Programmaboekje Bach Festival

24
BACH FESTIVAL HET NOORD NEDERLANDS ORKEST, DE OOSTERPOORT & DE HARMONIE PRESENTEREN 23 FEB T/M 8 MAART PROGRAMMA

description

Programmaboekje Bach Festival

Transcript of Programmaboekje Bach Festival

Page 1: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 1

BACHFESTIVAL

Het Noord NederlaNds orkest, de oosterpoort & de HarmoNie preseNtereN

23 FEB T/M 8 MAART

P R O G R A M M A

Page 2: Programmaboekje Bach Festival

2 bach festivaL

Inhoud

23 februaribach to your roots 3

27 en 28 februarinoord nederlands orkest 4

1 maartbach In beeld 9

1 maartorkestsuItes van bach 11

3 maarttopmusIcI spelen sonates van bach 14

6 en 7 maartnoord nederlands orkest 17

8 maartthe best of bach In b-mInor 22

Page 3: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 3

bach to your rootsthe tallIs scholars

Za 23 februari | 20.15 uur GroninGen | De oosterpoort | Kleine Zaal

Dirigent Peter Phillips

programma

O. Lassus Omnes de Saba H.L. Hassler Missa Octava (a 8) H. Schütz Deutsches Magnificat

Pauze

Dit concertprogramma is een ontdekkings-reis door de Duitse vocale polyfonie. Van Hans Leo Hassler, Praetorius en Schütz naar de ultieme exponent van de vocale meerstemmigheid: J.S. Bach. Tevens wordt de 400e sterfdag van Hassler in 1612 her-dacht met een prachtige, zelden uitgevoer-de, dubbelkorige mis. Met Bachs motetten voor dubbelkoor en met name het motet Komm, Jesu, komm, werd het hoogtepunt bereikt in de Duitse polyfonie.

THe TaLLiS ScHOLarSDe Tallis Scholars werden in 1973 opgericht door dirigent Peter Philips.Ondertussen is het ensemble uitgegroeid tot een van leidende exponenten van de geestelijke muziek uit de Renaissance. De Tallis Scholars geven jaarlijks een zestigtal concerten, zowel in kerken en kathedralen als in moderne concertzalen over heel de wereld. Een van de hoogtepunten was het concert in de Sixtijnse Kapel in april 1994 naar aanleiding van het begin van de laatste

restauratiefase van de fresco’s van Miche-langelo. De Tallis Scholars geven regelmatig compositie-opdrachten.Een groot aantal opnamen van de Tallis Scholars werden met prijzen bekroond. In 1987 verkoos het tijdschrift Gramophone de opname van de Missa La sol fa re mi en de Missa Pange lingua van Josquin tot Record of the Year. In 1989 verleende het Franse Diapason twee van zijn begeerde Diapason d’Or de l’Année voor opnamen van een mis en motetten van Lassus en twee missen van Josquin. De cd’s met de Missa Assumpta est Maria en Missa Sicut lilium van Palestrina werden in 1991 bekroond met de prijs voor oude muziek voor Gramophone.Dezelfde prijs werd toegekend in 1994 voor de opname van werken van Cipriano de Rore en Josquin Desprez. De eerste dvd /video van het ensemble is getiteld ‘Playing Elizabeth’s Tune’ en belicht het leven en werk van William Byrd, de favoriete compo-nist van Elizabeth I.

H. Praetorius Magnificat H.L. Hassler Verbum caro factum est H.L. Hassler Ad dominum cum tribularer H. Schütz Die mit Tränen säen H. Schütz Ich bin eine rufende Stimme H. Schütz Selig sind die Toten J.S. Bach Komm, Jesu, komm

Page 4: Programmaboekje Bach Festival

4 bach festivaL

noord nederlands orkest Wo 27 februari | 20.15 uur | inleiDinG om 19:00 uur GroninGen | De oosterpoort | Grote Zaal

Do 28 februari | 20.15 uur | inleiDinG om 19:15 leeuWarDen | De Harmonie | aeGon Zaal Dirigent Stefan Vladar Hobo Justine Gerretsen

programma J.S. Bach (1685-1750), bewerking L. Stokowski Uit partita nr. 3 in E BWV 1006: Prelude

J.S. Bach (1685-1750), bewerking L. Stokowski Uit paascantate ‘Christ lag in Todesbanden’ BWV 4: ‘Jesus Christus, Gottes Sohn’ (‘Chorale’)

J.S. Bach (1685-1750) Uit cantate ‘Nach dir, Herr, verlanget mich’ BWV 150: Sinfonia Uit cantate ‘Wir danken dir, Gott’ BWV 29: Sinfonia

J.S. Bach (1685-1750) Concert voor oboe d’amore in A BWV 1055 - Allegro - Larghetto - Allegro ma non tanto

Pauze

J.S. Bach (1685-1750), bewerking J. raff Uit partita nr. 2 in d BWV 1004: Chaconne

J.S. Bach (1685-1750) Brandenburgs concert nr. 3 in G BWV 1048 - Allegro moderato - Adagio - Allegro

J.S. Bach (1685-1750), bewerking L. Stokowski Toccata en fuga in d BWV 565

Page 5: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 5

Het concertprogramma leest als een spannende speurtocht naar artistieke authenticiteit aan de hand van de werken van Bach. Muziekstukken zijn door de eeuwen heen hergebruikt, bewerkt, ver-loren gegaan, gereconstrueerd of toege-schreven aan beroemde meesters. Laten we in het verloop van deze toelichting de verwijzingen en dwarsverbanden ontrafelen die ons inzicht kunnen geven in het wezen van de authenticiteit.

canTuS firmuSHet programma opent met een twin-tigste-eeuwse bewerking: Stokowski’s transcriptie van de bekende prelude uit de Partita nr. 3 in E voor viool solo. De zes sonates en partita’s voor viool solo die Bach schreef kwamen tot stand in zijn tijd als hofcomponist in Köthen, van 1718 tot 1723. Hier had hij de beschik-king over uitstekende instrumentalisten en hier schreef hij virtuoze werken als de cellosuites en Brandenburgse concerten. Dirigent Leopold Stokowski (1882-1977) heeft bijna veertig bewerkingen van Bach-stukken op zijn naam staan. Zijn bewerking voor strijkorkest van de prelude uit BWV 1006 is redelijk trouw aan het origineel. Zijn ingreep blijft grotendeels beperkt tot het hier en daar toevoegen van ondersteunen-de  akkoorden. Het was een gangbare praktijk voor com-ponisten in vroeger tijden om hun eigen werken en die van anderen te bewerken om aan nieuwe behoeften te voldoen. Een mooi voorbeeld van hergebruikt muzikaal materiaal vormt de paascantate Christ lag in Todes Banden BWV 4. Het werk is gebaseerd op een koraal van Luther, die zelf gebruik maakte van het 12e-eeuwse paaslied Christ ist erstanden,

dat op zijn beurt zijn oorsprong had in de sequentia Victimae paschali laudes. Bach nam Luthers tekst ongewijzigd over en paste de melodie toe als cantus firmus (een meestal bestaande, aan het Gregori-aans ontleende hoofdmelodie die als uit-gang wordt gebruikt in de meerstemmige compositie techniek). Stokowski zette dus slechts de volgende stap toen hij besloot de derde strofe van de cantate, ‘Jesus Christus, Gottes Sohn’, te bewerken voor symfonieorkest. De cantus firmus, bij Bach door de tenoren gezongen, wordt in Sto-kowski’s versie uitgevoerd door een combi-natie van blaasinstrumenten.

uLTieme auTHenTiciTeiTEen ander aspect van authenticiteit is de toeschrijvingsproblematiek. Bachs au-teurschap van de cantate Nach dir, Herr, verlanget mich BWV 150 werd lange tijd in twijfel getrokken. Het bewijs van echt-heid bleek verrassend genoeg verborgen te liggen in de tekst. De beginletters van de laatste vier delen vormen samen het acrostichon Doktor Conrad Meckbach. Deze man, raadslid van het stadje Mühl-hausen, adviseerde de raad in 1707 om Bach zonder verdere procedures tot organist te benoemen. De cantate Wir danken dir, Gott BWV 29 was bestemd voor de beëdiging van de nieuwe Leipziger stadsraad in 1731. Het is het enige werk op het programma dat dateert uit Bachs periode in Leipzig. Maar wat blijkt? De sinfonia waarmee de cantate begint is niets minder dan een bewerking door Bach zelf van de prelude uit de Partita nr. 3 in E, het stuk dat, in de bewerking van Stokowski, ons programma opende. De vioolpartij wordt hier uitgevoerd op het orgel.

Page 6: Programmaboekje Bach Festival

6 bach festivaL

De reconstructie van verloren gegane wer-ken kan worden uitgelegd als een zoektocht naar de oervorm, de ultieme authentici-teit. Paradoxaal genoeg betekent zo’n reconstructie door het noodgedwongen hypothetische karakter tegelijkertijd juist een verwijdering van de authentieke vorm. Bach schreef een reeks klavecimbelconcer-ten voor de programma’s van het Collegium Musicum in Leipzig. Zij blijken stuk voor stuk bewerkingen te zijn van eerdere wer-ken uit zijn verblijf in Köthen. Het Concert in A BWV 1055 kan, gezien het bereik van de solopartij en bepaalde stijlkenmerken, een bewerking zijn geweest van een verlo-ren gegaan concert voor oboe d’amore, een iets lager gestemde hobo met een warme klank. De voorgestelde reconstructie van dit concert kreeg voornamelijk zijn beslag door de solopartij van alle klavecimbelversierin-gen te ontdoen.

KaLe aKKOOrDenHet slotdeel uit de Partita nr. 2 in d, de beroemde chaconne, heeft muziekliefheb-bers altijd gefascineerd. Het stuk geldt als het hoogtepunt van de hele serie solower-ken voor viool en vormt als het ware een staalkaart van alle bekende viooltechnieken uit Bachs tijd. Fascinatie werkt legende-vorming in de hand, een interessant zijpad in onze speurtocht naar authenticiteit. Als Bach terugkeert van een dienstreis, ontvangt hij het bericht dat zijn vrouw een week eerder overleden is. Men toont hem het graf. Kort daarop componeert hij de Partita in d. Hebben deze biografische feiten iets met elkaar te maken? In de chaconne zouden koralen verwerkt zijn die rond het thema dood en opstanding draaien. Er be-staan veel bewerkingen van de chaconne, waaronder een van Stokowski. Joachim

Raff (1822-1882) ging hem voor. Deze com-ponist was jarenlang in dienst van Liszt en orkestreerde diens symfonische gedichten.Bach componeerde zijn Brandenburgse concerten, een reeks van zes ‘concerti grossi’, oorspronkelijk waarschijnlijk als losse werken voor verschillende gelegen-heden. In 1721 bundelde hij ze en droeg ze op aan markgraaf Christian Ludwig van Brandenburg. Misschien hoopte Bach op een positie aan diens hof. Eigenaardig in het derde concert is dat er geen duidelijke scheiding is tussen solo- en tutti-instrumen-ten. Het thema van de authenticiteit speelt in dit werk hoofdzakelijk een rol bij het twee-de deel, dat in de genoteerde versie slechts uit twee akkoorden bestaat. We moeten wel concluderen dat hier ruimte was gereser-veerd voor improvisatie, maar in welke vorm is onbekend. Hedendaagse uitvoeringen variëren van het spelen van de twee kale akkoorden tot het invoegen van een deel uit een vioolsonate of een improvisatie op het klavecimbel. Laat u verrassen door de op-lossing die dirigent Stefan Vladar voorstelt. STiLiSTiScHe eiGenaarDiGHeDenHet programma besluit met de Toccata en fuga in d, misschien wel het beroemd-ste orgelwerk uit de muziekgeschiedenis. Boeiend is dat juist van dit stuk de toe-schrijving aan Bach herhaaldelijk in twijfel is getrokken. De stilistische eigenaardigheden van het werk zouden te veel afwijken van de werken die met zekerheid aan Bach kunnen worden toegeschreven. Stel nu dat het werk niet van de grote meester zou zijn, zou het ons dan minder waard zijn? Rationeel gezien zou dat natuurlijk vreemd zijn, het stuk verandert er immers niet door. Maar de waarde van een kunst-werk wordt niet alleen door de intrinsieke

Page 7: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 7

kwaliteiten bepaald. De context waarin het is ontstaan vormt een belangrijke factor en een deel van die context is het oeuvre van de kunstenaar. Als dat wegvalt, verandert ook de waarde van het kunstwerk. De authenticiteitskwestie van BWV 565 krijgt een extra dimensie door Stokowski’s bewerking voor symfonieorkest, die grote bekendheid kreeg als openingsstuk van Walt Disney’s legendarische tekenfilm ‘Fantasia’ in 1940.

Pepijn van Doesburg

Page 8: Programmaboekje Bach Festival

8 bach festivaL

STefan VLaDar | DiriGenTStefan Vladar (Wenen,1965) studeerde piano aan de Wiener Musikhoch schule bij Renate Kramer-Preisenhammer en Hans Petermandl. In 1985 won hij als jongste deelnemer het Internationale Beethoven Pianoconcours in Wenen, wat het startsein was voor een internationale carrière. Onder leiding van dirigenten als Claudio Abbado, Riccardo Chailly, Christoph von Dohnányi, Vladimir Fedosejev, Rafael Frühbeck de Bur-gos, Sir Neville Marriner, Seiji Ozawa en Edo de Waart speelde Vladar met onder meer de Wiener Philharmoniker, het Koninklijk Con-certgebouworkest, het Chicago Symphony Orchestra, de Academy of St. Martin-in-the Fields, de Camerata Academica Salzburg, het Tonhalle-Orchester Zürich, het Chamber Orchestra of Europe en het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Vladar is regelmatig te gast op vooraanstaande festivals, zoals de Salzburger Festspiele en de Mozartwo-che Salzburg. Sinds 1988 is Vladar artistiek leider van de Neuburger Kulturtage en sinds 1999 heeft hij de leiding over de Oberöster-reichische Stiftskonzerte en bekleedt hij een professoraat piano aan de universiteit van Wenen. Van 2002 tot 2006 was Stefan Vla-dar chef-dirigent van het Grosses Orchester Graz. In mei 2008 volgde hij Heinrich Schiff op als chef-dirigent van het Wiener Kammer Orchester, dat hij in het seizoen 2010-2011 leidde tijdens een tournee door Duitsland. Verder dirigeerde hij onder meer de Wiener Symphoniker, de Württembergische Philhar-monie, het Orchestra Haydn in Bolzano, het Mozarteum Orchester Salzburg, Camerata Salzburg, de Essener en Stuttgarter Philhar-moniker, het Bruckner Orchester Linz en het Residentie Orkest. Stefan Vladar dirigeerde al vele, door de pers enthousiast ontvangen concerten bij het NNO.

JuSTine GerreTSen | HOBOJustine Gerretsen is solohoboïste van het Noord Nederlands Orkest. Zij werd gebo-ren in 1963 in Rotterdam en behaalde in 1981 haar HBO-diploma voor de dans-vakopleiding aan het Koninklijk Conserva-torium in Den Haag. Door een rugblessure kon ze haar danscarrière niet voortzetten en begon ze aan de studie hobo aan het-zelfde conservatorium. In 1987 studeerde ze af als uitvoerend musicus bij Heinz Friesen. Justine Gerretsen was vanaf 1986 plaatsvervangend eerste hoboïste van het toenmalig Noordelijk Filharmonisch Orkest. In 1989 werd ze solohoboïste van het Radio Symfonie Orkest. Daarmee soleerde ze in het Concert à quatre van Messiaen in de ZaterdagMatinee onder Reinbert de Leeuw met onder anderen pianiste Yvon-ne Loriod. In 2006 ging het RSO op in de Radio Kamer Filharmonie waar ze tot 2010 in dezelfde functie werkzaam was. Met de Radio Kamer Filharmonie voerde ze de Sinfonia concertante van Haydn uit onder leiding van Frans Brüggen. Tijdens het OnWings Festival in 2011 bracht ze de Nederlandse première van het hobocon-cert van John Corigliano. Justine Gerretsen remplaceerde onder meer in het Koninklijk Concertgebouworkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Residentie Orkest, het Brabants Orkest, het Orkest van het Oosten, Holland Symfonia en speelde in diverse kamermuziek ensembles, waaronder het Schönberg Ensemble en Nieuw Sinfonietta Amsterdam. Naast haar orkestbaan is zij verbonden aan het Nederlands Blazers Ensemble. Van 1991 tot 1995 was zij hoofdvakdocent aan het Utrechts Conservatorium. Op dit moment is ze hoofdvakdocent aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen.

Page 9: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 9

bach In beeld Vr 1 maart | 20.30 uurleeuWarDen | De Harmonie | frieslanD banK Zaal

programma J.S. Bach (1685-1750) Partita BWV 1013 voor sopraansaxofoon (oorspr. traverso) Suite nr. 2 BWV 1008 voor baritonsaxofoon (oorspr. cello) Partita nr. 2 BWV 1004 voor altsaxofoon (oorspr. viool)

Saxofoon arno Bornkamp Videobeeld James murray

J.S. Bach heeft tijdloze muziek voor solo-instrumenten gecomponeerd. Met zijn partita’s voor traverso en viool en zijn suites voor cello creëert hij voor dat ene solo-instrument monumentale composities, met als uitgangspunt de verschillende dansvormen van zijn tijd. Elke dans vormt op zijn eigen wijze de basisstructuur voor ritme, melodie en harmonie. Juist doordat hij veel weg moet laten – hij heeft immers maar één instrument tot zijn beschikking – schept Bach een imaginaire klankwe-reld: een totaal muzikaal spectrum. Als een schaker op het schaakbord doet hij een zet en denkt ver vooruit: alle mogelij-ke varianten zijn ‘doorgerekend’. En het wonderlijke is: het resultaat is van een pure, architectonische schoonheid. In het algemeen laat de muziek van Bach zich goed vertalen voor andere instrumenten. Bach was zelf een verwoed arrangeur van zijn eigen en andermans muziek. De verschillende saxofoons, met hun lenige techniek en ein-deloze klankkleurschakeringen,lenen zich bij uitstek voor transcripties van Bachs muziek.

De internationaal gelauwerde saxofonist Arno Bornkamp (in 1991 winnaar van de Nederlands Muziekprijs) waagt zich in dit programma aan de krachtproef drie van Bachs solowerken in één programma uit te voeren. Hij doet dat echter niet geheel alleen: de speciaal voor dit project ge-maakte videobeelden van videokunstenaar James Murray (bekend van zijn samen-werking met onder meer het Nederlands Blazers Ensemble) zullen hem ‘begeleiden’ en ervoor zorgen dat dit concert een totaalervaring wordt.

Page 10: Programmaboekje Bach Festival

10 bach festivaL

arnO BOrnKamP | SaxOfOOnDe Nederlandse saxofonist Arno Bornkamp laat zich omschrijven als een lyricus met veel gevoel voor performance. Hij studeer-de in Amsterdam bij Ed Bogaard en sloot zijn opleiding in 1986 af met de hoogste onderscheiding. Hij won de Zilveren Vrien-denkrans van het Concertgebouw en de Nederlandse Muziekprijs. Laatstgenoemde prijs stelde hem in staat in Frankrijk te studeren bij Daniel Deffayet en Jean-Marie Londeix en in Japan bij Ryo Noda. Voorts stak hij zijn licht op bij de componisten Luciano Berio en Karlheinz Stockhausen. Sinds zijn solistische debuut in 1982 in Rome speelde hij meer dan tweehonderd concerten met orkesten over de hele wereld. Hij voerde de belangrijkste werken uit het saxofoonrepertoire uit, alsmede nieuwe aan hem opgedragen composities. Arno Bornkamp is een warm pleitbezorger van nieuwe muziek voor saxofoon en werkt nauw samen met componisten als Martijn Padding, Christian Lauba, Peter van Onna, Otto Ketting, Louis Andriessen, Jacob ter Veldhuis, Wijnand van Klaveren en Perry Goldstein. Hij vormt een duo met pianist Ivo Janssen en daarnaast maakt hij deel uit van het Aurelia Saxofoonkwartet en van het Clazz Ensemble, samengesteld uit musici uit de jazz en klassieke muziek. De cd’s die hij sinds 1990 op verschillende labels heeft opgenomen, hebben nationaal en interna-tionaal veel lof geoogst. Arno Bornkamp is docent klassiek saxofoon aan het Conser-vatorium van Amsterdam. In de zomer leidt hij de International Masterclass of Classical Saxophone in Laubach (Duitsland) en geeft hij les aan de Université Européenne d’été pour saxophone in Gap (Frankrijk).

JameS murray | ViDeOBeeLDLicht- en video-ontwerper James Murray werd in 1963 geboren in Auckland, Nieuw Zeeland. Zijn huidige thuisbasis is Amster-dam. Hij is de vaste lichtontwerper van het Nederlands Blazers Ensemble. Verder werkt hij geregeld samen met klassieke muziekensembles als het Aurelia Saxo-foonkwartet, het EnsembleCaméléon en het Hexagon Ensemble. Ook in de pop-muziek is hij actief: hij werkt met bands als My Blood Valentine, Mercury Rev, Calexico, Iggy and the Stooges en Sigur Ros.

Page 11: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 11

orkestsuItes van bachacademy of ancIent musIc O.L.V. richard egarr

Vr 1 maart | 20.15 uurGroninGen | De oosterpoort | Grote Zaal Gratis openbare repetitie | 17.30 – 18.30 uur

Viool i Pavlo Beznosiuk Viool ii Bojan cicic altviool Jane rogers cello andrew Skidmore contrabas Judith evans fluit rachel Brown Hobo frank de Bruine Lars Henriksson Gail Hennessy

fagot ursula Leveaux Trompet David Blackadder Phillip Bainbridge Timothy Hayward Pauken Benedict Hoffnung Klavecimbel richard egarr

programma

J.S. Bach (1685-1750) Suite nr. 4 in D BWV1069 Ouverture – Bourrée I / Bourrée II – Gavotte – Menuet I / Menuet II – Réjouissance Suite nr. 2 in b BWV1067 Ouverture – Rondeau – Sarabande – Bourrée I / Bourrée II – Polonaise / Double – Menuet – Badinerie Pauze

J.S. Bach (1685-1750) Suite nr. 1 in C BWV1066 Ouverture – Courante – Gavotte I / Gavotte II – Forlane – Menuet I; alternativement / Menuet II – Bourrée I / Bourrée II – Passepied I / Passepied II Suite nr. 3 in D BWV1068 Ouverture – Air – Gavotte I / Gavotte II – Bourrée – Gigue

Page 12: Programmaboekje Bach Festival

12 bach festivaL

Meestal spreken we over Bachs orkest-suites (waarmee we ze tevens onderschei-den van de cellosuites), maar in de oor-spronkelijke bronnen vinden we die bena-ming niet terug: daarin wordt ‘Ouvertüre’ gebruikt, naar de Franse ouverture die een stijlvolle opeenvolging van dansen biedt, waar steevast een grootschalige inleiding (ouverture) aan voorafgaat. Bachs orkests-uites kennen dat model ook, met de lang-zame, gepuncteerde ouverture, gevolgd door een sneller fugatisch gedeelte, waarna de eigenlijke inleiding weer wordt herhaald. Uit de tijdsduur van de ouverture ten opzichte van de overige delen blijkt ook het ‘zwaarwichtige’ karakter ervan: duren dansante delen niet meer dan hoogstens een, twee of drie minuten, de ouverture neemt ruim negen tot ruim elf minuten in beslag. De instrumentale bezetting van deze suites verschilt sterk. In nr. 1: 2 hobo’s, fagot, strijkers en basso continuo; nr. 2: fluit, 2 violen, altviool en basso continuo; nr. 3: 2 hobo’s, fagot, 3 trompetten, pauken, strijkers en basso continuo; nr. 4: 3 hobo’s, 3 trompetten, pauken, strijkers en basso continuo. Van de inzet van trompetten en slagwerk kan worden afgelezen dat de suites 3 en 4 extra feestelijk zijn.

Waar en wanneer deze vier fantastische (tevens in de letterlijke betekenis!) stukken werden geschreven is helaas niet be-kend: misschien in Köthen (1717-1723), mogelijk zelfs nog daarvóór, of anders in Leipzig (na 1723). Er zijn geen autografen overgeleverd en wat er wel is, is het stem-menmateriaal dat slechts deels (nr. 2 en 3) het hand schrift van Bach zelf verraadt.

Dergelijk materiaal geeft doorgaans geen betrouwbare aanwijzing over de datum en de plaats van het ontstaan van de com-positie zelf: vaak gaat het slechts om bij-voorbeeld de vervanging van veelgebruikt en daardoor gehavend notenmateriaal. Oude wijn in nieuwe zakken dus. In het geval van BWV 1067 en 1068 staat in ieder geval vast dat het stemmenmateriaal uit Leipzig stamt, want dat blijkt ondubbel-zinnig uit zowel Bachs handschrift als uit het gebruikte papier dat in Leipzig werd vervaardigd.Er valt in muziekwetenschappelijk opzicht uiteraard nog veel meer over deze stuk-ken op te merken, waarbij het wellicht niemand zal verbazen dat de musicologen tijdens hun onderzoek van het beschikbare bronnenmateriaal op allerlei lacunes en tegenstrijdigheden stuitten die niet zomaar konden worden opgelost.

Bach schreef uitsluitend gebruiksmuziek: het was vrijwel ondenkbaar dat ook maar iets ongebruikt in de lade bleef liggen. Wat voor Bachs vocale en instrumentale muziek geldt, geldt ook voor deze suites: ze zijn niet geschreven voor het een of andere ad hoc ensemble. Dit is technisch hoog-staande muziek die bestemd moet zijn geweest voor hoog gekwalificeerde musici, zoals die van het Collegium musicum in Leipzig. Dat is ook vandaag nog steeds zo: de muziek stelt de hoogste eisen aan de musici.

Page 13: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 13

ricHarD eGarr | DiriGenTRichard Egarr bespeelt verschillende toetsinstrumenten, van orgel en klave -cimbel tot fortepiano en moderne vleu gel. Hij begon zijn muzikale opleiding als koorknaap aan Cetham’s School of Music in Manchester en studeerde orgel aan Clare College in Cambridge. Als dirigent is Egarr veelzijdig georiënteerd. Hij dirigeer-de veel oudemuziekensembles maar ook moderne orkesten over de hele wereld. De discografie van deze veelzijdige musicus is breed en werd bekroond met prijzen als de Edison Award en de Gramophone Award.

acaDemy Of ancienT muSicDe Academy of Ancient Music, vanaf de oprichting in 1973 een spil binnen de histo-risch geïnformeerde uitvoerings praktijk, was in de afgelopen decennia in veel landen te gast. Het ensemble stond lange tijd onder leiding van oprichter Christopher Hogwood, die in 2006 werd opgevolgd door dirigent en klavecinist Richard Egarr. Het orkest maakte in de loop van de jaren meer dan driehonderd geluids opnames en werkte sa-men met de meest vooraanstaande solisten.

Page 14: Programmaboekje Bach Festival

14 bach festivaL

topmusIcI spelen sonates van bachIsabelle faust & krIstIan bezuIdenhout

concert 1

Zo 3 maart | 16.30 uur GroninGen | De oosterpoort | Kleine Zaal

J.S. Bach (1685-1750) Sonate voor viool en klavecimbel in G BWV 1021 Adagio / Vivace / Largo / Presto

Toccata in d BWV 913

Sonate voor vioolsolo nr. 2 in a BWV 1003 Grave / Fuga / Andante / Allegro

Sonate voor viool en klavecimbel in G-dur BWV 1019 Allegro / Largo / Allegro / Adagio

concert 2

Zo 3 maart | 20.15 uurGroninGen | De oosterpoort | Kleine Zaal J.S. Bach (1685-1750) Sonate voor viool en klavecimbel in b BWV 1014 Adagio / Allegro / Andante / Allegro

Sonate voor viool en klavecimbel in E BWV 1016 Adagio / Allegro / Adagio ma non tanto / Allegro

Ciaconna uit de Partita voor soloviool in d, arrangement voor soloklavecimbel

Sonate voor viool en klavecimbel in A BWV 1015 Andante / Allegro / Andante un poco / Presto

Page 15: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 15

In 1774 schreef Carl Philipp Emanuel Bach: “Die 6 Clavirtrio, die unter ihren Nummern zusammengehören, sind von den besten Arbeiten des seeligen lieben Vaters. Sie klingen noch jetzt sehr gut, u. machen mich viel Vergnügen, ohngeacht sie über 50 Jahre alt sind. Es sind einige Adagii da-rin, die man heut zu Tage nicht sangbarer setzen kann.”“Ze klinken nu nog zeer goed en geven mij veel plezier, ongeacht dat ze meer dan 50 jaar oud zijn.” Inmiddels zijn we zo’n 280 (!) jaar verder sinds de sonates in Köthen ontstonden en kunnen we nog steeds hetzelfde zeggen, dat deze sonates ons veel genoegen verschaffen. Ja, wat is tijd, wat is de reële betekenis ervan bij onvergankelijke meesterwerken als deze? Hoewel, onvergankelijk... In Leipzig en omstreken wordt met man en macht gewerkt om de oorspronkelijke handschrif-ten van de papiervraat te redden, een project dat vooralsnog succesvol verloopt.Maar terug naar deze zes sonates, die rond 1720 in Köthen ontstonden en enige jaren later in Leipzig werden voltooid, waarna ze door Bach nog tweemaal wer-den omgewerkt. Ze verschenen pas in de negentiende eeuw in druk, maar afgaande op het grote aantal afschriften dat bewaard is gebleven, moeten deze sonates in brede kring vaak zijn uitgevoerd. Ze waren dus in die zin onbetwistbaar ‘populair’.De door zoon Philipp gehanteerde term ‘Clavirtrio’ is niet zo vreemd, want Bach koos hier uitdrukkelijk niet voor het meer gebruikelijke continuo, maar voor een obli-gate rol van het klavecimbel, waarbij de klavecinist met beide handen de volledig uitgeschreven melodiestemmen speelt, dit in tegenstelling tot de zogenaamde becijferde bas. Het zijn dan ook echte

triosonates: de viool en het klavecimbel nemen de drie stemmen voor hun reke-ning, waarbij de linkerhandpartij van de klavecinist vaak door de viola da gamba of cello wordt ondersteund. Maar meer nog, Bach verkent de drie stemmen op alle denkbare manieren met inbegrip van hun onderlinge relaties, de betrekkingen die zij tot elkaar onderhouden en dat alles leidt tot een waar hoogtepunt van de triosonate als muziekvorm. Wat bij de muziek van Bach in dit opzicht zeker ook een rol speelt is zijn vermogen om de architectuur en de tonale verbondenheid tot een Gesamtwerk te smeden waarvan de dramatische gesloten-heid slechts een, maar wel een belangrijk aspect is. Kennis en kunde gaan bij Bach hand in hand met de grootse inspiratie die hij toch vooral uit zijn geloof haalde.Bach (1685-1750) componeerde een groot aantal Sechsern, sonates in groepen van zes, waartoe ook de viool- of triosonates behoren. In de barokperiode was dat ook de gebruikelijke gang van zaken: sonates, maar ook concerten werden in groepen van zes of twaalf gepubliceerd. Voorbeel-den daarvan zijn Händels concerti grossi, corelli’s concerti, maar ook Bachs suites voor violoncello solo en de sonates en partita’s voor viool solo, de Clavierübung I (zes partita’s voor klavecimbel solo) en de Brandenburgse concerten.De oudste bron van de sonates, het ma-nuscript, is gelukkig bewaard gebleven. In structureel opzicht ligt aan deze sonates het schema b-A-E-c-f-G ten grondslag, die van toonsoort naar toonsoort een progres-sief voortschrijdende symmetrie oplevert, met daarbij de tertsen (b-G, A-f, E-c) en de majeur- en mineur-modi keurig in even-wicht.

Page 16: Programmaboekje Bach Festival

16 bach festivaL

iSaBeLLe fauSTIsabelle Faust studeerde viool bij Christoph Poppen en Denes Zsigmondy. In 1987 won ze het Internationale Violinwettbewerb Leopold Mozart in Augsburg. In 1993 won ze ook de Premio Paganini in Genua en in 1997 kreeg ze de felbegeerde Young Artist of the Year Award van Gramophone voor haar debuut-cd met sonates van Béla Bartók. Isabelle Faust speelde als soliste met de beroemdste orkesten ter wereld. Ze maakte uitgebreide tournees in Europa, Israël en Japan en debuteerde in 1995 in de Verenigde Staten bij het Utah Symphony Orchestra onder leiding van Joseph Silver-stein. Ze werkte samen met dirigenten als Sakari Oramo, Jiří Bělohlávek, Zoltán Peskó, Yehudi Menuhin, Michael Gielen, Marek Janowski, Mariss Jansons, Paavo Berglund, Gary Bertini en Ingo Metzmacher. Isabelle Faust voert veel hedendaags repertoire uit, zoals de vioolconcerten van Morton Feld-man en György Ligeti en ze verzorgde de première van het vioolconcert van Werner Egk met het Symphonieorchester des Baye-rischen Rundfunks onder leiding van Marek Janowski. Daarnaast vertolkt ze regelmatig nieuwe werken van Jörg Widmann en van de Deense componist Lars Graugaard. Als enthousiaste kamermuziekspeelster is Isabelle Faust geregeld te gast op festivals in Bad Kissingen, Heimbach, Locken-haus, Delft, Lyon en Oxford. Tot haar vaste kamermuziekpartners behoren Alexander Melnikov, Ewa Kupiec, Florent Boffard, Lars Vogt, Christian Tetzlaff, Joseph Silverstein, Bruno Giuranna, Yhomas Riebl, Tabea Zimmermann, Boris Pergamenschikov en Clemens Hagen. Isabelle Faust bespeelt de Stradivarius ‘Doornroosje’ uit 1704, die haar in bruikleen is afgestaan door de L-Bank Baden-Württemberg.

KriSTian BezuiDenHOuTKristian Bezuidenhout werd geboren in Zuid-Afrika en studeerde vanaf zijn tiende achtereenvolgens in Australië en aan de Eastman School of Music in Rochester (New York) bij Reek Penners (piano), Malcolm Bilson (fortepiano) en Arthur Haas (klavecimbel). Op 21-jarige leeftijd won hij de eerste prijs en de publieksprijs op de International Competition Musica Antiqua for Pianoforte in Brugge. Hij begon toen aan een internationale carrière als solist en speelde met bekende orkesten als het Freiburger Barockorchester, het Concerto Köln, het Orchestre des Champs-Élysées, het Chamber Orchestra of Europe, het Collegium Vocale Gent, Les Arts Florissants en het orkest van de Handel and Haydn Society. Hij trad op onder de dirigenten Christopher Hogwood en Philippe Herre-weghe, met de cellist Pieter Wispelwey en de violisten Daniel Hope, Viktoria Mullova en Petra Müllejans. Hij treedt ook regelma-tig op als continuospeler en als liedbege-leider met onder meer Carolyn Sampson, Mark Padmore en Jan Kobow. Hij voerde de complete pianoconcerten van Mozart en Beethoven uit met het Orkest van de Achttiende Eeuw onder leiding van Frans Brüggen. In 2001 kwam de eerste cd van Kristian Bezuidenhout uit, getiteld ‘Sturm und Drang’, met werken van Mozart. In 2006 speelde hij continuo op een cd met onder andere Bachs Brandenburgse concerten door het Chamber Orchestra of Europe onder leiding van Daniel Hope. Vanaf 2009 maakte hij vele opnames voor het label Harmonia Mundi, onder andere met vioolsonates van Mozart en Beethoven, solowerken van Mozart, liederen van Schumann en werken van Mendelssohn.

Page 17: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 17

noord nederlands orkestWo 6 maart | 20.15 uur | inleiDinG om 19:00 uurleeuWarDen | De Harmonie | aeGon Zaal

Do 7 maart | 20.15 uur | inleiDinG om 19:15 uur GroninGen | De oosterpoort | Grote Zaal

Dirigent Stefan Vladar Sopraan Hana Blažiková Orgel Pieter Dirksen

programma

J.S. Bach (1685-1750), bewerking L. Stokowski Passacaglia en fuga in c BWV 582

J.S. Bach (1685-1750) Cantate ‘Weichet nur, betrübte Schatten’ BWV 202

Pauze

J.S. Bach (1685-1750), bewerking a. Webern Uit Musikalisches Opfer BWV 1079: Ricercare a 6 BWV 1079

J.S. Bach (1685-1750) Orgelconcert samengesteld uit BWV 1052, 146 en 188 - Allegro - Adagio - Allegro

J.S. Bach (1685-1750) Uit Pastorale in F BWV 590 voor orgel solo - Aria - Giga

J.S. Bach (1685-1750), bewerking L. Stokowski Fuga in g BWV 578

Page 18: Programmaboekje Bach Festival

18 bach festivaL

Een essentieel aspect binnen het brede thema authenticiteit in de muziek vormt de uitvoeringspraktijk. Hoe werd er in het verleden gemusiceerd? Die vraag blijft altijd enigszins speculatief voor de periode waar-in geen geluidsregistratie mogelijk was. Maar ook de twintigste eeuw kent een interessante geschiedenis, juist omdat de vraag naar authentieke uitvoeringspraktijk voor het eerst gesteld werd.

HeT ‘Vrije STrijKen’Neem nu Leopold Stokowski (1882-1977), een van de grote dirigenten van de eerste helft van de twintigste eeuw. Over authenti-citeit gesproken: deze geboren en getogen Londenaar creëerde een mythe over zijn eigen afkomst door zijn leven lang met een raar accent te spreken teneinde zijn carrièremogelijkheden te vergroten. Hij wist zijn Philadelphia Orchestra een bijzonder warme, weelderige klank te ontlokken. Dit bereikte hij onder meer dankzij het ‘vrije strijken’, waarbij iedere strijker zijn stok op en neer beweegt zoals hem dat uitkomt. Het klankverschil tussen op- en afstreek verdwijnt en er ontstaat een meer homo-gene, doorgaande klank. Met Stokowski zijn we wellicht het verst verwijderd van het klankideaal van de barok, waar alles draait om articulatie, retoriek en timbre. Dat uitgerekend deze man veel werken van Bach bewerkte voor symfonieorkest is dus extra pikant. Die bewerkingen brach-ten destijds veel mensen in aanraking met Bachs muziek, maar toen het streven naar authentieke uitvoeringspraktijk wortel schoot, werden ze verketterd. Ondertussen is het stijlbewuste musiceren zodanig ge-vestigd dat Stokowski’s bewerkingen geen bedreiging meer vormen: ze mogen weer gespeeld worden en kunnen op hun eigen

merites beoordeeld worden. Misschien is het een kwestie van tijd voordat we bij ge-legenheid ook weer de uitvoeringspraktijk van uit het begin van de twintigste eeuw op de barokmuziek toepassen! Maar voorlopig hebben we de transcripties van Stokowski nodig als excuus.Stokowski bewerkte vooral veel orgel-werken van Bach voor symfonieorkest. Twee van dergelijke werken staan op het programma. Zowel de Passacaglia en fuga in c BWV 582 als de Fuga in g BWV 578 behoren tot Bachs bekendste orgelwer-ken en beide stammen waarschijnlijk uit zijn jonge jaren als organist in Arnstadt (1703-1707). De passacaglia is geba-seerd op een basthema van acht maten, ontleend aan een andere passacaglia, gecomponeerd door de Fransman André Raison. Het thema klinkt eerst afzonderlijk en wordt vervolgens twintigmaal gevarieerd voordat de fuga inzet, gebaseerd op het-zelfde materiaal. Van het werk bestaan tal-loze bewerkingen voor andere bezettingen. De pompeuze bewerking van Stokowski voor symfonieorkest is één van zijn be-kendste transcripties. Hij maakte er zelf in totaal zes plaatopnames van.

LucHTHarTiGe TeKSTGeheel en al Bach is de opgewekte cantate Weichet nur, betrübte Schatten BWV 202, waarschijnlijk uit zijn periode als hofcomponist in Köthen. Het is een wereldlijke bruiloftscantate, niet geschreven voor een plechtige kerkelijke huwelijkssluiting maar voor het feest na afloop. De bescheiden bezetting voor solosopraan en klein ensemble, de luchthartige tekst en de vrolijke muziek suggereren een huwelijk in de hogere burgerij of lagere landadel: de cantate is

Page 19: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 19

te oneerbiedig voor een prinselijk huwelijk, maar minder boertig dan sommige andere cantates. De tekst vergelijkt het ontwaken van de lente met het opbloeien van de liefde. De beperkte bezetting betekent dat er weinig afwisseling mogelijk is in de vorm: de cantate bestaat uit vijf sopraanaria’s, afgewisseld door vier recitatieven. Voor de variatie kiest Bach bij de drie centrale aria’s steeds een ander solo-instrument, achtereenvolgens cello, viool en hobo.Bachs Musikalisches Opfer BWV 1079 is een verzameling muziekstukken, bestaande uit canons, fuga’s en een triosonate, opgedragen aan koning Frederik de Grote van Pruisen. Alle stukken zijn gebaseerd op een thema dat de koning aan Bach had opgegeven tijdens diens bezoek aan Berlijn in 1747. Het Ricercar a 6, een zesstemmige fuga, wordt wel gezien als het hoogtepunt van de collectie. Anton Webern maakte er in 1935 een eigenaardige bewerking van voor klein orkest, waarbij hij zijn principe van de Klangfarbenmelodie toepaste. Dit houdt in dat melodische lijn steeds na een paar noten overgaat op een ander instrument, waardoor de klankkleur van de melodie steeds verandert, zoals de van kleur wisselende ledlampen die nu overal te zien zijn. Ricercare betekent ‘uitzoeken, exploreren’ en in dit geval worden de contrapuntische mogelijkheden onderzocht die het koninklijke thema bood.

muziKaLe arcHeOLOGieHoe creatief er met Bachs muziek kan worden omgegaan blijkt wel uit het orgelconcert op het programma. Voor zover bekend schreef Bach geen orgelconcert, of misschien toch wel? Het bekende klavecimbelconcert BWV

1052, waarschijnlijk uit 1738, heeft een ingewikkelde voorgeschiedenis. Er bestaan twee versies van en beide zijn hoogstwaarschijnlijk bewerkingen door Bach zelf van een ouder, verloren gegaan vioolconcert. Opmerkelijk is dat Bach de drie delen van het vioolconcert al eerder secondair verwerkt heeft. Deel 1 en 2 in de cantate Wir müssen durch viel Trübsal BWV 146 en deel 3 in de cantate Ich habe meine Zuversicht BWV 188. Beide cantates zijn rond 1728 in Leipzig geschreven en telkens blijkt de vioolpartij te zijn toebedeeld aan het orgel. Nu is het natuurlijk aantrekkelijk om vervolgens de drie delen uit de cantates samen te voegen tot een hypothetisch orgelconcert. Het deel uit cantate 188 is weliswaar slechts fragmentarisch overgeleverd, maar omdat het bekend is van BWV 1052 kan het met redelijke waarschijnlijkheid worden gereconstrueerd. Maar vergeet liever deze muzikale archeologie en luister onbevangen naar het eindresultaat. Het programma besluit met de twee laatste delen uit de vierdelige zogenaamde Pasto-rale voor orgel. Over de oorsprong van het werk is niets bekend. Het pastorale karakter blijkt uit de doedelzakimitaties in de eerste twee delen. Bach verwerkte hier melodieën die door Italiaanse herders werden gespeeld rond Kerstmis, en waarschijnlijk was het orgelwerk ook voor uitvoering in de kersttijd bedoeld. Het derde deel, de aria, zou de verschijning van engelen aan de herders kunnen uitbeelden, en het laatste deel, een fugatische gigue, is gebaseerd op een mid-deleeuws gezang dat de vreugde van de herders uitbeeldt bij het aanschouwen van het kindje Jezus.

Pepijn van Doesburg

Page 20: Programmaboekje Bach Festival

20 bach festivaL

STefan VLaDar | DiriGenTStefan Vladar (Wenen,1965) studeerde piano aan de Wiener Musikhoch schule bij Renate Kramer-Preisenhammer en Hans Petermandl. In 1985 won hij als jongste deelnemer het Internationale Beethoven Pianoconcours in Wenen, wat het startsein was voor een internationale carrière. Onder leiding van dirigenten als Claudio Abbado, Riccardo Chailly, Christoph von Dohnányi, Vladimir Fedosejev, Rafael Frühbeck de Bur-gos, Sir Neville Marriner, Seiji Ozawa en Edo de Waart speelde Vladar met onder meer de Wiener Philharmoniker, het Koninklijk Con-certgebouworkest, het Chicago Symphony Orchestra, de Academy of St. Martin-in-the Fields, de Camerata Academica Salzburg, het Tonhalle-Orchester Zürich, het Chamber Orchestra of Europe en het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Vladar is regelmatig te gast op vooraanstaande festivals, zoals de Salzburger Festspiele en de Mozartwo-che Salzburg. Sinds 1988 is Vladar artistiek leider van de Neuburger Kulturtage en sinds 1999 heeft hij de leiding over de Oberöster-reichische Stiftskonzerte en bekleedt hij een professoraat piano aan de universiteit van Wenen. Van 2002 tot 2006 was Stefan Vla-dar chef-dirigent van het Grosses Orchester Graz. In mei 2008 volgde hij Heinrich Schiff op als chef-dirigent van het Wiener Kammer Orchester, dat hij in het seizoen 2010-2011 leidde tijdens een tournee door Duitsland. Verder dirigeerde hij onder meer de Wiener Symphoniker, de Württembergische Philhar-monie, het Orchestra Haydn in Bolzano, het Mozarteum Orchester Salzburg, Camerata Salzburg, de Essener en Stuttgarter Philhar-moniker, het Bruckner Orchester Linz en het Residentie Orkest. Stefan Vladar dirigeerde al vele, door de pers enthousiast ontvangen concerten bij het NNO.

Hana BLažíKOVá | SOPraanHana Blažíková, geboren in Praag, studeerde aan het Praags Conservatorium bij Jiří Kotouč. Na haar eindexamen zette ze haar studie voort bij Poppy Holden, Peter Kooij, Monika Mauch en Howard Crook. Ze is gespecialiseerd in de interpretatie van barok-, renaissance- en middeleeuwse muziek en trad op met ensembles en orkesten over de hele wereld, waaronder het Collegium Vocale Gent, het Bach Collegium Japan, Sette Voci, Gli Angeli Genève, La Fenice, Tafelmusik, Collegium 1704, Collegium Marianum en Musica Florea. Ze zong tijdens internationale festivals zoals het Prague Spring Festival, het Oude Muziek Festival in Utrecht, Resonanzen (Wenen), Tage Alter Musik (Regensburg), Festival de Sablé, Festival de La Chaise-Dieu, Festival de Saintes en het Arts Festival in Hong Kong. In 2010 was Hana Blažíková te horen in een zeer geprezen uitvoering van Bachs Matthäus-Passion onder leiding van Philippe Herreweghe. In 2011 maakte zij haar debuut in de Carnegie Hall met het Bach Collegium Japan onder leiding van Masaaki Suziki en zong zij de sopraanpartij in de Johannes-Passion met het Boston Symphony Orchestra. Ze verleende haar medewerking aan meer dan twintig cd-opnames, waaronder die van alle Bachcantates door het Bach Collegium Japan. Hana Blažíková bespeelt ook de gotische harp en geeft concerten waarin zij zichzelf begeleidt op dit instrument. Daarnaast maakt ze deel uit van het Tiburtina Ensemble, dat gespecialiseerd is in gregoriaanse kerkmuziek en vroegmiddeleeuwse polyfonie.

Page 21: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 21

PieTer DirKSen | OrGeLPieter Dirksen speelt continuo in diverse ensembles, waaronder het Combattimento Consort Amsterdam en het kamer-muziekensemble La Suave Melodia. Daarnaast is hij een veelgevraagd solist op klavecimbel en op historische orgels in binnen- en buitenland. Hij is titulair organist van het historische orgel van Andries Severijn uit ca. 1650 in de Martinuskerk te Cuijk. Sinds 2007 verschijnen zijn cd’s op het label Etcetera. Tot nog toe nam hij muziek op van Schenck, Scheidemann, Vivaldi en Bach (Kunst der Fuge, sonates voor viola da gamba). Kort geleden kwam een dubbel-cd uit met de Goldbergvariaties (klavecimbel) en Canonische variaties (orgel). Zijn solo-cd’s werden in ‘Luister’ steeds uitstekend beoordeeld en in 2002 won hij een Edison. Pieter Dirksen studeerde tevens muziekwetenschap en publiceerde een groot aantal artikelen en edities op het gebied van de barokmuziek. Hij promoveerde in 1996 cum laude op een proefschrift over de klaviermuziek van Jan Pieterszoon Sweelinck. De handelsuitgave van deze studie verscheen in 1997 en werd onderscheiden met een Praemium Erasmianum. Daarnaast zijn met name zijn talrijke studies betreffende de muziek van J.S. Bach bekend geworden. Hij werkt mee aan de nieuwe uitgave van Bachs complete orgelmuziek bij Breitkopf & Härtel. Bachs muziek staat al sinds zijn jeugd in het centrum van zijn muzikale universum, maar daarnaast heeft hij zich ook altijd sterk aangetrokken gevoeld tot de rijkdommen van de zeventiende eeuw: de Engelse virginalisten, Sweelinck, de Noordduitse school, Froberger, het mediterrane repertoire en de Franse ‘klassieke’ traditie.

Page 22: Programmaboekje Bach Festival

22 bach festivaL

the best of bach In b-mInorensemble schönbrunn

Vr 8 maart | 20.30 uur leeuWarDen | De Harmonie | frieslanD banK Zaal

programma

J.S. Bach (1685-1750) Sinfonia in b klein, BWV 209 Sonate voor fluit en obligaat klavecimbel in b klein, BWV 1030 Brandenburgs Concert V in D (Frühfassung, BWV 1050a) Ouvertüre in b klein voor fluit, strijkers en basso continuo, BWV 1067

fluit marten root Klavecimbel menno van Delft Viool Johannes Leertouwer Viool anneke van Haaften altviool antoinette Lohmann Basse de violon Viola de Hoog

Een programma met diverse hoogtepunten uit Bachs instrumentale oeuvre. Bijzonder aan dit programma is de lage stemming (a = 392 Hz) en de kleine bezetting waar-in het programma wordt uitgevoerd. De beroemde Fluitsonate in b wordt gecombi-neerd met de al even beroemde Suite in b. Tot slot van dit programma het feestelijke Vijfde Brandenburgse Concert, met fluit-, viool- en klavecimbelsolo (weliswaar in D-groot, maar met middendeel in b-klein).

enSemBLe ScHönBrunnEnsemble Schönbrunn Amsterdam heeft in de meer dan twintig jaar van zijn bestaan een grote reputatie opgebouwd met het spelen en op cd vastleggen van onbekend repertoire, herontdekt door artistiek leider Marten Root. Dit repertoire reikt van Fresco-

baldi tot Debussy en is deels vastgelegd op de cd-serie ‘Out of the shadow of the mas-ters’ (verschenen op Globe Records), met werken van tijdgenoten van Mozart en Beet-hoven, zoals Friedrich Hartmann Graf, Anton Reicha, Ferdinand Ries en Johann Martin Nisle. Verder onderscheidt het ensemble zich door bekende meesterwerken op een ver-nieuwende manier te presenteren. Speciaal voor het Festival Oude Muziek Utrecht werd in 2007 een voorstelling ontwikkeld waarin werken van Debussy werden uitgevoerd op historische instrumenten, begeleid door een reconstructie van de ontbrekende tableaux vivants, in samenwerking met fotograaf Marco Borggreve en visueel kunstenaar Daan Noppen. In 2010 werd Bachs Musi-kalisches Opfer gespeeld op een kopie van de allereerste fortepiano, zoals die gebruikt

Page 23: Programmaboekje Bach Festival

bach festivaL 23

werd ten tijde van het ontstaan van dit werk aan het hof in Potsdam. De grootte van het ensemble varieert van trio tot nonet, afhan-kelijk van het repertoire. Speciaal voor de uitvoering en opname van Mozarts fluitcon-certen trad het ensemble zelfs op als klein, niet gedirigeerd kamerorkest.

Page 24: Programmaboekje Bach Festival

24 bach festivaL

bacH-festival.Nl