Pleegkind - Universiteit Leiden · thuis’. Ook pleegkinderen kunnen de plek waar zij wonen zo...

1
Op zich niets mis mee. Net zoals dat er niets mis is met de ontelbare tweedehands kledingwinkels waar men lekker retro wollen truien, afgetrapte kistjes en jaren 60-jurken kan shoppen. Ook helemaal niets mis mee. En neem dan die zalige Sire-campagne die aanraadt om al je oude troep eindeloos te repareren. Heerlijk lekker ouderwets. Kan ik ook nog allemaal prima mee dealen. Sterker nog, ik ben helemaal voor duur- zaamheid en bewust consumeren en hou van ouder- wets en retro. Ik geloof in de waarde van onze geschiedenis. Ik begrijp de liefde voor die goede oude tijd. Echt. Maar het blijkt dat men niet alleen op retro stoelen zit en aan retro tafels eet, maar dat er in onze samenleving ook allerlei zeer ouderwets gedachtegoed de ronde doet. En dát baart mij zorgen. Of liever gezegd, dat baart mij héél erg veel zorgen. Want ik ben een vrouw. En niet alleen ben ik een vrouw, ik ben ook een moeder. Ik heb een dochter en een zoon gebaard. Twee kleine mensjes die ik dolgraag wil afleveren in een maat- schappij waarin vrouwen en mannen gelijk zijn. Waarin mijn dochter niet hoeft te vechten om gelijk behandeld te worden en waarin mijn zoon het van- zelfsprekend vindt dat dát zo is. Dus moet ik ze gaan uitleggen hoe onwenselijk en bizar het is dat er afge- lopen week duizenden mensen in Utrecht meeliepen in de demonstratie tegen het recht op zelfbeschik- king. Mannen én vrouwen die vinden dat je als vrouw - als mens - niet zelf mag beschikken over wat er met je lijf en dus je leven gebeurt. Er zit - denk ik - niets anders op dan mijn kinderen mee te nemen in de wereld van vroeger, de vergane glorie, de wereld van toen. Om ze te laten zien dat het kennen van je geschiedenis van levensbelang is; enkel en alleen om het in de toekomst beter te kun- nen doen. Ik hoop zo dat dát een oplossing is die ouderwets goed zal werken. Lekker retro! Niki Jacobs is zangeres, getrouwd en moeder van twee kinderen. Op deze plek schrijft ze over haar dagelijkse beslommeringen en wat haar bezighoudt. T e pas en te onpas struikel ik over huiskamers met ouderwetse suiker-, thee- en koffiebus- sen. Je weet wel, die nog van je opa waren. Tweedehands lampen, tafels, stoelen en kas- ten die opgeleukt in een designerhuiskamer staan te pronken. Antieke bedden uit Italië met de hand gebreide spreien of van die eindeloos leuke lampen- stellen op het nachtkastje, gevonden op dat ene leuke brocante marktje in Zuid-Frankrijk, afgelopen zo- mer. Sheba, die met haar één jaar jonge- re broer Ayron bij een liefdevol pleeggezin in Grootebroek woont, staat samen met vijftien andere jongeren centraal in het boek ’Dit huis is een thuis’, samengesteld door onder anderen Femmie Juffer, hoogleraar adoptie en pleegzorg aan de Universiteit Leiden. Femmie is zelf moeder van twee volwassen geadopteerde dochters. „En oma van vier kleinkinderen. Heerlijk, vind ik dat.” Maar daar gaan we het nu verder niet over hebben. Want de aanleiding voor deze ontmoeting is het boek dat onlangs verscheen. Ons land telt heel wat multicultu- rele adoptie- en pleeggezinnen. Vrijwel altijd gaat het om kinderen met een kleurtje in een wit adop- tiegezin. Of - en dan heb je het vooral over de pleegzorg - het gaat om kinderen met een migratieach- tergrond die niet terechtkunnen op een plek met dezelfde culturele achtergrond. „Ik geloof dat we in Nederland één islamitisch gezins- huis kennen”, aldus Femmie. „Er is een tekort aan pleeggezinnen en al helemaal aan pleeggezinnen met bijvoorbeeld een Marokkaanse of Turkse achtergrond. Dat betekent dat er best veel jongeren zijn die met twee culturen opgroeien.” Van God los Ayron zegt hierover in het boek: ’Ik snap het als mensen het belang- rijk vinden dat pleegouders uit dezelfde cultuur komen als hun pleegkinderen. Voor mijzelf is dat niet aan de orde, want ik pas me makkelijk aan. Sommige Marokka- nen zijn bijvoorbeeld streng met Allah. Ze vinden dat westerlingen van God los zijn. Ik kan me voor- stellen dat het dan fijner is voor een moslimjongere om in een islamitisch gezin op te groeien’. Dat je met een andere culturele achtergrond of in een ander land bent geboren, betekent niet dat je ongelukkig bent of wordt in een gezin met kaaskoppen. Dat maken de verhalen in ’Dit huis is een thuis’ wel duidelijk. Over de titel legt Femmie uit: „Adoptiekinderen zien het gezin meestal als ’hun thuis’. Ook pleegkinderen kunnen de plek waar zij wonen zo ervaren. Of als ’hun andere - tweede - thuis’. Er zijn ook pleegkinderen die het gezin waarin zij zijn geboren als ’mijn thuis’ typeren, maar zich bij het pleeggezin wel thuis voelen.” Sheba in het boek: ’De band met mijn pleegouders is heel sterk. Ik hou van ze en zie ze als mijn ou- ders’. Wat niet wil zeggen dat ze haar achtergrond ontkent. Ze ver- telt onder meer dat ze de Antilli- aanse cultuur wil leren kennen. „Omdat ik zo meer bij mijn familie kan horen en later dingen kan doorgeven aan mijn eigen kinde- ren. Ik zou graag Papiaments le- ren.” Ondertussen voelt ze zich meer Nederlander dan Antilliaan- se: „Als ik een verdeling moet maken, voel ik me voor zeventig procent Nederlands en dertig pro- cent Antilliaans. Dat heeft meerde- re redenen: ik ben in Nederland geboren, woon bij Nederlandse ouders en mijn dagelijks leven is in een Nederlandse omgeving. De Nederlander in mij zit in mijn manier van praten: direct en plat. Verder ben ik zuinig en zorg ik dat ik een opleiding doe en die af- rond.” Broer Ayron: ’Ik voel me zestig procent Antilliaans en veertig procent Nederlands en dat is ook Sheba bij haar pleegouders in Grootebroek. Rechts op de achtergrond haar broer. We worden - als het goed is - gevormd, gevoed en gesteund door onze familie en directe omgeving. Hoe kijk jij ertegenaan, wil journalist Nancy Ubert weten. Ze spreekt voor ’Wij zijn zo’ met uiteenlopende mensen over het gezin, de familie en alles wat daarbij komt. S tel: je komt uit China, Haïti of Zuid-Afrika en groeit op in een oer-Hollands gezin. Wat doet dit met je? Sheba met Antilliaans bloed: „Nadat ik bij Frank en Nicolet was komen wonen, is het gevoel van ’er niet bij horen’ langzaam wegge- gaan. Nicolet zei vaak dat ik een mooi meisje was. Dat vond ik fijn. Ze kleedde me mooi aan en zei dat ik trots mocht zijn op mijn huids- kleur. Ze zei ook wel eens dat mijn huidskleur voordelen had: ik kon niet verbranden in de zon en zij met haar witte huid wel. Zo had ik het nog nooit bekeken.” Tekst: Nancy Ubert Foto’s: Lilian van Rooij Femmie Juffer: ’Er is geen bloedband nodig om te zorgen dat een kind zich op een gezonde manier aan jou hecht’ ’Dit huis is een thuis’ ’Dit huis is een thuis’, opgroeien in een multicultureel adoptie- of pleeggezin. Samengesteld door Femmie Juffer, Lindy Popma, Monique Steenstra en fotograaf Lilian van Rooij. EAN 9789462263505 hoe ik het wil. Als ik thuiskom bij Frank en Nicolet, roep ik vaak: ’This nigga is weer home!’ Wat Antilliaans aan mij is? Als ik iets moet doen, kan het morgen ook wel. Ik geef makkelijk geld uit, bijvoorbeeld aan McDonald’s, kleding, mijn telefoon en benzine voor de auto. Ik doe het graag rustig aan en laat mijn hart niet sneller kloppen dan nodig is’. Zoals vaker in de opvoeding draait het om de gulden middenweg, geeft Femmie aan: „Als je de ach- tergrond van het kind ontkent en verzwijgt, voelt het zich niet ge- zien. Wanneer je als ouders de herkomst overdreven benadrukt, gaat het ook niet goed. Want dan voelt het pleeg- of adoptiekind zich te anders. Dan kan het gaan denken: ’Ik hoor hier zeker niet’. In het boek staat nog een mooi van. Baran en Sandokan, een twee- ling met Turkse achtergrond, ver- tellen dat er in hun eerste pleegge- zin uitsluitend ruimte was voor de Nederlandse cultuur.” Baran: ’We mochten nooit over onze Turkse achtergrond praten. Ze wilden ook niet dat we contact hadden met onze ouders. Ze pro- beerden ons te vernederlandsen en op te voeden als eigen kinderen, maar dat lukte niet’. Sandokan: ’Onze pleegouders werden snel boos en we vonden het niet leuk bij hen. Baran en ik wilden weg en anderhalf jaar geleden zijn we gewoon vertrokken’. Ze wonen nu bij pleegouders in Noord-Holland waar ze zich wel thuis voelen:’Hier in huis is ruim- te voor onze afkomst’, aldus Ba- ran, ’Riza is Turks en Rosina is Nederlandse, maar zij heeft de Turkse cultuur omarmd’. De zoektocht naar de eigen achter- grond kan enorm verschillen per jongere. Of per leeftijdsfase, stelt Femmie: „Dan hebben ze op de basisschool spreekbeurten gehou- den over het land waar ze vandaan komen, zijn ze daar in de puber- tijd totaal niet mee bezig en wil- len ze als jongvolwassenen graag op reis naar hun geboorteland.” Extra werk Hoe je het wendt of keert: de weg naar een gelukkig leven als vol- wassene wordt grotendeels be- paald door de plek waar je op- groeit. „Wat dat betreft hebben adoptie- en pleegouders extra werk te verrichten”, weet Femmie. „Zeker pleegouders. Die moeten zich dikwijls ontfermen over een kind dat met een rugzak vol leed en nare ervaringen binnenkomt.” Maar het goede nieuws is: er is geen bloedband nodig om te zor- gen dat een kind zich op een ge- zonde manier aan jou hecht. „Hoe jonger een kind bij je komt, hoe beter, natuurlijk. Hoe meer het heeft meegemaakt hoe groter de beschadiging is. Dan zijn ze in het begin minder goed gehecht maar dat kan zich zich in de loop der jaren herstellen.” Over het fenomeen ’veilige ge- hechtheid’ zijn vuistdikke weten- schappelijke boeken geschreven. Omdat dit je verdere ontwikkeling als mens bepaalt. „Op allerlei vlakken heeft het invloed”, aldus Femmie, „met name op je sociale ontwikkeling. Een veilige hech- ting geeft een mens het juiste gereedschap om met anderen om te gaan en om met jezelf te leven. Hechting beïnvloedt ook je zelf- vertrouwen en zelfbeeld.” Voor de kinderrechters heeft Fem- mie indertijd een uitgebreide notitie geschreven over gehecht- heid. „Het was een hardnekkige mythe dat het hechtingsproces niet hersteld kan worden. Die aanname bepaalde zelfs de uit- spraken van kinderrechters. ’Dat kind is al zeven, het kan zich nooit meer goed hechten aan nieuwe verzorgers.’ Zelfs na je pensioen is dat nog mogelijk, zeg ik altijd tegen mijn studenten. In je volwassen leven lukt dat met een stabiele, fijne partner of dank- zij een goede therapeut of vrien- din. In je kindertijd heb je daar een stel invoelende pleeg- of adop- tieouders voor nodig. Ongeacht je kleur of afkomst.” Pleegkind tussen kaaskoppen LDN 9 Familie 9 8 Familie LDN 8 Cover boek.

Transcript of Pleegkind - Universiteit Leiden · thuis’. Ook pleegkinderen kunnen de plek waar zij wonen zo...

Page 1: Pleegkind - Universiteit Leiden · thuis’. Ook pleegkinderen kunnen de plek waar zij wonen zo ervaren. Of als ’hun andere - tweede - thuis’. Er zijn ook pleegkinderen die het

Op zich niets mis mee. Net zoals dat er niets mis ismet de ontelbare tweedehands kledingwinkels waarmen lekker retro wollen truien, afgetrapte kistjes enjaren 60-jurken kan shoppen. Ook helemaal nietsmis mee. En neem dan die zalige Sire-campagne die aanraadtom al je oude troep eindeloos te repareren. Heerlijklekker ouderwets. Kan ik ook nog allemaal primamee dealen. Sterker nog, ik ben helemaal voor duur-zaamheid en bewust consumeren en hou van ouder-wets en retro. Ik geloof in de waarde van onze geschiedenis. Ikbegrijp de liefde voor die goede oude tijd. Echt. Maarhet blijkt dat men niet alleen op retro stoelen zit enaan retro tafels eet, maar dat er in onze samenlevingook allerlei zeer ouderwets gedachtegoed de rondedoet. En dát baart mij zorgen. Of liever gezegd, datbaart mij héél erg veel zorgen. Want ik ben eenvrouw. En niet alleen ben ik een vrouw, ik ben ookeen moeder. Ik heb een dochter en een zoon gebaard. Twee kleinemensjes die ik dolgraag wil afleveren in een maat-schappij waarin vrouwen en mannen gelijk zijn.Waarin mijn dochter niet hoeft te vechten om gelijkbehandeld te worden en waarin mijn zoon het van-zelfsprekend vindt dat dát zo is. Dus moet ik ze gaanuitleggen hoe onwenselijk en bizar het is dat er afge-lopen week duizenden mensen in Utrecht meeliepenin de demonstratie tegen het recht op zelfbeschik-king. Mannen én vrouwen die vinden dat je als vrouw - alsmens - niet zelf mag beschikken over wat er met jelijf en dus je leven gebeurt. Er zit - denk ik - niets anders op dan mijn kinderenmee te nemen in de wereld van vroeger, de verganeglorie, de wereld van toen. Om ze te laten zien dathet kennen van je geschiedenis van levensbelang is;enkel en alleen om het in de toekomst beter te kun-nen doen. Ik hoop zo dat dát een oplossing is dieouderwets goed zal werken.

Lekker retro!

Niki Jacobs is zangeres, getrouwden moeder van tweekinderen. Op dezeplek schrijft ze overhaar dagelijkse beslommeringen en wat haar bezighoudt.

Te pas en te onpas struikel ik over huiskamersmet ouderwetse suiker-, thee- en koffiebus-sen. Je weet wel, die nog van je opa waren. Tweedehands lampen, tafels, stoelen en kas-

ten die opgeleukt in een designerhuiskamer staan tepronken. Antieke bedden uit Italië met de handgebreide spreien of van die eindeloos leuke lampen-stellen op het nachtkastje, gevonden op dat ene leukebrocante marktje in Zuid-Frankrijk, afgelopen zo-mer.

Sheba, die met haar één jaar jonge-re broer Ayron bij een liefdevolpleeggezin in Grootebroek woont,staat samen met vijftien anderejongeren centraal in het boek ’Dithuis is een thuis’, samengestelddoor onder anderen Femmie Juffer,hoogleraar adoptie en pleegzorgaan de Universiteit Leiden. Femmieis zelf moeder van twee volwassengeadopteerde dochters. „En omavan vier kleinkinderen. Heerlijk,vind ik dat.” Maar daar gaan wehet nu verder niet over hebben.Want de aanleiding voor dezeontmoeting is het boek dat onlangsverscheen.Ons land telt heel wat multicultu-rele adoptie- en pleeggezinnen.

Vrijwel altijd gaat het om kinderenmet een kleurtje in een wit adop-tiegezin. Of - en dan heb je hetvooral over de pleegzorg - het gaatom kinderen met een migratieach-tergrond die niet terechtkunnen opeen plek met dezelfde cultureleachtergrond. „Ik geloof dat we inNederland één islamitisch gezins-huis kennen”, aldus Femmie. „Er iseen tekort aan pleeggezinnen en alhelemaal aan pleeggezinnen metbijvoorbeeld een Marokkaanse ofTurkse achtergrond. Dat betekentdat er best veel jongeren zijn diemet twee culturen opgroeien.”

Van God losAyron zegt hierover in het boek:’Ik snap het als mensen het belang-rijk vinden dat pleegouders uitdezelfde cultuur komen als hunpleegkinderen. Voor mijzelf is datniet aan de orde, want ik pas memakkelijk aan. Sommige Marokka-nen zijn bijvoorbeeld streng metAllah. Ze vinden dat westerlingenvan God los zijn. Ik kan me voor-stellen dat het dan fijner is vooreen moslimjongere om in eenislamitisch gezin op te groeien’.Dat je met een andere cultureleachtergrond of in een ander landbent geboren, betekent niet dat jeongelukkig bent of wordt in eengezin met kaaskoppen. Dat makende verhalen in ’Dit huis is eenthuis’ wel duidelijk. Over de titel

legt Femmie uit: „Adoptiekinderenzien het gezin meestal als ’hunthuis’. Ook pleegkinderen kunnende plek waar zij wonen zo ervaren.Of als ’hun andere - tweede - thuis’.Er zijn ook pleegkinderen die hetgezin waarin zij zijn geboren als’mijn thuis’ typeren, maar zich bijhet pleeggezin wel thuis voelen.” Sheba in het boek: ’De band metmijn pleegouders is heel sterk. Ikhou van ze en zie ze als mijn ou-ders’. Wat niet wil zeggen dat zehaar achtergrond ontkent. Ze ver-telt onder meer dat ze de Antilli-aanse cultuur wil leren kennen.„Omdat ik zo meer bij mijn familiekan horen en later dingen kandoorgeven aan mijn eigen kinde-ren. Ik zou graag Papiaments le-ren.” Ondertussen voelt ze zichmeer Nederlander dan Antilliaan-se: „Als ik een verdeling moetmaken, voel ik me voor zeventigprocent Nederlands en dertig pro-cent Antilliaans. Dat heeft meerde-re redenen: ik ben in Nederlandgeboren, woon bij Nederlandseouders en mijn dagelijks leven is ineen Nederlandse omgeving. DeNederlander in mij zit in mijnmanier van praten: direct en plat.Verder ben ik zuinig en zorg ik datik een opleiding doe en die af-rond.”Broer Ayron: ’Ik voel me zestigprocent Antilliaans en veertigprocent Nederlands en dat is ook

Sheba bij haar pleegouders in Grootebroek. Rechts op de achtergrond haar broer.

We worden - als het goed is - gevormd,gevoed en gesteund door onze familie

en directe omgeving. Hoe kijk jijertegenaan, wil journalist Nancy Ubert

weten. Ze spreekt voor ’Wij zijn zo’ metuiteenlopende mensen over het gezin,

de familie en alles wat daarbij komt.

Stel: je komt uit China,Haïti of Zuid-Afrikaen groeit op in eenoer-Hollands gezin.Wat doet dit met je?Sheba met Antilliaansbloed: „Nadat ik bijFrank en Nicolet was

komen wonen, is het gevoel van ’erniet bij horen’ langzaam wegge-gaan. Nicolet zei vaak dat ik eenmooi meisje was. Dat vond ik fijn.Ze kleedde me mooi aan en zei datik trots mocht zijn op mijn huids-kleur. Ze zei ook wel eens dat mijnhuidskleur voordelen had: ik konniet verbranden in de zon en zijmet haar witte huid wel. Zo had ikhet nog nooit bekeken.”

Tekst: Nancy UbertFoto’s: Lilian van Rooij

Femmie Juffer:

’Er is geenbloedband nodigom te zorgen dateen kind zich opeen gezondemanier aan jouhecht’

’Dit huis is een thuis’’Dit huis is een thuis’, opgroeien in eenmulticultureel adoptie- of pleeggezin.Samengesteld door Femmie Juffer,Lindy Popma, Monique Steenstra enfotograaf Lilian van Rooij. EAN 9789462263505

hoe ik het wil. Als ik thuiskom bijFrank en Nicolet, roep ik vaak:’This nigga is weer home!’ WatAntilliaans aan mij is? Als ik ietsmoet doen, kan het morgen ookwel. Ik geef makkelijk geld uit,bijvoorbeeld aan McDonald’s,kleding, mijn telefoon en benzinevoor de auto. Ik doe het graagrustig aan en laat mijn hart nietsneller kloppen dan nodig is’.Zoals vaker in de opvoeding draaithet om de gulden middenweg,geeft Femmie aan: „Als je de ach-tergrond van het kind ontkent enverzwijgt, voelt het zich niet ge-zien. Wanneer je als ouders deherkomst overdreven benadrukt,gaat het ook niet goed. Want danvoelt het pleeg- of adoptiekindzich te anders. Dan kan het gaandenken: ’Ik hoor hier zeker niet’.In het boek staat nog een mooivan. Baran en Sandokan, een twee-ling met Turkse achtergrond, ver-tellen dat er in hun eerste pleegge-zin uitsluitend ruimte was voor deNederlandse cultuur.”Baran: ’We mochten nooit overonze Turkse achtergrond praten.Ze wilden ook niet dat we contacthadden met onze ouders. Ze pro-beerden ons te vernederlandsen enop te voeden als eigen kinderen,maar dat lukte niet’. Sandokan:’Onze pleegouders werden snelboos en we vonden het niet leuk bijhen. Baran en ik wilden weg en

anderhalf jaar geleden zijn wegewoon vertrokken’.Ze wonen nu bij pleegouders inNoord-Holland waar ze zich welthuis voelen:’Hier in huis is ruim-te voor onze afkomst’, aldus Ba-ran, ’Riza is Turks en Rosina isNederlandse, maar zij heeft deTurkse cultuur omarmd’.De zoektocht naar de eigen achter-grond kan enorm verschillen perjongere. Of per leeftijdsfase, steltFemmie: „Dan hebben ze op debasisschool spreekbeurten gehou-den over het land waar ze vandaankomen, zijn ze daar in de puber-tijd totaal niet mee bezig en wil-len ze als jongvolwassenen graagop reis naar hun geboorteland.”

Extra werkHoe je het wendt of keert: de wegnaar een gelukkig leven als vol-wassene wordt grotendeels be-paald door de plek waar je op-groeit. „Wat dat betreft hebbenadoptie- en pleegouders extrawerk te verrichten”, weet Femmie.„Zeker pleegouders. Die moetenzich dikwijls ontfermen over eenkind dat met een rugzak vol leeden nare ervaringen binnenkomt.” Maar het goede nieuws is: er isgeen bloedband nodig om te zor-gen dat een kind zich op een ge-zonde manier aan jou hecht. „Hoejonger een kind bij je komt, hoebeter, natuurlijk. Hoe meer het

heeft meegemaakt hoe groter debeschadiging is. Dan zijn ze in hetbegin minder goed gehecht maardat kan zich zich in de loop derjaren herstellen.”Over het fenomeen ’veilige ge-hechtheid’ zijn vuistdikke weten-schappelijke boeken geschreven.Omdat dit je verdere ontwikkelingals mens bepaalt. „Op allerleivlakken heeft het invloed”, aldusFemmie, „met name op je socialeontwikkeling. Een veilige hech-ting geeft een mens het juistegereedschap om met anderen omte gaan en om met jezelf te leven.Hechting beïnvloedt ook je zelf-vertrouwen en zelfbeeld.” Voor de kinderrechters heeft Fem-mie indertijd een uitgebreidenotitie geschreven over gehecht-heid. „Het was een hardnekkigemythe dat het hechtingsprocesniet hersteld kan worden. Dieaanname bepaalde zelfs de uit-spraken van kinderrechters. ’Datkind is al zeven, het kan zichnooit meer goed hechten aannieuwe verzorgers.’ Zelfs na jepensioen is dat nog mogelijk, zegik altijd tegen mijn studenten. Inje volwassen leven lukt dat meteen stabiele, fijne partner of dank-zij een goede therapeut of vrien-din. In je kindertijd heb je daareen stel invoelende pleeg- of adop-tieouders voor nodig. Ongeacht jekleur of afkomst.”

Pleegkindtussen

kaaskoppen

LDN 9 Familie 98 Familie LDN 8

Cover boek.