panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen...

16
Tweede voortgangsverslag over de cohesie Interview Göran Ekström, Voorzitter van EURADA Samenwerking PEACE-programma Ontdekking van een kandidaat-lidstaat De Republiek Tsjechië Ontdekking van een regio Norte (Portugal) nl info regio panorama 9 Maart 2003

Transcript of panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen...

Page 1: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

Tweedevoortgangsverslag

over de cohesie

Interview

Göran Ekström,Voorzitter vanEURADA

Samenwerking

PEACE-programma

Ontdekking van een kandidaat-lidstaat

De RepubliekTsjechië

Ontdekking vaneen regio

Norte (Portugal)

nl

inforegiopanorama

9 Maart 2003

Page 2: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

Waarom werd er in 1991 een “Europesevereniging van regionaleontwikkelingsbureaus” opgericht?

De oprichting van EURADA in 1991 moetworden gezien in het licht van eind jarentachtig. Deze werden enerzijds gekenmerktdoor het belangrijke project van deverwezenlijking van één grote internemarkt, en anderzijds door detenuitvoerlegging van de eerste periode vanhet meerjarenprogramma van deStructuurfondsen. De voltooiing van deinterne markt wekte bij enkeleverantwoordelijken van regionaleontwikkelingsbureaus de behoefte om teweten wat andere directeuren zoal dedenter voorbereiding van hun sociaal-economische structuur voor de verdereeenwording van de Europese Unie.

Ook de periode 1988-1994 van deStructuurfondsen was interessant voor deregionale ontwikkelingsbureaus, aangezien

er in deze periode concepten voor deCommunautaire Initiatieven, de globalesubsidies en de interregionalesamenwerking verschenen. Dezeonderwerpen waren zeer geschikt voor eendialoog met de diensten van de EuropeseCommissie en voor de uitwisseling vanideeën tussen verantwoordelijken van deregionale ontwikkelingsbureaus.

EURADA is in feite het tastbare productvan een subsidie die is verstrekt door hetDG REGIO in het kader van wat later hetRECITE(1)-programma zou worden. Eentwintigtal regionale ontwikkelingsbureaus,verenigd in een informeel netwerk, haddennamelijk gebruik gemaakt van eencofinanciering van de Gemeenschap om deuitwisseling van ervaringen op het gebiedvan de endogene ontwikkeling mogelijk temaken. Het feit dat EURADA tien jaarlater nog steeds bestaat, houdt in dat dedoelstellingen van het RECITE-programma zijn bereikt. Het doel vanEURADA om de leidende vereniging vandeskundigen op het gebied van regionaleeconomische ontwikkeling te zijn, is in detien jaar van haar bestaan niet gewijzigd.

De term “ontwikkelingsbureau” kan op zeeruiteenlopende structuren duiden, van hetkleine plaatselijke ontwikkelingsbureau tothet nationale ontwikkelingsbureau van deoverheid. Wat is de positie van de leden vanEURADA tussen deze twee uitersten?

EURADA hanteert zeer duidelijke criteriaom te bepalen welk soortontwikkelingsbureau lid van de verenigingmag worden. Over het algemeen beslaat hetwerkterrein van het ontwikkelingsbureaudat lid is van EURADA een groter gebied

dan een gemeente. Dit leidt tot een goedehomogeniteit van de leden. Wij hebbengemerkt dat de onderwerpen die door devereniging worden behandeld slechts dieontwikkelingsbureaus interesseren die eenzekere kritieke massa qua omvang, dus aanbevolking en ondernemers, hebben.

De verscheidenheid aan organisaties binnende Europese Unie is voor ons dus niet echteen probleem. Wij hebben zelfs vaak deindruk dat het goed zou zijn voor de kennisen knowhow van sommige regionaleactoren indien zij deel zouden nemen aanonze werkzaamheden. Tijdens onzejaarlijkse manifestatie “Agorada” innovember 2002, die als thema had “Hoekunt u de komende tien jaar een gunstigondernemersklimaat creëren in uw regio?”,hadden wij slechts een klein aantaldeelnemers uit de zogenaamde doelstelling1-regio’s. Als men ervan uitgaat dat deuitwisseling van ervaringen debekwaamheden versterkt, heeft EURADAdus een negatief effect door de capaciteitvan de regionale ontwikkelingsbureaus vande meest dynamische regio’s te versterkenen door de actoren van de regio’s met eenontwikkelingsachterstand “in de steek” telaten.

Hoe zijn de twee voornaamste aspecten vanjullie werk, de dialoog met de EuropeseCommissie en het beheer van de specifiekeprojecten, verdeeld?

EURADA heeft zich altijd omschreven alseen lobbyorganisatie die zich richt opvoorinformatie. Er wordt daarom grootbelang gehecht aan de dialoog met deverschillende diensten van de EuropeseCommissie. Deze dialoog is zeer

infor

Interview

Tweedevoortgangsverslag overde economische ensociale cohesie

4Het PEACE-programma: elkaarleren kennen omsamen te leven

6Verantwoordelijke uitgever: Thierry Daman, EC, DG Regionaal beleid

Deze publicatie is beschikbaar in de 11 talen van de Europese Unie op de internetsite:http://europa.eu.int/comm/regional_policy/index_nl.htm en wordt gedrukt in 5 talen (FR, EN, DE, ES, IT) op kringlooppapier.Aan de inhoud van deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend.

Foto’s (pag. ): Eurada (2), Chris Heymans (4), Children of Ireland Group (6), FORMA (10),Ministerstvo pro Místní Rozvoj (11), Região do Norte (13), AEIDL (15)

Omslag: Felipe Crespo

Inhoud

EkströmVoorzitter van EURADA

2 inforegio panorama • N° 9

Göran

Page 3: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

regioDe Republiek Tsjechië:goedgekeurd voor dedienst – Vragen aanDhr. Pavel Nemec,minister van regionaleontwikkeling van deRepubliek Tsjechië

9? Norte (Portugal):stabilisatie eninnovatie

12INTERREG IIIA Rijn-Maas-Noord:grensoverschrijdende voedselveiligheid

14

panorama • N° 9inforegio 3

gevarieerd: wij behandelen vraagstukkenzoals de bestuurlijke vereenvoudiging vande Structuurfondsen, het beleid aangaandestaatssteun, ondernemerschap, duurzamestedelijke ontwikkeling en de toegang vanhet midden- en kleinbedrijf totfinancieringen.

EURADA heeft bijzondere projectengeleid. De soorten projecten die in de loopvan de jaren zijn uitgevoerd, beantwoordenaan een van de volgende kenmerken: deprojecten zorgen ofwel voor eendaadwerkelijke uitwisseling van kennisdoor middel van het mentorschap of het innetwerken samenbrengen van regionaleondernemers, ofwel voor het aansnijdenvan nieuwe thema’s.

EURADA heeft veel gedaan aan“benchmarking”, de vergelijkende studienaar het concurrentievermogen van deregio’s. Welke lessen kunnen we nu al uit ditwerk trekken?

Sinds 1997 werkt EURADA aan eenproefmodel aan de hand waarvan eenvergelijkende studie kan worden gedaan naarde prestaties van de instellingen die zijnbelast met de economische bedrijvigheid vande regio’s. Het model is gebaseerd op hetverzamelen van statistische gegevens en opde interpretatie daarvan. Bovendien wordenwaargenomen goede praktijken in eenstandaardopmaak vastgelegd, hetgeen eendaadwerkelijke vergelijking mogelijk maaktvan de praktijken van de regionaleontwikkelingsbureaus die deelnemen aandeze proef. Het ontwikkelde modeldistantieert zich van min of meergelijksoortige proefmodellen die wij kennen,omdat het niet probeert een klassement ofeen lijst van praktijken op te stellen en hetniet alleen een verzameling van min of meerzelfverklaarde goede praktijken wil zijn.

De lessen die we uit dit werk kunnentrekken zijn de volgende: (a) benchmarkingvan regionale publieke beleidsplannen ismogelijk; (b) het model is eenvoudig tegebruiken en te begrijpen; het vergt nietenorm veel werk. Het model is dusbetaalbaar; (c) met behulp van het modelkunnen goede praktijken wordenopgespoord in de regio’s die anders niet totvoorbeeld gesteld zouden worden; (d) hetmodel verplicht de deelnemers zichzelfonder de loep te nemen.

De ervaring heeft tevens geleerd dat eenzelfde concept niet door alle regio’s opdezelfde wijze wordt omschreven.

Wij zijn ons ervan bewust dat onsproefmodel zoveel mogelijk regionaleorganisaties moet aantrekken om echt vanbetekenis te kunnen zijn. Wij weten tevensdat benchmarking pas succes zal hebben alsbeslissers op het hoogste niveau erinbetrokken worden en de lessen gebruikenom hun structuur te evalueren.

Wat is de situatie van EURADA, allereerst inhet licht van de uitbreiding en vervolgens inhet licht van de volgendeprogrammeringsperiode tegen het jaar 2007?

Voor EURADA heeft de uitbreiding al in1995 plaatsgevonden toen wij besloten datde regionale ontwikkelingsbureaus van delanden van Midden- en Oost-Europa lidmochten worden. Sinds 2000 organiseren wijelk jaar een groot evenement dat speciaal isbestemd voor de regionaleontwikkelingsbureaus van deze landen. Voorwat betreft de Structuurfondsen hebben wijons voornamelijk gebogen over deproblemen betreffende de uitvoering, metname het belang van investeringen op hetgebied van o.a. ondernemerschap, toegangvan het midden- en kleinbedrijf totfinancieringen en innovatie. We hebben ookde problemen betreffende de interactie ofhet gebrek aan interactie tussen deverschillende communautaire beleidsplannenen de Structuurfondsen (milieu, toezicht opde staatssteun, openbare aanbestedingen,onderzoek & ontwikkeling, enz.) en debehoefte aan bestuurlijke vereenvoudigingkenbaar gemaakt. Vaak worden procedureszelfs nog ingewikkelder gemaakt doordatautoriteiten van de lidstaten bepaalde eisenstellen.

Een van de grote doelstellingen vanEURADA voor na 2006 is de versterkingvan het communautaire beleid ten behoevevan het midden- en kleinbedrijf, met namevoor de regio’s die niet meer in aanmerkingzullen komen voor de Structuurfondsen.

Het koppelen van de regionaleontwikkelingsbureaus

Bij de Europese Vereniging vanregionale ontwikkelingsbureaus,EURADA, opgericht in 1991, zijnongeveer 150 ontwikkelingsbureaus in25 landen van de Europese Unie en vanMidden- en Oost-Europa aangesloten.

Het activiteitenprogramma vanEURADA is gericht op de volgendekernpunten:

• uitwisseling van informatie over destrategieën voor regionaleontwikkeling, steun aanondernemingen en opleiding van hetleidinggevend personeel van deontwikkelingsbureaus;

• analyse van de invloed van decommunautaire beleidsplannen;

• opstelling van projecten voorsamenwerking tussenontwikkelingsbureaus;

• bevordering van vernieuwende enoverdraagbare technieken op hetgebied van de lokale en regionaleeconomische ontwikkeling;

• verspreiding van relevante informatieen bewustzijnsvergroting overcommunautaire beleidsplannen en“best practices” op het gebied vanlokale en regionale economischeontwikkeling;

• beheer van samenwerkingsprojectenmede gefinancierd door de EuropeseCommissie.

Contact:Secretariaat EURADAKunstlaan 12 - Postbus 7B-1210 Brussel Tel. +32 2 218 43 13 Fax. +32 2 218 45 83E-mail: [email protected]

Internetsite:www.eurada.org

(1) RECITE (REgions and CITies for Europe) waseen actieprogramma dat zich richtte op hetbevorderen van de uitwisseling van knowhowtussen de netwerken van lokale overheden. Van1991 tot met 1995 is voor dit doel een bedragvan 4,2 miljoen ecu ter beschikking van de 15Europese netwerken gesteld

Page 4: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

4 inforegio panorama • N° 9

De publicatie van dit document vloeit voortuit de verplichting die de Europese Commissieop zich heeft genomen om regelmatig verslaguit te brengen aan de Raad over devoorbereiding van haar voorstellen betreffendede voortzetting van het cohesiebeleid na 2006.Het rapport geeft inzicht in de veranderingenen tendensen op het gebied van de Europesecohesie sinds de verschijning van het eerstevoortgangsverslag in januari 2002.

VertragingIn 2001 was er in de Europese Unie sprake vaneen aanzienlijke vertraging van deeconomische groei: het BBP van de Vijftiensteeg slechts met 1,5% tegenover 3,5% in2000. Het moge duidelijk zijn dat dezevertraagde groei een zeer negatieve invloedhad op de armste regio’s van de Unie.

Met uitzondering van Griekenland blijven decohesielanden hun achterstand op de anderelanden van de Unie inlopen. Ierland maakteeen gestage groei door en het BBP perinwoner ten opzichte van de koopkracht in2001 is gestegen tot 118% van het EU-gemiddelde (tegenover 115% in 2000 enslechts 64% in 1988).

De regionale verschillen binnen de lidstatenbleven toenemen in het jaar 2000. Vanwege deconvergentie tussen de lidstaten bleven dealgemene verschillen tussen regio’s binnen deVijftien echter praktisch gelijk tussen 1995 en2000.

In de zogenaamde doelstelling 1-regio’s bleefhet inkomen per inwoner in het jaar 2000 netboven 71% van het EU-gemiddelde. Hetinhaaleffect laat zich beter berekenen over eenperiode van vijf jaar. Zo nam het verschil ininkomen tussen 1995 en 2000 af met 1,5 punten met 2 punten in de regio’s die inaanmerking komen voor “doelstelling 1” vanaf1989. Dit laat de doelmatigheid op de langetermijn van de Structuurfondsen zien.

In een Unie met 25 lidstaten kunnen driegroepen landen worden onderscheiden:

• de acht armste toekomstige lidstaten meteen BBP per inwoner gelijk aan 42% vanhet EU-gemiddelde;

• een overgangsgroep (Spanje, Cyprus,Portugal, Slovenië, Griekenland) met tussende 71% en 92% van het EU-gemiddelde;

• een groep bestaande uit de andere huidigelidstaten met een gemiddeld BBP perinwoner dat gelijk is aan 115% van het EU-gemiddelde.

Na de uitbreiding zullen de verschillentoenemen. Op basis van de meest recentestatistieken hadden 48 regio’s van de Vijftien(ofwel 18% van de bevolking - 68 miljoen) eeninkomen per inwoner van minder dan 75%van het EU-gemiddelde. In een Unie met 25lidstaten zullen dat 67 regio’s zijn, ofwel 25%van de bevolking (116 miljoen). In deuitgebreide Unie met 25 lidstaten is deverhouding tussen de 10% rijkste regio’s en de10% armste regio’s 4,3 (tegenover 2,6 in deUnie met 15 lidstaten).

De invloed van de vertraagde economische groeiop de werkgelegenheid was kleiner danverwacht. De grote tendensen op het gebied vande werkgelegenheid in de Unie zijn de volgende:

• In 2001 was er een geringe groei van dewerkgelegenheid. In de eerste helft van 2002was er een lichte stijging van hetwerkloosheidscijfer, namelijk tot 7,7%. InItalië, Griekenland en Spanje was dit cijfer,met name onder vrouwen en jongeren,extreem hoog.

• De regionale verschillen voor wat betreft dewerkgelegenheid zijn afgenomen, maarblijven groot. In de regio’s met het hoogstewerkgelegenheidscijfer is het gemiddelde78,1%, terwijl de regio’s met het laagstewerkgelegenheidscijfer een gemiddelde van48% hebben. Het werkloosheidscijfervarieert van 2,3% tot 19,7%, afhankelijkvan de regio. De verschillen tussen deregio’s van eenzelfde lidstaat zijn het grootstin Frankrijk (als de overzeese gebiedsdelen –

de zogenaamde DOM – wordenmeegerekend) en Italië.

• De sociale cohesie blijft langzaamtoenemen. Het verschil tussen het totaleinkomen van de rijkste regio’s en dat van dearmste regio’s is kleiner geworden, evenalshet aantal Europeanen dat onder denationale armoedegrens leeft.

In de kandidaat-landen:

• De werkgelegenheid heeft geleden onder deeconomische crisis van 2001. De afgelopenvijf jaar was er sprake van een voortdurendedaling van het werkgelegenheidscijfer,ondanks een aanzienlijke stijging in dedienstensector. Alleen Slovenië en Cyprushebben een werkgelegenheidscijfer dathoger is dan het EU-gemiddelde. Het aantalarbeidsplaatsen dat noodzakelijk is om denieuwe lidstaten op hetwerkgelegenheidsniveau van de huidigeUnie te brengen, wordt geschat op driemiljoen.

• De regionale verschillen op het gebied vande werkgelegenheid zijn kleiner dan in deEU, maar ze blijven aanzienlijk. In 2001 washet werkloosheidscijfer 13%, variërend van3,6% in de minst getroffen gebieden tot 24,3% in de meest getroffen gebieden.

Nieuwe gegevensDe studie van de Commissie over “deverwachte economische gevolgen van definancieringen van “doelstelling 1” tussen 2000

EvenementTweede voortgangsverslag over deeconomische en sociale cohesie De Europese Commissie heeft op 30 januari 2003 het tweede voortgangsverslag over de economische en socialecohesie aangenomen.

Page 5: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

panorama • N° 9inforegio 5

en 2006” laat bemoedigende resultaten zien.De studie voorziet bijvoorbeeld dat het totaleBBP van Portugal over deze periode 3,5%hoger zal zijn dan dat het zou zijn geweestzonder EU-steun (2,2% in Griekenland, 1,7%in Zuid-Italië, 1,6% in Oost-Duitsland en1,1% in Spanje). Bovendien heeft de steun aande “doelstelling 1-regio’s” ook invloed buitendeze regio’s. Een kwart van de oorspronkelijkeuitgaven komt namelijk ten goede aan anderegebieden van de Unie, en een tiende deel komtten goede aan derde landen.

Voorts zijn er nieuwe indicatoren voor detechnologische vooruitgang. Deze indicatorenbevestigen de achterstand van de Zuid-Europese landen op het gebied van technischeinnovatie en groei van de kenniseconomie. InFinland, Zweden en Duitsland is het aantalaangevraagde octrooien per miljoen inwonersminstens het dubbele van het Europesegemiddelde, terwijl dit aantal in Ierland, Italië,Spanje, Griekenland en Portugal minder dande helft van het Europese gemiddelde is. Deregionale verschillen zijn op dit gebied zeerevident en zijn zelfs nog groter op het gebiedvan de speerpunttechnologie. Deze tendensenworden bevestigd door de uitgaven tenbehoeve van onderzoek en ontwikkeling. Inde kandidaat-landen profiteren Slovenië en deTsjechische Republiek van de hoogsteinvesteringsquote voor onderzoek enontwikkeling.

De Europese Commissie heeft een aantalstudies verricht over de cohesie als een kwestievan ruimte. Een van deze studies gaat in hetbijzonder over eilanden. Een andere studiegaat over bergstreken. Twee studies over hetarbeidspotentieel behandelen de rol hiervanbinnen respectievelijk de regionaleontwikkeling en de algemene kenniseconomie.

Het debat over de toekomst vanhet cohesiebeleidHet tweede voortgangsverslag maakt eveneensde balans op van de debatten over de toekomst

van het cohesiebeleid die plaatsvonden in 2002.Het geeft een samenvatting van de meningen diezijn geuit door bepaalde Europese instellingen(de Raad, het Europees Parlement, hetEconomisch en Sociaal Comité, het Comité vande regio’s) en omvat de punten van bezorgdheiddie naar voren zijn gebracht door de deelnemersaan de vier grote seminars die vorig jaar door deCommissie zijn gehouden. In dit stadiumworden de volgende aandachtspunten metbetrekking tot de toekomst van het Europesecohesiebeleid genoemd:

• Iedereen is het ermee eens dat er prioriteitmoet worden gegeven aan de minstontwikkelde regio’s en het criterium van75% van het gemiddelde BBP van de EU opNUTS 2-niveau, dat wordt gebruikt voor devaststelling van de minst ontwikkelderegio’s, werd op grote schaal geaccepteerd.Er werd veelvuldig gewezen op het stellenvan aanvullende criteria.

• De mogelijkheid om de in artikel 299 vanhet Verdrag genoemde ultraperifere regio’sin deze categorie op te nemen is geopperddoor de vertegenwoordigers van die regio’s.Het “statistisch effect” op de regio’s die inde 15 lidstaten op dit moment inaanmerking komen voor “doelstelling 1”zou kunnen worden gecompenseerd dooreen rechtvaardige en ruimereovergangsregeling dan de huidige. Devertegenwoordigers van de eilanden en deontvolkte regio’s in de noordelijke landenhebben voorts argumenten aangedragen terondersteuning van een toekomstigcohesiebeleid waarin rekening wordtgehouden met hun specifieke situatie.

• Veel deelnemers vonden dat er ook steunmoet worden verleend aan regio’s die nietbehoren tot de achterstandsregio’s. In ditkader kwamen thema’s zoals verderevereenvoudiging en decentralisatie en denadruk op communautaire prioriteiten enhet regionale concurrentievermogen vaakaan bod. De regioselectie op communautair

niveau voor steunverlening wordt niet meerals een geschikt systeem beschouwd.

• De uitwisseling van ervaringen en desamenwerking hebben een positieveinvloed, zoals velen erkenden, voornamelijkop grensoverschrijdend niveau.

• De betere bijdrage van de communautairebeleidsplannen (visserij, mededinging,landbouw, transport, milieu, onderzoek enontwikkeling) aan de economische en socialecohesie werd uitgebreid besproken in 2002.

De voorbereiding van deuitbreidingDit tweede voortgangsverslag gaat tenslottekort in op de staat van voorbereiding van deuitbreiding. Na afloop van detoetredingsonderhandelingen tijdens de Raadvan Kopenhagen moet de voorbereiding van deuitbreiding vooral zijn gericht op het afrondenvan de structuurprogramma’s van detoekomstige lidstaten en moet ervoor wordengezorgd dat deze programma’s vanaf de dag vantoetreding van de lidstaten daadwerkelijk tenuitvoer worden gebracht. In juli 2003 zal eenspecifiek rapport worden gepresenteerd waarinde verbintenissen van de kandidaat-lidstaten inhet kader van de onderhandeling betreffendehet regionale beleid uiteen worden gezet.

Het Tweede voortgangsverslag over deeconomische en sociale cohesie is beschikbaarop het volgende adres:http://europa.eu.int/comm/regional_policy/sources/docoffic/official/reports/interim2_nl.htm

Cohesie: enkele kerncijfers

• In de uitgebreide Unie met 25 lidstaten is deverhouding tussen de 10% rijkste en de 10%armste regio’s 4,3 (tegenover 2,6 in de Uniemet 15 lidstaten).

• 48 regio’s van de Vijftien (18% van debevolking, ofwel 68 miljoen inwoners)hebben een BBP dat lager is dan 75% vanhet gemiddelde BBP van de Unie. In eenuitgebreide Unie met 25 lidstaten zoudenslechts 30 regio’s van de huidige lidstaten(12% van de bevolking, ofwel 47 miljoeninwoners) onder de grens van 75% van hetnieuwe gemiddelde blijven. Hiervan zoudener slechts 18 overblijven (6% van debevolking, ofwel 24 miljoen inwoners) in eenUnie met 27 lidstaten.

• 15% van de Europeanen leeft onder denationale armoedegrens (zonder socialeoverdrachten, anders danouderdomspensioenen, zou dit percentage24% zijn).

• Iedere euro van de Structuurfondsen diewordt besteed aan de doelstelling 1-regio’sheeft geleid tot een stijging van het BBP vandeze regio’s van 1,33 euro. Dit had ook eenpositief effect op de rijkste regio’s: een kwartvan de oorspronkelijke uitgaven komt tengoede aan andere regio’s van de Unie.

Raad van Kopenhagen: Verdeling van het Cohesiefonds en de Structuurfondsen in denieuwe lidstaten voor de periode 2004-2006

(in miljoen euro, prijsniveau 1999)

Cohesiefonds Structuurfondsen

Programma’s op basisLand Indicatieve verdeling in Doelst. Doelst. Doelst. FIOV van een communautair TOTAAL

percentage van het totaal 1 2 3 (Visserij) initiatief

INTERREG Equal

Cyprus 0,43 %-0,84 % 0 24,9 19,5 3,0 3,8 1,6 52,8Estland 2,88 %-4,39 % 328,6 0 0 0 9,4 3,6 341,6Hongarije 11,58 %-14,61 % 1 765,4 0 0 0 60,9 26,8 1 853,1Letland 5,07 %-7,08 % 554,2 0 0 0 13,5 7,1 574,8Litouwen 6,15 %-8,17 % 792,1 0 0 0 19,9 10,5 822,5Malta 0,16 %-0,36 % 55,9 0 0 0 2,1 1,1 59,1Polen 45,65 %-52,72 % 7 320,7 0 0 0 196,1 118,5 7 635,3Tsjech. Rep. 9,76 %-12,28 % 1 286,4 63,3 52,2 0 60,9 28,4 1 491,2Slovenië 1,72 %-2,73 % 210,1 0 0 0 21,0 5,7 236,8Slowakije 5,71 %-7,72 % 920,9 33,0 39,9 0 36,8 19,7 1 050,3

TOTAAL 7 590,5 13 234,3 121,2 111,6 3,0 424,4 223,0 14 117,5

Page 6: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

6 inforegio panorama • N° 9

SamenwerkingHet PEACE-programma voor Noord-Ierland en het grensgebied vanIerland

Voor vrede en verzoeningDe unieke missie binnen de structuurfondsen en de vernieuwende aanpak voor wat betreft de tenuitvoerleggingervan maken het PEACE-programma in meer dan een opzicht tot een voorbeeld.

Vanaf de tweede helft van 1990 is Noord-Ierland deweg van de vrede ingeslagen. Het staakt-het-vurenwaarmee tussen de verschillende partijen sinds 1994van weerszijden werd ingestemd en het Akkoord vanBelfast (“het Goede-Vrijdagakkoord”) in 1998 warentwee grote mijlpalen in dit moeilijke en nog steeds nietvoltooide vredesproces.

De Europese Unie steunt dit vredesproces actief doormiddel van een uniek programma binnen deStructuurfondsen. Eind 1994 lanceerde de Commissieeen idee voor een Communautair initiatief van vijf jaarten behoeve van Noord-Ierland en de grensregio’s van

de Republiek Ierland. Dit zou later het “Specialesteunprogramma voor vrede en verzoening” worden,nu beter bekend onder de verkorte naam “PEACE I”.

PEACE I heeft, dankzij een communautaire bijdragevan 500 miljoen euro, tussen 1995 en 1999 maar liefst12.000 projecten gefinancierd ten behoeve van intotaal ongeveer 2 miljoen inwoners in de door haarvastgestelde prioritaire sectoren. Deze zijnwerkgelegenheid, stads- en plattelandsvernieuwing,sociale integratie, steun aan winstgevendeinvesteringen en aan ondernemingen engrensoverschrijdende samenwerking. Het belang van

Page 7: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

panorama • N° 9inforegio 7

het PEACE-programma heeft voornamelijk te makenmet het feit dat het ten goede kwam aanbevolkingsgroepen die zwaar onder het Noord-Ierseconflict hebben geleden, door middel van projectendie tot dan niet in aanmerking kwamen voorcommunautaire fondsen. Deze omvatten o.a.psychologische en sociale steun aan slachtoffers vanaanslagen en hun families, arbeidsinpassing van oud-gevangenen die lid waren van paramilitaireorganisaties en van jongeren en vrouwen die warenbetrokken bij projecten voor toenadering tussenkatholieken en protestanten in bufferzones tussendeze gemeenschappen.

Het PEACE-programma is bovendien uniek vanwegehaar vernieuwende aanpak voor wat betreft deuitvoeringsmechanismen: nog nooit eerder had de EUeen programma van deze omvang georganiseerd datenerzijds grensoverschrijdend is (net als eenINTERREG-programma), en de voorkeur geeft aaneen beheer dat rekening houdt met de behoeften terplaatse door het grootste gedeelte van de fondsen aanlokale partnerschappen en NGO’s toe te kennen, en datanderzijds alle religieuze gemeenschappen en politiekegroeperingen van de regio’s eraan laat deelnemen.

Van PEACE I naar PEACE II

Vanwege het succes van PEACE I en het feit dat despecifieke behoeften die verband houden met hetvredesproces nog steeds aanwezig waren, besloot deEuropese Raad van Berlijn in maart 1999 hetprogramma met nog eens vijf jaar te verlengen.

De totale begroting voor deze nieuwe fase, “PEACEII”, voor de periode 2000-2004, bedraagt meer dan 700miljoen euro, waaronder een bijdrage van deStructuurfondsen van 531 miljoen euro. Net als bijPEACE I is ongeveer 80% van de totale middelen vanhet programma toegekend aan projecten in Noord-Ierland en 20% aan de grensregio van Ierland. 15%van het programma wordt gereserveerd voorgrensoverschrijdende projecten.

De uitvoering van PEACE II vindt plaats binnen eenheel andere institutionele context. In het kader van hetAkkoord van Belfast zijn er grensoverschrijdendebestuursstructuren ingesteld die het hele Ierse eilandbeslaan. Een van deze structuren, het “Special EUProgramme Body”, speelt nu de rol van uniekebeheersautoriteit voor het PEACE-programma, zoalsoverigens ook voor het programma INTERREG.PEACE II heeft de specifieke kenmerken die van

PEACE I een succes hebben gemaakt, behouden enzelfs versterkt. De financieringsinspanning is van nu afaan gericht op groepen, sectoren en zones die zwaaronder het conflict hebben geleden. Bovendien wordtde nadruk gelegd op intercommunautaire projecten ofprojecten die op termijn kunnen zorgen voor eentoenadering tussen katholieken en protestanten. Deprioriteiten van het PEACE II-programma, dat meereconomisch georiënteerd is dan zijn voorganger, zijn:economische vernieuwing, sociale integratie, integratieen verzoening, plaatselijke ontwikkelingsinitiatieven,regionale openstelling en grensoverschrijdendesamenwerking.

Bereidwilligheid vinden

Zoals het Noord-Ierse conflict altijd in deschijnwerpers van de wereldpers heeft gestaan, wordtook het vredesproces door de hele wereld gevolgd.Ondanks het staakt-het-vuren en het Akkoord vanBelfast blijft de Noord-Ierse samenleving hetmiddelpunt van politiek geweld. Omdat hetbeantwoordt aan een Europese logica – die van deStructuurfondsen – heeft het PEACE-programma eensoort eigen dialoog- en werkruimte gecreëerd datopenstaat voor bereidwillige individuen die ondanksde conjuncturele problemen hopen op toenadering. Indit opzicht past het PEACE-programma precies indeze nieuwe politieke situatie, door het vredesprocesop politiek niveau te vergezellen met sociale eneconomische veldwerkzaamheden. Het is eenbijzonder belangrijk programma voor de EuropeseUnie en het is een ervaring die zou kunnen wordengebruikt voor andere regio’s die net uit eenconflictsituatie komen.

Contact:Special EU Programmes Body (SEUPB)6 Cromac Place, UK-Belfast BT7 2JBTel.: +44 28 90 26 6660 Fax: +44 28 90 266661/92E-mail: [email protected]: www.seupb.org (site van debeheersautoriteit) www.eugrants.org(Structuurfondsen in Noord-Ierland)

Page 8: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

8 inforegio panorama • N° 9

Interculturele samenwerking tussen Ballymacarret (Noord-Ierland) enBallybofey (Ierland)

Elkaar leren kennen om samen te levenNaast de economische en religieuze factoren die een rol spelen is het Noord-Ierse conflict ook dat van tweeisolementen: er is een ware culturele kloof ontstaan tussen protestanten en katholieken. Elke gemeenschap heefthaar eigen cultuur, folklore, liederen, sporten... Door te zorgen voor meer gelegenheden om “de andere kant” teleren kennen, beoogt de samenwerking tussen jonge protestanten in Belfast en jonge katholieken van de Iersegrensregio een goede basis te leggen voor duurzame vrede.

De protestantse volkswijk Ballymacarret in het oosten vanBelfast is een unionistisch bolwerk dat – zacht uitgedrukt –nooit contacten heeft onderhouden met de katholiekegemeenschap, en nog minder ten zuiden van de grens.

De culturele en artistieke vereniging van Ballymacarret(Ballymacarret Arts and Cultural Society), opgericht in 1996, dieaanvankelijk de vreedzame verbreiding van de protestantsecultuur ten doel had, heeft in 1999 een PEACE I-financieringvan 45.000 euro toegewezen gekregen voor de samenwerking optoneelgebied met gelijksoortige katholieke organisaties van deIerse grensregio’s.

De partner die hiervoor werd gekozen is het toneelsteunpuntvan de “Balor Development Group” te Ballybofey in hetgraafschap Donegal, dat eveneens van mening is dat de cultureleverschillen deels de oorzaak zijn van de misverstanden tussenprotestantse en katholieke gemeenschappen. De vereniging vanBelfast heeft eerst in de Republiek Ierland twee toneelstukkenvoorbereid en ten uitvoer gebracht, die een beter inzicht willengeven in de cultuur, de waarden en de aspiraties van deprotestantse arbeidersklasse.

Culturele trajecten

Om deze grensoverschrijdende en vooral intercommunautairesamenwerking te versterken en uit te breiden, hebben de tweepartnerverenigingen vervolgens een project, genaamd“Culturele trajecten”, op touw gezet dat de jonge protestantenvan Belfast en de jonge katholieken van Ballybofey in staat zoumoeten stellen samen hun culturele eigenaardigheden tebestuderen, te leren waarderen en met elkaar te vergelijken.

Dankzij een financiering ter hoogte van 150.000 euro in hetkader van PEACE II heeft het project zes “Culturele leer-partnerschappen” opgesteld, waaraan jongeren van de beidegemeenschappen deelnemen; de protestantse gemeenschap vanBallymacarret en de katholieke gemeenschap van Ballybofey.

Elk partnerschap heeft rond enkele hoofdthema’s modulesuitgewerkt om de deelnemers in staat te stellen elkaar beter teleren kennen, te begrijpen en te leren waarderen door elkaarsverschillen te respecteren.

De module “Sociale integratie” bijvoorbeeld omvat ludiekeacties, zoals bezoeken aan de betreffende gebieden, sportieveactiviteiten, toneel-workshops, dansavonden engezelschapsspellen.

De module “Vertrouwen” biedt de groepen de mogelijkheid aanelkaars activiteiten deel te nemen. Op sportgebied bijvoorbeeldwonen katholieke jongeren voetbalwedstrijden van GlentoranFC bij, terwijl de protestantse jongeren worden uitgenodigdvoor Keltische voetbalwedstrijden.

Zoals de naam al aangeeft, moet de module “Cultureleverstandhouding” de jongeren in staat stellen elkaars cultuur beterte begrijpen. Er zijn workshops op het gebied van dans, toneel ende Keltische taal georganiseerd, evenals een gezamenlijkedeelname aan evenementen met een grote symbolische waardevoor elke gemeenschap, zoals de juli-defilé’s voor de protestantenen het St. Patrick’s feest voor de katholieken.

Tenslotte moet de module “Politiek bewustzijn” de jongerenervan bewust maken welke invloed de politiek kan hebben ophun dagelijkse leven en op hun gemeenschap. Zo krijgen dedeelnemers de gelegenheid een bezoek te brengen aan politiekeinstellingen (het Parlement van Ierland, het Parlement vanNoord-Ierland, de stadhuizen van Belfast en Dublin...) om daarparlementsleden te ontmoeten.

Deze interculturele samenwerking tussen Ballymacarret enBallybofey is in twee opzichten exemplarisch: enerzijdsweerspiegelt de samenwerking de filosofie van het PEACE-programma “bottom up” door te vertrouwen op het initiatiefvan deze jongeren. Anderzijds keren deze jongeren, of het noukatholieken of protestanten zijn, in hun eigen gemeenschapterug met een betere kennis en minder vooroordelen over “dievan de overkant”.

Samenwerking

Page 9: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

panorama • N° 9inforegio 9

Ontdekking van eenkandidaat-lidstaat

De Republiek Tsjechië bestrijkt dehistorische regio’s Bohemen enMoravië, die van 1526 tot 1918 onderhet gezag van de Habsburgersstonden, en komt, net als Slowakije,voort uit de vreedzame opsplitsing injanuari 1993 van Tsjecho-Slowakije intwee onafhankelijke staten.

De Republiek Tsjechië, met eenoppervlakte van 78.866 km2, heeft veelheuvels en bergen. Het land,bijgenaamd de “watertoren vanMidden-Europa”, heeft vele rivierenen riviertjes, zoals de Elbe en de Oderdie in verbinding staan met deNoordzee en de Oostzee.

De Republiek Tsjechië telt ongeveer10.280.000 inwoners, hetgeenneerkomt op een bevolkingsdichtheidvan 132 inwoners per km2. Debevolking is redelijk evenwichtigverdeeld en is voornamelijkgeconcentreerd in een groot aantalkleine en middelgrote steden. Het landheeft dan ook weinig groteagglomeraties. Praag (1.300.000 inw.),de hoofdstad en verreweg de grootstestad van het land, vormt allerminst eenbelemmering voor de activiteiten vande drie andere grote steden: Brno(400.000 inw.), Ostrava (350.000) enPilsen (180.000).

Menselijk potentieel... Ondanks het gebrek aan belangrijkenatuurlijke hulpbronnen was Tsjechiëlange tijd één van de meestontwikkelde gebieden van Europa.Van 1945 tot 1989 behoorde delevensstandaard van Tsjechië tot dehoogste van het sovjetblok. Bijna allebezittingen waren echter in handenvan de Staat en er werd bijnauitsluitend handel gedreven met deandere landen van het Oostblok.

De markteconomie werd dus opnieuwingevoerd zonder dat er een werkelijkebasis aanwezig was. Het land hadechter een stabiele infrastructuur en

het privatiseringsprogramma, dat deburgers voornamelijk in staat steldevoor een lage prijs coupons te kopenen deze vervolgens in te wisselen tegenaandelen in ondernemingen, heeft deprivatisering van belangrijkeeconomische sectorenvergemakkelijkt. Dankzij het “Fondsvan nationale bezittingen” heeft deStaat inmiddels ongeveer 97% van deprivatiseringsprojecten die in 1991 zijnopgesteld, afgerond. De particulieresector is zeer omvangrijk envertegenwoordigt verreweg hetgrootste deel van de Tsjechischeeconomie. In 2001 werd 79,8% van hetBBP door particuliere ondernemingenvoortgebracht.

Sinds 1989 maakt de Tsjechischeeconomie een onregelmatige groei door.Periodes van expansieve groei(1993-96en 2000-01) worden afgewisseld doorperiodes van economische recessie(1989-92 en 1997-99). De rampzaligeoverstromingen in augustus 2002zouden de economische prestaties opkorte termijn nadelig kunnenbeïnvloeden en de recente economischeopleving kunnen vertragen.

Sinds het jaar 2000 heeft de RepubliekTsjechië weinig vooruitgang geboektvoor wat betreft de convergentie vanhet reële inkomen met dat van deEuropese Unie. In 2001 bedroeg hetgemiddelde inkomen per inwoner,uitgedrukt in koopkrachtpariteiten,57% van het EU-gemiddelde. Hetverschil in inkomen is het grootsttussen de hoofdstad en de rest van hetland. Het inkomen van Praag bedroeg124% van het EU-gemiddelde, terwijlalle andere regio’s onder de 75%bleven. Het succes keert over het geheelgenomen echter terug: de RepubliekTsjechië is qua koopkracht het vierderijkste land van de toekomstigelidstaten, na Cyprus, Malta en Slovenië.

De vooruitzichten voor deherontwikkeling van het land zijn zeer

goed. Dit is vooral te danken aan hethoge opleidingsniveau van dearbeidskrachten. Volgens de OESO(2)bezit de Republiek Tsjechië van al haarleden het hoogste percentage personenmet een universitair diploma van defaculteit technische wetenschappen.

Herontwikkeling van deindustrie, het toerisme en dehandelIn 2001 bracht de landbouw van deRepubliek Tsjechië 4,2% van de brutotoegevoegde waarde voort en dewerkgelegenheid in de landbouwvertegenwoordigde 4,6% van de totalewerkgelegenheid. De recessie in delandbouw duurde langer en wassterker en het herstel was praktischnihil ten opzichte van de economie inhet algemeen.

De secundaire sector is goed voor 42%van het BBP. Vanaf 1989 zijn talrijkeniet rendabele ondernemingen enmijnen gesloten. De zware industrie ende metaalindustrie blijven belangrijken de traditionele industrie (schoenen,glas, textiel) is weer op gang gebracht.

De tertiaire sector vertegenwoordigt53% van het BBP. Vanaf 1990 kent hettoerisme een aanzienlijke groei: Praagwerd een van de meest bezochtehoofdsteden van Europa. Ook de restvan het land kent veel trekpleisters. Zozijn er ongeveer 2.500 burchten enpaleizen en 900 warmwaterbronnen(wereldrecord). Sinds enkele jarentrekt de Republiek Tsjechië jaarlijksongeveer 12 miljoen bezoekers.

De Tsjechen zijn er tevens in geslaagdhun handel opnieuw op de westerselanden te richten en grote leningen eninvesteringen uit het buitenland los tekrijgen. De handel met de EuropeseUnie blijft toenemen. In 2001 bedroegde export vanuit de EU naar de

De Republiek Tsjechië

Goedgekeurd voor de dienstDankzij onder andere haar goed geschoolde beroepsbevolking en een sterke industriële traditie, zou deRepubliek Tsjechië binnen afzienbare tijd een belangrijke marktpartij binnen de Europese Unie moeten worden.

(1) Organisatie voor Economische Samenwerkingen Ontwikkeling.

Page 10: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

Republiek Tsjechië 27,3 miljard euro(ofwel 61,8% van de import vanTsjechië), terwijl de export vanuit deRepubliek Tsjechië naar de EU 25miljard euro bedroeg (ofwel 68,9%van de export van Tsjechië).

De export vanuit de Europese Unienaar de Republiek Tsjechië bestond in2001 voornamelijk uit machines enelektrisch materieel,transportuitrustingen en metaal. Debelangrijkste exportactiviteiten vanuitde Republiek Tsjechië naar de EUbetroffen, naast de genoemdeproducten, vooral textiel.

Een “Europese” regionalestructuur

Op 1 januari 2000 ging de RepubliekTsjechië over van 7 naar 14administratieve regio’s. Het gaat hierom zogenaamde Länder, geïnspireerdop het Duits-Oostenrijkse model, dieeen zekere autonomie hebben. Eenwet van juni 2000 stelt eveneens, tenbehoeve van de regionale enplaatselijke ontwikkeling, 8“cohesieregio’s” van NUTS 2-niveauvast. De basisstructuur bestaat uit 73

districten (“okresi”) en 4 gemeenten(“mesto”).

Tijdens de periode 2000-2002 was hetjaarlijkse bedrag dat de Europese Unieaan de Republiek Tsjechië toekende, alszijnde financiële bijstand voor devoorbereiding van haar toetreding,ongeveer 79 miljoen euro in het kadervan het programma Phare (steun voorde economische en socialeomschakeling), 22 miljoen euro in hetkader van het programma SAPARD(landbouw en plattelandsontwikkeling)en 57 tot 83 miljoen euro in het kadervan het ISPA-programma(infrastructuurprojecten op het gebiedvan milieu en transport).

De tijdens de top van Kopenhagenvastgestelde begroting voor deRepubliek Tsjechië voor de periode2004-2006 is als volgt opgesplitst:1.286,4 miljoen euro uit hoofde vanDoelstelling 1; 63,3 miljoen euro uithoofde van Doelstelling 2; 52,2miljoen euro uit hoofde vanDoelstelling 3; 60,9 miljoen euro istoegekend aan het InitiatiefINTERREG en 28,4 miljoen aan hetInitiatief EQUAL. De totale bijdragevan de Structuurfondsen en van het

Cohesiefonds aan de RepubliekTsjechië zou meer dan 2.327 miljoeneuro moeten zijn.

Contact:Ministerstvo pro Místní Rozvoj(Ministerie van RegionaleOntwikkeling van de RepubliekTsjechië)Staromestske namesti 6CZ-110 15 Praha 1Tel.: +420 22486 1111Fax: +420 22486 1333Internetsite: www.mmr.cz

10 inforegio panorama • N° 9

Ontdekking vankandidaat-lidstaat

Oppervlakte78.866 km2

Bevolking10.299.125 inwoners Bevolkingsdichtheid: 131 inw./km2

(EU-15: 118 inw./km2)

Economie en werkgelegenheidBBP/inwoner (2001): 13.300 EUR (EU-15: 23.200 EUR)BBP-index/inw. PPA (2001): 57 (EU-15: 100)Werkloosheidscijfer (2002): 7,7% (EU-15: 7,7%)

Page 11: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

panorama • N° 9inforegio 11

Wat zijn de belangrijkste economischeen sociale problemen waaraan deRepubliek Tsjechië het hoofd moetbieden?

Nauwelijks dertien jaar na de“Fluwelen Revolutie” is de RepubliekTsjechië flink op weg in de richtingvan een duurzame en bloeiendemarkteconomie. Er moet echter nogeen aantal inspanningen wordengeleverd: stabilisatie van deoverheidsfinanciën door het steedsgroter wordende tekort een halt toe teroepen; een beter beheer van de socialezekerheidsuitgaven; deregulatie van dewoningmarkt ter bevordering van debouw van nieuwe woningen en demobiliteit van de werknemers. Voortsvormen de regio’s die structureel inmoeilijkheden verkeren en bovendieneen ontwikkelingsachterstand hebbeneen zeer groot probleem.

Op welke manier worden met dezeproblemen rekening gehouden in denationale regionale beleidsplannen?

Het ministerie van RegionaleOntwikkeling probeert voor dezeproblemen efficiënte oplossingen tevinden. Zo bestudeert de regeringmomenteel ons voorstel voor eennieuwe wetgeving op het gebied vande woningmarkt voor de geleidelijkeliberalisatie van de markt. Hetgezamenlijke operationele regionaleprogramma, dat recentelijk isgoedgekeurd, maakt het mogelijkspecifieke strategieën ten uitvoer tebrengen voor de ontwikkeling vanregio’s die in moeilijkheden verkeren.Hierbij gaat het voornamelijk om deherstructurering van de ertsbekkens ende ijzer- en staalbekkens van Moravië-Silesie en van het noorden vanBohemen. Bovendien zijn de nieuwesectoriele operationele programma’sbedoeld om de regionale verschillen, in

het bijzonder op het gebied vannieuwe technologieën, kleiner temaken.

Wat verwacht uw land in het bijzondervan de toetreding tot de EuropeseUnie?

Wij zijn er trots op om, na lange tijd,onze plaats in de economische ruimte,waar wij al eeuwenlang deel vanuitmaken, weer in te nemen. Wijhopen maximaal profijt te trekken uithet vrije verkeer van personen,goederen, diensten en kapitaal. DeRepubliek Tsjechië wil echter nietalleen maar ontvangen, zij heeft ookveel te bieden. We bezitten goedbehouden industriële kennis die weaan het herontwikkelen zijn,dynamische kleine en middelgrotebedrijven en mensen met een opengeest en vernieuwende ideeën. Ik hoopdat wij zullen laten zien dat wij hetmeest westerse land van detoetredingslanden zijn.

Welke problemen met betrekking tothet toetredingsproces moeten nogworden opgelost?

Zoals u weet is het proces vantoetreding van de Republiek Tsjechiëmet succes afgerond en wij zien er naaruit in mei 2004 tot de Europese Unietoe te treden. Echter, dat is pas hetbegin van het toetredingsproces. Ermoet nog onderhandeld worden overde overgangsregimes, die soms nadeligzijn voor ons land. Bijvoorbeeld debeperkingen voor wat betreft het vrijeverkeer van werknemers – hoewel wijhet waardeerden dat de meestelidstaten besloten hadden dezebeperkingen niet toe te passen – of debeperking van de lading voor deTsjechische wegtransporteurs. Wij vanonze kant moeten ons ervan bewustzijn dat de overeengekomen regimes

ter bescherming van onze internemarkt en onze bedrijven slechtstijdelijk zijn en dat wij onzeaanpassing succesvol moeten afronden.

Wat kan, voor wat betreft hetregionale beleid, de Republiek Tsjechiëbetekenen voor de Europese Unie en,andersom, wat kunnen de EuropeseUnie en haar lidstaten voor uw landbetekenen?

Zowel vanuit economisch alsgeografisch oogpunt bevindt deRepubliek Tsjechië zich ergens tussenhet westen en het oosten van hetEuropese continent. Zij zou dus dienstkunnen doen als “integratiemakelaar”voor een grotere regio. Historischgezien heeft ons land, ondanks enkelewoelige perioden in het afgelopendecennium vanwege de industriëlereorganisatie, zijn mogelijkheden enlevenswijze, met name een zekerevenwicht tussen de stad en hetplatteland, weten te behouden. Dezeervaring zou van nut kunnen zijn voorzowel de “oude” als de “nieuwe”landen van de Unie. De unie zou ophaar beurt ons land kunnen helpen hetinvesteringsniveau te verbeteren,voornamelijk door middel vanStructuurfondsen en hetCohesiefonds, aangezien momenteelalleen de regio van Praag een hogerBBP per inwoner dan het EU-gemiddelde heeft. Dat is de redenwaarom mijn ministerie werkt aan deinstelling van een bestuurlijkeorganisatie die zou moeten zorgenvoor een optimaal gebruik van deEuropese fondsen ten behoeve van deontwikkeling van het gehelegrondgebied van de RepubliekTsjechië.

Dit gesprek is opgetekend op 3februari 2003.

Vragen aan Dhr. PavelNemec, minister vanregionale ontwikkeling vande Republiek Tsjechië

Page 12: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

12 inforegio panorama • N° 9

Dankzij de Port, het voorname Portugese product dat wordtgemaakt van de beroemde druivenrassen die men verbouwtin het noordelijk deel van de Douro regio, is de Norte regio,die meer dan 40% van de nationale export voor haarrekening neemt, bijzonder op het buitenland gericht. Norteis met haar 3,7 miljoen inwoners, ofwel bijna een derde vande bevolking van Portugal, waarvan 39% jonger dan 25, eenvan de jongste regio’s van het land.

Echter, net als de rest van Portugal, is er in de regio Nortesprake van een sterke tweestrijd tussen de kuststreek en hetbinnenland. De jonge bevolking woont voornamelijk in dedicht bevolkte kuststreek en het achterland lijdt vanwegeontvolking en vergrijzing.

Deze demografische ongelijkheid bestaat ook op heteconomisch en maatschappelijk vlak. Het stedelijke gebiedvan Porto is zeer bedrijvig en sterk geïndustrialiseerd, terwijler in het dunbevolkte binnenland een groot gebrek is aaninnovatiecapaciteit en ondernemingsgeest.

Een van de uitdagingen van de regio Norte is dus, enerzijds,het gebied rondom Porto beter te structureren (met namevoor wat betreft de strijd tegen de sociale uitsluiting, deintermodaliteit van het transport en de waterzuivering) en,anderzijds, de steden in het binnenland tot ontwikkeling tebrengen en ze om te vormen tot evenwichtige centra die deomringende plattelandsgebieden weer nieuw leven inkunnen blazen. De grensoverschrijdende samenwerking metde twee Spaanse aangrenzende regio’s, Galicië en Castillië-Leon, speelt hierbij een belangrijke rol.

Midden- en kleinbedrijf Norte, de meest geïndustrialiseerde streek van Portugal,staat op de tiende plaats van de meest geïndustrialiseerderegio’s van Europa. Bijna een derde van de ondernemingenen ongeveer de helft van de beroepsbevolking werkt in desecundaire sector, die wordt gedomineerd door textiel,kleding en schoenen.

De regionale economische structuur wordt tevensgekenmerkt door de sterke aanwezigheid van het midden-en kleinbedrijf. Slechts 1,2% van de ondernemingen inNorte heeft méér dan 100 werknemers in dienst. Deregionale ontwikkelingsstrategie is dus tevens gericht opsteun aan het MKB door middel van de aanleg vaninfrastructuur en de instelling van ondersteunende diensten,investeringen in innovatie en de internationalisering van deondernemingen en op ieder initiatief dat de

concurrentiepositie van de regionale productiefactoren zoukunnen verbeteren.

Operatie NoordHet operationele programma van de regio Norte voor deperiode 2000-2006, bijgenaamd “Operação Norte”(Operatie Noord) weerspiegelt de regionaleontwikkelingsstrategie. Het is gericht op drie belangrijkedoelstellingen:

• een betere scholing van de bevolking van de regio Norte,het verbeteren van de werkgelegenheid en de bevorderingvan de sociale cohesie;

• het verbeteren van de factoren die bepalend zijn voor hetregionale concurrentievermogen en het optimaal benuttenvan de regionale productiesystemen;

• Het verzekeren van duurzame evenwichtige planning enregionaal ontwikkelingsbeleid.

Contact:Comissão de Coordenação da Região do NorteRua Rainha D. Estefânia, 251P–4150-304 PortoTel.: +351 22 608 6325Fax: +351 22 608 6309E-mail: [email protected]: www.ccr-n.pt

Norte (Portugal)

Stabilisatie en vernieuwingDe twee grootste prioriteiten van de Norte regio in Noord Portugal zijn de verschillen tussen de kuststreek en hetachterland weg te werken en het verbeteren van de concurrentiepositie van de voornamelijk industriële bedrijven.

Ontdekkingvan een regio

Oppervlakte21.289 km2

Bevolking (2001)3.687.212 inwonersBevolkingsdichtheid: 173,2 inw./km2

Economie en werkgelegenheidBBP/inw. (2000): 9.260 EUR (EU-15: 21.258 EUR)BBP-index /inw. PPA (2000): 56 (UE-15=100)Werkloosheidscijfer (2001): 3,7% (EU-15: 7,7%)

Structuurfondsen (2000-2006)

Doelstelling 1

EU Andere overheidsfondsen Particuliere fondsen Totaal

7.644.147.000 EUR 4.402.017.000 EUR 4.362.430.000 EUR 16.408.594.000 EUR

Page 13: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

panorama • N° 9inforegio 13

De wijngaarden van de Douro: eenmondiaal erfgoed

Het feit dat de streek op de Wereld Erfgoedlijst van de UNESCO is geplaatst, zou de oudste wijnstreek metherkomstbenaming (appellation contrôlée) moeten promoten, beschermen en tot ontwikkeling brengen.

De rivier de Douro is één van de symbolenvan de Norte regio in Portugal. Zijontspringt in Castillië-Leon, doorkruist hethele grondgebied van de regio Norte enmondt vervolgens uit in de delta van Porto.De naam “Douro” is vooral verbonden aanhet oudste herkomstgebied ter wereld: destreek Alto-Douro. Het harde en nimmeraflatende werk van de mens heeft van ditgrote leisteenachtige gebied eendaadwerkelijk agrarischlandschapsmonument gemaakt. “De enigeonmeetbare zekerheid waarmee wij dewereld kunnen verbluffen”, aldus dePortugese dichter Miguel Torga. Hetculturele landschap Douro, dat zichuitstrekt over bijna 250.000 hectaren,waarvan 20% wordt gebruikt voor dewijnbouw, produceert de bijzondere enwereldberoemde portwijn. Maar liefst9.000 wijnverbouwers leven hiervan.

Een groep van mensen en plaatselijke,regionale en nationale Portugese

instellingen heeft, overtuigd van deuitzonderlijke culturele waarde van deDouro en van haar unieke landschap, allesin het werk gesteld om ervoor te zorgen datde Douro op de lijst van Wereld Erfgoed vande UNESCO zou worden geplaatst.Bovendien werken zij aan een oplossingvoor het behoud, de duurzame ontwikkelingen bekendheid geven aan het gebied.

Op initiatief van de Stichting Rei AfonsoHenriques en met steun van de Universiteitvan Trás-os-Montes en Alto Douro zijn ercommunautaire fondsen vrijgemaakt voor:de opstelling van een intergemeentelijkplan voor de inrichting van het gebied; deoprichting van een vereniging bestaande uit13 gemeenten en andere instellingen die deDouro moet promoten; de opstelling vaneen dossier voor de kandidaatstelling voorplaatsing van de Alto Douro op de lijst vanhet Wereld Erfgoed van de UNESCO.

Deze actie bleef niet zonder succes. Op 14december 2001 meldde het Wereld

Erfgoedcomité van de UNESCO, datbijeenkwam in Helsinki, dat zij de streekDouro had geplaatst op de lijst vanErfgoed in de categorie “Cultureel,evolutief en levendig landschap”. Dit waseen grote stap voorwaarts. Dezeinternationale erkenning betekent namelijkeen promotie van het gebied en zal deontwikkeling ervan mogelijk maken, tebeginnen bij een toename van hettoerisme.

De plaatsing van de wijnstreek Douro opde Wereld Erfgoedlijst laat zien dat decommunautaire fondsen niet slechtsdienen ter financiering van deinfrastructuur. In de ogen van deCommissie voor Samenwerking van deRegio Norte bewijst het succes van dezeactie dat zelfs kleinschalige projecten meteen geringe financiële bijdrage, zoals hierhet geval is, structurele oplossingenkunnen bieden voor regionale planningen ontwikkeling.

Page 14: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

14 inforegio panorama • N° 9

De uitvoering van de INTERREG-programma’s tussen Duitsland enNederland geschiedt op basis van eenlange traditie en duurzamesamenwerkingsverbanden. Het“Euregio”(2)-concept werd namelijk alin 1958 gelanceerd en voor het eersttoegepast. Dit concept is vandaag dedag zeer wijd verbreid in degrensgebieden van de Europese Unie.

De voedingsmiddelensector is,ongeacht of het gaat om voeding voormenselijke of dierlijke consumptie,een zeer belangrijke economischesector van de Euregio Rijn-Maas-Noord aan de grens met Noordrijn-

In actieINTERREG IIIA Rijn-Maas-Noord

Grensoverschrijdende voedselveiligheidProducenten en autoriteiten van de Duits/Nederlandse Euregio Rijn-Maas-Noord hebben zich verenigd om eengrensoverschrijdend kwaliteitslabel op te stellen dat de veiligheid van voedingsmiddelen garandeert entegelijkertijd een belangrijke sector van de regionale economie versterkt.

Westfalen (Duitsland) en Limburg(Nederland).

BSE, varkenspest, dioxinevergiftiging,salmonella-infectie... De velevoedselcrises die de afgelopen jarenEuropa hebben geteisterd hebben deconsument wantrouwend gemaakt ende zwakte van de landbouw- envoedselsector benadrukt.

De Duitse en Nederlandse partnersvan de Euregio besloten preventieveactie te ondernemen door in het kadervan INTERREG een gezamenlijkproject voor onderzoek enontwikkeling te lanceren. Hetontwikkelt een geïntegreerdgrensoverschrijdend kwaliteitslabelvoor de landbouw- enveevoederindustrie in de Euregio Rijn-Maas-Noord”.

Het project omvat vijf grotefasen:1. Producenten en veterinaire

autoriteiten definiëren enimplementeren gezamenlijk eenprocedure voor dekwaliteitscontrole die door degehele voedselketen heenloopt.

2. Er zijn grensoverschrijdenderaadgevende groepen samengestelddie zich bezighouden met deproductlijn in de verwerkendebedrijven.

3. Er is een gezamenlijkcommunicatienetwerk voor vragenop het gebied van hygiëneopgesteld.

4. De deelnemende bedrijven werkenaan de opstelling en de

(2) De Euregio Gronau/Enschede, gesticht in1958, is de oudste Europese structuur voorgrensoverschrijdende samenwerking.

Page 15: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

tenuitvoerlegging van eeninstrument voor kwaliteitscontrolevan het type HACCP (HazardAnalysis Critical Control Point).

5. In vier proefbedrijven zijnsystemen voor identificatie enopsporing, evenals aangepastecontrole-instrumentengeïmplementeerd. Deze bedrijvenwisselen onderling ervaringen uiten verzekeren de actualisering vande informatie tussen elkedeelnemer van elke keten,enerzijds, en door middel van hetnetwerk van de raadgevendegroepen, anderzijds.

Voorts werkt een aantal kleine enmiddelgrote geselecteerdelevensmiddelenondernemingen, insamenwerking met de universiteitenvan Wageningen en Bonn, aan deontwikkeling van eensoftwareprogramma voorkwaliteitsbeheer.

Tenslotte organiseert het projectgeïntegreerde cursussen en zorgt hetvoor de uitwisseling van ervaringen,zodat problemen sneller kunnenworden opgelost en de risico’s beterkunnen worden opgespoord engeanalyseerd. Het feit dat het projectwordt uitgevoerd op basis van eenDuits/Nederlands partnerschapbevordert eveneens het intercultureleaspect in de economischebetrekkingen. Door de kwaliteit en deveiligheid te verbeteren, zou hetproject de levensvatbaarheid en deconcurrentiepositie van de landbouw-en voedingssector en veevoedersectorin de Euregio moeten versterken.

Contact:Euregio Rijn-Maas-NoordD-41050 MönchengladbachTel.: 0049 (0) 2161 259 230Fax: 0049 (0) 2161 259 239E-mail: [email protected]: www.euregio-rmn.de

Regional revival - Successfulprojects financed by the Struc-tural Funds in Austria Bloemlezing van 21 projecten die zijngecofinancierd door de EU en Oosten-rijk.

Beschikbaar in het Duits en Engels(April 2003).

Tweede voortgangsverslagover de economische en socia-le cohesie

Beschikbaar in de elf talen van deUnie en in de tien talen van de kandi-daat-lidstaten.

panorama • N° 9inforegio 15

Laatste publicaties

Page 16: panorama - ec.europa.euec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/panorama/pdf/mag9_nl.pdfen tendensen op het gebied van de Europese cohesie sinds de verschijning van het eerste

ContactenEuropese Commissie, Directoraat-generaal “Regionaal beleid”Eenheid 01 “Informatie en Communicatie”Thierry Daman41, Tervurenlaan, B-1040, BrusselFax: +32 2 296 60 03E-mail: [email protected]://europa.eu.int/comm/dgs/regional_policy/index_nl.htm

Commissaris Michel Barnierhttp://europa.eu.int/barnier

Informatie over regionale steun van de Europese Uniehttp://europa.eu.int/comm/regional_policy/index_en.htm

KN-LR-01-009-N

L-N

© Europese gemeenschappen, 2003Reproductie is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.

http://www.localdeveurope.org“De financiële instrumentering ten behoeve van de plaatselijkeontwikkeling” is het resultaat van een partnerschap van organisatiesen deskundigen van zes landen van de Unie: België, Duitsland,Frankrijk, Italië, Spanje en Groot-Brittannië. Het project, gefinancierddoor het Directoraat-generaal Werkgelegenheid en Sociale zaken vande Europese Commissie, beoogt bij de plaatselijke en regionaleautoriteiten de instelling en het gebruik van efficiëntefinancieringsinstrumenten die de plaatselijke ontwikkeling in deregio’s stimuleren, te bevorderen. De site is drietalig: Engels, Frans enItaliaans.

http://www.ctp.orgDit is een site van de Werkgemeenschap van de Pyreneeën, opgerichtin 1983 naar het model van het Alpengebied, voor de bevordering vande grensoverschrijdende samenwerking tussen zeven Europese regio’s(Aquitaine, Aragon, Catalonië, Baskenland, Languedoc-Roussillon,Midi-Pyrénées, Navarra) evenals met Andorra. Er is al uitgebreideinformatie beschikbaar in het Spaans en binnenkort zou er ookinformatie te verkrijgen moeten zijn in de Franse, Catalaanse enBaskische taal.

http://www.eminderproject.com “e-Minder” (electronic CoMmerce LeveragIng Network forDeveloping European Regions / Elektronisch handelsnetwerk voor deontwikkeling van de Europese regio’s) is een samenwerkingsverbandtussen Cyprus, Galicië (Spanje) en Pommeren (Polen) in het kader vande prioriteit die het zesde communautaire Kaderprogramma vooronderzoek en ontwikkeling (www.cordis.lu/ist)geeft aan IST(Information Society Technologies). Op deze lijst staan talrijke nuttigelinks op het gebied van regionale ontwikkeling.

On line