Programma het NNO in kleur

2
VRIJDAG 2 NOVEMBER | 20.15 UUR Groningen | De Oosterpoort ZATERDAG 3 NOVEMBER | 19.30 UUR Rotterdam | De Doelen VOOR DE PAUZE Stravinsky Suite uit De vuurvogel versie 1919 Liszt/arr. Jelte Althuis Totentanz voor piano en orkest NOORD NEDERLANDS ORKEST NNO IN KLEUR NA DE PAUZE Delius A Song of Summer Debussy Images Dirigent Michel Tabachnik Ensemble Calefax: Oliver Boekhoorn, Ivar Berix, Raaf Hekkema, Jelte Althuis, Alban Wesly Het werd een historisch succes. Enerzijds kon Stravinsky de zeer Russische fascinatie voor fantasiewerelden en sprookjes uitdragen, voortbouwend op de soms ‘exotische’ klank van zijn leermeester Rimski-Korsakof en de feeërieke balletten van Tsjaikovski. Anderzijds toonde hij een hyper-originele en moderne aanpak, met gewaagde harmonische vondsten en een fragmentarische verteltrant vol abrupte overgangen. Het verhaal is feitelijk een samenvoeging van verschillende Russische sprookjes; scenarist Alexandre Benois, choreograaf Michel Fokine en vormgever Leon Bakst hadden elk een aandeel in deze cocktail. Een Prins, plezierjagend op de mythische vuurvogel, raakt verzeild in het rijk van Kastsjei, een boze tovenaar die meisjes ontvoert en mannen in steen verandert en wiens ziel in een magisch ei huist. De vuurvogel, buitgemaakt door de Prins, smeekt vrijgelaten te worden in ruil voor een gunst – een aanbod dat van pas komt als de Prins verliefd wordt op één van de gevangen maagden en door Kastsjei gevangengenomen wordt. De vuurvogel verschijnt en laat de tovenaar en diens wachters een uitputtende dans doen. Tijdens de diepe slaap die hen daarop overmant vindt de Prins het ei met Kastsjei’s ziel, en vernietigt het. De gevangen meisjes én de vuurvogel zijn definitief vrij, de Prins en zijn uitverkorene trouwen. Franz Liszt: Totentanz (bewerking: Jelte Althuis) Als volbloed romanticus was Franz Liszt een man van extreme tegenstellingen. Zijn frivole levenswandel verruilde hij voor het priesterschap, de notenlawines van zijn piano-oeuvre maakten plaats voor een uiterst sobere, kale schrijfwijze en – in het algemeen – tegenover de onmiskenbare vitaliteit van zijn werk staat een diepe fascinatie voor de dood. De Totentanz voor piano en orkest is slechts één van zijn morbide composities, maar het is wel de meest spectaculaire. Liszt schreef het werk onder de sterke invloed van Berlioz’ Symphonie fantastique, waarin het gregoriaanse Dies irae in allerlei gedaanten opduikt. Zo ook hier – maar dan met een solopartij die in 1849 verbijsterde door de extreme dissonantie en de slagwerk-achtige pianistiek. Juist dat pianistische is een uitdaging voor Calefax. Dit rietkwintet heeft een solide reputatie opgebouwd met het bewerken van ‘onblaasbaar’ geachte composities, en ook de Totentanz maakte de vertaalslag – ‘ook al weet je nooit precies waar je uitkomt als je met zo’n arrangement begint’, aldus bewerker Jelte Althuis. Het Calefax-credo is dat bewerkingen geen afbreuk aan het origineel doen, maar er een ander licht op werpen en verborgen kwaliteiten van het werk kunnen tonen. Althuis: ‘Als een piano een meerstemmige passage speelt hoor je in alle stemmen dezelfde klankkleur, hoe genuanceerd de pianist ook speelt. Zo’n passage kan veel meer diepte krijgen als je de stemmen uitbesteedt aan verschillende rietinstrumenten. Je hoeft niets toe te voegen, niets weg te laten - het is dezelfde muziek. Maar die klinkt ineens totaal anders.’ Frederick Delius: A song of summer In de muziekgeschiedenis hebben Engelse componisten altijd iets solitairs gehad: ze waren er wel, maar participeerden nooit volop in de constante muzikale interactie tussen Duitsland, Italië en Frankrijk. Frederick Delius is de buitenstaander tussen die andere buitenstaanders. Ook voor zijn mede-Britten was hij moeilijk te plaatsen. Geboren als Fritz Delius, uit Duitse ouders. Ondanks zijn muzikale aspiraties gedwongen tot een carrière in zijn vaders textielhandel, zonder succes. Daarna even vruchteloos werkzaam bij een sinaasappelplantage in Florida. Uiteindelijk muziekstudent in Leipzig, waar zijn muzikale talent werd erkend en gepromoot door onder anderen Edvard Grieg. In 1888 verhuisde hij hoopvol naar Parijs, zonder een plaats in het Franse muziekleven te verwerven: zijn enige vrienden aldaar waren andere buitenlandse kunstenaars. Geen wonder dus, dat je op Delius’ muziek moeilijk een etiket kunt plakken. Invloeden van Grieg, Wagner, Strauss, Debussy en Amerikaanse negro-songs: het zit er allemaal in. En tóch is A song of summer onmiskenbaar Engels, alleen al omdat Delius – doodziek en blind toen hij het werk schreef – zijn emoties streng in toom houdt. Hij droeg het stuk op aan zijn assistent Eric Fenby, de assistent aan wie hj zijn noten dicteerde: ‘Stel je voor dat we vanaf de landelijke kust uitkijken over zee’, instrueerde Delius hem. ‘De aanghouden akkoorden van de hoge strijkers duiden op een heldere hemel Igor Stravinsky (1882-1971) Suite uit De vuurvogel (versie 1919) Franz Liszt (1811-1886) Totentanz, voor ensemble en orkest (1849; bewerking Jelte Althuis, 2012) Frederick Delius (1862-1934) A song of summer (1831) Claude Debussy (1862-1918) Images, voor orkest (1905-1912) 1. Gigues 2. Iberia 3. Rondes de printemps Igor Stravinsky: Suite uit De vuurvogel In de 19e en vroege 20e eeuw waren Duitsland en Oostenrijk de belangrijkste leveranciers van orkestmuziek, maar het waren Fransen en Russen die fijne nuances aanbrachten in de orkestklank. Voor hen was instrumentatiekunst niet ondergeschikt aan de muzikale inhoud. Igor Stravinsky kon daaruit maximaal profijt trekken. In Rusland was hij leerling van Rimski-Korsakof en later, in Parijs, zou hij geïmponeerd raken door Claude Debussy: twee kampioenen op het gebied van orkestrale klankkleur en dieptewerking. Echter, toen hij De vuurvogel componeerde – het werk waarmee hij op slag internationaal beroemd werd – had hij nog amper praktijkervaring en was hij zelfs in Rusland relatief onbekend. Sergej Diaghilev, de impresario die recentelijk een balletgroep had opgericht om Europese podia voor Russische dans te enthousiasmeren, gaf de jonge Stravinsky de kans een spookjesballet te componeren; voor aankomend talent had Diaghilev een feilloze neus.

description

Programma het NNO in kleur

Transcript of Programma het NNO in kleur

Page 1: Programma het NNO in kleur

Vrijdag 2 noVember | 20.15 uurGroningen | De Oosterpoort

Zaterdag 3 noVember | 19.30 uur Rotterdam | De Doelen

Voor de PauZe

Stravinsky Suite uit De vuurvogel versie 1919Liszt/arr. Jelte Althuis Totentanz voor piano en orkest

noord nederlands orkest

NNO IN KLEUR

na de PauZe

Delius A Song of SummerDebussy Images

dirigent michel tabachnikensemble Calefax: oliver boekhoorn, ivar berix, raaf Hekkema, jelte althuis, alban Wesly

Het werd een historisch succes. Enerzijds kon Stravinsky de zeer Russische fascinatie voor fantasiewerelden en sprookjes uitdragen, voortbouwend op de soms ‘exotische’ klank van zijn leermeester Rimski-Korsakof en de feeërieke balletten van Tsjaikovski. Anderzijds toonde hij een hyper-originele en moderne aanpak, met gewaagde harmonische vondsten en een fragmentarische verteltrant vol abrupte overgangen. Het verhaal is feitelijk een samenvoeging van verschillende Russische sprookjes; scenarist Alexandre Benois, choreograaf Michel Fokine en vormgever Leon Bakst hadden elk een aandeel in deze cocktail. Een Prins, plezierjagend op de mythische vuurvogel, raakt verzeild in het rijk van Kastsjei, een boze tovenaar die meisjes ontvoert en mannen in steen verandert en wiens ziel in een magisch ei huist. De vuurvogel, buitgemaakt door de Prins, smeekt vrijgelaten te worden in ruil voor een gunst – een aanbod dat van pas komt als de Prins verliefd wordt op één van de gevangen maagden en door Kastsjei gevangengenomen wordt. De vuurvogel verschijnt en laat de tovenaar en diens wachters een uitputtende dans doen. Tijdens de diepe slaap die hen daarop overmant vindt de Prins het ei met Kastsjei’s ziel, en vernietigt het. De gevangen meisjes én de vuurvogel zijn definitief vrij, de Prins en zijn uitverkorene trouwen.

Franz Liszt: totentanz (bewerking: jelte althuis)Als volbloed romanticus was Franz Liszt een man van extreme tegenstellingen. Zijn frivole levenswandel verruilde hij voor het priesterschap, de notenlawines van zijn piano-oeuvre maakten plaats voor een uiterst sobere, kale schrijfwijze en – in het algemeen – tegenover de onmiskenbare vitaliteit van zijn werk staat een diepe fascinatie voor de dood. De Totentanz voor piano en orkest is slechts één van zijn morbide composities, maar het is wel de meest spectaculaire. Liszt schreef het werk onder de sterke invloed van Berlioz’ Symphonie fantastique, waarin het gregoriaanse Dies irae in allerlei gedaanten opduikt. Zo ook hier – maar dan met een solopartij die in 1849 verbijsterde door de extreme dissonantie en de slagwerk-achtige pianistiek.Juist dat pianistische is een uitdaging voor Calefax. Dit rietkwintet heeft een solide

reputatie opgebouwd met het bewerken van ‘onblaasbaar’ geachte composities, en ook de Totentanz maakte de vertaalslag – ‘ook al weet je nooit precies waar je uitkomt als je met zo’n arrangement begint’, aldus bewerker Jelte Althuis. Het Calefax-credo is dat bewerkingen geen afbreuk aan het origineel doen, maar er een ander licht op werpen en verborgen kwaliteiten van het werk kunnen tonen. Althuis: ‘Als een piano een meerstemmige passage speelt hoor je in alle stemmen dezelfde klankkleur, hoe genuanceerd de pianist ook speelt. Zo’n passage kan veel meer diepte krijgen als je de stemmen uitbesteedt aan verschillende rietinstrumenten. Je hoeft niets toe te voegen, niets weg te laten - het is dezelfde muziek. Maar die klinkt ineens totaal anders.’

Frederick delius: a song of summerIn de muziekgeschiedenis hebben Engelse componisten altijd iets solitairs gehad: ze waren er wel, maar participeerden nooit volop in de constante muzikale interactie tussen Duitsland, Italië en Frankrijk. Frederick Delius is de buitenstaander tussen die andere buitenstaanders. Ook voor zijn mede-Britten was hij moeilijk te plaatsen. Geboren als Fritz Delius, uit Duitse ouders. Ondanks zijn muzikale aspiraties gedwongen tot een carrière in zijn vaders textielhandel, zonder succes. Daarna even vruchteloos werkzaam bij een sinaasappelplantage in Florida. Uiteindelijk muziekstudent in Leipzig, waar zijn muzikale talent werd erkend en gepromoot door onder anderen Edvard Grieg. In 1888 verhuisde hij hoopvol naar Parijs, zonder een plaats in het Franse muziekleven te verwerven: zijn enige vrienden aldaar waren andere buitenlandse kunstenaars.Geen wonder dus, dat je op Delius’ muziek moeilijk een etiket kunt plakken. Invloeden van Grieg, Wagner, Strauss, Debussy en Amerikaanse negro-songs: het zit er allemaal in. En tóch is A song of summer onmiskenbaar Engels, alleen al omdat Delius – doodziek en blind toen hij het werk schreef – zijn emoties streng in toom houdt. Hij droeg het stuk op aan zijn assistent Eric Fenby, de assistent aan wie hj zijn noten dicteerde: ‘Stel je voor dat we vanaf de landelijke kust uitkijken over zee’, instrueerde Delius hem. ‘De aanghouden akkoorden van de hoge strijkers duiden op een heldere hemel

igor Stravinsky (1882-1971)Suite uit De vuurvogel (versie 1919)Franz Liszt (1811-1886)Totentanz, voor ensemble en orkest (1849; bewerking Jelte Althuis, 2012)Frederick delius (1862-1934)A song of summer (1831)Claude debussy (1862-1918)Images, voor orkest (1905-1912)1. Gigues2. Iberia3. Rondes de printemps

igor Stravinsky: Suite uit de vuurvogelIn de 19e en vroege 20e eeuw waren Duitsland en Oostenrijk de belangrijkste leveranciers van orkestmuziek, maar het waren Fransen en Russen die fijne nuances aanbrachten in de orkestklank. Voor hen was instrumentatiekunst niet ondergeschikt aan de muzikale inhoud. Igor Stravinsky kon daaruit maximaal profijt trekken. In Rusland was hij leerling van Rimski-Korsakof en later, in Parijs, zou hij geïmponeerd raken door Claude Debussy: twee kampioenen op het gebied van orkestrale klankkleur en dieptewerking. Echter, toen hij De vuurvogel componeerde – het werk waarmee hij op slag internationaal beroemd werd – had hij nog amper praktijkervaring en was hij zelfs in Rusland relatief onbekend. Sergej Diaghilev, de impresario die recentelijk een balletgroep had opgericht om Europese podia voor Russische dans te enthousiasmeren, gaf de jonge Stravinsky de kans een spookjesballet te componeren; voor aankomend talent had Diaghilev een feilloze neus.

Page 2: Programma het NNO in kleur

en totale rust. Let op het motiefje dat de violen spelen wanneer de muziek meer vaart krijgt. Daarmee wil ik de kalme beweging van de golven weergeven. In de fluiten hoor je een zeemeeuw voorbijzweven.’ Delius had evengoed zijn mond kunnen houden: ook zonder dit Bob Ross-achtige commentaar is het een zeer beeldend en sfeervol stuk.

Claude debussy: images voor orkestDebussy stuurde zijn Images pour orchestre als drieluik de wereld in, maar de stukken ontstonden verspreid tussen 1905 en 1912 en zijn qua karakter nauwelijks verwant. Een verbindend element is de dans. Images bestaat uit drie ‘dansfantasieën’ met elk een eigen nationale kleur.Gigues knoopt aan bij de jig, een dans waarvan Debussy tijdens een verblijf in Engeland onder de indruk was geraakt. Maar toch is de muziek alleszins Frans – wat overigens geen garantie is voor lichtvoetigheid. Aanvankelijk wilde Debussy dit deel Gigues tristes noemen. De criticus Constant Lambert schreef erover: ‘In de walsen van Chabrier hoor je de componist zelf met overgave meewalsen, maar dit is een Proust-achtig, emotioneel commentaar op een jig.’Het tweede deel, Ibéria (bestaande uit drie afzonderlijke sub-deeltjes), is één van de verscheidene hommages die Debussy aan het ‘exotische’ Spanje bracht; Debussy ‘leende’ de titel van Isaac Albéniz, die kort daarvoor zijn beroemde, gelijknamige pianocyclus in Parijs geïntroduceerd had. Heel wat componisten waren Debussy voorgegaan in het schrijven van quasi-Spaanse muziek (zoals Bizets Carmen), maar nog nooit had een buitenlander zó goed de sfeer

van Spanje getroffen – aldus de oer-Spaanse componist Manuel de Falla, vriend en tijdgenoot van Debussy. In Ibéria doet Debussy meer dan ooit een beroep op het voorstellingsvermogen van de luisteraar. Na één van de eerste repetities schreef Debussy aan zijn vriend André Caplet: ‘Je kunt je niet voorstellen hoe vanzelfsprekend de overgang tussen het tweede en het derde deel klinkt... Het klinkt of er geïmproviseerd wordt (...) De muziek lijkt samen met de mensen en de dingen te ontwaken... Er is een man die meloenen verkoopt, en een fluitend jongetje (...) Ik zie ze heel duidelijk voor me.’Rondes de Printemps is het resultaat van een moeizaam compositieproces. Debussy’s tegenstanders grepen de première aan om de componist te betichten van tanende creativiteit en een terugval in het academisme dat hij juist zo verfoeide, maar Maurice Ravel prees de ‘fraîcheur exquise’ van het werk. Debussy betuigt zijn verknochtheid aan het Franse volksliedje Nous n’irons plus au bois, waarvan de eerste frasen in allerlei gedaanten door het stuk buitelen. Debussy ontleende de titel aan een beschrijving van middeleeuwse mei-vieringen in Toscane, maar de melancholie die ook in Gigues heerst vormt een tegenstroom onder de jolige oppervlakte.Het muzikale weefsel (in het bijzonder van de openingsmaten) is een forse stap in de richting van het ideaal dat hij wat later in Jeux zou bereiken: het schrijven van ‘vrije, beweeglijke muziek met voortdurend veranderende kleuren, vormen en ritmes’.

michiel Cleij

bestel via NNO.NU

WIbI SOERjadI SPEELT RaCHMaNINOVS TWEEdE PIaNOCONCERT Dirigent Stefan aSburyProgramma KuiLer, raCHmaninoV, bartóK

do 15 noV | aSSen | tHeater de nieuWe KoLK | 20.15 uurVr 16 noV | LeeuWarden | de Harmonie | 20.15 uur Za 17 noV | groningen | de ooSterPoort | 20.15 uur noord nederlands orkest

PROGRaMMaNNO IN KLEUR

Prijs €1,- | Vrienden NNO gratis

Biografieën van dirigent en ensemble vindt u op nno.nu

150 Jaar NNo! JubileumcoNcert