuitinstructie
Uitleg pen en keuze naaldjes. Houdt rekening met specifieke handicaps van de
patiënt [visus], gebruiksgemak, insulinesoort, voorkeur van de patiënt
Insuline wordt subcutaan gespoten: de loodrechte injectietechniek zonder huidplooi
heeft de voorkeur met een 5/6 mm naaldje
Middellang en langwerkende insuline wordt in het dijbeen gespoten
Kortwerkende insuline in de buikhuid
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 17 van 24 27-1-2016
Injecteren in onbeschadigde huid, let op littekens, blauwe plekken en bijv.
verlamde kant na CVA
Systematisch roteren van de injectieplaatsen
Geef uitleg over de noodzaak van controle van de spuitplaatsen
Benodigdheden
Instructiemateriaal, pen, naalden, ampullen, rotatiekaarten, naaldencontainer, sponsje
4. Oefenen
Laat de patiënt oefenen met injecteren in eigen buik/been. zonder insuline toe te dienen.
Of laat oefenen met een spons
5. Start insulinetherapie
Maak een afspraak met de patiënt om daadwerkelijk te starten met de insulinetherapie.
Start niet vlak voor het weekeinde of bijv. een vakantie van de patiënt of de HA, tenzij
dit noodzakelijk is.
Laat patiënt dagelijks een nuchtere bloedsuiker prikken. Maak een afspraak voor
een [telefonisch] evaluatie moment na 2 – 3 dagen.
Spreek een evaluatieconsult af na 1-2 weken. Bespreek dan nogmaals de instructie,
evalueer de knelpunten
Start met 10 E NPH insuline tussen avondeten en bedtijd.
Continueer metformine en het SU, staak de overige diabetesmedicatie. Bepaal dagelijks
de nuchtere glucose en pas bij een [herhaald] verhoogde nuchtere glucosewaarde de
insulinedosering aan tot een waarde van 4,5-8 mmol/l is bereikt.
Wijzig de dosering elke 2-3 dagen op basis van het volgende schema:
Nuchtere bloedsuiker >10 mmol/l verhoog met 4 E
Nuchtere bloedsuiker 8-10 mmol/l verhoog met 2-4 E
Nuchtere bloedsuiker 4,5- 8 mmol/l continueer de insulinedosering
Nuchtere bloedsuiker <4,5 mmol/l
of nachtelijke hypo’s verlaag met 2-4 E
Aandachtspunten:
Pas de dosering niet vaker dan twee maal per week aan
Start aan het begin van de week, zodat de patiënt kan overleggen met de
huisartsenpraktijk bij problemen
Spuitplaats NPH insuline voorkeur been
Spuittijd NPH insuline en insuline analogen [detemir en glargine] max 1 uur
verschuiven
Er is geen vaste bovengrens van het aantal E insuline aan te geven. Bij doseringen
van meer 40-50E is het te adviseren de insuline in 2 of meer porties toe te dienen
Bij een éénmaaldaags schema wordt de insuline dosering aangepast aan de hand
van de nuchtere bloedsuiker. Laat de patiënt een 4-punts dagcurve maken bij
discrepantie tussen de nuchtere glucosewaarde en het HbA1C
Bij het bereiken van de stabiele fase wordt bij een éénmaaldaags schema éénmaal
per jaar het HbA1C bepaald
Bij twee- of meerdaagse schema’s wordt de insuline dosering aangepast op grond
van de 4 puntsdagcurve. Het HbA1C wordt 2-4 maal per jaar bepaald
Bij patiënten die geen klachten hebben van nachtelijke hypoglycemien is een
bloedglucose waarde van 6-8 mmol/l voor de nacht een goede instelling.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 18 van 24 27-1-2016
Maar streef bij patiënten met klachten van nachtelijke hypo’s naar een bloedglucose
waarde > 8 [acht voor de nacht] :
o Indien bloedglucose <6 mmol/ 20-25 gr koolhydraten [bijv. 1 belegde
boterham en 1 glas melk]
o Indien bloedglucose 6-8 mmol/l 5-10 gram koolhydraten [bijv. 1 beker
yoghurt of ½ belegde boterham]
Bij nachtelijke hypo’s. Probeer de oorzaak te achterhalen. Dosering aanpassen of
overschakelen op langwerkend insuline analoog.
Bij 40 E insuline is er een evaluatiemoment, hierbij kan overwogen worden om door te
gaan met NPH insuline of over te schakelen op een ander regime. Bij meer dan 40 E NPH
de hoeveelheid opsplitsen in twee injecties.
Indien de glycemische instelling onvoldoende blijft kan men overschakelen op een 2 of
meermaal daags schema
Overgang éénmaal daags schema naar tweemaaldaags schema
Bij een hoge dosis NPH of analoge insuline, er is echter geen limiet aan aantal
eenheden insuline
Vooral voor mensen met een regelmatig eet- en leefpatroon
Kies bij een mixinsuline bij voorkeur voor een analoge mixinsuline [30/70]
Neem 80 % van de totale dagdosis insuline [TDI] en verdeel dit in twee delen 2/3
voor het ontbijt en 1/3 voor het avondeten
De avond voor de overgang de hoeveelheid langwerkende insuline halveren,
continueer de metformine, overweeg het stoppen met de SU.
Tijdens de instelfase tweemaal per week een postprandiale 5 puntscurve [ook
nuchter en voor het slapen]
Pas niet vaker dan tweemaal per week de dosis aan
Probeer eerst de nuchtere bloedsuiker goed in te stellen.
Pas bij voorkeur eerst de avonddosering aan
Nu glu > 10mmol/l avonddosering verhogen met 2-4E
Nu glu 8-10 mmol/l avonddosering verhogen met 2 E
Nu glu 4,5-8 mmol/l geen aanpassing
Nu glu < 4,5 mmol/l verlaag avonddosering met 4 E
NB ook de glucosewaarde na het avondeten bij de besluitvorming betrekken om hypo’s
te voorkomen
Pas daarna de ochtenddosering aan :
Glucose na ontbijt en lunch > 10mmol/l verhoog ochtenddosering met 2-4E
Glucose na ontbijt en lunch 8-10mmol/l verhoog ochtenddosering met 2 E
Glucose na ontbijt en lunch 4,5-10 mmol/l geen aanpassing
Glucose na ontbijt en lunch < 4,5mmol/l verlaag ochtenddosering met 4 E
Als de patiënt met een analoge mix eenmaal redelijk stabiel is ingesteld en er geen lage
bloedglucosewaardes postprandiaal te zijn is het voor de patiënt prettiger om over te
gaan op preprandiale curves.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 19 van 24 27-1-2016
Basaal bolus schema
Wanneer de glycemische streefwaarden niet worden gehaald met een tweemaal daags
schema kan worden overgegaan op een 4-maal daags schema. Ook kan bij actieve
mensen met een onregelmatig eet- en leefpatroon die niet uitkomen met een
eenmaaldaags schema besloten worden om over te gaan op een 4-maal daags [basaal
bolus] schema.
Basaal bolus als vervolg op tweemaal daag mix insuline
Neem 80 % van de TDI verdeel dit in 4 delen :
40 % NPH of langwerkend insuline voor de nacht,
3 x 20 % kortwerkend voor de maaltijden
Cave hypoglycemieen, start eventueel met minder dan 80 % van de TDI.
Snelwerkende analoge [kortwerkend] insuline wordt direct voor de maaltijden
gespoten of in bijzondere omstandigheden na de maaltijd
Kortwerkende insuline is gekoppeld aan de maaltijden, niet eten betekent niet
spuiten
Tijdens de instelfase tweemaal per week een postprandiale 5 puntscurve [ook
nuchter en voor het slapen]
Pas niet vaker dan tweemaal per week de dosis aan
Probeer eerst de nuchtere bloedsuiker goed in te stellen. Daarna de dosering
insuline bij de lunch en tenslotte de insuline dosering bij het avondeten. De hoogte
van de bloedsuikers maakt het soms nodig dat een andere volgorde beter is.
Continueer de metformine, staak de SU
Pas eerst de hoeveelheid langwerkende insuline aan
Nu glu > 10mmol/l avonddosering verhogen met 2-4E
Nu glu 8-10 mmol/l avonddosering verhogen met 2 E
Nu glu 4,5-8 mmol/l geen aanpassing
Nu glu < 4,5 mmol/l verlaag avonddosering met 4 E
Pas daarna de snelwerkende insuline bij de maaltijden aan:
Glucose na maaltijd > 10mmol/l verhoog snelwerkende met 2-4E
Glucose na maaltijd 8-10mmol/l verhoog snelwerkende met 2 E
Glucose na maaltijd 4,5-10 mmol/l geen aanpassing
Glucose na maaltijd< 4,5mmol/l verlaag ochtenddosering met 4 E
Basaal bolus schema als vervolg op eenmaal daags
continueer de [middel]lang werkende avondinsuline
voeg voor één van de maaltijden een bolus toe van een snelwerkend insuline, start
met 4 E. Over het algemeen wordt gekozen voor de maaltijd met de meeste
koolhydraten
pas niet vaker dan twee maal per week de dosering aan.
snelwerkende analoge insuline wordt direct voor de maaltijden gespoten of in
bijzondere omstandigheden na de maaltijd
kortwerkende insuline is gekoppeld aan de maaltijden, niet eten betekent niet
spuiten
Tijdens de instelfase tweemaal per week een postprandiale 5 puntscurve [ook
nuchter en voor het slapen]
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 20 van 24 27-1-2016
Pas eerst de hoeveelheid langwerkende insuline aan
Nu glu > 10mmol/l avonddosering verhogen met 2-4E
Nu glu 8-10 mmol/l avonddosering verhogen met 2 E
Nu glu 4,5-8 geen aanpassing
Nu glu < 4,5 verlaag avonddosering met 4 E
Pas daarna de snelwerkende insuline bij de maaltijden aan:
Glucose na maaltijd > 10mmol/l verhoog snelwerkende met 2-4E
Glucose na maaltijd 8-10mmol/l verhoog snelwerkende met 2 E
Glucose na maaltijd 4,5-10 mmol/l geen aanpassing
Glucose na maaltijd< 4,5mmol/l verlaag ochtenddosering met 4 E
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 21 van 24 27-1-2016
Beleid bij ontregelingen
Hypoglycemische ontregeling
We spreken van een hypoglycemie bij een bloedglucose < 4 mmol/l
Symptomen zijn o.a.:
Hongergevoel, zweten, trillen, hartkloppingen, concentratiestoornissen, wazig zien.
Agressief, vreemd gedrag, verwardheid, sufheid en bewustzijnsverlies, coma.
Beleid hypoglycemie
Indien patiënt nog in staat is te eten/drinken:
15-20 gr KH [6 tabletjes dextro, of 2 eetlepels suiker opgelost in warm water,].
Daarna 2 boterhammen met zoet beleg
Controle glucose na 15-20 minuten en zo nodig weer extra dextro.
Na 1 uur weer controle glucose
Cave gebruik SU preparaat i.v.m. mogelijk langdurige hypo’s, zo nodig
ziekenhuisopname
Indien patiënt niet meer in staat is om glucose oraal in te nemen:
1 mg glucagon sc/im. Patiënt moet na 10 minuten weer bij zijn anders 20-50 ml 50
% glucose iv.Te overwegen valt om direct glucose iv te spuiten. Indien na bijkomen
weer orale opname mogelijk is twee boterhammen met zoetbeleg.
Herhalen bloedsuiker meting na 15 minuten, 1 uur en 2 uur.
Overweeg ziekenhuis opname bij gebruik SU of aanhoudende hypoglycemie
Het is van belang om altijd te proberen de oorzaak van een hypo te achterhalen :
Te veel insuline gespoten, Onvoldoende of te laat gegeten, Meer beweging, alcohol
gebruik.
Spuitinfiltraten, waardoor wisselende opname.
Nachtelijke hypo’s
Verschijnselen van een nachtelijk hypo kunnen zijn ;
Onrustig slapen, veel dromen, transpireren. Laat de patiënt dan halverwege de
nacht de bloedsuiker prikken om een eventuele hypo aan te tonen dan wel uit te
sluiten.
Probeer de oorzaak te achterhalen. Streef naar een glucosewaarde >8mmol/l voor
de nacht.
Dosering aanpassen of overschakelen op langwerkend insuline analoog.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 22 van 24 27-1-2016
Hyperglycemische ontregelingen Een incidenteel verhoogde bloedsuiker behoeft meestal geen actie. Bij een consistent
afwijkend patroon hoeft er ook geen acute actie te worden ondernomen, maar is het van
belang om het insulineschema aan te passen.
Met een hyperglycemische ontregeling doelen we op een verhoogde bloedsuiker
gecombineerd met klachten als dorst, veel drinken, veel plassen. En zeker als dit
gepaard gaat met symptomen als koorts braken of diarree. In dit geval is er sprake van
ernstige situatie waarbij wel actie moet worden ondernomen.
Beleid bij hyperglycemie
Probeer de oorzaak te achterhalen en maak altijd een visite indien er sprake is van
ziekteverschijnselen, koorts, braken of hevige diarree.
Bij een glucose > 25 of ernstig ziek zijn een visite binnen een half uur.
Bij verhoogde bloedsuiker en hyperglycemische klachten moet er extra [kortwerkend]
insuline worden toegediend volgens de 2-4-6 regel:
Iedere 2 uur meten
Bij glucose > 15 4E insuline extra
en bij glucose > 20 6E extra.
In principe wordt het eigen insuline schema gehandhaafd. De metformine, ace remmers
en diuretica worden eventueel tijdelijk gestaakt.
Toediening van extra vocht [100- 200 ml per uur]
Indien patiënten ernstig ziek zijn en/ of gedehydreerd, of als het thuis niet mogelijk is dit
advies op te volgen, dan de patiënt laten opnemen
Bij braken :
Indien het braken korter duurt dan 2-3 uur
o Staken van metformine, ACEremmer en diuretica
o Voldoende drinken [100-200 ml / uur]
o Eventueel anti emeticum
o Zo nodig 2-4-6 regel
Bij geen verbetering na 2-3 uur of bij tekenen van dehydratie of verslechtering :
o opname
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 23 van 24 27-1-2016
Bijzondere omstandigheden
Sport en inspanning
Door sporten c.q. inspanning ontstaat er een verhoogde gevoeligheid voor insuline, de
glucose productie door de lever wordt geremd en de spieren nemen meer glucose
op(perifeer glucoseverbruik). Er is een verhoogd risico op hypoglycemie:
Aanpassen insulinedosering:
o (Middel)langwerkende insuline de avond ervoor verminderen
o Kortwerkende insuline ⅓ of ½ van de normale dosis
Aanpassen koolhydraten:
o Extra maaltijd van tevoren
o Frequent bloedglucose meten tijdens het sporten
o Extra snack tussendoor, zo nodig elk half uur
De verhoogde insuline gevoeligheid kan 24 uur aanhouden, dus uren na het sporten
kan er nog een hypoglycemie ontstaan! Ga dus niet te laag de nacht in.
o Frequent bloedglucose meten
o Verminder zo nodig de (middel)langwerkende insuline
o Verminder zo nodig de kortwerkende insuline
Ga zo nodig (bij vaak sporten, onregelmatige levensstijl) over op een basaal/bolus
schema
Indien de bloedglucose > 15 mmol/l is, wordt sporten afgeraden. De insulinespiegel is
dan te laag, dit geeft risico op verdere hyperglycemie (paradoxale stijging van de
bloedglucosespiegel)
Spuitinfiltraten Indien de spuitplaatsen niet voldoende geroteerd (afgewisseld) worden, kunnen er
spuitinfiltraten ontstaan. In dat geval wordt de insuline niet meer goed opgenomen. De
patiënt gaat dan ontregelen.
Aandachtspunten:
Harde plekken (bobbels) op het bovenbeen of de buik, bindweefsel.
Stijging van de insulinebehoefte (geldt niet altijd door de enorme schommelingen)
Bij injectie op andere plaats rekening houden met soms veel lagere
insulinedosering!
Niet de spuitplaatsen masseren, de insuline die erin zit komt dan vrij met als gevolg
hypoglycemieen.
Weke plekken = een toename van vetweefsel (lipohypertrofie), dit zijn géén
spuitinfiltraten!
Corticosteroïden Prednison geeft een specifiek beeld van de bloedsuiker. De nuchtere waarde is vaak
normaal en de bloedsuiker stijgt in de namiddag en daalt daarna weer.
Bij een stootkuur tot 10 dagen is het meestal niet nodig om de bloedsuikerverlagende
medicatie op te hogen, tenzij patiënt hyperglycemische klachten heeft of een infectie.
Controle van de glucose na 2 dagen prednison gebruik. Controle in de loop van de
middag.
Protocol Diabetes Mellitus Type 2 Juli 2015 - Versie 1.0 Pagina 24 van 24 27-1-2016
Patiënten met orale medicatie
Glucose > 15 mmol/l
Starten met gliclazide 30 mg bij het ontbijt en hoog zo nodig op.
Indien onvoldoende effect:
Zelfcontrole aanleren en starten met NPH insuline, 8-10 E in de ochtend. Op
geleide van de bloedsuiker aan het einde van de middag ophogen. Streef
naar een glucose < 15 mmol/l
Patiënten met insuline therapie
Bij éénmaal daags langwerkend insuline is het een optie om NPH in de ochtend te
geven en te starten met 8 E in de ochtend.
Het is ook mogelijk om bij te sturen volgens de 2-4-6 regel
Bij mix insuline kan het een optie zijn om de ochtendinsuline te verhogen, maar
cave glucosewaarde na het ontbijt en voor de lunch.
Bij een 4 maal daags schema is het meestal nodig om de dosering bij de lunch aan
te passen.
Bij het stoppen/afbouwen van de prednison de insulinedosering verminderen op basis
van de bloedsuikerwaardes in de middag.