Portfolio Esthetica

29
1 Portfolio Esthetica 09.05.2011 Jelle De Vos 5 Latijn-Wiskunde

description

Portfolio van esthetica met kunstenaar Akira Kurosawa.

Transcript of Portfolio Esthetica

Page 1: Portfolio Esthetica

1

Portfolio Esthetica

09.05.2011 Jelle De Vos 5 Latijn-Wiskunde

Page 2: Portfolio Esthetica

2

Voorwoord Ik kan mij niet exact herinneren wanneer ik voor het eerst een film van Akira Kurosawa zag, maar een

berekende gok zou zijn tijdens het voorjaar van 2009. Het was oorspronkelijk een poging om me te

verdiepen in filmklassiekers en gedurende die periode vierde mijn obsessie voor Japan nog hoogtij,

ongetemperd door de nakende concurrentie met het Korea- en vooral het Chinafenomeen. Het was

Shichinin no Samurai, een drie uur durende zwart-wit film. De lange duur en het gebrek aan de

gewende kleur schrikten me af, maar ik besloot toch te kijken. Het resultaat was een doortastende

fascinatie voor Kurosawa’s cinema. De manier waarop hij, simpel en direct, zijn verhaal ontvouwde,

had ik nog nooit eerder gezien. Ook was ik opgegroeid in een filmmilieu waar emoties (op zijn minst

geveinsd) normaal moesten worden voorgesteld. De bewondering was dan ook groot toen ik

Mifune’s excessieve expressie zag en niettegenstaande moest vaststellen dat de emoties die hij

uitdrukten toch leken te stroken met het geheel van de film. Het was alsof de wereld van Kurosawa

daarin van de onze verschilde, maar toch dezelfde was doordat de emoties, de motieven en de

werkwijzen onweerlegbaar echt waren. De mystiek die al deze vernieuwing door oude kunst opriep,

werd uiteraard nog versterkt door het zwart-wit beeld, wat je onder lijkt te dompelen in dit parallel

universum. In plaats van een storende factor, werd deze technische beperking een hefboom die met

volle zielsovertuiging voor Kurosawa pleitte.

Het is omwille van deze bewondering dat ik voor Akira Kurosawa koos als centrale kunstenaar om te

bespreken. Maar zijn werk is slechts een deel van het geheel dat u in deze kunstkuip zult aantreffen.

Impressionisten en modernisten, fakers en makers: allen komen aan bod. Ik heb mij voornamelijk

bediend van het internet en een uitvoerig informatief boek over Kurosawa’s werk, The Films of Akira

Kurosawa: Third Edition, Expanded and Updated, With a New Epilogue. Alle feiten omtrent zijn leven

komen oftewel uit deze analyse, die overigens algemeen geaccepteerd wordt als het meest

gezaghebbende werk over dit onderwerp, of uit meerdere bronnen op het internet. Voor de

bespreking van de andere werken heb ik mijn mosterd bij museumsites en private artikelen gezocht.

Het samenstellen van dit werk heeft mij enkele slapeloze nachten bezorgd (daar die uren minder

bestaansrecht lijken te hebben, wend ik ze graag aan om dergelijke taken te verrichten), maar

tegelijkertijd een gevoel van voldoening gegeven. De meest logische motivatie hiervoor is dat diligent

werk omtrent een bepaald onderwerp nog steeds meer inzicht verschaft dan het achteloos

verkennen ervan; wat uiteraard niet impliceert dat het bekijken van films of het bezoeken van

musea onder een gestreste sfeer dient te verlopen. Een combinatie van geconcentreerde arbeid en

doelgerichte ontspanning was dus aangewezen en werd succesvol nagestreefd. Ik hoop dat ik dat

volgend jaar van mijn eindwerk ook zal kunnen zeggen.

Page 3: Portfolio Esthetica

3

Inhoud 1. Inhoudelijke opdrachten ................................................................................................................. 4

a) Sporen zoeken in de media ......................................................................................................... 4

b) Kunstenaar (onder-)zoeken ......................................................................................................... 9

1. Akira Kurosawa: een persoon.................................................................................................. 9

2. Shichinin no Samurai (1954) .................................................................................................. 12

3. Yojimbo (1961) ...................................................................................................................... 14

4. Hachigatsu no Rapusodi (1991) ............................................................................................. 15

5. Akira Kurosawa in de media .................................................................................................. 18

2. Externe opdracht ........................................................................................................................... 19

3. Museumverslagen ......................................................................................................................... 20

a) Middelheim ............................................................................................................................... 20

b) M HKA ........................................................................................................................................ 21

c) Parijs .......................................................................................................................................... 22

d) Opdracht keuzemuseum: Musée d’Orsay ................................................................................. 25

4. Zelfreflectie.................................................................................................................................... 27

5. Bronnen ......................................................................................................................................... 28

Page 4: Portfolio Esthetica

4

1. Inhoudelijke opdrachten

a) Sporen zoeken in de media

Claus-verzamelaar verkoopt unieke collectie

zaterdag 07 mei 2011, 05u00

Auteur: Geert Van der Speeten

BRUSSEL - Gert Jan Hemmink had het gedrukte oeuvre van Hugo Claus 'bijna compleet' in bezit. Alleen 'Love Song' bleek onvindbaar. Een boekje dat hij dan maar zelf uitgaf, in 1 exemplaar. Zijn verzameling wordt nu geveild. De Nederlandse bibliofiel Gert Jan Hemmink geldt als een echte kenner van de 'gedrukte' Claus. Hij raakte al vroeg bevriend met Hugo Claus (1929-2008) en bemachtigde veel werk uit de privébibliotheek van de meester. In 49 jaar tijd bouwde hij een indrukwekkende verzameling op, een schatkamer van bijzondere publicaties, luxe-edities en zeldzame drukjes. Uiteraard gesigneerd, en vaak van handgeschreven commentaar voorzien. Meer dan duizend stuks komen nu op de markt. In schuifjes, te beginnen met het beeldend werk dat Hugo Claus alleen of samen met andere kunstenaars maakte. Er zijn exclusieve dingen bij, zoals een van de zeldzame

olieverfschilderijen uit de Parijse Cobra-periode die Claus niet vernietigd had. De expert (1950) wordt geschat op 17.500 à 25.000 euro. Ook twee manuscripten springen eruit. Het werkhandschrift van Genesis, 33 teksten bij evenveel litho's van Roger Raveel, moet 16.000 euro halen. Nog zeldzamer is het originele losbladige manuscript van Paal en Perk uit 1951, met 14 losse originele tekeningen van Corneille. Met een geschatte prijs van 26.000 à 30.000 euro moet dit het duurste stuk van de veiling worden. Gert Jan Hemmink noemt zichzelf intussen 'verzamelaar in ruste'. Hij behoudt nog de persoonlijke brieven, handschriften en documenten en hoopt nog de definitieve Claus-bibliografie te schrijven. Volgens veilingmeester en antiquaar Peter van Winden 'was de passie van het koesteren en het zoeken' bij Hemmink de jongste jaren minder groot geworden. Hij typeert Hemmink als een echte collectionneur: 'Iemand met een grote geestesverwantschap met zijn verzamelobject. Eigenlijk een gemankeerde schepper'.

'De expert' uit

1950 is een van de

zeldzame

olieverfschilderijen

uit de Parijse

Cobra-periode die

Claus niet

vernietigd had. rr

Page 5: Portfolio Esthetica

5

De veiling vindt plaats op 28 mei bij Adams Amsterdam. Collectie en catalogus worden ook gepresenteerd in de KANTL in Gent, op 19 mei van 12 tot 19 uur.

Cobra (en de bijhorende Vijftigersbeweging) behoort tot de stromingen die gedurende het vijfde jaar

bij Nederlands worden besproken. Op die manier leren we hoe beeldende kunstenaars en auteurs

gaan samenwerken of zich eigenhandig gaan bedienen van beide kunstvormen. Eén van die

kunstenaars is Hugo Claus. Naast de gedichten die hij schreef, heeft hij ook cobraschilderijen

gefabriceerd (hoewel hij die term niet op zichzelf wilde toepassen).

Mijn introductie tot Cobra dateert echter van 2008, wanneer de Bozar er een expositie over heeft

opgezet. Ik wist nog niet veel van de ideeën achter de ruwe en onbeholpen vormen, maar werd min

of meer ingewijd door mijn zuster, die op dat moment de hierboven genoemde lessen volgde.

Sommige schilderijen en tekeningen waren zeker de moeite waard, maar andere schrokken me even

erg af als het ondergoed van buiklopende peuters. Als kunst immers op improvisatie steunt, loopt

het altijd het risico te mislukken. Zo gaat het ook bij jazz. Niet elke solo is een even sterk succes, je

kan alleen proberen je kennis en vaardigheden zo goed mogelijk toe te passen. Het voordeel bij

muziek is echter nog dat je kan steunen op toonladders en akkoorden, zodat je min of meer kan

voorspellen wat goed zal klinken. Die luxe heb je bij beeldende kunsten vooralsnog niet, mits we

kleuren even buiten beschouwing laten. Mijn raad voor de mislukte versies: stel ze dan gewoon niet

ten toon! Hetzelfde geldt voor Claus’ De expert, maar het werk komt dan ook uit een gesloten

privéverzameling. Niet dat het uitzonderlijk lelijk is (ik heb erger gezien…), maar de schoonheid die

we bijvoorbeeld bij Fête Nocturne aantreffen, ontbreekt. Daarnaast zie ik ook geen verheven

symboliek of baanbrekende visie. Claus had kortom geluk dat hij kon terugvallen op een literair talent

dat zijn schilderkunsten ver overtrof.

Gossip Girl ontdekt Das Pop

13/10/10 17u21

'Gossip Girl', de immens populaire Amerikaanse televisieserie die bij ons op VijfTV te zien is, heeft

Das Pop een leuke dienst bewezen. De vijfde aflevering van het vierde seizoen (bij ons nog niet te

zien) opende gisteren namelijk met 'Never Get Enough' van de band van Bent Van Looy.

Page 6: Portfolio Esthetica

6

"Goed nieuws", zegt Bent Van Looy op Studio Brussel, die er meteen wel aan toevoegt dat hij 'Gossip

Girl' zelf maar niks vindt. "Misschien moet ik het wat meer tijd geven. Ik heb alleszins al heel wat

leuke reacties gekregen na de aflevering gisteren. Het is vooral goed omdat het een van de laatste

manieren waarop je als groep nog geld kan verdienen aan je muziek als die in films of tv-series

gebruikt wordt."

"Een zaak van eer is het niet", geeft Van Looy eerlijk toe. "Het betaalt gewoon goed." Hij zou de

muziek van Das Pop dan ook in eender welke serie of film toelaten. Reclame is een ander paar

mouwen. "Dat hangt ervan af", aldus Van Looy, die zelf in New York zit om de nieuwe plaat van Das

Pop op te nemen. (sps)

In tegenstelling tot Bent Van Looy ben ik wel een gematigde Gossip Girl-fan. Toegegeven, het is een

doorsnee uitgemolken tienerserie, de jongere tegenhanger van The Bold and the Beautiful, bezit

evenveel diepgang als een boek van Bart Moeyaert en herhaalt elke vijf aflevering steeds weer

hetzelfde oppervlakkige scenario, maar al die dingen zijn tegelijk ook pluspunten. Waar kijk je anders

naar terwijl je je modi oefent, of op een veel te warme, werkloze namiddag tijdens de

komkommertijd? Op vergeten uren tussen nacht en ochtend, wanneer je weet dat je zou moeten

slapen en het toch vertikt, is Gossip Girl net als Prison Break en Heroes het gazettenpapier dat je

onder de poten van je wankelende vrije tijdstafel schuift. Bovendien bevat het niet zelden een

interessante, muzikale vondst.

Ik was dan ook prettig verrast dat ik een Belgische popgroep een bindnummer hoorde leveren voor

een van de populairste Amerikaanse tienerprogramma’s van deze tijd. Want laat daarover geen

twijfel bestaan, Das Pop verdient het om aan hun nummers te verdienen. Zij leveren immers steeds

waar voor hun geld. Op kleine optredens zowel als de grote geven zij met gelijkmatige overtuiging

het beste van zichzelf. In 2009 openden zij, aangevoerd door een in extreem korte broek geklede

Bent Van Looy, de main stage van Pukkelpop (jawel, ik was erbij) en deden dat met de vrolijke sfeer

die we van hen gewoon zijn. Nu hun nieuwe album uit is, hoop ik hen deze zomer opnieuw ergens

aan te treffen, al was het maar op een klein podium op de Dijle.

Onbekende schenkt Picasso aan Universiteit Sydney woensdag 27 april 2011, 14u11

Bron: belga

Auteur: gma

Een onbekende Amerikaan heeft een schilderij van Pablo Picasso

aan de Universiteit van Sydney geschonken op voorwaarde dat

de instelling de opbrengst na verkoop in wetenschappelijk

onderzoek steekt. Het stuk 'Jeune fille endormie' uit 1935 is

miljoenen waard.

Verwacht wordt dat het schilderij ruim 13 miljoen euro

Page 7: Portfolio Esthetica

7

opbrengt wanneer het in juni bij Christie's in Londen wordt geveild. Het schilderij toont de minnares van Picasso, Marie-Thérèse Walter. Het stuk werd vorig jaar gedoneerd door iemand uit de Verenigde Staten die anoniem wil blijven. Een deel van de opbrengst zal gebruikt worden om onderzoek te doen naar obesitas, diabetes en hartziekten. Dat zei Michael Spence, plaatsvervangend rector van de universiteit. 'Het schilderij is absoluut een juweeltje van een van de grootste artistieke genieën van de westerse kunst. We zijn verheugd dat we de Universiteit van Sydney kunnen steunen door het te veilen', zei Giovanna Bertazzoni, hoofd impressionistische en moderne kunst bij Christie's in Londen, in een verklaring. Vorig jaar bracht een portret van Walter door Picasso ruim 72,5 miljoen euro op - een wereldrecord.

Als u dit portfolio gelezen heeft, zal u misschien denken dat ik wat al te gemakkelijk kunst voor brol

verslijt. Dat is allerminst mijn bedoeling. Ik probeer echter enkel kritisch te zijn en niet kunst te

noemen al wat kunst tracht te zijn. Bij elke stroming zijn er immers voortrekkers en navolgers,

meelopers om het met boersere termen te stellen. Visionairen kan ik appreciëren, zelfs als ze

vormelijk gezien atrociteiten vervaardigen, maar wat lelijk en inhoudsloos is (of thans zo voor mij

lijkt), kan ik niet als kunst waarderen.

Een man die experimenteel kon zijn maar ongetwijfeld nog kunst voortbracht, is Picasso. Zijn werk

wordt immers deels gewaardeerd door de hype die eromheen bestaat, maar niemand kan

ontkennen dat die terecht is. Hij weet immers de werkelijkheid op een vernieuwende manier te

beelden, met een talent voor het leggen van geometrische verbanden. Ik ben ervan overtuigd dat

mensen met zo’n inzicht sterke intellectuele begaafdheden bezitten. Het is immers bewezen dat

muzikaal onderricht wiskundige vaardigheden verbetert, wat niet verwonderlijk is als je bedenkt dat

het al dan niet goed samengaan van klanken bepaalt wordt door hun wiskundige verhouding tot

elkaar. Zo denk ik ook dat Picasso’s gave verbanden tussen vormen te zien zich moet uiten in een

aanleg voor wiskundige verbanden. Maar dat is uiteraard maar mijn mening.

Dat de opbrengst voor een van zijn werken voor het goede doel wordt aangewend (wetenschappelijk

onderzoek t.v.v. medische vooruitgang is immers een maatschappijdienende zaak), doet me plezier.

Voor hetzelfde geld (zie de woordspeling?) had de opbrengst slechts een verrijking van een of andere

erfenis betekent. Ik kan trouwens best geloven dat het schilderij goed zou opbrengen. Het is prettig

om naar te kijken en drukt verrassend genoeg een harmonie uit, haar talloze tegenstellingen ten

spijt. Geel lijmt immers een figuurtje aaneen met twee kanten die in heur haar en gezicht met elkaar

in strijd verwikkeld zijn: wit tegen groen en rood tegen blauw. Boven haar vecht zelfs de kamer,

waarbij enkel de redenering dat het logischer is binnen op een kussen te slapen, suggereert dat het

tafereel zich binnenshuis afspeelt. Het perspectief klopt immers in beide richtingen: naar binnen of

naar buiten vouwend, het enige dat verandert, is de hoogteligging van Walter.

Page 8: Portfolio Esthetica

8

Holocaustfilm 'Shoah' via satelliet te zien in Iran dinsdag 08 maart 2011, 05u00

Auteur: (belga)

BRUSSEL - Voor het eerst kunnen Iraniërs luisteren naar de getuigen van de

holocaust in de film 'Shoah'. De film klaagt de Jodenvervolging aan.

Regisseur Claude Lanzmanns beroemde film Shoah, een epische documentaire die negen uur duurt, bevat getuigenissen van tewerkgestelden en overlevers in concentratiekampen, over de slachting van miljoenen Joden in Europa gedurende de Tweede Wereldoorlog. Lanzmann werkte gedurende elf jaar aan de film, die uitgebracht werd in

1985 en de hele internationale wereld beroerde. Het Aladdin Project, een Parijse organisatie die gesteund wordt door de Unesco, meldde gisteren dat de film de volgende dagen getoond zou worden via het grote satellietkanaal Pars, dat vanuit Los Angeles opereert. De film is gedubd in het Farsi (Perzisch). Schotelantennes zijn weliswaar verboden in Iran, maar de controle is gering. Veel mensen verstoppen hun antennes niet eens meer.

Campagne De actie maakt deel uit van een campagne om het begrip tussen Joden en moslims te bevorderen en om te vechten tegen de ontkenning van de Holocaust. De Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad heeft de historische verslaggeving over de Holocaust al verscheidene malen in vraag gesteld, en opgeroepen tot de vernietiging van Israël. Volgens Lanzmann kan de documentaire een efficiënt middel zijn om zo'n ontkenning te counteren. 'Het zijn kunstwerken die de echte bouwstenen worden van het geheugen', aldus de regisseur. 'Nu zullen de Iraniërs de kans krijgen zich zelf een opinie te vormen over de Holocaust. Maar de film gaat over wat elke mens kan overkomen.' Het Aladdin Project heeft de film ook in het Arabisch en het Turks gedubd. Hij zal volgende maand te zien zijn op het filmfestival van Istanbul en daarna ook op het TRT-televisiekanaal. Een uitzending op de Egyptische televisie ging niet door wegens de politieke onrust.

Dit is een uitstekend voorbeeld van ‘kunst in functie van de maatschappij’. Ik ben het ermee eens dat

kunst, en deze documentaire in het speciaal, mensen dichter bij elkaar kan brengen. Ik heb zelf al

met moslims gepraat die oprecht geloven dat de Holocaust alvast gedeeltelijk gefingeerd is. Als

argument voerden zij onder andere aan dat de concentratiekampen de vereiste capaciteit niet

hadden om de gerapporteerde aantallen te ‘verwerken’. Het is dan wel begrijpelijk dat moslims het

niet met joden kunnen vinden als men rekening houdt met de agressieve houding van Israël t.o.v.

haar buren, maar men zou het begrip Israëliër niet zo achteloos naar de term jood mogen uitbreiden.

Zulke denkbeelden zijn tevens gevaarlijk, want gruwelen die men vergeet, zal men sneller herhalen.

Het is bemoedigend om te zien dat naast de democratisering van de Arabische landen ook

moslimlanden in het algemeen een minder isolationistische denkwereld betreden.

Page 9: Portfolio Esthetica

9

b) Kunstenaar (onder-)zoeken

1. Akira Kurosawa: een persoon

In 1910 komt in Tokyo Akira Kurosawa ter wereld. Hij wordt als jongste geboren in een gezin van

zeven kinderen. Zijn vader is een ex-militair die zich inspande voor het lichamelijk onderwijs en

geloofde in een strikte opvoeding. Zijn moeder was heel wat minder streng en wordt door Kurosawa

zelf beschreven als een zachtaardige vrouw. Hij begon zijn schoolcarrière op een school die meer

aandacht schonk aan fysieke ontwikkeling dan aan intellectuele vorming. Kurosawa was echter geen

sterke jongen (hoewel hij later naar Japanse normen erg groot zou worden) en gelukkig voor hem

verhuisde zijn familie spoedig naar een andere wijk in Tokyo, waardoor hij van school veranderde.

Niet veel later werd hij moeiteloos populair en behield toch een bescheiden karakter. Hij wordt door

jeugdvrienden omschreven als eerlijk en rechtvaardig. In zijn positie als klasverantwoordelijke

bevooroordeelde hij niemand. Deze nobele instelling, die best bij zijn afkomst uit de vroegere

samoeraiklasse past, zal ook later in vele van zijn films terugkomen. Hij gelooft in het goede van de

mens en bewondert de held die zichzelf leert kennen en zich inspant voor het goede (bvb. Sugata

Sanshiro in zijn gelijknamige film het opneemt voor de geviseerde judomeesters). Zijn antihelden zijn

trouwens vaak niet door en door slecht als in de westerns waarop hij zich vaak inspireert: het zijn

mensen die de werkelijkheid anders zien en daarom antagonistisch handelen. Later zal hij hierdoor

kritiek oogsten. Omdat zijn protagonisten vaak heroïsche figuren zijn, zou zijn werk elitair zijn. Hij

verdedigt zich hiertegen door te verklaren dat zijn helden doodgewone mensen zijn die hun talenten

voor het goede benutten:

“The characters in my films try to live honestly

and make the most of the lives they've been

given. I believe you must live honestly and

develop your abilities to the full. People who do

this are the real heroes.”

Op zijn nieuwe school ontmoette hij

Tachikawa, een progressieve leraar die hem

introduceerde tot in de kunstwereld. Samen

met Kurosawa’s oudere broer Heigo zou

Tachikawa op hem de liefde voor film

overdragen. Via Tachikawa leerde hij ook de

Russische literatuur kennen, waarvan o.a. Gorki

en Dostojevski een grote invloed op hem

zouden hebben. In 1921 maakte hij een

destructieve aardbeving in Tokio mee. Zijn

broer, die tot zijn zelfmoord een grote invloed

op Kurosawa heeft gehad, liep met hem door

de straten en keek met hem naar de massa’s

lijken die in een poel van bloed verspreid lagen. Deze ramp, Heigo’s zelfdoding en de dood van zijn

zuster zou een domper op zijn jeugd zetten en zijn levensvisie verduisteren.

Kurosawa op de set

Page 10: Portfolio Esthetica

10

Zijn vader, hoewel een militair ingesteld man in een militaristische samenleving, had begrip voor de

interesses van zijn zoon en steunde hem. Op school spijbelde Kurosawa steeds bij de militaire vakken

en hij heeft nooit deelgenomen aan schietoefeningen met echte kogels, wat een verplicht

lesonderwerp was. Ook in andere opzichten was hij een atypische Japanner. Hoewel hij uitzonderlijk

volgzaam was, was hij namelijk zeer gevoelig als kind en had hij grote interesse voor westerse

cultuur. Zijn grote idool was dan ook John Ford en zijn films zijn vaak persoonlijke interpretaties van

westerns, wat leidt tot jidaigeki’s (samoeraifilms, meestal in de Edo- of Heian-periode gesitueerd) of

toneelstukken van Shakespeare.

Na zijn middelbare opleiding studeerde hij af als schilder, maar algauw verliet hij deze carrière om in

Heigo’s spoor in de filmindustrie te stappen. Hij begon in 1936 als assistent-regisseur, maar door zijn

brandende ambitie (hij kwam vaak met drie scenario’s als voorstel opdraven voor zijn overste) en zijn

overduidelijke talent, kreeg hij een invloed die voor zijn positie ongewoon was en regisseerde hij na

enkele jaren in 1949 reeds zijn eerste film, de bovengenoemde Sugata Sanshiro. Enkele jaren later

castte hij voor het eerst Toshiro Mifune, met wie hij uiteindelijk zestien films zou realiseren, haast

altijd met een hoofdrol voor hem weggelegd. Hernieuwde samenwerking is kenmerkend voor

Kurosawa’s films. Zo werd er zelfs gedacht dat als hij niet bleef samenwerken met een bepaalde

persoon, hij deze niet graag had. Met Takashi Shimura zou hij bijvoorbeeld eenentwintig films

maken.

In de jaren ’60 had Kurosawa zich welhaast bij de lange lijst Japanse kunstenaars gevoegd die een

eind aan eigen leven maakten. Zijn nieuwste film Dodes Kaden draaide uit op een flop en hij sneed

zichzelf tot zes maal toe de keel over; zijn polsen acht. Dit maakt ons duidelijk hoe belangrijk zijn vak

voor hem was, maar het is ook waarschijnlijk dat deze keuze beïnvloed werd door het vele geweld in

zijn leven en de prominente aanwezigheid van de dood. Hij had immers twee wereldoorlogen, een

aardbeving en de dood van zusters en broeders meegemaakt. Een mens zou voor minder in een

depressie sukkelen. Gelukkig werd zijn zelfmoordpoging slechts het zoveelste nummertje op de lijst

en ging hij verder met regisseren, om mijn zijn volgende film Dersu Uzala een Academy Award voor

Best Foreign Film te winnen. Wat echter zout in de

wonde zou zijn voor zijn conflict met de Japanse

pers, is het feit dat de film beschouwd werd als een

Sovjetproductie, geen Japanse.

Binnen Japan werd Kurosawa bedolven onder kritiek.

In zijn vroege, vooroorlogse periode, toen hij nog

geen gevestigde waarde was, werd hij gecensureerd

omdat het cultuurcomité zijn films te westers vond

en wegens deze neiging naar het westen werd hij

voor de rest van zijn leven in eigen land verwenst.

Om zijn populariteit bij het Europese en Amerikaanse

publiek te behouden, zou hij zijn gaan aanleunen bij

westerse waarden en zo zijn eigen cultuur

verwaarloosd hebben. Tevens werd hij in de Japanse

media afgeschilderd als een tiran. Zijn bijnaam werd

‘tenno Kurosawa’ oftewel ‘keizer Kurosawa’, omdat

hij zich net als de keizer zou opsluiten in zijn eigen

Toshiro Mifune in zijn hoofdrol in Yojimbo

Page 11: Portfolio Esthetica

11

wereld en zijn macht zou gebruiken niet enkel om zijn werk te verbeteren, maar omdat hij erop

kickte anderen te commanderen. Dit wordt echter tegengesproken door iedereen met wie hij ooit

werkte. Hoewel hij een perfectionist was (hij wilde elk facet van de filmproductie, inclusief

muziekkeuze en de montage zelf beheersen), werd hij als een aardige persoon ervaren. Wat zijn

‘ivoren toren’ betreft, moet er ook wat genuanceerd worden. Hoewel hij door zijn gezin als

afstandelijk beschreven wordt en altijd door zijn werk geobsedeerd was, was hij wel degelijk begaan

met de mensen om hem heen. Met Toshiro Mifune, een langdurige collega, heeft hij bijvoorbeeld

een levenslange vriendschap opgebouwd en hij was geliefd bij elke crew die hij ooit bijeenbracht.

In het westen was Kurosawa immens veel populairder dan in zijn thuisland. Hoewel bij het brede

publiek minder bekend, heeft hij een zeer grote invloed gehad op westerse filmregisseurs en werd hij

gewaardeerd door een overgrote meerderheid critici. Hij heeft Oscars verzilverd en verscheen

bovenaan lijsten van de beste regisseurs. Zijn Shichinin no Samurai is een klassieker in het

filmlandschap geworden en zijn Hidden Fortress heeft een grote invloed gehad op de Star Wars-

reeks, van de personages tot het gebruik van de ‘swipe’ als frameovergang toe.

Zijn visie op kunst is naast het geloof in de menselijke capaciteit tot het goede en de idee dat helden

mensen van vlees en bloed zijn, gemotiveerd door een drang naar realisme (ziehier Gorki’s invloed).

In zijn filmen streefde hij steeds realistische beelden na, de realistische weergave van emotie. De

motieven van zijn karakters zijn daarom vaak simpel en typisch menselijk: machtshonger,

goedaardigheid, plicht, lust, … Hij lijkt niet zozeer geïnteresseerd te zijn in het waarom, dan wel in

het hoe. Daarom heeft hij steeds aandacht voor de gevechtscènes, volgt hij nauwkeurig de

bewegingen van de judoka’s en jiu-jitsushi in Sugata Sanshiro en legt hij nadruk op de

gevechtstechnieken die de boeren uit Shichinin no Samurai moesten leren en het gebruik van het

pistool in Yojimbo. Met uitzondering van Rashomon volgen zijn films meestal een strikt chronologisch

patroon: een simpliciteit die past bij zijn interpretatie van de westernstijl en de simpliciteit van de

motieven.

Kurosawa was een perfectionist en wil elk facet van het film-maken beheersen. Hij schrijft zijn eigen

script, werkt mee aan de muziek (hoewel het componeren zelf niet door hem gebeurt), besteedt veel

aandacht aan kostuums, doet zelf de montage en oefent met eenieder van zijn crew apart alvorens

de scènes gefilmd worden. Hij oefende met zijn acteurs in de kleedkamers, met kostuums en

bijbehoren aan. Ook vroeg hij zijn acteurs soms weken op voorhand hun kostuums dagelijks te

dragen, zodat ze er afgeleefd uitzagen. Dit doet haast denken aan het sociaal realisme dat rond de

eeuwwisseling populair was in de Russische toneelkunst, waarbij de acteurs zich zo goed mogelijk

probeerden in te leven in hun personage en dan improviseerden om bij wijze van een experiment

realistische situaties te bekomen. Hij oefende met zijn cameralui (als hij zelf de camera niet bedient)

etc. zodat het filmen zelf uiteindelijk al bij al niet zo veel tijd meer inneemt: alles gaat reeds als

gewenst. Eens liet hij een dak verwijderen omdat dat bij het schieten van een panorama storend

was, om het daarna terug te plaatsen voor een andere scène. Ook liet hij ooit een stroom in

tegengestelde richting stromen omdat hij dat esthetisch meer verantwoord vond. Zijn functie als

regisseur ziet hij dan ook als volgt:

“The role of a director encompasses the coaching of the actors, the cinematography, the sound

recording, the art direction, the music, the editing and the dubbing and sound-mixing. Altough these

Page 12: Portfolio Esthetica

12

can be thought of as separate occupations, I do not regard them as independent. I see them all

melting together under the heading of direction.”

In 1995 struikelde Kurosawa en beschadigde hij de basis van zijn wervelkolom. Tot zijn dood in 1998

bleef hij aan bed gekluisterd, terwijl zijn fysieke conditie verergerde maar zijn geest scherp bleef. De

uiteindelijke doodsoorzaak was een hartaanval. Hij werd achtentachtig jaar.

2. Shichinin no Samurai (1954)

Kurosawa’s bekendste werk is Shichinin no Samurai, uit het jaar 1954. Het gaat over een dorp

onfortuinlijke boeren, die op jaarlijkse basis van hun oogst beroofd worden door een bende ronin

(heerloze samoerai). In plaats van lijdzaam toe te kijken hoe de oogst van dit jaar opnieuw onder hun

neus wordt weggegraaid, besluiten ze hun lot in eigen handen te nemen en ronin in te huren om hun

dorp te verdedigen. Er worden afgevaardigden naar de stad gestuurd om op zoek te gaan naar

bereidwilligen. Het enige wat de dorpelingen echter te bieden hebben, is eten. Daarenboven is een

dergelijke onderneming een schadelijke zaak voor de eer van een samoerai. Daardoor stuiten ze

initieel enkel op weigerachtige replieken. Een keer worden ze zelfs met een speer weggejaagd.

Wanneer ze de hoop bijna wilden opgeven, zien ze hoe de ronin Kambei (Takashi Shimura) een

jongen redt die door een dief gegijzeld wordt. Ze vragen hem om hulp en hoewel hij het eerst niet

ziet zitten, accepteert hij toch. Kambei besluit dat hij zeven man nodig heeft om het dorp te redden.

Hij rekruteert nog een viertal ronin, elk met zijn eigen karakter en vaardigheden. Op aandringen van

de dorpelingen besluit hij ook Katsushiro mee te nemen, een jongen die eerder zijn leerling wilde

worden maar die Kambei slechts als vriend wou accepteren. Uit tijdsgebrek besluit Kambei met een

groepje van zes terug te keren. Op afstand volgt echter een zeker Kikuchiyo, die later een gewone

boer zal blijken die zich van de katana van een op de vlucht geslagen samoerai meester heeft

gemaakt. Hij gedraagt zich nogal clownachtig en de dorpelingen proberen hem weg te jagen, maar hij

slaagt erin hen van op een afstandje te volgen.

Onder Kambei’s leiding verstevigen de

dorpelingen en de samoerai het dorp.

Kikuchiyo wordt na een confrontatie alsnog

opgenomen in het groepje van de samoerai

en werkt mee aan de verdediging. Gedurende

hun samenwerking groeien de dorpelingen en

de samoerai steeds dichter naar elkaar toe. Er

zijn enkele conflicten, zoals de ontdekking dat

de dorpelingen geplunderd hebben bij

vluchtende samoerai, maar Kambei

concludeert dat de uitbuiting door de

krijgerklasse hen heeft aangezet tot zulk een respectloze daden. Zo komen ze tot een betere

verstandhouding. Tussen Katsushiro en een van de dorpsmeisjes bloeit langzaamaan een relatie. De

samoerai leren hoe ze met zelfgemaakte speren moeten vechten, welke wegen ze moeten afsluiten

en waar ze de rovers heen moeten jagen.

Wanneer de aanval komt, weert iedereen zich dapper. De dorpelingen en samoerai strijden zij aan zij

en tal van bandieten worden gedood, maar de leider van de bende schiet van op een afstand een van

de samoerai neer. Katsushiro wil zijn held wreken, maar Kikuchiyo steekt hem voor en vangt in zijn

De zeven samoerai, met Kikuchiyo voorop

Page 13: Portfolio Esthetica

13

plaats de kogel op. Hij sterft als een held, hoewel hij bij aanvang van de film als een bandiet werd

afgebeeld. Uiteindelijk sterven er vier samoerai maar wordt de bende ronin verslagen. Wanneer de

ochtend komt, gaat het leven verder. De boeren planten hun gewassen en de vriendschap die

langzaam ontstaan was tussen de twee klassen, lijkt een schijnbeeld uit het verleden. De film eindigt

met de drie overlevende ronin op de grafheuvel van hun vrienden. Kambei besluit dat het de boeren

zijn die werkelijk gewonnen hebben. Zij hebben enkel hun vrienden verloren.

Mifune’s inbreng in de film was van essentieel belang. Als acteur kreeg hij van Kurosawa veel

improvisatieruimte en hij maakte daar gretig gebruik van. Zelf heeft Kurosawa zich bij de productie

ook erg veel gepermitteerd. Hij weigerde onder meer de uiteindelijke gevechtscène in de studio te

filmen en stond erop dat er een dorp werd nagebouwd om in te filmen. Dit zou weliswaar meer

kosten, maar het zou veel realistischer zijn en zou de acteerprestaties verbeteren doordat zijn

acteurs zich beter konden inleven in hun rol als ze in de juiste omgeving verkeerden. Tot twee maal

toe werd de productie stopgezet, maar Kurosawa ging ervan uit dat zijn geldschieters al te veel

hadden geïnvesteerd om hun investering verloren te laten gaan. Daarom ging hij telkens rustig vissen

in afwachting van vernieuwde fondsen. Hij bleek gelijk te hebben en Shichinin no Samurai werd – vier

keer zo duur als oorspronkelijk becijferd – afgewerkt. Kurosawa’s dure productiemethodes zijn een

blijvend kenmerk gebleven. Zo heeft hij nooit zijn ambitie kunnen realiseren om een Godzilla te

filmen, daar de eigenaars vreesden dat het te veel zou kosten. Desalniettemin was Kurosawa zelf een

goedkope werkkracht: zijn acteurs verdienden vaak meer dan hijzelf.

Wat op technisch vlak vernieuwend was voor Shichinin no Samurai, is het filmen van verschillende

invalshoeken gedurende de gevechtscènes. Deze techniek zou hij gedurende zijn verdere carrière

blijven toepassen. Shichinin no Samurai werd door John Sturges hermaakt als de western The

Magnificent Seven. Het zou ook de eerste film zijn geweest waarbij een team van helden

gerekruteerd wordt voor een specifiek doel.

Persoonlijk vind ik Shichinin no Samurai een van

Kurosawa’s beste. Mifune’s gelaatsuitdrukkingen zijn

niet altijd wat ik realistisch zou noemen, maar te

midden de typisch Japanse uitdrukkingen die zo al

essentieel van de westerse verschillen, lijkt het toch

op zijn plaats te zijn. Er is niemand die zoals hem kan

grimassen, die een bezetener gelach uit kan stoten

zoals hij in Rashomon meermaals aantoont en die

tegelijk de serieuze blik kunnen aanwenden die hij

over zijn gezicht plooit wanneer hij een nobele held

moet spelen. Kurosawa’s bewondering is te

begrijpen wanneer men beschouwt hoe veelzijdig en uniek Mifune’s acteerstijl is. Zijn inbreng in de

ontwikkeling van Shichinin no Samurai is onmisbaar omwille van de rol die hij aan Kikuchiyo heeft

toegekend en de vertolking van die rol. Kurosawa had immers oorspronkelijk slechts zes samoerai

voorzien, maar besloot na enkele weken dat het verhaal pit miste. Daarom voegde hij een zevende

karakter toe om het verhaal op te kleuren. De vormgeving hiervan liet hij voor een groot deel over

aan Mifune’s improvisatie.

Mifune als Kikuchiyo

Page 14: Portfolio Esthetica

14

3. Yojimbo (1961)

Yojimbo is Japans voor lijfwacht. Het is een voor Kurosawa typische film: een jidaigeki uit 1961,

beïnvloed door westerns (en in dit geval ook The Glass Key) met Mifune in de hoofdrol. In

tegenstelling tot Shichinin no Samurai, die ruimschoots drie uur duurde, duurt Yojimbo slechts 110

minuten. Wat de opzet betreft, gelijkt Yojimbo echter nog sterk op Shichinin no Samurai. Het

hoofdpersonage is een ronin, die wordt ingehuurd ter bescherming. Maar het zijn geen hulpeloze

dorpeling die hem om hulp komen vragen: ditmaal biedt de protagonist zichzelf aan bij rivaliserende

criminele bendeleiders.

Het speelt zich allemaal af in een dorpje

dat verscheurd wordt door een

bendeoorlog. De inwoners zijn vaak

gedwongen een kant te kiezen en er

wordt voortdurend gevochten en gedood

om de hegemonie te verkrijgen, wat tot

dusver geen van beiden gelukt is. De

gruwelen die hieruit volgen worden al zeer

vroeg duidelijk, tijdens de beroemde scène waarin een hond met een menselijke hand in zijn bek

door de hoofdstraat loopt – een beeld dat overigens zeer vlot door de camera gevolgd wordt.

Mifune leert van een herbergier die er tot dan toe goed in geslaagd is onpartijdig te blijven, wat de

stand van zaken is. Gedurende de hele film door is de herberg een soort schuilplaats waarnaar

Mifune kan terugkeren. Door zijn conversaties met de herbergier krijgen we inzicht in zijn plan om de

twee rivalen tegen elkaar uit te spelen door hen beiden te overtuigen hem in te huren als

bescherming tegen de ander. Op deze manier verdient hij een aardig centje bij, maar er rijst ook de

vraag of hij het doet om de dorpelingen te helpen. Door beide leiders tegen elkaar uit te spelen en

hen elkaars bendeleden te laten decimeren, is er weer hoop op vrede. Er wordt echter roet in het

eten gegooid wanneer een van de leiders’ erfgenaam naar het dorp terugkeert. Hij heeft uit de

hoofdstad een pistool meegebracht en doodt zijn vaders vijanden.

Met de hulp de herbergier ontsnapt Mifune, maar wanneer hij hoort dat zijn helpende hand

gegijzeld wordt, keert hij terug om hem een wederdienst te bewijzen. Mifune doodt de erfgenaam

met een zwaard – overtreft de moderne technologie!- en de film eindigt met het mijmeren van de

conclusie “Eindelijk zal het stil zijn in dit dorp.” De simpele humanitaire motieven van onze held

blijken bevestigd. Meer dan een goed karakter en de wil om er iets mee bij te verdienen zat er niet

achter, maar wat wel een kleine twee uur in beslag nam, was het tonen van hoe de protagonist deze

motieven in de praktijk zou brengen.

Zijn tactische manoeuvreringsvermogen zal in Sanjuro

nog eens herhaald worden, met overigens evenveel

succes. Het is dan ook moeilijk een oordeel te vellen

welke beter is: de pre- of de sequel. Toch moet ik

besluiten tot Yojimbo’s zege. Bij deze film is er immers

de vernieuwing, de originaliteit. Bij Sanjuro wordt deze

omgezet naar continuïteit. Zo verzint in Yojimbo het

hoofdpersonage een onzinnaam op basis van wat op

Hond met hand

Sanjuro en de ronin, voor de confrontatie

Page 15: Portfolio Esthetica

15

dat moment in het zicht valt. In Sanjuro gebeurt hetzelfde en behoudt hij zelfs zijn achternaam, wat

‘dertigjarige’ betekent. Daarentegen moet ik wel toegeven dat Sanjuro Yojimbo in één aspect

overtreft: de laatste scène. Yojimbo eindigt op een zachte manier met een overpeinsde opmerking

die een gevoel van verlichting ten gevolge heeft: eindelijk krijg je sluitend inzicht in de motieven van

de held. Bij Sanjuro echter vindt er een spectaculaire showdown plaats tussen Mifune en een

arrogante ronin die meent dat hij de ander in vaardigheid overtreft. Die arrogantie moet hij met de

dood bekopen in een indrukwekkende vechtscène. Het valt pas op wie er wie heeft gedood, wanneer

de twee naast elkaar staan met het zwaard in de eindpositie van hun beweging en de ronin met een

gespannen uitdrukking ter aarde valt. Daarna volgt een uitspraak van de overwinnaar. Hij duidt op de

gelijkenissen tussen hen beiden i.p.v. te besluiten tot een voorbestemming tot ‘goed’ of ‘kwaad’, wat

kenmerkend is voor Kurosawa’s mensbeeld. Ook stelt hij dat “goede zwaarden beter in hun schede

blijven”. Ook dit is een uiting van Kurosawa’s levensvisie, meer bepaald zijn afkeer van het

militarisme.

4. Hachigatsu no Rapusodi (1991)

De laatste film van Kurosawa die ik zal bespreken is een van zijn laatste werken, gereleaset in 1991.

Daarna zou hij nog maar vijf films regisseren, om te eindigen met een oeuvre van zestig werken.

Hachigatsu no Rapusodi (‘Rapsodie in augustus’) is in tegenstelling tot de twee voorgangers een

kleurenfilm en situeert zich in de huidige tijd. In plaats van Mifune vertolkt Richard Gere een van de

hoofdrollen. Kurosawa tackelt een drietal maatschappelijke thema’s van de hedendaagse Japanse

maatschappij: de positie van de ouderen, de relatie van de verschillende generaties onderling en de

omgang met het Japanse oorlogsverleden.

Er worden drie generaties gevolgd: die van Kane en haar naar Hawaï geëmigreerde broer, die van

Kane’s kinderen en die van haar kleinkinderen. Het is zomer en Kane’s kleinkinderen komen die bij

haar doorbrengen, terwijl hun ouders de familie van een man bezoeken die beweert Kane’s broer te

zijn en die haar voor zijn nakende dood nog een keer wil zien. Aanvankelijk vervelen de kinderen zich

dood op het platteland van Kyushu en ze sluipen weg naar het stedelijke Nagasaki. Daar bezoeken ze

een monument op het epicentrum van de

atoombom die er op 8 augustus 1945

miljoenen levens eiste. De oudste van de vier

kleinkinderen herinnert zich dat hun

grootvader bij die aanval gestorven is en dat

Kane is blootgesteld aan de stralingsregen. Ze

beseffen het vaak doodgezwegen oorlogstrauma van hun familie en vanaf dat moment groeien ze

steeds dichter naar hun grootmoeder toe. Ze vragen naar verhalen uit haar jeugd, haar

herinneringen over haar man en haar broers en zussen. Grootmoeder vertelt met een nostalgische

glimlach, maar haar herinneringen zijn vaag. Ze herinnert zich de namen van haar broers niet met

zekerheid. Over de atoombom vertelt zij in haar eigen, simpele woorden. De kinderen zijn op een

morbide wijze gefascineerd met het fenomeen en beginnen de keuze om de bom te laten vallen in

twijfel te trekken.

Op dat moment komt er bericht uit Hawaï dat de man wel degelijk Kane’s broer blijkt te zijn. Zijn

familie is het ginds goed vergaan en Kane’s kinderen krijgen allemaal een baan aangeboden door

Kane’s rijke neven, die grote sinaasappelvelden bezitten. De kinderen beginnen over de atoombom,

wat de ouders furieus maakt. De oorlog is iets waarover in Japan het liefst gezwegen wordt, zeker als

Ground Zero Monument, Nagasaki

Page 16: Portfolio Esthetica

16

het de economische belangen in gevaar brengt.

Kane’s Japans-Amerikaanse neef Clark (rol van Gere)

blijkt hier meer begrip voor te hebben dan de

volbloed Japanners en besluit Kane in Japan te

komen bezoeken op haar verjaardag. Clark blijkt

veel respect te hebben voor zijn Japanse afkomst en

luistert met veel begrip naar de jongste generatie.

Hij betreurt de destructieve rol die zijn land in

Nagasaki en Hiroshima gespeeld heeft en samen

met de kinderen komt hij tot het vage besluit dat

menselijk leed iets verschrikkelijks is en dat een dergelijke gebeurtenis zich nooit had mogen

voordoen en zich nooit meer mag herhalen.

Japan is net als tal van andere welvarende geïndustrialiseerde economieën uitgegroeid naar een

omgekeerde bevolkingspiramide. Er is een groot aantal ouderen die onderhouden moeten worden

door een kleinere laag werkenden. Deze ouderen, die in de jaren ’90 vaak nog de Tweede

Wereldoorlog hadden meegemaakt, hebben vaak weinig contact met hun kinderen, die een

mentaliteit van toewijding, hard labeur en welvaartsstreven handhaven. In Hachigatsu no Rapusodi

wordt duidelijk gemaakt hoe ouderen van belang kunnen zijn bij de vorming van cultureel, historisch

en moreel besef. De kloof tussen de eerste generatie en de twee volgende wordt in deze film mooi in

de verf gezet – niet toevallig overigens tijdens een periode van Kurosawa’s leven waarin hij zelf de rol

van oudere op zich moest nemen. Uiteindelijk zijn het de kleinkinderen die nog het meeste respect

voor hun grootmoeder en hun nationale erfgoed tonen: hun ouders zijn enkel uit op het geld van

verre familie en willen gaarne hun achtergrond vergeten, zolang het maar opbrengt. Dit wordt

duidelijk wanneer tijdens een boeddhistische gedenksessie voor de slachtoffers van het

bombardement de kinderen aandacht voor het ritueel hebben en de ouders er maar weinig belang

aan lijken te hechten. Hiermee klaagt Kurosawa de toenmalige (en wellicht nog steeds huidige)

mentaliteit aan. Bepaalde dingen, zoals de atoombom, mogen niet vergeten worden en Kurosawa, in

deze film een conservatieve geest geworden, zorgt ervoor dat die herinnering blijft leven.

Maar het is net die herinnering die hem de meeste kritiek heeft bezorgd. Hij wordt verweten anti-

Amerikaanse sentimenten te stimuleren door de schuld van de atoomaanslagen uitsluitend bij de

Verenigde Staten te leggen, zonder het Japanse oorlogsverleden in beschouwing te nemen. Hiermee

zou hij in de volhardende traditie van het Japanse negationisme treden. Veel Japanners, zelfs

vandaag nog, ontkennen namelijk schuld te dragen aan hun deelname in WO II. Zij beweren dat hun

interventie nodig was om de Aziatische volkeren tegen westerse overheersing te beschermen (cfr.

Monroedoctrine) en dat oorlog noodzakelijk was om de vanuit het westen opgelegde embargo’s

economisch gezien te overleven (een argument dat veel gelijkt op de rechtvaardiging van het

nazistische optreden tegen de joden omwille van hun economische ‘sabotage’). Dit soort Nihon-Jinro

(typisch Japans nationalisme) weerlegt Kurosawa zelf door te verklaren dat oorlog iets tussen

regeringen is, niet tussen bevolkingen. Hij besteedt enkel aandacht aan personen, die op persoonlijk

niveau het Japans-Amerikaanse conflict bij lijken te leggen.

Persoonlijk hecht ik geloof aan de positieve bedoelingen van de regisseur. Als we naar Kurosawa’s

mens- en levensvisie kijken en zijn afkeer van het militarisme in acht nemen, denk ik niet dat hij van

enig extreem nationalisme beticht kan worden. Toch lijkt hij zich te laten beïnvloeden door het milieu

Clark en het jongste kleinkind

Page 17: Portfolio Esthetica

waarin hij leeft. Hij breekt het taboe rond de oorlog immers, maar rept met geen woord over de

verantwoordelijkheid van de Japanse staat of haar bevolking, die nochtans met volle

zielsoverlevering haar schouders onder het imperialistische regime had gestoken. Ik steun de keuze

van Truman om de bommen te laten vallen niet. Het Japanse Keizerrijk was destijds reeds op de

knieën gebracht en behoefde geen miljoenen burgerslachtoffers meer om tot cap

gaan. Het is ook geloofwaardiger dat de bommen een middel waren om een interventie van de

Sovjet-Unie te vermeiden, dan dat zij nodig waren om de oorlog te winnen. Toch ligt de

verantwoordelijkheid van de bloedbaden in Hiroshima en Nagasak

Japanners zelf. De atrociteiten die zij in China en andere Aziatische landen hebben aangericht zijn

veel onmenselijker dan de schade die hen zelf is toegediend. Ik ben er ook van overtuigd dat als zij

over een atoombom hadden beschikt, zij geen moment geaarzeld zouden hebben ze te gebruiken:

niet om een oorlog te beëindigen, maar om nog meer gebied te veroveren. In dat opzicht vind ik de

Amerikaanse, in Clark gepersonaliseerde verontschuldiging misplaatst.

De waarde van Hachigatsu no Rapusodi

ingewikkelde verhaallijn, maar in de maatschappelijke relevantie van haar thema’s en de echtheid

van haar verhaal. Dit laatste – overigens weer een typisch kenmerk van Kuros

het feit dat het om de geschiedenis van een doorsnee Japans gezin gaat. Elke familie in Japan heeft

wel een of andere tragische herinnering aan de oorlog, waar ze vaak moeilijk mee om kunnen gaan

omwille van de emotioneel verstikk

vanzelfsprekende emoties die hieruit volgen: nieuwsgierigheid van zij die er niet veel over weten

(derde generatie), verdrukking door zij die het het liefst zouden vergeten (tweede generatie) en

verdriet (eerste generatie). Hij heeft oog voor deze aardse en reële emoties, niet in het minste

ingewikkeld maar wel ontroerend weergegeven. Murase’s vertolking van Kane is, hoewel minder

opvallend dan Gere’s optreden, een grote meerwaarde. Zij weet op zee

verwarde oude dame te spelen en in de kenmerkende stormscène, waarin zij even waant weer in het

verleden te verkeren, komt zij over als het seniele oudje dat haar rol is. Dat is waarschijnlijk mijn

beïnvloeden. Net als bij Rashomon

vertellers toevallig samen op dezelfde plek gaan schuilen, speelt in deze scène regen daarbij een

belangrijke rol. Het is, samen met de wind die hier hevigheid aan toevoegt, een visuele voorstelling

van de invloed van de omstandigheden op de persoon; misschien wel e

radioactieve neerslag.

De Stormscène

waarin hij leeft. Hij breekt het taboe rond de oorlog immers, maar rept met geen woord over de

verantwoordelijkheid van de Japanse staat of haar bevolking, die nochtans met volle

ing haar schouders onder het imperialistische regime had gestoken. Ik steun de keuze

van Truman om de bommen te laten vallen niet. Het Japanse Keizerrijk was destijds reeds op de

knieën gebracht en behoefde geen miljoenen burgerslachtoffers meer om tot cap

gaan. Het is ook geloofwaardiger dat de bommen een middel waren om een interventie van de

Unie te vermeiden, dan dat zij nodig waren om de oorlog te winnen. Toch ligt de

verantwoordelijkheid van de bloedbaden in Hiroshima en Nagasaki in de eerste plaats bij de

Japanners zelf. De atrociteiten die zij in China en andere Aziatische landen hebben aangericht zijn

veel onmenselijker dan de schade die hen zelf is toegediend. Ik ben er ook van overtuigd dat als zij

eschikt, zij geen moment geaarzeld zouden hebben ze te gebruiken:

niet om een oorlog te beëindigen, maar om nog meer gebied te veroveren. In dat opzicht vind ik de

Amerikaanse, in Clark gepersonaliseerde verontschuldiging misplaatst.

Hachigatsu no Rapusodi ligt niet zozeer in technische vernieuwing of een

ingewikkelde verhaallijn, maar in de maatschappelijke relevantie van haar thema’s en de echtheid

overigens weer een typisch kenmerk van Kurosawa’s stijl

het feit dat het om de geschiedenis van een doorsnee Japans gezin gaat. Elke familie in Japan heeft

wel een of andere tragische herinnering aan de oorlog, waar ze vaak moeilijk mee om kunnen gaan

omwille van de emotioneel verstikkende atmosfeer. Kurosawa geeft uiting aan de natuurlijke en

vanzelfsprekende emoties die hieruit volgen: nieuwsgierigheid van zij die er niet veel over weten

(derde generatie), verdrukking door zij die het het liefst zouden vergeten (tweede generatie) en

erdriet (eerste generatie). Hij heeft oog voor deze aardse en reële emoties, niet in het minste

ingewikkeld maar wel ontroerend weergegeven. Murase’s vertolking van Kane is, hoewel minder

opvallend dan Gere’s optreden, een grote meerwaarde. Zij weet op zeer realistische wijze een

verwarde oude dame te spelen en in de kenmerkende stormscène, waarin zij even waant weer in het

verleden te verkeren, komt zij over als het seniele oudje dat haar rol is. Dat is waarschijnlijk mijn

favoriete scène uit de film. Het

mooie synthese van hoe een mens door

omstandigheden veel te verduren krijgt,

maar er uiteindelijk toch doorheen komt

en overleeft om met de consequenties

verder te gaan. Misschien is het wel een

allegorie op Kurosawa’s leven na zijn

zelfmoordpoging. Of misschien ook niet.

Het is alleszins een mooie scène waarin

Kurosawa eens te meer aantoont hoe hij

d.m.v. het weer de sfeer van de film kan

Rashomon, waar het verhaal afhangt van het feit dat het regent en de drie

toevallig samen op dezelfde plek gaan schuilen, speelt in deze scène regen daarbij een

belangrijke rol. Het is, samen met de wind die hier hevigheid aan toevoegt, een visuele voorstelling

van de invloed van de omstandigheden op de persoon; misschien wel een verwijzing naar de

17

waarin hij leeft. Hij breekt het taboe rond de oorlog immers, maar rept met geen woord over de

verantwoordelijkheid van de Japanse staat of haar bevolking, die nochtans met volle

ing haar schouders onder het imperialistische regime had gestoken. Ik steun de keuze

van Truman om de bommen te laten vallen niet. Het Japanse Keizerrijk was destijds reeds op de

knieën gebracht en behoefde geen miljoenen burgerslachtoffers meer om tot capitulatie over te

gaan. Het is ook geloofwaardiger dat de bommen een middel waren om een interventie van de

Unie te vermeiden, dan dat zij nodig waren om de oorlog te winnen. Toch ligt de

i in de eerste plaats bij de

Japanners zelf. De atrociteiten die zij in China en andere Aziatische landen hebben aangericht zijn

veel onmenselijker dan de schade die hen zelf is toegediend. Ik ben er ook van overtuigd dat als zij

eschikt, zij geen moment geaarzeld zouden hebben ze te gebruiken:

niet om een oorlog te beëindigen, maar om nog meer gebied te veroveren. In dat opzicht vind ik de

ligt niet zozeer in technische vernieuwing of een

ingewikkelde verhaallijn, maar in de maatschappelijke relevantie van haar thema’s en de echtheid

awa’s stijl – uit zich in

het feit dat het om de geschiedenis van een doorsnee Japans gezin gaat. Elke familie in Japan heeft

wel een of andere tragische herinnering aan de oorlog, waar ze vaak moeilijk mee om kunnen gaan

ende atmosfeer. Kurosawa geeft uiting aan de natuurlijke en

vanzelfsprekende emoties die hieruit volgen: nieuwsgierigheid van zij die er niet veel over weten

(derde generatie), verdrukking door zij die het het liefst zouden vergeten (tweede generatie) en

erdriet (eerste generatie). Hij heeft oog voor deze aardse en reële emoties, niet in het minste

ingewikkeld maar wel ontroerend weergegeven. Murase’s vertolking van Kane is, hoewel minder

r realistische wijze een

verwarde oude dame te spelen en in de kenmerkende stormscène, waarin zij even waant weer in het

verleden te verkeren, komt zij over als het seniele oudje dat haar rol is. Dat is waarschijnlijk mijn

favoriete scène uit de film. Het geeft een

mooie synthese van hoe een mens door

omstandigheden veel te verduren krijgt,

maar er uiteindelijk toch doorheen komt

en overleeft om met de consequenties

verder te gaan. Misschien is het wel een

allegorie op Kurosawa’s leven na zijn

ng. Of misschien ook niet.

Het is alleszins een mooie scène waarin

Kurosawa eens te meer aantoont hoe hij

d.m.v. het weer de sfeer van de film kan

, waar het verhaal afhangt van het feit dat het regent en de drie

toevallig samen op dezelfde plek gaan schuilen, speelt in deze scène regen daarbij een

belangrijke rol. Het is, samen met de wind die hier hevigheid aan toevoegt, een visuele voorstelling

en verwijzing naar de

Page 18: Portfolio Esthetica

18

Hoewel noch zijn beste, noch zijn meest kenmerkende werk is Hachigatsu no Rapusodi dus zeker de

moeite waard. Het toont hoe Kurosawa verderging met ontwikkelen ongeacht hoe oud hij was en

hoe hij tegelijk trouw bleef aan de stijl die hij reeds bij Sugata Sanshiro hanteerde. Gedurende zijn

leven is hij erin geslaagd films over allerlei thema’s te vervaardigen, in een maatschappij die reeds vijf

eeuwen vervlogen is of dezelfde waarin hijzelf leefde. En bij elke productie wist hij toch doelgericht

de essentie te vatten, zonder dat zijn films door de simpliciteit of natuurlijkheid van hun verhaal

voorspelbaar of vervelend werden.

5. Akira Kurosawa in de media

Akira Kurosawa By ZHANG YIMOU Monday, Aug. 23, 1999

I knew nothing about cinema before enrolling at the Beijing Film Academy in 1978. The Cultural Revolution had ended, and I had worked in the countryside and in a factory. I wanted to go to college--I even applied to the Xian Physical Education Institute--to change my fate. For most of this century, Asia has claimed two of the world's three top film centers. These cinemas have it all. A year later I saw my first Kurosawa film. It was Rashomon. I was immediately besotted. And a few years after that, from my humble seat in the audience, I actually watched Kurosawa receive a lifetime achievement award at Cannes. There he was, a filmmaker from the East loved and admired by people all over the world. I never met him, although I once had the chance. I was on a business trip to Tokyo when a Japanese friend suggested I meet Kurosawa on the set of Ran. I didn't dare to go. He was, after all, a world-famous dashi (grand master). In the cinema world, I was a very small potato. Kurosawa was born in Tokyo in 1910, the seventh child of a strict soldier-father. The boy's early loves were oil painting and literature, including the Western writing that was so influential in Japan at the time. These interests would become vitally important throughout his career. The painter's eye is particularly obvious in his films, especially in his sumptuous later ones, and Kurosawa adapted film plots from such disparate authors as Shakespeare (twice), Dostoevsky and hard-boiled detective writer Ed McBain. He stumbled into the movie business as a young assistant director and scenario writer, directing his first film, Sanshiro Sugata, at the age of 33. Five years later, he made Drunken Angel, considered by critics the first true Kurosawa film. It was also, perhaps not incidentally, his first collaboration with actor Toshiro Mifune, who would work with the master 15 more times. (He was the drunken bandit in Rashomon--one of the most charismatic performances in 20th century cinema--a farmer's son-turned-warrior in Seven Samurai and a Japanese Macbeth in Throne of Blood.)Rashomon was the film that introduced Kurosawa to the outside world, and that began an uncomfortable relationship with fame that lasted his whole career. Like Stanley Kubrick, he had the artistic strength to resist compromise, either political or commercial. But his own producer on Rashomon didn't understand the film, which gained attention at home only after receiving international accolades. Kurosawa had sporadic commercial difficulties from then on, despite such major hits in Japan as Yojimbo. His last films were produced with Hollywood support--and money--from the likes of George Lucas and Francis Ford Coppola. They were bigger events in the West than in Japan, despite the kimonos and the films' medieval settings. At his death in 1998, four decades after Rashomon, Kurosawa was virtually forgotten in Japan.The irony is that he was such a Japanese filmmaker. Aside from his superb movies about warriors, including Yojimbo and Sanjuro, Kurosawa also told poignant stories of ordinary, contemporary Japanese, some of them nobodies. High and Low, with Mifune as a rich businessman tormented by a poor kidnapper, is one. These films have influenced me greatly with their realism and concern for the common people. My impression is that through Kurosawa's films all of us can experience the soul of Japan, the inner strength of the Japanese people. Yet his own countrymen, in rather large numbers, accused him of making films for foreigners' consumption. In the 1950s, Rashomon was criticized as exposing Japan's ignorance and backwardness to the outside world--a charge that now seems absurd. In China, I have faced the same scoldings, and I use Kurosawa as a shield. It isn't such an effective one, not yet anyway. Maybe after 20 or 30 years, people in China will no longer see my work in that narrow light. As a cinematographer, I am awed by Kurosawa's filming of grand spectacle, particularly battle scenes. Even today I cannot figure out his method. I checked our film library and found that he used only 200 or so horses for certain battle scenes that suggest thousands. Other filmmakers have more money, more advanced techniques, more special effects. Yet no one has surpassed him. In 1989, while performing in an action film, I broke a leg and had to be grounded for three months. The director brought me 80 video tapes, including virtually all of Kurosawa's action films. We all crammed into my trailer to watch them, trying to learn how the sensei, or teacher, had achieved his effects. It was a very educational three months for me. Just a few weeks ago, I was

Page 19: Portfolio Esthetica

19

having a discussion with my crew on an action film we are making. We conceived a scene in which several people told their stories from different perspectives, and we realized, Hey, that's Rashomon. I counsel my colleagues to resist the temptation to imitate Kurosawa blindly; it is impossible to surpass him. But such a strong and lingering impact on filmmakers is very hard to resist. Whether Kurosawa's world is the real Japan, I don't know. It certainly seems so to me, a foreigner: a country and a people full of strength but depicted, naturally or perhaps inevitably, with a strong artistic backdrop, not just in the filmmaker's eye but in the country as a whole. Kurosawa has set the example of a cinema with a strong national flavor that attracts the interest, and the embrace, of the outside world. I tried to put that lesson to use in my maiden film Red Sorghum and in The Story of Qiu Ju. The world is getting closer and smaller. Kurosawa tells me to keep my own Chinese character and Chinese style. That is his great lesson for Asian filmmakers. Today, many Chinese directors have gone to Hollywood. There's nothing intrinsically wrong with that. Yet Kurosawa focused his camera on his country. I shall not go to Hollywood. Just like him, I hope to persist in making films that transcend the limits of nation or country, East or West, Japanese or Chinese. Our individual emotions, our thinking and perceptions may differ and will likely become obsolete after, say, 100 years. But the unique character of our films can last forever. My own movies are innately Chinese. And for that, I will always thank Kurosawa for serving as an indelible and inspiring example. I shall always remember seeing Kurosawa in a documentary about his life and career. He was on location, wearing a pair of sunglasses and a small hat. I saw a man walking in front of the crew with his hands clasped behind his back. A man carrying a stool followed him. It was very funny: Kurosawa stopped. The assistant unfolded the stool for him. The director didn't sit, but kept on walking. When they saw the master coming, all the Japanese actors playing fierce warriors dismounted their horses and bowed to him. He spoke a few words; they listened attentively. Kurosawa looked like a commander, or a father, to them--as he is to my entire generation of Asian filmmakers. Zhang Yimou is director of Red Sorghum and Raise the Red Lantern

Een klein jaar na de dood van Akira Kurosawa verscheen dit bericht in Time, van de hand van Zhang

Yimou, China’s meest succesvolle regisseur, thuis en overzees. Dat de communisten hem wel mogen

is gezien zijn achtergrond geen verbazing. Hij slaagt er immers in om zowel grote kostuumdrama’s als

- wat mij persoonlijk meer aanstaat - culturele schetsen van zijn rurale bakermat te filmen. Zijn

openheid t.o.v. de Japanse cultuur is, hoewel in contrast tot de Sino-Japanse verhoudingen pakweg

vijftig jaar geleden, kenmerkend voor de huidige mentaliteit in China. In naam en autoriteit staat het

communisme nog steeds onwankelbaar, maar in werkelijkheid heeft zich een samenleving

ontwikkeld die steeds meer begint te lijken op liberale democratieën naar westers model, waarin de

censuur een krampachtig artefact van het verleden lijkt, wiens wilde stuipen haar obsoleetheid

moeten verbergen. Dat een van China’s grootmeesters in het westen zo’n lofzang afsteekt over wat

hij zelfs een Japans idool noemt, kan niet anders dan een mooi symbool zijn van twee naties die

dichter naar elkaar toegroeien.

Yimou benadrukt op zijn beurt enkele kenmerken van Kurosawa die in dit werk reeds aan bod zijn

gekomen: zijn aandacht voor de gewone mens met zijn gewone gevoelens, zijn westerse invloeden,

de kritiek die hij van eigen volk te verduren kreeg. Ook levert hij een pleidooi voor Kurosawa’s

identiteit als Japanner. Hij doet Kurosawa’s visie op zichzelf hierdoor zeker eer aan. Kurosawa heeft

immers nooit ingestemd met de verwijten dat hij films voor westerlingen zou maken of dat hij niet

‘Japans genoeg’ was. Wat hij wel toegaf, was dat hij films maakte voor twintigers. Dat is hoe hij zijn

publiek zag, jong en met een leven vol beweging. Daarom dat zijn kunst de cultuurbarrière misschien

gemakkelijk trotseerde, maar dat heeft niet te maken met een gebrek aan ‘Japansheid’. Hoewel

critici noch het publiek het misschien opmerken, toch berust hij bij de conclusie ten gronde Japans te

zijn.

2. Externe opdracht Afzonderlijk ingeleverd.

Page 20: Portfolio Esthetica

20

3. Museumverslagen

a) Middelheim

Toen onze chauffeur zich netjes parkeerde naast de keurige haag waar net een man achteloos tegen

urineerde, hing er buiten nog de blauwe zweem van een zwakke herfstochtend. Dauw lag nog ijzig

nat op de grasperken waarlangs wij wandelen zouden en een vroegtijdige koude joeg ons in reeds

winterse mantels. Er was een schuilplaats voorzien, maar die zou pas ’s middags aan ons onthuld

worden. Dus schreden wij verder om het park vluchtig te verkennen, alvorens er doorgegidst te

worden door een energieke, jonge vrouw.

Eén van de eerste werken die we bespreken, is Rodins Balzac.

Zijn kleur van geoxideerd brons voegt nog een extra tint groen

aan het natuurlijke kleurenpalet van het openluchtmuseum

toe. We worden aangemoedigd om het werk heen te lopen:

beeldhouwkunst is immers driedimensionaal en net als de

vorm die het afbeeldt, is het een lichaam met meerdere

kanten. Geen verrassingen hier: de opzet is zo direct als de blik

van het beeld. We zien een hooghartig man, die zijn ogen ver

boven de horizon richt. Hij kijkt ons niet aan, wij die blij mogen

zijn aan zijn voeten staan. Zijn verwilderde gestalte, vormeloze

mantel waarin hij zijn handen bijna lijkt te verbergen en zijn

zorgeloze coiffure doen weinig interesse voor deze wereld

vermoeden. Erg gedistingeerde gelaatstrekken krijgen we niet,

maar de ruwe groeven volstaan om de impressie van de

beeldhouwer over te brengen. De realistische afbeelding van

zijn gelaat is niet belangrijk. Wat telt, is de impressie van een

man, zozeer gelauwerd dat hij ten langen leste het aureool dat hem werd aangereikt, aanvaard heeft

en enkel nog kan uitkijken naar dingen die boven het gewone volk staan.

Naast de Balzac bespreken we ook andere moderne beeldhouwwerken: een oneindige kronkel, een

blauwe constructie van polyester, Hercules’ jacht op de Stymphalische vogels etc. Ik heb geen

grondige afkeer van de moderne of hedendaagse beeldhouwkunst, maar bij sommige werken mistte

ik de idee achter het werk. Als een kunstwerk technisch niet indrukwekkend is, moet het op zijn

minst een waardevolle visie verkondigen of zijn waarde

op een ander punt bewijzen. Iconoclasme is in mijn

ogen slechts zelden een excuus: het is eenmalig

vernieuwend, maar wordt even volgzaam als de

navolgers van het gebroken icoon wanneer het

jarenlang wordt nagebootst. Dat sommige werken, te

simplistisch qua vorm, me ook te leeg lijken qua inhoud,

zal bij de moderne werken vaak aan het tijdsverschil

zijn en bij moderne zowel als bij hedendaagse

exemplaren aan een gebrekkige achtergrondkennis.

Toch meen ik dat de energie en de fondsen bij sommige

kunstenaars waardevoller toegepast zouden kunnen zijn

Balzac, François-Auguste-René Rodin, 1892-1897

Yayoi, Corey McCorkle, 2005

Page 21: Portfolio Esthetica

21

dan op het verkregen resultaat.

Een treffend voorbeeld is Yayoi, door Corey McCorkle. Het zou geïnspireerd zijn op 17e-eeuwse

tuinversieringen. Toch zie ik enkel een bol. Het zou verwijzen naar Yayoi Kusuma’s

openluchtinstallatie voor een Japans paviljoen in Venetië. Toch zie ik enkel een bol. Men doet

uitschijnen dat er zo diep is nagedacht over dit kunstwerk, dat het intrigeert door de in zichzelf

gekeerde vorm die kleuren uit haar omgeving integreert en toch zie ik enkel die ene, blinkende,

paarse bol. Geen lelijke bol, dat niet, maar een doodgewoon, eeuwenoud ruimtefiguur met een

glimmende paarse schijn. Waar is het technisch meesterschap? Waar is de visie? Als ik één enkel

woord uit Tolstojs Oorlog en Vrede afzonder, het uitvergroot en in een andere kleur afprint en ten

toon stel, heb ik dan kunst geschapen? Of ben ik dan een veredelde imitator, wier kunst slechts in

naam en niet in essentie bestaat?

Verder moesten we nog een opdracht maken, waarbij we

beeldhouwwerken naar keuze moesten analyseren op bepaalde

eigenschappen die we tijdens de les hadden gezien. Daarna

‘daalden we af’ naar Middelheim Laag, om de hedendaagse kunst te

bekijken. We zien er een aantal interessante (en ook minder

interessante) werken en krijgen uitgelegd waarover de werken

gaan, wie ze gemaakt heeft en wat hun geschiedenis is. Bij één

bepaald kunstwerk, De Zuil, mogen we zelf onze hypotheses

ventileren. Dit vond ik zeker een aanrader. Het was ook één van de

werken die ik op mijn solitaire verkenningsronde bekeken heb. Mijn

fascinatie is niet in het minste te wijten aan de politieke en

maatschappelijke relevantie van De Zuil. Hij symboliseert het land

waarin ik leef, het land waarin ik ben opgegroeid. Hij staat recht en

rank, als een plaasterboom getooid met knotwilgenschors, te

midden bomen van levend hout. Er zijn verschillende interpretaties naar voren gekomen, de één niet

minder interessant dan de andere, en dit is dan ook zeker één van de werken die ik wèl zinvol vond.

Men kan de kronkelende knobbelvorm als een knotwilg beschouwen, wat een typisch kenmerk is

voor het Vlaamse landschap, maar men kan er ook een octopus in zien: een belemmering van de zuil

die in constante inspanning verkeerd om haar te torsen. Dan komt men algauw bij een mogelijk

onbedoelde allegorie: de zuil is het hardwerkende Vlaanderen, steeds beperkt door het reactionaire

Wallonië of de beklemmende Belgische staat. Dit is niet helemaal mijn visie, maar het is een mening

die in 2010 populair leek en in 2011 niet minder zo.

Ik zal niet zeggen dat het Middelheim mijn favoriete museum was, maar ik ben tevreden met de

verruimde kennis over beeldende kunsten en de inleiding tot constructiekunst die ik er heb genoten.

Deze laatste mag dan wel een veel technischer en wetenschappelijker karakter bezitten, toch is de

creativiteit waarmee deze gebieden worden verkend de naam kunst van tijd waardig.

b) M HKA

Na in het Middelheim met hedendaagse beeldhouwkunst kennis te hebben gemaakt, maken we in

het M HKA kennis met andere vormen van hedendaagse kunst. In de inkomsthal werpen we snel een

blik op het kunsttijdschrift Artefactum. Het is zeker de moeite eens zo’n tijdschrift te bekijken, gezien

kunsttijdschriften al even impopulair zijn als literaire magazines. Toegegeven, folders van musea en

De Zuil, Karin Borgmans, 2010

Page 22: Portfolio Esthetica

22

gratis muziekmagazines als Rifraf worden nog gretig gelezen, maar ook hun faam blijft beperkt

binnen de beperkte kring van geïnteresseerden.

Als laatste groep worden we opgehaald door onze gids. Wederom is dit een vrouw: net als in het

Middelheim, net als de andere gidsen in het M HKA. Maar daar sta ik op dat moment niet bij stil, ik

zet mij braafjes neer in de kring van uitverkorenen om een kwartiertje over kunst te praten. We

krijgen een bekwame inleiding tot het begrip ‘kunst’ in het algemeen en hedendaagse kunst in het

specifiek. Met behulp van wat opdrachtjes, waaronder het abstract weergeven van een figuratief

kunstwerk, krijgen we meer inzicht in de ten toon gestelde werken. Het is leuk om nog eens te

tekenen, maar ook confronterend om mijn schrale resultaat te vergelijken met de geslaagde

interpretaties van Esther en Lukas. Gelukkig gaat er bij mij grotere interesse uit naar muziek en

literatuur. Anders had mijn ego deze schooluitstap niet overleefd.

Mijn wonden in stilte likkend,

ga ik verder door de

verschillende zalen. Sommige

werken zijn mooi en

verfrissend, andere smakeloze

imitaties van antistromingen.

Bovenal bevielen mij de tapijten

van Craigie Horsfield, die ook

een sprenkeltje nationale trots

opriepen doordat het een

Belgisch bedrijf was dat ze op industriële wijze geweven heeft. Ze beeldden vaak mooie en tegelijk

spraakmakende taferelen af. Een perfect voorbeeld hiervan in zijn The Arciconfraternity of Santa

Monica. Omdat ik wist dat de KKK-gewaden overgenomen waren van Spaanse boetekleden, werd het

beoogde misverstand vermeden, maar velen keken bij de bespreking verrast op toen ze erachter

kwamen dat er een religieuze ceremonie werd afgebeeld (wat veel zegt over de aandacht van een

publiek voor de titel van een beeldend kunstwerk). De belichting is duidelijk, maar door het

monopolie van zwart en wit krijgt het werk alsnog iets mysterieus (mocht het dat nog niet hebben

door de talloze gemaskerde mannen). Ook levert het materiaal ‘tapijt’ een

Naargelang ik de trap naar beneden volgde, voelde ik met mij het niveau van de kunstwerken dalen.

Er waren nog wel waardevolle exemplaren, maar eveneens voorbijgestreefde pogingen tot

originaliteit. Een opgestelde trap in een kast? De opzettelijk scheve deur voor de accidenteel

scheefgezakte wagenkooi die we op de scouts gebouwd hebben, had bijna evenveel kunstzinnige

waarde.

Het M HKA was zeker een interessant museum, maar niet al wat erin stond was evenveel oorzaak

van deze interesse. Het vraagstuk “Wat is kunst?” is voor de kunstwereld weliswaar een waardevolle

denkoefening geweest, maar ze heeft evenzeer een kant-en-klare dekmantel gecreëerd voor afval op

vlucht voor de vuilnisbak.

c) Parijs

Daar Parijs net als Venetië en Brugge op zich al een openluchtmuseum is, lijkt het enigszins

gerechtvaardigd al haar musea in één verslag te bespreken. Het vluchtige tempo en de

aaneensluiting waarmee zij elkaar in dit verslag zullen opvolgen is eveneens een realistische

The Arciconfraternity of Santa Monica, Craigie Horsfield, 2010

Page 23: Portfolio Esthetica

23

voorstelling van de werkelijkheid. Museum in, museum uit. De motivatie hiervoor is uiteraard

tijdsgebrek. Er zijn dan ook slechts twee gevallen waarop ik, wat dit betreft, iets heb aan te merken:

ons bezoek aan de Sacré-Cœur en aan het Louvre.

Bij de eerste is mijn beklag simpel en voorspelbaar: we hebben haar slechts langs buiten bekeken.

Hoewel de gevel op zich al een ‘must see’ is, had ik gehoopt op een korte rondleiding binnenin. De

pracht van een kerk speelt zich doorgaans immers evenveel, zo niet meer aan de binnenkant af als

aan de buitenkant. Bij het Louvre is mijn aanvraag dezelfde als die van velen: om er meer tijd door te

brengen en er meer werken te bekijken. De geplande presentaties zijn nog niet voor de helft kunnen

doorgaan en veertien werken bekijken in een museum waar er meer dan drieduizend van

internationale faam ophangen, vind ik al een teleurstellend plan op zich. Ik had gehoopt op de kans

een half uur zo veel mogelijk schilderijen kunnen bekijken en mij tegoed te doen aan de veelzijdige

collectie, zeker als we die tijd wel krijgen om de Eiffeltoren te bezoeken, wat uiteindelijk, imposant

als hij mag zijn, maar een grootschalige ijzeren torentje is. Ook zou ik een extra museumbezoek

plannen ter vervanging van de fotozoektocht voor zij die het Stade de France niet bezoeken. Ik wil bij

deze niet kankeren op de organisatie van een al bij al zeer geslaagde schoolreis, maar hoop alleen dat

hier in de toekomst een oplossing voor gevonden kan worden. Ook zou het handig zijn wat meer

uitleg te krijgen tijdens elke rondleiding. Zo is de Dôme des Invalides nog veel indrukwekkender als je

haar symboliek en geschiedenis ten volle beseft.

Als eerste bezochten we de Notre Dame, een mooie kerk hoewel door velen overgewaardeerd. Haar

rozet is inderdaad indrukwekkend, haar symmetrie en interieur een schoonheid. Maar hoewel zij als

gotische kerk een toonaangevend gebouw is geweest, kan ik niet naar waarheid zeggen dat Duitse of

Catalaanse kerken voor haar moeten onderdoen. Zeker wat betreft interieur is zij zeker niet de

voortreffelijkste, ook al zijn haar Spaanse tegenhangers soms iets te overdadig.

Na de Notre Dame volgt het Louvre. De

beperkte resem kunstwerken die we daar

alsnog te zien krijgen, zijn weliswaar

ruimschoots de moeite waard. Ook spreekt

het tot de verbeelding hoe bepaalde

beeldhouwwerken tot hun huidige

bestemming zijn kunnen afdalen. De

gigantische Perzische zuilentop en de

Mesopotamische poortwachters lijken immers

gemakkelijk te groot te zijn om veilig in hun

geheel vervoerd te kunnen worden. Deze

laatste vond ik zeer boeiend. We kregen een

korte inleiding in hun mythologische

achtergrond en het merkwaardige kenmerk vaak vijf voeten te hebben, zodat het vanuit voor- en

zijaanzicht steeds lijkt dat het er vier zijn. Maar intrigerender nog dan deze twee dingen, vind ik het

feit dat ze uit Mesopotamië komen op zich. Het is een samenleving waarover we weinig geleerd

worden en die desalniettemin ooit als navel van de wereldbeschaving beschouwd kon worden. Wij

leren over Egypte, Griekenland en Rome, maar niet over het oudste westerse imperium dat

goedbewaarde culturele sporen heeft nagelaten. Er hangt een bepaalde mystiek omheen die, in

tegenstelling tot bij Egyptische, Griekse en Romeinse kunst nog moet worden opgeheveld. Daarnaast

Šedu , ook wel stiermannen genoemd

Page 24: Portfolio Esthetica

24

was ik niet teleurgesteld door de Mona Lisa. Ik had op voorhand vaak gehoord dat ze zou tegenvallen

en minuscuul was, maar ik vond dat allemaal best meevallen. Dat het geen werk is van gigantische

proporties, wist ik al op voorhand en haar schoonheid – eenmaal ver genoeg naar voren gedrongen –

was niet minder dan ik had verwacht. Het was prettig om de sfumatotechniek in werkelijkheid

toegepast te zien, ook al was het van achter een barricade enthousiast vlees.

In Centre Pompidou was het even wachten tot we bij de collectie toegelaten werden, maar eens we

er waren, beviel het me wel. Het dadaïsme is niet zo m’n ding. Ik vind het idee erachter wel iets

hebben, maar naar de kunstwerken zelf kan ik moeilijk een tiental minuten staan staren. Een WC-pot

met opschrift is allemaal mooi en wel als je uit een klassieke school wilt breken, maar een eeuw na

datum heeft zoiets meer waarde als (kunst)geschiedenisles dan als museumstuk om te bekijken. Wat

uiteraard niet wil zeggen dat ze een werk van zulk belang moeten weggooien: het is gewoon m’n

ding zo niet. Wat ik interessanter vond, waren kunstwerken van o.a. Kandinsky en Dalí. Waarom

vooral deze eerste niet op de lijst van beschikbare kunstenaars voor de bijhorende taak stond,

begrijp ik niet. Hij was nochtans numeriek zeer sterk aanwezig en ik heb meermaals teleurgesteld

naar het naamkaartje van een kunstwerk gestaard toen ik erachter kwam dat dat mooie en

spraakmakende schilderij geen optie was om te bespreken.

De volgende dag ging ieder naar zijn of haar keuzemuseum. Voor mij hield

dat in: Musée d’Orsay. Ik was eerlijk gezegd verbaasd dat dit geen

verplichte uitstap was. Musée d’Orsay is toch een van de grotere musea

van Parijs en bevat kunstwerken van tal van invloedrijke schilders. Wat ik

nog verbazender vond, was dat bestemmingen als de Orangerie en Musée

du Quai Branly vol zaten bij de inschrijvingen op school en Musée d’Orsay

bij wijze van een laatste keuze slechts een tiental enthousiastelingen heeft

kunnen strikken. Desalniettemin heb ik er mij zeer goed geamuseerd.

Kunst heeft ‘live’ in de regel meer impact. Op een optreden klinkt alles

plots veel beter en in een museum ziet alles er plots veel beter uit dan op

een overbelast plasmascherm. Zo was mijn achting t.o.v. menig

impressionistisch schilder nog gestegen toen in weer buitenkwam, maar

voor weinigen onder hen zo zeer als voor Gustave Moreau. Zijn rijke

kleurenpallet, mythologische basis en combinatie van vagere vormen en scherp uitgewerkte details

zijn schilderijen waarnaar ik wel gemakkelijk minutenlang kan staren. Helaas had ik daar de tijd niet

voor. Aan het einde van ons bezoek had ik de verdieping waarop ik gestart was nog niet eens

afgewerkt.

De Tuileries waren indrukwekkender dan ik verwacht had. Niet zozeer omwille van de

beeldhouwwerken, die weliswaar een meerwaarde vormden, maar eerder omwille van het feit dat

zo’n omvangrijk park zo netjes gehouden wordt in een wereldberoemde grootstad: een groot

verschil met de gebruikte injectienaalden onder de bankjes in het Brusselse stadspark. Place de la

Concorde was dan wel gesierd met haar obelisk, maar haar grote, gapende leegte vond ik eerder

afschrikwekkend dan indrukwekkend.

Dôme des Invalides was één van de hoogtepunten van mijn Parijservaring. Mijn houding t.o.v. het

nationalisme is er een van haat en liefde: haat jegens de conflicten die het impliceert, liefde voor de

energie en bezieling die het in mensen kan losweken. Mijn haat even vergeten wandel ik door de veel

Hésiode et une muse, Gustave Moreau, 1891

Page 25: Portfolio Esthetica

25

te hoge poorten van wat ooit een huis van God was en

sta verbaasd over het graf van een mens. Het marmer,

het goud, de verf: een kapitaal zo omvangrijk als

Napoleons kist moet in dit monument zijn gekropen,

maar geen cent ervan gaat verloren. Als er ergens in

West-Europa een graf God waardig is, dan is dat in

Parijs.

Na de tombe volgt het oorlogsmuseum. De collectie is

omvangrijk en zeker de moeite waard, al zal dat nog

meer zo zijn voor militariafanaten als Sybren Willemot

en Ward Hendrickx. Niet veel later vertrekken we naar

de Eiffeltoren. Een mooi zicht, een verbeterd geografisch inzicht in de stadsplanning van Parijs en een

keurig doorgewaaid kapsel later staan we weer beneden. Het was de moeite waard, maar geen

hoogtepunt zoals het aan toeristen vaak wordt voorgesteld. Ten slotte maken we nog een

boottochtje en een busritje die ons een algemene indruk van de Seine en de Champs-Elysées geven,

waarna de Sacré-Cœur. Zoals reeds vermeld, had ik hiervan meer verwacht, maar wat ik wel moet

toegeven is dat de nacht haar zeer flatteert.

Op weg naar huis passeren we nog even langs Versailles. Tegen alle voorlichting in had ik haar

grootte onderschat. Kamer na kamer draaide ik mijn hoofd in alle richtingen om zo veel mogelijk in

me op te nemen, maar bij zo’n overdaad is het haast onmogelijk alles de aandacht die het verdient te

schenken. Zo ben ik er zeker van dat ik de betekenis van elk schilderij niet heb gevat, maar dat is dan

een reden te meer om nog eens terug te keren.

d) Opdracht keuzemuseum: Musée d’Orsay

Moreau’s Orpheus zou zelfs voor een kind een mooi schilderij

zijn. Je moet geen mythologische achtergrondkennis hebben,

neen, je moet zijn symbolisme niet begrijpen om zijn

voortreffelijke vormen te bewonderen. De rijke kleuren,

mooier op zijn doek dan ze in de werkelijkheid zouden zijn, de

zwemerige atmosfeer gecreëerd door de doffe gloed die over

het geheel hangt: het sfumato van achter- en voorgrond

spreekt een betovering uit over de toeschouwer, een

kunstzinnig ‘Petrificus Totalus’. Staat en kijkt, naar de

dromerige gezichtsuitdrukking, van de maagd zozeer als de

dode zanger. We zien enkele diagonale lijnen (het hoofd van

de maagd, haar arm, de lier, de rotspilaar, de richting van de

dubbelfluit linksachter), maar toch gaat er een rust uit van het

schilderij, niet enkel wegens de reeds genoemde doffe gloed,

de gesloten oogleden of de contrapostpositie van de vrouw,

maar ook van de horizontale lijn van de horizon en de

rotsbrug.

Maar bij het symbolisme betekent een schilderij natuurlijk

meer dan een rijke tint groen, een bijpassend blauw, geel en

Graf van Napoleon

Orpheus, Gustave Moreau, olie op doek, 99,5 x 155 cm, 1865

L'Arlésienne, Vincent van Gogh, olie op doek, 73,5 x 92,3 cm, 1888

Page 26: Portfolio Esthetica

26

rood of een evenwichtige opstelling. Er zit een verhaal in dit schilderij, een verhaal waarnaar de

toeschouwer zowel als de afgebeelde dame in afgewerkte toestand kunnen gapen. Orpheus is

verslonden door de Maenaden die men rechtsachter in vage contouren kan waarnemen. Op de brug

staat een man met muziek vrouwen te verschalken zoals hij ooit kon. Zijn hoofd rust op de lier die hij

ooit zo bekwaam beroerde en rechtsonder, in het wilde Thracische landschap waar hij zijn dagen

sleet, zitten twee schildpadden, wier schilden de klankkasten van de eerste lieren leverden. Centraal

als een pilaster staat een vrouw, treurend om het gesneefde talent. Zo schoon is zij dat ze Eurydice

zou kunnen heten. Is zij het? De vrouw haar ogen lijken immers (bijna) gesloten te zijn en Eurydice is

per slot van rekening zo dood als haar geliefde. De rotspartij doet weinig denken aan de befaamde

Elyseese velden, maar wie weet. Tot de dood ons scheidt, probeerden zij ooit in eigen bewoording

tot elkaar te zeggen, en zoiets impliceert toch wel een hereniging?

Als lelijk schilderij heb ik voor L’Arlésienne van van Gogh gekozen.

Dat wil niet zeggen dat ik het werk niet waardeer (hoewel ik het

ook niet tot mijn favorieten reken), maar dat ik het puur op het

zicht esthetisch gezien niet aantrekkelijk vind om naar te kijken.

De ruwe vormen en het grauwgrijze, scherpe gezicht is brengt

immers wel een bepaald inzicht over: de impressie van een ietwat

verveelde dame van stand, wiens eigenwaarde te lezen staat in

haar wenkbrauwen en wiens gebrek aan energie duidelijk wordt

gemaakt met haar ingezakte nek, klaarblijkelijk lichtjes gekromde

rug en de nood haar hoofd te ondersteunen met een arm die op

zijn beurt steun zoekt op de tafel. De simpele

kleurensamenstelling en weinig zorgvuldige verdeling van deze

kleuren over het doek dragen bij aan de zorgeloze en nonchalante

indruk van het schilderij. Toch lijkt het bijna dat de lippen van

onze Arlésienne een minzaam lachje vormen. Is dit slechts een deel van de façade, of bevat ook dit

schilderij een ‘mysterieuze glimlach’ waarover men zich bij een glaasje wijn en hoogrijpe kaas kan

uitlaten? Misschien denkt ze terug vervlogen tijden, waarin zij het was die haar geluk beproefde en

niet de jeugd waarop ze nu gedwongen is lijdzaam neer te kijken vanuit haar hoekje? Of misschien

heeft ze wel net een oude bekende gezien die het minder goed is

vergaan en verheugt ze zich over het verdriet van haar

vriendschappelijke rivale? Of heeft ze net een slimme zet gedaan in

haar persoonlijke spel van ‘liaisons dangéreuses’? De

dubbelzinnigheid neemt nog toe als men eens aandachtig naar de

ogen kijkt. Zij lijken aan verschillende uitdrukkingen toe te behoren.

Is dit een argument voor het verschil tussen de uiterlijke façade en

haar innerlijke denkwereld? Lelijk als ik het dan mag vinden,

waardeloos is het niet.

Even goed had ik als intrigerend schilderij Moreau’s Orpheus

kunnen kiezen, maar daar ik de mythe van Orpheus kende was het

mysterieuze karakter al deels tenietgedaan. Daarom heb ik gekozen

voor Bouguereau’s Les Oréades. Mocht men het schilderij zonder

situering in tijd aan me hebben voorgesteld, ik zou het voor barok

Les Oréades, William-Adolphe Bouguereau, olie op doek, 236 x 182 cm, 1902

L'Arlésienne, Vincent van Gogh, olie op doek, 73,5 x 92,3 cm, 1888

Page 27: Portfolio Esthetica

27

hebben aanzien. De overheersende diagonale lijn, de expressiviteit, de dramatiek, de beweging, het

naakt, de duidelijke en expliciete afbeelding van het menselijk lichaam en de mythische inspiratie:

het lijkt allemaal te kloppen. En toch is dit werk maar een ruime eeuw oud. Bij deze heb ik dan ook

kennis gemaakt met het academisme.

Waarom het schilderij intrigeerde? Omdat ik oorspronkelijk enkel een albasten stroom van

mensenvlees zag, op weg naar een klare hemel, omgeven door een donker bos en een al even

donker trio van geile mannen. Als ik echter naderbij kom, zie ik dat hun krullenbollen horentjes

herbergen en dat hun schaduwrijke voeten eigenlijk bokkenpootjes zijn. Dan pas komt het: de

vrouwen, die op wonderbaarlijke wijze de lucht in geslingerd lijken te zijn, zijn nimfen op de vlucht

voor de maar al te gretige saters.

4. Zelfreflectie Ik had geen jaar esthetica nodig om geïnteresseerd te geraken in kunst. Vooral muziek, film en

literatuur hebben mij altijd al geïnteresseerd en sinds enkele jaren ook de beeldende kunsten.

Cultuur in het algemeen spreekt me aan, gedeeltelijk omdat een kennis ervan indruk maakt, maar

toch vooral omdat het op zichzelf een grote waarde heeft.

Kunst raakt aan de essentie van de mens. Als een echt kunstenaar zich inspant, dan tracht hij tot een

dieper inzicht te komen of een dergelijk inzicht, eenmaal verworven, tot uiting te brengen. Vaak is dit

een ideaal, van schoonheid, maatschappij of identiteit, maar dit kan ook een nieuwe invalshoek zijn.

Dit laatste is vaak het moeilijkst te begrijpen en het is daar waar een jaar esthetica (en een vijfde jaar

Nederlands) haar grote effect heeft gehad. Ik had maar weinig verstand van moderne en

hedendaagse kunst (evenmin als van dadaïsme), maar door de lessen en schooluitstap hieromtrent

ben ik tot een dieper inzicht gekomen of, misschien beter gezegd, tot begrip van diepere inzichten

gekomen. Evenzo ben ik blij met de extra kennis over verschillende kunststromingen door de

geschiedenis heen.

Wat ik zeker nog wil ontwikkelen naar volgend jaar en mijn universiteitsjaren toe, is de vaardigheid

om een kunstwerk analytisch te ontleden. We hebben reeds een breed aanbod aan bouwstenen

besproken, maar ik voel me nog steeds als een kleuter die zijn eerste bouwdoos heeft gekregen. Ik

hoop dan ook dat hieromtrent nog veel oefeningen zullen volgen, aan het einde van dit jaar of

gedurende de loop van het volgende. In mijn studies sinologie zal ik hier immers goed gebruik van

kunnen maken, zij het niet altijd binnen westerse context.

Mijn conclusie is dus de volgende: dat ik reeds gegroeid ben, maar nog meer te groeien heb.

Page 28: Portfolio Esthetica

28

5. Bronnen 1. ANONIEM, Yayoi, internet, onbekend,

(http://www.museumplantinmoretus.be/eCache/MAN/30/00/056.bWFpbj0zMDAwMDU1JnJlYz0

4MDIzNTg0.html).

2. ANONIEM, Orphée (Moreau), internet, 2011-04-25,

(http://fr.wikipedia.org/wiki/Orph%C3%A9e_(Moreau)).

3. ANONIEM, Balzac (Rodin), internet, 2010-09-31, (http://nl.wikipedia.org/wiki/Balzac_(Rodin)).

4. ANONIEM, De Zuil (Een Vlaams Monument/La Colonne), 2010, internet, onbekend,

(http://www.middelheimmuseum.be/eCache/MAN/30/00/057.bWFpbj0zMDAwMDU1JnJlYz04M

TAzMTU1.html).

5. ANONIEM, M HKA, internet, onbekend,

(http://www.muhka.be/image_detail.php?image_id=4023&la=nl).

6. VAN DER SPEETEN, G., ‘Clausverzamelaar verkoopt unieke collectie’, internet, De Standaar

Online, 2011-05-07,

(http://destandaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=1O39RURL&sectionid=ab8d3fd8-bf2f-487a-

818b-9ea546e9a859).

7. VANLOMMEL, E., Vijftig jaar Cobra, internet, onbekend,

(http://users.compaqnet.be/ovm.mariakerke/vrijmoedig/199903/vijftig_jaar_cobra.htm).

8. ANONIEM, Cobra & Co, internet, 2011, (http://www.bozar.be/activity.php?id=8291).

9. M.A., G., ‘Onbekende schenkt Picasso aan universiteit Sydney’, internet, De Standaard Online,

2011-04-27,

(http://destandaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20110427_071&sectionid=ab8d3fd8-

bf2f-487a-818b-9ea546e9a859).

10. SIENCERAY, The Connections Between Music and Mathematics: Revised and Better Than Ever,

internet, 2011, (http://scienceray.com/mathematics/the-connections-between-music-and-

mathematics-revised-and-better-than-ever/).

11. BELGA, ‘Holocaustfilm ‘Shoah’ via satelliet te zien in Iran’, internet, De Standaard Online, 2011-

03-08, (http://destandaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=SM377USG&sectionid=ab8d3fd8-

bf2f-487a-818b-9ea546e9a859).

12. ANONIEM, Gustave Moreau Orpheus, internet, 2006, (http://www.musee-

orsay.fr/en/collections/works-in-focus/painting/commentaire_id/orpheus-

3033.html?tx_commentaire_pi1%5BpidLi%5D=509&tx_commentaire_pi1%5Bfrom%5D=841&cH

ash=fec9d558a8).

13. ANONIEM, Vincent van Gogh L’Arlésienne, internet, 2006, (http://www.musee-

orsay.fr/fr/collections/oeuvres-commentees/peinture/commentaire_id/larlesienne-

431.html?S=&tx_commentaire_pi1%5BpidLi%5D=509&tx_commentaire_pi1%5Bfrom%5D=841&

cHash=130aea54ac&print=1&no_cache=1&).

14. RICHIE, D., The Films of Akira Kurosawa: Third Edition, Expanded and Updated, With a New

Epilogue, University of California Press, 1999, 280 pagina’s.

15. ANONIEM, Akira Kurosawa – Biography, internet, 2011,

(http://www.imdb.com/name/nm0000041/bio).

16. ANONIEM, Akira Kurosawa, internet, 2011-05-07,

(http://en.wikipedia.org/wiki/Akira_Kurosawa).

17. LIUKKONEN, P., Akira Kurosawa, internet, 2008, (http://www.kirjasto.sci.fi/kuros.htm).

Page 29: Portfolio Esthetica

29

18. ANONIEM, Shichinin no Samurai, internet, 2011-05-01,

(http://en.wikipedia.org/wiki/Shichinin_no_samurai).

19. ANONIEM, Yojimbo (film), internet, 2011-05-01, (http://en.wikipedia.org/wiki/Yojimbo_(film)).

20. ANONIEM, Yôjinbô (1961), internet, 2011, (http://www.imdb.com/title/tt0055630/).

21. ANONIEM, Rhapsody in August, internet, 2011-03-26,

(http://en.wikipedia.org/wiki/Rhapsody_in_August).

22. YIMOU, Z., ‘Akira Kurosawa’, internet, Time, 1999-08-23,

(http://www.time.com/time/world/article/0,8599,2054381,00.html).