PARK voor de toekomst

154
Stadsmonitor Mechelen – 17/03/2015

Transcript of PARK voor de toekomst

Stadsmonitor Mechelen – 17/03/2015

De comeback van het stadspark ‘De grootte van elke hoogstaande beschaving

leest men af aan haar steden en de grootte van een stad leest men onder meer af aan de kwaliteit

van haar openbare ruimten, haar parken en

pleinen.’���

John Ruskin

Parkrevival

Sinds jaren ‘80 van vorige eeuw zijn we getuige van een opvallende parkrevival: verwaarloosde (stads)parken worden gerenoveerd en nieuwe stads- en regioparken en groene ruimtes worden aangelegd.

Vier factoren

1.  herontdekking stad 2.  het park als drager van duurzame verstedelijking

3.  het park als onderdeel van groene infrastructuur

4.  nieuwe relatie tussen stad en platteland.

Naar een nieuwe parkdefinitie���

Nieuwe definitie Begrip ‘park’ is vandaag veel minder eenduidig dan in verleden. Er

bestaan vele soorten parken en parksystemen die niet langer alleen in de stad liggen maar ook daarbuiten.

We gebruiken veelheid aan termen om onbebouwde ruimten te benoemen: ‘groene ruimte’, ‘stadsgroen’, ‘functioneel groen’, ‘publiek groen’, ‘groenas’ enz, terwijl we die ruimten evengoed ‘park’ kunnen noemen.

Infrastructurele laag Vormgeving en functies zijn veranderd. Waar het park vroeger min of

meer autonoom of geïsoleerd fenomeen was, is het vandaag onderdeel van een netwerk, van een stads- of regio-omvattende groenstructuur die plekken, mensen, natuur en stad met elkaar verbindt.

Het park van de 21ste eeuw is niet langer een pastorale idylle of groene

omkadering van de bebouwde ruimte. Het is eerder esthetische en ecologische infrastructurele laag die over stedelijke en tussenstedelijke landschappen wordt gelegd.

Stadskernvernieuwing Izegem (Bas Smets)

Confluence Lyon (Michel Desvigne)

Ruimtelijke metafoor Misschien moeten we zelfs idee van park als specifiek type van (groene)

publieke ruimte loslaten. We kunnen het park ook omschrijven als een programma of een

planningstool om groen op strategische en kwalitatieve manier in te zetten in druk bezette en dynamische stedelijke en randstedelijke ruimte.

Het park wordt dan methode om multifunctionele karakter en gebruik van stedelijke, randstedelijke en tussenstedelijke ruimten en infrastructuren vorm te geven.

Of ruimtelijke metafoor om gaten in en rond de stad, de vele afgetakelde, verwaarloosde of te herbruiken ruimten en gronden te benoemen en een nieuwe betekenis en nieuw programma te geven.

2. Parken: Drager van duurzame stedelijkheid ���

‘Hoogkwalitatieve parken en openbare ruimten maken een

essentieel deel uit van succesvolle buurten waar

mensen willen wonen, spelen en investeren. Zij zijn van cruciaal belang voor de gezondheid van

bewoners en plaatselijke economie.’ ���

Manifesto for Better Public Space

(CABE 2004).

Duurzame stedelijkheid

Het wordt vandaag algemeen erkend dat parken belangrijk onderdeel zijn van de stedelijke revival en dat sterke en slimme steden en regio’s sterke en slimme parken nodig hebben.

‘Begin met het Park’, zo adviseert de Britse Commission for Architecture

& the Built Environment (2005) zelfs.

Stedelijke renaissance ‘Goed ontworpen en onderhouden

publieke ruimten moeten het hart van elke gemeenschap vormen. Zij

zijn de basis voor publieke interactie en sociale integratie en

zij zorgen voor het ruimtelijke bewustzijn waaruit burgerzin

ontstaat’ Urban Task Force (2005).

‘Parken en groenzones dienen de kern

te vormen van de renaissance van onze steden en gemeenten’

Sally Keeble, voormalig Brits minister voor

Herontwikkeling, The Urban Green Spaces Taskforce (2002).

Verdichting vs. leefbaarheid Juist evenwicht tussen dichtheid en compactheid en levenskwaliteit vormt

belangrijkste uitdaging voor stedelijke gebieden in Europa. •  Verzegelde oppervlakte en hoge bebouwingsdichtheid zorgen voor aantasting

stadsklimaat en maken stad onleefbaar voor mens en dier. •  Eenmaal grens van leefbaarheid overschreden, werkt stadsverdichting contraproductief.

Burger ontvlucht compacte stad, op zoek naar groen en ruimte. Belangrijke reden om stad te verlaten is gebrek aan stedelijk (kindvriendelijk) groen. Ook dieren en planten verliezen hun bestaansmogelijkheden.

•  Densiteit is maar duurzaam als er voldoende groen, water en open ruimte beschikbaar zijn.

In gezond geritmeerd stedelijk milieu is er voortdurende dialoog tussen ‘groen’, ‘blauw’ en ‘rood’. We moeten daarover niet meer afzonderlijk, maar geïntegreerd denken: op intelligente manier verdichten betekent programma’s verweven en voorzieningen delen.

Groen verbindt Groen wordt nog te vaak gezien als onschuldige en idyllische

tegenbeeld van stad of als restcategorie die onvolmaaktheden van stedelijke leven moet compenseren:

• als buffer om woongebieden van elkaar te scheiden, • om aandacht van lelijke gebouwen af te leiden • om industriële installaties aan het oog te onttrekken. Terwijl groen • kwaliteiten van de stad moet benadrukken in plaats van

gebreken te verhullen, • moet verbinden in plaats van scheiden.

Inversie-stedenbouw In nieuw stedenbouwkundig concept op basis van groene contravormen,

de zogenaamde ‘inversiestedenbouw’, vormt onbebouwde ruimte basis voor ontwikkeling stad.

• ‘Het land in de stad’ wordt basis voor verdere stedelijke ontwikkeling.

Inrichting van openbare ruimte en omliggende bebouwing moeten hieraan aangepast worden. Zo komt men van groen als ruimtevrager tot principe van groen als ruimtedrager.

•  Rondom aaneenschakeling van open ruimten ontstaat nieuw soort

binnenstebuiten gekeerd vestigingspatroon, waarbij bijzondere functies aan randen van groene enclaves gesitueerd worden.

Nieuwe kansen

Stadsvlucht en postindustriële leegstand bieden ruimte voor nieuwe functies en meer leefbaar woonmilieu, onder meer door creatie van meer of nieuwe vormen van groene ruimte.

Natuur in de stad Werd stad tot voor kort beschouwd als ecologische woestijn, tegendeel van natuur,

en urbanisering als belangrijke bedreiging van biodiversiteit, dan is vandaag duidelijk dat er ook een stedelijke natuur bestaat

Steden zijn ecosystemen met zeer gevarieerde habitats (tuinen, parken, spoorwegbermen, braakliggende terreinen, brownfields, rivieren...) en eigen, rijke biodiversiteit. Met soorten die zich daar vestigen of handhaven, en profiteren van specifieke eigenschappen stad.

Sinds kort bestaat er zelfs een specifieke City Biodiversity Index om biodiversiteit in steden in kaart te brengen en effect van bepaalde beleidsmaatregelen te meten (www.cbd.int/authorities/gettinginvolved/cbi.shtml).

Gezien grote impact van steden op natuur-, milieu- en energiebalans van land –ecologische voetafdruk van onze steden – spelen zij cruciale rol in aanpak van vele uitdagingen op vlak van duurzaamheid, biodiversiteit, klimaat.

3. Onderdeel groene infrastructuur

‘Parken vormen een wezenlijk onderdeel van de stedelijke infrastructuur

die ons moet helpen de uitdagingen van de 21ste eeuw aan te gaan.’ Michael Bloomberg

(Design Trust for Public Space & The New York City Department of Parks & Recreation 2010).

Groene Infrastructuur Parken zijn niet alleen belangrijk als ‘groene ruimte’ waar het

aangenaam vertoeven, wandelen of spelen is, een vorm van ‘kwalitatieve leegte’ in bebouwde omgeving.

De laatste jaren groeit besef dat ze ook belangrijke ecologische rol spelen en als ecosysteem heel wat ecosysteemdiensten kunnen leveren, zoals waterzuivering en waterberging, bescherming van habitats, verbeteren luchtkwaliteit, opslag van CO2, koelen van steden, enzovoort. In die zin zijn ze belangrijk onderdeel van zogenaamde groene infrastructuur.

Wat is groene infrastructuur?

Groene infrastructuur is relatief nieuw concept dat is overgewaaid uit Angelsaksische landen en sinds kort ook hoog op agenda van Europese Unie staat als cruciale peiler in Europese beleid inzake biodiversiteit en klimaatadaptatie.

Groene Infrastructuur wordt door Europese Commissie zelfs beschouwd als dé sleutel om die thema’s te verankeren in de meeste andere Europese beleidsdomeinen.

Wat is Groene Infrastructuur? Groene infrastructuur (GI) is het netwerk van natuurlijke en semi-natuurlijke

gebieden, zones en groene ruimten in landelijke en stedelijke omgevingen, zowel op land als in zoetwater-, kust- en zeegebieden. Het gaat over breed begrip dat zowel natuurlijke elementen bevat - zoals parken, beschermde

wouden, hagen, herstelde en authentieke overstromingsgebieden en mariene zones - als ‘menselijke’, zoals zoals ecoducten en fietspaden. Een GI bevordert

gezondheid en veerkracht van ecosystemen, draagt bij tot behoud van biodiversiteit en versterken van ecocysteemdiensten.

GI bevordert geïntegreerde ruimtelijke planning door identificeren van multifunctionele zones en opnemen van maatregelen voor herstel van habitats

in plannen en beleidsbeslissingen voor landgebruik. Tot slot: GI kan menselijke bevolkingen ten goede komen en bijdragen tot

duurzamere economie, gebaseerd op gezonde ecosystemen die veelvuldige voordelen en functies opleveren.’

European Commission Directorate-General Environment 2012

Soorten groene infrastructuur

Waarom groene infrastructuur?

Aan basis van GI-concept ligt vaststelling dat huidige monofunctionele ruimtegebruik, problemen creëert op vlak van biodiversiteit, milieu (lucht, water, klimaat...), mobiliteit, woon- en leefkwaliteit.

In plaats daarvan gaat GI ervan uit dat elk stuk land vele functies kan hebben of

zogenaamde ecosysteemdiensten kan leveren. Die functies en diensten kunnen met elkaar interageren en elkaar versterken maar ook belemmeren.

Het is een ‘en-en’ verhaal dat via verweving van functies win-win situaties wil neerzetten, ‘mutual gains’ waarbij economische, sociaal-culturele en ecologische waarden en belangen kunnen samengaan.

Daarbij ligt focus niet langer alleen of prioritair op behoud en bescherming van waardevolle natuurgebieden of landschappen, maar komt hele grondgebied van gemeente, stad of regio in zicht, inclusief bijvoorbeeld open landbouwgronden, recreatiedomeinen, parken, private tuinen, spoorwegbermen of voormalige industrie- of stortplaatsen.

Functies groene infrastructuur

GI = fysieke drager ecosystemen Groene infrastructuur is ruimtelijke

vertaling of de plaatsgerichte benadering van het ecosysteemdienstenconcept, en dit op alle schaalniveaus (wijk, stad, regio...).

Zo koppelt het Europese Milieuagentschap groene infrastructuur uitdrukkelijk aan Europese ruimtelijke beleid en beleid inzake duurzame stedelijke ontwikkeling

GI & ecosysteemdiensten

Matrix ecosysteemdiensten stedelijk groen

Infrastructuur Met term ‘infrastructuur’ wil men benadrukken dat natuurlijke rijkdommen

zoals landschappen, wetlands, natuurgebieden, stadsparken, straatbomen en hun ecosystemen geen (vervelende) bijzaak of extra kost zijn, maar essentiële voorwaarde om ecosysteemdiensten te kunnen leveren en duurzame groei en ontwikkeling mogelijk te maken.

Het is vorm van infrastructuur die economisch even noodzakelijk is als ‘grijze’ infrastructuur van wegen, spoorlijnen, riolen, gas- en elektriciteitsleidingen.

Groene infrastructuur kan negatieve gevolgen van ‘grijze’ infrastructuur helpen voorkomen of milderen. Een park in dichtbebouwde omgeving kan bijvoorbeeld wateroverlast tegengaan, luchtvervuiling verminderen, biodiversiteit verhogen.

Groene infrastructuur kan soms aantrekkelijk, duurzaam en goedkoop alternatief voor ‘grijze’ infrastructuur zijn (bv. SUDS = sustainable drainage systems, zoals afvoergreppels, poelen, wadi’s enzovoort.)

Netwerk Het feit dat verschillende types van groene infrastructuur niet op zichzelf staan

maar onderdeel zijn van ruimtelijk en functioneel netwerk, is eveneens cruciaal. Parken kunnen in zekere zin opgevat worden als de parels aan dat netwerksnoer.

Een specifieke plek (bijvoorbeeld park) of verbinding (bijvoorbeeld fietspad of beekvallei) kan bepaalde functies vervullen, maar moet en kan nooit alle gewenste of potentiële ecosysteemdiensten leveren. Het is pas door al die plekken samen te nemen en ruimtelijk en functioneel met elkaar te verbinden, dat recreatieve, ecologische, sociale, ruimtelijke en andere effecten van groene infrastructuur optimaal kunnen worden benut.

De som van het netwerk is groter dan de afzonderlijke onderdelen.

Voor sommige plekken geldt zelfs dat ze pas als groene infrastructuur kunnen

worden beschouwd wanneer ze deel uitmaken van een netwerk.

BESLUIT���Het park van de 21ste eeuw staat niet alleen ���

Het park van de 21ste eeuw is niet langer min of meer

geïsoleerde, op zichzelf staande groene ruimte binnen bebouwde omgeving, waar het aangenaam vertoeven, wandelen of spelen is.

Als publieke ruimte, met belangrijke ruimtelijke, sociale, economische en culturele betekenis, en als ‘ecologische ruimte’, met belangrijke betekenis voor o.m. biodiversiteit, klimaatadaptatie en waterhuishouding, maken parken deel uit van groenstructuur of worden ze ingeschakeld in groen netwerk. Die structuren of netwerken beperken zich niet tot binnenstedelijke ruimte, maar omvatten hele tussenstedelijke of stadsgewestelijke hinterland.

Waarom hebben we parken nodig?���

1. stedenbouwkundige en landschappelijke waarde 2. een gezondere bevolking 3. sterkere en veilige gemeenschappen 4. recreatieve meerwaarde 5. toeristische meerwaarde 6. beschermen en verhogen van de biodiversiteit 7. verbeteren van de milieukwaliteit 8. klimaatmitigatie en –adaptatie 9. plekken voor stadslandbouw 10. economische waarde

Mentaal en fysiek welzijn ���

• Uit recent onderzoek in Nederland blijkt bv. dat inwoners van buurten met veel groene ruimte (binnen straal van drie kilometer) hun eigen gezondheid positiever beoordelen dan mensen in groenarme buurt. Dat geldt zowel in stedelijke als in plattelandsgebieden. In buurten met weinig groen vindt 15% van de bewoners zichzelf ongezond, in buurten met veel groen is dat slechts 10%.

• Mensen die tussen het groen wonen, voelen zich niet alleen gezonder, ze zijn het ook: ze melden zich minder vaak bij huisarts met gezondheidsklachten. Met name angststoornissen en depressie, maar ook hoge bloeddruk, hartklachten, rug- en nekklachten, ademhalingsproblemen, darmstoornissen, migraine en duizeligheid doen zich minder voor.

• Bij kinderen is relatie tussen groen en gezondheid sterker dan bij andere leeftijdsgroepen. Ook bij jongeren en ouderen is relatie tussen groen en gezondheid sterker. Diezelfde relatie is eveneens sterker bij mensen met lage sociaaleconomische status dan bij mensen met hoge status. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat eerste categorie minder mobiel is en dus meer tijd in de nabijheid van de eigen woning doorbrengen.

Kwaliteit Ook verband tussen kwaliteit van straatgroen en parken en de

gezondheid van stadsbewoners, zo wijst onderzoek in vier Nederlandse steden (Utrecht, Rotterdam, Amsterdam en Den Bosch) uit.

In buurten waar veel groen wordt gecombineerd met een hoge groenkwaliteit is de gezondheidswinst het grootst. Hierbij gaat het zowel om inrichtingsaspecten, zoals overzichtelijkheid en variatie, als om onderhoudsaspecten, zoals de afwezigheid van zwerfafval.

Slecht onderhouden en verwaarloosd groen zou daarentegen een negatief effect op gezondheid en welzijn kunnen hebben.

Bewegen Meerdere onderzoeken tonen aan dat nabijheid van park mensen van alle

leeftijden ertoe aanzet om meer fysiek actief te zijn, wat zich vertaalt in minder hart- en vaatziekten, minder zwaarlijvigheid, enzovoort.

• Dat is voor iedereen belangrijk, maar zeker voor kinderen, jongeren en oudere mensen, die minder mobiel en daarom meer afhankelijk zijn van een park in nabijheid van woning.

• Ook netwerk van wandel- en fietspaden in directe woon- en werkomgeving draagt bij tot toename van actief vervoer.

• Vooral voor jongens: hoe vaker ze buiten spelen, des te lager risico overgewicht. In buurten die aan norm van 75 m2 groen per huishouden binnen straal van 500 m voldoen, wordt 10% meer buiten gespeeld. Aanwezigheid van voorzieningen zoals speelplekken in parken blijkt belangrijker voor verminderen van overgewicht dan afstand tot park.

Sterkere en veilige gemeenschappen

Tal van studies tonen aan dat publieke ruimte en parken in het bijzonder sociale

interactie bevorderen en kunnen bijdragen tot sociale inclusie en cohesie in een buurt. Mensen van elke leeftijd, stand en culturele en etnische achtergrond kunnen er elkaar ontmoeten, ze bieden speelmogelijkheden voor kinderen en jongeren...

Dat is zeker in dichtbebouwde stadscentra en compacte steden een absolute noodzaak.

Goed ontworpen en beheerde parken en straatgroen dragen er ook toe bij dat

mensen zich hechten aan een plek, soort trots voelen voor hun directe woon- en leefomgeving en er zich verantwoordelijk voor voelen.

(On)gelijkheid Een aantal onderzoeken hebben aangetoond dat in armere stadswijken, waar

vaak veel mensen van vreemde origine wonen, steeds minder kwalitatieve groene ruimten en parken beschikbaar zijn.

Nochtans zijn juist die wijken vaak dichtbebouwd, de huizen hebben er zelden een tuin, er is nauwelijks speelruimte, ze krijgen vaak onevenredig zwaar af te rekenen met allerlei overlast- en milieuproblemen (geluid, luchtvervuiling enzovoort).

Als er al publiek groen is, dan is dat vaak van slechte kwaliteit en wordt het slecht onderhouden. Terwijl net in die wijken goed ontworpen en onderhouden parken kunnen fungeren als een soort ‘buitenkamer’ en belangrijk zijn voor de leefbaarheid van de wijk, de sociale cohesie, de inzet van de mensen voor hun buurt, de veiligheid en de gezondheid van de bewoners.

(On)veiligheid

Volgens diverse studies heeft aanwezigheid van goed onderhouden publieke parken en recreatieve faciliteiten in woonomgeving positieve invloed op zowel (jeugd)criminaliteit als op subjectieve onveiligheidsgevoelens. Hoe meer groen in de omgeving, des te veiliger mensen zich voelen. Zelfs vrouwen en ouderen, die worden beschouwd als kwetsbare groepen, voelen zich veilig in buurt met veel groen. Er is wel een belangrijke uitzondering: in zeer stedelijke gebieden voelen mensen zich niet veilig in gesloten groene gebieden (bijvoorbeeld een bos of gebied met hoge struiken.

Anderzijds kunnen verwaarloosde parken en groene ruimten criminaliteit,

vandalisme en asociaal gedrag net in de hand werken en onveiligheidsgevoelens vergroten.

Participatie Positieve sociale effecten van een

park worden nog versterkt wanneer buurtbewoners actief betrokken worden bij beheer of onderhoud, bij educatieve, sportieve of culturele activiteiten, wanneer ze er zelf een barbecue of sportnamiddag kunnen organiseren.

Ook volkstuincomplexen en gemeenschapstuinen kunnen in dit

opzicht belangrijke rol spelen

Recreatieve meerwaarde • Meer dan 200 miljoen parkbezoeken per jaar. • Gemiddeld brengt iedere inwoner van Vlaanderen jaarlijks 54 uur door in

een park en een gemiddeld bezoek duurt ongeveer 1,5 uur. • Dat betekent dat elke Vlaming gemiddeld eens in de twee weken meer dan

één uur doorbrengt in een park. • 56% - 16 jaar bezoekt op mooie zomerdagen minstens één keer per week

een park, 37% zelfs dagelijks. In de groep 16-19 jaar zegt 44% wekelijks en 28% dagelijks een park te bezoeken.

• 50% van de 60-plussers bezoekt geregeld een park • 86% van de ouders met kinderen - 11 zeggen dat hun kinderen bij mooi

weer liever naar het park gaan dan TV te kijken. Parken zijn de meest gebruikte publieke dienst. Ter vergelijking: slechts 32%

van de mensen bezocht het voorbije jaar een concertzaal, 26% bezocht een museum.

Recreatieve meerwaarde • In tien jaar tijd is het parkbezoek van

Amsterdammers bijna verdubbeld. • Traditionele activiteiten als zonnen,

wandelen en fietsen nemen af terwijl andere activiteiten zoals lunchen, picknicken, lezen en studeren toenemen.

• Lager opgeleiden vertonen meer traditioneel recreatiegedrag, hoger opgeleiden ondernemen meer ‘moderne’ activiteiten

• Bezoekpercentages van jongeren tussen 16 en 20 jaar zijn het hoogste zijn van alle leeftijdscategorieën.

Jongeren lijken dus de groen- en parkbezoekers bij uitstek te zijn.

Beschermen en verhogen van de biodiversiteit���

Urbane en peri-urbane parken kunnen bijdragen tot behoud en versterking

van biodiversiteit in en rond stad. • Hot spots van biodiversiteit. Parken in stedelijke omgeving hebben vaak grotere

biodiversiteit dan agrarische platteland. Men vindt er groot aantal zeldzame plantensoorten. Heel wat inheemse soorten die in landelijk gebied verdwenen zijn, hebben in steden nieuw biotoop gevonden. Verder bestaat er verbazingwekkend aantal soorten die enkel in stedelijke milieus overleven. In de stad hebben zich zelfs nieuwe soorten en subsoorten ontwikkeld die nergens anders te vinden zijn.

• Hoe groter, ouder en structureel diverser (open plekken, boombestanden, waterpartijen enzovoort) het park, des te groter biodiversiteit.

• Zelfs parken met intensief recreatief programma herbergen vaak grote biodiversiteit. • Door versnipperde en relatief onbelangrijke groengebiedjes kwalitatief te verbeteren

en te integreren in samenhangende structuur worden ze wel belangrijk. Ingebouwd in groene assen, vormen ze als het ware lineair park

Verbetering omgevingsklimaat Onderzoek leert dat steden gemiddeld 2,3°C warmer zijn dan hun omgeving. Door

klimaatverandering wordt daarbovenop nog eens gemiddeld 2°C extra verwacht. Belangrijke oorzaak van hittevorming in stedelijke gebieden is opname van zonnewarmte in bouwmassa en verharde oppervlakten. Daarnaast veroorzaken menselijke activiteiten, die in stad sterk zijn geconcentreerd, extra warmte.

• Parken met bomen verminderen temperatuurextremen in verstedelijkte omgeving: zij kunnen omgevingstemperatuur doen dalen en zodoende ‘hitte-eilandeffect’ verminderen.

• Toename van totale bomenvolume met 10% in verstedelijkte omgeving kan omgevingstemperatuur tijdens warme zomerdagen met 3-5°C doen dalen.

• Alleen al het verwijderen van verhard oppervlak zou tot afname van oppervlaktetemperatuur leiden. Het effect ligt in de orde van 1°C wanneer percentage verharde of groenoppervlak verandert met 10%.

• Op plaatsen waar groen 50% ruimte inneemt, ligt temperatuur gemiddeld 7°C lager (European Environmental Agency 2012).

...

Verbetering omgevingsklimaat • Wanneer totale oppervlakte aan groene ruimte in bebouwde omgeving met 10%

toeneemt, kunnen verwachte temperatuurstijgingen ten gevolge van klimaatopwarming grotendeels geneutraliseerd worden. Wanneer groene oppervlakte daarentegen met 10% daalt, zou gemiddelde temperatuur in steden tegen 2080 met 8°C stijgen (European Environmental Agency 2012).

• Stadsparken zijn overdag gemiddeld 1°C koeler dan omliggende bebouwde gebieden. Veel is afhankelijk van type park: parken met veel verharding en weinig beplanting kunnen ook warmer zijn.

• Stadsparken zijn niet alleen zelf koeler, maar koelen zowel overdag en vooral ’s nachts hun omgeving af. Parken kunnen luchttemperatuur met 4 tot 6°C verlagen, afhankelijk van grootte en beplantingsdichtheid.

• Onderzoek in Berlijn heeft uitgewezen dat verschillende kleinere groenvoorzieningen van één hectare groot (circa een voetbalveld) zoals postzegelparken effectiever zijn voor verkoelen van stad dan één groot park. Verkoeling is nog significant meetbaar op 300 meter afstand van park. Een aantal kleinere parken kan grotere verkoelingszone creëren dan één groot park.

Hittekaart Gent

Klimaatstrategie Stuttgart

De groene infrastructuur werd niet alleen uitgetekend om natuur te beschermen, maar ook om zoveel mogelijk gebruik te maken van effecten van windpatronen en dichte beplanting om stad af te koelen en luchtvervuiling te verminderen. ‘s Nachts kunnen koele winden uit heuvels via windcorridors – brede, door bomen geflankeerde aders – stad

binnenstromen.

Energiebesparing ���

• Een aantal studies tonen aan dat park met bomen in bebouwde omgeving kan bijdragen tot energiebesparing: in winter zorgen bomen voor beschutting, waardoor gebouwen minder moeten worden verwarmd; 's zomers zorgen ze voor schaduw, waardoor behoefte aan airco vermindert. Vooral dat laatste effect zou vrij substantieel zijn.

• Parken kunnen er als onderdeel van groene wandel- of fietsverbindingen toe bijdragen dat auto minder gebruikt wordt voor kleine verplaatsingen.

Meer niet-verdicht bodemoppervlak Op niet-verdichte bodem met bomen en gras

stroomt 10-20 % van neerslag meteen af en wordt 50% in bodem opgenomen. Op verharde bodem stroomt 60-70 % van neerslag meteen af en wordt slechts 15% in bodem opgenomen.

Bij niet-verdichte bodem heeft dit twee

belangrijke gevolgen: –  verbetering waterhuishouding van

bodem: geïnfiltreerd water komt ten goede aan grondwater of direct aan groen;

–  vertraging en vermindering waterafvoer: toename van parken en groene ruimten met 10% zou waterafvoer bij extreme regenval met 14% kunnen verminderen (EEA 2012).

Meer beplante bodems •  Door bodem te beplanten wordt buffercapaciteit voor water sterk verhoogd.

Vooral bomen spelen daarbij belangrijke rol.

•  Onderzoek toont aan dat boomwortels de infiltratiecapaciteit van bodem met factor 2 tot 17 kunnen verhogen. Het vervangen van grasland door bomen verhoogt infiltratiecapaciteit met 90%.

•  Bomen halen water uit bodem en brengen het als waterdamp in lucht, waardoor ook omgevingsklimaat verbetert. Een volwassen boom zou per dag ongeveer 300 liter water opnemen en verdampen, voor kleinere bomen schommelt dat tussen 30 en 60 liter, afhankelijk van soort.

•  Bomen onderscheppen met hun kroon veel neerslag die na bui door verdamping verdwijnt. Dat is afhankelijk van grootte en soort boom. Een volwassen boom kan tot 80% van neerslag opvangen, kleine boom nauwelijks

15%. Coniferen vangen meer water op dan loofbomen, zeker in winter.

Duurzame afwateringssystemen • We kunnen nog stapje verder gaan en parken inschakelen in duurzaam

afwateringssysteem (‘Sustainable Urban Drainage Systems’, SUDS) om stormwater (tijdelijk) op te vangen en (vertraagd) af te voeren. Dat kan gebeuren door aanleg van afvoergreppels en -kanaaltjes, poelen en wetlands, wadi’s (begroeide verlaging van maaiveld die bij hevige regenval overstroomt), opvang- en filtratiebekkens enzovoort.

•  1% van oppervlakte van stad benutten voor waterberging zou 30 tot 50% minder overstromingsgevaar opleveren.

•  Dergelijke duurzame afwateringssystemen hebben heel wat bijkomende voordelen: dragen bij tot natuurlijke waterzuivering, voorkomen bodemuitdroging tijdens hete zomers, kunnen biodiversiteit verhogen en verhogen aantrekkelijkheid en recreatieve waarde van park. Bovendien zijn SUDS vaak goedkoper dan traditionele rioleringssystemen.

Toolkit klimaatgroen • Geeft visuele beelden van situaties (weg,

plein, park) waarin gekozen kan worden voor groen om verhouding ‘groen-rood’ in stedelijke omgeving te optimaliseren.

• Geeft inschatting effecten van groen in verschillende situaties en voor thema’s zoals hitte, verkoeling, wateroverlast, energie besparen en CO2.

• Om in elke planfase tijdig na te denken over inzetten van groen als maatregel, is groentoets gemaakt.

www.functioneelgroen.nl

Waarde onroerend goed •  Studie Aberdeen: huizen vlakbij park zijn tussen 0,50 tot 20% meer waard dan huizen op

meer dan 450 meter van dat park. Langwerpig of rechthoekig park heeft meer impact dan vierkant of rond park. Betere toegankelijkheid van langwerpig park?

•  Studie Noord-Westen Engeland: huizen bij park tot 20% duurder dan huizen die verder van park liggen.

•  Studie Greater London Authority: toename met 1% van parkoppervlakte leidt tot gemiddelde stijging van woningprijzen met 0,3 tot 0,5%.

•  Onderzoek Nederland: woningen met naburig groen zijn 4 tot 30% meer waard dan hetzelfde woningtype in niet-groene omgeving. Deze effecten treden op tot afstand van 400 meter.

•  Studie vastgoedontwikkelaars in 33 Europese landen: nabijheid groene ruimte (publieke parken, groene pleinen, omgevingsgroen tussen gebouwen, daktuinen) is belangrijk vestigingscriterium (na locatie, kostprijs, openbaar vervoer en voorzieningen). Investeerders willen tot 3% meer betalen voor eigendommen in nabijheid van

toegankelijke groene ruimte

Groeit er geld aan de bomen?���

•  Vastgoedprijzen stijgen met 3 tot 34%

(gem. 11,3%) voor huizen die uitkijken op park, met 0 tot 34% (gem. 7,3%) voor verder afgelegen huizen.

•  Wanneer park van ver zichtbaar is (bv. door hoge bomen, zichtlijnen...) of uitwaaiert over omliggende straten (bv. wandel- of fietsverbinding) reikt economische impact verder dan park met strikte grenzen of visuele omsluiting door hoge gebouwen.

•  Hoe groter park, hoe verder economische impact reikt.

•  Invloed op woningprijzen is hoger voor oude parken die vernieuwd worden dan voor nieuwe parken.

(Cabe 2005)

Gezondheidskosten –  Meer groen in stedelijke gebieden kan besparing opleveren van 65 miljoen

op budget volksgezondheid. Meer groen kan ook ziekteverzuim verminderen, wat besparing van 328 miljoen oplevert. De kosten voor aanleg en onderhoud van dat extra groen zou in 5-12 jaar zijn terugverdiend (KPMG Advisory 2012).

–  Vergroening van de leefomgeving kan jaarlijkse besparing op directe ziektekosten opleveren van meer dan 100 miljoen euro opleveren door 15% afname van overgewicht en obesitas, van ruim 8 miljoen door vermindering met 10% van het gebruik antidepressiva en van ruim 2 miljoen door 10% afname van gebruik ADHD-medicijnen (Bade 2010).

–  National Health Service kan 2,1 miljard pond per jaar besparen als parken en groene infrastructuur mensen ertoe aanzet om meer te bewegen (Defra 2010).

–  Groene fietsgordel rond Brugge levert gezondheidsvoordeel op van 212 euro per jaar per fietser (Verspecht et al 2010).

Recreatie en toerisme –  Studie in Boston: stadsparken op één jaar 131 miljoen keer bezocht, wat

neerkomt op 354 miljoen dollar ‘gebruikswaarde’ (Harnik et al 2009). –  Universiteit van Sheffield: bewoners bereid om tot 30 pond per maand of

360 pond per jaar te betalen voor groene publieke ruimten in stad (www.rudi.net/node/22726).

–  Terugbrengen van water in stad, in combinatie met groen en wandelpaden langs water, leidt tot gemiddelde omzetstijging van 10-15% en extra tewerkstelling in horeca. Bovendien leidt het tot hogere vastgoedprijzen en betere waterhuishouding (Bade 2011).

–  Culturele en sportieve evenementen in parken zorgt rechtstreeks en onrechtstreeks voor inkomsten. In 2009 genereerden de Royal Parks in Londen daardoor 14 miljoen pond (Sunderland 2012). Het privaat gerunde Potters Field Park nabij Tower Bridge levert elk jaar 350.000 pond winst op uit exploitatie van evenementen (Jager 2010).

Tewerkstelling Aanleg en onderhoud van parken creëert tewerkstelling. Vaak

laaggeschoolden die op normale arbeidsmarkt uit boot vallen. • In Groot-Brittannië werken ca. 50.000 mensen rechtstreeks voor

gemeentelijke parken, plus minstens evenveel voor toeleveringsbedrijven.

• Economische waarde vrijwilligerswerk wordt geschat op 17 tot 35 miljoen pond per jaar (Sunderland 2012).

• Tewerkstellingsproject in Dutton Park in Cheshire voor langdurig werklozen en mensen met leermoeilijkheden en mentale problemen bespaarde naar schatting duizend pond per dag in vergelijking met standaard sociale bijstand (Natural Economy Northwest 2009a).

Milieu-opbrengsten • Washington: opvang van polluenten uit lucht door alle parkbomen vertegenwoordigt

1,1 miljoen dollar per jaar. Voor Chicago 1,5 miljoen (Harnik et al 2009). Voor hele Verenigde Staten: bijna vier miljard dollar per jaar (Center for Clean Air Policy 2011)

• Luchtzuiverend effect van stadsbomen: 800.000 euro Amsterdam, 130.000 euro ’s-Hertogenbosch, 350.000 euro Groningen en 90.000 euro Haarlem. Voor heel Nederland: 28 miljoen euro per jaar. Wanneer aantal bomen in kernen met 10% toeneemt, zou dit jaarlijks 2,8 miljoen euro opleveren (Bade 2011).

• Opvang stormwater parken Philadelphia: 6 miljoen dollar per jaar (Sunderland 2012). • Omzetting van 10% verharde oppervlakte naar tuinoppervlakte: 32,3 miljoen m3

minder regenwater in het riool. Dat levert besparing (transport- en zuiveringskosten) van 9 miljoen euro per jaar op (Bade 2011).

• Groene infrastructuur voor wateropvang en -afvoer, zogenaamde duurzame drainagesystemen (SUDS) zoals afvoergreppels, poelen, wadi’s enzovoort, zijn helft goedkoper in aanleg en onderhoud dan klassieke ‘grijze’ infrastructuur (Bartens 2009; Wilson S. et al 2009).

..."

Milieuopbrengsten • Chicago: uitbreiden bodembedekking met bomen levert energiebesparing

van 5-10%. Wanneer in Nederlandse binnensteden 50.000 kantoren worden gekoeld doordat hitte-eilandeffect (gedeeltelijk) teniet wordt gedaan door vergroening van binnensteden: besparing van 25 miljoen euro per jaar aan elektriciteitskosten (Bade 2011).

• Volwassen stadsboom brengt per jaar tussen 30 en 90 dollar op (luchtzuivering, wateropvang, temperatuurvermindering enz.). Voor elke dollar die aan één boom wordt gespendeerd zou die 1,5-3 dollar opbrengen (Center for Clean Air Policy 2011).

• Het gebruik van biomassa afkomstig uit parken (grasmaaisel, snoeihout)

kan eveneens bron van inkomsten zijn.

Voeding –  Economische waarde opbrengst volkstuinen en

gemeenschapstuinen in Groot-Brittannië: 50 miljoen pond per jaar (Green Link 2010).

–  Studie federatie voor volkstuinen (FNJFC): volkstuin van 200 m2 levert voor gezin jaarlijkse besparing van 700 euro op dagelijkse boodschappen. In Nederland bedroeg areaal volkstuinen in 2006 3.906 hectare. Dit betekent besparing op jaarlijkse boodschappen van 137 miljoen euro.

–  Onderzoek in Nederland: toename areaal volkstuinen met 400 hectare jaarlijks brengt circa 14 miljoen euro op (Bade 2011).

Green Infrastructure Valuation Toolkit ���

Instrument om economische evaluatie investeringen in groene infrastructuur te maken. Aan de hand van dit instrument kan men voor elk deelproject in een gebied een ‘groene infrastructuur score’ opmaken. Bedoeling is om een zo hoog mogelijke score voor het hele gebied te halen.

Vergelijkbare instrumenten: ‘Green Space Factor’ (Malmö), Duitse ‘Biotope Area Factor’ en Seattle’s ‘Green Factor’

www.ginw.co.uk/resources/gi_toolkit.xls

The Economics of Ecosystems and Biodiversity

Hoeveel parken?Groennormen ANB

•  Globale streefnorm, uitgedrukt als een ideaal aantal m2 per inwoner, afhankelijk van het gebied van Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

•  Normen op welke maximumafstand het groen zich voor elke inwoner mag bevinden, in functie van soort

groen.

Voordelen kwantitatieve normen

•  Vergelijken steden en regio’s met elkaar (benchmarking); •  Identificeren/objectiveren tekorten of probleemgebieden binnen stad,

gemeente of regio; •  Bestaande groene ruimten beschermen en bij nieuwe ontwikkelingen

en projecten voldoende groene ruimte plannen; •  Ondersteunen pleidooi voor ‘meer groen’ of voor bepaalde types van

groen met min of meer objectieve criteria; •  Opstellen prioriteiten; •  Beleidseffecten opvolgen en meten.

Gevaren kwantitatieve normen •  Houden te weinig rekening met plaatselijke omstandigheden, behoeften en

beleidsprioriteiten. •  Vaak uitsluitend gericht op noden lokale bevolking en houden nauwelijks rekening met

andere aspecten zoals ecologische effecten en voordelen. •  Houden te weinig rekening met verschillen tussen platteland, randgebieden,

verstedelijkte gebieden, enzovoort. •  Focus op specifieke types van groene ruimten (speelterreinen, natuurgebieden enz.) of op

recreatieve aspecten, leidt vaak tot overaanbod van bepaalde types, bijvoorbeeld speelterreinen.

•  De typologie is vaak te algemeen en monofunctioneel, terwijl groene infrastructuurstrategie precies uitgaat van multifunctioneel groen.

•  Sommige types groene infrastructuur zijn moeilijk in te passen in normen, bv. kleine landschapselementen (hagen, bomenrijen...), bermen, fietsverbindingen enzovoort.

Steden hebben niet noodzakelijk meer groen, maar wel meer betekenisvol groen nodig

Waar vinden we nog plaats voor (nieuwe) parken?

Het is niet evident om nieuwe parken aan te leggen in dicht bebouwde stedelijke of randstedelijke omgeving, waar sterke ruimteclaims met elkaar concurreren om schaarse ruimte en waar grote vraag is naar woon-, werk- en recreatieplekken, naar ruimte voor waterberging en natuur.

We moeten daarom volop inzetten op intelligent, zorgvuldigen multifunctioneel ruimtegebruik. Dat betekent dat we soms buiten de lijntjes moeten kleuren. Maar ook dat we bestaande groenoppervlakten moeten optimaliseren. We kunnen ons niet langer een slordig ruimtegebruik permitteren.

• meervoudig en wisselend ruimtegebruik • hergebruik en herbestemming • nieuwe plekken • historische parken

Begraafplaatsen���

Historische begraafplaatsen bieden veel mogelijkheden voor recreatief medegebruik, ook als ze nog als begraafplaats worden gebruikt.

• Vormen net zoals klassieke

stadsparken, vaak pastorale eilandjes in of aan rand van dichtbebouwde stad

• cultuur-historische waarde • landschappelijke en/of ecologische

waarde

Begraafplaatsen Nieuwe begraafplaatsen

kunnen van meet af aan worden ontworpen voor multifunctioneel gebruik en worden ingeschakeld in recreatief of ecologisch netwerk. Zo kan er fiets- of wandelpad doorlopen of kan begraafplaats deel uitmaken van ecologische corridor.

Lettenhofpark Zwevegem (Omgeving)

Zwevegem gaat nog stapje verder. Daar worden een oud stortterrein, dat momenteel spontaan begroeid is met pioniersgewassen, een aantal sportvelden en visvijver samengebracht tot een nieuw park. Een deel van de site wordt ingericht als centrale begraafplaats van Zwevegem. Bij de inrichting van de begraafplaats wordt ernaar gestreefd dat ze naadloos overvloeit in het parkgedeelte en als het ware integraal onderdeel uitmaakt van het park.

Sportparken���

In plaats van monofunctionele sportinfrastructuur kan men echte vrijetijdslandschappen maken. Door meerdere functies te combineren wordt schaarse ruimte op efficiënter en duurzamer manier gebruikt en kan men optimaal inzetten op sociale en ecologische dimensies van groene infrastructuur.

Queen Elisabeth Olympic Park

Het meest spectaculaire voorbeeld daarvan is misschien het nieuwe Queen Elisabeth Olympic Park in Londen dat werd aangelegd naar aanleiding van de Olympische Spelen 2012 en nu wordt omgebouwd tot een van de grootste nieuwe stadsparken in Europa.

Woonwijken

Anemoon (Tienen) Omgeving & B-Architecten

Woonproject met zo’n 220 betaalbare woongelegenheden, waarin het glooiende landschap maximaal wordt gerespecteerd. Uitgaande van de diversiteit aan functies en de bestaande ruimtelijke indeling (jonge bosopstand – groene open ruimte - boomgaard) werd de wijk ingedeeld in verschillende zones met aangepaste woontypologieën. In het ontwerp is speciale aandacht besteed aan de landschappelijke opvang van regenwater door middel van een cascade van open waterbuffers.  Samen met het aangrenzende stadspark wordt een groene long van meer dan 17 ha gecreëerd.

Park Nieuwland (Zwijndrecht) Fris in het landschap & Studio Basta

Sociale woonwijk waar verschillende open ruimten als speelruimte werden ingevuld. Vanuit buurt kwam de vraag voor nieuwe speelruimte en meer bruikbare openbare ruimte. Er werd een actief participatieproces opgezet en er ging speciale aandacht naar de verbindingen met de woningen en het contact met de omgeving. Bestaande blauw-groene structuur met bomenrijen, bomengroepen, vijver en gracht vormt groene vingers die vanuit het achterliggende landschap diep in de woonwijk doordringen. Bijkomend werd plaats gemaakt voor een buurttuin waar bewoners groenten en kruiden kunnen kweken.

Bedrijven- en kantorenparken Nemen letterlijk en figuurlijk vaak

randpositie in: liggen meestal niet alleen aan rand van stad, maar maken op geen enkele manier deel uit van stad of gemeente.

• Het zijn plekken waar mensen alleen

tijdens de werkuren komen. • Ook ruimtelijke kwaliteit is vaak

zorgelijk, met rommelige inplanting van gebouwen en ondermaatse architectuur, gebrekkige ontsluiting, schreeuwlelijke parkeerterreinen en banale en slecht onderhouden buitenruimten.

Ecologisch interessant

Landschappelijk ingepast

Ingeschakeld in recreatief netwerk

Recreatieve faciliteiten

Groeiparkings ���

Parkeerzone met flexibele gebruiksoppervlakte die meer activiteiten toelaat dan enkel parkeren:

• recreatieve activiteiten (sport, spel, culturele en/of sportieve manifestaties in periodes dat er niet geparkeerd wordt)

• als vertrekpunt voor toeristische fiets- en wandelcircuits

• geïntegreerd worden in programma voor natuurlijke waterhuishouding of groene corridor.

Metropolitane of regioparken Nieuwe ontwikkeling op

interface tussen stad en platteland om open ruimte in en rond stedelijke gebieden letterlijk en figuurlijk toegankelijk te maken en te verbinden met diverse belangen- en bevolkingsgroepen.

Dat is zowel voor ecologie als voor recreatieve behoeften van stad en omgeving van belang.

Geen klassieke parken���

• Hybride, polyvalente gebieden in nabijheid van de stad waarin verschillende landschapstypes en ruimtelijke typologieën ⦝ samenkomen, zoals recreatiegebieden en -verbindingen, natuur- en bosgebieden, kuststroken en rivierdelta’s, ecologische verbindingen, landbouwland, landschappelijke, cultuurhistorische en industriële relicten...

• ‘Gerecycleerde landschappen’ waarin de functies recreatie en toerisme,

natuur, waterbeheer, duurzame energie, landschap, landbouw, cultuurhistorie, soms ook wonen en werken, allemaal plek vinden.

• Sommige delen van regiopark kunnen als min of meer klassiek park met recreatieve of natuurlijke infrastructuur worden ingericht, andere delen behouden oorspronkelijke functies of krijgen nieuwe functie maar worden door een parklaag met elkaar verknoopt zodat er nieuwsoortig, veelzijdig en algemeen toegankelijk, aantrekkelijk stadslandschap ontstaat.

Parc de la Deûle •  4.000 ha, tussen Lille en Lens •  versplinterd landschap met

uitwaaierende dorpen, tientallen verlaten industrieterreinen en stortplaatsen, met daartussen sprokkels open ruimte en landbouwgronden, een paar verdwaalde bossen en enkele beken

•  meerduidig grondgebruik en maximale verweving functies. Geen landbouwgronden opgeofferd in naam van natuur en maken de landbouwgronden integraal deel uit van het recreatieve netwerk van fiets- en wandelpaden. Omgekeerd zit natuur niet opgesloten in reservaatjes, maar overal in mazen van netwerk.

Regionalpark RheinMain Wegennetwerk van 1200 km.

Deze wegen hebben tien meter brede berm met boom- of struikbeplanting. Aan deze regioparkwegen zijn diverse ‘bouwstenen’ gekoppeld zoals plantsoenen en tuinen, natuurgebieden, boomgaarden, kunstinstallaties, avontuurlijke speelplaatsen en horecagelegenheden.

Het bestaande cultuurlandschap blijft voornamelijk intact. Landbouwactiviteiten horen tot vrijetijdsbeleving van regioparkgebruikers

Park21 Haarlemmermeer Ongeveer een derde van 1.000 ha grote park is

gericht op voortzetten en vernieuwen van landbouwfunctie: multifunctionele landbouw en stadslandbouw gericht op beleving en gebruik door omwonenden en bezoekers.

•  Polderlaag houdt cultuurhistorische dimensie van gebied herkenbaar en beleefbaar. Basis voor inpassing van verbrede landbouw, natuur en water.

•  Parklaag is raamwerk dat verbinding vormt tussen recreatie- en landbouwgebied. Ruimte voor speeltuinen, cultuur, sport en bijzondere voorzieningen. Netwerk van wandel-, fiets-, skate- en ruiterpaden.

•  Derde laag is recreatielaag, met grootschalige commerciële voorzieningen en attracties

Park Lingezegen Gelderland 1.500 hectare

Vijf deelgebieden met elk eigen thema, die onderling met elkaar worden verbonden.

In eerste fase is ‘basisuitrusting’ aangelegd: fiets-, wandel- en ruiterpaden, natuuraanleg, boomaanplanting, bruggen en waterpartijen. In tweede fase worden private initiatieven verwacht die met concrete activiteiten bijdragen tot beleefbaar maken van het park - bijvoorbeeld met aanleg en het onderhoud van natuurlijke akkers, uitzetten van een wandelroute of openen van een restaurant.

Parkbos Gent ca. 1.200 ha - grondgebied Gent, De

Pinte en Sint-Martens-Latem. Ruimte voor 340 ha oud en nieuw bos,

200 ha park- en natuurgebied en 500 ha duurzaam landbouwgebied.

Het moet soort ‘boerenbuiten’ worden, die samen met andere functies en gebruikers gedeeld en beleefd wordt. Het landbouwgebruik zal met ongeveer een derde dalen. Verder zal er ook plaats zijn voor ondersteunende horeca, woningen, hoogwaardige kennisbedrijvigheid en actieve recreatie.

Vlaspark Kuurne (Delva / Plus Office)

Het creëren van het ontwerp en proces is een opgave waar experten, bewoners van de site en omwonenden samenwerken. De verschillende opgaven als water, ecologie, recreatie, economie, sociale duurzaamheid en erfgoed resulteren straks in een werkend landschapspark. Een gebied waar water gezuiverd wordt, waar ruimte is voor recreatie en evenementen.

Hergebruik en herbestemming

•  Postindustriële parken •  Vuilnisbelten •  Kazernes en militaire domeinen •  Spoorwegparken •  Straten en Autowegen

Emscherpark Duisburg-Noord (Latz + Partner)

In plaats van het industriële verleden te laten verdwijnen onder een romantisch parktapijt is het hele park opgebouwd rond de industriële installaties. Een aantal gebouwen werden bewaard als ruïne en geïntegreerd in het park. Ze kregen naast een industrieel-archeologische ook een recreatieve functie, of ze fungeren als indrukwekkende industriële artefacten.

Emscherpark Spontane ruderale flora met meer

parkachtige en zelfs tuinachtige beplanting.

Op sommige plekken krijgt de wilde flora, die na de sluiting van de hoogovens het terrein veroverde, vrij spel.

lders zijn cultuurplanten geplant, zoals een boomgaard met sierkerselaars.

In de vroegere cokesbunkers zijn zelfs enkele archetypische siertuintjes aangelegd, als contrast met de ‘industriële’ natuur die elders floreert

Parco Dora -Turijn ���(Peter Latz)

•  Ruim 100 hectare, net buiten stadscentrum.

•  Tot jaren ’80 auto-industrie, met fabrieken Fiat en Michelin.

•  Nieuwe stad, met appartementen en kantoorgebouwen, winkelcentrum, cinemazalen, hotels en restaurants, sportterreinen, ‘groen’ wetenschapspark en nieuwe kathedraal.

•  Helft van gebied (45 hectare) nieuw stadspark dat verschillende wijken met elkaar en met stad verbindt.

Parco Dora Ingest-zone: langgerekte

stadspromenade tussen nieuwe appartementen en kantoorgebouwen.

Kelders van de staalfabriek zijn onder water gezet met waterlelies en andere waterplanten.

Een vroeger dienstgebouw van de fabriek is hortus conclusus, een besloten tuin met allerlei bijzondere planten.

Of hoe klassieke, bijna romantische

parkelementen actueel blijven door ze een nieuwe invulling te geven.

Parc de la Villette - Parc Abbé Pierre/Grands Moulins - Westergaspark - Plaza del Desierto

MFO-park Neu-Oerlikon

Vuilnisbelt wordt park Om meerdere redenen interessant: • hun grootte, • soms hun ligging • weinig andere bestemmingen

mogelijk zijn, waardoor grond goedkoop is.

Maar vaak moeilijke sites omdat grond sterk vervuild is.

Parc des Buttes-Chaumont in

Parijs (1867) Flushing Meadows-Corona Park

in New York (1930)

Freshkills Park (New York) Freshkills Park, het grootste park dat

sinds 100 jaar in New York wordt aangelegd. De productie van methaangas brengt meer op dan geschatte kost van het park.

Bovendien New York gevrijwaard van overstromingen tijdens Sandy

Diemerpark Amsterdam •  Gigantische daktuin: om afval te

isoleren, bouwde men omgekeerde doos met omtrek vijf kilometer.

•  Op isolatielaag ligt nieuwe grondlaag van 1 meter dik. Vermits er geen grondwater is, groeien er alleen grassen, kruiden, bloemen en struiken. Bomen als wilg en populier groeien buiten isolatiewand en in het omringende moeras.

•  Gassen worden opgevangen voor verbrandingsinstallatie

Ariel Sharon Park / Tel Aviv 800 ha. Hart van park is vuilnisbelt, 80 m

hoog en 5 km lang. Helemaal afgedekt met biofilm en dikke grondlaag om beplanting mogelijk te maken.

•  Regen- en afvalwater wordt opgevangen in boven- en ondergrondse bassins en wordt op natuurlijke wijze gezuiverd. Op top van heuvel kunstmatig meer en mediterrane ‘paradijstuin’.

•  Om bodem te stabiliseren werden hellingen beplant met fruitbomen.

•  Verspreid over heuvel liggen sportvelden en speelterreinen, terwijl de wandel- en fietspaden het centrum van de stad met zeepromenade verbinden

•  Het methaangas wordt gebruikt voor productie van elektriciteit.

Kasernes & militaire domeinen Vaak relatief grote gebieden, met

belangrijke cultuurhistorische, landschappelijke of natuurlijke waarde.

Vlaanderen: 1.670 ha Door ligging, omvang, gebrekkige

bereikbaarheid, moeilijk herbruikbare gebouwen en constructies of vervuilde gronden, is herbestemming niet altijd evident.

De (gedeeltelijke) omvorming tot natuur- of parkgebied biedt soms oplossing voor deze terreinen.

Spoorwegparken Spoorwegbeddingen worden ingepast

in wandel- en fietsnetwerken of worden omwille van hun vaak unieke natuurwaarde gekoesterd als natuurreservaatjes. Of ze worden omgevormd tot stedelijk park.

Promenade Plantée (Parijs) High Line (New York) Lijken qua organisatie, vormgeving,

natuuresthetiek, atmosfeer en gebruiks- en belevingswaarde sterk op klassieke stadspark van 19de en begin 20ste eeuw.

Park Spoor Noord

Straat wordt park Straten en pleinen worden

autoluw gemaakt of zelfs afgesloten voor het autoverkeer en teruggegeven aan bewoners, fietsers en wandelaars.

Door deze straten en pleinen op andere manier in te richten en te ‘vergroenen’, door ze in te schakelen in recreatief netwerk van fiets- en wandelpaden of te koppelen aan parkjes en speelpleinen, worden ze belangrijk onderdeel van stedelijke parkinfrastructuur.

Ideale straatprofiel voor één dag (LAMA Landscape Architects)

Het ideale straatprofiel benadert de infrastructurele ruimte als een metabolisme waarin verschillende opgaven zoals waterberging, energievoorzieningen, hittestress, luchtkwaliteit, biodiversiteit, veiligheid aan elkaar gekoppeld worden. De infrastructurele ruimte kan op deze manier getransformeerd worden van een louter ‘consumerende’ ruimte naar een producerende ruimte die een meerwaarde vormt voor zowel haar directe omgeving als op de regionale en landelijke schaal.

Straat wordt park

“ Indien we er in slagen straten zodanig te ontwerpen en aan te leggen dat het prachtige, verrijkende plekken worden - gemeenschapsvormende plekken, die aantrekkelijk zijn voor iedereen - dan hebben we meteen al zo’n derde van de stad op een succesvolle manier vormgegeven en zullen we ook een immense

impact hebben op de rest”

Allan Jacobs

Straat wordt park

•  Project for Public Spaces - www.pps.org •  Cities for People - http://gehlcitiesforpeople.dk/ •  Greening the BIDs www.london.gov.uk/priorities/environment/greening-london/urban-greening/

greening-bids

Chelsea Fringe

Alternatief stadstuinenfestival in Londen, uitgewaaierd over verschillende Britse steden zoals Birmingham en Bristol, en zelfs in buitenlandse steden zoals Wenen, Milaan en Ljubljana. Er zijn pop-up tuinen in bijvoorbeeld ongebruikte terreinen en gebouwen, op voetpaden en in parken. Buurttuinen, tuinontwerpers en kunstenaars doen volop mee met het evenement. De criteria voor deelname zijn simpel, als het maar met bloemen of planten te maken heeft en het is legaal dan mag je meedoen. www.chelseafringe.com

Autoweg wordt park

Madrid Rio (West 8)

Ligt bovenop M30, snelweg die stad doorkruiste maar nu grotendeels ingetunneld is. Elk parkdeel vormt miniatuurlandschap, met eigen sfeer en eigen verhaal. Buurten die voordien door de autoweg van elkaar werden afgesneden, vloeien nu in elkaar over

•  Aaneenschakeling van kleine en grote parken, pleinen en wandelboulevards, speeltuinen en sportterreinen

•  Tientallen kilometers wandel- en fietspaden

•  Door systeem met stormbekkens en pompen stroomt opnieuw water door Manzanares. Sluizen houden waterpeil kunstmatig hoog.

Maastricht / Groene Loper De A2 die Maastricht in twee snijdt, gaat over een afstand van meer dan 2 km ondergronds. Bovenop de tunnel komt een langgerekte parklaan die wordt ingericht voor langzaam verkeer. In het midden, tussen de bomen, loopt een half verhard pad voor wandelaars en fietsers. Ook wordt veel aandacht besteed aan de versterking van ecologische verbindingen rond en over de snelweg.

San Francisco / New Presidio Parklands (James Corner)

Nieuw stadspark bovenop een autoweg Een verhoogd wandelpad vormt een soort platform om optimaal te genieten van de panoramische uitzichten op de baai en de Golden Gate Bridge. In het lager gelegen gedeelte wordt een duinachtige vegetatie voorzien en komt een fietspad dat de verschillende parkdelen met elkaar verbindt.

Hamburg / A7-Deckel (POLA Landschaftsarchitekten)

In Hamburg wordt de A7 snelweg die dwars door de stad loopt, op drie plaatsen over een afstand van 3,5 km overkapt. Er komt ruim 25 hectare bijkomende groenruimte: een grote zit- en ligweide, nieuwe volkstuinen en een bomenrijke esplande met fiets- en wandelpaden. Plus een woonuitbreiding met meer dan 1700 woningen.

Antwerpen / Ringland ???

Ringland wil vier tunnels plaatsen waar nu de Antwerpse ring loopt, twee in elke richting. De buitenste tunnels voor ‘doorgaand verkeer’ sluiten aan op de snelwegen, de binnenste tunnels moeten het stedelijke verkeer verwerken. Op die manier komt meer dan 430 ha extra open ruimte vrij. Een oppervlakte gelijk aan meer dan 450 voetbalvelden biedt volgens Ringland ongelooflijke mogelijkheden, zowel om groentekorten aan te pakken als om bijkomende scholen of woningen te bouwen.

Dak- en muurparken

Jardin Atlantique TGV-station

Montparnasse (Parijs) Allianz Arena

(Munchen)

Dakpark Rotterdam

1 km lang, 80 m breed en 9 m hoog

Park ‘N’ Play / Kopenhagen

Een parkeergarage kan ook een

aangename groene publieke ruimte zijn. Dat bewijzen JAJA-architecten met hun Park ‘N’ Play in Nordhavn in Kopenhagen. Aan de buitenkant van de constructie komen grote plantbakken zodat het parkeergebouw op termijn helemaal zal dichtgroeien. Een wandelpad loopt rond het gebouw en brengt bezoekers tot op de bovenste verdieping waar een

speeltuin wordt aangelegd.

One Central Park / Sydney Grootste verticale tuin ter wereld, in totaal meer dan 1.000 m2. Het gebouw werd ontworpen door de bekende Franse architect Jean Nouvel, en de vertikale tuinen door botanicus en verticale-tuinen-pionier Patrick Blanc. De verticale tuinen zijn opgevat als een natuurlijke voortzetting van het park aan de voet van het gebouw. Het overstekende platform op de 29ste verdieping herbergt bovendien een grote stadstuin. Aan de onderkant van dat platform zitten gigantische spiegels of heliostats die het zonlicht opvangen en weerkaatsen op beschaduwde delen van het park op de begane grond.

• 

Milaan / Bosco Verticale (Boeri Studio)

•  Verticaal bos op de terrassen van twee woontorens van 111 en 79 meter hoog. Meer dan 900 bomen, 5.000 heesters en 11.000 vaste planten t.

•  De vegetatie heeft de dezelfde ecologische footprint als 1 ha bos.

•  Het verticale bos is onderdeel van het project BioMilano, het levenswerk van Boeri. Zo gaat hij in de nabije toekomst vervuilde stukken grond beplanten met allerhande flora (op de planning staat in ieder geval drie miljoen bomen die als een ring om Milaan moeten komen staan) en gaat hij gesaneerde grond verhuren voor stadslandbouw.

Waterfronten Nadat ze deze gebieden jarenlang hebben

verwaarloosd en hen bijna letterlijk de rug hebben toegekeerd, hebben steden hun waterfronten en rivieroevers herontdekt.

Uit noodzaak, omdat industrie, visserij en

werven uit de stad verdwenen en de waterfronten verloederd en geïsoleerd achterlieten, of omdat infrastructuurwerken nodig zijn ter bescherming tegen overstromingen.

Uit overtuiging, omdat ze enorme

opportuniteiten bieden op vlak van wonen, werken, recreatie, toerisme en natuur.

Waterfronten

New York De aanleg van nieuwe

waterfrontparken is hoofddoelstelling van het ambitieuze ‘New York City Comprehensive Waterfront Plan’ (www.nyc.gov/waterfront).

Toronto Bij de revitalisatie van de

waterfronten in Toronto – een van de grootste regeneratieprojecten van Noord-Amerika – wordt 25% van de oppervlakte gereserveerd voor parken en publieke ruimte (www.waterfrontoronto.ca).

Drijvende tuinen op de Seine in Parijs

l'Archipel des berges de la Seine - Niki-de-Saint-Phalle: vijf drijvende tuinen op de Seine aan de Port du Gros Caillou. De tuinen maken deel uit van een grootschalig project om de Seinekaaien verkeersvrij te maken en terug te geven aan wandelaars en fietsers. http://lesberges.paris.fr

Pocket Parks

The Pocket Parks Programme Londen

Mayor of London heeft ‘Pocket Parks Programme’ gelanceerd om tussen 2013 en 2015 100 nieuwe pocketparken in Londen aan te leggen. Publieke initiatiefnemers kunnen tot 50.000 pond subsidies krijgen om zo’n parkje aan te leggen. De subsidies kunnen ook worden aangewend om bestaande parkjes die nauwelijks worden gebruikt opnieuw in te richten

www.london.gov.uk/priorities/environment/greening-london/parks-green-spaces/pocket-parks

Historische parken We moeten niet alleen nieuwe parken maken. We moeten ook – en

zelfs op de eerste plaats – bestaande parken koesteren en daarvan het beste maken.

• Veel historische parken in onze steden hebben onvervangbare landschappelijke, sociale, recreatieve, ecologische en cultuurhistorische waarde en liggen vaak op strategische plekken in de stad.

• Om toekomst van deze parken te verzekeren is adequaat en deskundig beheer en onderhoud nodig dat rekening houdt met historische karakter en met cultuurhistorische, esthetische en natuurlijke waarden, maar ook met hun dagelijks gebruik.

Renovatie historische parken

Respect voor de cultuurhistorische en esthetische waarde en voor aanwezige

natuurwaarden. Dat betekent niet dat hedendaagse toevoegingen uit den boze zijn en ‘oorspronkelijke staat’ ten allen prijze gekoesterd moet worden.

Wél dat historische kwaliteiten erkend worden en dat hedendaagse aanpassingen dezelfde verfijning en hetzelfde ambitieniveau moeten hebben als het oorspronkelijke ontwerp.

Geen retro maar respect voor verleden met zicht op toekomst

Parks for People programma In oktober 2012 had in Londen de eerste UK Public Parks Summit plaats

over de toekomst van (historische) parken. Het congres was een initiatief van het Heritage Lottery Fund (HLF) en het Big Lottery Fund (BLF): beide fondsen zullen tussen 2013 en 2016 100 miljoen pond investeren in het onderhoud en de restauratie van historische parken.

Sinds 1996 investeerden beide fondsen al 640 miljoen pond in de restauratie van meer dan 700 historische parken en pleinen

www.hlf.org.uk

Kwaliteitsaspecten We hebben niet alleen méér parken nodig maar vooral betere, kwaliteitsvoller parken.

Te veel groene ruimten worden nauwelijks gebruikt.

•  Omdat ze banaal zijn, slecht of stereotiep zijn ingericht en op geen enkele manier als aangenaam, visueel interessant, uitnodigend of gebruiksvriendelijk worden ervaren.

•  Omdat vormgeving en/of infrastructuur niet klopt met schaal omgeving of met feitelijke gebruik.

•  Omdat ze hopeloos verouderd zijn of slecht onderhouden worden.

•  Omdat er te veel functies worden ingepropt – ‘programmatorische overkill’ – of omgekeerd, omdat ze geen duidelijke functie hebben.

Met onze dichtgebouwde steden kunnen we ons dergelijk slordig ruimtegebruik niet meer permitteren. Bovendien geven dit soort onbestemde groene ruimten vaak aanleiding tot ergernis en soms tot antisociaal gedrag.

Kwaliteitskenmerken of aandachtspunten

•  Gebruikswaarde���1. Onderdeel van netwerk���2. Bereikbaar en toegankelijk���3. Multifunctioneel

•  Belevingswaarde���4. Aantrekkelijk���5. Veelkleurig���6. Mooi

•  Toekomstwaarde���7. Duurzaam���8. Flexibel en aanpasbaar

Onderdeel van functioneel-ruimtelijk netwerk van groene infrastructuur

Netwerk omvat alle mogelijke vormen van groene infrastructuur: klein en groot, publiek, semi-publiek en privé: residentieel en kantoorgroen, sport- en recreatieterreinen, groene boulevards en pleinen, beken en rivieren en hun oevers en dijken, weg- en spoorwegbermen, klooster-, kasteel- en museumtuinen, stadsboerderijen en (volks)tuinen, begraafplaatsen, landbouw-, bos- en natuurgebieden. Ook braakliggende of onbestemde terreinen maken deel uit van netwerk dat wordt dooraderd door functionele en recreatieve fiets- en wandelpaden.

•  Men kan dat hele netwerk een park noemen, zoals bij de metropolitane of regioparken gebeurt. Het netwerk is dan niet alleen de ‘groene loper’ die de verschillende zones met elkaar verbindt, maar het is de structurerende drager die het hele gebied een identiteit geeft.

•  Ofwel kan men de term ‘park’ reserveren voor de cruciale details, de scharnierpunten, de plekken die eruit springen, die zich als events aftekenen en zich vastzetten in het geheugen. Het zijn de details waar landschap, stedenbouw en architectuur in elkaar grijpen en samen het verhaal vertellen over het grotere geheel. Het zijn de parels in het

netwerksnoer.

Waarom netwerk? •  Ecologische waarde van individuele gebieden is veel lager als ze geïsoleerd zijn. •  Netwerk moet zo goed mogelijk aangesloten worden op ecologische hotspots en

netwerken in en buiten de stad, waarbij effect van barrières geminimaliseerd moet worden zodat een ecologisch continuüm ontstaat.

•  Recreatieve succes is in grote mate afhankelijk van goede aansluiting op recreatief netwerk en connecties met andere parken. Een samenhangend netwerk van groene infrastructuur dat zonder onderbreking door stad en van stad naar omliggende land loopt kan bovendien minder evidente of verwaarloosde plekken in stad of daarbuiten, cultuurhistorische relicten of infrastructuurwerken nieuwe betekenis geven.

•  Ruimtelijke en functionele netwerking is cruciaal om andere noodzakelijke ecosysteemdiensten te kunnen leveren, zoals lokale klimaatregeling of waterberging.

•  Kan belangrijke stedenbouwkundige structuur vormen die stadsontwikkeling mee stuurt en bijdraagt tot evenwichtige ruimtelijke opbouw.

•  Kan alternatief verkeersnet voor zachte weggebruikers vormen. Indien verbindingen voldoende robuust en goed uitgerust zijn, kunnen ze een lineair park vormen en ruimtelijke samenhang van de stad verbeteren

Groen-blauwe Linten

Multifunctioneel •  Een aantal functies zal altijd in meerdere of mindere mate aanwezig zijn, zoals

sociaal-recreatieve, esthetische en ecologische functie. Andere functies kunnen eraan gekoppeld worden, zoals vasthouden en bergen van water en temperen van hittestress. In multifunctionele ruimte kost waterberging geen ruimte maar verrijkt het het park.

•  Hoe groter park, des te groter het aantal functies dat er plaats kan krijgen en hoe meer ecosysteemdiensten het kan leveren. Maar ook kleinste park moet altijd zo ontworpen en beheerd worden dat meerdere functies mogelijk zijn. In ieder geval moet minstens onderzocht worden welke functies binnen het netwerk van parken en andere groene infrastructuur best op die plek geconcentreerd worden. De kunst bestaat er in voor elk park en alleszins voor het globale groene netwerk een optimale concentratie van functies en slimme

koppelingsmogelijkheden te bedenken die elkaar versterken.

Aantrekkelijk Veel onderzoek naar factoren die bepalen waarom mensen al

dan niet gebruik maken van parken, waarom ze een park al dan niet appreciëren en er zich wel of niet op hun gemak voelen. Hier komen gebruiks- en belevingswaarde samen.

•  Activiteiten •  Comfort en uitrusting •  Beplanting •  Onderhoud •  Veiligheid

Activiteiten De grootste fout die men kan maken is

te veel activiteiten op te kleine ruimte te groeperen om alle gebruikers ter wille te zijn.

Grotere parken kan men eventueel

opdelen in meerdere zones zodat verschillende groepen zich die ruimte kunnen toe-eigenen zonder anderen voor de voeten te lopen.

Of men kan het park zodanig inrichten dat er op verschillende tijdstippen van de dag of de week andere activiteiten kunnen plaatshebben en andere groepen er hun gading vinden.

Beplanting speelt hoofdrol

• biodiversiteit • lokale klimaatregulering • waterretentie • gebruiks- en belevingswaarde. Beplanting moet aangepast zijn aan gebruik en lokale omstandigheden – topografie, klimaat, ecologie,

geschiedenis – en moet identiteit en karakter park versterken. Ook educatieve, wetenschappelijke of recreatieve motieven kunnen meespelen om vlindertuin, pluktuin,

doolhof, speelbosje, collectie oude fruitbomen aan te leggen.

Veelkleurig Parken moeten vele meesters dienen en vele verwachtingen inlossen. Geen plat functionalisme, met zandbak voor kinderen, speelplein voor

tieners, gras en bloemen voor volwassenen en banken en jeu de boule voor senioren.

Het gaat niet om uitrusting en beschikbare faciliteiten maar om algemene look and feel.

De Britse landschapsarchitect en - historicus Tom Turner bedacht

daarvoor term ‘harlekijnparken’ (Turner 1996).

Welke kleur? •  Jonge kinderen: paarse plekken – opwindend maar veilig. •  Jongens: bruine plekken, waar ze in modder kunnen ploeteren, kampen of dijken

bouwen. •  Tieners: mengeling van rood, geel en oranje: pretparkachtige plekken waar vanalles

gebeurt, waar ze vrienden ontmoeten, sporten, dansen of gewoon zonnebaden. •  Ook yuppies houden van dergelijke plekken, maar dan liefst iets chiquer en duurder. •  Families: groen en blauw, waar ze kunnen picknicken, wat rondhummelen, en waar de

vaders hun vaardigheid met vliegers, modelboten en dergelijke kunnen etaleren. •  Senioren voelen zich in alle kleuren thuis, op voorwaarde dat de ruimte veilig en

comfortabel is. Maar als ze mogen kiezen, dan gaat hun voorkeur naar klassiek park met alles erop en eraan, zoals ze ze nu niet meer maken, maar die we des te meer moeten koesteren.

‘De volgende keer dat ontwerpers een nieuwe stadsruimte voorstellen, vraag hen dan welke kleur die moet hebben. Indien ze daarop niet kunnen antwoorden, hebben ze

onvoldoende nagedacht over hun ontwerp’ - Tom Turner

Flexibel en aanpasbaar Duurzaamheid is niet hetzelfde als onveranderlijkheid. Integendeel: meer

dan vroeger moeten parken flexibel en aanpasbaar zijn en kunnen evolueren.

Vanaf ontwerpfase anticiperen op wisselend gebruik en nieuwe functies,

met demografische en sociale evoluties. In het ontwerp moet ruimte zijn om bestemmingen en gebruiksdoelen mee te laten groeien met gebruikers en gebruiksbehoeften, zonder alles overhoop te halen.

Voorwaarden voor geslaagd park

De beste plekken ontstaan doorgaans dankzij een doortastend burgerlijk

leiderschap, gecombineerd met een effectieve participatie van de bevolking en professionele bekwaamheid van een hoog niveau.

CABE Start with the Park (2005)

Nieuwe planningsmethoden Parken 21ste eeuw vereisen niet alleen nieuwe ruimtelijke,

stedenbouwkundige en ecologische inzichten en concepten, maar ook nieuwe politieke en bestuurlijke planningsprogramma’s, nieuwe samenwerkingsvormen, ontwerpmethoden en participatietrajecten.

De klassieke ontwikkelingsmodellen, planningsmethoden en -procedures,

de traditionele ontwerpprocessen en de klassieke samenwerkingsverbanden en netwerken van belanghebbenden van ruimtelijke ordening volstaan niet langer om efficiënt om te gaan met veelzijdigheid en complexiteit van stedelijke en randstedelijke

landschapsontwikkeling en -transformatie.

Geïntegreerde werking •  Sectorale manier van denken en werken van vele (semi)overheidsinstellingen

en hun fixatie op financiële efficiëntie (vanwege een structureel gebrek aan financiële middelen en de sectorale opdeling van financieringsstromen) staat haaks op noodzaak om op geïntegreerde manier groene infrastructuur te realiseren en problemen van waterberging, klimaatopwarming, biodiversiteit, nieuwe vormen van recreatie en landbouw met elkaar te verknopen.

•  Starheid van bestaande instellingen, regels en procedures en nadruk op ‘toelatingsstedenbouw’ en functionele gebiedsindelingen zetten vaak rem op creatieve en vernieuwende projecten van gebiedsontwikkeling.

•  Het ontbreekt veel lokale overheden aan voldoende man/vrouwkracht, expertise en financiële middelen en instrumenten (bijvoorbeeld om eigen grondregie te voeren) om complexe ontwikkelingsprocessen op sporen te zetten, te sturen en afgesproken kwaliteitsambities hoog te houden.

1. Ambitie & visie •  Visie op rol van groene infrastructuur voor vitaliteit en veerkracht van

stedelijke regio’s. •  Visie op samenhang tussen stad en rand. •  Visie op kracht van natuur en landschap voor stedelijke ontwikkeling en

transformatie.

•  Ambitie om strategische keuzes te maken en die visie in samenhangende plannen en vernieuwende projecten te vertalen. Ambitie om niet te mikken op spektakel en snel gewin maar in te zetten op duurzame kwaliteit.

•  Ambitie om alle burgers mee te nemen in het verhaal.

•  Maar ook realisme en pragmatisme. Geen luchtfietserij of utopie, ⦝ maar streven naar het best haalbare, en niet nodeloos verstoren wat functioneert.

2. Sterk bestuur Zonder sterke bestuurders met visie, die zich volop engageren en bereid zijn hun nek uit te

steken, en zonder efficiënt en performant overheidsapparaat dat functioneert als opdrachtgever, dat regie en proces- en projectmanagement op zich neemt en kwaliteit bewaakt, zijn geïntegreerde parkprojecten niet mogelijk.

•  Het helpt als er overkoepelende opdrachtgever is (bijvoorbeeld een stuurgroep), die strategische doelstellingen aanstuurt en ervoor zorgt dat projecten bijdragen aan gestelde doelen.

•  Per project moet duidelijk zijn wie verantwoordelijk is voor uitvoering en hoe financiering wordt geregeld.

•  Privésector kan voorstellen doen en projecten initiëren, kennis en kunde inbrengen en overheidsinstanties bijstaan met raad en daad... Maar kan niet in plaats van overheid

treden.

3. Een groenstrategie Een strategisch ruimtelijk beleids- of structuurplan is een conditio sine qua non

voor een succesvol groen infrastructuurbeleid.

•  Betreft niet alleen groene infrastructuur in strikte zin, maar wordt ook afgestemd op andere relevante beleidsdomeinen (ruimtelijke planning, mobiliteit, huisvesting, milieu, toerisme, jeugdbeleid...).

•  Is gebiedsdekkend of betreft alleszins samenhangende gebiedsdelen. •  Omvat zowel visie op lange termijn als actieprogramma op middellange en

korte termijn met concrete projecten en maatregelen om de visie te realiseren. Het is dus geen blauwdruk van te realiseren ideaalbeeld, maar werkinstrument om ruimtelijke ontwikkeling op te starten, te sturen en te begeleiden.

•  Het wordt regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd.

4. Interdisciplinaire en geïntegreerde aanpak

•  Plannings- en ontwerpteams – zowel interne als externe – worden interdisciplinair samengesteld, waarbij alle relevante departementen en vakdisciplines vanaf de start aan bod komen.

•  Geïntegreerde samenwerking tussen lokale overheden en verschillende relevante (semi)publieke actoren. Vooral dat laatste is niet altijd evident gezien de vele bevoegdheidsniveaus waarbij lagere en hogere overheden en soms zelfs Europese instellingen elkaar voor de voeten lopen. Zij blijken overigens zelden bereid om hun regels op elkaar af te stemmen en hun krachten en financiële middelen te bundelen.

5. Regionale dimensie In snel veranderende stedelijke regio’s is regionale dimensie van ruimtelijke

ordening en regionale samenwerking essentieel. Impact van groene infrastructuur en ruimtelijke structuur van stadslandschappen

overschrijden in vele gevallen lokale grenzen en vereisen regionaal perspectief en regionale aanpak.

Bestuurders, ontwerpers en burgers moeten verder dan hun grenzen en lokale belang kijken en regionale kansen zien en grijpen. Overleg en samenwerking tussen overheden en flexibele, programmagestuurde gebiedsverbanden zijn vereist om tot overeenkomst over strategische zaken te komen. Ruimtelijke visies en regionale projecten kunnen daarbij een effectief hulpmiddel zijn.

6. Ontwerpkwaliteit Goed ontwerp is belangrijk: •  om visies en ambities te vertalen in haalbare projecten die lange looptijd van

idee tot realisatie kunnen doorstaan •  om heldere diagnose te maken en beeld te krijgen van potenties en kwaliteiten

van landschap •  om vaak tegenstrijdige verwachtingen en veelheid aan landschappen,

schaalniveaus en functies op creatieve manier te integreren zonder verscheidenheid te verliezen

•  om beschikbare middelen op meest efficiënte wijze in te zetten •  kan een communicatieve rol in planningsproces vervullen. Doordat het de

problematiek in beeld brengt, spreekt het tot hart en geest en kan het het maatschappelijk debat rond een verandering in de leefomgeving inspireren en voeden.

Ontwerpstrategieën ⦝ en -modellen

•  Interdisciplinaire workshops •  Ontwerpend onderzoek •  Selectieprocedure ‘Open Oproep’ Vlaams

Bouwmeester etc

7. Tijd nemen Ontwikkelen van netwerk van groene infrastructuur en parken vergt tijd: • weerbarstige werkelijkheid van stadslandschap, • vele structuren en regels waarmee rekening gehouden moet worden, • bureaucratische doolhoven, • tegenstrijdige visies en sectorale of private belangen, • versnipperde eigendomsverhoudingen, • gebrek aan financiële middelen ... Gedwongen traagheid biedt ook kansen om gebiedsontwikkeling of -transformatie op meer

organische, minder brutale en maatschappelijk meer gedragen manier te laten evolueren. Om de tijd te nemen voor visievorming en ruimte te laten voor nieuwe ontwikkelingen, en nieuwe behoeften. Om stap voor stap, laag voor laag te werken, waardoor uiteindelijk veel diverser beeld zal ontstaan.

En om te beseffen dat het werk nooit af is, dat stad altijd in beweging is, dat realisatie van vitaal en veerkrachtig netwerk van groene infrastructuur continu proces is.

‘Slow urbanism’ •  Weten waar men naartoe wil. Dat betekent niet dat alles tot in details

vastgelegd moet worden, wel dat men beschikt over globaal raamwerk waarin grote lijnen worden vastgelegd en streefdoelen geformuleerd.

•  Zorgen voor continuïteit. Politici komen en gaan, ambtenaren wisselen, beleidsprioriteiten en -instrumenten veranderen, subsidiekanalen worden bijgestuurd... Het is dus belangrijk om een gepaste projectstructuur en -ondersteuning te voorzien die opgewassen is tegen die lange termijn en gepaste begeleidingsopdrachten voor externe professionelen mogelijk te maken.

•  Toekomst verbeelden: men moet de mensen die in het gebied wonen of de toekomstige gebruikers van het park een perspectief op de toekomst bieden.

•  ‘Laaghangend fruit’ plukken: alle opportuniteiten aangrijpen om pilootprojecten en projecten die op korte termijn of met eenvoudige middelen gerealiseerd kunnen worden, effectief te realiseren. Tijdelijke of tussentijdse realisaties en voorlopig gebruik stimuleren.

8. Coalities smeden Parken van 21ste eeuw duiken op de meest onverwachte plaatsen op en

ontstaan vaak bij gratie van meervoudig ruimtegebruik of naar aanleiding van andere infrastructuurwerken.

Het is dan ook belangrijk om coalities te smeden met private en publieke

partners om gezamenlijke groene infrastructuurprojecten te realiseren en meerwaarde te creëren. Waarbij meerwaarde meer betekent dan elk zijn voordeel, maar gestreefd wordt naar een synergie waardoor één plus één meer is dan twee.

Voorkom overlapping met bestaande plannen maar zoek juist wisselwerking of aanvulling.

9. Participatie • Komt uiteindelijke kwaliteit van het project ten goede, in termen van gebruiks-

en belevingswaarde • Kan onvermoede perspectieven en inzichten opleveren. • Bereidheid om verantwoordelijkheid te dragen, bijvoorbeeld als investeerder,

fundraiser, vrijwillige gids, organisator van evenementen of onderhoudshulp.

Participatie houdt meer in dan informeren of bevragen. Het betekent dialoog en debat, samen nadenken, onderzoeken en samenwerken, leren van elkaar, geven en nemen.

Participatie betekent niet ‘in de plaats treden van’. De overheid blijft regisseur van

participatieproces en behoudt eindverantwoordelijkheid.

10. Promotie

Het volstaat niet om goede visie uit te werken, schitterende ontwerpen te

maken en prachtige parken aan te leggen; die visies, ontwerpen en realisaties moeten ook ‘verkocht’ worden

•  verstrekken van informatie aan gebruikers via voorlichtingsvergaderingen, folders en sociale media…

•  organiseren van rondleidingen en allerlei evenementen zoals feesten,

spektakel, fotowedstrijden enzovoorts