Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis...

90
Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie van sleuteleiwitten in de pathogenese van aorta-aneurysma’s. Guillaume Vanden Weghe Verhandeling ingediend tot het verkrijgen van de graad van Master in de Biomedische Wetenschappen Promotor: Prof. Dr. Bart Loeys Begeleidster: Marjolijn Renard Vakgroep: Pediatrie en Genetica Academiejaar 2009-2010

Transcript of Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis...

Page 1: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie van

sleuteleiwitten in de pathogenese van aorta-aneurysma’s.

Guillaume Vanden Weghe

Verhandeling ingediend tot

het verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: Prof. Dr. Bart Loeys

Begeleidster: Marjolijn Renard

Vakgroep: Pediatrie en Genetica

Academiejaar 2009-2010

Page 2: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma
Page 3: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie van

sleuteleiwitten in de pathogenese van aorta-aneurysma’s.

Guillaume Vanden Weghe

Verhandeling ingediend tot

het verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: Prof. Dr. Bart Loeys

Begeleidster: Marjolijn Renard

Vakgroep: Pediatrie en Genetica

Academiejaar 2009-2010

Page 4: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

“De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor

consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk

gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te

vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.”

Datum:

Guillaume Vanden Weghe Prof. Dr. Bart Loeys

Page 5: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

Inhoudsopgave

Samenvatting………. …………………………………………………………………...... 1

1. Inleiding………………………………………………………………………………... 2

1.1 Aorta-aneurysma……..…………………………….......................................... 2

1.1.1 Inleiding……………………………………………..……………… 2

1.1.2 Thoracale aorta-aneurysma ..………………………...……………... 2

1.1.2.1 Syndromale TAA……………………………………..…... 3

1.1.2.2 Niet-syndromale TAA ………………………….………… 3

1.1.3 Extracellulaire matrix………………………………………………..3

1.1.4 Fibrilline-1………………………………………………..………… 4

1.1.5 TGFβ mechanisme………………………………………………….. 4

1.2 Marfan syndroom……………………………………………………………...6

1.2.1 Inleiding…………………………………………………………….. 6

1.2.2 Epidemiologie…………………………………………………......... 6

1.2.3 Klinische manifestatie en diagnostische criteria……………............. 6

1.2.3.1 Cardiovasculair systeem…………………………….......... 6

1.2.3.2 Skeletaal systeem…………………………………………. 7

1.2.3.3 Oculair systeem…………………………………………… 7

1.2.3.4 Andere systemen………………………………………….. 7

1.2.4 Pathogenetische aspecten…………………………………………… 8

1.2.5 FBN1 mutatiespectrum……………………………………………... 8

1.3 Loeys-Dietz Syndroom……………………………………………………….. 9

1.3.1 Inleiding…………………………………………………………….. 9

1.3.2 Genetische aspecten………………………………………………… 10

1.3.3 Potentiële mechanismen voor de opregulatie van TGFβ signalisatie. 10

1.4 2-D DIGE……………………………………………………………………...12

1.4.1 Principe 2-D DIGE…………………………………………………. 12

2. Doelstelling ...……….…..……………………………………………………………... 18

3. Materiaal en methoden…………………………………….…………………………... 19

3.1 Patiëntenmateriaal…………………………………………………………….. 19

3.2 Celcultuur…………………………………………………………………….. 19

3.2.1 Celkweek…………………………………………………………… 19

Page 6: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

3.2.2 Medium en cellen oogsten………………………………………….. 20

3.3 Precipitatie van eiwitten……………………………………………………… 20

3.3.1 Precipitatie van proteïnen uit cellen ………………………………... 20

3.3.2 Precipitatie van proteïnen uit medium……………………………… 20

3.3.3 2-D clean up kit……………………………………………………... 21

3.4 Optimalisatie van de precipitatie van extracellulaire eiwitten met zilver-

kleuring………………………………………………………………………. 21

3.5 2-D DIGE experiment………………………………………………………… 21

3.5.1 Dag 1: pre-rehydratatie strips………………………………………..22

3.5.2 Dag 2: labeling en IEF……………………………………………… 22

3.5.2.1 pH meting…………………………………………………. 22

3.5.2.2 CyDye labeling…………………………………………… 22

3.5.2.2.1 Stock dye oplossing……………………………... 22

3.5.2.2.2 Working Dye oplossing…………………………. 22

3.5.2.2.3 Minimal labeling……………………………….. 23

3.5.2.3 Voorbereiding op het laden van de stalen op de strips…….23

3.5.2.4 Scheiden van de proteïnen op basis van isoëlektrisch punt. 23

3.5.3 Dag 3: SDS…………………………………………………………. 24

3.5.3.1 Equilibratie van de IPG strips…………………………….. 24

3.5.3.2 Applicatie van de IPG strips op de SDS gels en SDS

elektroforese………………………………………………. 24

3.5.4 Dag 4: scannen……………………………………………… 24

3.5.5 DeCyder software analyse………………………………………….. 26

3.5.5.1 Image Loader……………………………………………... 27

3.5.5.2 DIA………………………………………………………... 27

3.5.5.3 Batch Processor…………………………………………… 27

3.5.5.4 BVA………………………………………………………. 28

3.5.5.5 EDA………………………………………………………. 29

4. Resultaten........................................................................................................................ 30

4.1 Optimalisatie precipitatiemethoden…………………………………………... 30

4.2 Optimalisatietest met clean-up kit……………………………………………. 31

4.3 Bepaling van confluentietijd………………………………………………….. 33

4.4 Albumine depletie…………………………………………………………….. 35

4.5 Experimenteel design…………………………………………………………. 36

Page 7: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

4.5.1 Staalcombinaties……………………………………………………. 37

4.5.2 Dye-swap…………………………………………………………… 38

4.5.3 Interne standaard……………………………………………………. 38

4.5.4 IEF………………………………………………………………….. 38

4.5.5 SDS…………………………………………………………………. 39

4.6 Scannen en croppen……………………………………………………………39

4.7 Gelanalyse……………………………………………………………………..40

4.7.1 DIA…………………………………………………………………. 40

4.7.2 BVA………………………………………………………………… 43

4.7.3 EDA………………………………………………………………… 45

5. Bespreking…………………………………………………………………………….. 47

6. Referentielijst………………………………………………………………………….. 52

Bijlagen

Tabellen

Productsamenstellingen

Protocols

Figuren

Page 8: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

Lijst met afkortingen

2-D DIGE 2 Dimensional Differential Gel Electrophoresis

AAA Abdominaal Aorta Aneurysma

ANOVA Analysis of Variance

AT Appearance Table

ATS Arterial Tortuosity Syndrome

BAV Biscupid Aortic Valve

BVA Biological Variation Analysis

cb Calcium bindend

CHAPS 3-[(3-Cholamidopropyl)-dimethylammonio]-1-

propane sulfonate

CMGG Centrum voor Medische Genetica Gent

COFRADIC COmbined FRActional DIagonal

Chromatography

COL3A1 Collageen type 3 alfa1

CT Computed Tomography

CTGF Connective tissue growth factor

Da Dalton

DIA Differential In-gel Analysis

DMEM Dulbecco’s Modified Eagle Medium

DMF Dimethylformamide

DMSO Dimethylsulfoxide

DOC Deoxycholaat

DTT Dithiotreitol

ECM Extracellulaire Matrix

EDA Extended Data Analysis

EDTA Ethylenediaminetetraacetic acid

EGF Epidermal Growth Factor

FBN1 Fibriline-1

FBS Foetal Bovine Serum

FCS Foetal Calf Serum

FTAA Familiale thoracale aorta-aneurysma

Page 9: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

GLUT Glucose Transporter

IEF Isoëlektrisch focusing

IEP Isoëlektrisch punt

IPG Immobilized pH gradient

IS Interne standaard

I-Smad Inhibitor-Smad

LAP Latency Associated Peptide

LCC Large Latent Complex

LDS Loeys-Dietz syndroom

LOF Loss-of-function

LTBP Latent TGFβ Binding Protein

MAGP Microfibril-associated glycoprotein

MALDI-TOF Matrix-Assisted Laser Desorption/Ionisation-

Time Of Flight

MFS Marfan syndroom

MMP Matrix Metalloproteïnase

M-PER Mammalian Protein Extraction Reagent

MRI Magnetic Resonance Imaging

MS Massaspectrometrie

MT Match Table

NLS Natrium lauroyl sarcosinaat

P/S Penicilline/streptomycine

PBS Phosphate Buffered Saline

PCA Principle Component Analysis

PDA Patent Ductus Arteriosus

pI Isoëlektrisch punt

PMT Photo Multiplier Tubes

PT Protein Table

PTC mutatie Premature termination codon

PTPN11 Protein Tyrosine Phosphatase Non-receptor type

11

rpm Rotations per minute

R-Smad Receptor-Smad

SARA Smad anchor for receptor activation

Page 10: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

SDS Natriumdodecylsulfaat

SDS-PAGE Sodium dodecyl Sulfate – Polyacrylamide Gel

Elektroforesis

SLC Small Latent Complex

SLC2A10 Solute carrier 2A10

SMAD Sma en Mad gerelateerd proteïne

SMURF Smad Ubiquitin Regulatory Factor

ST Spot Map Table

TAA Thoracaal aorta-aneurysma

TB Transforming Growth Factor β binding protein

TCA Trichloor acetaat

TE buffer Tris/EDTA buffer

TF Transciptie Factor

TGFβ Transforming Growth Factor β

TGFβR1 Transforming Growth Factor β Receptor 1

TGFβR2 Transforming Growth Factor β Receptor 2

TSP-1 Thrombospondin-1

vEDS Ehlers-Danlos syndroom vasculair type

XML Extensible Markup Language

Page 11: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

1

Samenvatting

In de westerse wereld zijn aortadissecties verantwoordelijk voor 1-2% van de totale

mortaliteit. In de loop der jaren zijn verschillende aorta-aneurysma syndromen

geïdentificeerd, zoals het Marfan syndroom (MFS) en het Loeys-Dietz syndroom (LDS).

Het syndroom van Marfan is een erfelijke bindweefselziekte. Het wordt voornamelijk

gekenmerkt door de betrokkenheid van 3 orgaansystemen: het skeletaal, het oculair en het

cardiovasculair systeem. MFS heeft een incidentie van 1/5000 en wordt autosomaal dominant

overgeërfd. Onderzoek heeft uitgewezen dat het veroorzaakt wordt door een mutatie in het

FBN1 gen dat codeert voor het fibrilline-1 proteïne.

Het Loeys-Dietz syndroom is een autosomaal dominant overerfbaar aorta-aneurysma

syndroom. Het wordt voornamelijk gekenmerkt door de aanwezigheid van 3 typische

kenmerken met name hypertelorisme, gespleten uvula/gespleten pallatum, arteriële tortuositeit

en aorta-aneurysma/dissectie. LDS wordt veroorzaakt door mutaties in de genen coderend

voor Transforming Growth Factor Beta Receptor 1 en 2 (TGFBR1 en TGFBR2,

respectievelijk).

Hier wordt getracht een vergelijkende analyse uit te voeren van de proteïnen die tot expressie

komen in zowel medium- als celfractie van fibroblastculturen van controles, MFS en LDS

patiënten. Hiervoor wordt er gebruikt gemaakt van de Two Dimensional Difference Gel

Electrophoresis (2-D DIGE) techniek. De 2-D DIGE techniek is gebaseerd op de fluorescente

labeling van proteïnen alvorens deze te scheiden in twee dimensies met behulp van

gelelektroforese. De bekomen gels worden vervolgens geanalyseerd met behulp van de

DeCyder software. Er konden geen proteïnen geïdentificeerd worden die differentieel tot

expressie komen in MFS, LDS en controle groep. Dit ten gevolge van te grote technische en

biologische variatie. Een herhaling van het experiment met behulp van de 2-D DIGE

techniek, of een alternatieve methode, dringt zich op.

Page 12: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

2

1. Inleiding

1.1 Aorta-aneurysma

1.1.1 Inleiding

In de westerse wereld zijn aorta-aneurysma’s en dissecties verantwoordelijk voor 1-2% van

de totale mortaliteit en morbiditeit [1]. Aorta-aneurysma’s worden vaak veroorzaakt door

mediale degeneratie die leidt tot een verzwakking van de aortawand. De verzwakte aortawand

leidt op zijn beurt tot dilatatie en aneurysma-vorming. Een aneurysma kan uiteindelijk leiden

tot een dissectie en in het slechtste geval een ruptuur [2].

We onderscheiden thoracale (TAA) en abdominale aorta-aneurysma’s (AAA). De beide

groepen kunnen onderscheiden worden op basis van de locatie van het aneurysma ten

opzichte van het diafragma. TAA en AAA bevinden zich respectievelijk craniaal en caudaal

van het diafragma. Zowel genetische factoren als omgevingsfactoren spelen een rol bij het

ontstaan van aorta-aneurysma’s. De genetische factoren spelen een belangrijke rol in TAA,

terwijl AAA doorgaans veroorzaakt wordt door omgevingsfactoren zoals roken, hypertensie,

hyperlipidemie en atherosclerosis [3]. In deze thesis zal AAA niet verder besproken worden.

1.1.2 Thoracaal aorta-aneurysma

Thoracale aorta-aneurysma’s kunnen verschillende aortasegmenten omvatten (aortawortel,

aorta ascendens, aortaboog of aorta descendens). Zestig percent van TAA’s komt voor in de

aortawortel en/of de aorta ascendens, 40% in de aorta descendens, 10% in de

thoracoabdominale aorta en 10% in de aortaboog. De overlap tussen verschillende

percentages is te wijten aan de uitbreiding van het aneurysma naar meerdere locaties van de

aorta bij dezelfde patiënt. Zoals reeds in de inleiding vermeld, ontstaan TAA’s meestal door

mediale degeneratie, histologisch gekenmerkt door de vermindering van gladde spiercellen en

fragmentatie van de elastische vezels in de aortawand. Een degeneratie van de tunica media

veroorzaakt een verzwakking van de aortawand wat kan resulteren in aortadilatatie en -

aneurysma. Mediale degeneratie verergert met de leeftijd maar hypertensie versnelt dit proces

[4].

Er bestaan zowel syndromale (Marfan syndroom (MFS), Loeys-Dietz syndroom (LDS),

Ehlers-Danlos syndroom vasculaire type (vEDS), Arterial tortuosity syndroom (ATS), Turner

en Noonan syndroom) als niet-syndromale vormen van TAA (thoracale aorta-aneurysma in

Page 13: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

3

combinatie met biscupide aortaklep (TAA+BAV) of patent ductus arteriosus (TAA+PDA) en

geïsoleerd familiale thoracale aorta-aneurysma (FTAA).

1.1.2.1 Syndromale TAA

Verschillende mutaties zijn al ontdekt die syndromale TAA veroorzaken. Een mutatie in het

FBN1 gen op 15q21.1 veroorzaakt het Marfan syndroom [5]. Een TGFBR2 of TGFBR1

mutatie veroorzaakt het Loeys-Dietz syndroom [6]. vEDS ontstaat door een mutatie in

COL3A1 [7]. ATS wordt verooraakt door een loss-of-function mutatie in SLC2A10 dat

codeert voor GLUT10 [8]. Het Noonan en Turner syndroom lijken op elkaar maar ontstaan

door een verschillend mechanisme. Noonan ontstaat door een mutatie in het PTPN11 gen [9]

en Turner door de afwezigheid van een tweede X-chromosoom [10].

1.1.2.2 Niet-syndromale TAA

Patiënten met het familiaal thoracale aorta aneurysma syndroom hebben geen

bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma op jongere leeftijd dan bij de

sporadische vorm. De voornaamste overervingsvorm van FTAA is autosomaal dominant maar

er is een variatie in expressie en penetrantie [11]. Verschillende loci zijn geïdentificeerd

waaronder op 5q13-14 en 11q23.2-q24 waarin nog geen mutatie werd geïdentificeerd

[11,12,13]. Deze loci veroorzaken zowel de familiale als de sporadische thoracale aorta

aneurysma met mediale degeneratie van de aortawand [13].

TAA kan voorkomen in combinatie met een biscupide aortaklep (BAV). BAV is een defect

aan de aortakleppen dat resulteert in de vorming van twee kleppen in plaats van drie. TAA in

combinatie met BAV wordt geassocieerd met aortadilatatie onafhankelijk van de

aanwezigheid van hemodynamische significante klep disfuncties. De aortadilatatie ontstaat

door mediale degeneratie van de aortawand [14].

Khau van Kien et al. deden een genetische analyse van een familie met TAA+PDA en

ontdekten dat TAA+PDA veroorzaakt wordt door een mutatie in het MYH-11 gen aanwezig

op 16p12.2-p13.13 [15].

1.1.3 Extracellulaire matrix

De extracellulaire matrix (ECM) biedt stevigheid en structuur aan weefsels zoals het

bindweefsel en het bot. De extracellulaire matrix bestaat uit onder meer collageen,

fibronectine, elastine en glycosaminoglycanen (GAG’s). De ECM wordt aangemaakt door

osteo- en fibroblasten. De afbraak van het ECM gebeurt door matrix proteasen [16].

Page 14: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

4

In de extracellulaire ruimte polymeriseren fibrilline-1 monomeren tot paralelle bundels, de

microfibrillen [17]. De microfibrillen hebben een parelsnoervormig uitzicht [18].

Microfibrillen spelen een rol in de vorming van elastische vezels en zorgen voor de integriteit

en homeostase van zowel elastische als niet-elastische weefsels. Microfibrillen zijn

multidomein eiwitten en bevat naast fibrillinebundels ook latent TGFβ. Microfibrillen hebben

de capaciteit om de biologische beschikbaarheid van TGFβ te regelen. De proteïnen, die

TGFβ latent houden, kunnen reageren met verschillende moleculen uit de ECM [17]. In

figuur 1 (bijlage 4) kan je de schematische weergave zien van een fibrilline-1 molecule en de

opbouw van microfibrillen. De N-terminale zijde van het fibrilline-1 heeft als functie om te

aggregeren met andere fibrilline-1 proteïnen. Deze aggregatie wordt gestabiliseerd door

disulfidebruggen. De TB domeinen zorgen voor de intermoleculaire cross-linking [19]. Het

TB domein wordt hieronder verder besproken.

1.1.4 Fibrilline-1

Sakai et al. [18] identificeerden fibrilline-1 als belangrijkste component van de extracellulaire

matrix microfibril die aanwezig is in alle weefsels met fenotypische manifestaties van het

MFS. Fibrilline-1 wordt gecodeerd door het FBN1 gen dat gelegen is op chromosoom

15q21.1. Het gen bestaat uit 65 exonen en is 235 kb groot. Het genproduct is een

extracellulair glycoproteïn van 350 kDa [20,21,22,23]. Het humaan fibrilline-1 heeft een

modulaire structuur met 47 repeats van het zes-cysteïne bevattende epidermal-growth-factor

(EGF)-like motief waarvan 43 van het calciumbindend (cb) type (cb-EGF) zijn [24]. Verder

bevat het fibrilline-1 proteïne ook 7 acht-cysteïne/Transforming Growth Factor β (TGFβ)-

binding protein-like (TB) domeinen, een hybride domein en een proline-rijke regio (zie figuur

2 bijlage 4) [25]. Ongeveer 60% van de mutaties beschreven in het FBN1 gen zijn missense

mutaties. Meer dan 75% daarvan bevindt zich in de EGF domeinen van fibrilline-1 [17,26].

Fibrilline-1 reageert onder andere met versican [27], fibulines [19,28], elastine [29],

microfibril-associated glycoprotein (MAGP)-2 [30] en LTBP-1 [31].

1.1.5 TGFβ mechanisme

TGFβ’s (TGFβ1, TGFβ2, TGFβ3) zijn multifunctionele groeifactoren die een reeks cellulaire

gebeurtenissen kunnen induceren zoals proliferatie, celcyclusarrest, differentiatie, apoptose en

matrixdepositie [32].

De drie TGFβ’s worden gesynthetiseerd als homodimeer proproteine (proTGFβ) met een

massa van 75 kDa. De propeptide dimeren (=LAP) worden afgesplitst van matuur TGFβ in

Page 15: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

5

het trans-golgi complex door furine-achtige enzymes. Hoewel LAP afgesplitst wordt van

TGFβ vormt LAP nog steeds een complex (SLC). LAP bindt covalent via disulfide bruggen

aan het Latent TGFβ Binding Protein (LTBP), met vorming van het Large Latent Complex

(LLC) [33,34,35].

LTBP behoort tot de LTBP/fibrilline familie die bestaat uit fibrilline-1 tot -3 en LTBP-1 tot -4

[36]. LTBP-1, -3 en -4 kunnen binden met LAP door disulfidebindingen maar enkel LTBP-1

en LTBP-3 maken een sterke binding met TGFβ. TGFβ kan niet geactiveerd worden als deel

uitmaakt van LCC [37,38]. De cellen secreteren het LCC in de extracellulaire ruimte waar de

N-terminale regio van LTBP covalent gecrosslinkt wordt met ECM proteïnen door de

werking van het transglutaminase enzyme [33].

De rol van de binding tussen het LCC en de extracellulaire matrix is tweeledig. Enerzijds

zorgt de binding ervoor dat TGFβ niet geactiveerd wordt waardoor controle van de TGFβ

activiteit in de matrix mogelijk is. Anderzijds zorgt de binding tussen het LCC en de ECM

ervoor dat TGFβ geconcentreerd wordt op specifieke plaatsen waardoor de controle van

biologische reacties efficiënter gebeurd [39]. Men spreekt pas van TGFβ activatie vanaf dat

TGFβ geen deel meer uitmaakt van het latent complex.

Thrombospondin-1 (TSP-1), integrines, pH en reactieve zuurstofradicalen zijn enkele van de

gekende factoren die TGFβ kunnen activeren door direct te interageren met LAP

[40,41,42,43]. De afbraak van LTBP door proteasen (plasmin, MMP-2 en MMP-9) zorgt voor

TGFβ vrijstelling. De afbraak van LAP is nog niet goed bestudeerd in context van TGFβ

activatie. [44,45]. De fysische condities zoals warmte en pH denatureren LAP maar niet

TGFβ [46].

Na de activatie van TGFβ zal de TGFβ signaalweg starten met de binding van het ligand,

TGFβ op TGFβ receptor 2 [47]. TGFBR2 wordt vervolgens geautofosforyleerd waardoor

TGFBR1 gerekruteerd en getransfosforyleerd wordt. TGFBR1 en TGFBR2 zijn

transmembranaire serine/threonine kinase receptoren. De receptoren bestaan uit een klein

cysteïne-rijk extracellulair domein, een transmembranaire regio en een intracellulair kinase

domein [48]. TGFBR1 zal op zijn beurt Smad2 en Smad3 (R-Smad) phosphoryleren en

activeren. R-Smad zal vervolgens binden op Smad4 (co-Smad) waarna dit complex

getransloceerd wordt naar de nucleus. In de nucleus zal dit complex binden met transcriptie

cofactoren en een geactiveerd transcriptie complex vormen. Dit complex initieert transcriptie

en translatie voor specifieke genactivatie of -repressie (zie figuur 3 bijlage 4) [47].

Door een mutatie in FBN1, TGFBR1 of TGFBR2 zal de resulterende opregulatie van TGFβ

signalen fragmentatie in de elastische vezels brengen maar veroorzaken ook een verlies aan

Page 16: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

6

elastine in de tunica media van de aorta. Dit heeft als gevolg dat de aorta zal dilateren en er

later dissectie kan optreden op de plaats van de dilatatie [49].

1.2 Marfan syndroom

1.2.1 Inleiding

Het Marfan Syndroom (MFS, MIM #154700) is een autosomaal dominante pleiotrope

bindweefselaandoening veroorzaakt door mutaties in het gen coderend voor het cysteïnerijk

extracellulair matrix glycoproteïne fibrilline-1 [50]. De diagnose is gebaseerd op een

combinatie van majeure en mineure klinische criteria in functie van verschillende

orgaansystemen, zoals gedefinieerd in de Ghent nosology [51]. MFS wordt voornamelijk

gekenmerkt door de betrokkenheid van 3 orgaansystemen: het cardiovasculair, skeletaal en

oculair systeem. Andere betrokken systemen zijn de longen, de huid en de dura mater [51].

Onderzoek naar een MFS muismodel heeft geleid tot de identificatie van een verstoorde

TGFβ (Transforming Growth Factor β) signalisatieweg. TGFβ is een cytokine dat betrokken

is bij tal van cellulaire processen zoals celgroei, inflammatie, matrix synthese, apoptose...[52]

1.2.2 Epidemiologie

Het MFS komt wereldwijd voor met een incidentie van 1/5000-10000 [53]. De

levensverwachtingen van patiënten met MFS is 2/3 van de normale gemiddelde

levensverwachting. Er is een normale levensverwachting met huidige therapie [54]. In 90%

van de gevallen is de doodsoorzaak van cardiovasculaire oorsprong (aortadissectie, hartfalen

of hartklepdeficiëntie) [55].

1.2.3 Klinische manifestatie en diagnostische criteria

Volgens de Ghent Nosology (1996) [51] wordt de diagnose van MFS in een indexpatiënt

gesteld wanneer minstens 2 verschillende orgaansystemen ernstig aangetast zijn en een derde

orgaansysteem mild aangetast is. Indien een causale FBN1 mutatie geïdentificeerd wordt in de

indexpatiënt of er een positieve familiale anamnese is, dan volstaat de aanwezigheid van één

majeur criterium in een orgaansysteem en de betrokkenheid van een tweede orgaan om de

diagnose te stellen.

1.2.3.1 Cardiovasculair systeem

Zoals reeds eerder vermeld is het cardiovasculair systeem één van de systemen die aangetast

kunnen zijn bij MFS patiënten. De meest voorkomende cardiale manifestatie is een

Page 17: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

7

verdikking van de mitralisklep en de tricuspidalis klep, deze verdikking is soms geassocieerd

met prolaps van deze kleppen. Bij kinderen met een vroege en ernstige vorm van het MFS

kan insufficiëntie van de mitralisklep tot congestief hartfalen, pulmonaire hypertensie en

premature dood leiden [52]. Cardiomyopatische dilataties komen ook voor bij MFS. De

vasculaire betrokkenheid wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van een thoracale

aortadilatatie die afhankelijk van de diameter een verhoogd risico kan hebben op dissectie

[55]. Aorta-aneurysma’s en dissecties zijn de belangrijkste doodsoorzaak bij MFS patiënten

[52].

1.2.3.2 Skeletaal systeem

Disproportionele botgroei van de lange beenderen is het meest opvallende kenmerk van het

MFS. Ribovergroei veroorzaakt anterieure thoraxvervormingen waardoor het sternum

anterieur (pectus carinatum) of posterieur (pectus excavatum) gericht is. Door een overgroei

van de ledematen kan de verhouding van de armspan tot lichaamslengte meer dan 1,05 zijn.

Andere eenvoudig vast te stellen criteria zijn de “thumb sign” en “wrist sign”. Een positief

thumb sign betekent dat de patiënt een vuist kan maken waarbij de duim voorbij de ulnaire

zijkant komt. Een positief wrist sign wil zeggen dat de duim en pink overlappen wanneer deze

rond de andere pols een cirkel vormen. Gewrichtshypermobiliteit kan leiden tot ligamenteuze

schade, ontwrichtingen, chronische gewrichtspijn en premature arthrose. Het skeletaal

systeem is betrokken indien twee van de majeure criteria of 1 van de majeure criteria in

combinatie met minstens 2 mineure criteria aanwezig zijn bij de patiënt [51].

1.2.3.3 Oculair systeem

De betrokkenheid van het oculair systeem kenmerkt zich in 60% van de gevallen door de

aanwezigheid van ectopia lentis. Ectopia lentis is een dislocatie van de lens waardoor deze uit

haar ophangapparaat wordt verplaatst. Ernstige en vroeg optredende myopie, platte cornea,

toegenomen axiale oogbollengte, hypoplastische iris en ooglidspieren zijn additionele

mogelijk voorkomende kenmerken en kunnen leiden tot blindheid.

Het oculair systeem is betrokken als minstens 2 van de mineure criteria aanwezig zijn [51].

1.2.3.4 Andere systemen

Andere systemen die betrokken zijn in MFS zijn de dura mater, de huid en het pulmonaal

systeem en worden als mineure criteria beschouwd. Durale ectesie de verwijding van de

durale zak en kan leiden tot lumbale rugklachten. Het komt voor in 92% van de MFS

Page 18: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

8

patiënten en er is geen verband gevonden tussen aorta dilataties en durale ectesie [56].

Patiënten met MFS hebben een normaal huidstructuur en –elasticiteit. Het meest

voorkomende kenmerk met betrekking tot de huid is de striae atrophica (huidstriemen). Striae

komen bij ongeveer 60% van de MFS patiënten voor [52,57]. Door thoraxmisvormingen

kunnen verschillende complicaties ontstaan in het pulmonair systeem zoals pneumothorax,

pulmonair emphyseem en dysfunctie; gedeeltelijk veroorzaakt door een alveolair

septatiedefect [51,52,57].

1.2.4 Pathogenetische aspecten

Neptune et al. ontdekten dat fibrilline-1 een belangrijke rol speelt in de regulatie van de TGFβ

activatie [58]. Indien er een defect ontstaat in het fibrilline-1 gen, zal er een grote

hoeveelheid TGFβ vrijgesteld worden in de matrix en dit leidt tot een toegenomen TGFβ

signalisatie [17,59,60]. Deze hypothese werd bevestigd door twee studies. Neptune et al. [58]

toonden bij fibrilline-1 deficiënte muismodellen aan dat longabnormaliteiten veroorzaakt

worden door een dysregulatie van TGFβ activatie en signalisatie. Het perinataal toedienen van

TGFβ neutraliserende antilichamen corrigeert het alveolair septatie defect. De tweede studie

van Habashi et al. [61] toonden aan dat een aorta-aneurysma bij MFS muismodellen

geassocieerd is met toegenomen TGFβ signalisatie en kan voorkomen worden door TGFβ

antagonisten zoals TGFβ neutraliserende antilichamen of angiotensine II type 1 receptor

antagonist (losartan). Dit was voldoende om spontane aortadilataties, fragmentatie van

elastische vezels en Smad2 activatie te verminderen.

Chaudhry et al. [59] ontdekten dat fibrilline-1 de biologische beschikbaarheid van TGFβ1

reguleert. De vrijstelling van TGFβ via fibrilline-1 is onafhankelijk van proteolyse,

verandering in expressie van TGFβ of zijn receptoren. Het fibrilline-1 sequentiefragment, dat

met TGFβ kan binden, bindt specifiek op een fibrilline-1 proteïne door sterke interactie met

de fibrilline-1 N-terminale regio. Door deze interactie zal de associatie van de

carboxyterminale regio van LTBP-1 met fibrilline-1 geïnhibeerd worden en zal LCC

vrijgesteld worden van microfibrillen. Dit heeft als gevolg dat LLC gaat ontbinden en TGFβ

kan geactiveerd worden (zie figuur 4 bijlage 4) [59].

1.2.5 FBN1 mutatiespectrum

Faivre et al. [24] onderzochten 1013 patiënten met MFS ten einde op zoek te gaan naar een

fenotype-genotype correlatie. Daarbij onderzochten ze ook de types mutaties die voorkomen

in het FBN1 gen (zie figuur 5 bijlage 4). Zesenvijftig percent van de mutaties die MFS

Page 19: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

9

veroorzaken zijn missense mutaties. Eenenzestig percent van de missense mutaties ontstaan

door substitutie van een cysteïne. De meeste mutaties zijn gelokaliseerd in het EGF domein

(74%) en 15% bevindt zich in het 8-cysteïne/TB domein. In de 5’ regio van het FBN1 gen

komen 29% van de mutaties voor en in de 3’ regio zijn het er 37%. Twintig percent van de

mutaties komen voor in exonen 24-32 [24]. Een mutatie in deze regio zal resulteren in een

ernstige en vroege vorm van MFS [62]. Van de populatie met MFS heeft 17% een frameshift

mutatie, 14% een nonsense mutatie, 11% een splice site mutatie en 2% een inframe deletie of

insertie [24]. Tijdens het stageonderzoek werd patiënten met missense en nonsense mutaties

onderzocht.

1.3 Loeys-Dietz Syndroom

1.3.1 Inleiding

Het Loeys-Dietz syndroom (LDS) (MIM #609192) is een bindweefselaandoening die

fenotypisch overlapt met MFS en het vasculair Ehlers-Danlos syndroom (vEDS). We

onderscheiden LDS type I en LDS type II. LDS type I wordt voornamelijk gekarakteriseerd

door de aanwezigheid van een typische triade van aorta-aneurysma en arteriële tortuositeit,

hypertelorisme en bifide uvula en gespleten verhemelte. Andere bevindingen zijn

craniosynostose, structurele hersenafwijkingen, mentale retardatie, congenitale

hartafwijkingen en arteriële aneurysma’s en dissecties. LDS type II onderscheidt zich van

type I door de afwezigheid van craniosynostosis en hypertelorisme [63]. De vasculaire

pathologie in LDS is agressiever dan bij MFS en komt op jongere leeftijd tot uiting. De

oorzaak van de hoge mortaliteit en morbiditeit in LDS zijn de aorta-dilataties en -dissecties in

de sinussen van Valsalva. Arteriële aneurysma’s kunnen ter hoogte van alle vertakkingen van

de aorta aanwezig zijn waaronder de arteria subclavicula, renalis, hepatica, en coronaris. De

prevalentie van LDS is onbekend [64].

Page 20: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

10

Figuur 6: Magnetische resonantie angiografie toont een bilateraal carotis aneurysma en

arteriële tortuositeit [65].

Histologisch onderzoek van aortaweefsels van LDS patiënten toonde fragmentatie aan van

elastische vezels en verlies aan elastine evenals een accumulatie van amorfe

matrixcomponenten in de tunica media. Er is ook een verminderde aanwezigheid van gladde

spiercellen en een toegenomen hoeveelheid van collageen in de aortawand. Dit werd ontdekt

bij jonge kinderen met LDS wat suggereert dat het gaat om een defect in de elastogenese in

plaats van een secundair elastische vezelafbraak [6,63].

1.3.2 Genetische aspecten

LDS wordt autosomaal dominant overgeërfd en veroorzaakt door een mutatie in het TGFBR1

of het TGFBR2 gen. Deze genen coderen respectievelijk voor Transforming Growth Factor

Beta Receptor 1 en Transforming Growth Factor Beta Receptor 2. TGFBR2 bevindt zich op

locus 3p22 en TGFBR1 op locus 9q33-q34. Er bestaat geen fenotypisch verschil tussen

individuen met mutatie in TGFBR1 of TGFBR2. Mutaties clusteren zich in het intracellulair

serine-threonine kinase domein van beide receptoren. Eerder werd echter al splice-site mutatie

in het extracellulair domein en een nonsense mutatie in het laatste exon van de TGFβ receptor

2 kunnen LDS geïdentificeerd [6,63].

Verwacht wordt dat mutaties in deze receptor genen een suppresie van TGFβ-signaalweg

zouden veroorzaken. Loeys et al. toonden echter een toegenomen hoeveelheid phospho Smad

2 (de gefosforyleerde en actieve vorm van Smad2), CTGF en collageen aan in aortaweefsel

van LDS patiënten ten opzicht van de controleweefsels. Deze bevindingen duiden op een

opregulatie van de TGFβ pathway. Dit paradoxaal gegeven is tot op heden nog niet

opgeklaard [63].

1.3.3 Potentiële mechanismen voor de opregulatie van TGFβ signalisatie.

TGFBR1 mutaties komen bij 1/3 van de LDS patiënten voor terwijl 2/3 van de patiënten een

TGFBR2 mutatie hebben [49]. Het exact mechanisme voor de opregulatie van TGFβ

signalisatie is nog niet ontrafeld maar er zijn verschillende potentiële mechanismen.

1. Mutante receptoren vereenvoudigen ligand binding [66].

2. Verandering van de dynamiek van receptor stabiliteit.

De endocytose en recyclage/degradatie van TGFβ receptoren is een belangrijk mechanisme in

de regulatie van TGFβ signalisatie. De internalisatie van TGFβ gebeurd door clathrin of

Page 21: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

11

caveoline gemedieerde signalisatie. Door interactie van het mutant TGFBR2 met Smad

Anchor for Receptor Activation (SARA) zal het clathrin gemedieerd endocytotisch

mechanisme geactiveerd worden. Hierdoor zal de receptor gerecycleerd worden en een

propagatie onstaan van het signaal.

Het caveolin gemedieerd endocytotisch mechanisme ontstaat door interactie van Smad7 met

het mutant TGFBR2 complex. De receptoren worden geïnternaliseerd door caveolin. De

ubiquitine ligasen Smurf1 en 2 worden gerekruteerd waardoor de receptoren proteasomaal

afgebroken worden. Hierdoor zal er een attenuatie ontstaan van het TGFβ signaal (zie figuur 7

bijlage 4). LDS kan ontstaan door het mutante TGFBR2 die mogelijk meer interageert met

SARA en minder met Smad7 [67].

3. Alternatieve pathways

Het derde mechanisme is gebaseerd op de aanwezigheid van niet-functionele TGFβ

receptoren. De signalisatie wordt geïnhibeerd door mutaties in de receptor kinase domein

(TGFβR2/ TGFβR1/beide). Het ligand-receptor complex kan nog steeds functioneren door te

interageren met andere proteïnen. Hierdoor zullen downstream signalen gestuurd worden

waardoor een alternatieve pathway ontstaat die aneurysma’s kan vormen (zie figuur 8 bijlage

4) [47].

Page 22: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

12

1.4 2-D DIGE

Figuur 9: schematische weergave van het verloop van het 2-D DIGE experiment [68]

1.4.1 Principe 2-D DIGE technologie

In dit stageonderzoek werd een vergelijkende analyse uitgevoerd van proteïnen die tot

expressie komen zowel in de medium- als de celfractie van fibroblastculturen van gezonde

controles, MFS en LDS patiënten. Hiervoor maakten we gebruik van de Two Dimensional

Difference Gel Electrophoresis (2-D DIGE) techniek. De 2-D DIGE techniek is gebaseerd op

de fluorescente labeling van proteïnen alvorens deze te scheiden in twee dimensies met

behulp van gelelektroforese.

Het grootste voordeel van de 2-D DIGE techniek ten opzichte van de klassieke 2-D

gelelektroforese is de mogelijkheid om verschillende stalen op eenzelfde gel te laden

(multiplexing), waardoor het gebruik van een interne standaard mogelijk gemaakt wordt. Er

kunnen namelijk tot 3 verschillende CyDye DIGE fluorochromen in combinatie geladen

Page 23: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

13

worden op 1 gel. Dit laat toe om een patiëntenstaal, een controlestaal en een interne standaard

te laden op eenzelfde 2-D gel. De interne standaard is een pool van alle stalen die binnen het

experiment gebruikt worden en bevat daardoor elk proteïne. De interne standaard wordt

gebruikt om de overlappende eiwitpatronen tussen elke gel te normaliseren waardoor het

probleem van inter-gelvariatie, een inherent probleem van standaard 2-D analyses, opgelost

wordt. Dit laat nauwkeurige kwantificatie van verschillen in proteïnenexpressie tussen stalen

toe [69,70,71]. De hoeveelheid van elk proteïne spot wordt gemeten als een ratio tot de

corresponderen spot van de interne standaard. Dit heeft als gevolg dat zowel accurate

kwantitatieve als spot berekeningen mogelijk zijn. Op figuur 10 kan men het verschil in

gelelektroforese met en zonder interne standaard zien. In het voorbeeld ziet men vier

verschillende stalen en een interne standaard op elke gels. De omcirkelde spots in de

diagrammen stellen de hoeveelheid van een proteïne met en zonder normalisatie voor. De

interne standaard linkt de gels met elkaar zodat gel tot gel variatie verdwijnt en de biologische

variatie statistisch significant zichtbaar wordt. Foutieve conclusies worden gemaakt indien de

interne standaard niet gebruikt wordt [72].

Figuur 10: Vergelijking van gelelektroforese met en zonder interne standaard. In het

voorbeeld zonder interne standaard zijn 4 gels aanwezig die geen interne standaard

bevatten. Indien men enkel naar de omcirkelde spot kijkt, kan men besluiten dat de spot

in gel 3 en 4 een hoger expressie heeft, met gel 4 de hoogste expressie. Indien men het

voorbeeld bekijkt met interne standaard kan men 2 gels zien die geladen zijn met Cy2,

Cy3 en Cy5 gelabelde proteïnen. De interne standaard is een pool van alle stalen van het

experiment. Door de gels te normaliseren naar de interne standaard kan men zien dat

Page 24: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

14

enkel de omcirkelde spot van staal 3 een lager proteïne expressie heeft dan de andere

stalen [72].

Labeling:

De CyDye DIGE fluorochromen zijn 3 oplosbare kleurstoffen (Cy2, (3-(4-

Carboxymethyl)phenylmethyl)-3’-ethyloxacarbocyanine halide N-hydroxysuccinimidyl ester;

Cy3, 1-(5-Carboxypentyl)-1’-propylindocarbocyanine halide N-hydroxysuccinimidyl ester en

Cy5, 1-(5-Carboxypentyl)-1’-methylindodicarbocyanine halide N-hydroxysuccinimidyl ester

[72]) die dezelfde massa (500 Da) en lading (+1) bezitten. Dit betekent dat eenzelfde proteïne

ongeacht het gelabeld is met Cy2, Cy3 of Cy5, zal migreren naar dezelfde plaats in de gel. Dit

elimineert de intra-gel variatie. De fluorochromen worden gekenmerkt door een grote

sensitiviteit (125 pg). Zilverkleuring heeft een sensitiviteit van 200 pg proteïnen en laat niet

toe dat verschillende stalen, waartussen nog een onderscheid moet kunnen gemaakt worden,

op eenzelfde gel geladen worden. Om deze redenen wordt zilverkleuring enkel gebruikt voor

het optimalisatieproces. De CyDye’s hebben een reactieve NHS-ester groep en zijn

ontworpen om covalent op de epsilon aminogroep van lysine te binden via een amidebinding

(zie figuur 11). De fluorochromen binden ongeveer 1-2% van lysineresidu’s in het proteïne.

Om die reden noemt men dit type van labeling “minimal labeling”. Het lysine aminozuur

bevat een intrinsieke +1 lading bij neutrale of zure pH. CyDye DIGE fluorochromen bevatten,

net zoals lysine, ook een +1 lading. Dit is nodig om veranderingen in het isoëlektrisch punt

(pI) te voorkomen bij binding van de CyDye’s op lysine. Binding van de CyDye’s op de

proteïnen verhoogt het moleculair gewicht van het proteïne op gel met ongeveer 500 Da.

[68,71].

Figuur 11: schematische voorstelling van de labelingsreactie [68].

Page 25: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

15

Scheiding proteïnen

Twee dimensionele gelelektroforese scheidt eiwitten in een eerste dimensie op basis van hun

iso-elektrisch punt en vervolgens in de tweede dimensie op molecuulmassa. De scheiding op

basis van het iso-elektrisch punt gebeurt door middel van een gelstrip met een

geïmmobiliseerde pH gradiënt (3-10). De gradiënt ontstaat door de incorporatie van een

gradiënt van buffers in de polyacrylamide gel. De proteïnen worden op de zure zijde van de

gelstrip geladen met behulp van cups. Na het aanleggen van een elektrische stroom zullen de

zure eiwitten aan de basische zijde van de gel dissociëren en een negatieve lading krijgen en

door het elektrische veld migreren naar de positieve pool. De eiwitten stoppen met migreren

op een punt in de gel waar de negatieve ladingen geneutraliseerd worden zodat het proteïne

geen netto lading meer heeft, dit is het isoëlektrisch punt van het eiwit. Hetzelfde scenario

geldt voor de basische proteïnen. Om proteïnen in de tweede dimensie te scheiden, kan men

gebruik maken van SDS-PAGE (Sodium dodecyl Sulfate – Polyacrylamide Gel

Elektroforesis). Polyacrylamide heeft als functie proteïnen te scheiden volgens hun moleculair

gewicht door het vormen van een netwerk van fibrillen. De kleinste eiwitten zullen sneller

door dit netwerk migreren en daarom onderaan in de gel terug te vinden zijn. SDS heeft als

functie proteïnen te denatureren en zwaar negatief te laden zodat de scheiding enkel op basis

van het moleculair gewicht gebeurt en niet op basis van de lading van het proteïne [73].

Nadat de gels gescand zijn met de Typhoon Imager 9400 worden de gelbeelden geanalyseerd

met behulp van de DeCyder software. Het programma bevat algoritmen dat de co-detectie van

spots, die verschillend gelabeld zijn, kan bewerkstelligen. De software laat geautomatiseerde

detectie, achtergrond correctie, kwantificatie, normalisatie en inter-gel matching toe [68]. Het

programma vergelijkt de beelden van de patiënten en de controles en berekent, met behulp

van de ANOVA en t-test, de significantie van het verschil in expressieniveau van de spots.

Een spotpickingslijst wordt automatisch door de software gegenereerd en de spots kunnen met

behulp van een robot of manueel uit de gel geïsoleerd worden. Na trypsine digestie kunnen de

spots finaal geïdentificeerd worden met behulp van Matrix-Assisted Laser

Desorption/Ionisation-Time Of Flight (MALDI-TOF) massaspectrometrie [69,70].

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een analytische gel en een preparatieve gel. Op de

analytische gel wordt 50 µg gelabelde proteïnen geladen en de gel dient om de spots te

analyseren. De preparatieve gel bevat 300 µg niet-gelabelde proteïnen en wordt gebruikt voor

massaspectrometrische (MS) analyse.

Er zijn enkele nadelen verbonden aan de 2-D DIGE technologie. (1) Verschillende

proteïnenspots kunnen bestaan uit verschillende proteïnen. (2) Hetzelfde proteïne kan

Page 26: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

16

voorkomen in verschillende spots door post-translationele modificaties. (3) Gelmatching en

het manueel verwijderen van artefacten tijdens beeldanalyse is arbeidsintensief. (4) Lage

spotresolutie door hoge pI waarden. (5) Het is moeilijk om grote en hydrofobe proteïnen te

scheiden in de 1ste

dimensie. (6) Sterk zure of basische proteïnen zijn moeilijk zichtbaar op de

gels [74].

Figuur 12: Schematische weergave van de verschillende stappen van de 2-D DIGE

techniek. Na de bereiding van de proteïnen zullen deze gelabeld worden met Cy2, Cy3 of

Cy5. De drie stalen (controle, patiënt en interne standaard) worden samengevoegd en

vervolgens gescheiden in een eerste dimensie volgens hun iso-elektrisch punt en in de

tweede dimensie volgens hun moleculair gewicht. De gels worden ingescand en

geanalyseerd met behulp van de DeCyder software. Informatie komt uit GE Healtcare

presentatie workshop [68].

DeCyder co-detectie en matching met interne standaard

De DyCyder software maakt gebruik van 4 modules (DIA, BVA, Batch Processor, EDA). De

Differential In-gel Analysis (DIA)-module detecteert en kwantificeert de eiwitspots op het

cumulatief beeld (Cy3- en Cy5-beeld) van eenzelfde gel. Deze co-detectie verzekert dat alle

spots vertegenwoordigd zijn op beide beelden. DIA berekent de proteïne abundantie per spot

Page 27: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

17

in elk beeld en geeft dit weer als een ratio. Andere functies van DIA bestaan uit achtergrond

substractie en normalisatie. De data wordt vervolgens verwerkt in de Biological Variation

Analysis (BVA) module. Deze module gaat na of de verschillen gevonden in 1 gel consistent

zijn en voorkomen in de andere gels. Dit laat toe om eiwitexpressie kwantitatief te vergelijken

tussen meerdere gels. In deze module wordt gebruik gemaakt van de interne standaard om de

resultaten te normaliseren. BVA genereert een lijst met differentieel tot expressie komende

spots met voor elke spot de statistische waarde van een t-test of ANOVA test. Additioneel

kunnen moleculair gewicht en isoëlektrisch punt van de proteïnespots bepaald worden en een

spotpickinglijst opgesteld worden. De derde module is de Batch Processor. De Batch

Processor is een geautomatiseerde module, die de DIA en de BVA modules combineert.

Extended data analysis (EDA) is de vierde module en is de uitbreiding van statistische opties

zoals Principle component Analysis (PCA), Pattern analysis en Discriminant analysis [72].

Figuur 13: Schematische weergave van de 4 modules van de DeCyder software. De

gelbeelden worden eerst door DIA verwerkt. Na het aanmaken van een XML bestand

zullen de DIA bestanden verwerkt worden door BVA. Vervolgens wordt uit BVA XML

bestanden aangemaakt zodat deze samen met de XML bestanden uit DIA verwerkt

kunnen worden in de XML toolbox. De Batch Processor overkoepelt de DIA en BVA

zodat deze de gelbeelden automatisch kunnen verwerken [68].

Page 28: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

18

2. Doelstelling

In de loop der jaren zijn de genetische oorzaken van verschillende erfelijke aorta-aneurysma

syndromen, zoals MFS en LDS geïdentificeerd. Toch blijft voor verschillende andere niet-

syndromale vormen van thoracale aorta-aneurysma’s (TAA) de precieze genetische oorzaak

onbekend. De rol die FBN1 en TGFBR2 spelen in de moleculaire mechanismen die de

agressieve fenotypes mediëren in het Marfan en Loeys-Dietz syndroom is nog niet volledig

ontrafeld. Voor het onderzoeken naar de genetische basis van aorta-aneurysma’s gebruikt men

MFS en LDS gezien deze het dichtst aansluiten bij de pathogenese van aorta-aneurysma’s.

Het doel van dit project is om na te gaan welke intra- en extracellulaire eiwitten differentieel

tot expressie komen in fibroblasten van MFS en LDS patiënten t.o.v. controles, dit met behulp

van de 2-D DIGE techniek. Kennis van deze eiwitten zou ons meer inzicht kunnen

verschaffen in de pathogenese van aorta-aneurysma’s.

In de toekomst moet de identificatie van differentieel geëxpresseerde proteïnen door Tandem

Massa Spectrometrie verder onderzocht worden. Functionele studies moeten helpen een idee

te vormen welke cellulaire processen gecontroleerd worden door deze differentieel

geëxpresseerde proteïnen en ontregeld zijn bij afwezigheid van expressie bij aorta-

aneurysma’s.

Page 29: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

19

3. Materiaal en Methoden

3.1 Patiëntenmateriaal

Huidfibroblasten van zowel normale individuen als MFS en LDS patiënten zijn ter

beschikking in het Centrum voor Medische Genetica Gent. De normale individuen werden

geselecteerd op basis van leeftijd en geslacht van de patiënten. De patiënten met MFS worden

onderverdeeld naargelang het type mutatie, missense of nonsense, in het FBN1 gen. De

patiënten met LDS worden ingedeeld naargelang ze een mutatie hebben in TGFBR1 of

TGFBR2. Voor elke categorie worden 6 stalen gebruikt zodat de biologische variatie in

rekening kan gebracht worden. De TGFBR2 groep werd niet in het experiment geïncludeerd

gezien er onvoldoende patiëntenmateriaal verzameld kon worden.

Indeling groepen:

6 FBN1 nonsense MFS + 6 controle

6 FBN1 missense MFS + 6 controle

6 TGFBR1 LDS + 6 controle

Totaal: 36 stalen.

Zowel de intracellulaire als de extracellulaire proteïnen worden onderzocht om meer inzicht te

krijgen in de pathogenese van deze syndromen.

3.2 Celcultuur

3.2.1 Celkweek

Alle cellijnen werden opgegroeid als monolaag culturen in Dulbecco’s Modified Eagle

Medium (DMEM) x1 met 10% foetaal kalfserum in aanwezigheid van antibiotica, bij 37°C en

5% CO2. Het cultuurmedium wordt om de 2 à 3 dagen ververst. Zodra de culturen confluent

zijn, worden ze gesplitst met trypsine/EDTA. Trypsine verbreekt de verbindingen tussen de

cellen onderling en tussen de cellen en de cultuurfles. EDTA is een calcium chelator. Per

individu worden 2 T75 cultuurflessen verzameld voor de isolatie van intra- en extracellulaire

proteïnen.

Materiaal:

Bereid cultuurmedium (samenstelling zie bijlage 2)

Huidfibroblasten

Trypsine/EDTA (Gibco®, Invitrogen™)

Page 30: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

20

Verseen (Gibco®, Invitrogen™)

Protocol: zie bijlage 3F

3.2.2 Medium en cellen oogsten

Achtenveertig uur nadat de cellen 100% confluent gegroeid zijn, worden de cellen

achtereenvolgens gewassen met PBS, sucrose-tris oplossing en serum- en fenolrood-vrij

medium. Vervolgens zullen zowel de cellen als het medium geoogst worden.

Materiaal:

PBS (Gibco®, Invitrogen™)

250 mM sucrose/10mM Tris (samenstelling zie bijlage 2)

Fenolrood- en serum-vrij medium (Gibco®, Invitrogen™) (samenstelling zie

bijlage 2)

Trypsine/EDTA (Gibco®, Invitrogen™)

Protocol : zie bijlage 3G

3.3 Precipitatie van eiwitten

3.3.1 Precipitatie van proteïnen uit cellen

Materiaal:

M-PER reagens (Therma Scientific®)

Protease inhibitor complete tabletten (Roche®)

Phosphatase inhibitor (Sigma)

PBS (Gibco®, Invitrogen™)

250 mM Sucrose/10 mM Tris (samenstelling zie bijlage 2)

Protocol: zie bijlage 3H

3.3.2 Precipitatie van proteïnen uit medium

Na optimalisatie (zie resultaten sectie 4.2 Optimalisatietest met clean-up kit) werd er voor de

precipitatie van proteïnen uit het medium geopteerd voor de TCA-LS precipitatiemethode.

Materiaal:

2% natrium lauroyl sarcosinaar (NLS) (Fluka Analytical®)

100% trichlooracetaat (TCA) (Sigma-Aldrich®)

Tetrahydrofuraan (THF) (Sigma®)

TE buffer + 0,1% Tween20 (samenstelling zie bijlage 2)

Page 31: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

21

Protocol: zie bijlage 3I

3.3.3 2D Clean up kit (GE healthcare)

De intracellulaire proteïnen zijn in lage concentratie opgelost in M-PER buffer en de

extracellulaire proteïnen werden na TCA-LS precipitatie opgelost in TE buffer. Beide buffers

laten toe om de concentratie van de proteïnen te meten met de Nanodrop. Voor de 2D DIGE

analyse dienen de proteïnen echter opgelost te worden in een ureumbuffer (verder rehydratatie

buffer genoemd). De 2D Clean-up kit wordt gebruikt om de proteïnen opnieuw te

precipiteren, deze kit geeft goede resultaten na 2D scheiding en wordt aangeraden door GE

Healthcare.

Materiaal:

Precipitant (GE Healthcare)

Coprecipitant (GE Healthcare)

Gedistilleerd water

Wasbuffer (GE Healthcare)

Wasadditief (GE Healthcare)

Rehydratatiebuffer (samenstelling zie bijlage 2)

25x protease inhibitor oplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Phosphatase inhibitor (Sigma®)

Protocol: zie bijlage 3J

3.4 Optimalisatie van de precipitatie van extracellulaire eiwitten met zilverkleuring

De precipitatie van proteïnen uit het cultuurmedium werd nog niet eerder uitgevoerd en het

proces diende bijgevolg nog geoptimaliseerd te worden. Om de precipitatiemethode te

beoordelen werden proteïnen na isolatie gescheiden volgens klassieke 2D gevolgd door

zilverkleuring van de gels.

Materiaal:

Fixing oplossing 30% ethanol (samenstelling zie bijlage 2)

Sensitizing oplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Zilveroplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Developping oplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Stop oplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Bewaringsoplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Protocol: zie bijlage 3K

Page 32: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

22

3.5 2-D DIGE experiment

3.5.1 Dag 1: pre-rehydratatie strips

De Immobiline DryStrips moeten gerehydrateerd worden vóór de scheiding van proteïnen op

basis van isoëlektrisch punt (verder IEF genoemd). De gebruikte strips hebben een pH

gradiënt van 3 tot 10 en zijn 24 cm lang. De rehydratatie van de strips kan gebeuren in aan- of

afwezigheid van de stalen. Voor dit experiment hebben we ervoor gekozen om de stalen ná

rehydratatie van de strips te laden met behulp van sample cups.

Materiaal:

Destreak solution (GE Healthcare)

IPG buffer (GE Healthcare)

24 cm Immobiline Drystrips (GE Healthcare)

Immobiline DryStrip Cover fluid (GE Healthcare)

Protocol: zie bijlage 3L

3.5.2 Dag 2: labeling en IEF

3.5.2.1 pH meting

Indien de pH waarde van de proteïnestaal afwijkt van pH 8,0-9,0 moet de zuurtegraad

aangepast worden met behulp van natriumhydroxide (1M). De pH van de stalen werd bepaald

met behulp van pH indicator strips (Sigma-Aldrich®).

3.5.2.2 CyDye labelling

3.5.2.2.1 Stock dye oplossing

CyDye’s (Cy2, Cy3 en Cy5) zijn fluorochromen en moeten na levering nog gereconstituteerd

worden met vers dimethylformamide (DMF) (<3 maand oud, 99,8% anhydrous) tot een

concentratie van 1 nmol/µl.

Materiaal:

CyDye DIGE fluorochromen (Cy2, Cy3, Cy5) (GE Healthcare)

DMF (Sigma®)

Protocol: zie bijlage 3M

3.4.2.2.2 Working Dye oplossing

Materiaal:

Page 33: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

23

DMF (Sigma®)

Protocol: zie bijlage 3N

3.5.2.2.3 Minimal labeling

Bij de minimal labeling-methode zal 3% van het aanwezige lysine aminozuren in de proteïnen

gelabeld worden met de CyDye fluorochromen. Om de labelingsreactie stop te zetten wordt

lysine (10mM) toegevoegd, daar deze overmaat aan lysine zal binden aan de CyDye’s. De

totale concentratie is 400 pmol CyDye per 50 µg proteïne. De gelabelde stalen kunnen tot 3

maand bewaard worden bij -80°C in het donker.

Materiaal:

CyDye werkoplossing

10 mmol/L lysine (samenstelling zie bijlage 2)

Protocol: zie bijlage 3O

3.5.2.3 Voorbereiding op het laden van de stalen op de strips

De stalen worden samengevoegd zoals bepaald in het experimenteel design (zie resultaten

sectie 4.5.1 Staalcombinaties) en verdund met een 2x lyse buffer. Indien het volume kleiner is

dan 100 µl verdunnen we het staal verder in een 1:1 oplossing van rehydratatie buffer en 2x

lyse buffer. Als de proteïnen te geconcentreerd aanwezig zijn, kunnen ze immers aggregeren

en precipiteren alvorens ze gescheiden worden.

Materiaal:

2x rehydratatie buffer (samenstelling zie bijlage 2)

rehydratatie buffer

1:1 mengsel

2x lyse oplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Protocol: zie bijlage 3P

3.5.2.4 Scheiden van de proteïnen op basis van isoëlektrisch punt (IEF)

Het doel van de IEF stap is om de proteïnen te scheiden in de eerste dimensie volgens hun

isoëlektrisch punt.

Materiaal:

Elektrode pads (GE Healthcare)

Immobiline DryStrips (GE Healthcare)

Page 34: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

24

Elektroden (GE Healthcare)

Cup loader (GE Healthcare)

PlusOne Immobiline DryStrip Cover Fluid (GE Healthcare)

Protocol: zie bijlage 3Q

3.5.3 Dag 3: SDS

3.5.3.1 Equilibratie van de IPG strips

Indien de IEF stap langer dan 30 minuten voor de aanvang van de equilibratie van de strips

afgelopen is moeten de gediffundeerde proteïnen gerefocused worden gedurende 15 minuten

bij 8000 V. De strips worden vervolgens geëquilibreerd in buffers die respectievelijk DTT en

iodoacetamide bevatten. DTT wordt gebruikt om de disulfide bindingen te verbreken van de

proteïnen. Iodoacetamide verhindert brugvorming door te binden met cysteïne. De strips

mogen niet langer dan 30 minuten in de equilibratie buffers geïncubeerd worden, dit zou tot

elutie van de proteïnen kunnen leiden.

Materiaal:

Equilibratie buffer (samenstelling zie bijlage 2)

DTT (GE Healthcare)

Iodoacetamide (Sigma®)

Protocol: zie bijlage 3R

3.5.3.2 Applicatie van de IPG strips op de SDS gels en SDS elektroforese.

Na de equilibratie van de IPG strips zijn de proteïnen klaar voor scheiding in de 2de

dimensie

op basis van moleculair gewicht.

Materiaal:

Agarose (sealing solution) (samenstelling zie bijlage 2)

Gedistilleerd water

0,1% SDS (samenstelling zie bijlage 2)

Anode buffer (GE Healthcare)

Kathode buffer (GE Healthcare)

Protocol: zie bijlage 3S

3.5.4 Dag 4: scannen

De gels worden gescand met de Typhoon Gel Imager 9400 (GE Healthcare) zodat de beelden

nadien met de DeCyder software verwerkt kunnen worden. De Typhoon is een zeer gevoelige

Page 35: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

25

variabele-mode gel imager die in staat is om fluorescente Cy2, Cy3 en Cy5 signalen te

detecteren aan de hand van 3 lasers (respectievelijke golflengte van 488 nm, 532 nm en 633

nm). Op figuur 14 is een samenvatting weergegeven van het scanningsproces.

Figuur 14: Software workflow en Scanner Control Interface. 1. Selecteren scanregio,

2. Selecteren fluorescentie, 3. Parameters en gebruikte laser instellen, 4. Selecteren

scanoriëntatie, 5. Selecteren press sample, 6. Selecteren focal plane, 7. Commentaar

toevoegen, 8. Selecteren pixelgrote, 9. Selecteren DIGE file naam formaat, 10.

Selecteren tray setting, 11. Tray editor [68].

1. Scanregio: 1B-10M

2. Acquisition mode: fluorescentie

3. Parameters en gebruikte lasers: zie figuur 15

4. Scanoriëntatie:

5. Press sample: aangevinkt zodat de scanner druk op de glasplaten kan uitoefenen zodat

deze niet verschuiven tijdens het scannen.

6. Focal plane: “+3 mm”

Page 36: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

26

7. Commentaar: geen

8. Pixelgrote: De optimale Photo Multiplier Tubes (PMT)-waarden worden met behulp

van de “Trial and Error”-methode vastgesteld bij een resolutie van 1000 µm pixels.

Het eigenlijke scannen van de gels gebeurt bij een resolutie van 100 µm.

9. DIGE File Naming Format: aangevinkt zodat het bestand in de juiste formaat staat

voor de DeCyder software.

10. Tray setting: “User select” om zelf aan te duiden waar de gel ligt.

De glasplaten waarin de gels aanwezig zijn, hebben laag fluorescente eigenschappen. Het

voordeel hiervan is dat de gels niet uit de glasplaten moeten gehaald worden om te scannen,

met een verminderd risico op beschadiging van de gels tot gevolg.

Figuur 15: Fluorescence Setup voor Typhoon 9410. Selecteer de sensitivity checkbox

zodat elke scan beschouwd wordt als een aparte scan. Selecteer de gepaste emissie filter

uit de Emission Filter lijst voor elk kanaal. Pas de PMT waarden aan volgens de Trial en

Error methode [68].

Protocol: zie bijlage 3T

3.5.5 DeCyder software analyse

De analyse van de gelbeelden gebeurt met de DeCyder software. DeCyder bestaat uit 4

modules (DIA, BVA, Batch Processor en EDA).

Page 37: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

27

3.5.5.1 Image Loader

De Image Loader heeft als functie om gelbeelden in de DeCyder programma in te laden.

Alvorens de gels in te laden dienen deze echter nog gecropt te worden. Croppen is het

selecteren van het spotpatroon waardoor het omringend spotloze zone niet in de modules

verwerkt wordt.

Protocol: zie bijlage 3U

3.5.5.2 DIA

DIA wordt gebruikt voor intra-gel analyse. Deze analyse dient voor zowel spotdetectie als

normalisatie van Cy3 en Cy5 gelbeelden in vergelijking met het Cy2 beeld (IS). Voordat men

met de spotdetectie begint moet men eerst achtergrondsubstractie doen. Na spotdetectie wordt

de differentiële aanwezigheid van de proteïnen weergegeven als de genormaliseerde volume

ratio (Cy3:Cy2 en Cy5:Cy2). Men moet tijdens de DIA analyse rekening houden dat

stofdeeltjes en andere artefacten vals positieven geven. Daarvoor moet elk gedetecteerde spot

gecontroleerd worden. Door gebruik te maken van de “proteïn“ en “exclusion filter” kan dit

tijdrovend proces sneller gebeuren. De volgende parameters worden gebruikt: spothelling

>1.0, area <350, piekhoogte <350 en volume <100000. Deze parameters werden bekomen

door de spot te bekijken met de hoogste of laagste waarde van elke parameter. Indien deze

spot een artefact zou zijn, wordt de volgende spot bekeken totdat men een echte proteïnenspot

tegenkomt [71].

Protocol: zie bijlage 3V

3.5.5.3 Batch Processor

De Batch Processor is een automatische module die zowel DIA als BVA omvat. De Batch

processor voert spot detectie, kwantiteitbepaling en gel-tot-gel matching automatisch uit. Zo

is het mogelijk om een grote hoeveelheid gels te verwerken zonder tussenkomst van de

gebruiker. Het aanmaken van een batch lijst kan onderverdeeld worden in twee activiteiten:

(1) DIA batch lijst setup. Laden van spotmap paren (patiëntbeeld-controlebeeld) voor co-

detectie in DIA. (2) BVA batch lijst set up. Spotmap attributen stipuleren voor de taken van

BVA. Na het laden van de spotmap paren moeten de gelbeelden toegewezen worden. Men

kan kiezen tussen control, treated en standard. De volgende stap is een functie toewijzen naar

elke gel. Men kan kiezen tussen Analysis (A) en Master (M). Alle beelden worden als

Analysis aangeduid. Eén beeld zal Master zijn en dit is het beeld waar alle andere beelden

Page 38: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

28

mee gematcht zullen worden. Het Master beeld wordt manueel gekozen en is het beeld met de

meeste spots. Nadat het programma gelopen heeft kan men de volgende stappen uitvoeren in

het BVA module.

Protocol: zie bijlage 3W

3.5.5.4 BVA

BVA wordt gebruikt voor inter-gel analyse en bevat 4 modi, nl. Spot Map Table (ST), Match

Table (MT), Protein Table (PT) en Appearance Table (AT). Elke modi bevat dezelfde layout:

Image view, Table view, 3D view en Graph view. ST bevat een beeld en een Table view. De

tabel geeft zowel de informatie weer afkomstig van de Batch Processor als het aantal

gematchte en gedetecteerde spots. MT bevat gegevens over gel tot gel matching van

verschillende spots en biedt de gebruiker de mogelijkheid om matches te bevestigen. De MT

bestaat uit een Image View, 3D View en Table View. Matches uit de Table View bestaan uit

twee types. Auto Level 1 (hoge probabiliteit van correcte match) en Auto Level 2 (lage

probabiliteit van correcte match). Om Matches te bevestigen vergelijkt men een spot van

beeld met het Masterbeeld. Men bekijkt de omgeving van de spot zowel in 2D als in 3D.

Indien dit overeenkomt, wordt deze spot vergeleken met de andere gels en vervolgens

geconfirmeerd. Dit wordt gedaan voor 5 willekeurig gekozen level 1 spots en 10 level 2 spots

Deze spots zouden echte proteïne spots zijn. Indien de meerderheid van deze 15 spots niet

correct zijn, is het nodig om landmarking uit te voeren. Na het landmarken van de gels

worden de overblijvende spots automatisch gematcht. Landmarken laat toe om manueel

proteïnenspots te matchen om de accuraatheid van gel-tot-gel matching te verbeteren. De

gematchte proteïnenspots worden vervolgens manueel bevestigd voor alle gels. Het doel van

deze stap is een algemeen overzicht te krijgen van matching accuraatheid. Een ander

mogelijkheid om de accuraatheid van matching te bepalen, is het vergelijken van match

vectoren. PT toont een tabel met elk gematchte spot van alle beelden van het experiment. PT

geeft de proteïnen weer die een significant verschil in expressie vertonen tussen controles en

patiënten [71].

Protocol: zie bijlage 3X

Page 39: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

29

3.5.5.5 EDA

Extended Data Analysis (EDA) vindt proteïnenspots met gelijkaardig expressie profielen en

groepeert de stalen volgens gemeenschappelijk expressiepatroon. EDA analyse bestaat uit de

volgende stappen: setup, berekeningen, resultaten en interpretatie. Setup wordt gebruikt om

gegevens te importeren uit BVA bestanden. Verschillende BVA bestanden kunnen hierdoor

met elkaar vergeleken worden. Vervolgens worden deze gegevens berekend om nadien de

resultaten te kunnen analyseren. Biologische informatie en context uit verschillende databases

zoals Pubmed, Pathways, UniProt en Gene Ontology zijn geïntegreerd in EDA. De proteïnen

uit de resultaten kunnen verder bestudeerd worden in de gegeven databases.

Differential Expression Analysis wordt gebruikt om significant geëxpresseerde proteïnen te

vinden door gebruik te maken van t-test en ANOVA-test. Principal Components Analysis

identificeert outliers in de gegevens die kunnen ontstaan door mismatches. Pattern analysis

vindt patronen terug zonder rekening te houden met de variabelen. Discriminant analysis

identificeert markers en creëert “classifiers” om onbekenden te classificeren [68].

Protocol: zie bijlage 3Y

Page 40: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

30

4. Resultaten

4.1 Optimalisatie precipitatiemethoden

Precipitatiemethode voor intracellulaire proteïnen werd reeds getest, maar deze voor

extracellulaire nog niet. De optimalisatie van de precipitatiemethode is belangrijk voor een

goede scheiding te krijgen van proteïnen. We verkiezen de precipitatiemethode die de hoogste

concentratie aan proteïnen precipiteert en waarbij ook zoveel mogelijk laag abundante

eiwitten geïsoleerd worden uit het medium. De eiwitconcentratie werd gemeten met behulp

van de Nanodrop en spotpatronen van eenzelfde staal, geprecipiteerd op verschillende

manieren, werden geanalyseerd door middel van zilverkleuring.

In eerste instantie werd 1 controle staal op drie verschillende wijzen geprecipiteerd. Er werd

geopteerd om TCA-LS, TCA-DOC en aceton gevolgd door TCA te testen. Volgens Chevallet

et al.[75] zijn deze de beste methoden om mediumproteïnen te precipiteren met voorkeur voor

TCA-LS. In figuur 16 ziet men foto’s van de eerste optimalisatie test van mediumfractie.

Aceton-TCA werd toegepast zowel met als zonder clean-up kit herprecipitatie. Per gel werd

25 µg proteïnen geladen. De kwaliteit van de spotpatronen werd door herprecipitatie

verbeterd en de streaking van de proteïnen verminderd. De proteïnen van de gel die behandeld

werd met aceton precipitatie vertoonde weinig duidelijke spots in tegenstelling tot TCA-DOC

precipitatie. TCA-LS precipitatie vertoonde echter het beste resultaat. Bij het vergelijken van

aceton-precipitatie met en zonder clean-up kit zien we dat behandeling met clean-up kit een

duidelijker spotpatroon geeft. Hieruit kunnen we nog niet besluiten welke de beste

precipitatiemethode is. Wel kunnen we afleiden dat precipitatie gevolgd door clean-up kit een

beter spotpatroon weergeeft.

Page 41: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

31

Figuur 16: 2-D gel gescheiding volgens isoëlektrisch punt en moleculair gewicht. (A)

Spotpatroon van TCA-Aceton precipitatie op gel. (B) Spotpatroon van aceton-TCA

gevolgd door 2-D clean up kit precipitatie op gel. (C) Spotpatroon van TCA-DOC

precipitatie op gel. (D) Spotpatroon van TCA-LS precipitatie op gel.

4.2 Optimalisatietest met clean-up kit

De tweede optimalisatietest gebeurde eveneens met TCA-LS, TCA-DOC en aceton-TCA

maar elke methode werd gevolgd door een herprecipitatie met clean-up kit. Er werd 25 µg

proteïnen geladen per laan in de 1D gel (figuur 17). Dit werd gedaan om de

precipitatiemethoden te beoordelen op basis van abundantie in proteïnen. De aceton-TCA

precipitatie vertoonde duidelijke scheiding van bandjes maar deze waren minder intens dan

bij de andere precipitatiemethoden. Dit ontstaat door een groter verlies aan proteïnen tijdens

de precipitatiestap. De clean-up kit werd gebruikt ten einde betere spotpatronen en zuivere

eiwitmengelingen te bekomen. Nadat de proteïnen behandeld zijn met de clean-up kit wordt

de concentratie gemeten met de Nanodrop. Alhoewel de 2-D quant kit van GE Healthcare

ontworpen is voor stalen opgelost in ureum, werkte deze niet naar behoren. Andere methoden

voor het bepalen van de concentratie eiwitten, zoals bichinconinic acid (BCA) en Bradford

hadden het probleem dat ureum aanwezig was. Deze methoden gaven een verkeerde

concentratie weer van de stalen bij UV spectroscopie. Nadat we konden vaststellen dat de 3

precipitatiemethoden in staat zijn om proteïnen te precipiteren, werden dezelfde stalen

gebruikt (250 µg per gel) voor het lopen van de 2D gels (figuur 18). De gels waarvan de

proteïnen geprecipiteerd werden met TCA-LS en TCA-DOC vertoonden een goede scheiding

Page 42: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

32

van spots met weinig streaking. De aceton precipitatie had een lage opbrengst. Na deze test

werd besloten met TCA-LS verder te gaan gezien de spots abundanter en duidelijker zijn dan

bij TCA-DOC en aceton-TCA precipitatie.

Figuur 17: 1D Coomassie gekleurde gel voor TCA-DOC, TCA-LS en aceton precipitatie.

Page 43: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

33

Figuur 18: 2-D gel scheiding volgens isoëlektrisch punt en moleculair gewicht. Alle

stalen van de gels zijn behandeld met clean-up kit. (A) Zilverkleuring en TCA-LS

precipitatie van een controle staal. De omcirkelde spots zouden albumine (pI 4,7 [76], 69

kDA [77]) kunnen zijn. (B) Zilverkleuring en TCA-DOC precipitatie van een controle

staal. Er is duidelijke vertikale streaking. (C) Zilverkleuring en aceton precipitatie van

een controle staal. De ladder is hier uitgelopen.

4.3 Bepaling van confluentietijd

In een volgende stap werd bepaald wat de optimale incubatietijd is van de cellen na

confluentie. Immers, cellen starten met de productie van matrixeiwitten nadat de exponentiële

groeifase beëindigd is. Eenzelfde controle werd 4 maal opgegroeid tot de cellen 100%

confluent waren. Vervolgens werd het medium na 1, respectievelijk 3, 5 en 10 dagen

vervangen door serum- en fenol-vrij medium (24u lang). De precipitatie gebeurde met TCA-

LS gevolgd door een behandeling met de clean-up kit. 90 µg proteïnen werden op de gels

geladen.

Cellen na 1 dag confluentie vertonen minder spots dan cellen na 3 dagen confluentie (zie

figuur 19). Bij de gel van cellen na 5 dagen confluentie is de kleuring mislukt. Cellen na drie

dagen confluentie toonden spotpatronen die vergelijkbaar zijn met de vorige test van TCA-

LS.

Page 44: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

34

Figuur 19: 2-D gel scheiding volgens isoëlektrisch punt en moleculair gewicht. Bij elke

gel zijn de cellen gedurende 24u bewaard in serum-vrij medium voor precipitatie. De

gels zijn geladen met 90 µg proteïnen. (A) TCA-LS precipitatie 1 dag na confluentie. (B)

precipitatie 3 dagen na confluentie. (C) TCA-LS precipitatie 10 dagen na confluentie.

Omwille van het feit dat de kleuring van één van de gels mislukt was, herhaalden we dit

experiment met 130 µg proteïnen per gel. De gel waarvan de cellen geïncubeerd zijn tot 1 dag

na het 100% confluentie tijdstip gaf een goed en duidelijk spotpatroon weer. De

proteïnenspots waren aanwezig en duidelijk gescheiden. De gels met cellen geïncubeerd tot 3

en 5 dagen na confluentie gaven een incompleet patroon. De gel met 5 dagen confluentie

vertoont bovendien ook nog streaking. De gel met cellen geïncubeerd tot 10 dagen na

confluentie gaf een duidelijk spotpatroon weer maar met aanwezigheid van streaking. Die gel

gaf echter meer spots aan dan bij de gel met 1 dag confluentie. Een mogelijke reden hiervoor

is dat cellen, die te lang in confluentie zijn, apoptotische processen in gang brengen door

proteïnen te produceren die betrokken zijn in afbraak (figuur 20). Uiteindelijk heeft men

geopteerd om cellen 2 dagen lang te laten groeien na confluentie en vervolgens 48u te

incuberen in serum- en fenol-vrij medium. De reden is als volgt. In het eerste experiment van

deze sectie had de gel met 3 dagen confluentie een duidelijker spotpatroon dan bij de gel met

1 dag confluentie. Bij herhaling van het experiment vertoonde de gel met 1 dag confluentie de

meest duidelijke spots en was er geen zichtbaar verschil tussen de gel met 3 en 5 dagen

confluentie.

Page 45: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

35

Figuur 20: 2-D gel gescheiding volgens isoëlektrisch punt en moleculair gewicht. Bij elke

gel zijn de cellen gedurende 24u bewaard in serum-vrij medium voor precipitatie. De

gels zijn geladen met 130 µg proteïnen. (A) TCA-LS precipitatie 1 dag na confluentie.

(B) TCA-LS precipitatie 3 dagen na confluentie. (C) TCA-LS precipitatie 5 dagen na

confluentie. (D) TCA-LS precipitatie 10 dagen na confluentie.

4.4 Albumine depletie

De AminoLink® Plus Immobilization Kit (Thermo Scientific) is gebaseerd op het principe

van affiniteitschromatografie. De kit maakt gebruik van agarose beads die aldehyde

functionele groepen bevatten. Deze groepen reageren spontaan met de primaire amines

(-NH2) van proteïnen. Er ontstaat een stabiel secundair amine in de aanwezigheid van natrium

cyanoboorhydride (NaCNBH3). De bindingsaffiniteit is groter dan 80% onafhankelijk van pI

of moleculair gewicht. Eens immunoglobulines geïmmobiliseerd zijn, kan de vaste fase

gebruikt worden voor scheiding van specifieke proteïnen zoals albumine. Het protocol voor

albumine depletie kan geraadpleegd worden in bijlage 3D en 3E (Thermo Scientific) [78].

Het gebruik van albumine depletie werd getest omdat albumine andere proteïnen

overschaduwt en een groot deel uitmaakt van de proteïneconcentratie. Dit heeft nefaste

gevolgen voor analyse van weinig abundante eiwitten. Deze zouden dan moeilijk of niet

gedetecteerd kunnen worden. In de kit worden albumine specifieke IgG gebonden. BSA

wordt op de kolom toegevoegd om zo albumine uit het medium te filteren voor precipitatie.

Page 46: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

36

De spot die op 67 kDa en pI 4,7 heeft, is minder ambudant aanwezig na albumine depletie.

Op basis daarvan en van kleurintensiteit vermoeden we dat dit albumine is [76]. Opmerkelijk

is dat andere spots minder zichtbaar zijn op de gels. Door het groot verlies aan proteïnen door

depletie kon er maar 50 µg proteïne geladen worden. Men moet wel rekening houden dat in

het vorig experiment 130 µg proteïne gebruikt werd. Hierdoor kan men deze twee

experimenten niet vergelijken. Uit de foto’s van figuur 21 kan men concluderen dat albumine

depletie niet gebruikt wordt voor het 2-D DIGE experiment wegens een te groot verlies aan

proteïnen tijdens depletie.

Figuur 21: Bij elke gel zijn de cellen gedurende 24u bewaard in serum-vrij medium voor

precipitatie. De gels zijn geladen met 50 µg proteïne met depletie van BSA. (A) TCA-LS

precipitatie 1 dagen na confluentie. (B) TCA-LS precipitatie 3 dagen na confluentie. (C)

TCA-LS precipitatie 5 dag na confluentie. (D) TCA-LS precipitatie 10 dagen na

confluentie.

4.5 Experimenteel design

Deze sectie beschrijft het concept van het experimenteel design. Niet-2D DIGE analyses

hebben het probleem van experimentele en biologische variatie. Deze variaties zullen verder

in de sectie bespreking aan bod komen. Er zijn enkele belangrijke punten die in rekening

gebracht moeten worden om de echte biologische variatie te determineren. Biologische

variatie moet beschouwd worden als biologische significante verschillen als gevolg van

testcondities:

Page 47: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

37

1) de behoefte van biologische replicates.

2) opbouw van de gepaste experimenteel design en analyse.

3) het includeren van de interne standaard op elke gel.

Het is aangeraden dat biologische replicates van elke groep gebruikt wordt. Hoe meer

biologische replicates, hoe meer staal afhankelijke variaties in rekening gebracht worden, hoe

betekenisvoller de resultaten. Dit zorgt voor een accurate meting waarvan het resultaat

significant boven de basislijn van de biologische variatie ligt. Zonder gebruik te maken van

replicates zullen de resultaten biologisch niet relevant zijn. Er zal dan geconcludeerd worden

dat de verschillen door experimentele variatie ontstaan. In het experiment is de experimentele

variatie laag dankzij de interne standaard en analyse methode [68].

4.5.1 Staalcombinaties

Om de pathogenese van aorta-aneurysma’s beter te begrijpen gebruikt men MFS en LDS.

Deze syndromen werden vergeleken met een controle groep om zo differentieel

geëxpresseerde proteïnen te bepalen. Dit is enkel mogelijk als men de groepen efficiënt

indeelt volgens syndroom en mutatie. Men heeft twee grote groepen, nl. MFS en LDS. Elke

groep wordt onderverdeeld in 2 subgroepen. Bij MFS heeft men subgroep nonsense FBN1

mutatie en subgroep missense FBN1 mutatie. Bij LDS heeft men subgroep TGFBR1 mutatie

en subgroep TGFBR2 mutatie. Elke subgroep wordt gematcht met een controle groep. Voor

elke subgroep zijn 6 patiëntstalen gebruikt die gematcht zijn volgens geslacht en leeftijd voor

zowel medium- als celfractie (zie figuur 22 en bijlage 1 tabel 1).

Figuur 22: Indeling van de stalen in 4 groepen. De patiëntenstalen worden vergeleken

met hun gematchte controles. De verschillende groepen worden vervolgens met elkaar

vergeleken.

Page 48: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

38

4.5.2 Dye-swap

CyDye’s hebben elk een verschillend moleculair gewicht. Dit heeft als gevolg dat proteïnen

met laag moleculair gewicht een kleine shift ondergaan op de gel. Om dit probleem op te

lossen, wordt er dye-swapping toegepast. In het experiment heeft men de helft van elke groep

(bijv. nonsense FBN1 mutatie bij MFS) met Cy3 gelabeld en de andere helft met Cy5.

Uiteraard wordt de controle groep op eenzelfde manier gelabeld maar met het ander

fluorochroom (zie bijlage 1 tabel 2). Deze techniek zal matching van spots vergemakkelijken

en het proteïnenshift probleem wegwerken.

4.5.3 Interne standaard

De interne standaard moet op elke gel aanwezig zijn zodat deze geanalyseerd kan worden

door de DeCyder software. Het gebruik van oplosbare CyDye DIGE fluorochromen geeft de

mogelijkheid om tot 3 verschillend gelabelde proteïnenstalen te scheiden op eenzelfde 1ste

en

2de

dimensie gel. Dit geeft de opportuniteit om een in-gel standaard te includeren voor elk

proteïne in het experiment op elke gel. De interne standaard ontstaat uit een pool van alle

stalen van het experiment die gelabeld zijn met Cy2. De interne standaard wordt vervolgens

samen met elk staal op elke gel geladen. Dit wil zeggen dat ieder proteïne van elk staal in de

interne standaard aanwezig zal zijn.

Dit brengt enkele voordelen met zich mee:

a) accurate kwantificatie- en spotberekeningen zijn mogelijk tussen gels.

b) de betrouwbaarheid stijgt bij het matchen van gels.

c) flexibiliteit van statistische analyse is afhankelijk van het verband tussen twee

stalen.

d) scheiding van experimentele variatie van biologische variatie [68].

4.5.4 IEF

Voor de voorbereiding op IEF wordt er verwezen naar materiaal en methoden sectie 3.4.1 tot

3.4.2.1. De proteïnen kunnen vervolgens gescheiden worden in de eerste dimensie. Deze

scheiding is gebaseerd op isoëlektrisch punt. De scheiding gebeurt op een 24cm lange strip

die een pH gradiënt heeft van 3 tot 11. De zure proteïnen met een laag pI en basische

proteïnen met een hoog pI zullen respectievelijk ter hoogte van pH 3-6 en pH 8-11 aanwezig

zijn.

Page 49: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

39

4.5.5 SDS

De strips worden vervolgens geëquilibreerd in buffers die respectievelijk DTT en

iodoacetamide bevatten. DTT wordt gebruikt om disulfide bindingen te verbreken van de

proteïnen. Iodoacetamide verhindert brugvorming door te binden met cysteïne. De strips

kunnen vervolgens op de gels geladen worden zodat de proteïnen in de tweede dimensie

gescheiden kunnen worden. Deze scheiding is mogelijk doordat SDS het pI neutraliseert van

de proteïnen om zo enkel scheiding op moleculair gewicht mogelijk te maken. Na scheiding

zijn de gels klaar om gescand te worden nadat ze grondig gespoeld zijn met gedistilleerd

water. Dit is nodig om zo veel mogelijk stofdeeltjes van de gelplaat te verwijderen [68]

4.6 Scannen en croppen

Het scannen werd twee maal voor elke gel uitgevoerd. Bij de eerste scanning is “Press

Sample” niet aangevinkt. “Press Sample” zorgt voor het aandrukken van de gelplaten tijdens

het scannen zodat de gelplaten niet verschuiven. Bij de tweede gelscanning werd “Press

Sample” wel aangevinkt (zie figuur 14). Bij elke scanning werden de PMT waarden volgens

de “Trial and Error”-methode gevonden (zie bijlage 1 tabel 3). Na het inscannen van de gels

met de Typhoon Imager moeten de beelden gecropt worden. Croppen is het selecteren van het

spotpatroon waardoor het omringend spotloze zone niet in de modules verwerkt wordt. Dit

vergemakkelijkt de berekeningen voor de DeCyder software (zie figuur 23).

Figuur 23: Croppen van een gelbeeld. Links: gelbeeld volgens de scanner ontvangen.

Rechts: gecropte gelbeeld.

Page 50: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

40

4.7 Gelanalyse

De gecropte beelden moeten volgens de DeCyder software geanalyseerd worden. DeCyder

bevat 4 modules: DIA, BVA, Batch Processor en EDA. Tijdens de analyse van de gelbeelden

met de DeCyder software zijn er verschillende problemen aan het licht gekomen. Op de gels

moeten duidelijke spots aanwezig zijn zonder horizontale of verticale streaking. Op de gels

(figuur 24) kan men zien dat er verticale streaking aanwezig is. Dit komt door SDS depletie

tijdens de 2de

dimensie elektroforese. Dit kon verholpen worden door meer SDS (0,2%) toe te

voegen in de bovenste bufferkamer. SDS veroorzaakt denaturatie van proteïnen zodat de

proteïnen enkel op moleculair gewicht gescheiden kunnen worden [68].

Figuur 24: vertikale streaking.

4.7.1 DIA

Differential In-gel Analysis heeft als functie om proteïnenspots te detecteren en beeldparen te

kwantificeren in eenzelfde gel.

Tijdens de DIA analyse moet men normaal een rode Gausscurve zien die overlapt met de

blauwe Gausscurve. De blauwe curve stelt de normale verdeling voor van spots. De rode

curve presenteert de werkelijke verdeling van de spots, met op de X-as de log volume ratio en

op de Y-as het maximum volume van elke spot en het aantal spots. Op figuur 26 ziet men

geen mooie rode Gausscurve maar eerder pieken die de blauwe curve doorkruisen. Deze

verhogingen en verlagingen geven aan dat de verdeling van spots niet evenredig is.

Een tweede probleem gedetecteerd bij DIA is de detectie van teveel spots. Normaal zou men

ongeveer 2500 spots moeten detecteren terwijl we tijdens het experiment vaak ruim 5000

spots opmerken. Dit komt door stofpartikels op de gels die als spots worden aanzien. Deze

Page 51: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

41

foutieve spots worden aangeduid als een hoge piek met steile helling en klein spotoppervlakte

(zie figuur 25). De stofpartikels in de gel tussen de glasplaten konden niet voorkomen worden

gezien men geprecaste gels gebruikte. Deze stofpartikels ontstaan door een fout van de

fabrikant. Althans kunnen stofpartikels op de gelplaten weggespoeld worden met gedistilleerd

water.

Figuur 25: Links: 3D weergave van een proteïnenspot. Rechts: 3D weergave van een een

stofdeeltje [68].

Bij de tweede scanning had men een gemiddelde van 2109 spots voor celfractie en 2197 spots

voor mediumfractie. De t-test (a=0,05) kon geen significant verschil (P=0,10) aantonen in

hoeveelheid spots tussen medium- en celfractie. Het medium- en celfractie van MFS had

respectievelijk een gemiddelde van 2207 en 2112 spots. De t-test (a=0,05) kon geen

significant verschil (P=0,17) aantonen in hoeveelheid spots tussen het medium- en celfractie

van MFS. Het medium- en celfractie van TGFBR2 had respectievelijk een gemiddelde van

2187 en 2105 spots. De t-test (a=0,05) kon geen significant verschil (P=0,37) aantonen in

hoeveelheid spots tussen het medium- en celfractie van TGFBR2.

Ten slotte, bij DIA moeten de spots van elk beeld op eenzelfde gel samenvallen. Dit was hier

niet steeds het geval mogelijks door het niet aanvinken van “Press Sample” tijdens de

scanprocedure. Bij het herscannen van de gels met de aangevinkte “Press Sample” was dit

probleem opgelost. Door een te groot interval tussen het lopen van de gel en het scannen

waren de proteïnen gediffundeerd. Proteïnen die diffunderen in gel kunnen de gelanalyse

bemoeilijken omdat weinig abundante proteïnen oplossen in hoog geconcentreerde proteïnen.

Page 52: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

42

Figuur 26: DIA beelscherm van strip 75745 na de eerste scanning. Op bovenstaande

figuur is de Table View, 3D View, Spotmap View en Histogram View weergegeven. In

Spotmap View (links boven) worden de geëxcludeerde spots weergegeven in roze. De

groene spots zijn deze die binnen de 2 SD regio vallen. De rode spots vallen buiten de 2

SD regio. De scatter parameter staat hier op maximum volume. Op de Histogram View

(rechts boven) ziet men de Gausscurve en het aantal gedetecteerde spots (5433). Links

onder wordt de 3D View weergegeven. De in roze aangeduide spot is de spot die in Table

View aangeklikt werd. Table View (rechts onder) bevat de lijst van alle gedetecteerde

spots met de daarbij horende informatie zoals volume ratio, helling en oppervlakte.

Page 53: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

43

Figuur 27: Spotmap weergave bij DIA. Het probleem van “Press Sample” wordt hier

aangelicht. De linker spotmap is de weergave van Cy5 gelabelde proteïnen en de rechter

spotmap van Cy3 gelabelde proteïnen voor dezelfde gel (strip 75743). Elke spot heeft een

centraal punt. Indien men de omcirkelde spots vergelijkt met dezelfde spots van de

andere spotmap, kan men zien dat het centraal punt verplaatst is. Dit komt doordat

“Press Sample” niet aangevinkt was alvorens te scannen.

4.7.2 BVA

Biological Variation Analysis dient om multipele beelden te matchen van verschillende gels

om statistische berekeningen uit te voeren op proteïneëxpressie niveau.

De gebruikte test is de ongepaarde t-test en de eenzijdige ANOVA-test. De reden hiervoor is

dat men over twee verschillende groepen (controle en patiënt) beschikt en elk individu van

een groep gematcht is volgens leeftijd en geslacht met de andere groep. Bij het uitvoeren van

de ANOVA-test moeten de spots een waarde hebben tussen 0 en 0,001 om significant te zijn.

De reden om 0,001 als grens te kiezen is dat de grote hoeveelheid gedetecteerde spots

gemakkelijk vals positieve resultaten kunnen geven. De ANOVA- en t-test geven 0

significante differentiële spots bij alle mediumfracties (MFS FBN1 nonsense, missense en

LDS TGFBR2 groep vs controles) van het experiment en alle celfracties van de 2 MFS

subgroepen. De celfracties van de TGFBR2 groep bevatten 27 significante spots bij de t-test

(a=0,05) en geen significante spots bij de ANOVA-test (<0,001). Uiteindelijk zou een nul

Page 54: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

44

waarde niet mogelijk zijn aangezien men al louter door toeval verwacht dat een aantal spots

een verschil in expressie zou vertonen. Indien men de grens op 0,01 zet, zijn er nog steeds te

weinig proteïnen significant. Bij alle groepen behalve de celfracties van de TGFBR2 groep (5

spots) konden geen significante spots gedetecteerd worden. Opnieuw verwachten we meer

significante spots wegens de hierboven vermelde reden.

Figuur 28: t-test uitgevoerd in BVA. 27 van de 1296 proteïnen zijn significant

verschillend bij TGFBR2 celfractie.

Een kwaliteitscontrole voor het 2-D DIGE experiment is het bepalen van vectoren. Vectoren

zijn aanwijspunten waarvan de locatie van de spot van het match beeld overeenkomt met het

master beeld. In het experiment op de gelbeelden van TGFBR2 en MFS celfracties (zie figuur

29) zijn de vectoren lang. Na het normaliseren van gelbeelden moeten de vectoren normaal

kort zijn. Dit komt door een slechte wrapping van de gelbeelden. Wrapping is het vervormen

van het gelbeeld zodat de spots met elkaar gematcht kunnen worden.

Page 55: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

45

Figuur 29: Strip 75746 die gematcht is met master strip 75741. Op het beeld van strip

75746 kan men lange vectoren zien. De vectoren geven de positie weer van de

overeenkomende spots van de master.

4.7.3 EDA

EDA is een statistische module. Wij hebben in deze module enkel gebruik gemaakt van de

Principal Component Analyse. De Principal Component Analysis laat toe om na te gaan of er

clusters van gelbeelden gevormd worden waardoor men zou kunnen besluiten dat bepaalde

groepen van elkaar onderscheiden zijn (bijv. patiënten versus controles). Het is een methode

die de hoeveelheid gegevens vermindert door bepaalde belangrijke componenten te definiëren

die een percentage van de totale variantie voorstelt van de data set. Het eerste principal

component bevat de grootste hoeveelheid variantie van de gegevens. Het tweede principal

component bevat de tweede grootste variantie enz… [68]

Na het aanmaken van de workspace onder “Setup” werd er op “Automatic” gedrukt bij “Base

Set”. Deze functie zorgt voor normalisatie van gegevens, proteïnen- en spotmap- filtering. Na

het drukken van “Calculations” werd er op Principal Component Analysis, “Add to list” en

“Calculate” gedrukt. Bij “Number of components to calculate” wordt de waarde 5 gegeven.

Het is zelden dat men een grotere waarde invult aangezien de eerste 5 de meeste variantie

bedekken (figuur 30). Bij ons experiment kan men onder “Results” zien dat de clusters

onafhankelijk van de groepen zijn (figuur 31). Men kan geen verschil waarnemen tussen

controle, MFS groepen en de TGBFR2-groep zowel voor medium als celfractie.

Page 56: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

46

Figuur 30: Principal Components Analysis van EDA onder “Calculations”.

Figuur 31: Principal Component Analysis bij EDA onder “Results”. Links: score plot

van proteïnen. De cirkel is de 95% significantie grens van de spots. De spots buiten de

cirkel zijn outliers die ofwel sterk geëpresseerde eiwitten zijn ofwel mismatches. Rechts:

ruwe vergelijking tussen proteïnen en spotmaps. Het is een schatting welke proteïnen op

of neer gereguleerd zijn in de verschillende spotmaps. Er zijn geen clusters gevormd.

Page 57: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

47

5. Bespreking

In de westerse wereld zijn aortadissecties verantwoordelijk voor 1-2% van de totale

mortaliteit [1]. In de loop der jaren zijn verschillende aorta-aneurysma syndromen

geïdentificeerd, zoals het Marfan syndroom (MFS) en het Loeys-Dietz syndroom (LDS).

Onderzoek heeft uitgewezen dat MFS veroorzaakt wordt door een mutatie in het FBN1 gen

[5] en LDS door mutaties in TGFBR1 en TGFBR2 [6]. Het doel van het onderzoek is meer

inzicht verschaffen in de pathogenese van aorta-aneurysma’s. Hier wordt getracht een

vergelijkende analyse uit te voeren van proteïnen die tot expressie komen in zowel medium-

als celfractie van fibroblastculturen van controles, MFS en LDS patiënten. Hiervoor wordt er

gebruikt gemaakt van de Two Dimensional Difference Gel Electrophoresis (2-D DIGE)

techniek. De 2-D DIGE techniek is gebaseerd op de fluorescente labeling van proteïnen

alvorens deze te scheiden in twee dimensies met behulp van gelelektroforese [68]. De

bekomen gels worden vervolgens geanalyseerd met behulp van de DeCyder software. De

interpretatie van de resultaten werd bemoeilijkt door een gebrek aan significant differentieel

tot expressie komende proteïnen. Dit kan verklaard worden door technische en biologische

variatie.

Technische variatie ontstaat door omgevingsfactoren tijdens het

uitvoeren van het experiment. In het experiment is de technische variatie voornamelijk de gel-

tot-gel variatie. Deze variatie ontstaat door een verschil in elektroforese condities, een

verschil in 1ste

dimensie strips en 2de

dimensie gels, gel-distortie en variatie van gebruiker tot

gebruiker. De gel-tot-gel variatie kan normaal vermeden worden door de inclusie van een

interne standaard in elke gel. Dit is enkel mogelijk met de 2-D DIGE technologie [68].

Tijdens het experiment verliep de isolatie van cellen niet simultaan. Dit komt doordat niet alle

cellen in het begin voorhanden waren. Als gevolg gebeurde de celcultuur met het beschikbaar

celmateriaal en moest de rest later in cultuur gebracht worden. In de toekomst zal de celkweek

gestart moeten worden indien elke patiëntstaal beschikbaar is. Tijdens het celkweekproces

verliep de behandelingen van cellen, waaronder het oogsten van cellen, door verschillende

personen. Als gevolg waren de cellen op een ander manier behandeld waardoor er een

gebruiker tot gebruiker variatie ontstaat.

Na het oogsten van cellen en medium moeten de proteïnen geprecipiteerd worden. De

precipitatie van cellen was reeds op punt maar van medium hadden we zelf getest welke de

beste precipitatiemethode was. Er werd geopteerd om TCA-LS, TCA-DOC en aceton gevolgd

Page 58: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

48

door TCA als precipitatiemethoden te testen voor het medium. Aceton-TCA werd toegepast

zowel met als zonder clean-up kit herprecipitatie. Deze test werd uitgevoerd om een eerste

indruk te krijgen van de spotpatronen die na precipitatie ontstaan. Indien aceton-TCA gevolgd

door clean-up kit herprecipitatie minder duidelijke spotpatronen weergaf, kon men al

besluiten welke precipitatiemethode (TCA-LS) gebruikt kon worden voor het 2-D DIGE

experiment. Dit is echter niet het geval. Een nieuwe test werd uitgevoerd waarbij elke

precipitatiemethode gevolgd werd door een clean-up kit herprecipitatie. In deze test was de

ladder uitgelopen bij de aceton-TCA precipitatie. Dit had als gevolg dat sommige spots door

de ladder moeilijk zichtbaar zijn.

Bij de bepaling van de optimale confluentie tijd was de eerste poging mislukt. De kleuring

van de gel van cellen na 5 dagen confluentie is mislukt. Dit kwam doordat de stop oplossing

voor de zilveroplossing op de gel toegevoegd werd. Hierdoor werden de proteïnen niet

aangekleurd en was de gel niet voor interpretatie vatbaar. Bij herhaling van het experiment

kon men besluiten dat de cellen 2 dagen confluent na confluentie geoogst worden.

Een test werd uitgevoerd om te bepalen indien albumine depletie de concentratie van

albumine zou verminderen zonder de concentratie van andere proteïnen te veranderen. Deze

test had het probleem dat men na depletie een te kleine concentratie proteïnen kreeg waardoor

de spots minder duidelijk aanwezig zijn. In de toekomst zal albumine depletie voor het 2-D

DIGE experiment niet uitgevoerd worden. Algemeen zal elke behandeling een verlies aan

proteïnen veroorzaken. Afhankelijk van de behandeling zal het verlies al-dan-niet groot zijn.

Tijdens de optimalisaties werd bij een aantal van de gels vertikale streaking waargenomen

(zie figuur 24). Dit kan in de toekomst vermeden worden door meer SDS (0,2%) te gebruiken

in de bovenste en onderste bufferkamer van de 2-D DIGE tank [68].

Nadat de proteïnen met CyDye’s gelabeld zijn kunnen deze gescheiden worden volgens

isoëlektrisch punt (IEF) en moleculair gewicht (SDS). Vervolgens worden de gelplaten

gescand. Tijdens de eerste scanning werd “Press Sample” niet aangevinkt. Dit heeft als

gevolg dat de scanner geen druk op de gelplaat uitoefent tijdens het scannen. Op de

gelbeelden worden verschoven spots waargenomen (figuur 27). Deze technische variatie kan

verholpen worden door “Press Sample” aan te vinken. Tijdens de tweede scanning werd dit

toegepast maar de proteïnen werden gediffundeerd. Dit is het gevolg van een groot

tijdsinterval tussen de eerste en tweede scanning van de gels doordat gels eerst geanalyseerd

werden.

Tijdens de eerste scanning was er een overvloed van spots gedetecteerd. Dit kwam door

stofdeeltjes die door de software als spot beschouwd werden. Door het overvloedig spoelen

Page 59: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

49

van de gelplaten met gedistilleerd water en grondig droogvegen met stofvrije doekjes kan dit

probleem geminimaliseerd worden. Door gebruik te maken van de exclusionfilter in de DIA

module kon het aantal vals positieve spots dalen. Echter waren niet alle spots effectief

proteïnenspots. Door in de toekomst elke spot te controleren op vals positiviteit kan men alle

stofdeeltjes uit het gelbeeld verwijderen waardoor het matchen van proteïnenspots veel

efficiënter gebeurd. Hierdoor zullen de resultaten representatiever zijn voor het experiment.

Na de DIA analyse wordt de BVA analyse uitgevoerd. Tijdens deze analyse werd er

opgemerkt dat de vectoren bij sommige gels lang waren. Dit is te wijten aan het spotpatroon

van de gels. Doordat het spotpatroon van een gel verkeerdelijk gematcht wordt met een

andere gel, zullen de vectoren lang worden. Dit kan verholpen worden door het landmarken

van spots. Echter na landmarken zijn de vectoren bij enkele gels lang. In de toekomst kan dit

verholpen worden door spots te landmarken die ver uit elkaar verwijderd zijn [68].

Bepaalde proteïnen kunnen niet gedetecteerd worden met de 2-D DIGE techniek. Zo zullen

sterk zure en basische eiwitten niet op de gel aanwezig zijn gezien deze gedurende de

scheiding in de eerste dimensie buiten de pH grenzen vallen (pH 3-11) van de Immobiline

strip. Weinig abundante proteïnen worden niet gedetecteerd door de 2D DIGE techniek. Dit

nadeel ontstaat doordat een deel van de proteïnen opgelost worden in hoog geconcentreerde

eiwitten. Een tweede reden is het verlies aan proteïnen bij iedere bewerking van de stalen.

Sterk hydrofobe proteïnen worden niet gescheiden in de eerste dimensie gezien we werken

met een hydrofobe Immobiline strip. In de toekomst kunnen sterk hydrofobe proteïnen

gescheiden worden door gebruik te maken van hydrofiele Immobiline strips. Ten slotte

worden lysine-vrije proteïnen niet gedetecteerd. Dit is het gevolg van lysine specifieke

labeling van de fluorochromen. Dit probleem kan verholpen worden door CyDye DIGE

fluorochromen te gebruiken die een actieve maleimide reactieve groep bevatten. Deze

fluorochromen zijn ontwikkeld om covalent met de thiol groep van cysteïne te binden [79].

Tijdens het experiment werd dit niet gebruikt gezien weinig proteïnen lysine-vrij zijn.

Biologische variatie is de intrinsieke variatie tussen de stalen onderling. Deze variatie kan niet

weggewerkt worden bij alle 2D gelelektroforese systemen. In dit experiment werd per groep 6

stalen gebruikt om de biologische variatie te minimaliseren. Indien men in elke groep meer

stalen zou gebruiken, zal de biologische variatie een minder belangrijke rol spelen [68].

Geïnduceerde biologische verandering, maw dat wat we willen meten, zijn de verschillen

geïntroduceerd door bijvoorbeeld ziektestatus, behandeling met medicijnen,… In dit project is

het de bedoeling om differentieel geëxpresseerde proteïnen tussen controle- en patiëntengroep

Page 60: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

50

te bepalen. Door gebruik te maken van 6 patiënten per groep kan men zich de vraag stellen

indien dit wel genoeg is voor de interpretatie van resultaten. Humane weefsels van

verschillende individuen verschillen van elkaar door de aanwezigheid van single nucleotide

polymorphisms (SNP’s). Door gebruik te maken van minimum 6 stalen per groep worden

deze SNPs in rekening gebracht. Het gebruik van een minimum aantal stalen wordt niet

aangeraden. Indien er een fout ontstaat bij een van deze stalen worden de resultaten niet

interpreteerdbaar wegens te lage power.

Tijdens de celkweek ontstond het probleem dat er een verschil in passages was. Dit

beïnvloedt de celgroei doordat vers geïsoleerde cellen sneller delen dan cellen die

verschillende passages ondergaan hebben. Aan een aantal van de aspecten van de biologische

variatie kan tegemoet gekomen worden. Zo kunnen de stalen zo geselecteerd worden dat deze

allen ongeveer eenzelfde aantal passages hebben ondergaan. De isolatie van cellen gebeurt

simultaan indien de celgroei bij elke staal gelijkaardig verloopt. In het praktijk is dit niet

evident gezien de groeisnelheid van elke celstaal verschillend is.

Een bijkomend biologische variatie die opgemerkt werd tijdens het experiment is een verschil

in celgroei van individu tot individu. Tijdens het experiment kon niet elke groep geanalyseerd

worden. Door de te trage groei van een staal kon men het experiment niet blijven uitstellen.

Dit heeft als gevolg dat de TGFBR1 groep niet in het experiment geïncludeerd wordt.

De precipitatie met TCA-LS en het scheiden van proteïnen volgens eerste en tweede dimensie

verliep volgens protocol en hadden geen aanpassingen nodig. Echter bij elke pricipitatie van

eenzelfde staal verkegen we een verschillend concentratie aan proteïnen. Dit werd

veroorzaakt door een technische variatie in precipitatie. Door preciezer tewerk te gaan, kan

deze variatie geminimaliseerd worden. Echter meer ervaring in de 2D DIGE techniek zou

vereist zijn voor betere resultaten.

Een alternatieve methode om het doel van de masterproef te verwezenlijken is het gebruik van

Stable Isotope Labeling by Amino acids in Cell culture (SILAC). SILAC is een techniek

gebaseerd op massaspectrometrie die de verschillen in proteïne abundantie tussen stalen

bepaalt door gebruik te maken van niet-radioactieve isotope labeling. In eerste instantie is het

de bedoeling 1 patiënt en 1 controle afzonderlijk te labellen. Eén met Arginine 13 en één met

lysine 13 (SILAC labeling). Vervolgens zal men dit proteïnenmengsel na trypsinisatie

analyseren met MS. De proteïnen die dan duidelijk verschillend zijn in concentratie kunnen

eventueel nagekeken worden bij andere patiënten met behulp van western blot indien er

antilichamen voorhanden zijn. Het is onmogelijk alle patiënten en groepen

Page 61: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

51

op deze wijze te analyseren, want dit is echter arbeidsintensief. Alvorens we dit

echter kunnen doen moet men eerst verschillende wasstappen uittesten om

de grote hoeveelheid serum albumine, die nog aanwezig is in de stalen, te

elimineren. Anders zal de MS voornamelijk albumine meten en zijn de andere proteïnen in

lagere concentratie aanwezig [80].

Het mag duidelijk zijn dat een dergelijke uitgebreide karakterisatie het creëren van inzicht tot

de pathogenese van aorta-aneurysma’s tot doel heeft. Verder gelijkaardig onderzoek zal nodig

zijn om tot gewenste wetenschappelijke inzichten te bekomen in de pathogenese van aorta-

aneurysma’s.

Page 62: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

52

6. Referentielijst :

[1] Clouse WD, Hallett JWJ, Schaff HV (1998). Improved prognosis of thoracic aortic aneurysms: a population-

based study. JAMA, 280(22):1926-9.

[2] Isselbacher EM (2005). Thoracic and abdominal aortic aneurysms. Circulation, 111:816-828.

[3] Lederle FA, Johnson GR, Wilson SE, Chute EP, Littooy FN, Bandyk D, Krupski WC, Barone GW, Acher

CW, Ballard DV (2005). Prevalence and associations of abdominal aortic aneurysm detected through screening.

Ann Intern Med, 143:309.

[4] Guo D, Hasham S, Kuang SQ, Vaughan CJ, Boerwinkle E, Chen H, Abuelo D, Dietz HC, Basson CT, Shete

SS, Milewicz DM (2001). Familial thoracic aortic aneurysms and dissections. Circulation, 103:2461-2468.

[5] Dietz HC, Cutting GR, Pyeritz RE, Maslen CL, Sakai LY, Corson GM, Puffenberger EG, Hamosh A,

Nanthakumar EJ, Curristin SM, Stetten G, Meyers DA, Francomano CA (1991). Marfan syndrome caused by a

recurrent de novo missense mutation in the fibrillin gene. Nature 352:337-339.

[6] Loeys BL, Scharze U, Holm T, Callewaert BL, Thomas GH, Pannu H, De Backer JF, Oswald GL, Symoens

S, Manouvrier S, Roberts AE, Faravelli F, Greco A, Pyeritz RE, Milewicz DM, Coucke PJ, Cameron DE,

Braverman AC, Byers PH, De Paepe AM, Dietz HC (2006). Aneurysm syndromes caused by mutations in the

TGF-B receptor. The new England Journal of Medicine, 355(8):788-798.

[7] pepin M, Schwarze U, Superti-Furga A, Byers PH (2000). Clinical and genetic features of Ehlers-Danlos

syndrome type IV, the vascular type. N Engl J Med, 342:673-680.

[8] Coucke PJ, Willaert A, Wessels MW, Callewaert B, Zoppi N, De Backer J, Fox JE, Mancini GM, Kambouris

M, Gardella R, Facchetti F, Willems PJ, Forsyth R, Dietz HC, Barlati S, Colombi M, Loeys B, De Paepe A

(2006). Nat Genet, 38:452-457.

[9] Tartaglia M, Mehler EL, Goldberg R, Zampino G, Brunner HG, Kremer H, van der Burgt I, Crosby AH, Ion

A, Jeffery S, Kalidas K, Patton MA, Kucherlapati RS, Gelb BD (2001). Mutations in PTPN11, encoding the

protein tyrosine phosphatase SHP-2, cause Noonan syndrome. Nat Genet, (4):465-8.

[10] Lacro RV, Jones KL, Benirschke K (1988). Coarctation of the aorta in Turner syndrome: a pathologic study

of fetuses with nuchal cystic hygromas, hydrops fetalis, and female genitalia. Pediatrics, 81:445– 451.

[11] Rosenfield R (2001). Hypertension, aortic dilatation, and aortic dissection in Turner’s syndrome: a potential

lethal triad. Clin Endocrinol, 54:155-156.

[12] Jeremy RW, Huang H, Hwa J, McCarron H, Hughes CF, Richards JG (1994). Relation between age, arterial

distensibility, and aortic dilatation in the Marfan syndrome. Am J Cardiol, 74:369-373.

[13] Vaughan CJ, Casey M, He J, Veugelers M, Henderson K, Guo D, Campagna R, Roman MJ, Milewicz DM,

Devereux RB, Basson CT (2001). Identification of a chromosome 11q23.2-q24 locus for familial aortic

aneurysm disease, a genetically heterogeneous disorder. Circulation, 103:2469-2475.

[14] Fedak PW, De Sa MP, Verma S, Nili N, Kazemian P, Butany J, Strauss BH, Weisel RD, David TE (2003).

Vascular matrix remodelling in patients with biscupid aortic valve malformations: implications for aortic

dilatation. J Thorac Cardiovasc Surg, 126:797-806.

[15] Khau Van Kien P, Mathieu F, Zhu L, Lalande A, Betard C, Lathrop M, Brunotte F, Wolf JE, Jeunemaitre X

(2005). Mapping of familial thoracic aortic aneurysm/dissection with patent ductus arteriosus to 16p12.2-p13.13.

Epub, 12;112(2):200-206.

[16] Alberts B, Bray D, Hopkin K, Johnson A, Lewis J, Raff M, Roberts K, Walter P (2004). Extracellular

Matrix and Connective Tissues. Cent Eur J Publ Health, 12(2): 175.

[17] Charbonneau NL, Ono RN, Corson GM, Keene DR, Sakai LY (2004). Fine tuning of growth factor signals

depends on fibrillin microfibril networks. Birth Defects Res C Embryo Today, 72:37-50.

[18] Sakai LY, Keene DR, Engvall E (1986). Fibrillin, a new 350-kD glycoprotein, is a component of

extracellular microfibrils. J Cell Biol, 103:2499-2509.

[19] Reinhardt DP, Sasaki T, Dzamba BJ, Keene DR, Chu ML, Gôhring W, Timpl R, Sakai LY (1996). A

fibrillin-1 and fibulin-2 interact and are colocalized in some tissues. J Biol Chem, 271(19):489-496.

[20] Corson GM, Chalberg SC, Dietz HC, Charbonneau NL, Sakai LY (1993). Fibrillin binds calcium and is

coded by cDNAs that reveal a multidomain structure and alternatively spliced exons at the 5 β end. Genomics,

17:476-84.

[21] Biery NJ, Eldadah ZA, Moore CS, Stetten G, Spencer F, Dietz HC (1999). Revised genomic organization of

FBN1 and significance for regulated gene expression. Genomics, 56:70–77.

[22] Reinhardt DP, Mechling DE, Boswell BA, Keene DR, Sakai LY, Bachinger HP (1997). Calcium determines

the shape of fibrillin. J Biol Chem, 272:7368-73.

[23] Reinhardt DP, Ono RN, Sakai LY (1997). Calcium stabilizes fibrillin-1 against proteolytic degradation. J

Biol Chem, 272:1231-36.

[24] Faivre L, Collod-Beroud G, Loeys BL, Child A, Binquet C, Gautier E, Callewaert B, Arbustini E, Mayer K,

Arslan-Kirchner M, Kiotsekoglou A, Comeglio P, Marziliano N, Dietz HC, Halliday D, Beroud C, Bonithon-

Kopp C, Claustres M, Muti C, Plauchu H, Robinson PN, Ade`s LC, Biggin A, Benetts B, Brett M, Holman KJ,

Page 63: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

53

De Backer J, Coucke P, Francke U, De Paepe A, Jondeau G, Boileau C (2007). Effect of Mutation Type and

Location on Clinical Outcome in 1,013 Probands with Marfan Syndrome or Related Phenotypes and FBN1

Mutations: An International Study. The American Journal of Human Genetics, 81:454-466.

[25] Kaartinen V, Warburton D (2003). Fibrillin controls TGF-β activation. Nature Genetics, 33:331-332.

[26] Collod-Beroud G, Le Bourdelles S, Ades L, Ala-Kokko L, Booms P, Boxer M, Child A, Comeglio P, De

Paepe A, Hyland JC, Holman K, Kaitila I, Loeys B, Matyas G, Nuytinck L, Peltonen L, Rantamaki T, Robinson

P, Steinmann B, Junien C, Beroud C, Boileau C (2003). Update of the UMD-FBN1 mutation database and

creation of an FBN1 polymorphism database. Hum Mutat, 22(3):199-208.

[27] Isogai Z, Aspberg A, Keene DR, Ono RN, Reinhardt DP, Sakai LY (2002). Versican interacts with fibrillin-

1 and links extracellular microfibrils to other connective tissue networks. J Biol Chem, 277:4565-4572.

[28] Freeman LJ, Lomas A, Hodson N, Sherratt MJ, Mellody KT, Weiss AS, Shuttleworth A, Kielty CM (2005).

Fibulin-5 interacts with fibrillin-1 molecules and microfibrils. Biochem J, 388:1-5.

[29] Trask TM, Trask BC, Ritty TM, Abrams WR, Rosenbloom J, Mecham RP (2000). Interaction of

tropoelastin with the amino-terminal domains of fibrillin-1 and fibrillin-2 suggests a role for the fibrillins in

elastic fiber assembly. J Biol Chem, 275:24400-24406.

[30] Hanssen E, Hew FH, Moore E, Gibson MA (2004). MAGP-2 has multiple binding regions on fibrillins and

has covalent periodic association with fibrillin-containing microfibrils. J Biol Chem, 279, 29185-29194.

[31] Isogai Z, Ono RN, Ushiro S, Keene DR, Chen Y, Mazzieri R, Charbonneau NL, Reinhardt DP, Rifkin DB,

Sakai LY (2003). Latent transforming growth factor beta-binding protein 1 interacts with fibrillin and is a

microfibril-associated protein. J Biol Chem, 278:2750-2757.

[32] Massague J (1987). The TGF-β family of growth and differentiation factors. J Cell, 49, 437-438.

[33] Saharinen J, Taipale J, Keski-Oja J (1996). Association of the small latent transforming growth factor-beta

with an eight cysteine repeat of its binding protein LTBP-1. EMBO J, 15(2):245-253.

[34] Gleizes PE, Beavis RC, Mazzieri R, Shen B, Rifkin DB (1996). Identification and characterization of an

eight-cysteine repeat of the latent transforming growth factor-beta binding protein-1 that mediates bonding to the

latent transforming growth factor-beta1. J Biol Chem, 271:29891-29896.

[35] Miyazono K, Olofsson A, Colosetti P, Heldin CH (1991). A role of the latent TGF-beta 1-binding protein in

the assembly and secretion of TGF-beta 1. EMBO J, 10:1091-1101.

[36] Ramirez F, Pereira L (1999). The fibrillins. Int J Biochem Cell Biol, 31:255-259.

[37] Lawrence DA, Pircher R, Kryceve-Martinerie C, Jullien P (1984). Normal embryo fibroblasts release

transforming growth factors in a latent form. J Cell Physiol, 121:184-188.

[38] Dubois CM, Laprise MH, Blanchette F, Gentry LE, Leduc R (1995). Processing of transforming growth

factor beta 1 precursor by human furin convertase. J Bio. Chem, 70:10618-10624.

[39] Annes JP, Munger JS, Rifkin DB (2003). Making sense of latent TGFb activation. Journal of Cell Science,

116:217-224.

[40] Lyons RM, Keski-Oja J, Moses HL (1988). Proteolytic activation of latent transforming growth factor-beta

from fibroblast-conditioned medium. J Cell Biol, 106:1659-1665.

[41] Ribeiro SM, Poczatek M, Schultz-Cherry S, Villain M, Murphy-Ullrich JE (1999). The activation sequence

of thrombospondin-1 interacts with the latency- associated peptide to regulate activation of latent transforming

growth factor-beta. J Biol Chem 274:13586-13593.

[42] Munger JS, Huang X, Kawakatsu H, Griffiths MJ, Dalton SL,Wu J, Pittet JF, Kaminski N, Garat C,

Matthay MA (1999). The integrin alpha v beta 6 binds and activates latent TGF beta 1: a mechanism for

regulating pulmonary inflammation and fibrosis. Cell 96:319-328.

[43] Schultz-Cherry S, Murphy-Ullrich JE (1993). Thrombospondin causes activation of latent transforming

growth factor- beta secreted by endothelial cells by a novel mechanism. J Cell Biol, 122:923-932.

[44] Sato Y, Rifkin DB (1989). Inhibition of endothelial cell movement by pericytes and smooth muscle cells:

activation of a latent transforming growth factor-beta 1-like molecule during co-culture. J Cell Biol, 109:309-

315.

[45] Yu Q, Stamenkovic L (2000). Cell surface-localized matrix metalloproteinase-9 proteolytically activates

TGF-beta and promotes tumor invasion and angiogenesis. Genes Dev, 14:163-176.

[46] Lawrence DA, Pircher R, Jullien P (1985). Conversion of a high molecular weight latent beta-TGF from

chicken embryo fibroblasts into a low molecular weight active beta-TGF under acidic conditions. Biochem

Biophys Res Commun, 133:1026-1034.

[47] Jones AJ, Spinale FG, Ikonomidis JS (2009). Transforming growth factor-β signaling in thoracic aortic

aneurysm development: a paradox in pathogenesis. Journal of vascular research, 46:119-137.

[48] Drera B, Ritelli M, zoppi N, Wischmeijer A, Gnoli M, Fattori R, Giacomo Calzavara-Pinton P, Barlati S,

Colombi M (2009). Loeys-Dietz syndrome type I and type II: clinical findings and novel mutations in two Italian

patients. Orphanet Journal of Rare Diseases, 4(24):1-5.

Page 64: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

54

[49] Aalbrechts JJJ, van den Berg MP, Bergman JEH, du Marchie Sarvaas GJ, Post JG, van Unen H, Pals G,

Boonstra PW, Tintelen JP (2008). The many faces of aggressive aortic pathology: Loeys-Dietz syndrome.

Netherlands Heart Journal, 16(9):299-304.

[50] Strider D, Moore T, Guarini J, Fallin B, Ivey J, Kron Irving (1996). Marfan’s syndrome: a family affair. J

Vasc Nurs, 14:91-8.

[51] De Paepe A, Devereux RB, Dietz HC, Hennekam RCM, Pyeritz RE (1996). Revised diagnostic criteria for

the Marfan syndrome. Am J Med Genet, 62:417-426.

[52] Judge DP, Dietz HC (2005). Marfan’s syndrome. Lancet, 366 :1965-76.

[53] Pyeritz R, Heinz Furthmayr (1994). Marfan syndrome and other disorders of fibrillin. N Engl J Med,

12,330(19):1384-1385.

[54] Murdoch JL, Walker BA, Halpern BL, Kuzma JW, McKusick VA (1972). Life expectancy and causes of

death in the Marfan syndrome. N Engl J Med, 286:804-08.

[55] Silverman DI, Burton KJ, Gray J, Bosner MS, Kouchoukos NT, Roman MJ, Boxer M, Devereux RB,

Tsipouras P (1995). Life expectancy in the Marfan syndrome. Am J Cardiol, 75:157-60.

[56] Fattori R, Nienaber CA, Descovich B, Ambrosetto P, Bacchi Reggiani L, Pepe G, Kaufmann U, Negrini E,

von Kodolitsch Y, Franco Gensini G (1999). Importance of dural ectasia in phenotypic assessment of Marfan’s

syndrome. Lancet, 354: 910-13.

[57] Callewaert B, Malfait F, Loeys B, De Paepe A (2008). Ehlers-Danlos syndromes and Marfan syndrome.

Best Practice & Research Clinical Rheumatology, 22(1):165-189.

[58] Neptune ER, Frischmeyer PA, Arking DA, Myers L, Bunton TE, Gayraud B, Ramirez F, Sakai LY, Dietz

HC (2003). Dysregulation of TGF- β activation contributes to pathogenesis in Marfan syndrome. Nature

Genetics, 33:407-411.

[59] Chaudhry SS, Cain SA, Morgan A, Dallas SL, Shuttleworth A, Kielty CM (2007). The Journal of Cell

Biology, 176(3):355-367.

[60] Dietz HC, Loeys B, Carta L, Ramirez F (2005). Recent progress towards a molecular understanding of

Marfan syndrome. Am J Med Genet C Semin Med Genet, 139: 4-9.

[61] Habashi JP, Judge DP, Holm TM, Cohn RD, Loeys BL, Cooper TK, Myers L, Klein EC, Liu G, Calvi C,

Podowski M, Neptune ER, Halushka MK, Bedja D, Gabrielson K, Rifkin DB, Carta L, Ramirez F, Huso DL,

Dietz HC (2006). Losartan, an AT1 antagonist, prevents aortic aneurysm in a mouse model of Marfan syndrome.

Science, 312:117-121.

[62] Putnam EA, Cho M, Zinn AB, Towbin JA, Byers PH, Milewicz DM (1996). Delineation of the Marfan

phenotype associated with mutations in exons 23–32 of the FBN1 gene. Am J Med Genet, 62:233–242.

[63] Loeys BL, Chen J, Neptune ER, Judge DP, Podowski M, Holm T, Meyers J, Leitch CC, Katsanis N, Sharifi

N, Xu FL, Myers LA, Spevak PJ, Cameron DE, De Backer J, Hellemans J, Chen Y, Davis EC, Webb CL, Kress

W, Coucke P, Rifkin DB, De Paepe AM, Dietz HC (2005). A syndrome of altered cardiovascular, craniofacial,

neurocognitive and skeletal development caused by mutations in TGFBR1 or TGFBR2. Nat Genet, 37:275-281.

[64] Loeys BL, Dietz HC (2008). Loeys-Dietz syndrome. Gene reviews (internet).

[65] Togashi Y, Sakoda H, Nishimura A, Matsumoto N, Hiraoka H, Matsuzawa Y (2007). A Japanese family of

typical Loeys-Dietz syndrome with a TGFBR2 mutation. Internal Medicine, 46(24):1995-2000.

[66] Denton CP, Abraham DJ (2001). Transforming growth factor-beta and connective tussue growth factor: key

cytokines in scleroderma pathogenesis. Curr Opin Rheumatol, 13(6):505-511.

[67] Di Guglielmo GM, Le Roy C, Goodfellow AF, Wrana JL (2003). Distinct endocytic pathways regulate

TGF-beta receptor signalling and turnover. Nat Cell Biol, 5:410–421.

[68] Amersham Biosciences (2002). Ettan DIGE User Manual 18-1164-40. Edition AA 1-386.

[69] Krogh M, Liu Y, Waldemarson S, Valastro B, James P (2007). Analysis of DIGE data using a linear mixed

model allowing for protein-specific dye effects. Proteomics, 7:4235–4244.

[70] Knowles MR, Cervino S, Skynner HA, Hunt SP, De Felipe C, Salim K, Meneses-Lorente G, McAllister G,

Guest PC (2003). Multiplex proteomic analysis by two-dimensional differential in-gel electrophoresis.

Proteomics, 3:1162–1171.

[71] Tannu NS, Hemby SE (2006). Two-simensional fluorescence difference gel electrophoresis for comparative

proteomics profiling. Nat Protoc, 1(4):1732-1742.

[72] Marouga R, David S, Hawkins E. The development of the DIGE system: 2D fluorescence difference gel

analysis technology (2005). Anal Bioanal Chem 382:669-678.

[73] Kondo T, Hirohashi S (2006). Application of highly sensitive fluorescent dyes (CyDye DIGE Fluor

saturation dyes) to laser microdissection and two-dimensional difference gel electrophoresis (2D-DIGE) for

cancer proteomics. Nat Protoc, 1(6):2940-56.

[74] Molloy MP, Brzezinski EE, Hang J, McDowell MT, VanBogelen RA (2003). Overcoming technical

veriation and biologiscal variation in quantitative proteomics. Proteomics, 3(10)1895-1903.

[75] Chevallet M, Diemer H, Van Dorssealer A, Villiers C, Rabilloud T (2007). Toward a better analysis of

secreted proteins: the example of the myeloid cells secretome. Proteomics, 7(11):1757-1770.

Page 65: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

55

[76] Nayak NC, Shin K (2008). Human serum albumin mediated self-assembly of gold nanoparticles into hollow

spheres. Nanotechnology 19:1-4.

[77] www.uniprot.org

[78] http://www.funakoshi.co.jp/data/datasheet/PCC/20384.pdf

[79] Ge Healthcare. Ettan DIGE system user manual 18-1173-17. Edition AB 1-112.

[80] Ong SE, Blagoev B, Kratchmarova I, Kristensen DB, Steen H, Pandey A, Mann M (2002). Stable isotope

labeling by amino acids in cell culture, SILAC, as a simple and accurate approach to expression proteomics. Mol

Cell Proteomics, 1:376-386.

[81] Kielty Cm, Badock C, Lee D, Rock MJ, Ashworth JL, Shuttleworth A (2002). Fibrillin: from microfibril

assembly to biomechanical function. Phil trans R Soc Lond B, 357:207-217.

Page 66: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

I

Bijlagen

Bijlage 1: Tabellen

Tabel 1: patiëntcode met overeenkomende mutatie en mutatieplaats.

Patiënt code Type mutatie Locatie mutatie

MFS1 FBN1 nonsense p.Glu812X

MFS2 FBN1 nonsense p.Arg215X

MFS3 FBN1 nonsense p.Met2327Met fs78X

MFS4 FBN1 nonsense p.Cys1736X

MFS5 FBN1 nonsense p.Cys102X

MFS6 FBN1 nonsense p.Asp1766 fsX

MFS7 FBN1 missense p.Cys1055Tyr

MFS8 FBN1 missense p.Cys1339Tyr

MFS9 FBN1 missense p.cys685Trp

MFS10 FBN1 missense p.Cys557Tyr

MFS11 FBN1 missense p.Cys1140Phe

MFS12 FBN1 missense p.Cys684Arg

TGFBR2-1 TGFBR2 mutatie p.Arg528Cys

TGFBR2-2 TGFBR2 mutatie p.Tyr336Asn

TGFBR2-3 TGFBR2 mutatie p.Asp446Asn

TGFBR2-4 TGFBR2 mutatie p.Pro427Leu

TGFBR2-4 TGFBR2 mutatie p.Ala355Pro

TGFBR2-6 TGFBR2 mutatie p.Ala329Thr

Tabel 2: Studie design van het 2-D DIGE experiment.

Oorsprong proteïnen IPG strip Sample Cy3 Sample Cy5 Sample Cy2

medium 75740 MFS 7 controle 7 interne standaard

medium 75741 controle 10 MFS 8 interne standaard

medium 75742 MFS 9 controle 9 interne standaard

medium 75743 controle 8 MFS 12 interne standaard

medium 75744 MFS 11 controle 6 interne standaard

medium 75745 controle 2 MFS 10 interne standaard

medium 75746 controle 13 TGFBR2-1 interne standaard

medium 75747 TGFBR2-2 controle 12 interne standaard

medium 75748 TGFBR2-3 controle 13 interne standaard

medium 75749 TGFBR2-4 controle 2 interne standaard

medium 75754 controle 7 TGFBR2-5 interne standaard

medium 75755 controle 11 TGFBR2-6 interne standaard

Cellen 78056 controle 7 MFS 7 interne standaard

Cellen 78057 MFS 8 controle 10 interne standaard

Cellen 86294 controle 9 MFS 9 interne standaard

Cellen 86295 MFS 10 controle 2 interne standaard

Cellen 86296 controle 6 MFS 11 interne standaard

Cellen 86297 MFS 12 controle 8 interne standaard

Cellen 86298 TGFBR2-1 controle 13 interne standaard

Cellen 86299 controle 12 TGFBR2-2 interne standaard

Cellen 86300 controle 13 TGFBR2-3 interne standaard

Cellen 86301 controle 2 TGFBR2-4 interne standaard

Cellen 78041 TGFBR2-5 controle 7 interne standaard

Page 67: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

II

Cellen 78042 TGFBR2-6 controle 11 interne standaard

Tabel 3: IPG strips met de bijhorende PMT waarden bij de eerste scanning.

IPG strip PMT Cy2 PMT Cy3 PMT Cy5

75740 550 600 550

75741 550 580 550

75742 550 600 580

75743 500 580 550

75744 480 600 500

75745 500 550 550

75746 700 570 550

75747 525 550 580

75748 500 570 505

75749 510 530 510

75754 555 600 570

75755 540 650 630

78056 590 690 660

78057 660 770 830

86294 650 780 640

86295 620 685 695

86296 730 870 740

86297 700 780 790

86298 690 850 810

86299 680 770 750

86300 660 900 750

86301 680 900 680

78041 680 800 750

78042 720 770 770

Tabel 4: Volume ratio’s van de spots van de controle groep t.o.v. de patiëntengroep met

thresshold op 2 standaard deviaties. Aantal spots die gedetecteerd zijn worden hieronder

weergegeven per gel. Na het filteren worden deze geïncludeerde spots verder verwerkt.

IPG strip Aantal

gedetecteerde

spots

Aantal spots

geïncludeerd

Stijging van

spotvolume in

%

Gelijkaardig

spotvolume in

%

Daling van

spotvolume in

%

75740 2009 705 4.0 79.9 16.2

75741 2415 659 4.9 90.3 4.9

75742 2280 798 4.1 85.7 10.2

75743 2235 612 0.7 92.6 6.7

75744 2199 593 6.1 87.5 6.4

75745 2104 512 0.6 75.0 24.4

75746 1907 489 2.0 91.8 6.1

75747 2290 807 0.9 66.8 32.3

75748 2078 298 0.0 100.0 0.0

75749 2356 221 9.5 90.5 0.0

75754 2356 836 2.3 97.6 0.1

75755 2137 720 7.1 89.9 3.1

Page 68: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

III

78056 2063 721 0.1 95.7 4.2

78057 2113 855 4.8 88.1 7.1

86294 2252 799 6.0 88.6 5.4

86295 2079 507 11.6 86.0 2.4

86296 2077 785 5.2 94.1 0.6

86297 2090 935 0.2 89.6 10.2

86298 2179 906 4.3 94.0 1.7

86299 2020 540 9.1 90.4 0.6

86300 1982 958 0.7 98.0 1.3

86301 2014 661 5.9 74.7 19.4

78041 2173 1296 3.2 95.1 1.7

78042 2266 803 5.1 77.1 17.8

Page 69: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

IV

Bijlage 2: Productsamenstellingen

Bereid cultuurmedium

Dulbecco’s Modified Eagle Medium 1x (Gibco®, Invitrogen™)

50 ml foetaal kalfsserum (FCS) (Gibco®, Invitrogen™)

5 ml penicilline/streptomycine (PS) (Gibco®, Invitrogen™)

5 ml kanamycine (Gibco®, Invitrogen™)

0,5 ml fungizone (Gibco®, Invitrogen™)

5 ml niet-essentiële aminozuren (Gibco®, Invitrogen™)

Fenolrood- en serum-vrij medium

Dulbecco’s Modified Eagle Medium 1x (Gibco®, Invitrogen™)

5 ml penicilline/streptomycine (PS) (Gibco®, Invitrogen™)

5 ml kanamycine (Gibco®, Invitrogen™)

0,5 ml fungizone (Gibco®, Invitrogen™)

5 ml niet-essentiële aminozuren (Gibco®, Invitrogen™)

5 ml L-Glut (Gibco®, Invitrogen™)

250 mM sucrose/10mM Tris:

42,8 g sucrose (Sigma®)

0,6 g Tris (MP Biomedicals Inc.)

Leng aan tot 500 ml gedistilleerd water.

Steriliseer.

TE buffer + 0,1% Tween20

Tween20 (Polyoxyethyleensorbitaan monolauraat): 0,1 µl, eind concentratie 0,1%

Leng aan tot 100µl met TE buffer

0,1% SDS

Natrium Dodecyl Sulfaat: 1 g eind concentratie: 0,1%

Leng aan tot 1000 ml met gedistilleerd water.

10x SDS elektroforese running buffer

Tris (MW 121,14): 60,5 g eind concentratie: 25 mM

Page 70: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

V

Glycine (MW 75,07): 288 g eind concentratie: 192 mM

SDS (MW 288,38): 20 g eind concentratie: 0,1%

Leng aan tot 20 liter met gedistilleerd water.

1M Tris-Cl pH8 buffer

Tris (MW 121,14): 121.1 g eind concentratie: 1,0 M

6 M HCl tot pH 8,8

Leng aan tot 1000 ml met gedistilleerd water.

Equilibratie buffer:

Tris-Cl (1.5M, pH 8,8): 7 ml eind concentratie: 50 mM

Ureum (MW 60.06): 72 g eind concentratie: 6M

Glycerol (87%, MW 92.09): 70 ml eind concentratie: 30%

SDS (MW 288.33): 4 g eind concentratie: 2%

Bromofenol blauw: 400 µl eind concentratie: 0.02%

Leng aan met gedestilleerd water tot 200 ml.

Bromofenol blauw oplossing:

Bromofenol blauw: 100 mg eind concentratie: 1%

Tris: 60 mg eind concentratie: 0.06%

Aanlengen tot 10ml met gedistilleerd water

Equilibratie oplossing 1:

DTT (MW 154.2): 1 g eind concentratie: 1%

Equilibratie buffer: 100 ml

Equilibratie oplossing 2:

Iodoacetamide (MW 185.0): 2.5 g eind concentratie: 2.5%

Equilibratie buffer: 100 ml

Rehydratatie oplossing:

Tris (1M): 182 mg eind concentratie: 30 mM

Thiourea (MW 76,12): 7,6 g eind concentratie: 2 M

Urea (MW 60,06): 21 g eind concentratie: 7 M

Page 71: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

VI

CHAPS (GE Healthcare) (MW 614,89): 2 g eind concentratie: 4%

Aanlengen tot 50 ml met gedistilleerd water.

1M Magnesium acetaat:

Magnesium acetaat (MW 214,5): 0,018 g eind concentratie: 10 mM

Aanlengen tot 100 ml met gedistilleerd water.

Wasbuffer voor zilverkleuring:

100 mM TrisCl (100mM, pH 8,0): 5,0 ml eind concentratie 10 mM

Magnesium acetaat (1M): 0,25 ml eind concentratie: 5 mM

Aanlengen tot 50 ml met gedistilleerd water.

10 mM Lysine:

L-lysine (Sigma) (MW 182,6): 18 mg eind concentratie: 10 mM

Aanlengen tot 10 ml met gedistilleerd water

25x protease inhibitor oplossing:

Maak 25x protease inhibitor oplossing door 1 protease inhibitor complete tablet op te lossen

in 2 ml dH2O.

2x running buffer:

Tris (MW 121,14): 60,5 g eind concentratie: 25 mM

Glycine (MW 75,07): 288 g eind concentratie: 192 mM

SDS (MW 288,38): 20 g eind concentratie: 0,1%

Aanlengen tot 20 L met gedistilleerd water.

Agarose:

10x SDS elektroforese running buffer: 10 ml

Agarose: 0,5 g eind concentratie: 0,5%

Bromophenol blauw oplossing: 200 µl eindconcentratie: 0.02%

Gedistilleerd water tot 100 ml.

Voor gebruik moet agarose opgewarmd worden tot 95°C.

Page 72: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

VII

2x lyse buffer:

CHAPS (MW 614.89): 1 g eind concentratie: 4%

Urea (MW 60.06): 10.5 g eind concentratie: 7 M

Thioureum: 3.8 g eind concentratie: 2M

Bromofenol blauw oplossing: 100 µleind concentratie: 0.04%

Leng aan met gedistilleerd water tot 25 ml.

Net voor gebruik toe te voegen:

DTT: 100 mg eindconcentratie: 2%

IPG buffer: 100 µl eindconcentratie: 2%

2x lyse buffer: 5 ml

Productsamenstellingen voor zilverkleuring:

Materiaal:

Ethanol

Glacial acetaat

Glycerol

Chemicaliën die tot de PlusOne Silver Staining Kit behoren

Reagentia:

Maak de volgende oplossingen met de hierboven vermelde producten.

250 ml oplossing is nodig per gel en per stap.

Nota: glutardialdehyde en formaldehyde moeten direct toegevoegd worden voor gebruik.

Reagentia Component en kwantiteit

Fixing oplossing 30% ethanol Ethanol 75 ml

Glacial acetaat 25 ml

Water tot 250 ml

Sensitizing oplossing Ethanol 75 ml

Natrium thiosulfaat (5%) 10 ml

Natrium acetaat (17 g) 1 pakje

Water tot 250 ml

Voor gebruik: voeg 1,25 ml

glutardialdehyde (25%)

Zilveroplossing Zilvernitraat oplossing (2,5%) 25 ml

Water tot 250 ml

Page 73: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

VIII

Developping oplossing Natrium carbonaat (6,25 g) 1 pakje

Water tot 250 ml

Meng totdat het natriumcarbonaat

opgelost is.

Voor gebruik: voeg 0,2 ml formaldehyde

(37%) toe.

Stop oplossing EDTA-Na2, 2H2O (3,65 g) 1 pakje

Water tot 250 ml

Was oplossing water

Bewaringsoplossing Glycerol (87%) 25 ml

Water tot 250 ml

Page 74: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

IX

Bijlage 3: Protocols

A. Protocol TCA-DOC precipitatie

Materiaal: 2% Natrium deoxycholaat (Sigma®)

100% trichlooracetaat (Sigma®)

Tetrahydrofuraan (Sigma®)

Rehydratatie oplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Protocol TCA-DOC precipitatie

1. Koel 10 ml cultuurmedium op ijs in een 15 ml polypropyleen falcon.

2. Voeg 0,1% (10 µl) DOC toe en meng.

3. Voeg 7,5% (750 µl) TCA toe en meng.

4. Precipiteer op ijs gedurende 2 uur.

5. Centrifugeer aan 5000 x g gedurende 40 minuten op 4°C.

6.Verwijder voorzichtig het supernatans.

7. Voeg 2 ml voorgekoeld THF toe en vortex totdat de pellet volledig opgelost is.

8. Centrifugeer (zie stap 5).

9. Verwijder voorzichtig het supernatans.

10. Was de pellet met 2 ml THF.

11. Centrifugeer (zie stap 5).

12. Verwijder voorzichtig alle supernatans.

13. Los de pellet op in 95 µl rehydratatie oplossing.

14. Voeg 4 µl protease inhibitor oplossing (25x) toe en 1 µl phosphatase inhibitor.

B. Protocol aceton precipitatie

Materiaal:

Koude aceton (-20°C) (Sigma®)

Koude 95% ethanol (4°C) (Chem-Lab nv)

Rehydratatie oplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Protocol: aceton precipitatie

1. Voeg aan 1 volume (5ml) cultuurmedium en 4 volumes (20 ml) koude aceton toe.

2. Centrifugeer gedurende 60 minuten bij 4°C aan 5000 rpm.

3. Verwijder supernatans.

4. Was 2 maal in ijsgekoelde 95% ethanol. Vortex.

5. Centrifugeer gedurende 40 minuten aan 5000 x g.

6. Laat de ethanol verdampen.

Page 75: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

X

7. Laat de proteïnen in de rehydratatie buffer oplossen.

8. Voeg 2 µl protease inhibitor (25x) en 0,5 µl fosfatase inhibitor toe.

C. Concentratiemeting 2D Quant van TCA-LS, TCA-DOC en aceton precipitatie.

Materiaal:

Kleurreagens A (GE Healthcare)

Kleurreagens B (GE Healthcare)

BSA standaard oplossing (GE Healthcare)

Rehydratatie oplossing (samenstelling zie bijlage 2)

Precipitant (GE Healthcare)

Coprecipitant (GE Healthcare)

Koperoplossing (GE Healthcare)

Protocol: concentratiemeting 2D Quant

1. Meng 100 delen (310 µl) kleurreagens A met 1 deel (31 µl) kleurreagens B.

2. Maak standaardcurve in functie van BSA standaard oplossing.

Nummer epje 1 2 3 4 5 6

BSA 0 µl 5 µl 10 µl 15 µl 20 µl 25 µl

proteïne 0 µl 10 µl 20 µl 30 µl 40 µl 50 µl

Voeg x µl toe om tot 100 µl per epje te bekomen.

3. Maak epjes met staal: 5 µl/epje.

2 x 3 stalen onverdund.

2 x 3 stalen 50% verdund in rehydratatie oplossing.

2 x 3 stalen 10% verdund in rehydratatie oplossing.

4. Voeg 500 µl precipitant toe, vortex kort en incubeer 3 minuten op kamertemperatuur.

5. Voeg 500 µl coprecipitant toe en vortex kort.

6. Centrifugeer aan 13000 rpm gedurende 5 minuten op kamertemperatuur.

7. Decanteer de supernatans.

8. Centrifugeer kort aan 10 000 x g en verwijder supernatans volledig.

9. Voeg 100 µl koperoplossing en 400 µl gedistilleerd water toe. Vortex kort.

10. Voeg 1 ml kleurreagens mix toe.

11. Incubeer gedurende 15 tot 20 minuten op kamertemperatuur.

12. Lees absorbantie af bij 480 nm (binnen 40 minuten). Gedistilleerd water is referentie.

13. Maak standaardcurve om proteïneconcentratie te berekenen.

Page 76: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XI

D. Protocol voor immobilisatie een proteïne in de AminoLink kolom.

Materiaal:

Coupling Buffer (Thermo Scientific®)

Natrium cyanoboorhydride oplossing (Thermo Scientific®)

Quenching buffer (Thermo Scientific®)

Was oplossing (Thermo Scientific®)

Ontgast buffer (Thermo Scientific®)

Protocol: proteïnenstaal preparatie

1. Los 1-20 mg proteïne of 1-2 mg peptide in 2-3 ml Coupling Buffer op. Voor proteïnen die

al in oplossing zijn moet men de staal 4 voudig verdunnen in Coupling Buffer. Indien de

oplossing primaire amines bevat (Tris of glycine), moeten deze componenten verwijderd

worden gezien deze ook reageren met de proteïne-koppelingsreactie.

Protocol: proteïne immobilisatie reacties

1. Breng de AminoLink kolom op kamertemperatuur. Verwijder de bovenste en onderste dop

en collecteer de opslagoplossing in de opslagbuis. Laat de vaste fase (hars) niet droog

worden.

2. Voeg 6 ml Coupling Buffer toe.

3. Zet de onderste dop terug op de kolom en voeg 2-4 ml eiwitoplossing (verdund in

Coupling Buffer) aan de kolom. Bewaar 0,1 ml van de staal om koppelingsefficiëntie te

bepalen.

4. Voeg 10 µl natrium cyanoboorhydride oplossing toe per milliliter totaal volume (vaste fase

+ oplossing). Dit komt neer op 50mM NaCNBH3.

5. Zet de bovenste dop terug op de kolom en meng gedurende 6 uur op kamertemperatuur of

overnacht op 4°C. Het mengen gebeurd door rocking. Voor proteïnen gevoelig voor

schudden: meng gedurende 2 uur en laat vervolgens de kolom stationair gedurende 4 uur.

6. Verwijder de bovenste dop.

7. Verwijder de onderste dop en laat de inhoud lopen in een nieuwe opslagbuis.

8. Bewaar de uitloop en bepaald de koppelingsefficiëntie tijdens de kolom blokkingstappen.

Determineer de koppelingseffiëntie door proteïnenconcentraties van de niet gebonden fractie

te vergelijken met de startstaal (stap 3).

9. Was de vaste fase met 4 ml Coupling Buffer.

Protocol: blokkeer overige actieve sites

1. Was de vaste fase met 4 ml Quenching Buffer en zet de bovenste dop terug op de kolom.

2. Voeg 2 ml Quenching Buffer en 40 µl natrium cyanoboorhydride oplossing in de kolom

toe. Vervang de bovenste dop en meng zachtjes gedurende 30 minuten door rocking.

3. Verwijder de bovenste dop.

4. Verwijder de onderste dop, plaats de kolom in een nieuwe buis en laat drogen.

Page 77: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XII

Protocol: was kolom

1. Was de kolom met minstens 10 ml Was oplossing.

2. Was de vaste fase met 6 ml ontgast buffer. De buffer bevat 0,05% natriumazide of ander

bewaarmiddel. Zet de onderste dop terug op de kolom terwijl er nog 1 ml buffer boven de

vaste fase aanwezig is. Bewaar de kolom rechtstaand op 4°C.

E. Protocol voor affiniteitzuivering van proteïnen

Materiaal:

Binding/was buffer (Thermo Scientific®) (PBS)

Elutie buffer (Thermo Scientific®)

Neutralisatie buffer (Thermo Scientific®)

Protocol: affiniteit zuivering

1. Breng de affiniteitskolom op kamertemperatuur.

2. Verwijder de bovenste en onderste dop en laat de bewaaroplossing uit de kolom lopen.

3. Voeg 6 ml Binding/was buffer en laat het uit de kolom lopen.

4. Voeg staal aan kolom toe en laat het in de vaste fase lopen. Zet de doppen terug op de

kolom zodat de proteïnen langer in contact zijn met de vaste fase.

5. Verwijder de doppen en plaats de kolom in de opslagbuis. Was de kolom met 12 ml

Binding/was buffer.

6. Verdun de proteïnen met 8 ml elutie buffer. Collecteer in fracties van 1 ml. De pH kan

aangepast worden door gebruik te maken van 50 µl neutralisatie buffer per ml gecollecteerde

fractie. 7. Monitor de verdunning door absorbantie op 280 nm.

F. protocol voor celkweek

Protocol: cellen uit vloeibare stikstof opgroeien

1. Cellen uit vloeibare stikstof halen en ampule laten ontdooien tot er nog een klein

ijsklompje overblijft

2. Pipeteer 7,5 ml bereid medium met de cellen in een 15 ml falconbuis

3. Centrifugeer 10 minuten aan 1000 rpm

4. Supernatans afnemen

5. Pellet resuspenderen met 5 ml bereid medium en overbrengen naar T25 cultuurfles

6. Incubeer bij 37°C, 5% CO2

Protocol: celkweek

1. Ververs elke 2 à 3 dagen het medium door het oud medium af te nemen en vers medium

toe te voegen (5 ml voor T25, 10 ml voor T75).

Indien cellen confluent zijn, splits de cellen.

1. Neem het cultuurmedium af.

2. Breng 1.5 ml (T25) of 2,5 ml (T75) verseen in fles en spoel de cellaag.

Page 78: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XIII

3. Verwijder verseen en breng 1.5 ml (T25) of 2,5 ml (T75) trypsine/EDTA in fles en laat 10 minuten incuberen bij 37°C.

4. Klop de cellen los of schraap ze los met een police men.

5. Breng 1.2 ml of 2 ml over naar T75 of verwijder en voeg respectievelijk 5 of 10 ml vers

medium toe.

G. Protocol om medium en cellen te oogsten

Protocol: cellen wassen

1. 48 uur na confluentie medium afnemen en cellaag 3 x voorzichtig wassen met steriel

PBS.

2. Cellaag 3 x wassen met 250 mM sucrose/ 10 mM Tris

3. Cellen 3 x wassen met medium zonder serum en zonder fenolrood.

4. Cellen 48 uur incuberen in 10 ml van dit medium bij 37°C en 5% CO2.

Protocol: cellen oogsten

1. Voeg 2,5 ml trypsine/EDTA toe bij de cellen.

2. Incubeer 10 minuten in de incubator bij 37°C in 5% CO2.

3. Cellen loskloppen en afschrapen

4. Breng de celsuspensie in een 15 ml falcon op ijs.

5. Centrifugeer de cellen bij 4°C, 10 minuten op 1000 rpm.

6. Medium afzuigen, celpellet resuspenderen met 1 ml serum- en fenolrood-vrij medium en

vries in bij -20°C.

H. Protocol voor precipitatie van proteïnen uit cellen

Protocol: precipitatie van proteïnen uit cellen

1. Maak 25x protease inhibitor oplossing door 1 protease inhibitor complete tablet op te

lossen in 2 ml dH2O

Mix 500 µl M-PER met 40 µl 25x protease inhibitor oplossing en 10 µl phosphatase

inhibitor.

2. Cellen laten ontdooien en herpelleteren door 10 minuten te centrifugeren aan 2500 x g bij

4°C.

3. Supernatans verwijderen.

4. Cellen wassen met 1 ml PBS, op- en neerpipetteren en overbrengen naar 1.6 ml epje.

5. Cellen centrifugeren aan 2500 x g gedurende 10 minuten bij 4°C en supernatans

afzuigen.

6. Cellen wassen met 1 ml sucrose/Tris en centrifugeren aan 2500 x g gedurende 10

Protocol: medium oogsten

1. Medium overpipetteren in 15 ml falcon op ijs.

2. Medium centrifugeren bij 4°C, 5 minuten aan 1000 x g.

3. Breng supernatans over en vries in bij -20°C.

Page 79: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XIV

minuten bij 4°C en supernatans afzuigen.

7. Voeg 500 µl M-PER mix toe en pipetteer op en neer om pellet te resuspenderen.

8. Oplossing gedurende 10 minuten schudden.

9. Verwijder celdebris door centrifugatie aan 14000 x g gedurende 15 minuten.

10. Transfereer supernatans in nieuw 1.6 ml epje en meet de concentratie (nanodrop).

I. Protocol voor precipitatie van proteïnen uit medium

Protocol: precipitatie van proteïnen uit medium

1. Koel 10 ml cultuurmedium op ijs in een 15 ml polypropyleen falcon.

2. Voeg 500 µl NLS toe en meng.

3. Voeg 750 µl TCA toe en meng.

4. Precipiteer op ijs gedurende 2 uur.

5. Centrifugeer aan 10 000 x g gedurende 10 minuten bij 4°C.

6. Verwijder het supernatans.

7. Voeg 2 ml voorgekoeld THF toe en vortex totdat de pellet volledig opgelost is.

8. Centrifugeer (zie stap 5).

9. Verwijder het supernatans.

10. Herhaal stap 7-9

11. Laat de pellet zeer kort drogen aan de lucht.

12. Los de pellet op in 100 µl TE buffer (met 4µl protease inhibitor en 1 µl fosfatase

inhibitor) en pipeteer op en neer of indien nodig vortex.

13. Breng staal over naar een epje en vries in op -80°C.

J. Protocol voor 2D Clean up kit (GE healthcare)

Protocol: 2D Clean up kit

1. Voeg 300 µl precipitant toe aan maximum 100 µg proteïnen. Vortex en incubeer 15

minuten op ijs.

2. Voeg 300 µl coprecipitant toe en votex.

3. Centrifugeer de epjes 10 minuten aan minimum 12000 x g. Verwijder de epjes uit de

centrifuge zodra de centrifugatie afgelopen is en giet het supernatans af (doe dit snel om

heroplossing van de proteïnen te voorkomen).

4. Centrifugeer de epjes gedurende 1 minuut aan minimum 12000 x g. Verwijder zo snel

mogelijk de overgebleven vloeistof.

5. Voeg 40 µl coprecipitant toe zonder de pellet te verstoren. Laat 5 minuten incuberen.

6. Centrifugeer de epjes gedurende 5 minuten aan 12000 x g en verwijder vervolgens het

supernatans.

7. Voeg 25 µl gedistilleerd water toe en vortex (5 tot 10 seconden).

8. Voeg 1 ml wasbuffer toe (voorgekoeld -20°C) en 5 µl wasadditief. Vortex tot pellet

volledig verspreid is (lost niet op).

9. Incubeer 30 minuten bij -20°C. Vortex elke 10 minuten 20 à 30 seconden.

10. Centrifugeer 10 minuten aan 12000 x g.

11. Verwijder supernatans. Laat de pellet maximaal 5 minuten drogen aan de lucht.

Page 80: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XV

12. Resuspendeer de pellet in 45 µl (extracellulaire proteïnen) of 22.5 µl (intracellulaire proteïnen) rehydratatiebuffer.

13. Voeg 4 µl protease inhibitor (25x) toe en 1 µl phosphatase inhibitor (extracellulaire

proteïnen) of 2 µl en 0.5 µl respectievelijk voor intracellulaire proteïnen.

14. Centrifugeer 10 minuten aan 12000 x g en breng supernatans naar 1.6 ml epje. Stokeer

bij -80°C.

K. Protocol voor optimalisatie van de precipitatie van extracellulaire eiwitten met

zilverkleuring.

Protocol: zilverkleuring

1. Breng de gel in de fixing oplossing gedurende 120 minuten.

2. Verwijder de oplossing en voeg sensitizing oplossing toe en schud zachtjes gedurende 120

minuten.

3. Verwijder de oplossing en voeg gedistilleerd water toe en was 5 maal telkens gedurende 15

minuten.

4. Voeg de zilveroplossing toe en schud zachtjes gedurende 120 minuten.

5. Verwijder de oplossing en was twee maal met gedistilleerd water gedurende een minuut

telkens.

6. Voeg developing oplossing toe en schud zachtjes gedurende 4 tot 6 minuten. Breng de gel

over naar de stop oplossing vanaf de spots tot de gewenste intensiteit bereikt hebben.

7. Schud zachtjes gedurende 120 minuten.

8. Voeg bewaringsoplossing en schud zachtjes gedurenden 120 minuten.

9. Fotografeer de gels.

L. Protocol voor pre-rehydratatie strips

Protocol: pre-rehydratatie van de Immobiline DryStrips

1. Voeg 15 µl IPG buffer 3-11 NL toe aan 3 ml Destreak solution.

2. Stel de reswelling tray waterpas op (de tray moet proper en droog zijn).

3.Voor 24 cm strips, pipeteer 450 µl Destreak solution in elke groeve van de tray .

4. Verwijder de bescherming van de strips beginnend aan het zure uiteinde.

5. Plaats de strip met de gelzijde naar beneden in de tray met behulp van een pincet. Vermijd

luchtbellen.

6. Kijk na of het serienummer van de strip leesbaar is. Indien deze in spiegelbeeld liggen, ligt

het geloppervlak niet goed.

7. Pipeteer 3 ml cover fluid op de strip.

8. Doe dit ook voor de volgende strip (werk strip per strip).

9. Sluit het deksel van de tray en laat op kamertemperatuur overnacht incuberen (minstens 6-

7u).

M. Protocol voor stock dye oplossing

Protocol: stock dye oplossing

1. Neem CyDye uit -20°C en laat 5 minuten opwarmen op kamertemperatuur.

Page 81: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XVI

2. Neem wat DMF en breng in epje.

3. Neem uit dit epje 5 µl DMF en voeg toe aan 5 nmol CyDye.

4. Vortex goed gedurende 30 seconden.

5. Centrifugeer 30 seconden aan 12000 x g.

N. Protocol voor working Dye oplossing

Protocol: working Dye oplossing

1. Spin kort het epje met de dye stock.

2. Verdun 1 volume van de stock in 1,5 x volume DMF om een 400 pmol/µl oplossing te

bekomen.

O. Protocol voor Minimal labeling

Protocol: Minimal labeling van staal

1. Voeg een volume equivalent aan 50 µg proteïne toe in een epje.

2. Voeg 1 µl van de CyDye werkoplossing toe.

3. Mix en spin kort af. Laat 30 minuten incuberen op ijs in het donker.

4. Voeg 1 µl 10 mmol/L lysine toe om de reactie te stoppen. Mix en spin kort af en laat 10

minuten op ijs in het donker incuberen.

Protocol: Minimal labeling van interne standaard

1. Voeg een volume gepoolde interne standaard equivalent aan n x 50 µg proteïne toe in een

epje.

2. Voeg n µl Cy2 toe.

3. Mix en spin kort af, laat 30 minuten incuberen op ijs in het donker.

4. Voeg n µl 10 mmol/L lysine toe. Mix en spin kort af. Laat 10 minuten incuberen op ijs in

het donker.

P. Protocol voor de voorbereiding op het laden van de stalen op de strips

Protocol: voorbereiding op het laden van de stalen op de strips

1. Combineer gelabelde stalen en standaard zoals voorzien in het experimenteel design.

2. Voeg een even groot volume 2x lyse buffer toe en laat 10 minuten incuberen op ijs.

3. Indien nodig verdun de stalen met een 1:1 mengsel van rehydratatie oplossing (labeling

buffer) en 2x lyse buffer tot een minimum van 100 µl.

Q. Protocol voor het scheiden van de proteïnen op basis van isoëlektrisch punt (IEF)

Protocol: IEF

1. Bevochtig de elektrode pads met 125 µl gedistilleerd water.

2. Verwijder voorzichtig de Immobiline DryStrips van de Reswelling Tray zonder de gel te

beschadigen.

3. Laat de overtollige Immobiline DryStrip Cover Fluid van de strip lopen.

4. Plaats de Immobiline DryStrip met de gelzijde naar boven en met de basische zijde langs

Page 82: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XVII

de kathode van de Immobiline DryStrip holder. Het uiteinde van de gelstrip moet zeker 0.5 cm van lichte verhoging liggen, zodat de pads in contact komen met de gel.

5. Plaats de vochtige elektrode pads op beide uiteinden van de strip.

6. Plaats de elektroden op de elektrode pads. Zorg voor een goed contact met strip en metaal

aan de buitenzijde van de strip holder.

7. Plaats een cup loader op het zure uiteinde van de strip (anodische staal aplicatie), op 0.5 cm

van de pads. Zorg dat het zeer nauw aansluit, gebruik hiervoor de insertie tool.

8. Breng 100 ml PlusOne Immobiline DryStrip Cover Fluid (parafiene olie) op de Immobiline

DryStrip holder (manifold) rond de cups in de laantjes waar de strips liggen en de daarnaast

gelegen laantjes, zodat de olie de strips volledig bedekt. Breng de elektroden aan.

9. Kijk na of er geen lekken zijn, olie zou dan in de cup vloeien.

10. Tot 100 µl proteïne staal kan geladen worden in elke cup.

11. Pipeteer 20 µl parafiene olie op elke staal om verdamping te voorkomen.

12. Programma Ettan IPGphor :

Rehydratatietijd 0 u

Temperatuur 20°C

Stroom per strip 75 µA

Strip lengte 24 cm

pH gradient 3-11 NL

Stap 1 stap en hold 150 V 3 u

Stap 2 stap en hold 300 V 3 u

Stap 3 Gradiënt 1000 V 6 u

Stap 4 Gradiënt 8000 V 1 u

Stap 5 stap en hold 8000 V 3u

Totale tijd 16 u

R. Protocol voor equilibratie van de IPG strips

Protocol: bereid de equilibratie oplossing:

1. Ontdooi 200 ml equilibratie buffer bij kamertemperatuur.

2. Weeg 0,5 g DTT en 1,25 g iodoacetamide af.

Protocol: refocus IPG strips

1. 15 minuten 8000 V (enkel nodig als de strip langer dan 30 minuten na aflopen programma

in de IPGphor gezeten heeft).

Protocol: equilibratie van de IPG strips:

1. Verwijder de elektrodes, cups en pads van de manifold.

2. Giet de olie in een afvalreservoir.

3. Voeg 0,5 g DTT toe aan 100 ml equilibratie buffer, mix grondig en giet in de manifold.

4. Plaats de manifold op een orbitale schudder voor 15 minuten (30 rpm).

5. Giet na 15 minuten de buffer af.

6. Voeg 1,25 g iodoacetamide toe aan 100 ml equilibratie buffer, mix grondig en giet in de

manifold.

7. Schud gedurende 15 minuten (30 rpm).

Page 83: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XVIII

8. Giet na 15 minuten de buffer af.

S. Protocol voor de applicatie van de IPG strips op de SDS gels en SDS elektroforese.

Protocol: applicatie van de IPG strips op de SDS gels en SDS elektroforese.

1. Verhit de agarose in een verwarmblok tot 95°C.

2. Vul de onderste buffertank met 125 ml geconcentreerde anode buffer en vul aan tot 4.5 L

met gedistilleerd water

3. Breng in een maatcilinder 250 ml kathode buffer en vul aan tot 1.2 L met gedistilleerd

water

4. Giet een aantal ml milliQ water op de gelfront. Dit vergemakkelijkt de insertie van de strip.

5. Leg de cassette plat op de bench (grootste plaat onderaan), met de opening naar de

gebruiker toe.

6. Neem de strip met 2 pincetten vast en plaats op het uitstekend randje van de grootste

glasplaat. Geloppvervlak is naar boven gericht, zure uiteinde naar links.

7. Schuif de strip met een buigzaam latje tussen de glasplaten tot tegen de gel.

8. Draai de cassette 90° om het water te verwijderen.

9. Laat agarose afkoelen tot 50°C en pipeteer vervolgens 2 ml agarose tussen de glasplaten

om de strip op zijn plaats te houden en te zorgen voor een geleidelijke overgang van de

proteïnen uit de strip naar de gel. Pipeteer langzaam en vermijd luchtbellen.

10. Bevochtig de bescherming van de bovenste buffertank met 0,1% SDS.

11. Breng de glasplaten in de cassette carier en plaats in de tank.

12. Als er minder dan 6 gels worden gelopen, moeten blanco cassettes geplaatst worden.

13. Vul de bovenste buffertank met de 1,4 L runningbuffer.

14. Voeg 1x geconcentreerde runningbuffer in de onderste buffertank toe, om een

hydrostatische balans te creëeren.

15. Fast run:

Stap 1: 10 mA/gel, 76V, 1 Watt/gel, 1u

Stap 2: 50 mA/gel, 500 V, 8.5 Watt/gel, 4.5u

16. Check of het bromofenol blauw front van de gels gelopen is.

17. Stop de stroom en verwijder de bovenste buffertank. Neem de cassettehouder uit het

instrument.

18. Neem de glasplaten uit de houder, spoel met gedistilleerd water, droog met stofvrij doekje

en scan of bewaar ze in 1x runningbuffer in het donker bij 4°C tot de volgende dag.

T. Protocol om te scannen

Protocol: Gel scanning

1. Zet de Typhoon scanner aan.

2. Laat het toestel minstens 30 minuten opwarmen voor gebruik.

3. Start de Scanner Control software

Protocol: plaatsen van de Ettan DALT gel in de scanner

1. Spoel de glasplaten met gedistilleerd water en wrijf droog met stofvrije doekjes.

2. Plaats de grippers op de scanner en leg de glasplaat op de grippers.

Page 84: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XIX

U. Protocol voor Image Loader

Protocol: Image Loader

1. Open DeCyder software.

2. Klik twee maal op Image Loader.

3. Klik op “add…” om gels toe te voegen in het programma.

4. Selecteer alles en druk op “edit gel images”.

5. Pas het contrast en belichting aan en crop de gel door op “Perform Cropping” te klikken.

6. Doe dit voor elke gel en sla deze gels.

V. Protocol voor DIA

Protocol: DIA

1. Dubbel-klik de DeCyder DIA icoon om de DIA module te openen

2. Selecteer File:Create Workspace.

3. Dubbel klik op de beeldbestanden die door DIA verwerkt moeten worden.

4. Selecteer Process:Process Gel Images. Een nieuw venster “Process Gel Images” komt

tevoorschijn . 5. Vul de waarde 2500 in voor de verwacht aantal spots en druk op OK.

6. Na de DIA analyse komt het onderstaand beeld tevoorschijn. Hierop ziet men Image view,

Histogram view, 3D view en Table view. 7. Selecteer Process:Exclude Filter. Het venster “Exclude Filter” komt tevoorschijn.

8. Vul de waarden in volgens de hierboven beschreven methode en druk op OK.

9. Selecteer File:Save as en sla op.

W. Protocol voor Batch Processor

Protocol: Batch Processor

1. Klik dubbel op de DeCyder Batch Processor icoon.

2. Selecteer File:New Batch en selecteer de gelbeelden.

3. Breng de waarde 2500 in voor het aantal verwachte spots en vink “Yes” aan bij “Include in

BVA batch list?” en druk op OK.

4. Vul de filterparameters in de “Exclude Filter” venster en druk op OK.

5. Vanaf dat alle beelden geladen zijn druk op “Cancel”. De DIA batch lijst is opgesteld.

6. Druk op de BVA Batch List tab bovenaan. Klik dubbel op kolom “Group”. Vervolgens

krijgt men een “Spot Map Assignment” venster en kan men hier “Unassigned” vervangen

naar “control”,”treated” of “standard”. Druk op OK.

7. Selecteer een beeld als Master en open het “Spot Map Assignment” venster. Vink Master

aan.

8. Sla op door File:Save as te selecteren.

9. Selecteer Process:Run batch en druk op OK.

Page 85: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XX

X. Protocol voor BVA

Protocol: BVA

1. Dubbel klik op de DeCyder BVA icoon.

2. Selecteer File:Open Workspace en dubbel klik het BVA bestand dat gecreëerd werd door

de Batch Processor.

3. Selecteer de Spot Map Table icoon (ST) en selecteer View: Table View.

4. Dubbel klik op de Match Table icon (MT) en selecteer View: Match Table.

5. Zet de gegevens in tabel in volgorde door te klikken op “Type”.

6. Om een match te confirmeren klik je op de eerste spot van de tabel. Beslis indien de spot

overeenkomt met het Masterbeeld. Indien correct verander de Match Image door gebruik te

maken van Select Match Gel scroll down menu om de matching accuraatheid te testen op

andere gels. Indien correct confirmeer door “Confirm Match” knop te drukken. Indien niet

correct klik op de Break Match knop en kies de juiste spot en druk op “Add Match”.

7. Indien meerderheid van spots uit stap 6 niet correct: Landmarken (stap 8). Anders ga verder

naar stap 9.

8. Landmarken begint door de beelden op grote belichting en laag contrast te brengen totdat

men enkele spots te zien krijgen. Indien men vergelijkt met het Master beeld kan men zien dat

bepaalde overgebleven spots overeenkomen. Deze spots kan men landmarken door

“Landmark” aan te vinken en vervolgens de spots aan te klikken zowel op het Master beeld

als het geselecteerde match beeld.

9. Klik op PT icoon om de gematchte spots te zien in tabel.

10. Statistische berekeningen: selecteer Process:Protein Statistics.

11. In Populatie 1 venster selecteer control, in populatie 2 venster selecteer treated. Vink

“Student’s T-test” en “Average Ratio” aan.

12. Druk op Calculate.

Y. Protocol voor EDA

Protocol EDA

1. Klik een maal op EDA icoon.

2. Selecteer File:Create workspace. Kies het gewenste BVA bestand en druk op “Add…” en

vervolgens op “Create”.

3. Druk onder Step 3 – Base Set op “Automatic”.

4. Druk op “Calculations”.

5. Druk op Differential Expression Analysis en vink de volgende onderdelen aan:

onafhankelijke t-test, average ratio, apply false discovery rate en one way ANOVA-test. In de

eerste en tweede groep selecteer je respectievelijk control en treated. Druk vervolgens op

“Add List”.

6. Druk op Principle Components Analysis en op “Add to list”.

7. Druk op “Calculate”.

Page 86: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XXI

Bijlage 4: Figuren

Figuur 1: Fibrilline-1 moleculen vormen parelvormige microfibrillen met variabele

periodiciteit [81].

Figuur 2: Schematische weergave van fibrilline-1. Fibrilline-1 bestaat uit verschillende

domeinen met aan de C-terminus een N-glycosylatie site. Deze glycosylatie komt niet

enkel voor op de C-terminus. Zowel op de C- als de N-terminus is er een furin cleavage

site. De cbEGF domeinen zijn verspreid over heel het proteïne met onderbreking door

TB domeinen en prolinerijke regio’s [81].

Page 87: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XXII

Figuur 3: klassieke TGFβ signaalweg. Nadat TGFβ met TGFBR2 homodimeer bindt, zal

er autofosforylatie ontstaan en zal de TGFBR1 homodimeer gerekruteerd worden. Deze

zal op zijn beurt transfosforylatie ondergaan en R-Smad fosforyleren. R-Smad zal

binden met Co-Smad waardoor dit complex naar de nucleus getransloceerd zal worden.

Na het binden met transcriptie factoren (TF) zal er een geactiveerd transcriptie complex

ontstaan zodat transcriptie gestart kan worden [47].

Page 88: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XXIII

Figuur 4: TGFβ activatie door fibrilline-1 fragmenten. Het gesecreteerde LLC bindt met

fibrilline-1 microfibrillen via de carboxyterminale zijde van LTBP-1. Door proteolyse

van de microfibrillen zullen er fibrilline-1 fragmenten (PF10, oranje) ontstaan. Deze

fragmenten binden op de beads van de microfibrillen waardoor het LLC complex uit

elkaar valt en een activatie van TGFβ induceert [59].

Figuur 5: Types FBN1 mutaties die voorkomen bij MFS in percentage [24].

Figuur 7: Opregulatie van TGFβ signalisatie in aanwezigheid van receptormutaties. A.

Clathrine-gemedieerde signalisatie leidend tot receptorrecyclage. B. Caveoline-

gemedieerde pathway leidend tot proteasomale degradatie van TGFβ receptoren [47].

Page 89: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma

XXIV

Figuur 8: Potentieel mechanisme voor de opregulatie van TGFβ signalisatie in

aanwezigheid van niet-functionele receptoren. Door mutaties in de TGFβ receptoren

kunnen verschillende onbekende proteïnen gerekruteerd en gefosforyleerd worden.

Deze proteïnen vormen samen een complex waardoor Smad3 en/of andere proteïnen

geactiveerd worden [47].

Page 90: Proteoomstudie van huidfibroblasten voor de identificatie ... · PCA Principle Component Analysis PDA Patent Ductus Arteriosus ... bindweefselabnomaliteiten en hebben een aorta-aneurysma