preview overzicht klinische...

6
Overzicht Klinische lessen Dominique Selviyan

Transcript of preview overzicht klinische...

  • Overzicht Klinische lessen

    Dominique Selviyan

  • Voorwoord Geachte lezer, Dit is het overzicht van de studiestof voor Klinische Lessen. Het betreft een overzicht van de literatuur gegeven bij de hoorcolleges. Hierbij bestaat de literatuur uit de hoofstukken die gelezen moesten worden aan de hand van de hoorcolleges. De artikelen zijn niet samengevat in dit overzicht. Het overzicht bestaat uit een week opdeling, met in iedere week het hoorcollege en de stof erbij vermeld. Deze weekopdeling loopt synchroon met de bedachte studiestofopdeling van het vak Klinische Lessen. Dit overzicht is geschreven naar eigen inzicht van de auteur. Bij het maken van deze overzichten wordt geprobeerd de kwaliteit zo veel mogelijk te waarborgen. De auteur kan echter geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor het gebruik ervan. Dit overzicht dient als aanvulling/ hulpmiddel en niet ter vervanging van de verplichte leerstof uit de boeken. Nadruk van dit overzicht is verboden. Gebruik van dit overzicht voor andere doeleinden dan eigen gebruik is verboden. Zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de auteur, dient dit overzicht niet uitgegeven, overgeschreven of gebruikt te worden door anderen naast eigen gebruik. Heel veel succes met leren en met de tentamens! Met vriendelijke groet, Dominique Selviyan

  • Inhoudsopgave Week 1 HC1: N&H hoofdstuk 3 – assessing and diagnosing abnormality ………........................................................................................................................................ 4 HC2: Parritz & Troy hoofdstuk 4 - Classification, Assessment, Diagnosis, and intervention ………........................................................................................................................................ 8 Week 2 HC3: Parritz & Troy hoofdstuk 5 - Disorders of early development ………...................................................................................................................................... 10 HC3: Parritz & Troy hoofdstuk 6 – Disorders of attachment ………...................................................................................................................................... 14 HC4: Parritz & Troy hoofdstuk 8 – Autism spectrum disorder ………...................................................................................................................................... 18 Week 3 HC5: Parritz & Troy hoofdstuk 15 – Eating disorders ………...................................................................................................................................... 22 HC6: N&H hoofdstuk 7 – Mood disorders and suicide ………...................................................................................................................................... 26 Week 4 HC7: N&H hoofdstuk 5 – Trauma, anxiety, obsessive-compulsive and related disorders ………...................................................................................................................................... 34 HC8: N&H hoofdstuk 9 – Personality disorders ………...................................................................................................................................... 39 Week 5 HC9: N&H hoofdstuk 8 – Schizophrenia spectrum and other psychotic disorders ………...................................................................................................................................... 45 HC10: Kolb & Wishaw hoofdstuk 3 – Nervous system organization ………...................................................................................................................................... 53 Week 6 HC 11: Kolb & Wishaw hoofdstuk 26.4 en hoofdstuk 7 (klein stukje) – Epilepsy ………...................................................................................................................................... 60 HC12: Kolb & Wishaw hoofdstuk 26.2 – CVA ………...................................................................................................................................... 62 Week 7 HC 13: Kolb en Whishaw hoofdstuk 27.8 – Dementias ………...................................................................................................................................... 64 EINDE OVERZICHT ………...................................................................................................................................... 66

  • Voor HC1: Nolen & Hoeksma ~ Hoofdstuk 3 Assessing and diagnosing abnormality

    Inleiding assesment and diagnosis along the continuum Volgens het boek kan je op twee manieren tot een diagnose komen:

    1. Continuum aanpak. Bij deze aanpak kijk je waar iemand zijn gedrag/gevoelens liggen op een continuüm van laag naar hoog. Voordelen: de aanpak houdt goed de nuance verschillen in de gaten en gaat er niet vanuit dat wij psychologen weten waar de cut-off score is voor problematisch gedrag. Nadeel: waarde op een continuüm maakt communiceren over cliënten lastig.

    2. Categorische aanpak. Bij deze aanpak wordt er gekeken naar een drempelwaarde (specifiek cut-off punt). Val je boven de drempelwaarde, dan leidt je aan een bepaalde stoornis. Voordelen: door de drempelwaarde kan gemakkelijk over cliënten gecommuniceerd worden. Nadelen: zie voordelen continuüm aanpak.

    De twee aanpakken zijn echter niet tegenover gesteld aan elkaar. Beoordeling (assessment) is het proces waarbij informatie over iemand zijn symptomen en mogelijke oorzaken hiervan worden verzameld. Denk hierbij aan onderwerpen als omgang met stress, gezinssituatie en sociale-culturele achtergrond. De verzamelde informatie wordt gebruikt om een diagnose(diagnosis) te stellen, een label voor een set symptomen die meestal samen voorkomen. ASSESSMENT TOOLS Beoordelingstools moeten valide, betrouwbaar en gestandaardiseerd zijn. Validiteit (validity). De test meet dan wat de test zou moeten meten. Validiteit valt weer op te delen in verschillende vormen, zoals:

    - Gezichtsvaliditeit (face validity) als het op het oog valide lijkt. - Inhoudsvaliditeit (content validity) de mate waarin het aspecten van het fenomeen ook werkelijk meet. - Concurrente validiteit (concurrent/convergent validity) als de test en andere testen die eenzelfde construct meten met elkaar overeenkomen. - Predictieve validiteit (predictive validity) krijg je wanneer een test een goede voorspelling kan doen over hoe iemand zich zal voelen, gedragen of denken in de toekomst. - Construct validiteit (construct validity) verkrijg je als een test meet wat het beoogt te meten, zonder dat het ook nog andere constructen meet.

    Betrouwbaarheid (reliability). Betrouwbaarheid verkrijg je als een test consistent dezelfde resultaten verkrijgt over de tijd heen gemeten (bij één persoon). Betrouwbaarheid kan je opdelen in verschillende vormen:

    - Test-hertest betrouwbaarheid (alternate form reliability). Je maakt verschillende vormen van eenzelfde test. - Split-half betrouwbaarheid (internal reliability) . Als de test verdeeld wordt in twee helften en de inhoud hiervan met elkaar vergeleken worden. Scoort een persoon hoog/laag op beide helften (of geeft zelfde antwoorden, als je maar gelijkenis in scores tussen beide testen ziet) dan is de interne betrouwbaarheid hoog. - Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (interrater reliability). Als twee of meerdere beoordelaars tot eenzelfde score/conclusie komen.

    Standaardisatie (standardization). Je kan validiteit en betrouwbaarheid bereiken door het beheer en interpretatie van je test te standaardiseren. Hieronder worden er een aantal veelgebruikte assessmenttools beschreven.

  • Clinical Interview Informatie wordt verzameld aan de hand van een intakegesprek. Dit intakegesprek kan een mentale status examen bevatten, dat kijkt naar het algemene functioneren van iemand. Het mentale status examen bestaat uit:

    1. Iemands algemene verschijning en bewegingssnelheid. 2. Het gedachtenproces van iemand en hoe snel iemand praat. 3. Iemand zijn humeur. 4. Het intellectuele functioneren van iemand. 5. Iemand zijn begrip van plaats, tijd en wie hij/zij is & wie de hulpverlener is.

    Hulpverleners gebruiken ook vaak een gestructureerd interview (structured interview). Aan het einde van het interview zou de hulpverlener moeten weten of de symptomen van de cliënt passen bij een diagnose. Symptom Questionaires Om snel achter de symptomen van de cliënt te komen, gebruiken we een symptomen vragenlijst (symptom questionaire). Deze vragenlijst bevat een wijd aanbod aan symptomen passend bij veel verschillende stoornissen. De Beck Depression Inventory (BDI, 1972) wordt gebruikt om depressiesymptomen te ontdekken. De BDI bestaat uit 21 items met vragen bestaande uit vier levels (zie tabel 3.2). Voor gemiddelde tot ernstige depressie diagnose bestaat een cutoff score. Nadelen BDI: maakt niet genoeg onderscheid tussen depressie symptomen en symptomen van andere stoornissen en geeft geen diagnose voor depressie. Voordelen: erg snel afneembaar, hoge test-hertest B. en wordt veel gebruikt. Personality Inventories Persoonlijkheidsvragenlijsten beoordelen iemands typische manier van denken, voelen en uiting van gedrag. Meest gebruikte is de Minne-sota Multiphasic Personality Inventory (MMPI, 1930-1989). De vragenlijst bevat zinnen die sociale- en morele houdingen etc. beschrijven en beantwoord moeten worden met waar/nietwaar/n.v.t.. De MMPI bestaat uit 10 schalen en de MMPI-2 uit 14. Score van cliënt wordt vergeleken met algemene bevolking. Voordelen: concurrente en test-hertest B. is hoog. Nadelen: Niet divers genoeg m.b.t. culturen. Behavioral Observation and Self-Monitoring Met een gedragsobservatie kan de hulpverlener tekorten in de cliënt zijn vaardigheden ontdekken. Met deze info kan de hulpverlener de cliënt nieuwe vaardigheden aanleren. Voordeel van directe gedragsobservatie: je leunt niet op cliënt zijn oordeel over eigen gedrag. Nadeel: Client kan gedrag veranderen wanneer hij weet dat hij geobserveerd wordt. En verschillende observatoren komen tot verschillende conclusies. Als directe observatie niet mogelijk is, wordt zelf monitoren (self-monitoring) opgedragen. De client houdt dan bepaald gedrag gedurende een tijdsperiode bij. Intelligence Tests Intelligentie testen gebruik je om de intellectuele kracht en zwaktes van je cliënt te weten te komen, vooral als zwakbegaafdheid/ hersenschade verwacht wordt. Voorbeelden zijn de WAIS en WISC. Uit een intelligentie test rolt een IQ score: een score die jouw score weergeeft in vergelijking met leeftijdsgenoten. Nadelen: intelligentietesten meten niet alles, omdat psychologen niet in overeenstemming zijn over de definitie van intelligentie en middel/hoog opgeleide kinderen maken een intelligentietest beter omdat ze meer bekend zijn met het redenatievermogen dat nodig is om de test te maken.