Plan van aanpak Doorontwikkeling productstructuur GGZ/FZ...De stappen naar een nieuw model (2016 –...
Transcript of Plan van aanpak Doorontwikkeling productstructuur GGZ/FZ...De stappen naar een nieuw model (2016 –...
Plan van aanpak
Doorontwikkeling
productstructuur GGZ/FZ
De stappen naar een nieuw model
(2016 – 2019)
Versie 5, 10 januari 2016
3
Inhoud
Inleiding 4
1. Projectdefinitie 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Doelstellingen 5 1.3 Randvoorwaarden 6
2. Aanpak en proces doorontwikkeling productstructuur 8 2.1 Resultaten voortraject 8 2.1.1 Inhoudelijk eindadvies 8 2.1.2 Implementatiescenario’s 9 2.2 Beoogde resultaten vervolgtraject 10 2.2.1 Fase 1: Bouwen prototype en voorbereiding pilots (november
2015 – maart 2016) 12 2.2.2 Fase 2: Testen en aanscherpen prototype en voorbereiden brede
invoering (maart 2016 – december 2017) 14
3. Projectorganisatie 21 3.1 Projectorganisatie 21 3.1.1 Rollen en verantwoordelijkheden 22
4
Inleiding
Op 13 oktober 2015 is het bestuurlijk overleg doorontwikkeling GGZ/FZ
gehouden. In dit overleg is akkoord gegeven “voor de eerste,
experimenterende fase richting het Engelse model” (Verslag Bestuurlijk
Overleg, 13 oktober 2015). Dit besluit is gegeven in het licht van twee
adviezen:
De doorontwikkeling richt zich op de door de werkgroep Inhoud
voorgesteld inhoudelijk model, waarbij de elementen uit het Engelse
model het uitgangspunt vormen;
Brede invoering te richten op het jaar 2019 met fasen van een half
jaar, zodat bijgestuurd kan worden. Deze stappen vast te leggen in
een (gedetailleerd) plan van aanpak inclusief een beschrijving van de
projectorganisatie en de benodigde middelen.
De invoering kent een viertal fasen. Elk van deze fasen wordt
beschreven, waarbij de eerste fase (november 2015 – maart 2016)
gedetailleerd wordt uitgewerkt in een separaat document. Elk van de
fasen betekent iets voor de NZa, de koepels en hun achterban. Wij
hebben dit uitgewerkt in concrete stappen en de projectorganisatie die
daarbij hoort.
Leeswijzer
Dit plan van aanpak bevat de stappen op weg naar een nieuwe
productstructuur. In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding en doelstelling voor
de doorontwikkeling van de productstructuur beschreven.
Achtereenvolgens, in hoofdstuk 2, worden de resultaten van het
voortraject uiteengezet en ook de aanpak voor het vervolgtraject met
ingangsdatum van november 2015. Deze aanpak wordt verder
beschreven in de beoogde resultaten en welke fasering wordt
aangehouden. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de projectorganisatie van
de doorontwikkeling beschreven.
Een deel van het plan van aanpak bestaat uit de planning: wat gebeurt
op welk moment. Om dat visueel te maken is op pagina 10 een
totaalplanning opgenomen waarin de verschillende fasen worden
weergegeven. In elke paragraaf komt een figuur terug dat helder maakt
welke fasen al achter de rug zijn en welke nog niet.
5
1. Projectdefinitie
1.1 Aanleiding
Er wordt al lang gezocht naar een vorm van bekostigen van de
gespecialiseerde GGZ die een zo’n sterk mogelijke relatie legt tussen de
zorgvraag van de patiënt en de kosten. De eerste stap op weg
hiernaartoe was de invoering van gereguleerde marktwerking in de
gespecialiseerde GGZ via de bekostiging op basis van de DBC-structuur.
Ook in de FZ is een soortgelijk model ingevoerd, waar een groot deel van
de zorg wordt bekostigd op basis van DBBC’s.
In het eerste model van de DBC-systematiek is de zorgvraag beschreven
via de DSM-IV diagnose. Aan deze diagnoses zijn tijdsklassen gekoppeld
op basis van de tijdsinzet van behandelaars. Er werd bij oplevering van
de DBC-systematiek wel gesteld dat de ontwikkelde producten in de loop
van de tijd (op basis van feitelijke registraties) moeten worden
doorontwikkeld en geperfectioneerd. Dit belang werd als groot
aangemerkt, omdat de klinische herkenbaarheid niet goed te duiden was
binnen de opgeleverde productstructuur.
Door de invoering van DB(B)C’s binnen de gespecialiseerde GGZ en de
FZ is een grote slag gemaakt naar het inzichtelijk maken van de
geleverde zorg op patiëntniveau. De afgelopen jaren is echter wel
gezocht (binnen de kaders van de huidige productstructuur) naar
oplossingen om de relatie tussen de zorgvraag van de patiënt en
bijbehorende behandeling beter te duiden. Die zijn tot nu toe
onvoldoende gevonden. Daarom is besloten om ook buiten de huidige
kaders van de DBC-systematiek naar inspiratie te zoeken. Dit heeft ertoe
geleid dat er consensus is bereikt over de in te slagen richting voor de
nieuwe productstructuur.
1.2 Doelstellingen
Gezien de tekortkomingen van de huidige productstructuur, dient de
nieuwe productstructuur duidelijker te maken welke zorg wordt geleverd
voor welke problematiek, met welk resultaat en tegen welke kosten.
De nieuwe productstructuur heeft de volgende doelstellingen:
Diagnose:
De zorgvraag wordt door meer en wellicht ook andere elementen
bepaald dan de primaire diagnose, zoals die nu in het kader van een
classificatiesysteem (DSMIV) wordt vastgelegd. Dat is ook duidelijk
geworden uit diverse pogingen die de afgelopen jaren zijn
ondernomen om de diagnosecomponent te verstevigen. De andere
elementen om te onderzoeken zijn stagering (stage) en profilering
(kenmerken van de patiënt). De afgelopen periode is hier al het
nodigevoorwerk voor gedaan, ook in het kader van het project
zorgvraagzwaarte bepaling GGZ.
Behandeling:
De behandelcomponent zou vervat moeten worden in meer
herkenbare inhoudelijk gedefinieerde behandelpakketten. Door
aansluiting op behandeldoelen en behandelelementen zoals
bijvoorbeeld in richtlijnen vastgelegd is het de bedoeling de te
verlenen c.q. verleende zorg beter te duiden en gepaste zorg te
stimuleren. De behandelpakketten bepalen niet de behandelwijze van
6
de zorgprofessionals. Wel is het van belang dat afwijkingen kunnen
worden onderbouwd.
De doorlooptijd van de DBC’s zou beter moeten aansluiten op
logische fases in de diagnosestelling en behandeling en de besluiten
daarover in het kader van passende zorg. Daarmee wordt tevens
gerealiseerd dat informatie over de (te verwachten) behandeling
eerder wordt gedeeld en de doorlooptijd van de DBC voor een groot
deel van de patiënten wordt verkort. Overigens is verkorting van de
doorlooptijd voor de Forensische Zorg niet gewenst.
Combinatie:
De combinatie van D en B biedt zo een hulpmiddel om beter
inzichtelijk te maken welke zorg wordt geboden, welke resultaten
zijn bereikt en welke kosten in daaraan zijn verbonden. Een resultaat
kan ook zijn dat sprake is van symptomatisch herstel of stabilisatie
van de cliënt. Evenals dat in onderling overleg wordt afgesproken dat
verdere behandeling niet wenselijk is.
1.3 Randvoorwaarden
Om tot deze doelstellingen te komen, zijn er diverse criteria opgesteld.
Deze zijn beschreven in de Notitie Beleid: Visie op doorontwikkeling
productstructuur GGZ/FZ. In bijlage 1 zijn alle criteria die in dit
document beschreven staan, opgenomen. Daarbij is vastgesteld dat de
volgende criteria met de productstructuur zeker dienen te worden
gerealiseerd (‘must-haves’). Dit zijn:
Klinisch herkenbaar
Onder klinische herkenbaarheid wordt verstaan dat de
zorgproducten vanuit een geneeskundig en beveiligingsperspectief
identificeerbaar zijn. Binnen de productstructuur dienen de
zorgproducten voldoende klinisch herkenbaar te zijn en de geleverde
zorg dient zodanig omschreven te zijn dat deze bruikbaar is voor de
onderhandelingen en als omschrijving voor een ‘lekendeclaratie’.
Ondersteuning sneller declareren en aansluiting op zorgkosten per
jaar
Het is wenselijk dat de productstructuur sneller declareren
ondersteunt aansluitend op de zorgkosten per jaar. Daarmee
verkrijgen alle betrokkenen eerder en op eenvoudiger wijze
informatie over de omvang en kosten van zorg.
Transparant
Bij transparantie wordt nagegaan of de declaratie begrijpelijk is voor
de patiënt in termen van welke zorg is geleverd tegen welke kosten. Waarborging privacy
De productstructuur c.q. het gebruik daarvan bij declaratie en verantwoording dient de privacy van de individuele patiënt te
waarborgen en behoeft dus de goedkeuring van het CBP.
Geen verzwaring en bij voorkeur vermindering van administratieve lasten
Onder de administratieve lasten worden verstaan de lasten die
gepaard gaan met het werken en onderhandelen over zorgproducten
evenals de administratieve inspanning die nodig is om het systeem
van registratie en declaratie van zorgproducten up–to–date te
houden en om relevante kosteninformatie te verzamelen.
7
NB: De werkgroep Inhoud heeft dit criterium als ‘must have’
toegevoegd; de doorontwikkeling dient nadrukkelijk gericht te zijn
op het verminderen van de ervaren administratieve lasten.
In het kader van de doelstellingen en randvoorwaarden is aangegeven
dat de doorontwikkeling van de productstructuur met een degelijke en
gefaseerde aanpak en proces moet gebeuren (geen ‘big bang’). Ook
moet in elke fase een toets op de implementatieconsequenties worden
gemaakt en moet worden bekeken hoe uniforme gegevens over de jaren
heen behouden worden.
8
2. Aanpak en proces doorontwikkeling
productstructuur
Om tot een productstructuur te komen die aan de randvoorwaarden
voldoet, is in de afgelopen periode veel werk verzet om zowel een
zorginhoudelijk eindmodel te schetsen dat de basis zal vormen voor de
toekomstige productstructuur, als de manier waarop een dergelijk
eindmodel geïmplementeerd wordt.
In de volgende paragrafen wordt omschreven wat er in de voorgaande
fase is opgeleverd voor de doorontwikkeling van de productstructuur.
Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de verdere uitrol van het
zorginhoudelijke eindmodel.
2.1 Resultaten voortraject
2.1.1 Inhoudelijk eindadvies
Uit vooronderzoek is gebleken dat het bekostigingsmodel dat in Engeland
in de afgelopen 8 jaar is ontwikkeld en wordt gebruikt voor de mental
health (hierna steeds kort aangeduid met Engelse model) waardevolle
elementen zou kunnen bevatten voor de doorontwikkeling. Het is een
model met een lange ontwikkelingstijd en een empirische onderbouwing,
waar extensief onderzoek is gedaan naar de definiëring van de zorgvraag
van de patiënt. In mei 2015 is dat bevestigd tijdens een landelijk
‘Invitational’ over het Engelse Model, waaraan een brede
vertegenwoordiging uit de sector heeft deelgenomen.
Het volledige Engelse model is echter niet één op één over te nemen,
omdat de Engelse “zorgmarkt” een andere is dan de Nederlandse.
Ondanks dat dit model een goede inspiratiebron kan zijn, moet er
rekening worden gehouden met een goede en uitgebreide verkenning
van de mate van toepasbaarheid en reikwijdte. Om dit te kunnen doen is
een werkgroep samengesteld van inhoudelijke experts, ook wel de
werkgroep Inhoud genoemd. Aan deze werkgroep is in het voorjaar 2015
gevraagd te komen tot een ‘totaaladvies’ voor de doorontwikkeling van
de DB(B)C productstructuur, geïnspireerd op het Engels model. Zij
hebben dit in de periode mei tot en met september 2015 uitgevoerd.
Voortraject (1 april 2015 – 13 oktober 2015)
Wie: Dit traject werd onder de regie van de veldpartijen volbracht
(onder leiding van Capgemini), waarbij de NZa ondersteuning bood.
Wat: Het voortraject stond in het teken van het tot stand komen van
een inhoudelijk eindadvies en het bepalen van implementatiescenario’s
(op hoofdlijnen). Deze twee elementen dienen als grondslag voor het
vervolgtraject, waar de doorontwikkeling zich nu richt op een ‘stip op
de horizon’.
9
Conclusie
De werkgroep Inhoud concludeert, op basis van de uitgevoerde toetsing
van het Engelse model, dat de verschillende elementen van het Engelse
model goed bruikbaar lijken en adviseert deze als uitgangspunt te
gebruiken bij de doorontwikkeling van de (Nederlandse) DBC
Productstructuur.
De werkgroep heeft vastgesteld dat het Engelse model gedegen is
ontwikkeld (en nog steeds verder ontwikkeld wordt). Elementen van het
Engelse model bieden mogelijkheden om de productstructuur verder te
ontwikkelen en beter dan nu het geval is te laten aansluiten op de
zorgvraag(zwaarte) en zorgbehoefte van de patiënten in de ggz en fz.
Het werken met zorg(vraag)clusters met vaste evaluatiemomenten biedt
de mogelijkheid de transparantie te vergroten, tegemoet te komen aan
de wens de informatievoorziening te versnellen ten behoeve van de
definitieve zorgkosten.
2.1.2 Implementatiescenario’s
Na het positieve advies van de werkgroep Inhoud, is ook op hoofdlijnen
gekeken naar het ontwikkel- en implementatietraject en de impact
daarvan. Het introduceren van elementen van het Engelse model vraagt
om een adequate ‘vertaling’ naar de Nederlandse situatie én een nadere
onderbouwing. Daarom heeft de werkgroep Inhoud voorgesteld eerst in
een ontwikkelomgeving te realiseren en in pilots en/of experimenten de
productstructuur verder te ontwikkelen voordat tot een daadwerkelijke
implementatie wordt overgegaan. Er is een voorstel ontwikkeld om
gedurende een proces van circa 2 jaar te werken aan het iteratief
ontwikkelen, testen en verbeteren van gewijzigde
zorgproducten/zorgclusters.
Conclusie
Met inachtneming van een periode van twee ontwikkeljaren, waar dit
met pilots en experimenten dit wordt vormgegeven en een
voorbereidingsjaar voor de brede implementatie, is aangegeven dat een
brede implementatie vanaf 1 januari 2019 (specificaties bekend begin
2018) aan de orde kan zijn. Hiervoor is ook een globale fasering
aangeduid, die in de volgende hoofdstuk verder wordt uitgewerkt.
10
2.2 Beoogde resultaten vervolgtraject
Voor de implementatie van 1 januari 2019 zijn drie fasen onderkend om
tot het voorbereiden van een pilot tot brede implementatie te komen. Op
pagina 10 is de fasering van de doorontwikkeling uitgetekend, die
vervolgens vanaf paragraaf 2.2.1 verder worden toegelicht.
Binnen deze fasen wordt steeds gesproken over het invoeren, testen en
evalueren van elementen op de zorgvraag (D) of op de zorgvraag en
behandeling (D+BC). Hierbij wordt ook telkens een onderscheid gemaakt
tussen of dit op het niveau van de aan de pilot deelnemende
zorgaanbieders afspeelt (pilot/experiment) of dat er sprake is van
algemeen geldend landelijk beleid (schaduwdraaien / volledige transitie).
In figuur 1 wordt dit inzichtelijk gemaakt.
Figuur 1 Verschillende implementatiescenario’s
Vervolgtraject (1 november 2015 – 1 januari 2019)
Wie: De NZa zal de regie voeren over de stappen richting het breed
uitrollen van het nieuwe model. Veldpartijen (en hun
vertegenwoordigers) hebben een belangrijke rol bij het verder invullen
en verbeteren van het model, maar ook bij het stimuleren van hun
achterban om hieraan mee te werken.
Wat: Het inhoudelijk eindmodel van zorgclusters zal als basis dienen
voor de verdere doorontwikkeling van de productstructuur. Met het
uittekenen van de voorgestelde brede implementatie van het
zorginhoudelijk eindmodel is uitgegaan van een scenario waarbij de
inkoop en declaratie op basis van zorgclusters gebeurt. Hier zal
mogelijk nog een overgangsmodel aan te pas komen, waarbij deze
overgangsjaren in principe ook na 1 januari 2019 kunnen plaatsvinden.
12
2.2.1 Fase 1: Bouwen prototype en voorbereiding pilots (november
2015 – maart 2016)
Doelstelling
Het doel van fase 1 is het bouwen van een werkend 1e prototype dat
gebruikt kan worden in de pilotfase. Hierbij moet zeer helder worden
beschreven hoe de behandelaren van de deelnemende instellingen de
patiënten zullen moeten gaan scoren en hoe ze eventuele afwijkingen in de
indeling moeten rapporteren. Daarnaast zal duidelijk moeten worden welke
zorgaanbieders mee doen aan de pilot.
Focus
In deze fase wordt gestuurd op het niveau van de zorgaanbieders die mee
doen aan de pilot.
Aanpak
Deze fase heeft een doorlooptijd van 4 maanden. Daar worden de volgende
zaken uitgevoerd:
1. Voorbereiden van het 1e prototype op basis van de zorgvraag (D)
De inhoudelijke vulling van het prototype wordt voorbereid. Dit gebeurt
op basis van:
Bureau- en analysewerk: wanneer HoNOS-gegevens beschikbaar zijn bij
de deelnemende zorgaanbieders aan de pilots, worden deze opgevraagd.
Deze kunnen worden toegevoegd aan de bestaande database van de
eerder opgevraagde HoNOS gegevens van het casusregister Noord
Nederland. De analyses kunnen als basis dienen voor de inhoudelijke
werkgroep.
Startproducten fase 1
1. Notitie Beleid: Visie doorontwikkeling productstructuur GGZ/FZ (april
2015)
2. Inhoudelijk eindadvies (oktober 2015)
3. Ontwikkel- en implementatiescenario en impactanalyse
productstructuur GGZ/FZ (oktober 2015)
4. Plan van aanpak fase 1 (november 2015)
13
Inhoudelijke begeleiding: onder inhoudelijke begeleiding zal het eerste
prototype, op basis van het uitgangspunt van het Engelse model en de
terugkoppeling van de analyses, worden gebouwd waarbij o.a. zal
worden bepaald welke (super)clusters het uitgangspunt vormen, welke
vragen hieraan ten grondslag liggen, wat de tekstuele omschrijving is
van het te verwachte zorgprofiel van elk cluster. De richtlijnen van het
Netwerk Kwaliteitsontwikkeling worden hierin ook meegenomen.
2. Bouwen van het 1e prototype
Vervolgens moet het 1e prototype daadwerkelijk gebouwd worden, zodat
de zorgaanbieders die deelnemen aan de pilot in de volgende fase
meteen van start kunnen gaan met registreren en afleiden.
3. Overzicht maken van de mogelijke bekostigingsmodellen
Bij deze richtlijn van de criteriatoets van de prestaties en tarieven moet
uitgezet worden welke bekostigingsmodellen passend zijn bij het
inhoudelijk eindmodel en een uiteenzetting van een aantal
toetsingselementen (medische herkenbaarheid, kostenhomogeniteit,
hanteerbaarheid etc). Bij elke bekostigingsmodel moet worden
aangegeven wat het resultaat van de pilot moet zijn om voor een
bepaald bekostigingsmodel te kiezen.
Beslismomenten
Aan het einde van de fase, begin maart 2016, zal worden besloten:
Gaan we verder met fase 2a?
Deze beslissing hangt af van een kosten-batenanalyse op de criteria zoals
beschreven in paragraaf 1.3. In de aanpak die per fase wordt opgeleverd,
worden de resultaten en toetscriteria steeds geconcretiseerd.
14
2.2.2 Fase 2: Testen en aanscherpen prototype en voorbereiden
brede invoering (maart 2016 – december 2017)
Omdat het geadviseerde model zich nog niet in de Nederlandse praktijk
heeft bewezen, wordt voor de beslissing om het model landelijk in te voeren
een pilotfase georganiseerd. In deze ‘tweede fase’ van het plan van aanpak
is het de bedoeling dat er in het veld pilots en experimenten worden
uitgevoerd met de 1e prototype van het model.
Fase 2 bestaat uit drie onderdelen; het testen van het indelen van patiënten
in de clusters (fase 2a), het uitvragen van de gegeven behandelingen voor
de diverse clusters (fase 2b) en als laatste onderdeel het koppelen van de
bekostiging aan de clusters (fase 2c). Hieronder wordt per onderdeel van
fase 2 toegelicht wat de doelstelling is.
Fase 2a: Indeling van Nederlandse patiënten in de clusters (maart tot
september 2016)
Doelstelling
Doel van fase 2a is om zo goed mogelijk te waarborgen dat Nederlandse ggz
patiënten in het juiste cluster kunnen worden geplaatst, om eventuele
essentiële vragen toe te voegen aan de vragen van de HoNOS en om
eventuele ‘kinderziektes’ te herkennen en te herstellen. Het prototype dat op
het einde van fase 1 wordt opgeleverd heeft zich namelijk nog niet bewezen
in de Nederlandse ggz praktijk.
Aan het einde van fase 2a zal een tweede update worden gerealiseerd van
het model met daarin de verwerking van de uitkomsten van de pilot.
Benodigde startproducten fase 2a
Proces
1. Plan van aanpak fase 2a
Wie doet mee aan de pilot?
Wat hebben deze zorgaanbieders nodig (middelen) en
hoe wordt hierin voorzien?
Wanneer is fase 2a geslaagd?
Welke activiteiten moeten uitgevoerd worden binnen
welke planning?
Uitvoering
Deelnemende
zorgaanbieders
pilot
/experiment
2. Specificaties voor het 1e prototype
Registratie: wat, wanneer, hoe?
Aanleveren gegevens: wat, wanneer, hoe?
Evaluatie: wat, wanneer, hoe?
Landelijk
beleid
15
Focus
In deze fase wordt op het niveau van de zorgaanbieders die mee doen aan
de pilot gestuurd.
Aanpak
Deze fase heeft een doorlooptijd van 6 maanden (5 maanden pilot; 1 maand
verwerking en evaluatie). Daar worden de volgende zaken uitgevoerd:
1. Uitvoeren pilot gericht op de zorgvraag (D)
In deze fase beginnen de zorgaanbieders die zijn geselecteerd voor de
pilot. De pilot in deze fase is gericht op de zorgvraag (D) van de patiënt.
Vanaf de start van de pilot krijgen de deelnemende aanbieders het
verzoek om de patiënten waarvoor een initiële of vervolg DBC wordt
geopend, in te delen in een van de clusters. Het verzoek aan de
behandelaren is daarbij om aan te geven of het cluster, die uit de
afleiding van het model komt, juist is. Mocht het cluster niet juist zijn, is
de vraag om kort aan te geven welk cluster beter zou passen, door
welke vraag dit waarschijnlijk komt en welke essentiële ziektekenmerken
eventueel missen. Daarbij worden ook de evaluatiemomenten
meegenomen.
2. Testen en aanpassen van prototype van de zorgvraag (D)
Voor het verzamelen van deze data is er feitelijk vijf maanden tijd. De
data van dit deel van de pilot moet periodiek aan de NZa worden
aangeleverd, zodat in een vroeg stadium de grootste kinderziektes uit
het prototype kunnen worden gehaald. Op basis van het ophalen van
deze data kan het prototype worden aangepast met behulp van
begeleiding door de werkgroep Zorginhoud.
3. Voor- en uitbreiden van prototype met de behandeling (B)
In deze fase wordt ook nagedacht hoe het prototype moet worden
uitgebreid met de behandelcomponent. Het toetsingskader voor de
bekostigingsmodellen is hier van belang, dat is opgeleverd in fase 1.
16
Beslismomenten
Aan het einde van de fase, begin september 2016, zal moeten worden
besloten:
Gaan we verder met fase 2b?
Deze beslissing hangt af van een kosten-batenanalyse op de criteria zoals
beschreven in paragraaf 1.3. In de aanpak die per fase wordt opgeleverd,
worden de resultaten en toetscriteria steeds geconcretiseerd.
Fase 2b: Uitvraag van de registratie van behandelingen voor de diverse
clusters (oktober 2016 tot maart 2017)
Doelstelling
Doel van fase 2b is, naast de registratie van de zorgvraag op basis van
clustering, inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de registratie van
behandelingen binnen de clusters. Wanneer het indelen van de patiënten in
prototype is getest in fase 2a kan worden gestart met fase 2b. Op basis van
het verbeterde prototype worden de deelnemende zorgaanbieders gevraagd
om naast het indelen van de patiënten ook de behandelingen te registreren
en/of aan te leveren.
Daarnaast moet ook besloten worden of de clustering van de zorgvraag,
zoals is uitgevraagd bij de deelnemende zorgaanbieders aan de pilot,
sectorbreed ingevoerd moet worden.
Benodigde startproducten fase 2b
Proces
1. Plan van aanpak fase 2b
Wie van de zorgaanbieders gaat door naar de volgende
fase?
Wat hebben deze zorgaanbieders nodig (middelen) en
hoe wordt hierin voorzien?
Wanneer is fase 2b geslaagd?
Welke activiteiten moeten uitgevoerd worden binnen
welke planning?
Uitvoering
Pilot/
experiment
2. Specificaties voor de 2e prototype
Registratie: wat, wanneer, hoe?
Aanleveren gegevens: wat, wanneer, hoe?
Evaluatie: wat, wanneer, hoe?
Landelijk
beleid 3. Overzicht verschillende bekostigingsmodellen
17
Focus
In deze fase wordt het experiment voorbereid en gekeken naar brede
invoering van de nieuwe zorgvraag. Dit betekent dat dit mogelijk gevolgen
heeft voor de release 2018, waar overgegaan wordt op schaduwdraaien van
de zorgvraag.
Aanpak
Deze fase heeft een doorlooptijd van 6 maanden (5 maanden pilot; 1 maand
verwerking en evaluatie), en daarna 8 maanden vervolgpilot parallel met
fase 2c. Daarin worden de volgende zaken uitgevoerd:
1. Voorzetten van de pilot gericht op de zorgvraag (D) en uitvoeren van de
behandelcomponent in het prototype (B)
Voorstel is om bij de verschillende deelnemers al met verschillende
registratiemodellen van zorgvraag én behandeling te experimenteren.
Hoe deze exacte registratie er uit moet komen te zien is afhankelijk, van
de bekostigingsmodellen die aan het toetsingskader voldoen (fase 1). Zo
kan gedacht worden aan minutenregistratie, zoals nu al wordt gebruikt
in de huidige dbc-structuur, maar ook aan registratie per dag of het
registreren van uitkomsten en voortgang van de behandeling.
2. Testen van het behandelcomponent binnen het prototype (B)
Voor het verzamelen van deze data is er feitelijk vijf maanden de tijd. De
data van de behandelcomponent van de pilot moet periodiek worden
aangeleverd, zodat kan worden bepaald op basis van welk instrument de
sturing van de behandeling moet plaatsvinden.
Doordat de zorgvraag en de behandeling in zijn totaliteit is getest, met
behulp van het prototype, kan de voorbereiding plaatsvinden voor een
opschaling in het project naar een experiment.
3. Toetsen van uitkomsten van de pilot op de zorgvraag (D) voor
sectorbrede uitrol
Het verzamelen van de zorgvraag zal, inclusief fase 2c, ongeveer 16
maanden duren. Dit is ook noodzakelijk omdat de clusters voor de
chronische patiëntgroepen, zoals beschreven in het eindadvies van de
werkgroep inhoud, doorlooptijden tot maximaal 1 jaar kennen.
Aan het einde van fase 2b moet helder zijn welke manier van registratie
het beste past bij welke patiëntgroepen en de minste administratieve
lasten met zich meebrengt. Deze toetsing moet uiteindelijk tot een
18
besluit leiden of de zorgvraag van het inhoudelijk eindmodel landelijk
wordt doorgevoerd via de release.
Beslismomenten
Aan het einde van de fase, begin maart 2017, moet worden besloten:
Gaan we verder met fase 2c?
Gaan we schaduwdraaien per 2018?
Deze beslissingen hangen af van een kosten-batenanalyse op de criteria
zoals beschreven in paragraaf 1.3. In de aanpak die per fase wordt
opgeleverd, worden de resultaten en toetscriteria steeds geconcretiseerd.
Fase 2c: Koppelen van bekostiging aan de clusters (maart 2017 tot december 2017)
Doelstelling
Doelstelling van fase 2c is dat er overgegaan wordt van een pilot op een
experiment (zie figuur 1), waarbij bij zorgaanbieders die mee doen aan het
experiment1 de bekostiging aan het zorginhoudelijke model wordt
gekoppeld. Dit betekent dat ze het hele inhoudelijk model (zorgvraag en
behandeling) inclusief de kosten gaan testen. Er worden gegevens gevraagd,
zodat in een later stadium (richt)tarieven opgeleverd worden. Vanuit de
werkgroep bekostiging worden verschillende modellen van bekostiging van
de zorg bedacht. Het verdient echter de voorkeur om ook deze in de praktijk
te toetsen. De deelnemende zorgaanbieders en zorgverzekeraars kunnen in
deze fase starten met het maken van afspraken binnen de nieuwe
productstructuur.
1 Dat zullen geen andere zijn dan de zorgaanbieders die mee hebben gedaan aan de
pilotfase. Het kan wel zijn dat er een aantal zorgaanbieders afvallen om mee te doen met
Benodigde startproducten fase 2c
Proces
1. Plan van aanpak fase 2c
Wie van de zorgaanbieders van de pilot doet mee met
het experiment?
Wat hebben deze zorgaanbieders nodig (middelen) en
hoe wordt hierin voorzien?
Wanneer is fase 2c geslaagd?
Welke activiteiten moeten uitgevoerd worden binnen
welke planning?
Uitvoering
Pilot/
Experiment
2. Richtlijn bekostiging van clustermodel
Registratie en declaratie: wat, wanneer, hoe?
Aanleveren gegevens: wat, wanneer, hoe?
Evaluatie: wat, wanneer, hoe?
3. Richtlijn inkoop van clustermodel
Landelijk
beleid
4. Functionele specificaties (release) voor uitrol van
zorgvraag
19
Focus
In deze fase wordt de experimentfase gestart.
Aanpak
Deze fase heeft een doorlooptijd van 10 maanden (8 maanden experiment;
2 maand verwerking en evaluatie). Daar worden de volgende zaken
uitgevoerd:
1. Uitvoeren van het experiment
Het experiment wordt gestart op basis van de richtlijnen die zijn
opgesteld voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Deze richtlijnen
voor de inkoop wordt opgeleverd aan het begin van deze fase, waardoor
dit al gebruikt kan worden bij de zorgaanbieders en zorgverzekeraars die
mee doen met het experiment. Vervolgens kunnen de resterende
maanden nog gebruikt worden voor het verder registreren en declareren
van de zorg binnen de nieuwe productstructuur. 2. Evalueren en toetsen van het experiment
Naar het einde van de fase zal de experiment moeten worden geëvalueerd en kan de laatste toets gedaan worden op de beschreven
must-haves: gezien het inhoudelijk eindmodel en het indicatie, registratie en declaratie van de zorg, is daarmee de bekostigingssystematiek verbeterd?
Beslismomenten
Aan het einde van de fase, in december 2017, moet worden besloten:
Gaan we over tot brede implementatie?
Deze beslissing hangt af van een kosten-batenanalyse op de criteria zoals
beschreven in paragraaf 1.3. In de aanpak die per fase wordt opgeleverd,
worden de resultaten en toetscriteria steeds geconcretiseerd.
20
Fase 3: Voorbereiding brede implementatie (december 2017 – december
2018)
Doelstelling
Met brede implementatie per 1 januari 2019 wordt uitgegaan van een
scenario waarbij de inkoop en declaratie op basis van zorgclusters gebeurt
en de bekostiging op basis van DBC’s. Dit betekent dat het verschil tussen
wat gedeclareerd wordt op basis van clusters, gecompenseerd wordt door de
bepaling van het budget op basis van DBC’s. Deze overgangsjaren kunnen
ook na 1 januari 2019 plaatsvinden.
Doel van de voorlaatste fase is het voorbereiden van een landelijke
implementatie van de clusters als wettelijk geldende betalingstitel. Hiervoor
wordt de gebruikelijke landelijke releaseplanning gevolgd. Willen
zorgverzekeraars landelijk kunnen inkopen op basis van clusters dan zullen
de clusters met de bekostigingsvorm in de voorjaar van 2018 bekend
moeten zijn bij de veldpartijen. Daarbij moeten alle ICT-leveranciers de
veranderingen gaan inbouwen op basis van de specificaties. De formele
regelgeving wordt vóór 1 juli 2018 vastgesteld.
Focus
In deze fase gaat de brede implementatie in.
Benodigde startproducten fase 3
1. Releaseplanning 2019
2. Akkoord 1e GO voor uitrol brede implementatie
21
3. Projectorganisatie
Om tot een brede implementatie van het nieuwe inhoudelijke eindmodel per
1 januari 2019 te komen, is het van belang dat er een duidelijke
projectorganisatie is. In onderstaande paragrafen wordt aangegeven hoe
deze eruit zal zien voor de duur van het gehele project.
Bij elke gedetailleerde faseplanning worden de rollen en
verantwoordelijkheden verder gespecificeerd.
3.1 Projectorganisatie
Figuur2 Projectorganisatie
22
3.1.1 Rollen en verantwoordelijkheden
Opdrachtgever en opdrachtnemer Opdrachtgever Het bestuur van de NZa is de formele opdrachtgever van het project en legt verantwoording af over de voortgang van het project aan VWS en VenJ. Het bestuur van de NZa draagt de uitvoering van het project over aan het
programmamanagement. Het programmamanagement legt verantwoording af aan de het bestuur van de NZa.
Opdrachtnemer
Het programmateam (van de NZa) stuurt de werkgroepen (extern en intern)
aan, bewaakt de planning en middelen van het project en informeert het
programmaoverleg en het bestuurlijk overleg.
Adviserende, uitvoerende en ondersteunende projectteams Bestuurlijk overleg doorontwikkeling productstructuur GGZ/FZ
- Samenstelling: NZa (vz.), ZN, GGZN, NVvP, LVVP, NIP, V&VN, DForZo,
FMS, NFU/NVZ, VGN, LPGGZ
- Verantwoordelijkheden: Deze partijen geven advies over het
doorgelopen en nog door te lopen traject van de doorontwikkeling. Ze
beslissen of het project naar de volgende (sub)fase door kan en
daarnaast dragen ze verantwoordelijkheid voor het creëren van
draagvlak en commitment bij de achterban.
Programmaoverleg doorontwikkeling productstructuur GGZ/FZ
- Samenstelling: afspiegeling van de leden van het bestuurlijk overleg.
- Verantwoordelijkheden: Het programmateam bespreekt met de
betrokkenen van dit overleg de inhoudelijke en procesmatige voortgang
van het project. De aanwezige partijen zullen acteren op knelpunten
rondom planning en middelen, zoals gemeld door het
programmamanagement.
Uitvoerende werkgroepen
Er worden drie werkgroepen onderscheiden:
1. Werkgroep Zorginhoud en prestaties
- Samenstelling: gelijk aan werkgroep inhoud, aangevuld met Netwerk
Kwaliteitsontwikkeling en leden van SBG.
- Verantwoordelijkheden: de werkgroep Zorginhoud en prestaties zal
gedurende het hele project advies geven over het verder
ontwikkelen van alle aspecten van het inhoudelijk model.
2. Werkgroep Bekostiging en financiering
- Samenstelling: deskundigen bekostiging van koepels en NZa, waar
nodig aangevuld met experts op het gebied van risicoverevening,
kapitaalslasten en jaarrekeningproblematiek.
- Verantwoordelijkheden: het ontwikkelen van prestaties en
bijbehorende tarieven. Hieraan ten grondslag ligt het onderzoeken
van verschillende bekostigingsmodellen, het toetsen van de output
van de pilots aan de criteriatoets voor bekostigingsmodellen en de
uiteindelijke keuze voor een bekostigingsmodel. Dit geldt zowel voor
de zorg- als de kapitaallastencomponent.
23
3. Werkgroep ICT en infrastructuur
- Samenstelling: deskundigen op het gebied van ICT en infrastructuur
van NZa (inclusief DIS), Vecozo en ICT-leveranciers.
- Verantwoordelijkheden: het ontwikkelen en onderhouden van de
infrastructuur voor registratie pilotgegevens, aanleveren
pilotuitkomsten en het uiteindelijke eindmodel.
Ondersteuning van programmateam
Pilotbureau
- Samenstelling: nader in te vullen
- Verantwoordelijkheden: het opzetten en begeleiden van pilots,
helpdeskfunctie voor deelnemende aanbieders, eventueel bundelen
kwalitatieve uitkomsten
Communicatie
- Samenstelling: (communicatieadviseurs van) veldpartijen en NZa
- Verantwoordelijkheden: het informeren over de pilots (voortgang en
uitkomsten), enthousiasmeren deelnemers en het organiseren van
bijeenkomsten.
24
Bijlage 1: Criteria voor de productstructuur GGZ (onderdeel uit Notitie Beleid: Visie op doorontwikkeling
productstructuur GGZ/FZ) Aan de productstructuur GGZ kunnen diverse criteria worden gesteld.
Hieronder benoemen we inhoudelijke, implementatie- en gebruikscriteria.
Niet alle criteria zullen 100% kunnen worden ingevuld; sommige criteria
kennen ook een onderlinge samenhang. Bij bijvoorbeeld een uitbreiding van
het aantal prestaties, daalt in de regel de hanteerbaarheid, maar neemt de
homogeniteit toe. Belangrijke criteria die met de productstructuur zeker
dienen te worden ingevuld (‘must-haves’) zijn de informatiemeerwaarde
(A1), transparantie (A6), het eerder beschikbaar komen van informatie (C2)
en het borgen van de privacy (C4). Deze criteria zijn in onderstaande lijsten
tevens dikgedrukt.
A. Inhoudelijke criteria:
1. Klinisch herkenbaar
Onder klinische herkenbaarheid wordt verstaan dat de zorgproducten
vanuit een geneeskundig en beveiligingsperspectief identificeerbaar
zijn. Binnen de productstructuur dienen de zorgproducten voldoende
klinisch herkenbaar te zijn en de geleverde zorg dient zodanig
omschreven te zijn dat deze bruikbaar is voor de onderhandelingen
en als omschrijving voor ‘lekendeclaratie’.
2. Bruikbaar voor indicatiestelling
De producten dienen bruikbaar te zijn voor indicatiestelling, ook als
deze door een onafhankelijk/afzonderlijke organisatie plaatsvindt.
3. Hanteerbaar
Onder hanteerbaarheid wordt het aantal zorgproducten verstaat
binnen een productstructuur. Binnen de productstructuur dient een
beperkt en overzichtelijk aantal zorgproducten aanwezig te zijn dat
gedeclareerd en geregistreerd wordt en waarover onderhandeld kan
worden tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars.
4. (Kosten)Homogeen
Bij (kosten)homogeniteit van zorgproducten wordt gekeken naar de
spreiding van activiteiten en kosten van zorgproducten gemeten
door middel van de coëfficiënt van de variantie (CV–waarde). Binnen
de productstructuur dienen de zorgproducten kostenhomogeen te
zijn.
5. Volledigheid
Bij volledigheid wordt gekeken of redelijkerwijs alle zorg declarabel
is. Binnen de productstructuur dienen alle zorgvragen in het kader
van gespecialiseerde GGZ, zowel behorend tot de verzekerde als
onverzekerde zorg te worden opgenomen en bij voorkeur zoveel als
mogelijk onderscheidbaar te zijn.
6. Transparant
Bij transparantie wordt nagegaan of de declaratie begrijpelijk is voor
de patiënt in termen van welke zorg is geleverd tegen welke kosten.
7. Stabiel
Bij stabiliteit van de productstructuur wordt gekeken in hoeverre de
productstructuur uniform toepasbaar is ten opzichte van voorgaande
jaren en welke financiële effecten als gevolg van eventuele
wijzigingen hebben plaatsgevonden. Binnen de productstructuur
dienen de doorgevoerde wijzigingen en de financiële effecten
(impactanalyses) op de productstructuur transparant en verklaarbaar
te zijn.
25
B. Criteria met het oog op implementatie:
1. Eerst toetsen dan invoeringsscenario bepalen (incrementeel of ‘big
bang’)
Het is wenselijk dat voordat wordt geïmplementeerd de impact goed
in beeld wordt gebracht en op basis daarvan de keuzes worden
gemaakt over het invoeringsscenario.
2. Voorkomen trendbreuk in informatie
Belangrijk is dat trendbreuk in informatie zoveel mogelijk wordt
voorkomen. Dit is uit het oogpunt van sturing onwenselijk. Ook het
risicovereveningsmodel wordt vastgesteld op basis van historische
informatie.
C. Criteria voor gebruik
1. Hulpmiddel voor afspraken c.q. verantwoorden over gepast gebruik
De productstructuur dient een hulpmiddel te zijn voor het maken van
afspraken c.q. verantwoording over gepast gebruik (zie ook
hoofdstuk 5).
2. Ondersteuning sneller declareren en aansluiting op
zorgkosten per jaar
Het is wenselijk dat de productstructuur sneller declareren
ondersteunt aansluitend op de zorgkosten per jaar. Daarmee
verkrijgen alle betrokkenen eerder en op eenvoudiger wijze
informatie over de omvang en kosten van zorg.
3. Geen verzwaring en bij voorkeur vermindering van administratieve
lasten
Onder de administratieve lasten worden verstaan de lasten die
gepaard gaan met het werken en onderhandelen over zorgproducten
evenals de administratieve inspanning die nodig is om het systeem
van registratie en declaratie van zorgproducten up–to–date te
houden en om relevante kosteninformatie te verzamelen.
4. Waarborging privacy
De productstructuur c.q. het gebruik daarvan bij declaratie en
verantwoording dient de privacy van de patiënt te waarborgen en
behoeft dus de goedkeuring van het CBP.