programmaboekje Schubert Festival

23
de oosterpoort, het noord nederlands orkest en musiqua antiqua nova presenteren S CHUBERT festival www.de-oosterpoort.nl | www.nno.nu | www.musicaantiquanova.nl programma wo 7 t/m za 17 maart 2012

description

programmaboekje Schubert Festival

Transcript of programmaboekje Schubert Festival

Page 1: programmaboekje Schubert Festival

de oosterpoort, het noord nederlands orkest en musiqua antiqua nova presenteren

schubertfest ival

www.de-oosterpoort.nl | www.nno.nu | www.musicaantiquanova.nl

programma wo 7 t/m za 17 maart 2012

Page 2: programmaboekje Schubert Festival

5 de veelzijdige kwaliteit van een groot vernieuwer

6 d ? = deutsch ?

8 wo 7 maart | winterreise

17 do 8 maart | de grote schubert | nno-concert o.l.v. martin haselböck

25 vr 9 maart | pianosonates | jan vermeulen

27 zo 11 maart | schubert dag | trio jean paul & auryn quartett

31 do 15 maart | de melodieuze schubert | nno-concert o.l.v. jonathan cohen

42 za 17 maart | schubertiade: liederen en pianowerken

inhoud

3schubert Fest ival

Page 3: programmaboekje Schubert Festival

In navolging van de festivals rond Beethoven en Mozart is het dit seizoen de beurt aan Franz Schubert. Negen symfonieën, ruim zeshonderd liederen, zes missen, drie opera’s en vele kamermuziekwerken en stukken voor piano liet hij ons na. En dat alles geschreven in een leven dat niet langer dan 31 jaar mocht duren. ‘De dood begroef hier een rijk bezit, maar nog schonere verwachtingen’, staat op zijn graf in Wenen.

Schuberts belang voor de ontwikkeling van de muziek mag niet worden onderschat. Zijn vroege werk is nog op de klassieke leest van Mozart en Haydn geschoeid. Maar de weg vervolgend die Beethoven had ingeslagen, wordt hij de ‘pater familias’ van de Romantiek. Nooit eerder had een componist zijn persoonlijke gevoelsleven zo openlijk verklankt, bovendien zo kleurrijk en effectvol georkestreerd.

Schubert de liedcomponist, de symfonicus, de romanticus, de instrumentale architect, de kritische gelovige, de vertwijfelde, de vriend van velen… tijdens het Schubert Festival passeren alle facetten van zijn kunstenaarschap de revue. Het NNO heeft samen met De Oosterpoort en Musica Antiqua Nova een representatieve selectie uit zijn oeuvre gemaakt en uitvoerenden van grote klasse gecontracteerd. Drie van zijn symfonieën zijn te beluisteren, de prachtige Mis in As, kamermuziek in diverse bezettingen, pianosonates en natuurlijk zijn liederen. Aan het NNO zelfs de eer om de Nederlandse première te verzorgen van de bejubelde orkestratie die de Deense componist Rasmussen in 2006 maakte van de ballade Der Taucher. Tevens zal de ster en publiekslieveling van de Weense Staatsopera Adrian Eröd met het NNO optreden. Groningen gaat kortom een Schubertiade van formaat tegemoet.

Marcel Mandos, artistiek manager/programmeur NNO

Yvonne van den Berg, programmeur klassieke muziek De Oosterpoort

De veelzijdige kwaliteit van een groot vernieuwer

Schubert Festival 7 t/m 17 maart 2012

4 schubert Fest ival 5schubert Fest ival

Page 4: programmaboekje Schubert Festival

noord nederlands orkest Het Noord Nederlands Orkest (NNO) is het grootste regionale symfonieorkest in Nederland. Stefan Asbury is met ingang van september 2011 chef-dirigent en neemt daarmee het stokje over van Michel Tabachnik, die vanaf 2005 dezelfde functie bekleedde. Het NNO, inclusief zijn voorgangers, viert in 2012 zijn 150-jarig bestaan. Het kan daarmee als het oudste nog bestaande symfonieorkest van Nederland gezien worden. Het NNO verzorgt zo’n 140 concerten per seizoen in de drie noordelijke provincies, maar ook op belangrijke podia in de rest van Nederland. Het orkest treedt regelmatig op in het buitenland, zoals in 2007 in de Salle Pleyel en de Cité de la Musique in Parijs en in 2009 in Perugia, Italië, tijdens de 64e Sagra Musicale Umbra. Het NNO is geregeld te beluisteren tijdens radio-uitzendingen en heeft de afgelopen jaren diverse cd’s op gerenommeerde labels uitgebracht. De programmering van het orkest onderscheidt zich door durf en originaliteit. Elk seizoen biedt cross-overs met andere muziekstijlen zoals jazz en popmuziek, naast bijzonder samengestelde programma’s van muziek uit de barok tot de 21e eeuw. Verder organiseert het NNO samen met diverse partners elk jaar een festival rondom een prominente hedendaagse componist. Kijk voor de meest actuele informatie over onze concerten op www.nno.nu.

musica antiqua nova (man)MAN is opgericht in 1987 en heeft als doelstelling het aanbieden van kamermuziek in authentieke uitvoeringen op daarvoor geschikte locaties. Gezien het overige aanbod in Groningen beperkt MAN zich tot muziek uit de middeleeuwen tot de vroege romantiek. Elk jaar organiseert MAN een tiental concerten met een afwisselende programmering: vocaal en instrumentaal, muziek in historisch geïnformeerde uitvoeringen. Volgens het Fonds Podiumkunsten (FPK): “De

plannen van Stichting Podium Oude en Nieuwe Kamermuziek Groningen (Musica Antiqua Nova) (... ) getuigen van een goed programmeringsprofiel. Er is sprake van een heldere artistieke ambitie die tot uiting komt in de programmering. Het betreft een kwalitatief hoogstaand en artistiek interessant programma met authentiek uitgevoerde kamermuziek. Daardoor onderscheidt het podium zich goed van het overige aanbod en neemt een eigen plek in binnen de regionale culturele infrastructuur.”

de oosterpoort & de stadsschouwburg (op&sb) De Oosterpoort & de Stadsschouwburg (OP&SB) zijn het concertgebouw en theater van de gemeente Groningen. De werkmaatschappij De Oosterpoort & de Stadsschouwburg is een onderdeel van de dienst Onderwijs, Cultuur, Sport, Welzijn van de gemeente Groningen. OP&SB heeft een missie: “De Oosterpoort & de Stadsschouwburg willen in het hart van de samenleving een inspirerend actueel, gastvrij en technisch optimaal podium bieden aan belangwekkende kunstenaars en daar zoveel mogelijk, maar vooral het juiste publiek bij zoeken dat van dat aanbod in een gastvrije, comfortabele en passende ambiance kennis kan nemen. De uitvoering hiervan vindt plaats binnen vastgestelde budgettaire kaders en is meetbaar en toetsbaar.” OP&SB heeft twee huizen met daarin vijf zalen. OP&SB presenteert jaarlijks meer dan 600 concerten en voorstellingen voor meer dan 200.000 bezoekers. Daarnaast organiseert OP&SB ieder jaar festivals, onder andere: Componistenfestivals, Trad.it!, Clash, Rhythm & Blues Night, Toffe Kastanjes en Latin Dance Night. OP&SB werkt nauw samen met en biedt onderdak aan festivals als EuroSonic/Noorderslag, On Wings!, Take Root, GSCF en Jonge Harten Festival.

D ? = Deutsch ? Bij Mozarts werktitels heb je de KV-nummers (KV = Köchel-Verzeichnis; 1e druk: Leipzig 1862): dat is vertrouwd. Bij Schuberts composities vind je, gelukkig hoe langer hoe meer, de letter D toegevoegd – dat is veel minder vertrouwd. De ‘D’ verwijst naar de thematische catalogus van alle werken, chronologisch gerangschikt, die in 1951 voor het eerst verscheen in Londen en was samengesteld door de naar Engeland gevluchte Otto Erich Deutsch (1883-1967).Bij Schuberts 150e sterfdag in 1978 kwam een herziene en op onderdelen verder uitgebreide Duitstalige editie uit, met bijna 1000 (!) nummers, die was verzorgd door de redactie van de Neue Schubert-Ausgabe. U zult zeggen dat meerdere Schubert-composities toch al van een opusnummer waren voorzien, maar die zijn ooit naar goeddunken van verschillende uitgevers ‘vastgelegd’ en geven geen enkel uitsluitsel over de tijd van ontstaan van een bepaald werk.Onderstaande voorbeelden laten zien dat een hoger D-nummer ook inderdaad betekent: later gecomponeerd, terwijl de opusnummers maar op en neer dansen. N.B. ‘op. post.’ = opus posthumum, een werk dat eerst na de dood van Schubert is uitgegeven.

Paul van Reijen

Forellenkwintet op. post. 114 1819 D 667Wandererfantasie op. 15 1822 D 760Lied ‘Auf dem Wasser zu singen’ op. 72 1823 D 774Die schöne Müllerin op. 25 1823 D 795Strijkkwartet in a op. 29 1824 D 8044 Impromptus voor piano op. 90 1827 D 899Winterreise op. 89 1827 D 911Ständchen op. post. 135 1827 D 920Fantasie in f voor piano vierhandig op. 103 1828 D 940

6 schubert Fest ival 7schubert Fest ival

Page 5: programmaboekje Schubert Festival

Toelichting

Schubert: WinterreiseSchubert had al meer dan tien jaar losse liederen geschreven toen hij in 1823 een gedichtenserie van Wilhelm Müller ont-dekte: Die schöne Müllerin. In twintig liederen volgt Schubert de opkomst en de slechte afloop van een vurige jeugdige liefdesaffaire. In de tweede gedichtencyclus van Müller, Winterreise, heeft de catastrofe – afwijzing – al vóór het begin toegeslagen. Geen wonder dat Schubert sprak van een “Zyklus schauerlicher Lieder.” Het gaat om 24 liederen, die samen ongeveer vijf kwar-tier duren. Ze zijn gewijd aan de exploratie van de relatie tussen de ijzigheid van de natuur, de turbulente gedachten en het haast koortsachtige lijden van de trek-ker die is afgewezen door zijn geliefde en die door herinneringen gekweld door een winterlandschap reist en verrast is dat zijn tranen niet alle sneeuw laten smelten. Hij wordt gevolgd door een dreigende kraai, hij hallucineert dat hij drie zonnen ziet en ontmoet tenslotte een oude man met een draailier, wiens uiterlijke staat even deso-laat is als zijn ziel. Er bestond tot die tijd niet veel bedroefder muziek dan deze, zonder enige hint voor troost. Zeker aan het slot is geen ruimte meer voor hoop, alleen voor bitterheid.

Maarten KoningsbergerBariton

Een grote verscheidenheid van stijlen is kenmerkend voor Maarten Koningsberger. Dat geldt voor zijn operarollen maar zeker ook voor zijn liedrecitals. De pers kopte o.a: “Koningsberger zingt groots recital” (Trouw), “Koningsberger triomfeert in Vocale Serie” (Telegraaf). Hij heeft zich op dit gebied een interna-tionale reputatie verworven en inmiddels meer dan twintig cd opnames op zijn naam staan, waaronder Schubertliederen met Graham Johnson bij Hyperion, “Music of the Spheres” (Lute- en Consortsongs) bij Globe, “Les Grands Motets de Mondonville” met Les Arts Florissants bij Erato en lie-deren van Fanny Mendelssohn met Kelvin Grout bij Troubadisc. Op het label Tatlin is de “Winterreise” van Franz Schubert uitge-bracht met Roger Braun aan de piano en bij Et´cetera is “Die Schöne Müllerin” ver-schenen (met Esther Steenbergen en Olga Fransen op gitaar). Maarten Koningsberger is als docent ver-bonden aan het Sweelinck Conservatorium van Amsterdam en het Centre de Musique Baroque de Versailles.

Kelvin Grout piano

De – in Nederland woonachtige – Engelse pianist Kelvin Grout heeft internationaalnaam gemaakt als begeleider van zangers.Hij werkte en concerteerde met zangers van formaat zoals Jessye Norman, Gundela Janowitz, Inessa Galante, Sarah Walker, Nancy Argenta, Thomas Hampson, Thom Krause en Maarten Koningsberger. Als coach werkte hij jarenlang intensief met Elisabeth Schwarzkopf in Zwitserland. Momenteel legt hij zich toe op het ondersteunen en begeleiden van jonge pianisten en zangers. Hij is initiatiefnemer van een nieuwe internationale opleiding voor liedbegeleiders en zangers met Nederland als thuisbasis. Na het succes van zijn programma “Behind the Notes”, werkt hij nu aan een nieuwe voorstelling en DVD: “Still, Behind the Notes”. In dit seizoen is hij nog te beluis-teren in recitals met muziek van onder meer Mahler, Schubert en Strauss.Ook ontwikkelt hij, in samenwerking met Connie De Jongh en de Acteerschool Rotterdam, een voorstelling met jonge acteurs, onder de titel ‘Spectacle Coupé’: een Frans/Nederlands programma met tekst en liederen, onder regie van Bart Kiene.

wo 7 maart, 20.15 uur | De Oosterpoort, kleine zaal

Winterreise, D 911 (1827)Gute Nacht / Die Wetterfahne / Gefrorne Tränen / Erstarrung / Der Lindenbaum / Wasserflut / Auf dem Flusse / Rückblick / Irrlicht / Rast/ Frühlingstraum / Einsamkeit (Wie eine trübe Wolke) / Die Post / Der greise Kopf / Die Krähe / Letzte Hoffnung / Im Dorfe / Der stürmische Morgen / Taüschung / Der Wegweiser / Das Wirtshaus / Mut / Die Nebensonnen / Der Leiermann

Bariton: Maarten KoningsbergerPiano: Kelvin Grout

Winterreise maarten koningsberger kelvin grout

8 schubert Fest ival 9schubert Fest ival

Page 6: programmaboekje Schubert Festival

Und seine Zweige rauschten,Als riefen sie mir zu:Komm her zu mir, Geselle,Hier find’st du deine Ruh’!

Die kalten Winde bliesenMir grad’ ins Angesicht;Der Hut flog mir vom Kopfe,Ich wendete mich nicht.

Nun bin ich manche StundeEntfernt von jenem Ort,Und immer hör’ ich’s rauschen:Du fändest Ruhe dort!

WasserflutManche Trän’ aus meinen AugenIst gefallen in den Schnee;Seine kalten Flocken saugenDurstig ein das heiße Weh.

Wenn die Gräser sprossen wollenWeht daher ein lauer Wind,Und das Eis zerspringt in SchollenUnd der weiche Schnee zerrinnt.

Schnee, du weißt von meinem Sehnen,Sag’ wohin doch geht dein Lauf?Folge nach nur meinen Tränen,Nimmt dich bald das Bächlein auf.

Wirst mit ihm die Stadt durchziehen,Muntre Straßen ein und aus;Fühlst du meine Tränen glühen,Da ist meiner Liebsten Haus.

ErstarrungIch such’ im Schnee vergebensNach ihrer Tritte Spur,Wo sie an meinem ArmeDurchstrich die grüne Flur.

Ich will den Boden küssen,Durchdringen Eis und SchneeMit meinen heißen Tränen,Bis ich die Erde seh’.

Wo find’ ich eine Blüte,Wo find’ ich grünes Gras?Die Blumen sind erstorben,Der Rasen sieht so blaß.

Soll denn kein AngedenkenIch nehmen mit von hier?Wenn meine Schmerzen schweigen,Wer sagt mir dann von ihr?

Mein Herz ist wie erstorben,Kalt starrt ihr Bild darin;Schmilzt je das Herz mir wieder,Fließt auch ihr Bild dahin!

Der LindenbaumAm Brunnen vor dem ToreDa steht ein Lindenbaum;Ich träumt’ in seinem SchattenSo manchen süßen Traum.

Ich schnitt in seine RindeSo manches liebe Wort;Es zog in Freud’ und LeideZu ihm mich immer fort. Ich mußt’ auch heute wandernVorbei in tiefer Nacht,Da hab’ ich noch im DunkelnDie Augen zugemacht.

Die WetterfahneDer Wind spielt mit der WetterfahneAuf meines schönen Liebchens Haus.Da dacht’ ich schon in meinem Wahne,Sie pfiff’ den armen Flüchtling aus.

Er hätt’ es eher bemerken sollen,Des Hauses aufgestecktes Schild,So hätt’ er nimmer suchen wollenIm Haus ein treues Frauenbild.

Der Wind spielt drinnen mit den HerzenWie auf dem Dach, nur nicht so laut.Was fragen sie nach meinen Schmerzen?Ihr Kind ist eine reiche Braut.

Gefrorne TränenGefrorne Tropfen fallenVon meinen Wangen ab:Ob es mir denn entgangen,Daß ich geweinet hab’?

Ei Tränen, meine Tränen,Und seid ihr gar so lau,Daß ihr erstarrt zu EiseWie kühler Morgentau?

Und dringt doch aus der QuelleDer Brust so glühend heiß,Als wolltet ihr zerschmelzenDes ganzen Winters Eis!

Gute NachtFremd bin ich eingezogen,Fremd zieh’ ich wieder aus.Der Mai war mir gewogenMit manchem Blumenstrauß.Das Mädchen sprach von Liebe,Die Mutter gar von Eh’, -Nun ist die Welt so trübe,Der Weg gehüllt in Schnee.

Ich kann zu meiner ReisenNicht wählen mit der Zeit,Muß selbst den Weg mir weisenIn dieser Dunkelheit.Es zieht ein MondenschattenAls mein Gefährte mit,Und auf den weißen MattenSuch’ ich des Wildes Tritt.

Was soll ich länger weilen,Daß man mich trieb’ hinaus?Laß irre Hunde heulenVor ihres Herren Haus;Die Liebe liebt das Wandern -Gott hat sie so gemacht -Von einem zu dem andern.Fein Liebchen, gute Nacht!

Will dich im Traum nicht stören,Wär’ schad’ um deine Ruh’.Sollst meinen Tritt nicht hören -Sacht, sacht die Türe zu!Schreib im VorübergehenAns Tor dir: Gute Nacht,Damit du mögest sehen,An dich hab’ ich gedacht.

Teksten (Wilhelm Müller)

10 schubert Fest ival 11schubert Fest ival

Page 7: programmaboekje Schubert Festival

EinsamkeitWie eine trübe WolkeDurch heit’re Lüfte geht,Wenn in der Tanne WipfelEin mattes Lüftchen weht:

So zieh’ ich meine StraßeDahin mit trägem Fuß,Durch helles, frohes LebenEinsam und ohne Gruß.

Ach, daß die Luft so ruhig!Ach, daß die Welt so licht!Als noch die Stürme tobten,War ich so elend nicht.

Die PostVon der Straße her ein Posthorn klingt.Was hat es, daß es so hoch aufspringt,Mein Herz?

Die Post bringt keinen Brief für dich.Was drängst du denn so wunderlich,Mein Herz?

Nun ja, die Post kommt aus der Stadt,Wo ich ein liebes Liebchen hatt’,Mein Herz!

Willst wohl einmal hinüberseh’nUnd fragen, wie es dort mag geh’n,Mein Herz?

Auch du, mein Herz, in Kampf und SturmSo wild und so verwegen,Fühlst in der Still’ erst deinen WurmMit heißem Stich sich regen!

FrühlingstraumIch träumte von bunten Blumen,So wie sie wohl blühen im Mai;Ich träumte von grünen Wiesen,Von lustigem Vogelgeschrei.

Und als die Hähne krähten,Da ward mein Auge wach;Da war es kalt und finster,Es schrien die Raben vom Dach.

Doch an den Fensterscheiben,Wer malte die Blätter da?Ihr lacht wohl über den Träumer,Der Blumen im Winter sah?

Ich träumte von Lieb’ um Liebe,Von einer schönen Maid,Von Herzen und von Küssen,Von Won’ und Seligkeit.

Und als die Hähne krähten,Da ward mein Herze wach;Nun sitz’ ich hier alleineUnd denke dem Traume nach.

Die Augen schließ’ ich wieder,Noch schlägt das Herz so warm.Wann grünt ihr Blätter am Fenster?Wann halt’ ich mein Liebchen im Arm?

Die runden Lindenbäume blühten,Die klaren Rinnen rauschten hell,Und ach, zwei Mädchenaugen glühten. -Da war’s gescheh’n um dich, Gesell!

Kommt mir der Tag in die Gedanken,Möcht’ ich noch einmal rückwärts seh’n.Möcht’ ich zurücke wieder wanken,Vor ihrem Hause stille steh’n.

IrrlichtIn die tiefsten FelsengründeLockte mich ein Irrlicht hin;Wie ich einen Ausgang finde,Liegt nicht schwer mir in dem Sinn.

Bin gewohnt das Irregehen,‘s führt ja jeder Weg zum Ziel;Uns’re Freuden, uns’re Wehen,Alles eines Irrlichts Spiel!

Durch des Bergstroms trockne RinnenWind’ ich ruhig mich hinab,Jeder Strom wird’s Meer gewinnen,Jedes Leiden auch sein Grab.

RastNun merk’ ich erst, wie müd’ ich bin,Da ich zur Ruh’ mich lege;Das Wandern hielt mich munter hinAuf unwirtbarem Wege.

Die Füße frugen nicht nach Rast,Es war zu kalt zum Stehen;Der Rücken fühlte keine Last,Der Sturm half fort mich wehen.

In eines Köhlers engem HausHab’ Obdach ich gefunden.Doch meine Glieder ruh’n nicht aus:So brennen ihre Wunden.

Auf dem FlusseDer du so lustig rauschtest,Du heller, wilder Fluß,Wie still bist du geworden,Gibst keinen Scheidegruß.

Mit harter, starrer RindeHast du dich überdeckt,Liegst kalt und unbeweglichIm Sande ausgestreckt.

In deine Decke grab’ ichMit einem spitzen SteinDen Namen meiner LiebstenUnd Stund’ und Tag hinein:

Den Tag des ersten Grußes,Den Tag, an dem ich ging;Um Nam’ und Zahlen windetSich ein zerbrochner Ring.

Mein Herz, in diesem BacheErkennst du nun dein Bild?Ob’s unter seiner RindeWohl auch so reißend schwillt?

RückblickEs brennt mir unter beiden Sohlen,Tret’ ich auch schon auf Eis und Schnee,Ich möcht’ nicht wieder Atem holen,Bis ich nicht mehr die Türme seh’.

Hab’ mich an jedem Stein gestoßen,So eilt’ ich zu der Stadt hinaus;Die Krähen warfen Bäll’ und SchloßenAuf meinen Hut von jedem Haus.

Wie anders hast du mich empfangen,Du Stadt der Unbeständigkeit!An deinen blanken Fenstern sangenDie Lerch’ und Nachtigall im Streit.

12 schubert Fest ival 13schubert Fest ival

Page 8: programmaboekje Schubert Festival

Der WegweiserWas vermeid’ ich denn die Wege,Wo die andern Wandrer gehn,Suche mir versteckte StegeDurch verschneite Felsenhöh’n?

Habe ja doch nichts begangen,Daß ich Menschen sollte scheu’n, -Welch ein törichtes VerlangenTreibt mich in die Wüstenei’n?

Weiser stehen auf den Straßen,Weisen auf die Städte zu.Und ich wandre sonder MaßenOhne Ruh’ und suche Ruh’.

Einen Weiser seh’ ich stehenUnverrückt vor meinem Blick;Eine Straße muß ich gehen,Die noch keiner ging zurück.

Der stürmische MorgenWie hat der Sturm zerrissenDes Himmels graues Kleid!Die Wolkenfetzen flatternUmher in mattem Streit.

Und rote FeuerflammenZieh’n zwischen ihnen hin;Das nenn’ ich einen MorgenSo recht nach meinem Sinn!

Mein Herz sieht an dem HimmelGemalt sein eig’nes Bild -Es ist nichts als der Winter,Der Winter kalt und wild!

TäuschungEin Licht tanzt freundlich vor mir her,Ich folg’ ihm nach die Kreuz und Quer;Ich folg’ ihm gern und seh’s ihm an,Daß es verlockt den Wandersmann.Ach, wer wie ich so elend ist,Gibt gern sich hin der bunten List,Die hinter Eis und Nacht und Graus,Ihm weist ein helles, warmes Haus.Und eine liebe Seele drin. -Nur Täuschung ist für mich Gewinn!

Letzte HoffnungHie und da ist an den BäumenManches bunte Blatt zu seh’n,Und ich bleibe vor den BäumenOftmals in Gedanken steh’n.

Schaue nach dem einen Blatte,Hänge meine Hoffnung dran;Spielt der Wind mit meinem Blatte,Zittr’ ich, was ich zittern kann.

Ach, und fällt das Blatt zu Boden,Fällt mit ihm die Hoffnung ab;Fall’ ich selber mit zu Boden,Wein’ auf meiner Hoffnung Grab.

Im DorfeEs bellen die Hunde, es rasseln die Ketten;Es schlafen die Menschen in ihren Betten,Träumen sich manches, was sie nicht haben,Tun sich im Guten und Argen erlaben,Und morgen früh ist alles zerflossen.Je nun, sie haben ihr Teil genossenUnd hoffen, was sie noch übrig ließen,Doch wieder zu finden auf ihren Kissen.

Bellt mich nur fort, ihr wachen Hunde,Laßt mich nicht ruh’n in der Schlummerstunde!Ich bin zu Ende mit allen Träumen.Was will ich unter den Schläfern säumen?

Der greise KopfDer Reif hatt’ einen weißen ScheinMir über’s Haar gestreuet;Da glaubt’ ich schon ein Greis zu seinUnd hab’ mich sehr gefreuet.

Doch bald ist er hinweggetaut,Hab’ wieder schwarze Haare,Daß mir’s vor meiner Jugend graut -Wie weit noch bis zur Bahre!

Vom Abendrot zum MorgenlichtWard mancher Kopf zum Greise.Wer glaubt’s? und meiner ward es nichtAuf dieser ganzen Reise!

Die KräheEine Krähe war mit mirAus der Stadt gezogen,Ist bis heute für und fürUm mein Haupt geflogen.

Krähe, wunderliches Tier,Willst mich nicht verlassen?Meinst wohl bald als Beute hierMeinen Leib zu fassen?

Nun, es wird nicht weit mehr geh’nAn dem Wanderstabe.Krähe, laß mich endlich seh’nTreue bis zum Grabe!

14 schubert Fest ival 15schubert Fest ival

Page 9: programmaboekje Schubert Festival

do 8 maart, 20.15 uur | De Oosterpoort, grote zaalGratis inleiding één uur voor aanvang concert om 19.00 uur in de bovenzaal

Die NebensonnenDrei Sonnen sah ich am Himmel steh’n,Hab’ lang und fest sie angeseh’n;Und sie auch standen da so stier,Als wollten sie nicht weg von mir.Ach, meine Sonnen seid ihr nicht!Schaut ander’n doch ins Angesicht!Ja, neulich hatt’ ich auch wohl drei;Nun sind hinab die besten zwei.Ging nur die dritt’ erst hinterdrein!Im Dunkel wird mir wohler sein.

Der LeiermannDrüben hinterm DorfeSteht ein LeiermannUnd mit starren FingernDreht er was er kann.

Barfuß auf dem EiseWankt er hin und herUnd sein kleiner TellerBleibt ihm immer leer.

Keiner mag ihn hören,Keiner sieht ihn an,Und die Hunde knurrenUm den alten Mann.

Und er läßt es gehen,Alles wie es will,Dreht, und seine LeierSteht ihm nimmer still.

Wunderlicher Alter!Soll ich mit dir geh’n?Willst zu meinen LiedernDeine Leier dreh’n?

Das WirtshausAuf einen TotenackerHat mich mein Weg gebracht;Allhier will ich einkehren,Hab’ ich bei mir gedacht.

Ihr grünen TotenkränzeKönnt wohl die Zeichen sein,Die müde Wand’rer ladenIns kühle Wirtshaus ein.

Sind denn in diesem HauseDie Kammern all’ besetzt?Bin matt zum Niedersinken,Bin tödlich schwer verletzt.

O unbarmherz’ge Schenke,Doch weisest du mich ab?Nun weiter denn, nur weiter,Mein treuer Wanderstab!

MutFliegt der Schnee mir ins Gesicht,Schüttl’ ich ihn herunter.Wenn mein Herz im Busen spricht,Sing’ ich hell und munter.

Höre nicht, was es mir sagt,Habe keine Ohren;Fühle nicht, was es mir klagt,Klagen ist für Toren.

Lustig in die Welt hineinGegen Wind und Wetter!Will kein Gott auf Erden sein,Sind wir selber Götter!

De Grote SchubertMis in As in gr.t., D 678Symfonie nr. 9 in C gr.t., D 944

Dirigent: Martin HaselböckSopraan: Beate RitterAlt: Michaela SelingerTenor: Bernard BerchtoldBas: Sebastian NoackKoor: NNCK, inst. Louis Buskens

16 schubert Fest ival 17schubert Fest ival

Page 10: programmaboekje Schubert Festival

de coda, in vol ornaat. – Luistert u naar de heerlijk verende hobomelodie (a-mineur) van het lyrisch- weemoedige tweede deel (Andante con moto); de gepunteerde ritmiek vormt een belangrijk richtsnoer voor het betoog. – Luistert u naar de heftig kloppende start van het Scherzo (Allegro vivace), des te krachtiger door het unisono van de strijkers, waartegen het tweede thema in gracieus walsritme contrasteert; het Trio met zijn hardnekkige basritme kan niet Oostenrijks-volkser klinken (Ländler) dan bij de Wener Schubert. Luistert u naar de Finale (eveneens Allegro vivace), die heftigheid en dynamische kracht paart aan melodische charme in hobo- en klarinetparen. U zult merken: het vergroten van klankvlakken, de verfijning van het orkestrale kleurenpalet (houtblazers), abrupte harmonische wendingen, het alsmaar willen uitzingen, het eigenlijk geen afscheid kunnen nemen van je eigen muzikale gedachtegoed – dát is Schubert ten volle. Dat maakt de ‘Länge’ van deze symfonie ‘himmlisch’. Casper Höweler schreef in zijn bekende gids X-Y-Z der muziek (1936, tientallen herdrukken), dat Schuberts Negende weliswaar een “hoorn van overvloed, een verrukking van Olympische vreugde” is, maar dat zij de “kontrasten, die bij deze lengte vereist zijn, en de bezonkenheid van de ‘Unvollendete’” mist. Na dit gelezen en de symfonie gehoord te hebben, zeggen we: vormt u uw eigen oordeel. De partituur dateerde Schubert uiteindelijk op maart 1828. De bezetting: twee fluiten, twee hobo’s, twee klarinetten en twee fagotten; twee hoorns, twee trompetten en drie trombones (!), pauken en strijkers.

Paul van Reijen

Symfonie nr. 9 in C gr. t., D 944 ‘Grote’ (1825-1826)Andante - Allegro ma non troppoAndante con motoScherzo: Allegro vivaceFinale: Allegro vivace

‘Lang’, maar ‘hemels’Toen Robert Schumann in oktober 1838 naar Wenen kwam, werd hij door Schuberts broer Ferdinand uitgenodigd bij hem thuis te komen. Daar ontdekte hij, grasduinend in de nagelaten handschriften, een kopie van Schuberts ‘Grote’ Symfonie in C. Op Schumanns instigatie ging het werk een jaar later in Leipzig onder Felix Mendelssohn in première. Schumann schreef een buitengewoon enthousiaste recensie. Eén kwalificatie is tot op de dag van vandaag blijven hangen: Schumann repte van de ‘himmlische Länge’ van deze symfonie (daar is later ook wel eens wat minder positief op gereageerd). Toegegeven: de lengte is aanzienlijk, maar er zijn – ter relativering – wel langere symfonieën (of delen daarvan) uit die tijd te vermelden. Zo is het eerste deel van Beethovens ‘Eroica’ langer en is het Scherzo bij Schubert niet langer dan het gelijksoortige deel uit Beethovens Zevende, om maar te zwijgen over het Scherzo uit Beethovens Negende. Deze ‘uiterlijke’ cijfers zeggen natuurlijk niets over de muzikale inhoud. We proberen iets van Schuberts eigen opzet – in geheel andere dimensies – te belichten. Luistert u naar het begin (Andante): de hoorn – het ‘romantische’ instrument van het orkest – speelt een thema, waarvan de ritmische en melodische elementen in het hoofddeel (Allegro ma non troppo) geregeld aan bod komen; overduidelijk helemaal aan het eind van

mis’ die gereserveerd is voor erediensten en feestelijke gelegenheden. Zo’n mis is natuurlijk een uitdaging voor een componist. Want die hoeft zich dan niet te beperken tot de strakke vormtaal van een standaard-dienst in een kille kerk – hij kan een fijn showstuk schrijven met vocale versieringen en weelderige begeleiding, zonder zich al te veel zorgen te hoeven maken over goddelijke genade. Schubert hield zich in dat opzicht nog in; hij vermeed de harmonische vrijheden en de ritmische variatie die hij zich in zijn liederen uit die periode permitteerde. Maar alleen al het openingsdeel (Kyrie) verraadt een vrije, dichterlijke, dromerige geest: als de hoofdmelodie door één bas of tenor was gezongen, met pianobegeleiding, had het één van die Schubert-liederen kunnen zijn waarin een bedeesde jongeling flirt met een dorpsmeisje. Die ‘volkse’ trekjes duiken steeds weer op; in het Sanctus, bijvoorbeeld, zitten passages die schaamteloos naar een folkloristisch boerendansje neigen. Maar ja, Schubert was Schubert: alledaagse gevoelens en levenstekens van gewone mensen verschijnen in al zijn werken, en drongen dus ook door in ‘rituele’ muziek zoals deze mis. Dat viel niet in goede aarde. Toen Schubert de partituur vol trots voorlegde aan Josef Eybler, kapelmeester van het Oostenrijkse hof, verklaarde deze dat de muziek ‘niet naar de smaak van de Keizer’ was: te modern, te vrijpostig. Een teleurstelling voor Schubert, en een leuk luisterspelletje voor de eigentijdse concertbezoeker: waar kon zo’n kapelmeester in vredesnaam over gevallen zijn?

Michiel Cleij

Toelichtingen

Mis in As gr.t., D 678 (1819-1822)Kyrie / Gloria / Credo / Sanctus / Benedictus / Agnus Dei

Hoe briljant en succesvol Franz Schubert ook werd in andere genres, zijn band met kerkmuziek is het oudst. Als piepjong kind maakte hij zijn entree als koorknaap in de parochiekerk van Liechtenthal. Het was het begin van een innige, productieve verstandhouding. Hij moest het koor vaarwel zeggen toen hij de baard in de keel kreeg, maar hij bleef zijn betrokkenheid met de parochie tonen door – als vijftienjarige – muziek voor kerkelijk gebruik te schrijven. En dat bleef hij doen tot (letterlijk) op zijn sterfbed, naast alle wereldlijke stukken waarmee hij wereldfaam verwierf. Achter die constante productie van liturgische muziek zat, behalve religieuze overtuiging, ook iets pragmatisch. Schubert leefde in een tamelijk feodale maatschappij; het burgerlijk-liberale tijdperk was amper aangebroken. Wie buitengewoon muzikaal talent had moest daarmee leuren bij de enige ‘private ondernemingen’ van dat moment (al heetten ze uiteraard niet zo), namelijk de adel en de kerk. Dat verklaart ook waarom zijn kerkelijke composities steeds grootschaliger en opulenter werden: de vroege stukken waren enkel bedoeld voor dat vertrouwde kerkje van Liechtenthal, maar met een rijper werk als de hier uitgevoerde mis mikte hij doelgericht op hogere ambten. Schubert hoopte als hofmusicus te worden aangesteld.Aan deze Mis in As groot – de vijfde en laatste mis die hij componeerde – besteedde hij beduidend meer zorg en tijd dan aan de eerdere vier. Drie jaar werkte hij aan wat een ‘missa solemnis’ moest worden, de ‘plechtige

18 schubert Fest ival 19schubert Fest ival

Page 11: programmaboekje Schubert Festival

de Opéra de Toulon. Ze zong recentelijk Narcissa in Haydns Philemon und Baucis, Damigella in Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea en Schlafwittchen in de opera Das Traumfresserchen. Beate Ritter won in 2009 de eerste prijs en de publieksprijs van de Klassik Mania-wedstrijd in Wenen. Komende engagementen omvatten onder meer Adele in Die Fledermaus, Frasquita in Carmen en Papagena in Die Zauberflöte (Volksoper Wien), Waldvöglein in Wagners Nibelungenring für Kinder (Wiener Staatsoper), Blonde in Die Entführung aus dem Serail (Dallas, Nantes en Angers), Königin der Nacht in Die Zauberflöte (St. Gallen) en Fiakermilli in Arabella (Boedapest).

zijn – in samenwerking met Friederike Mayröcker en Ernst Jandl – Jandl-Requiem. Martin Haselböck was gastdirigent bij onder meer de Wiener Symphoniker, het Gewandhausorchester Leipzig, het Deutsches Symphonie Orchester Berlin, de Dresdner Philharmonie, het Orchestra Sinfonica di Milano Giuseppe Verdi, de nationale orkesten van Spanje, Hongarije, Tsjechië, Estland, Slowakije en Slovenië, het Orchestre National de Lyon en het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen. In Noord-Amerika dirigeerde Haselböck het Los Angeles Philharmonic, het Philadelphia Orchestra, de symfonieorkesten van Pittsburgh, Washington, San Francisco, Detroit en Toronto en het Saint Paul Chamber Orchestra. Martin Haselböck ontving onder meer het Oostenrijkse Erekruis voor wetenschap en kunst, de Hongaarse Lisztprijs, de Praagse Mozartprijs en het Groot Ereteken van verdiensten voor de Republiek Oostenrijk.

Beate RitterSopraan

De Oostenrijkse sopraan Beate Ritter studeerde aan de Universität für Musik und darstellende Kunst in Wenen en klassieke solozang bij Kai Wessel aan de privéuniversiteit van Wenen. Beate Ritter maakte haar professionele operadebuut als Yniold in Pélleas et Mélisande bij het Theater an der Wien en haar Italiaanse debuut met de rol van Blonde in Die Entführung aus dem Serail in het Teatro dell’Opera in Rome. Ritters Franse debuut vond plaats in een concert van opera-highlights in

Martin HaselböckDirigent

Martin Haselböck volgde studies in Wenen en Parijs. In 2004 werd hij benoemd tot chef-dirigent van Musica Angelica in Los Angeles. In 2007 ondernam Haselböck met het Orchester Wiener Akademie en Musica Angelica een tournee met Bachs Matthäus-Passion door Mexico, Amerika, Spanje, Italië, Hongarije, Duitsland en Oostenrijk. In 2011 ging Haselböck op tournee met sopraan Jennifer Larmore. Als dirigent in residence van het Lisztfestival Raiding dirigeerde Haselböck tot 2012 orkestwerken van Franz Liszt en nam deze op cd op. De eerste cd ‘The Sound of Weimar’ werd geprezen door de internationale vakpers en werd tevens beloond met de Franz Liszt International Grand Prix du Disque. In 2011 verscheen ook de opname van beate ritter

martin haselböck

Schuberts Negende: VII, VIII of IX?Met Schuberts symfonieën I tot en met VI is qua (chronologische) nummering niets aan de hand. Laten we ons wel realiseren dat niemand, dus ook Schumann in 1839 niet (zie toelichting), weet had van de ‘Unvollendete’. Dus werd de ‘grote’ Symfonie in C (1828), dit ter onderscheid van de andere C-dur-symfonie (nummer VI uit 1817-1818, D 589), toegevoegd als nr. VII. Schuberts ‘Onvol-tooide’, gecomponeerd in 1822 (D 759), werd pas in 1865 ontdekt en de nummering sloot bijgevolg aan: nr. VIII. Johannes Brahms heeft als een redacteur van de oude Schubert-Ge-samtausgabe deze nummering in 1884-1885 nog eens bevestigd.Maar de chronologie werd hiermee eigenlijk verstoord: VII (de ‘grote’ C-dur-symfonie) moest daarom worden overgeheveld naar nr. IX, want zij was immers later ontstaan dan de ‘Onvoltooide’. Daarmee viel nu nr. VII open, waarvoor een noodoplossing werd bedacht door de z.g. Schets-symfonie in E (1821) op die plaats in te voegen. Dat was om verschillende redenen niet overtuigend.Het heeft tot 1978 geduurd, bij het verschij-nen van de nieuwe catalogus van Deutsch, dat een ‘wetenschappelijk verantwoorde’ nummering is vastgelegd (overigens met weinig succes in de praktijk…): nr. VII uit 1822 is de ‘Unvollendete’, voorheen nr. VIII; nr. VIII uit 1828 is nu de grote C-dur-symfonie, en nr. IX is dus afgeschaft! Verdere verwarring ontstond daarmee, maar inmiddels was de traditionele nummering al zo ver in alle ge-ledingen van het muziekbedrijf ‘ingesleten’, dat Schuberts laatste ‘grote’ symfonie toch – meestal – als nr. IX wordt geafficheerd, zo ook per heden.

Paul van Reijen

20 schubert Fest ival 21schubert Fest ival

Page 12: programmaboekje Schubert Festival

te gast in het Schumannhaus in Bonn. Samen met Ruth Ziesak zong hij Mahlers Des Knaben Wunderhorn in het Konzerthaus in Berlijn, in Stuttgart en in Basel. Met Juliane Banse en Stelle Doufexis was hij afgelopen zomer te gast bij de Schubertiade Schwarzenberg. Sebastian Noack zong de wereldpremière van de kameropera Death Knocks van Christian Jost, zong in La traviata bij de Herrenchiemsee Festspiele en debuteerde in Donizetti’s Viva la Mamma bij de Staatsoper Berlin (2009). In 2010 debuteerde Noack in de rol van Wolfram von Eschenbach in Wagners Tannhäuser. In 2011 zong hij Kurvenal in Tristan und Isolde bij het Nationaltheater Weimar. Sebastian Noack geeft tevens les aan de Hochschule für Musik Hanns Eisler in Berlijn.

Noord Nederlands Concertkoor (NNCK)Koor

In 1991 richtte het NNO het Noord Nederlands Concertkoor (NNCK) op. Het koor bestaat uit circa 100 geselecteerde zangers uit de drie noordelijke provincies. Het is een projectkoor en komt bijeen wanneer het NNO werken programmeert voor koor en orkest. Louis Buskens en Leendert Runia

Michael Hofstetter, Ton Koopman, Sir Simon Rattle, Martin Haselböck en Helmuth Rilling. Berchtold zong recent de rol van Idomeneo, waarmee hij door Zwitserland toerde met het orkest van de Bachstiftung St. Gallen. Bernhard Berchtold werkt op dit moment als freelancer en treedt op in Karsruhe als Camille in von Einems Dantons Tod.

Sebastian NoackBas

Sebastian Noack studeerde zang bij Dietmar Hackel en Ingrid Figur en studeerde af met onderscheiding. Diverse masterclasses bij Dietrich Fischer-Dieskau en Aribert Reimann completeerden zijn training. Sebastian Noack won het Bundes-zangconcours in 1996, behaalde de tweede prijs bij de International Song Competition in de Wigmore Hall in Londen en een eerste prijs bij het Paula Lindberg- Salomon-concours. Recentelijk was Noack

Staatsoper), Hänsel in Hänsel und Gretel (Lyon), Dejanira in Händels Hercules (Essen) en Cherubino in Le nozze di Figaro (Tokio). Michaela Selinger debuteerde recentelijk op het Glyndebourne Festival waar zij Magdalena in Die Meistersinger von Nürnberg zong. Selinger zingt tevens regelmatig met pianist Roger Vignoles. Aankomende opera-engagementen zijn Dejanira in Händels Hercules, Romeo in I Capuleti e i Montecchi (Essen), Rosina in Il barbiere di Siviglia (Hamburg) en Octavian in Der Rosenkavalier (Straatsburg en de Wiener Staatsoper).

Bernhard BerchtoldTenor

Bernhard Berchtold studeerde aan het Mozarteum in Salzburg. Hij zong zijn eerste rol op het Händel Festival in Karlsruhe. Vanaf seizoen 2003-2004 maakt hij deel uit van het ensemble van het Staatstheater in Karlsruhe, waar hij bekend is om zijn vertolkingen van werken van Mozart en Händel. In seizoen 2009-2010 debuteerde hij als Henry in Die Schweigsame Frau van Strauss gedirigeerd door Marco Arturo Marelli in het Teatro de la Maestranza in Sevilla en in de Semperoper in Dresden. Gastoptredens leidden hem naar het Teatro Comunale di Bologna, het Teatro Carlo Felice in Genua, de Staatsoper Hannover, de Opéra de Lyon, La Scala in Milaan, de Bayerische Staatsoper in München, het Teatro Verdi in Trieste, het Theater an der Wien en de Salzburger Festspiele, waar hij diverse tenorrollen zong. Berchtold zong met dirigenten als Howard Arman, Christian Arming, Nikolaus Harnoncourt,

Michaela Selinger Mezzosopraan

De Oostenrijkse mezzosopraan Michaela Selinger studeerde in Wenen en Basel en was vijf seizoenen lang solist bij de Wiener Staatsoper. Zij zong aldaar de leidende mezzopartijen inclusief Cherubino in Le nozze di Figaro, Idamante in Idomeneo, Rosina in Il barbiere di Siviglia, Octavian in Der Rosenkavalier en Der Komponist in Ariadne auf Naxos. Daarnaast zong ze bij de wereldpremière van Reimanns Medea. Onderwijl zong Selinger op vele prestigieuze operapodia de rollen van Orlovsky in Die Fledermaus (Zürich), Octavian in Der Rosenkavalier (Essen), Zerlina in Don Giovanni (Wiener

bernhard berchtold

sebastian noack

michaela selinger

22 schubert Fest ival 23schubert Fest ival

Page 13: programmaboekje Schubert Festival

‘s-Hertogenbosch. Na het behalen van zijn gymnasiumdiploma studeerde hij aan het Brabants Conservatorium te Tilburg de hoofdvakken blokfluit, schoolmuziek en koordirectie bij achtereenvolgens Pieter van Veen, Cor de Man en Jan Boogaarts. Naast zijn oorspronkelijke specialisme in oude muziek, maakte hij vooral ook naam met grootschalige werken, zowel als uitvoerend dirigent (in werken als Honeggers Jeanne d’Arc, Prokofjevs Ivan de Verschrikkelijke), als assistent-dirigent (vele operaproducties) en als koordirigent. Als zodanig werkte hij samen met vele dirigenten van naam, zoals Jos van Immerseel, Frans Brüggen (Haydn en Mozart), Reinbert de Leeuw, Ed Spanjaard (diverse opera’s), Marc Soustrot (Missa Solemnis), Simon Preston (Hohe Messe), Valery Gergiev (Berlioz en operarepertoire), Hartmut Haenchen en Wayne Marshall (Porgy and Bess). De onder zijn leiding staande koren werden uitgenodigd door vrijwel alle professionele orkesten in Nederland en België, zongen veelvuldig voor radio en televisie in Nederland, België, Duitsland en Frankrijk en zijn op vele cd’s te beluisteren.

dragen de verantwoordelijkheid voor de artistiek-vocale ontplooiing van het koor. Het repertoire van het NNCK omvat een gevarieerde verzameling werken. Van hedendaags tot barok, van klassiek tot hoogromantisch. Het koor zong tijdens het Arvo Pärt Festival (2004), in The Queen Symphony van Kashif, de Messiah van Händel, de Matthäus-Passion van Bach en de Derde symfonie van Johan de Meij. In 2007 vierde het NNCK haar 15-jarig bestaan met onder andere een indrukwekkende uitvoering van Ein Deutsches Requiem van Brahms. Het NNO en NNCK treden ook op in het buitenland, zoals in 2007 in de Salle Pleyel in Parijs met L’action Préalable van Scriabin en in 2009 in Perugia, Italië, tijdens het 64e Sagra Musicale Umbra met Gounods Messe Solennelle de Sainte-Cécile. In oktober 2009 brachten het koor, het orkest en de wereldberoemde sopraan Nelly Miricioiú een prachtige opera-avond. Tevens zong het koor de Achtste symfonie - Lieder der Vergänglichkeit van Penderecki en de Derde symfonie van Mahler. Daarnaast heeft het koor meegewerkt aan diverse cd-opnames en nam het deel aan een van de succesvolle openluchtopera’s van het NNO.

Louis BuskensKoordirigent

Louis Buskens is hoofdvakdocent koordirectie in Groningen en Tilburg en vaste dirigent van het Brabant Koor en het Noord Nederlands Concertkoor. Zijn eerste muzikale opvoeding genoot hij van Floris van der Putt, rector cantus van het kathedrale koor van de Sint-Jan in

Toelichting

De sonates van Schubert zijn pas lang na hun ontstaan onder een breder publiek bekend geworden. Grote pleitbezorgers waren de Duitse pianist Arthur Schnabel (in de jaren dertig) en de Oostenrijkse pianist Alfred Brendel. De laatste heeft in de jaren tachtig alle pianosonates van Schubert laten opnemen. En in het eerste decennium van de huidige eeuw heeft Jan Vermeulen de sonates vastgelegd op een pianoforte uit 1826. Jan Vermeulen stamt uit een muzikale familie. Zijn broer Dirk heeft vele malen met het NNO opgetreden. Naar aanleiding van de voltooiing van zijn Schubertopnames is hij in 2010 uitgeroepen tot Belgisch musicus van het jaar.

Jan Vermeulen zal spelen op een historische pianoforte: een Johann Nepomuk Tröndlin, gebouwd in Leipzig omstreeks 1830.

vrijdag 9 maart, 20.15 uur | Lutherse Kerk

Pianosonate in a, D 537Zwölf Deutsche, D 790Vier Impromptu’s, D 899 Pianosonate in Bes, D 960

Fortepiano: Jan Vermeulen

Pianosonates

jan vermeulen

louis buskens

24 schubert Fest ival 25schubert Fest ival

Page 14: programmaboekje Schubert Festival

16.00 uurAuryn QuartettQuartettsatz in c, D 703Allegro assai

Strijkkwartet in a, op. 29, D 804 ‘Rosamunde’Allegro ma non troppo / Andante / Menuetto: Allegretto / Allegro moderato

20.15 uurAuryn Quartett & Trio Jean PaulPianokwintet in A, op. post. 14, D 667, ‘Forellenquintett’Allegro vivace / Andante / Scherzo: Presto / Thema: Andantino met 6 variaties / Allegro giusto

Strijkkwintet in C, post. 163, D 956Allegro ma non troppo / Adagio / Presto met Trio (Andante sostenuto) / Allegretto

Trio Jean PaulPiano: Eckart Heiligers Viool: Ulf SchneiderCello: Martin Löhr

Auryn QuartettViool: Matthias Lingenfelder,Jens OppermannAltviool: Stewart EatonCello: Andreas Arndt

11.30 uurTrio Jean PaulAllegro in Bes voor pianotrio, D 28

Sonate nr. 3 in g voor viool en piano, D 408Allegro giusto / Andante / Menuetto / Allegro moderato

Sonate in a voor cello en piano, D 821 ‘ArpeggioneAllegro moderato / Adagio / Allegretto

12.45 uurAuryn QuartettStrijkkwartet in Es, D 87Allegro più moderato / Scherzo: Prestissimo / Adagio / Allegro

Strijkkwartet in d, D 810 ‘Der Tod und das Mädchen’Allegro / Andante con moto / Scherzo: Allegro molto / Presto

14.45 uurTrio Jean Paul4 Impromptus op. 90, D 899Allegro molto moderato / Allegro / Andante / Allegretto

Pianotrio nr. 1 in Bes op. 99, D 898Allegro moderato / Andante un poco mosso / Scherzo: Allegro / Rondo: Allegro vivace

zondag 11 maart, vanaf 11.30 uur | De Oosterpoort, kleine zaalInleiding 19.00 uur in Bovenzaal: Muziekjournalist Paul Herruer vertelt over de symboliek van de toonsoorten in Schuberts tijd.

Schubert DagTrio Jean Paul & Auryn Quartett

Kamermuz iek van Franz Schuber t

trio jean paul26 schubert Fest ival 27schubert Fest ival

Page 15: programmaboekje Schubert Festival

De Arpeggione sonate in a, D 821 is een vreemde eend in Schuberts bijt. In 1824 bouwde de instrumentmaker Johann Georg Staufer uit Wenen een nieuw instrument, een soort gestreken gitaar die hij ‘arpeggione’ noemde. De gitarist Vinzenz Schuster schijnt de enige professionele bespeler van dat instrument te zijn geweest en hij was het ook die nog in datzelfde jaar een werk bestelde voor dit instrument. Het werk dat daaruit resulteerde was een prachtige sonate die tegenwoordig als regel door cellisten wordt gespeeld, maar een enkele keer ook door een altist of zelfs door een klarinettist. Het is een nogal onderschat stuk vol bravoure enerzijds en melancholie anderzijds.

achtergrond van rusteloosheid. Verder is het ambivalent zoals zoveel muziek van Schubert: weemoedige, liedachtige fragmenten worden onderbroken door uitbarstingen van een haast manische energie. Die ambivalentie wordt nog verder opgevoerd in Schuberts populairste strijkkwartet nr. 14 dat korte tijd later ontstond. Het werk legt getuigenis af van een aangrijpende gevoelsmatige oprechtheid die zijn hoogtepunt bereikt in het tweede deel, een reeks variaties over Schuberts eigen lied ‘Der Tod und das Mädchen’ waaraan het werk zijn bijnaam ontleent. Kenmerkend is verder de niet nalatende ritmische kracht die meteen aan het begin al optreedt met het furieuze hoofdthema, wordt voortgezet in het wervelende variatiedeel en eindigt in een wervelend Presto dat enigszins het karakter heeft van een onverbiddelijke dodendans.Het vijftiende en laatste kwartet is minder stuwend dan het veertiende maar ook hier heerst veel spanning, met name door de afwisseling tussen majeur en mineur in het eerste deel. Een elegische cellomelodie zorgt in het langzame deel voor een kalme sfeer die echter soms wreed wordt doorbroken door nijdige interrupties, terwijl de finale afrondt met weer zo’n carrousel dans bij wijze van finale, maar nu met een duidelijk dreigend karakter.Schuberts beide pianotrio’s ontstonden waarschijnlijk kort na elkaar in 1827. Het eerste, in Bes, D 898 is het boeiendst en zit vol lange, lyrische melodieën. Schubert slaagde er hier ook voortreffelijk in om de drie instrumenten in de juiste balans te brengen. Probeer het tweede deel en u bent verloren.

Een pleidooi houden om het strijkkwintet in C, D 956 uit 1828 tot Schuberts mooiste en laatste kamermuziekwerk te stempelen, zal nauwelijks nodig zijn. Zeven weken voor zijn dood, op 2 oktober 1828, schreef hij aan een vriend dat hij “tenslotte een kwintet af had”. In plaats van te schrijven voor de gangbare combinatie van een strijkkwartet met extra tweede altviool, gaf Schubert die taak aan een tweede cello en zorgde hij zo voor een donkerder, nog welluidender toon van het geheel dat een blijk is van vrij tragische, maar prachtige muziek. Het zal moeilijk zijn om bijvoorbeeld de lyriek van het celloduet aan het begin, de eenvoudige gratie van het derde deel en de ritmische vaart van de finale te overtreffen. Maar het hoogtepunt is opnieuw het Adagio als emotionele kern van het werk: een haast wanhopig treffende afscheidsrede waarin de componist aarzelt tussen twee werelden. Van de vijftien strijkkwartetten is het natuurlijk het laatste drietal dat terecht het meest in de belangstelling staat. In maart 1824 omschreef de componist zich weliswaar als “het ongelukkigste en beklagenswaardigste schepsel in de wereld”, maar schreef hij niettemin de kwartetten nr. 13 in a-klein en 14 in d-klein. Het waren zijn eerste bijdragen aan deze vorm sinds drie jaar.Hij werd tot deze werken geïnspireerd door het beroemde kwartet van Ignaz Schuppanzigh (die eerder de toorn van Beethoven opwekte) die zich meteen dankbaar over het dertiende kwartet ontfermde. Het gaat hier om een heel geconcentreerd, intiem werk met een duister beginthema dat door de eerste viool wordt geïntroduceerd tegen een

Toelichting

Kamermuziek van SchubertIn zijn laatste levensjaren schreef Schubert werken die tot de top van het kamermuziekrepertoire behoren. Ter overdenking: in diezelfde tijd zwoegde Beethoven aan zijn late kwartetten. Maar ook voordat hij twintig was componeerde hij al een verrassend aantal kamermuziekwerken dat een uitgesproken lyrisch karakter had. Zijn late werken zijn grootschaliger, aparter in de stemvoering, vaak wat agressief in de ritmiek en heel dwingend, maar minder complex dan bij Beethoven.Schuberts bekendste kamermuziekwerk is het Pianokwintet in A, D 667. De ontstaansgeschiedenis van het werk is de moeite waard om nogmaals op te dissen. In 1819 logeerde Schubert in Steyr bij de zanger Johann Michael Vogl. Daar ontmoette hij de rijke kunstliefhebber Sylvester Paumgartner die Schubert uitnodigde om een werk te schrijven voor een van zijn huisconcerten. Hij stelde daarvoor wel twee eisen: het moest net als het pianokwintet van Hummel werk bieden aan een piano, viool, altviool, cello en contrabas en het moest tenminste één variatiedeel bevatten op zijn lied Die Forelle. Een jaar later was het werk klaar en als goedmoedige compositie vormt het een ideale introductie tot Schuberts werk met zijn nogal dramatische Allegro, het verheven Andante, het levendige Scherzo, de inventieve variaties en de Finale in zigeunerstijl. De pianopartij is prachtig geïntegreerd en de lichtere bijdragen van de hoge strijkers krijgen een fraai fundament van de contrabas.

28 schubert Fest ival 29schubert Fest ival

Page 16: programmaboekje Schubert Festival

‘Quartet in Residence’ op het Schubert Festival van Georgetown University Washington D.C. Jaarlijks is het kwartet te gast op de ‘Musiktage Mondsee’. Naast het geven van masterclasses in Duitsland en daarbuiten doceert het kwartet kamermuziek aan de Musikhochschule in Detmold.

Trio Jean PaulTrio Jean Paul bestaat uit pianist Eckart Heiligers, violist Ulf Schneider en cellist Martin Löhr. Sinds de oprichting in 1991 won het trio verschillende prestigieuze internationale prijzen en gaf het optredens op bekende grote wereldpodia. Uit de naam van het ensemble spreekt hun liefde voor de componist Schumann. Jean Paul (pseudoniem voor Johann Paul Friedrich Richter) was de Duitse schrijver bij wie Schumann zijn inspiratie vond. Het ensemble richt zich naast het klassieke en romantische repertoire ook op hedendaagse werken.

Auryn QuartettIn de zeventiger jaren schreef Michael Ende een boek dat een bestseller werd onder de jeugd én volwassenen in Duitsland, genaamd ‚Unendliche Geschichte‘. Een leidende rol in het boek is toebedeeld aan Auryn, een amulet die aan de drager ervan intuïtie verleent. Daarom werd die naam twintig jaar geleden door vier jonge musici uitverkoren om als symbool te dienen voor het strijkkwartet dat zij samen hadden opgericht. De basis voor dit strijkkwartet werd gelegd tijdens de studie van de vier musici bij het Amadeus Quartett in Keulen en bij het Guarneri Quartet aan de University of Maryland in de Verenigde Staten. Al in 1982, een jaar na de oprichting van het Auryn Quartett, sleepte het topprijzen in de wacht op het ARD-Wettbewerb in München en de International Stringquartet Competition Portsmouth. In 1987 won het Auryn Quartett als afgevaardigde van de Duitse omroep het concours van de Europese omroepen. Het Auryn Quartett is

auryn quartett

Schubert/Rasmussen - Der Taucher (Ned. première)Schubert - Symfonie nr. 8 in b kl.t., D 759, ‘Unvollendete’

pauze Schubert - Symfonie nr. 3 in D gr. t., D 200Schubert/ork. Brahms - An Schwager Kronos, D 369Schubert/ork. Gillmann - An die Musik, D 547 Schubert/ork. Britten - Die Forelle, D 550Schubert/ork. Mottl - Ständchen, D 947/4Schubert/ork. Webern - Ihr Bild, D 957/9Schubert/ork. Gillmann -Erlkönig, D 328

Dirigent: Jonathan CohenBariton: Adrian Eröd

donderdag 15 maart, 20.15 uur | De Oosterpoort, grote zaalGratis inleiding één uur voor aanvang concert om 19.00 uur in de bovenzaal

De melodieuze Schubert

30 schubert Fest ival 31schubert Fest ival

Page 17: programmaboekje Schubert Festival

pakken nadat hij rond dezelfde tijd de geslachtsziekte had opgelopen die zou leiden tot zijn vroegtijdige dood? Voelde Schubert de behoefte niet meer een derde en vierde deel te schrijven omdat hij al zijn bedoelingen al in de eerste twee delen had vervat? Of ... voltooide hij deze symfonie wel degelijk, maar stal hij het laatste deel van zijn eigen werkstuk om er zijn toneelmuziek bij ‘Rosamunde’ mee te openen?

In feite hoeven we ons helemaal niet te verbazen over de onaffe staat van de symfonie. Over welke ‘Unvollendete’ hebben we het hier eigenlijk? Na zijn Zesde symfonie uit 1818 deed Schubert vier mislukte pogingen om een symfonie te schrijven, waarvan dit er maar één is. Alleen met zijn grote Symfonie in C zou het hem nog lukken een dergelijk werk te voltooien. Zijn eerste zes symfonieën had Schubert met het voor hem karakteristieke gemak geschreven (hij voltooide bijna 1000 composities in zijn korte leven!). Niet al te pretentieuze scheppingen die het niet verder brachten dan een besloten uitvoering door een privéorkest. Maar daarna begon er iets te broeien in zijn brein, zijn ideeën over het wezen van een symfonie begonnen zich te verbreden, te verdiepen, uit te dijen. In de twee delen van de ‘Unvollendete’ onthulde Schubert een nieuwe dramatische dimensie, vooral in het duistere eerste deel. Hij begon nog wel aan het scherzo, daarvan zijn schetsen bewaard. Maar die beloven niet hetzelfde niveau als de eerste twee delen. Wat de finale betreft: sinds Beethoven was dat het deel geworden waar elk grootschalig werk naar toegroeide en waarin alle spanningen werden opgelost.

Erlkönig, één van zijn eerste (en bekendste) liederen: je hoort dezelfde extreme contrasten in dynamiek, van fluisterzacht tot fortissimo, en dezelfde opzwepende, motorisch aandoende ritmische figuren om dreigend noodlot te verklanken. Het is, kortom, grillige en rusteloze muziek die elk beeld en elke emotie van Schillers gedicht in klank vertaalt. De ingetogen en meditatieve sfeer van een late liederen- cyclus als Winterreise is in Der Taucher nog ver weg.

Michiel Cleij

Symfonie nr. 8 in b kl.t., D 759 ‘Unvollendete’ (1822)Allegro moderato / Andante con moto

Slechts twee wonderbaarlijk mooie symfonische delen en daarna een frustrerende stilte… Geen scherzo, geen finale. God, wat irritant! De handen van sommige muzikaal geschoolde mensen gaan ervan jeuken. Het heeft dan ook niet aan pogingen ontbroken de symfonie alsnog te voltooien. Werd bij de eerste uitvoeringen besloten met de finale uit een andere symfonie van Schubert, in 1928 organiseerde de Columbia Gramophone Company een wedstrijd voor de beste voltooiing van de ‘Unvollendete’, wat verschillende merkwaardige pogingen opleverde. Daarna volgden nog vele andere, tot heel recente aan toe.Wat bezielde Schubert zijn Achtste symfonie niet te voltooien en ons zo in verwarring achter te laten? Niemand kent het antwoord op deze vraag. Had hij soms de kracht niet meer om door te

een dienst mee bewezen. Latere bewerkers hebben het veelal juist in een gedoseerde uitvergroting van de begeleiding gezocht, met het door Schubert geschetste poëtische landschap als referentiekader, maar altijd met de solistische ‘eenzaamheid’ van die ene vocalist als ijkpunt. Decor en solist moeten in balans zijn – en daarin slaagde de Deense componist Karl Aage Rasmussen glorieus. Hij maakte in 2006 een bewerking van Der Taucher. Het is het langste lied dat Schubert ooit schreef, met bijna oratorium-achtige proporties. Juist door dat theatrale smeekt het werk om een grotere bezetting.De liedtekst is een ballade van Friedrich Schiller uit 1797. Het is een bizar sprookje dat onderhuids de typisch romantische vraag stelt hoe superieur en goddelijk een mens zich mag opstellen. Een trotse koning daagt zijn volk uit om een gouden beker uit een woeste stroom op te duiken nadat hij die erin heeft gegooid; wie daarin slaagt, mag de beker houden. Een stoutmoedige jongeman volbrengt dit waagstuk. De perverse koning wil het nóg een keer zien – en looft ditmaal zijn fraaie dochter als prijs uit. De jongen springt wederom in de vloed – en komt niet meer boven. De dramatiek, en Schillers strofische vorm, waren koren op Schuberts molen. Dat het een vroege compositie is blijkt als je een paar late liederen ernaast zou leggen. Het perspectief van waaruit het ‘verhaal’ verteld wordt wisselt voortdurend – afwisselend hoor je rechtstreeks het betoog van de personsages, in de ik-vorm, en het afstandelijke, beschrijvende commentaar van een verteller. De manier waarop Schubert dergelijke perspectiefwisselingen verklankt doet vaak sterk denken aan

Toelichtingen

Der Taucher (1815, tekst: Friedrich Schiller; orkestversie Karl Aage Rasmussen, 2006)

Gezien Franz Schuberts enorme succes als liedcomponist zou je denken dat hij in de eerste plaats een miniaturist was en dat hij pas echt in zijn element was met korte stukken voor piepkleine bezettingen. Dat is gedeeltelijk waar; Schubert schreef ook effectieve theatermuziek en symfonieën. Maar om zijn talent voor liederen – hij schreef er ruim 600 – kun je niet heen. Schuberts liedkunst werd een ijkpunt voor ieder die zich aan het vocale genre waagde; veelzeggend is dat Harry Bannink, in de jaren 1960 en ’70 de liedjesleverancier van Annie Schmidts musicals en menige tv-serie, altijd weer ‘spiekte hoe Schubert met een regel van een rare lengte omging’, zoals hij in een interview zei. Schuberts liederen hebben eeuwigheids-waarde. In hun oorspronkelijke vorm zijn ze nog altijd catchy en ze blijken inspirerend voor eigentijdse songschrijvers – de con-fronterende, zeer Nederlandse ‘hertalingen’ die Jan Rot van de Winterreise maakte zijn slechts één voorbeeld daarvan. Daarnaast zijn ze een schatkamer voor arrangeurs. Heel wat van Schuberts liederen hebben een dramatiek en een expressie die de be-zetting van zanger en (piano-)begeleider overstijgt.Eén van de meest productieve Schubert-bewerkers, en één van de eerste, was Franz Liszt. Die had er een handje van om de duo-bezetting van Schuberts liederen juist te laten ‘imploderen’ door zangstem en begeleiding samen te voegen in donderend pianosolo-werk – interessant voor Liszt zelf, voor Wibi Soerjadi en alle klaviervirtuozen daartussenin, maar Schubert was er amper

32 schubert Fest ival 33schubert Fest ival

Page 18: programmaboekje Schubert Festival

Liederen in orkestbewerkingSchubert/ork. Brahms - An Schwager Kronos (Goethe)Schubert/ork. Gillmann - An die Musik (Schober)Schubert/ork. Britten - Die Forelle (Schubart)Schubert/ork. Mottl -Ständchen (Rellstab)Schubert/ork. Webern - Ihr Bild (Heine)Schubert/ork. Gillmann - Erlkönig (Goethe)

Er zijn componisten van wie de naam meteen in de richting van één genre wijst. Bij Franz Schubert is dat het lied – een link die net zo hecht is als die tussen Chopin en pianomuziek, of tussen Mahler en symfonieën. Daarbij kun je niet om twee dingen heen. Ten eerste dat Schubert naast zijn composities voor zangstem(men) tevens groot werd in kamermuziek en uiteindelijk zelfs als symfonicus. En ten tweede dat hij, anders dan die andere ‘genre-abonnementhouders’, nauwelijks een ijkpunt had. Solo-klaviermuziek en symfonieën bestonden allang eer respectievelijk Chopin en Mahler ermee aan de haal gingen, maar Schuberts liedkunst had geen precedent. Voor componisten van naam waren liederen toen niet meer dan bijproducten van het meer ambitieuze werk, of voorstudies daarvan, of domweg informele kattebelletjes voor de huiselijke kring. Pre-schubertiaanse liederen kun je misschien vergelijken met sinterklaasgedichten van, zeg, A.F.Th. van der Heijden: je weet dat de maker er qua techniek absoluut toe in staat is, qua geest misschien ook en dat het eventuele resultaat geheid acceptabel zal zijn – maar je weet ook dat iemand hier niet het beste van zichzelf geeft. En dat deed Schubert wèl. De genoemde huiselijke kring bestond

eerste dag (24 mei, zie boven), krijg je de indruk dat Schubert ongebruikelijk lang met het componeren van het eerste deel bezig is geweest. Niets is minder waar: in de tus-senliggende maanden werpt hij zich met name op het componeren van meer dan 30 liederen. Het tweede deel (Allegretto), in een A-B-A-vorm, is een allervriendelijkst geïnstrumenteerd stuk: een volksliedachtig thema, dat teruggaat op een 14e-eeuws ‘Mariä Wiegenlied’. Het hele deel speelt zich af binnen een dynamisch bescheiden bereik. - Zoals gebruikelijk is het derde deel een Menuetto, hoewel het tempo wel erg hoog ligt (Vivace) en de geaccentueerde ritmiek (lang/kort-kort-lang) voor danige heftigheid zorgt (Scherzo-karakter). Het alternerende trio is bij Schubert in goede handen: hobo en fagot, onder begeleiding van de strijkers, verplaatsen ons in de sfeer van de gemoedelijke ‘Ländler’. - Ook aan de Finale heeft Schubert een zeer snel tempo toebedeeld: Presto vivace. Zij doet denken aan de Italiaanse tarantella (6/8-maat). Het is een wervelend spel, vol dynamische contrasten en harmonische verrassingen. Het tweede thema bovenal, met zijn kort-kort-kort/lang-ritme, werkt door tot het dwingende einde. Schubert noteerde daar: 19 juli 1815. De orkestbezetting van de Derde symfonie in D (D 200) is die van een Haydn- of Mozart-symfonie: twee fluiten, twee hobo’s, twee klarinetten, twee fagotten; twee hoorns, twee trompetten, pauken en strijkers.

Paul van Reijen

Symfonie nr. 3 in D gr.t., D 200 (1815)Adagio maestoso - Allegro con brio /Allegretto / Menuetto / Presto vivace

Schubert onderbreekt werk aan Derde symfonie voor liederenOmstreeks 24 mei 1815 slaan wij de 18-jarige Franz Schubert gade bij het opzetten van zijn Derde symfonie. In eerste instantie zou de inleiding (Adagio maestoso) zonder de blaasinstrumenten beginnen, ff (fortissimo) veranderen in een pp (pianissimo) en aan de strijkers een hobo worden toegevoegd plus een klein motief in de hoorn. Maar dat alles werd weer doorgestreept en het ff hersteld. Schubert overdenkt het nog een keer en het is geworden zoals we het nu horen: het gehele orkest ff en direct daarop aansluitend repeterende zachte akkoorden in fluit en hobo, terwijl de violen snelle toonladderloopjes opwaarts laten gaan. Het hoofddeel (Allegro con brio) zet ener-giek in met een gepunteerd ritme in de kla-rinet, wat zich handhaaft tot het moment waarop alle partijen die toonladderfiguur uit de inleiding spelen. De hobo neemt nu het tweede thema voor zijn rekening, maar we stuiten alweer snel op iets bekends: het ritme van de klarinet. De doorwerking blijkt zich vooral bezig te houden met dat gepun-teerde ritme, dat zich in de lage strijkers steeds sterker manifesteert op weg naar de herhaling van de expositie: de reprise. Maar een getrouwe herhaling is het allerminst, want al (te) snel speelt de rappe toonladder weer op. Het tweede thema verschijnt nu in de klarinet. Met een crescendo werkt Schu-bert naar de ‘staart’ (coda) van de reprise toe. En het is wéér het stijgende loopje dat het laatste woord neemt. Schubert noteert 12 juli 1815. Als je die datum afzet tegen de

Voelde Schubert zich misschien nog niet rijp voor een dergelijk huzarenstuk? Ondertussen buitelden de ideeën voor nieuwe werken over elkaar heen, en Schubert verloor zijn belangstelling voor de symfonie. We zullen het dus met de helft moeten doen: twee delen die desondanks samen moeiteloos tot de symfonische canon gerekend kunnen worden. Dát maakt dit halffabricaat tot dé ‘Unvollendete’.

Tot een uitvoering van de twee delen kwam het niet tijdens Schuberts leven. Het manuscript bleef geheim bezit van zijn vriend Anselm Hüttenbrenner tot 1865, toen dirigent Johann Herbeck het in handen kreeg en de eerste uitvoering tot stand bracht. Het had erger kunnen uitpakken. Hüttenbrenners dienstmeisje gebruikte een ander manuscript van Schubert om er het haardvuur mee aan te maken.

Pepijn van Doesburg

34 schubert Fest ival 35schubert Fest ival

Page 19: programmaboekje Schubert Festival

Jonathan CohenDirigent

Jonathan Cohen studeerde aan het Clare College in Cambridge en begon zijn loopbaan als cellist. Hij speelde in het Philharmonia Orchestra, het Orchestra of the Age of Enlightenment, het Scottish Chamber Orchestra en The King’s Consort. Hierbij specialiseerde Cohen zich in oude muziek en ontwikkelde een interesse voor historische instrumenten. Jonathan Cohen heeft een opmerkelijke carrière, waarbij hij succes heeft als dirigent, cellist en toetsenist. In het seizoen 2011-2012 dirigeerde Cohen Les Arts Florissants met concerten in Parijs, Warschau en Versailles en Purcells Dido and Aeneas bij de Opéra Comique. Hij leidde de Academy of Ancient Music in Italië, Cambridge en de Wigmore Hall in Londen en de Academy of St. Martin in the Fields in Azië. Recente directiehoogtepunten zijn Monteverdi’s Poppea met de Glyndebourne Touring Opera, Ulysses bij de English National Opera, Dido and Aeneas bij de Opéra de Dijon en zijn werk met het Ensemble Orchestral de Paris en het Orchestra of the Age of Enlightenment. Jonathan Cohen heeft een nauwe relatie met Les Arts Florissants en voor hun 30-jarige jubileum dirigeerde hij, in samenwerking met William Christie, Dido and Aeneas (De Nederlandse Opera), Purcells Fairy Queen (Opéra Comique en Brooklyn Academy New York) en een concertprogramma met Gluck, Haydn en Mozart in Londen en Parijs.

de vader die met zijn zieke kind te paard huiswaarts rijdt (waarvandaan?), het ijlende kind, én de dreigende ‘Elfenkoning’ die het in zijn koortsdromen ziet. Dit lied demonstreert hoever het begrip ‘romantiek’ van zijn oorspronkelijke betekenis is losgegroeid. Geen warmte, knusheid en kaarslicht hier, maar een nachtelijke sfeer van kilte, vervreemding en ontreddering waarin de mens op zichzelf teruggeworpen wordt.

Michiel Cleij

verdwalen; kortom, poëzie van de Sturm und Drang en de vroege Romantiek, waarin heftige emoties en daadkracht de nieuwe mens kenmerken. Zo is Goethes gedicht ‘An Schwager Kronos’ een filosofisch pleidooi voor mondigheid en zelfbeschikking: hoezeer het leven ook een beproeving kan zijn, een mens moet de uitdaging aangaan om er zelf zijn weg in te zoeken. Dat dit gewichtige gedicht door de even serieuze en zwaarlijvige Johannes Brahms werd georkestreerd verbaast niet. ‘Die Forelle’ (georkestreerd door Benjamin Britten – ook hier is liedkeuze in evenwicht met het ‘soortelijk gewicht’ van de bewerker) toont een frivolere kant van de laatromantiek: hier ligt het accent op vrijheidsdrang en de bontheid van de natuur, maar het gemanipuleer van de hengelaar (die de rivierbedding omwoelt zodat de forel hem niet aan de oever ziet zitten) wordt beschreven met een waarschuwende ondertoon. Tederheid prevaleert in ‘An die Musik’ en ‘Ständchen’, pure droefenis in ‘Ihr Bild’, waar de eenzaamheid van de zanger geïllustreerd wordt met een paar kale passages: de begeleiding (hier orkest, oorspronkelijk piano) harmoniseert niet, maar verdubbelt enkel de melodielijn van de solist. ‘Erlkönig’, tenslotte, is één van Schuberts vroegste liederen - maar het behoort tot de modernste die hij schreef. Bij eerste kennismaking, begin 19e eeuw, moet de bijna motorisch-hamerende puls tamelijk schokkend geweest zijn, en de spanning wordt voortdurend opgevoerd door plotselinge, gewaagde modulaties naar andere toonsoorten. En voor een zanger blijft dit stuk een onweerstaanbare uitdaging: die heeft de afstandelijke rol van commentator, maar vertolkt tevens

voor hem niet uit vrouw en kinderen – die had hij niet, en de geslachtsziekte die hem fataal werd deed hij elders op – maar uit de literatuur- en muziekminnende gezelschappen die hij bezocht. Tijdens dergelijke avonden, bij vrienden en vrienden van vrienden, werden onder meer gedichten van tijdgenoten Goethe en Schiller voorgedragen. De informatie die hij daar opdeed inspireerde hem meer dan de ongezellige, schoolse lessen van zijn compositiedocent Antonio Salieri. Die kleine, vertrouwelijke vriendenkring werd spoedig zijn schetsboek, en leverde uiteindelijk ruim vijfhonderd liederen op. Vele daarvan zijn niet meer weg te denken uit het hedendaagse vocale repertoire. Schubert werd slechts 31 jaar, en met dat gegeven in je achterhoofd kun je een zinloos, maar wel indrukwekkend experiment doen: wie kan schatten hoeveel Schubert-uren er sinds zijn vroegtijdige dood zijn gemaakt, alleen al door de inspanning van al dan niet professionele liedzangers?Originaliteit prikkelt. Als liedcomponist kreeg Schubert spoedig navolging van onder anderen Robert Schumann, Johannes Brahms en Hugo Wolf (en van Mahler – maar die verruilde de piano spoedig voor een heel orkest). Wat maakt Schuberts liederen zo aantrekkelijk en oorspronkelijk? Schuberts muziek is nog altijd diep verankerd in klassieke tradities – oftewel strevend naar heldere lijnen, symmetrie, evenwicht – maar de gedichten die hij koos gaan bijna altijd over het (bijna-)tegendeel daarvan. Het zijn teksten over eenlingen die juist hun hoofd boven het maaiveld uit durven steken, of die menen de hele wereld tegen zich te hebben, of die hopeloos

jonathan cohen

36 schubert Fest ival 37schubert Fest ival

Page 20: programmaboekje Schubert Festival

Teksten Schubertliederen

An Schwager Kronos

Spute dich, Kronos!Fort den rasselnden Trott!Bergab gleitet der Weg;Ekles Schwindeln zögertMir vor die Stirne dein Zaudern.Frisch, holpert es gleich,Über Stock und Steine den TrottRasch ins Leben hinein! Nun schon wiederDen eratmenden SchrittMühsam Berg hinauf!Auf denn, nicht träge denn!Strebend und hoffend hinan! Weit, hoch, herrlich der BlickRings ins Leben hinein!Vom Gebirg zum GebirgSchwebet der ewige Geist,Ewigen Lebens ahndevoll. Seitwärts des Überdachs SchattenZieht dich an,Und ein Frischung verheißender BlickAuf der Schwelle des Mädchens da.Labe dich! - Mir auch, Mädchen,Diesen schäumenden Trank,Diesen frischen Gesundheitsblick! Ab denn, rascher hinab!Sieh, die Sonne sinkt!Eh sie sinkt, eh mich GreisenErgreift im Moore Nebelduft,Entzahnte Kiefer schnatternUnd das schlotternde Gebein:

Adrian Eröd Bariton

De Oostenrijkse bariton Adrian Eröd is favoriet bij het publiek en de pers in zijn thuishaven: de Wiener Staatsoper. Eröd studeerde aan de Universität für Musik und darstellende Kunst in Wenen bij onder anderen Walter Berry. Tijdens zijn studie zong Adrian Eröd bij de Wiener Kammeroper, het Landestheater Linz, de Wiener Volksoper en de Wiener Staatsoper. Sinds zijn debuut in 2001 bij de Wiener Staatsoper als Mercutio in Gounods Roméo et Juliette zong Adrian Eröd diverse rollen: Guglielmo, Conte Almaviva, Dr. Falke, Albert (Werther) en Olivier (Capriccio). Onder leiding van Christian Thielemann oogstte Eröd veel succes als Sixtus Beckmesser in Wagners Die Meistersinger von Nürnberg en dit leidde tot een uitnodiging bij de Bayreuther Festspiele. Tevens verscheen Eröd op het podium met Riccardo Muti en de Wiener Philharmoniker, met Sir Simon Rattle en de Berliner Philharmoniker, met Nikolaus Harnoncourt in Bachs Matthäus-Passion, met Fabio Luisi in Orffs Carmina Burana en met Helmut Rilling in Bachs Magnificat en Mendelssohns Elijah met het Gewandhausorchester. Onlangs verscheen zijn cd met Schuberts Winterreise voor het label Gramola.

adrian eröd

Trunknen vom letzten StrahlReiß mich, ein FeuermeerMir im schäumenden Aug,Mich geblendeten TaumelndenIn der Hölle nächtliches Tor! Töne, Schwager, ins HornRaßle den schallenden Trab,Daß der Orkus vernehme: wir kommen,Daß gleich an der TüreDer Wirt uns freundlich empfange

An die MusikDu holde Kunst, in wieviel grauen Stunden, Wo mich des Lebens wilder Kreis umstrickt, Hast du mein Herz zu warmer Lieb’ entzunden,

Hast mich in eine beßre Welt entrückt! Oft hat ein Seufzer, deiner Harf’ entflossen, Ein süßer, heiliger Akkord von dir Den Himmel beßrer Zeiten mir erschlossen, Du holde Kunst, ich danke dir dafür!

38 schubert Fest ival 39schubert Fest ival

Page 21: programmaboekje Schubert Festival

“Mein Vater, mein Vater, und siehst du nicht dortErlkönigs Töchter am düstern Ort?” –“Mein Sohn, mein Sohn, ich seh’ es genau:Es scheinen die alten Weiden so grau. –”

“Ich liebe dich, mich reizt deine schöne Gestalt;Und bist du nicht willig, so brauch’ ich Gewalt.” –“Mein Vater, mein Vater, jetzt faßt er mich an!Erlkönig hat mir ein Leids getan!” –

Dem Vater grauset’s, er reitet geschwind,Er hält in Armen das ächzende Kind,Erreicht den Hof mit Müh’ und Not;In seinen Armen das Kind war tot.

StändchenLeise flehen meine Liederdurch die Nacht zu dir;in den stillen Hain hernieder,Liebchen, komm zu mir!Flüsternd schlanke Wipfel rauschenin des Mondes Licht;des Verräthers feindlich Lauschenfürchte, Holde, nicht.Hörst die Nachtigallen schlagen?Ach! sie flehen dich,mit der Töne süßen Klagenflehen sie für mich.Sie versteh’n des Busens Sehnen,kennen Liebesschmerz,rühren mit den Silbertönenjedes weiche Herz.Laß auch dir die Brust bewegen,Liebchen, höre mich!Bebend harr’ ich dir entgegen!Komm, beglücke mich!

Ihr BildIch stand in dunkelen Träumen und starrt’ ihr Bildnis an, und das geliebte Antlitz heimlich zu leben begann.

Um ihre Lippen zog sich ein Lächeln wunderbar, und wie von Wehmuthsthränen erglänzte ihr Augenpaar.

Auch meine Thränen flossen mir von den Wangen herab - und ach! ich kann es nicht glauben, daß ich dich verloren hab!

Die ForelleIn einem Bächlein helle,Da schoß in froher Eil’Die launische ForelleVorüber wie ein Pfeil.Ich stand an dem GestadeUnd sah in süßer Ruh’Des muntern Fischleins BadeIm klaren Bächlein zu.

Ein Fischer mit der RuteWohl an dem Ufer stand,Und sah’s mit kaltem Blute,Wie sich das Fischlein wand.So lang dem Wasser Helle,So dacht’ ich, nicht gebricht,So fängt er die ForelleMit seiner Angel nicht.

Doch endlich ward dem DiebeDie Zeit zu lang. Er machtDas Bächlein tückisch trübe,Und eh ich es gedacht,So zuckte seine Rute,Das Fischlein zappelt dran,Und ich mit regem BluteSah die Betrogene an.

Die ihr am goldenen QuelleDer sicheren Jugend weilt,Denkt doch an die Forelle,Seht ihr Gefahr, so eilt!Meist fehlt ihr nur aus Mangelder Klugheit, Mädchen, sehtVerführer mit der Angel!Sonst blutet ihr zu spät!

ErlkönigWer reitet so spät durch Nacht und Wind?Es ist der Vater mit seinem Kind;Er hat den Knaben wohl in dem Arm,Er faßt ihn sicher, er hält ihn warm.

“Mein Sohn, was birgst du so bang dein Gesicht?” –“Siehst, Vater, du den Erlkönig nicht?Den Erlenkönig mit Kron’ und Schweif?” –“Mein Sohn, es ist ein Nebelstreif.”

“Du liebes Kind, komm, geh’ mit mir!Gar schöne Spiele spiel’ ich mit dir;Manch’ bunte Blumen sind an dem Strand,Meine Mutter hat manch gülden Gewand.” –

“Mein Vater, mein Vater, und hörest du nicht,Was Erlenkönig mir leise verspricht?” –“Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind;In dürren Blättern säuselt der Wind.” –

“Willst, feiner Knabe, du mit mir gehn?Meine Töchter sollen dich warten schön;Meine Töchter führen den nächtlichen Reihn,Und wiegen und tanzen und singen dich ein.” –

40 schubert Fest ival 41schubert Fest ival

Page 22: programmaboekje Schubert Festival

Vooral rond 1820 werd in verschillende privé-salons in Wenen de ‘Schubertiade’ een begrip. Een avond lang werden dan met Schubert achter het klavier oudere en vooral nieuw geschreven instrumentale en vocale composities van Schubert uitgevoerd in een kring van aandachtig en ongedwongen luisterende vrouwen en mannen. Er zijn prachtige afbeeldingen bewaard van deze historische concerten, waarbij meteen in het oog valt dat publiek en uitvoerenden bijna één zijn. Op 17 maart proberen we deze intieme, ongedwongen sfeer weer terug te halen, misschien wel met Sachertorte.

Zaterdagavond 17 maart 2012 zal de Lutherse Kerk in het teken staan van Franz Schubert. De kerk wordt dan muzikaal omgetoverd in een Weense salon, waar - uit met name de laatste rijpe scheppingsperiode - hoogtepunten uit Schuberts oeuvre ten gehore zullen worden gebracht met instrumenten, zoals Schubert ze zelf gekend heeft. De zangers en instrumentalisten zullen, net als op de Schubertiades in het Wenen van begin 19e eeuw, gegroepeerd staan om de fortepiano. Muziek en instrumenten zullen overeenkomen met die Weense situatie; u zult alleen de componist zelf met zijn karakteristieke krullen en ‘ziekenfondsbrilletje’ niet achter het klavier aantreffen.

Fortepiano: Leo Doeselaar, Wyneke Jordans Sopraan: Johannette Zomer Tenor: Marcel ReijansKlarinet: Frank van der Brink

zaterdag 17 maart | Lutherse Kerk | 20.15 uur

Schubertiade: liederen en pianowerken

johannette zomer leo doeselaar

Uit ‘Schwanengesang’, D 957:Liebesbotschaft Ständchen Aufenthalt Der Doppelgänger

Uit “Wilhelm Meister” (Goethe), op.62, D 877:Mignon und der Harfner (“Nur wer die Sehnsucht kennt”) Lied der Mignon (“Heiß mich nicht reden”)Lied der Mignon (“So laßt mich scheinen”)Lied der Mignon (“Nur wer die Sehnsucht kennt”)

Licht und Liebe (Nachtgesang) (Collin), D 352 Fantasie in f, op. 103, D 940 (1828) (fortepiano quatre-mains) Der Musensohn (Goethe), op. 92, nr.1, D 764Freiwilliges Versinken (Mayrhofer), D 700

42 schubert Fest ival 43schubert Fest ival

Page 23: programmaboekje Schubert Festival

e e n s a m e n w e r k i n g v a n

Musica Antiqua

Nova

w w w . m u s i c a a n t i q u a n o v a . n l