Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer...

39
http://www.palet-online.nl Derde druk Auteurs Marjolein Bakker Jan Severins Rieks Veenker Astrid Westerbeek Feesten Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer

Transcript of Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer...

Page 1: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

http://www.palet-online.nl

Derde druk Auteurs Marjolein Bakker Jan Severins Rieks Veenker Astrid Westerbeek

Feesten Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer

Page 2: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Methodeoverzicht

Palet ckv Palet Basisboek Methodewijzer downloadbaar via Palet-online Palet Themakatern De Stad Docentenwijzer bij De Stad Audio-cd bij De Stad Palet Themakatern Feesten Docentenwijzer bij Feesten Audio-cd bij Feesten Palet Themakatern Liefde Docentenwijzer bij Liefde Audio-cd bij Liefde Palet Themakatern Helden Docentenwijzer bij Helden Audio-cd bij Helden cd-rom Hotel Palet Palet Mono: Film Docentenhandleiding bij Film Video/dvd bij Film Palet Mono: Dans Docentenhandleiding bij Dans Video/dvd bij Dans Palet Mono: Muziek Docentenhandleiding bij Muziek Video/dvd bij Muziek Palet Mono: Theater Docentenhandleiding bij Theater Video/dvd bij Theater www.palet-online.nl

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl Derde druk, eerste oplage © ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2007 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie-en Reprorechten (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Page 3: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Inhoudsopgave 1 Inleiding 1

1.1 Het didactisch concept 1 1.2 Studielast 1

2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 3

2.1 Subthema 1: Feestdagen 3 Opdrachtblok 1: Verjaardagen 3 Opdrachtblok 2: Feestmaal 5 Opdrachtblok 3: Vlag en wimpel 6 2.2 Subthema 2: Pracht en praal 11 Opdrachtblok 1: Vorsten en voorstinnen 11 Opdrachtblok 2: Glamour 15 Opdrachtblok 3: Uitgaan met allure 17 2.3 Subthema 3: Rituelen 19 Opdrachtblok 1: Maskers en mythen 19 Opdrachtblok 2: Religieuze feesten 22 Opdrachtblok 3: Tradities 26 2.4 Subthema 4: Zien en gezien worden 29 Opdrachtblok 1: Maskerade 29 Opdrachtblok 2: Festivals 31 Opdrachtblok 3: Verrassing! 33 2.5 Jij en feesten 36

Page 4: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 1

1 Inleiding

Deze docentenwijzer hoort bij het themakatern Feesten en bevat naast praktische ondersteuning de antwoorden bij de verschillende opdrachten. Daar waar er gevraagd wordt naar het geven van een mening of het beschrijven van een ervaring zijn geen (mogelijke) antwoorden opgenomen. Bij de staartopdrachten staat alleen iets vermeld als er specifieke kennis voor nodig is. Deze antwoorden kunt u eventueel kopiëren voor de leerlingen. In de Methodewijzer Palet (te downloaden via www.palet-online.nl) vindt u meer algemene informatie over de methode Palet.

1.1 Het didactisch concept Het themakatern Feesten behandelt één thema, dat in vier subthema’s wordt uitgewerkt. Daarbinnen komen de zeven verschillende kunstdisciplines aan de orde: theater, film, muziek, beeldende kunst, architectuur, design, literatuur. Het themakatern besteedt ook aandacht aan cultureel erfgoed. Elk subthema is inwisselbaar qua volgorde. Binnen een subthema is wel sprake van opklimming in moeilijkheidsgraad: van leerling-nabij tot ‘verder weg’, van ‘eenvoudig’ kunstwerk naar ‘moeilijkere’ kunst en van eigen bekend referentiekader naar onbekendere ervaring. Een subthema bestaat uit drie opdrachtblokken, die didactisch de lijn volgen van oriëntatie → verdieping → afsluiting (afgeleide van het OVUR-model: Oriëntatie – Voorbereiding – Uitwerking – Reflectie). Een opdrachtblok bestaat uit kleinere reeksen samenhangende opdrachten. Daarnaast zijn er keuzeopties mogelijk. Een opdrachtblok is een afgesloten eenheid en is opgebouwd uit kop-, romp- en staartopdrachten. In de kopopdracht maken de leerlingen kennis met een kunstobject in een bepaalde omgeving. Ze kunnen het relateren aan hun eigen ervaringswereld (subjectief). In de rompopdrachten leren de leerlingen het kunstobject kennen qua vorm, inhoud en (sociaal)culturele context (objectief). In de staartopdrachten verwerken de leerlingen de informatie die ze tijdens het maken van de kop- en rompopdrachten hebben verworven in een praktische keuzeopdracht (creatief). De verschillende werkvormen komen verspreid voor in de subthema’s en staan garant voor een goede afwisseling tussen kennisvragen, beschouwende vragen, meningsvormende vragen, waarnemingsopdrachten, onderzoeksopdrachten en creatieve/praktische opdrachten. Het themakatern wordt afgesloten met een keuze uit twee praktische eindopdrachten die teruggrijpen op de vier subthema’s en de relatie tussen de leerling en het thema omvatten.

1.2 Studielast In de volgende tabel is de opgegeven studielast steeds een indicatie. Vanwege de aard van de opdrachten is het niet mogelijk om een exacte opgave te doen. Het zoeken naar informatie of voorbeelden zal per keer meer of minder tijd in beslag nemen. De tijd die hiervoor nodig is, kan aanmerkelijk verkort worden als de school over een computerlokaal of mediatheek beschikt. Veel onderdelen zijn dan ook niet in een vaste studielast uit te drukken. In de tijdsaanduiding is uitgegaan van het volledig uitvoeren van het opdrachtblok, echter zonder de laatste (staart)opdracht waarin leerlingen een keuze kunnen maken uit diverse praktische opdrachten. Subvragen zullen niet altijd uitgevoerd (kunnen) worden. Daarnaast zijn er ook keuzeopties. Door samenwerking kan een opdracht versneld uitgevoerd worden. In het schema vindt u ook per opdrachtblok de kunstdisciplines die aan de orde komen. U kunt ook een andere tijdsaanduiding of zelf een limiet aan de leerling opgeven. U kunt een opdracht uitbreiden door er een culturele activiteit aan te verbinden.

Page 5: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 2

Titel Opdrachtblok Studielast (in minuten) Kunstdisciplines Subthema 1: Feestdagen Verjaardagen 1 110 Muziek, film, beeldende kunst Feestmaal 2 120-150

(zonder/met keuzeopdracht) Beeldende kunst, design, muziek

Vlag en wimpel 3 180 Architectuur, design, muziek, theater, beeldende kunst

Subthema 2: Pracht en praal Vorsten en vorstinnen 1 120 Design, theater, muziek, architectuur Glamour 2 120 Fotografie, beeldende kunst, design,

muziek, architectuur Uitgaan met allure 3 130 Architectuur, beeldende kunst, design,

muziek Subthema 3: Rituelen Maskers en mythen 1 150-180

(zonder/met keuzeopdracht) Beeldende kunst, theater, muziek

Religieuze feesten 2 150 Architectuur, muziek, beeldende kunst Tradities 3 125 Beeldende kunst, muziek Subthema 4: Zien en gezien worden Maskerade 1 110-140

(zonder/met keuzeopdracht) Film, beeldende kunst, muziek, theater

Festivals 2 100 Film, muziek, architectuur Verrassing! 3 135 Theater, muziek, beeldende kunst,

architectuur, literatuur Jij en feesten 1 of 2 Deze opdracht is in één lesuur (50

min.) te doen, mits thuis de nodige voorbereidingen zijn getroffen (ook 50 minuten)

Page 6: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3

2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten

2.1 Subthema 1: Feestdagen

Opdrachtblok 1 – Verjaardagen 1 a In Verjaardagsfeest geeft Frank Boeijen een verschrikkelijk beeld van een verjaardagsfeest. Die feesten zijn allemaal

hetzelfde: veel gepraat maar weinig inhoud, één grote leegte. De liedtekst van Verjaardagsfeest: Verjaardagsfeest Het is hier zo gezellig, zo fijn En iedereen vraagt zich af Waar de rest zou zijn Zijn ze wel uitgenodigd Of vond je dat niet nodig Anders bel je ze even Misschien dat ze nog komen Er zijn nou zo’n vijf man Op dit Amerikaans feest Dus neem het ervan Eén krat bier, één zakje pinda’s En drie flessen Coca-Cola Al die verhalen over die en die En zij heeft wat en hij heeft niets Oh, ik kan niet meer praten Mijn tong zit vastgeplakt Ik moet naar buiten, ik ben het zo zat Refrein: Oh, ik wil nooit meer Naar een Verjaardagsfeest Omdat ze vervelend zijn, Vervelend zijn Ik ben er minstens naar duizend geweest Ik wil nooit meer Ik ga nooit meer Naar een verjaardagsfeest

Stilletjes stelletjes voor de Open haard Dit is romantisch Dit is goud waard Het lijkt wel een rustkuur Eén minuut duurt een uur Staren, starend in dat vuur Je schrikt wakker, plotseling Ontdek je dat er iemand vandoor is met jouw vriendin Je hoort ze boven lachen door het bed heen gezakt Ik moet naar buiten, ik ben het hier zat Refrein: Ik wil nooit meer ... Zeg me dat het hier leuk is Zeg me dat ik plezier heb Doe alsof het hier leuk is Dit is de laatste keer, ik ga nooit meer Ik wil nooit meer ... Bron: Frank Boeijen, 1981.

b/c Door de eenvoudige begeleiding komt de nadruk op de tekst te liggen. Ook accentueert de sobere begeleiding van het couplet door drums en bas (steeds dezelfde melodie) het gebrek aan geestelijke inhoud van het feestje. Frank Boeijen zingt het couplet verhalend en vrij monotoon: bijna een beetje verveeld zelfs.

d Het refrein is drukker met elektrische gitaar erbij. Hier geeft de tekst ook meer het gevoel van Frank Boeijen weer, terwijl de coupletten meer verhalend zijn. Doordat hij het refrein hoger en harder zingt, krijgt de muziek meer emotie (agressie).

Page 7: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 4

2 a/b De film Loveactually vertelt het verhaal van verschillende mensen die bijna allemaal op de een of andere manier met elkaar zijn verbonden. Het speelt zich af in de periode vlak voor Kerstmis in Groot-Brittannië. De personen zijn:

De nieuwe minister-president (Hugh Grant): op zijn eerste dag als minister-president wordt hij voorgesteld aan zijn personeel op Downing Street 10. Zijn aandacht wordt getrokken door een van secretaresses. Op een nogal onhandige manier probeert hij contact met haar te krijgen. Dit mislukt faliekant.

De oudere broer van de minister-president (Liam Neeson): zijn vrouw is net overleden en hij probeert zijn zoontje te helpen met zijn eerste verliefdheid.

Een schrijver (Colin Firth): deze trekt zich na een mislukte relatie terug in zijn vakantiehuisje. Hij en zijn Portugese hulp in de huishouding worden verliefd op elkaar, maar spreken alkaars taal niet.

De secretaresse van de minister-president (Martine McCutcheon): zij heeft een oogje op de minister-president. De oudere zuster van de minister-president (Emma Thompson): zij helpt haar andere broer (Liam Neeson) met het

verwerken van het verlies van zijn vrouw. De echtgenoot van de oudere zuster (Alan Rickman): tijdens een personeels(kerst)feestje in een galerie wordt hij

verleid door een medewerkster van zijn kantoor. Een jonge vrouw die op het kantoor van de echtgenoot werkt (Laura Linney): zij heeft de zorg op zich genomen

van haar broer die psychisch in de problemen zit. De vrouw van de galeriehouder (Keira Knightley): zij komt er bij het bekijken van haar huwelijksreportage achter

dat de beste vriend van haar man van haar houdt. Een ‘oude’ rockster (Bill Nighy): hij probeert een kersthit te maken. De eigenaar van een juwelierswinkel (Rowan Atkinson): hij verkoopt de overspelige echtgenoot een gouden

halsketting voor de medewerkster van zijn kantoor. Daarnaast zijn er nog enkele andere personages die hun eigen verhaal hebben.

c Een raamvertelling is een verhaal waarbinnen zich verschillende kortere verhalen afspelen die niet noodzakelijkerwijs iets met elkaar te maken hoeven te hebben. In Loveactually staan de levensverhalen van de meeste personen los van elkaar, ook al zijn sommige op de een of andere manier met elkaar verbonden.

d/e De bindende factor in de film is dat iedereen zich op zijn eigen manier voorbereidt op Kerstmis. Tijdens een kerstuitvoering op de basisschool van de kinderen van de ‘oudere zus’ komen de verhalen van een groot aantal hoofdpersonen bij elkaar.

3 a Het licht komt van linksboven. Dat geeft veel schaduw in het gezicht van de man. Op het (schets)boek na is de rest van

het schilderij vrij donker gehouden. b Door de lichtbundel klein te houden (alsof er een soort spot op het gezicht is gezet), wordt alle aandacht naar het

gezicht van de man getrokken. De schaduwrijke, donkere kleding versterkt dat nog eens. c Het schilderij is het laatste zelfportret dat Rembrandt heeft gemaakt. Het schilderij ademt vooral rust en berusting uit.

Zijn gezichtsuitdrukking roept vaak de vraag op wat hij op dit moment allemaal gedacht zal hebben. d De mijmerende toon uit het gedicht van Rutger Kopland past goed bij het schilderij. Ook Kopland is vooral bezig met

de vraag naar de gedachten van Rembrandt. e Bij deze vraag gaat het er ook om dat leerlingen beeldenden middelen (Basisboek Palet Basis pagina 60) bij hun

antwoord betrekken. f Deze vraag kan heel goed dienen als basis voor een vergelijkende opdracht in het kunstdossier (samen met het

voorbeeld uit het katern). Laat de leerlingen op een A4’tje beide schilderijen én het gedicht van Kopland zetten plus een korte toelichting en dat in hun kunstdossier stoppen.

4 a W.A.M. (spreek uit WAM op z’n Engels) staat voor Wolfgang Amadeus Mozart. Mozart was een beroemd componist

met een onsterfelijke reputatie. Ook de popgroep Wham! heeft een geweldige reputatie opgebouwd. Mozart had in zijn tijd dus eigenlijk de status van een beroemde popster. De associatie met Wham! van George Michael is daarom niet toevallig.

b/c Dave komt met Elmire en een spreeuw naar het dierencrematorium, waarschijnlijk om de toekomstige crematie alvast te regelen. Zowel Dave als Elmire hebben niet veel tijd en Luna stuurt Dave dan ook snel naar huis om terug te komen als de spreeuw echt dood is.

d Het gaat hierbij alleen om een verhaal. In staartopdracht 5d bestaat de mogelijkheid om het verhaal ook daadwerkelijk uit te werken en te spelen.

e Zowel in Der Vogelfänger bin ich ja als in Der Kanarievogel (tweede helft) is het de dwarsfluit die het vogelgeluid suggereert. In beide gevallen laat Mozart de dwarsfluit in het hogere register spelen. In Der Vogelfänger bin ich ja speelt de dwarsfluit een snel loopje naar boven en in Der Kanarievogel speel de fluit veel versieringsnootjes om het kwinkeleren van het vogeltje te laten ‘horen’.

Page 8: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 5

Opdrachtblok 2 – Feestmaal 1 c Andere schilderijen van Arcimboldo zijn onder andere: de Kok, de Bibliothecaris en de Rechter. 2 a De term design gebruiken we alleen voor die gebruiksvoorwerpen die van goede kwaliteit zijn en die bovendien op

een uitzonderlijke manier zijn vormgegeven. We spreken van een uitzonderlijke vormgeving bij een functioneel gebruiksvoorwerp met een esthetisch verantwoorde (een zekere schoonheid bezittende) vorm.

b Design is over het algemeen bijzonder en duur. De andere producten zijn meestal massaproducten voor een lagere prijs.

c Met zijn karakteristieke tuit geeft het ontwerp een heel nieuwe en frisse kijk op het gebruik van borden, schalen en kannen. Bovendien bezit het een even eenvoudige als aantrekkelijke vorm.

d Bij het antwoord op deze vraag moet de leerling nadenken over vorm en functie. De tuit kan soms wel functioneel zijn, maar daarvoor is hij niet gemaakt. De vorm maakt het hele servies zeer karakteristiek, of zoals het in het Basisboek staat: De karakteristieke tuit geeft dit ontwerp een heel nieuwe en frisse kijk op het gebruik van borden, schalen en kannen.

e Het is beeldende kunst. Het servies is niet functioneel. f Mogelijke antwoorden voor: originaliteit, vormgeving, knap gemaakt. Mogelijke antwoorden tegen: weinig originele gedachte, kitsch. 3 b Criteria kunnen zijn: vormgeving, materiaal, functionaliteit. 4 a Muzak is een vorm van muziek die wordt gebruikt als achtergrondgeluid in winkels, restaurants en winkelcentra. d Een gigue is oorspronkelijk een snelle Schots-Ierse dans die in tweedelige maatsoort begon met een opmaat van een

kwart of achtste noot. Na 1600 werd de gigue in Engeland bekend als Jigg. Nog in de zeventiende eeuw werd de Jigg in Duitsland gedanst.

e De gigue is een snelle dans. De melodie is vrolijk en licht springerig. Het dynamisch verschil is niet groot en wordt veroorzaakt door de afwisseling van tutti (het hele orkest) en soli. Het stuk wordt gespeeld door strijkers; een viool en een cello hebben soli.

f Mogelijke antwoorden: Tussen de verschillende gangen: de muziek krijgt meer aandacht, de muziek geeft wat afleiding zodat er geen stiltes vallen.

Tijdens het eten: de muziek maskeert het gekauw en bestekgekletter. 5 a Salonmuziek was echt muziek voor de achtergrond: ‘livemuzak’. 6 e De liedtekst van Vette jus uit de Barend Servetshow: Vette jus Tekst: Wim T. Schippers. Zang: Sjef van Oekel. Zuurkool met vette jus Soep vooraf, ja dat is mijn menu Kaantjes met bruine bonen Flink veel ei, niet van dat gewone Blokken kaas met mayonaise Warme friet en ook saucijzen Sperziebonen uit het vet Pap van brood, zo is ’t maar net Arme kip, zo van het spit Flink veel aardappelen waar een korstje aan zit Een lekker prakje met een kuiltje jus Garstig spek, dat is wat ik lus Gebakken milt versierd met een sprotje Zure bommen uit een potje Ossentong in hete brij Gegarneerd met dampende prei

Zwanenhals gevuld met druiven Paardenhoef om af te kluiven Wat dacht u van een pudding met bessensap En als toetje garnalenpap Slappe thee en vruchtenijsjes Lendenlappen met vele radijsjes Gebraden haan in druipend vet Koffie toe en dan naar bed Hutspot met warme kroketten En een doekje om de mond te betten Oude kaas in vele talen Oude vis kan veel verhalen Rode wijn en pruimedanten Zeer veel drank en ook fazanten Tonnen bier en stapels brood Harde worst vol kokosnoot Pittig sausje van weleer Ach, wat wil een mens nog meer Kastanjes op de geitenbrij

Page 9: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 6

Opdrachtblok 3 – Vlag en wimpel 1 a Je kunt denken aan verjaardagen, officiële feestdagen zoals Koninginnedag, wanneer iemand is geslaagd,

(straat)feesten, herdenkingen, officiële openingen, Olympische Spelen en andere sporttoernooien. Ook tijdens demonstraties of in oorlogssituaties kunnen vlaggen een rol spelen.

b 14 juli is een nationale feestdag in Frankrijk. c Door de kleuren van de Franse vlag en de plaats midden in de compositie (meest opvallend en belangrijk), de

herhaling van de Franse vlag op de achtergrond, het feestelijk wapperen van de andere vlaggen, het kriskras door elkaar hangen van de vlaggen, de schuine richting van de vlaggen (dynamiek) en de heldere kleuren.

2 a Het is een amusementsgebouw. b Er is een theater- en filmzaal, er zijn gok- en speelautomaten en er is een restaurant. c De vlaggen geven iets bijzonders, vrolijks en feestelijks aan het gebouw; de variatie van de vlaggen maakt het extra

opvallend. Het past dus goed bij de functie van het gebouw. d Het circustheater is zakelijk en speels te noemen; speels vanwege de vormgeving: de vlaggen op het dak, het

kleurgebruik en de ruimtelijke indeling binnen. Het volgende citaat licht dat verder toe: Zijn felkleurige amusementspaleis Circus, Zandvoort (1991) wordt wegens de onbekommerde toepassing van de

banale vormen van de amusementsindustrie wel tot het postmodernisme gerekend. Soeters heeft bewust gekozen voor een spel met banale glamourvormen uit de amusementswereld. Ingeklemd tussen

huizen ligt aan een winkelstraat de voorkant van het gebouw. In vrolijke onregelmatige letters, die doen denken aan die op een kermis- of circusaffiche, is de naam ‘Circus’ te lezen, groot boven de ingangspartij die als een losse coulisse voor de gevel van spiegelglas staat. Die wordt bekroond door een golvend dak als een circustent, met drie lichtkoepels die doen denken aan feesthoedjes. Aan de zijkant van het gebouw rijzen vijf dikke vlaggenmasten op met kleurige wapperende vlaggen. Tenminste, die indruk wordt gewekt. De masten zijn half, maar worden door de spiegeling van de glazen gevel ‘heel’. De vlaggen zijn van staal, bekleed met tegels. De voorste en achterste vlag zijn in hun geheel zichtbaar. Zij vormen voor- en achterkant van de theater/filmzaal op de vierde verdieping. Van de andere vlaggen steekt alleen het laatste gedeelte uit de gevel van deze zaal. Betreedt de bezoeker het gebouw door de hoofdingang, dan komt hij in een grote hal onder het betonnen tentdak. Daar kan hij zijn goklust bevredigen aan de automaten die opgesteld staan in verschillende speeleilanden. Er zijn allerlei niveauverschillen, loopbruggen en vides.’

Bron: www.kunstbus.nl. e Positief: Het gebouw is vrolijk, eigentijds, uitbundig, gedurfd, uitnodigend. Negatief: Het gebouw past niet in zijn omgeving, het is overdreven, het lijkt wel plastic, geen serieuze architectuur, te

modernistisch. f Het gaat hier vooral om de argumentatie. 3 a Voorbeelden: tijdschriften, boekomslagen, websites, affiches, billboards, flyers, visitekaartjes, folders, verpakkingen,

geldbiljetten. b Laat de leerlingen een paar voorbeelden printen. c Stileren: de vormen aanpassen aan een beperkt aantal vereenvoudigde grondvormen, bijvoorbeeld alleen organische of

alleen hoekige vormen. d Wanneer grafisch ontwerpers gebruikmaken van zeer gedetailleerde vormen, kan dat ten koste van de duidelijkheid

gaan, met name als de grafische producten snel worden bekeken (affiches, billboards) of als de formaten klein zijn (visitekaartjes, flyers).

Bij bijvoorbeeld boekomslagen en tijdschriften kunnen grafisch ontwerpers gedetailleerdere vormen gebruiken. Stileren is dan niet direct nodig of heeft een andere functie, bijvoorbeeld gestileerde vormen roepen vaak een dynamisch effect op.

e Is het in het gevonden voorbeeld ook van belang dat de beschouwer de afbeelding snel in zich kan opnemen? Of gaat het meer om beeldende effecten als dynamiek?

Page 10: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 7

4 a Het volksliedachtige karakter van Ode an die Freude blijkt uit: de makkelijk in het gehoor liggende melodie; de beperkte omvang van de melodie (niet uitzonderlijk hoog of laag); het marsachtige tempo; de toonsoort (majeur); de herhalingen in de melodie; het aantal noten per lettergreep (niet veel noten op een woord of lettergreep).

b Doel: een lied dat door alle, bij de Europese Unie aangesloten, landen gezongen gaat worden en bekend is. Componist: moet in zo veel mogelijk landen bekend zijn en ook erkend zijn als een groot componist. Muziek: moet in zo veel mogelijk landen bekend zijn. Tekst: positief en het liefst ook verbroederend. c/d Mogelijke oplossingen:

het Europese volkslied alleen instrumentaal spelen; het volkslied in het Engels vertalen, omdat dit een wereldtaal is; ieder land dat bij de EU is aangesloten het volkslied in zijn eigen taal laten vertalen; het refrein in het Engels (of de oorspronkelijke taal, het Duits) schrijven en de coupletten in de eigen taal.

5 a De Franse vlag. b De Franse Revolutie die aan het einde van de achttiende eeuw begint. De burgers komen in opstand tegen de macht

van de adel en de geestelijkheid: zij zijn voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. De monarchie wordt eerst een constitutionele monarchie en vervolgens, in 1792, een republiek, met behoud van de grondwet. Het schilderij La Liberté guidant le peuple (Vrijheid voert het volk aan) wordt een zinnebeeld voor alle revoluties. Hoewel het wordt geassocieerd met de Franse Revolutie van 1789, beeldt het schilderij de Julirevolutie van 1830 uit.

c Een kind symboliseert de onschuld, maar ook vrijheid. d De vrouw symboliseert gelijkheid voor iedereen. De vlag wappert flink, want er moet een hevige strijd worden

gestreden. e De schilder sympathiseert met de idealen van de revolutionairen: de burgerij die in opstand komt tegen de

machthebbers en de ongelijke rechten en kansen van de verschillende bevolkingslagen in de Franse maatschappij. f Zijn de ideeën van de schilder goed op de leerlingen overgekomen? Vinden ze dat de inhoud begrijpelijk en ook

mooi/bijzonder is verbeeld? 6 a Amerikaanse soldaten plaatsen een vlag op een terrasje. b Er zijn vrij sobere en ook wat donkere kleuren gebruikt. De vlag zelf is wel gekleurd, maar toch heerst er geen

feestelijke sfeer. Het materiaal geeft een koude indruk en roept associaties op met machines. De sfeer is kil en verlaten. c Het plaatsen van de vlag werd gefotografeerd door fotograaf Joe Rosenthal op 23 februari 1945. De foto Flag raising

on Iwo Jima werd internationaal bekend. Deze foto werd een icoon van de moedige Amerikaanse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog, die het eiland Iwo Jima op de Japanners veroverden.

In 1955 vertelde Rosenthal: ‘Ik hoorde dat de vlag al gehesen was, ik dacht dat ik te laat was. Maar ik besloot toch te gaan kijken. Boven gekomen

bleek dat de soldaten een grotere vlag wilden plaatsen, de eerste vonden ze klein. Ik zag uit mijn ooghoek wat ze aan het doen waren. Die foto is eigenlijk een toevalstreffer.’

Bron: www.documentatiegroep40-45.nl. De indiaan Hayes was een van de mannen die door deze fotograaf werd vereeuwigd bij het naspelen van de plaatsing

van de vlag op Mount Suribachi. Hayes kreeg het later nog moeilijk met deze status. d De foto beantwoordt aan een nationalistisch, trots Amerikaans vrijheidsgevoel. De foto straalt kracht uit en een gevoel

van saamhorigheid en teamwork. Raising the flag at Iwo Jima diende later als model voor het Marine Corps War Memorial, het Nationaal Iwo

Jimamonument bij Arlington in de Amerikaanse staat Virginia. Hoewel het monument verwijst naar de gebeurtenis van 1945 is het een gedenkteken voor alle Amerikaanse mariniers die sinds 1775 in actieve dienst zijn gesneuveld. Omdat in Washington het Iwo Jimamonument is opgericht naar het voorbeeld van Rosenthal behoort dit beeld tot het collectieve geheugen van de V.S.

Tijdens de Mighty Seventh, een tournee om geld op te halen voor Amerikaanse oorlogsuitgaven, was het beeld van de Iwo Jimafoto overal te zien. Er werden levensgrote sculpturen van gips gemaakt, miniatuurbeeldjes, en zelfs ijssculpturen op de verschillende diners. De foto was symbool geworden voor het Amerikaanse succes tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er waren ook mensen die het succes met enige kritiek bekeken, waaronder kunstenaars: zij gebruikten de foto met een kritische bedoeling.

Page 11: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 8

Rosenthals onsterfelijke foto wordt wel vergeleken met een foto gemaakt door Thomas E. Franklin. Deze maakte na de aanslagen van 11 september 2001 een foto van een drietal New Yorkse brandweerlieden die de Amerikaanse vlag hijsen op de puinhopen van het World Trade Center. Franklin fotografeerde de hulpverleners op Ground Zero en zag, naar eigen zeggen, onmiddellijke overeenkomst met Rosenthals’ beroemde prent.

e De soldaten lopen met de vlag naar een terrasje van een café, waar twee nietsvermoedende mensen aan de bar zitten. Ze lijken de vlag op de plek waar gewoonlijk een parasol staat, te willen plaatsen. Kienholz wil de gebeurtenis dichter bij de mensen brengen, hen erop attenderen, ook op de ‘gewone’ momenten. Het werkt ook vervreemdend: een bekende voorstelling plaatsen in een gewone situatie.

f De gedenkplaat van The Portable War Memorial (verwijst naar het echte War Memorial, de datum is in te vullen, er zijn veel gebeurtenissen in de geschiedenis en actualiteit met dezelfde lading), de adelaar boven de gedenkplaat (symbool van macht en weerbaarheid), het schoolbord (verwijst naar namen van personen en landen), de poster links op het tableau (verwijst naar de Amerikaanse werving van jonge mannen die voor het land willen vechten). De soldaten hebben geen gezicht, ook dat heeft een symbolische betekenis (de anonieme heldendaad).

g De vlag maakt duidelijk dat dit tafereel verwijst naar de Amerikaanse geschiedenis. h Tableaus zijn grote assemblages (ruimtelijke collages) of environments (ruimtelijke opstellingen, waar de beschouwer

omheen kan lopen), ruimtelijke kunstwerken met echte voorwerpen: allerlei elementen uit interieurs, etalage- en gewone poppen, foto’s, maar ook licht, geluid en geur, die samen een zeer indringend effect op de toeschouwer hebben. Kienholz maakte ook gipsen afgietsels van levende mensen. In zijn tableaus spelen mensfiguren een belangrijke rol. Ze lijken verwant te zijn aan het theater (naar de gekostumeerde tableaux vivants) en decors. Het zijn naturalistische reconstructies van fragmenten uit de werkelijkheid, maar de logisch lijkende opbouw wordt steeds doorbroken door onverwachte elementen: vaak gruwelijk, soms humoristisch. Kienholz uit hierin zijn sociale kritiek.

i Ander werk van Kienholz: Roxy’s (1960-1961): een Amerikaans bordeel, waarbij een pedaalemmer de romp van een vrouw is; The State Hospital (1966): een ziekenhuistafereel, waarbij het hoofd van een man is vervangen door een kom met

vissen; Back Seat Dodge “38” (1964): een kleine auto zonder wielen met erin een halfnaakte vrouw die op de bank ligt,

zichtbaar doordat de autodeur openstaat; The Wait (1964-1965): in een ruimte zit een oude vrouw te wachten op haar dood temidden van haar

herinneringen; The Beanery (1965): in een kroeg zitten mensen; hun hoofden zijn vervangen door klokken en er klinken allerlei

kroeggeluiden. 7 a Victor Hugo schreef Les Misérables in 1862. Hij heeft acht andere romans nagelaten:

Han d’Islande (1823); Bug-Jargal (1826); Le Dernier Jour d’un condamné (1829); Notre-Dame de Paris (1831); Claude Gueux (1834); Les Travailleurs de la mer (1866); L’Homme qui rit (1869); Quatre-vingt-treize (1874).

b De beschrijving in het Basisboek geeft aan dat werken tot de wereldliteratuur kunnen worden gerekend, wanneer ze: ver buiten de grenzen van het eigen land en de eigen taal worden gewaardeerd als literatuur van grote klasse; de tand des tijds hebben doorstaan en soms eeuwen na hun ontstaan in veel landen nog steeds worden herdrukt,

vertaald, verkocht en gelezen; van invloed zijn geweest op andere kunstvormen.

In al deze opzichten kan Les Misérables tot de wereldliteratuur worden gerekend. c Het werk zou geplaatst kunnen worden in de categorie ‘moderne klassieken’, omdat het nog steeds in zijn geheel of in

bewerkte of verkorte vorm wordt verkocht en gelezen of bekeken.

Page 12: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 9

8 a De Nederlandse musicalversie van Les Misérables kende de volgende rolverdeling: Acteur Personage Henk Poort Valjean Paul de Leeuw Thenardier Simone Kleinsma Madame Thenardier Ernst-Daniël Smid Javert Pia Douwes Fantine Vera Mann Eponine Danny de Munck Marius Joke de Kruijf Cosette Bill van Dijk Enjolras Tekstschrijver: Alain Boublil Componist: Claude-Michel Schönberg Regisseur: Ken Caswell Vertaling: Seth Gaaikema Dirigent: Maurice Luttikhuis Samenvatting van het verhaal: De hoofdpersoon van Les Misérables is Jean Valjean, een man die negentien jaar in een strafkamp heeft gezeten om

het stelen van een brood. Zijn opzichter daar, Javert, blijft hem na zijn vrijlating achtervolgen. Valjean neemt na zijn vrijlating een andere naam aan (monsieur Madelaine) en wordt elders fabriekseigenaar. In die rol krijgt hij te maken met de zieke werkneemster Fantine, die haar dochter Cosette uit geldgebrek heeft geplaatst bij de familie Thenadier. Cosette wordt door de Thenadiers verwaarloosd, terwijl hun eigen dochter Eponine de hemel in wordt geprezen. Na het overlijden van Fantine koopt Valjean Cosette over van de Thenadiers.

Negen jaar later komt Parijs gedeeltelijk in opstand. Marius, leider van de studenten, wordt verliefd op Cosette. Eponine heeft een oogje op Marius, maar die heeft het veel te druk met Cosette. De Revolutie begint. Valjean zit in tweestrijd of hij en Cosette moeten vluchten voor Javert, of dat hij de opstandelingen moet helpen. Hij kiest voor het laatste. In de strijd sterven eerst Eponine en Gravoche, zoon van de Thenadiers, later vele anderen. Valjean krijgt de kans Javert te doden maar laat hem gaan. Wanneer Valjean de gewonde Marius probeert te helpen, komt hij Javert tegen. Javert laat op zijn beurt Valjean gaan.

Marius herstelt door de goede zorg van Cosette. Het contact tussen Marius en Valjean is slecht sinds Valjean hem zijn levensverhaal vertelde. Marius weet echter niet dat het Valjean was die hem redde op de barricades. Daar komt hij achter wanneer Cosette en hij trouwen, en wel door de Thenadiers, die een ring laten zien die ze hadden gestolen van Marius toen hij en Valjean lagen te slapen. Marius en Cosette spoeden zich naar Valjean, en weten alle misverstanden recht te zetten vlak voor Valjean in hun armen sterft.

c De rode vlag staat symbool voor opstand, strijd, revolutie. De kleur rood verwijst naar het socialisme. d In het lied Nog één dag komen de volgende personages aan het woord: Valjean: Nog één dag! een nieuwe dag dat ik de route ga de eindeloze weg naar Golgotha de mannen kennen mijn vergrijp en komen terug, de tijd is rijp Nog één dag! Marius: Vandaag ving pas m’n leven aan Hoe kan ik leven als we scheiden? Valjean: Nog één dag! Marius: Het noodlot drijft jou hier vandaan Cosette: en ’t lot begon pas voor ons beiden Eponine: weer een dag in eenzaamheid Marius/Cosette: Zie ik jou nog ooit terug? Eponine: Weer een dag dat ’t langs hem heen gaat Marius/Cosette: Ik was voorbestemd voor jou Eponine: ’k Was op alles voorbereid Marius/Cosette: En ik zweer je ik ben je trouw

Page 13: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 10

Eponine: Maar hij zag geen plaats voor mij Enjolras: Nog één dag voordat het stormt? Neem je plaats in vlak naast mij Koor: ’t Is nu het uur! ’t Is nu of nooit! Valjean: Nog één dag! Marius: Moet ik haar niet achterna? Enjolras: Op de vrijheidsbarricade Marius: Sluit ik bij mijn broeders aan? Enjolras: Waar ons bataljon zich vormt Marius: Durf ik daar met hen te staan? Javert: Morgen is het Revolutie, die wordt in de kiem gesmoord. Morgen worden de studenten in hun eigen bloed vermoord! Valjean: Nog één dag! Thenardier: Als de eerste valt, er meteen op af ’t Is een vrije markt, dus in snelle draf hier dat ik wat ‘jat’, daar dat ik wat ‘biets’ meestal zijn ze ‘wijle’ dus ze missen niets! Studenten: Morgen is een nieuw beginnen vlag der vrijheid hoog in top ieder mens gelijke maat (2×) Nieuwe wereld zal dan winnen nieuwe wereld richt zich op hoor je ’t zingen op de straat? Marius: Mijn plek is hier, ik vecht met jou. Valjean: Nog één dag! Marius: Vandaag ving pas m’n leven aan Hoe kan ik leven als we scheiden? Javert: ’k Sluit me aan bij deze helden ’k zal ze volgen waar ik kan zo leer ik al de geheimen van hun sluwe aanvalsplan. Eponine: Weer een dag van eenzaamheid Valjean: Nog één dag! Marius: Het noodlot drijft jou hier vandaan Cosette: en ’t lot begon pas voor ons beiden Javert: Morgen komt er Revolutie, en die wordt in bloed gesmoord. Morgen worden de studenten ... Thenardier: Als de eerste valt, er meteen op af ’t Is een vrije markt, dus in snelle draf Valjean: Ja, morgen onder vreemde vlag ja, morgen is het oordeelsdag Allen: Ja, morgen zal pas blijken wat de grote God voor ons vermag na de nacht, donkere nacht, komt de dag! e De verwachtingen van de personages:

Valjean weet dat hij aan de vooravond van zijn arrestatie staat en door Javert opgepakt zal worden en weer de gevangenis in zal moeten.

Marius/Cosette nemen afscheid van elkaar en weten niet of ze elkaar morgen nog zullen terugzien. Eponine weet dat ze Marius kwijt is aan Cosette: ze heeft geen verwachtingen meer van de toekomst. Enjolras/studenten hebben alle hoop op morgen gericht: dan zal de studentenopstand de Revolutie inluiden. Javert is ervan overtuigd dat hij morgen de studentenopstand bloedig zal neerslaan. De Thenardiers zullen morgen op het slagveld hun eigen slag (roof op de slachtoffers) kunnen slaan.

f De opstand vindt plaats onder de rode vlag van de Revolutie en niet onder de Franse vlag.

Page 14: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 11

g De strijdvaardigheid in de muziek begint op het moment dat Enjolras zingt: ‘Nog één dag voordat het stormt?’ Melodie: makkelijk mee te zingen, niet al te hoog/laag. (Zie ook 2.1 Subthema 1, Feestdagen, opdrachtblok 3,

Vlag en wimpel, opdracht 4.) Ritme: gepuncteerd ritme (lange noot-korte noot) waardoor de muziek een marsachtig karakter krijgt. Dynamiek: de muziek wordt harder als Enjolras inzet; er komen ook meer instrumenten bij. Timbre: de instrumenten die er onder andere bijkomen, zijn basgitaar en drums. Daardoor wordt de klank van het

orkest donkerder. Tempo: dit blijft hetzelfde maar door het marsritme speelt het orkest wel steviger in de maat en krijgt de muziek

meer ‘power’. 9 a Stel eisen aan de hoeveelheid en kwaliteit van ontwerpen, het eerste idee is meestal niet het beste. Laat de leerlingen

even doorgaan met ontwerpen en ideeën uitwerken. b Zie a. c Het is ook voor te stellen dat de leerlingen de strijd van het volk in een andere tijd en setting plaatsen, maar met

dezelfde lading en passie. d Laat de leerlingen eerst een mindmap in pakkende en bruikbare woorden maken, zodat ze een kader hebben,

waarbinnen ze gaan schrijven. e Dit vraagt om een goede voorbereiding. De kleding van de vrouw kan aangepast worden, gezien de ontblote borsten.

2.2 Subthema 2: Pracht en praal

Opdrachtblok 1 – Vorsten en vorstinnen 1 a Hier zijn veel antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld met de kerst of als de leerling naar een première gaat. Er wordt extra

aandacht besteed aan kleding (model en stof), schoenen en haardracht. b De uitleg moet persoonlijk zijn. 2 a Voor de publiciteit en publieke waardering is die keuze van belang voor de ontwerpers. b De kleur van de jurk en het model met sleep en sluier zijn klassiek, maar de grootte van de strikken en de hoeveelheid

ervan zorgen voor de ‘knipoog’. c Laat de leerlingen meer foto’s van de jurk op internet bekijken, ook die waarbij het bovenlijfje van de jurk goed

zichtbaar is. De jurk is minder traditioneel dan men zou kunnen verwachten. 3 a Haute couture is op maat gemaakte kleding. Het wordt in kleine oplages met de hand in ateliers gemaakt. De kleding is

extravaganter dan confectiekleding, met bijzondere modellen en stoffen. Haute couture is daardoor veel duurder dan confectie. De nieuwste modellen worden geshowd in modeshows (catwalk).

Op nl.wikipedia.org/wiki/Haute_couture worden de volgende voorwaarden genoemd: Slechts een kleine groep modeontwerpers in Frankrijk mag zich haute couturier noemen. Daarvoor moet de ontwerper

in kwestie benoemd worden door de Chambre Syndicale de La Couture. Zij kent de titel haute couturier slechts toe wanneer de ontwerper voldoet aan de volgende voorwaarden:

De kleding moet in eigen ateliers vervaardigd worden. In de ateliers moeten minimaal twintig personen werken. Twee keer per jaar moet hun collectie gepresenteerd worden op de catwalk, met ten minste vijftig verschillende,

nieuwe kledingstukken per model. De kleding moet getoond worden door ten minste drie mannequins. Er moet een speciale ruimte zijn waar kleding aan vaste klanten getoond kan worden.

b Gaultier, Armani, Chanel, Valentino, Dolce en Gabbana, Hash, Lacroix, Yudashkin. Voorheen: Versace. Nieuwe generatie uit Nederland: Stephan Badal (al weer wat ouder), Mattijs van Bergen, Merel

Boers en Bas Kosters. c De overeenkomsten zijn vooral: de strikken, de soepel vallende stof, en, eventueel, de kleur wit. De jurk van Mabel is

veel traditioneler en minder ‘gewaagd’ dan het ontwerp voor de zomercollectie van 2005.

Page 15: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 12

4 a Het koningshuis is een heel geschikt onderwerp voor toneel, omdat het dramatiek in zich draagt: de positie van de monarchie in de maatschappij en van de afzonderlijke leden van het koningshuis brengen allerlei dilemma’s, tegenstellingen en belangenverstrengelingen met zich mee. Het is een wereld vol politiek, uiterlijkheden, gevoeligheden en bovendien een wereld die grotendeels gesloten blijft voor het publiek. Daarmee roept het koningshuis fantasie op en nieuwsgierigheid: hoe zou het er daar aan toe gaan? Hoe zouden de gesprekken lopen? Hoe zouden ze in het echt, privé, zijn? Het is een onderwerp waarmee we allemaal bekend en tegelijkertijd onbekend zijn. We hebben allemaal ongeveer evenveel informatie (dat wat naar buiten komt in de pers) en die informatie roept vaak gedeelde vragen op over het deel dat we niét te weten komen. Daarbij speelt het feit dat alles rondom het koningshuis een tikje precair is. Dat maakt het extra spannend om te dramatiseren. Wat mag je de ‘koninklijke’ personages wel en niet in de mond leggen? Hoe mag je hem/haar als acteur spelen?

Kijktip: In de serie Allemaal Theater spreekt actrice Anne-Wil Blankers over de interpretatie van haar rol als Wilhelmina (aflevering 10). De dvd van de serie is verkrijgbaar bij het Theaterinstituut via www.tin.nl.

b In cabaretvoorstellingen gaat het er niet om (mogelijke) achtergronden van het koningshuis te laten zien en is het doorgaans evenmin van belang hoe je de koninklijke personages vormgeeft (met uitzondering van de persiflage in het programma Kopspijkers). Voor cabaret is het onderwerp vooral interessant, omdat het koningshuis een gevoelig onderwerp is: je mag de leden niet beledigen, maar waar ligt de grens?

c In het stuk wordt gesuggereerd dat er een lesbische relatie zou zijn geweest tussen Juliana en Greet Hofmans. Recensies over de voorstelling Juliana zijn te vinden op www.bostheaterproducties.nl, onder ‘archief’, ‘Juliana’ en ‘quotes’. Verder op: www.8weekly.nl/index.php?art=4024 en www.ithtr.nl/recensie.php?recensieID=231 en op www.stadstheater.nl.

Omdat voorstellingen aan actualiteit zijn gebonden en daarmee de recensies ook, is ervoor gekozen enkele recensies hieronder op te nemen.

‘Juliana niet spannend genoeg’, Max Roijé Ger Thijs heeft in het stuk mooi de werkelijkheid en de fictie met elkaar verweven. Zo oppert premier Beel dat er een lesbische relatie zou zijn tussen Juliana en Greet Hofmans. Juliana antwoordt dat ze hem eigenlijk een draai om z’n oren zou moeten verkopen voor deze opmerking. Ook zegt Juliana vier dagen uit haar geheugen te missen en gaat Thijs zelf zo ver als haar de verklaring te laten geven dat er elektroshocktherapie op haar is uitgevoerd. Waarom zou ze anders alsenige in haar familie zo vroeg zijn gaan dementeren? Door Bernhard wordt dit onzin genoemd. Een heel handige manier om mogelijke waarheden aan te stippen om ze later zelf weer van de hand te doen. Bron: Annet de Jong, De Telegraaf, 2 mei 2006.

‘Ger Thijs houdt koningsdrama lekker luchtig’ Bernard wordt neergezet als de harteloze hufter. Vilein, kil en egocentrisch. Marisa van Eyle speelt Hofmans als een lijzige, rijzige dame, die dol is op de koningin met wie ze volgens dit stuk misschien wel een lesbische relatie had. Dic van Duin is geestig als Beel, de meevierende politicus die de paleiscrises niet onder controle had.Jaap Spijkers wordt gaandeweg Bernard. Maar Juliana, dat is een lastig verhaal, want ik geloof eigenlijk geen moment dat die grillige, kinderlijke hysterica de koningin is. Dat ligt meer aan Ger Thijs dan aan Renée Soutendijk, die de vorstin speelt zoals beoogd. Bron: Peter van Strien, Dagblad van het Noorden, 22 mei 2006.

Page 16: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 13

‘Koninginnedrama op polderformaat’ In het koningsdrama van Ger Thijs vloeit geen bloed. Louter tranen. Het leven van Juliana, zoals Ger Thijs het ons laat zien, is dan ook om te huilen. Van Thijs mogen we er smakelijk om lachen. Al dat huis-tuin-en-keukenleed, dat gefrustreerde idealisme, het is koninginnedrama op polderformaat. Het is meer iets voor de verstokte, voyeuristische Oranjeklant, tuk op malse roddels, dan voor de theaterliefhebber. Maar voor beiden valt er best wat te genieten. Bron: Jowi Schmitz, NRC Handelsblad, 1 mei 2006.

‘Jula, Greet en Benno in het vagevuur’ Renée Soutendijk is als Juliana overtuigend. Haar houterige motoriek, haar plotseling verstillen en haar trotse blikken de zaal in; het is niet moeilijk in Soutendijk een koningin te zien. Jaap Spijkers als Bernard poneert zijn grappen als de kogels van het geweer dat hij zo graag op olifanten leegt. ‘Ik ben dol op olifanten.’ De meer dienende rollen zijn voor Dic van Duin als minister-president Beel en Marisa van Eyle als Greet Hofmans. Als ensemble pakt het viertal het verhaal monter op en tilt het in een mum van tijd uit boven een geschiedvertelling. Wie eenmaal gewend is aan de rare setting, krijgt alsnog fijn toneelspel te zien. Tot halverwege. Veel te ernstig wordt de toon opeens, zelfs de grappige Bernard maakt alleen nog maar dodelijke opmerkingen. De spelers bezwijken onder de taaldruk, de verveling in de zaal slaat toe. Het spannende van een verhaal gebaseerd op historische feiten zit hem niet in de uitkomst, die kennen we. De spanning moet schuilen in de kleur van de ontbrekende puzzelstukjes. En die kleur is hier niet vlammend genoeg. Bron: Annette Embrechts, de Volkskrant, dinsdag 2 mei 2006.

‘Juliana te koket in muurvast stuk Thijs’ Hoe origineel ook om op deze manier vorstelijke verwachtingen en verwijten, tijdsprongen en terugblikken in één kader te vangen, de bedachte structuur zit wel muurvast. Iemand die even niet meespeelt, zit aan de kant, met een enkel zinnetje. De pijnlijke onthullingen zijn te summier om een dramatische uitwerking te hebben. Vanaf het begin storten de acteurs zich op de dialogen als komieken op een klucht. In timing lukt hun dit perfect, in tekst minder. Thijs doet zijn scherp gevonden grappen afbreuk: wanneer Beel Bernard ‘een scheve schaats laat rijden’, heeft Hofmans het over ‘een complete Elfstedentocht’ waarna de bon vivant ook nog ‘door het ijs zakt’. Meer dan met de vrouwen sympathiseer je met Bernard en Beel, bij leven toch minder leuke personages. Hofmans is te stram, Juliana te koket met haar veel te rappe antwoorden. Bron: Maja Landeweer, Algemeen Dagblad, 2 mei 2005.

‘Koningsdrama vol kostelijk geklungel’ Juliana heet een ‘koningsdrama’ te zijn, maar de manier waarop is eerder een klucht. Een kolderieke vertoning met lachwekkende personages. Juliana is meeslepend en haar emotionele pijn schemert ook wel door, maar Thijs presenteert de historische feiten in de eerste plaats als vermaak. Soms wat flauw en vlak, maar meestal kostelijk. Schitterend, dat geklungel van Juliana en Bernard! Renée Soutendijk, die de koningin laat stampvoeten als ze haar zin niet krijgt? Intussen krijgt de toeschouwer ook nog een interessant stukje vaderlandse geschiedenis mee. Bron: Annette Embrechts, de Volkskrant, 6 februari 2006.

Page 17: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 14

‘Juliana’s leven is interessant voor drama – Ger Thijs en Theatergroep De Kern komen tegelijk met toneelstuk over ‘spruitjeskoningin’ Het publiek moet straks maar bepalen wie de beste Juliana speelt, vindt regisseur, tekstschrijver en acteur Jan-Jaap Jansen van Theatergroep De Kern. Zijn vrouw Ineke ter Heege, die vanaf vandaag (na een serie try-outs) tot eind mei in de huid van de voormalige vorstin kruipt. Of actrice Renee Soutendijk, die hetzelfde doet in de door Ger Thijs geregisseerde voorstelling Juliana (première: de avond voor Koninginnedag). Collega Thijs schuwt juist iedere poging tot vergelijking van beide toneelstukken. Daarvoor is de opzet te verschillend. Theatergroep De Kern wil met Juliana’s Derde Weg zo dicht mogelijk de werkelijkheid benaderen, omdat ‘we het publiek graag goed informeren met historische drama’s’. Jansen en Ter Heege, die samen de tekst schreven, raadpleegden talloze biografieën en biografen. Iedere bevestiging uit die hoek dat ze Juliana’s karakter raak typeren, ziet het duo als een compliment.Thijs probeert juist een theatraal koningsdrama neer te zetten, in de geest van William Shakespaere of August Strindberg. Een liefdesdrama dat zich afspeelt in het voorportaal van de hemel: het vagevuur waar de net overleden prins Bernhard aankomt en zijn vrouw, minister-president Beel en gebedsgenezeres Greet Hofmans ter verantwoording tegenover zich treft.

d Opvallend zijn de chaos en onstuimigheid van de scène in afbeelding 2 ten opzichte van de stijfheid en netheid van de

scène in afbeelding 3. Op afbeelding 2 is bovendien nauwelijks een decor te zien, op afbeelding 3 zien we een chique, ‘realistisch’ decor.

e In een documentaire toneelvoorstelling wordt gepoogd zo dicht mogelijk de werkelijkheid te benaderen. Daarvoor wordt gedegen research gedaan: biografieën en artikelen worden geraadpleegd en er worden interviews gehouden om zo veel mogelijk een beeld te vormen van de werkelijkheid. In een gedramatiseerde voorstelling worden aspecten van de werkelijkheid juist theatraal uitgewerkt, vaak overtrokken, in elk geval in dienst van de voorstelling en niet van de werkelijkheid.

f Afbeelding 2 van de voorstelling Juliana betreft de gedramatiseerde voorstelling, afbeelding 3 van Juliana’s Derde Weg is de documentaire voorstelling.

5 a Middelen om een feestelijke indruk te maken op bezoekers:

het hoge plafond (hoger dan 12 meter); de grote boogvensters aan de linkerkant zodat de zon volop naar binnen kan schijnen; de grootte van de zaal (73 meter lang, 13 meter breed); de vele versieringen aan de lijst (fries) boven de arcades en pilasters; het beeldhouwwerk boven de fries; de gladde parketvloer waardoor er goed gedanst kan worden; de schilderingen op het plafond (onder andere de overwinningen van Lodewijk XIV); de pilasters van marmer; muurschilderingen aan het eind van de zaal; de grote vazen op sokkels aan het eind van de zaal; de verlichting is nu niet zichtbaar maar de zaal kan gevuld zijn met twintig verzilverde bronzen kroonluchters; alle spiegels aan de rechterwand.

b De zon en haar zonnewarmte staan symbool voor het leven. Zonder het licht en de warmte van de zon is er geen leven op aarde mogelijk. Niet voor niets dachten de oude Grieken dat de zon een god was. Lodewijk XIV vereenzelvigde zich met Apollo, die tot aan de negentiende eeuw werd gezien als de god van het licht en de zon.

c Lodewijk XIV bestempelde zichzelf als goddelijk. De zon en Apollo waren dan ook symbolen die Lodewijk XIV veel gebruikte om zijn macht aan de top van de maatschappelijke piramide te bevestigen.

d Door een enorme hoeveelheid spiegels tegenover de wand te plaatsen waar de zon binnenkomt, is de zaal een oceaan van licht en (als de zon schijnt) van zonneschijn.

6 c Het stuk bestaat uit een afwisseling van statige muziek en springerige, wat snellere muziek. d/e De hofdansen waren aan strenge regels onderhevig. De kleding beperkte de dansers, en vooral de danseressen, zeer.

De tempi waren over het algemeen rustig, de passen ook. Er werd niet gesprongen. Dit allemaal in tegenstelling tot de uitbundige, ongecompliceerde volksdansen.

Page 18: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 15

7 b Laat de leerlingen eventueel eerst een sfeerblad maken met voorbeelden. Laat ze zoeken naar afbeeldingen van modellen, stoffen en accessoires, waardoor ze zich kunnen laten inspireren.

c De site van Viktor & Rolf biedt al veel informatie en beelden, maar er is meer te vinden. In de winkel in Milaan staat alles op de kop. Je krijgt daar een ‘Alice in Wonderland’-effect. Dat is een leuk uitgangspunt.

Opdrachtblok 2 – Glamour 1 a Muziek: TMF-awards, het Internationaal Songfestival, Edison Music Award, de Grote Prijs van Nederland.

Literatuur: Boekenbal, AKO-literatuurprijs. Dans: de Gouden Zwaan, Sterren dansen op het ijs. Theater: Grote Theaterfestivalprijs, de Louis d’Or. Beeldende kunst: diverse prijzen van het Prins Bernard Cultuurfonds.

b Media-aandacht van landelijke kranten, radio en televisie, contacten maken met invloedrijke mensen in de reclame- en financieringswereld, een groot geldbedrag of kunstwerk als prijs.

2 a Om het portret aan iemand cadeau te geven ter gelegenheid van een belangrijke gebeurtenis, zoals een bruiloft of

jubileum, om een fase van zijn of haar leven vast te leggen, om zichzelf in een bepaalde gemoedstoestand of rol weer te geven, voor het nageslacht.

b Ja, de belichting zorgt voor een extra glansrijk effect, waardoor de huid en lichaamsvormen van Abeyie extra goed uitkomen. Ook de glanzende ketting versterkt dit effect.

c Denk aan: in zichzelf gekeerd, ontspannen, dromerig, geconcentreerd, verstild. d Door de expressieve kleuren, de koele kleuren van de schaduwen en doordat de vormen niet geïdealiseerd zijn. e Het contrast tussen licht en donker (de schaduwen en de glimplekken) van de foto zorgt voor een mysterieus effect, het

ziet er spannend uit. De kleuren van het schilderij maken het werk expressief: de uitdrukking is sterk en belangrijk. Ze hebben beiden een ingetogen blik, Abeyie kijkt zacht doordat hij een rustige oogopslag heeft en zijn lippen zijn zacht gesloten. Dumas kijkt geconcentreerd, haar ogen zijn gefocust en haar mond is iets strakker gesloten. Door het wel aankijken van Abeyie lijk je iets meer contact met hem te hebben dan met Dumas, zij kijkt van ons af en dat schept afstand.

3 a Als je iemand belangrijk wilt maken door middel van een foto, kun je kiezen voor een perspectief dat iemand groter

doet lijken, zoals het kikkerperspectief. b Om iemand belangrijk te maken, moet je ervoor zorgen dat in beeld de nadruk op die persoon komt te liggen. Hij of zij

moet gunstig afsteken tegen de achtergrond. Vaak zal worden gekozen voor een medium close beeldkader. Iemand in een groepsfoto belangrijk maken, kan door die persoon groter te doen lijken, vooraan te plaatsen en bijvoorbeeld ook door ervoor te zorgen dat die persoon goed wordt uitgelicht.

c Een voordeel van zwart-witfotografie bij portretten is dat oneffenheden van bijvoorbeeld de huid minder opvallen. Verder is zwart-wit vaak gestileerder dan kleurenfotografie. Omdat de fotograaf beperkt is in de mogelijkheden om met kleureffecten te werken, komt het bij zwart-witfotografie meer op vaardigheid en subtiliteit aan.

De voordelen van kleurenfotografie zijn de natuurgetrouwheid en de vele mogelijkheden om met kleur accenten te geven en effecten te bewerkstelligen. Kleuren laten dingen eruit springen. Ook kun je met kleuren de sfeer versterken.

d Met een filter kan een fotograaf effecten creëren, bepaalde kleuren tegenhouden of juist versterken. Het woord ‘filter’ komt uit de traditionele (analoge) fotografie. Een fotograaf kan een speciaal filter voor de lens plaatsen om een bepaald effect te creëren. Voorbeelden: een polaroidfilter maakt het blauw in luchten blauwer en het wit witter; een uv- of skylightfilter dempt het ultraviolette licht waardoor het blauw in de foto niet overheerst. Voorbeelden van andere filters zijn prismafilters, die een caleidoscopisch effect geven en polarisatiefilters die vooral bij fotografie van water hun dienst bewijzen door hinderlijke schitteringen weg te nemen. Gekleurde filters geven vooral sfeerversterkende effecten. Van blauw (koud) naar rood (warm).

Suggesties voor zoektermen op internet: effect van filters; fotografie en filters; kleurfilters. e Een blauwe lens geeft doorgaans een koel effect en zet de geportretteerde harder neer. Voor glamourfotografie is

daarom ‘soft focus’ geschikter. Soft focus is een techniek waarbij het beeld opzettelijk enigszins onscherp wordt gemaakt. Een manier om dit te bereiken is door wat vaseline op de lens aan te brengen. Met digitale fotobewerking kan ook een softfocuseffect worden aangebracht op een digitale foto. Doel is om de foto een zachtere uitdrukking te geven. Het flatteert de geportretteerde omdat oneffenheden worden verzacht.

Page 19: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 16

4 a De imponerende uitstraling van de Allianz Arena zit hem niet alleen in de grootte van het gebouw (er is plaats voor 66.000 toeschouwers), ook de gestroomlijnde halfronde vorm maakt indruk. Daarnaast is de verlichting aan de buitenkant van de Arena zo ontworpen, dat het stadion rood verlicht is als Bayern München thuis speelt. Als de andere thuisclub, TSV 1860 München, speelt, is het stadion helemaal blauw. Ook kunnen vakken wit verlicht worden. De vorm van het stadion valt direct op: een soort immense autoband.

b In hetzelfde artikel (de Volkskrant, 5 januari 2006) zei Jacques Herzog: ‘Voetbal als spektakelstuk, met tribunes zo steil dat je de bezoekers tot vlak boven de spelers brengt. Met mijn ontwerp weet ik de afstand tussen publiek en spelers heel klein te maken.’ (Zie ook vraag 4c.)

c De façade, de buitenkant, van de Allianz Arena is opgebouwd uit 2760 ruitvormige compartimenten die vol worden geblazen met warme lucht: 25.000 lampen kunnen de Arena in verschillende kleuren uitlichten. De façade is zo herkenbaar dat iedereen de Allianz Arena associeert met München. Voorheen was dat het even karakteristieke Olympisch stadion dat tot 2005 het thuisstadion was van Bayern München en TSV 1860 München. In dit stadion, dat 69.000 bezoekers kon herbergen, was de afstand van publiek tot spelers veel groter (mede door de atletiekbaan die erbij zat). Ook waren de tribunes van het Olympisch Stadion maar gedeeltelijk overdekt.

d Waar het in deze vraag vooral om gaat, is de beargumentering van de vergelijking. Eventueel kan ter verdieping van het Basisboek Palet Basis het hoofdstuk Architectuur de paragraaf Architectonische middelen worden gelezen.

5 a Moooi design is een Nederlands ontwerpbureau. Het is ontstaan uit het eigen interieurlabel Wanders Wonders, van

Marcel Wanders. Dit bureau ontwerpt (eigentijdse en bijzondere) designmeubelen en accessoires. Moooi houdt de productie van de ontwerpen in eigen beheer. Bekende ontwerpers die voor Moooi werken zijn: Marcel Wanders, Joep van Lieshout, Jorrit Kortenhorst, Jurgen Bey en Ross Lovegrove. Marcel Wanders is artdirector bij Moooi en ontwerpt en produceert ook nog op eigen naam (een eigen ontwerpstudio waar vijf mensen voor hem werken).

c Overeenkomsten: Bij beide kroonluchters zijn glanzende materialen gebruikt en zijn de lampjes rondom gemonteerd. Verschillen: De antieke lamp heeft veel meer extra versieringen (decoraties), de moderne heeft minder kristallen

pegels. De moderne lamp heeft een gladde kap aan de buitenkant, dat heeft de antieke niet. Extra informatie over Jurgen Bey, de ontwerper van Light Shade Shade Nederlands ontwerper Jurgen Bey werkt onder andere voor Moooi design. Hij heeft diverse prijzen gewonnen,

waaronder de Harrie Tillieprijs van de Gemeente Roermond, de 100% Design Blueprint Award voor het beste product van 2002, de Elle Decoration Design Award UK 2002 voor de beste designverlichting, en de Elle Deco International Design Award, Verlichting & Accessoires.

De functionaliteit van de voorwerpen staat bij Jurgen Bey niet voorop. Hij is meer bezig met de beleving die achter een product zit. Elk gebruiksvoorwerp heeft volgens Bey een voorganger en dus een traditie en geschiedenis. Dat wil hij zichtbaar maken.

6 a Door een apart en/of opvallend uiterlijk val je als artiest op. Je krijgt een bepaald imago en dat wordt commercieel

uitgebuit om een artiest ‘in de markt te zetten’. In de popmuziek maakt men van een popartiest, en de merchandising daaromheen, graag een product dat verkocht moet worden. Een imago helpt daarbij enorm.

b Deze vraag kan heel goed als basis dienen voor een opdracht in het kunstdossier. Laat de leerlingen op een A4’tje verschillende foto’s van de desbetreffende artiest met een korte toelichting zetten en dat vervolgens in hun kunstdossier stoppen.

c Funk betekent letterlijk vuil of smerig, maar dan met een seksuele lading. Het is een naam die de funkmuzikanten zelf hadden bedacht. Vergelijk in dit geval de namen rock-’n-roll (‘rollebollen’) en jazzy met funky. Jazz (oorspronkelijk jass, he jassed her) was een scheldnaam voor de zwarte muziek. Later is het een soort geuzennaam geworden.

d Muzikale middelen die voor het feestelijke karakter zorgen: Melodie: veel herhalingen in de melodie van blazers. Daardoor ontstaat de mogelijkheid om mee te gaan

zingen/neuriën. Ritme: dansritme. De muziek daagt uit om op te dansen. Dit komt onder andere door de accenten van de blazers,

bas en drums na de tel (syncopen). Dynamiek: de muziek wordt hard ingezet, en wordt daarna niet zachter. Instrumenten: blazers (trompetten) die korte felle akkoorden spelen (riffs). Stevige basis van drums en basgitaar.

De zangers slaan allerlei kreten uit om het publiek op te zwepen. Tempo: snel opzwepend tempo.

e De extravagante, kleurrijke kleding geeft net als de muziek ook een feestelijke indruk. Het effect is hetzelfde als bij ons het carnaval. Verkleden hoort bij een dergelijke feest.

Page 20: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 17

7 b Denk aan het aanpassen van kleur, materiaal en decoraties, dan kun je al snel een antieke lamp in een nieuw glamourjasje steken. De liefhebber kan ook een leuke serie ontwerpen, met allerlei variaties op eenzelfde thema, eventueel aangevuld met andere interieurdesign.

d De producten zijn stilistisch erg mooi gefotografeerd. Er bestaat een serie producten die al een glamourlook op zich heeft door de wijze van fotograferen (ontwerpen uit 2005).

Opdrachtblok 3 – Uitgaan met allure 1 a Mogelijke gebouwen met allure: Paleis op de Dam (Amsterdam), Hoofdkantoor ING-bank in Amsterdam Zuidoost,

Centraalstation in Amsterdam, Gasunie-gebouw in Groningen, Jachtslot Sint-Hubertus in Otterloo, Raadhuis in Hilversum en Paleis Noordeinde te Den Haag.

b Een gebouw met allure is dikwijls groot en gemaakt met opvallende en/of dure materialen. Allure kan bewerkstelligd worden door versieringen (Jachtslot Hubertus), maar ook door het gebruik van grote wanden (ING Amsterdam, Raadhuis Hilversum).

2 a vorm materiaal effect van het materiaal

kleur decoratie

buitenkant grillig natuursteen, ijzer, koper

speels, sprookjesachtig

grijs, blauw, geel

steenversiering, smeedijzer, glas in lood

binnenkant rond, ovaal, zacht.

tapijten, pluche, lamoen

luxe, warmte rood, blauw, geel, bruin (warme kleuren)

uitbundige, overdadige vormen

b Kenmerken van De Amsterdamse School: decoratieve versiering van de gevels, uitbundig metselwerk langs

schoorstenen, daklijsten en kozijnen. Vooral de vormgeving van de hoeken moesten de gevels reliëf geven. Ook de accenten die gegeven werden bij de deuren, portieken en doorgangen zijn opvallend voor het werk van De Amsterdamse School (www.bma.amsterdam.nl).

Een kenmerk van de Jugendstil is het gebruik van golvende ornamentele lijnen, vaak in de gedaante van gestileerde planten. Elk Jugendstilproduct is een Gesamtkunstwerk omdat dezelfde stijlkenmerken terugkomen in een gebouw, meubel of siervoorwerp.

De kenmerken van De Amsterdamse School zien we vooral terug in de gevel: uitbundig metselwerk. De Jugenstil vooral in het interieur: wandversieringen, lampen en plafonds.

c Tuschinski modelleerde het gebouw geheel naar eigen smaak en trok decorateurs aan die ieder een eigen stempel op het gebouw zouden drukken. Het resultaat was een bonte mengeling van stijlen: De Amsterdamse school, Jugendstil, art nouveau en art deco. De toenmalige architecten spraken daarom neerbuigend over ‘pruimentaartarchitectuur’.

3 a Voorbeelden van filmacteurs:

Charlie Chaplin: The Kid (1921), A Woman of Paris (1923), The Gold Rush (1925); Buster Keaton: The Scarecrow (1920), Convict 13 (1920), The Saphead (1920); Stan Laurel en Oliver Hardy (de Dikke en de Dunne): Pack up your troubles, Sons of the dessert, Big business.

Mary ickford: Through the Back Door (1921), Tess of the Storm Country (1922), Rosita (1923), Dorothy Vernon of Haddon Hall (1924).

b De film was nog zonder geluid. c Door de opkomst van de geluidsfilm. d Aan de snelle afwisseling van sferen en vreemde geluiden. Veel leerlingen zullen het snelle gedeelte interpreteren als

muziek bij een achtervolging. 4 a Het neonlicht trekt zowel binnen als buiten de aandacht. b De roltrap geeft een extra feestelijk, glamourgevoel aan het bezoeken van de bioscoop. Hij nodigt daardoor extra uit

om naar boven te gaan. c De klassieke elementen als de zuilen, de rondbogen en de (gebroken) timpaan, de verlichting, de brede, symmetrische

trappen met de balustrades, de medaillons en de beelden.

Page 21: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 18

d De neobarok werd in de negentiende eeuw vooral gebruikt voor openbare gebouwen die een chique en/of feestelijke uitstraling moesten krijgen, zoals theaters en concertgebouwen. De weelderigheid van de barok (pronkarchitectuur) leende zich daar goed voor. Kenmerken van de barok, die in de neobarok (en op de afbeelding) terug te zien zijn:

gebruik van klassieke architecturale vormen; dynamiek in het gebouw door verschillende niveaus, doorkijkjes en trappen aan te brengen; rijk versierde muren; diverse uitsparingen en uitbouwtjes in het muuroppervlak (geen strakke, vlakke muren, maar concaaf en convex

ritme). e Men kwam niet alleen naar het operagebouw om de opera en elkaar te bekijken, maar ook om zichzelf te laten zien.

Op weg naar de operazaal werd er op de trappen al flink rondgekeken, en tijdens de voorstelling ging de verrekijker niet alleen de kant van het toneel op, maar ook rondom, waar de overige toeschouwers zaten.

5 a Ze bevindt zich in een rijkversierde zaal, met vele loges in het rond. Zelf zit ze in een loge met een spiegelwand achter

haar (je ziet de spiegelreflectie links achter haar), waardoor je kunt zien waarnaar ze kijkt. b De impressionistische schilderstijl (een vluchtige schildertoets, pasteltinten, oog voor de lichtval en een beelduitsnede

en compositie alsof het een onverwachte foto is) waarin dit schilderij is geschilderd, was toen erg geliefd voor dit soort onderwerpen: in het theater, een momentopname van de vrouw, aandacht voor de bijzondere lichtval van de verlichting in de zaal. Ook aan haar kleding kun je zien dat het zich afspeelt aan het einde van de negentiende eeuw.

c Ze leunt afwachtend achterover met een ontspannen glimlach om haar mond. Misschien dat ze zich net even wat opricht, wellicht omdat ze een bekende ziet. Ze heeft een ontspannen en tevreden uitstraling.

d Haar blik is niet op het toneel gericht, maar ze kijkt rond naar de andere toeschouwers. Bovendien lijkt ze zich te presenteren, dus het zien en gezien worden speelt een rol.

e Weerkaatst in de spiegel, dat kun je zien aan haar spiegelbeeld links achter haar. 6 a Couplet 1: ‘There is movement all around’, ‘There is something goin’ down’. Refrein: ‘Yeah, and the feelin’ is bright’, ‘Then I get night fever, night fever’. Couplet 3: ‘I got fire in my mind’, ‘I’m glowin’ in the dark’. De liedtekst van Night Fever van de Bee Gees: Night Fever 1 Listen to the ground: there is movement all around. There is something goin’ down and I can feel it. 2 On the waves of the air, there is dancin’ out there. If it’s somethin’ we can share, we can steal it. Refrein: And that sweet city woman, she moves through the light, controlling my mind and my soul. When you reach out for me yeah, and the feelin’ is bright, then I get night fever, night fever. We know how to do it. Gimme that night fever, night fever. We know how to show it.

Here I am, prayin’ for this moment to last, livin’ on the music so fine, borne on the wind, makin’ it mine. 3 In the heat of our love, don’t need no help for us to make it. Gimme just enough to take us to the mornin’. I got fire in my mind. I got higher in my walkin’. And I’m glowin’ in the dark; I give you warnin’. Refrein: And that sweet city woman, ... Bron: Bee Gees, 1978.

Page 22: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 19

b De combinatie van rock met strijkers geeft de muziek een sfeer van uitgaan voor een groot publiek (dus voor iedereen): de strijkers voor de sfeer van een grote danszaal en de rock voor het feit dat het voor jongeren is. Het tempo van Night Fever is een zogenaamd up-tempo. Snel en vlot, net als het tempo van de film. De zang is verhalend en uitnodigend en wekt daardoor verwachtingen. Door in het begin hoog te zingen wordt het gevoel van opwinding versterkt.

c Funkmuziek valt onder de grote noemer van rockmuziek: een basis van zang met drums, basgitaar en elektrische gitaar. De muziek van de Bee Gees is meer disco dan funk. Dat komt door de sterke beat op elke tel van de maat. Het belangrijkste kenmerk uit de funk die je in de muziek van de Bee Gees terughoort, is vooral de elektrische gitaar met zijn hoge slagakkoorden.

d De film gaat over de jongen Tony die voornamelijk denkt aan dansen en uitgaan op zaterdagavond. Alles in het leven van de jonge mensen in de film staat in het teken van deze avonden. Vandaar ook het woord ‘koorts’. Het tijdsbeeld van de jaren vijftig komt in de film terzijde aan de orde. Tony’s vader is werkeloos en zit in de WW. Veel geld is er dus niet. Tony wil het gaan maken in de danswereld.

7 a ‘Blits’ is een oud woord voor ‘modieus’. Andere mogelijke synoniemen zijn: zeer modern, opvallend, hip. b Theaterlampen, gordijnen, bloemenwand, de quasi theateropstelling met uitzicht op het water. d Niet alles wat is vormgegeven, is ook meteen ‘design’. Die term gebruiken we alleen voor die gebruiksvoorwerpen die

van goede kwaliteit zijn en die bovendien op een uitzonderlijke manier zijn vormgegeven. We spreken van een uitzonderlijke vormgeving bij een functioneel gebruiksvoorwerp met een esthetisch verantwoorde (een zekere schoonheid bezittende) vorm.

e Blits kan genoemd worden als een voorbeeld van design. Het restaurant is vormgegeven vanuit één gedachte (concept), namelijk theater. Dat is in alle onderdelen van de ruimte uitgewerkt op een hoogst originele wijze.

8 d Laat de leerlingen eventueel eerst een sfeerblad maken met voorbeelden. Laat ze zoeken naar afbeeldingen van

modellen, stoffen en accessoires, waardoor ze zich kunnen laten inspireren. e Laat de leerlingen eerst een mindmap met bruikbare woorden maken, waarop ze verder kunnen werken voor het

gedicht. Dan hebben ze vast al een kapstok.

2.3 Subthema 3: Rituelen

Opdrachtblok 1 – Maskers en mythen 1 a/b Deze vraag kan heel goed als basis dienen voor een opdracht in het kunstdossier. Laat de leerlingen op een A4’tje

verschillende foto’s van de maskers plaatsen met een korte toelichting en dat vervolgens in hun kunstdossier stoppen. c Als de leerlingen voor een powerpointpresentatie kiezen, is een klassikale toelichting ideaal. Laat ze hun resultaat

vooraf bij u inleveren zodat u alles kunt ordenen. Dat verkleint het risico van technische problemen tijdens de les of presentaties die vergeten zijn.

2 a Een symbool is een teken dat in de plaats komt van een beeld met of zonder diepere betekenis. Dat beeld kan letterlijk

een beeld zijn, maar kan ook een gedachte of ideaal zijn. Zoals bijvoorbeeld het yin-en-yangteken. b Quetzalcoatl, de gevederde slang (spreek uit Kètsalkoatl) was een van de goden van de Azteken die stond voor het

goede in de mens. De Azteken offerden dan ook geen mensen aan Quetzalcoatl. Bij de Maya’s was Quetzalcoatl bekend als Kukulkan of Gukumatz. Quetzalcoatl was de windgod en hij werd afgebeeld met een vogelsnavel en een punthoed van jaguarhuid, met bovenop een edelsteen. Op zijn borst droeg hij een ster, symbool voor de wind. Soms had hij een baard; het kenmerk van de scheppingsgoden.

c Quetzalcoatl zou de veren van de quetzal dragen, een inheemse vogel met lange groene staartveren. In het masker is die groene kleur terug te zien.

d/e/f Het beschilderen van je gezicht heeft hetzelfde effect als het dragen van een masker. Je kruipt ermee in de huid van een ander personage. Daardoor kan en mag je je anders gaan gedragen dan normaal. Een sportfan mag bijvoorbeeld meer als het gaat om uiting geven aan emoties.

Page 23: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 20

3 a De vier hemelse dieren zijn: de feniks (Feng Huang), de schildpad , de eenhoorn (Ki-Lin) en de draak. De draak is de stichter van de keizerlijke familie.

b In Azië wordt de draak gezien als een teken van geluk. Chinese draken zijn vrolijk, wijs, vriendelijk en hulpvaardig. Ze dragen volgens sommigen een parel met magische eigenschappen in hun baard, de zogenaamde drakenparel. In Europa is de draak vooral gevaarlijk en monsterlijk. Er zijn nog meer verschillen tussen de draken uit het oosten en die uit het westen. Chinese draken spuwen geen vuur, ze hebben geen vleugels, maar kunnen vliegen met behulp van magie. Ze kunnen van vorm en grootte veranderen. Een Chinese draak heeft een paard- of kameelachtige kop, hertenhorens en een baard.

c Er zijn verschillende verklaringen voor het ontstaan van de leeuwendans. Maar in alle verhalen staat deze dans symbool voor het verjagen van het kwaad. Omdat een nieuw bedrijf zich voorspoed en geluk wenst, wordt in China de opening ervan gevierd met het verjagen van het kwaad: de leeuwendans.

d Zowel het draken- als het leeuwenpak bestaat uit een grote kop van papier (papier-maché) rond een skelet van bamboe en/of ijzerdraad (gaas). Het achterlijf wordt gevormd door een lange kleurige doek. Onder de doek en in de kop (waarvan de bek kan bewegen) zitten mensen. De kop is dus het masker van degene die de kop bedient. Net als het dragen van maskers bij rituele dansen zijn de draken- en leeuwendans bedoeld om het kwaad te verjagen en voorspoed en geluk af te dwingen van goden, monsters en andere bovennatuurlijke wezens.

e De ‘feeststoet’ is geïnspireerd op een optocht uit de oostelijke Chinese provincie Shanxi. Aankleding: Er worden een draak en twee leeuwen ten tonele gevoerd. De drakendans wordt traditioneel bij het

Chinese Nieuwjaar opgevoerd. De ceremoniemeester, de steltlopers en de andere acrobaten verwijzen naar de beroemde Chinese circustraditie.

Muziek: De blaasinstrumenten van het orkest op de achtergrond zijn twee bamboedwarsfluiten (ti-tzu) en een schalmei (dubbelrietinstrument zoals de Europese hobo).

Dans: Mannen met trommels dansen een vruchtbaarheidsdans: de Yunge. De leeuwendans wordt begeleid door cimbalen (kleine bekkens) en Chinese trommels.

4 a Halloween is een verbastering van de woorden All Hallows Eve: de vooravond van Allerheiligen, 31 oktober. Op deze

dag worden in de katholieke kerk alle heiligen herdacht. De oorsprong van Allerheiligen ligt waarschijnlijk bij de Kelten die op 1 november (Samhein) het einde van de zomer vierden. Op de laatste dag van de zomer zouden de geesten van de overledenen van dat jaar terugkomen en op zoek gaan naar nog levende lichamen om in te wonen. Die geesten moesten natuurlijk worden verjaagd. Zoals met zo veel heidense feesten en rituelen heeft de katholieke kerk deze op een handige manier in de christelijke traditie weten op te nemen. De katholieke feestdag Allerzielen (herdenkingsdag van alle overledenen) valt een dag na Allerheiligen. In Mexico viert men El Día de los Muertos nog altijd uitgebreid.

b Bij beide feesten worden doodskoppen gemaakt. Bij Halloween van onder andere uitgeholde pompoenen, oorspronkelijk bedoeld om de kwade geesten te verjagen. In Mexico wordt de dag vóór Allerzielen uitgebreid gekookt. Een deel van het eten wordt op een huisaltaar geplaatst of bewaard om de volgende dag bij het graf van een overleden familielid op te eten. De doden worden uitgenodigd de levenden te bezoeken en de bevolking is juist even niet bang voor de doden. De doodskoppen worden van suikergoed gemaakt en lekker opgegeten. De doodskoppen hebben bij Halloween en El Día de los Muertos dus een tegenovergestelde functie.

Omdat de katholieke Spanjaarden en Portugezen eeuwen geleden Zuid-Amerika hebben gekolonialiseerd, is het niet verwonderlijk dat juist in Mexico Allerheiligen nog wordt gevierd.

c Hendrik VIII van Engeland heeft zich in 1534 losgemaakt van Rome en de Anglicaanse Kerk gesticht. Daardoor heeft Engeland ook geen reformatie gekend waarbij veel rooms-katholieke gebruiken, zoals heiligenverering, zijn verdwenen. Dat Halloween dus in het van oorsprong door Engelsen en Schotten gekolonialiseerde Noord-Amerika nog bestaat is niet verwonderlijk. In Nederland dat voor het overgrote deel protestants is geworden, zijn feesten als Allerzielen en Allerheiligenveel minder bekend. Zie voor El Día de los Muertos in Mexico vraag 4b.

d Kiss heeft handig gebruikgemaakt van de uiterlijke kenmerken van Halloween: het beschilderen van je gezicht met doodskoppen. Dit alles om een afschrikwekkend uiterlijk te krijgen. Het imago van Kiss was gevestigd. Door het gebruik van extravagante kleding en vuur- en rookacts waren de shows een spektakel op zich. De (hardrock)muziek zelf sloot, zeker in de beginperiode, naadloos aan bij het imago van de band: rauw, excentriek en tamelijk bombastisch. Zie over het imago van popidolen ook: opdrachtblok 2, Glamour, opdracht 6a.

e Vooral in de hardrock en deathmetal zijn goede voorbeelden te vinden. Enkele voorbeelden: Slipknot, Ozzy Osborn, Lordi (de Finse winnaar van het Eurovisie Songfestival 2006), Mr Bungle, Marilyn Manson.

Page 24: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 21

5 a Verhalen hebben bij de Aboriginals uit Australië een cruciale betekenis. Ze maken deel uit van hun totale cultuur. De verhalen van de Aboriginals vinden plaats in de zogenaamde droomtijd. De droomtijd verwijst zowel naar de periode in het verleden dat de wereld ontstond als naar de wereld van nu om hen heen, waar onder andere de geesten van hun voorvaderen zich bevinden. Deze leven voort in de omgeving van de Aboriginals: het landschap, de planten en de dieren. Door middel van (be)schilderingen en zang en dans houden de mensen hun verhalen, veelal gelijkenissen, levend en komen ze in contact met hun droomtijd. De betekenis van de kunstuitingen en het maken ervan zijn onlosmakelijk verbonden met de cultuur van de Aboriginals.

Belangrijke plaatsen voor de Aboriginals zijn: Uluru (voorheen Ayers Rock), een reusachtige rotsformatie in het midden van Australië, De rots ligt in een gebied

dat vanwege de rode kleur van de grond ook wel het Rode Centrum wordt genoemd. Uluru is ook rood. Hanging rock, een oude vulkaan en een mysterieuze rotsformatie. Kakadu park, nu een nationaal park en reservaat, dat op de Werelderfgoedlijst staat. In grotten zijn schilderingen te

zien van de oorspronkelijke bewoners (40.000 jaar geleden) en van de Aboriginals. b De geesten van de voorvaderen van de Aboriginals leven onder andere voort in bepaalde plaatsen van Australië. Als je

de tjupurka (droomtijd) als een soort religie ziet, zijn de plaatsen waar de voorvaderen voortleven plaatsen die verhalen vertellen over het verleden van de Aboriginals. In zoverre is er een overeenkomst tussen de verhalen van de Bijbel en die van het landschap.

c/d De Aboriginals (allemaal mannen of jongens!) hebben hun gezichten en de rest van hun lichaam beschilderd. Ze dansen in een kring. Een van de mannen maakt bezwerende gebaren met zijn handen. Ook dragen ze dezelfde kleding in dezelfde kleur rood.

e De kleding van de mannen op afbeelding 3 en 4 is identiek: alleen een korte broek. Verder zijn ze naakt. De houding van beide dansers van afbeelding 4 (benen en handen, blootsvoets) heeft veel weg van de houding van de man met de speer en de bezwerende handen links op afbeelding 3.

6 a Te denken valt aan woorden als: enge, mistroostige, cynische, grauwe, komische, vervreemdende maskers. De sfeer is

te omschrijven als: verwarrend, de verloedering aan het einde van het feest, eenzaam en somber. Ook al lijkt het of de personen feestkleding aan hebben, het wekt niet de indruk van een vrolijk feest. De grimassen en de doodskop rechts versterken dit.

b De hoeden, de kleding, de carnavaleske maskers en de felle kleuren (rood en groen, blauw en oranje, dit zijn complementaire kleurcontrasten) maken het schilderij uitbundig, maar anderzijds worden deze kleurcontrasten in toom gehouden door de vergrijsde groenen op de voorgrond en de vergrijsde blauwen op de achtergrond.

c Ensors moeder had een winkel met souvenirs, chinoiserie en maskers. Een wonderlijke winkel die nogal bepalend is geweest voor zijn jeugd. Vooral de maskers komen later in zijn werk veel terug, nog niet in zijn vroege werk. Op zijn twintigste verlaat Ensor al de kunstacademie, waar hij niet zulke goede resultaten boekte. Hij gaat weer thuis wonen en betrekt de zolder. Vanuit het grote zoldervenster heeft hij een uitzicht in vogelperspectief op de zee, op straten, gebouwen en voorbijgangers. Dit uitzicht zien we terug in veel kunstwerken. Hij blijft bij zijn ouders wonen tot 1917 en maakt hier zijn beste schilderijen. Hij voelt zich meer en meer afgewezen door de kunstwereld, en komt hiertegen in verzet. Hij keert zich af van de maatschappij en de gevestigde orde, waardoor hij sterk geladen beelden gaat gebruiken, zoals maskers, skeletten, de dood, carnaval en travestieten om die maatschappij te bekritiseren. Ook koos Ensor, in zijn strijd tegen de gevestigde maatschappij, dikwijls voor de gewone man. De sfeer in zijn werk heeft meestal een dubbele bodem, het lijkt vrolijk en feestelijk, maar dat is het niet. Ensor blijft doorschilderen. Later wordt zijn werk meer en meer gewaardeerd. In de jaren twintig van de twintigste eeuw krijgt hij tentoonstellingen. In 1949 sterft hij op 89-jarige leeftijd.

d Het gaat erom dat ondanks dat de ingrediënten van de voorstelling iets feestelijks doen vermoeden, de sfeer toch niet vrolijk is, eerder grimmig. De mensen lijken eenzaam.

e De werken van Ensor verschillen nogal voor wat betreft de genoemde kenmerken, dus een scherpe vergelijking mag verwacht worden.

Page 25: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 22

Opdrachtblok 2 – Religieuze feesten 1 a Het hindoeïsme, het boeddhisme, het jodendom, het christendom, de islam en verschillende natuurreligies,

bijvoorbeeld van de Australische Aboriginals en oorspronkelijke Afrikaanse stammen. b Het hindoeïsme kent verschillende goden. Veelgebruikte symbolen zijn: Om, dit staat voor perfectie (ook als

klank, Ohm, gebruikt tijdens gebeden en meditaties); het swastikasymbool, dit is een eeuwenoud universeel teken met een diep spirituele betekenis; de lotusbloem is een symbool voor Vishnu; het Shri-symbool is een teken van welvaart en welzijn.

Het boeddhisme zien velen meer als een levenshouding en filosofie dan als een religie. Boeddha staat symbool voor een bepaalde levensinstelling, waarin wordt gestreefd naar het waarachtige, het allesomvattende ‘niets’. Boeddha heeft in zijn leven laten zien dat hij via meditatie tot het allerhoogste in staat was. Boeddha zelf staat symbool voor een levensinstelling.

Het christendom: Het kruis staat voor het christelijke geloof en het lijden van Christus; de witte duif staat voor de heilige geest; een aureool voor tot heilige verklaard zijn. Heiligen mogen worden afgebeeld, maar er mag geen afbeelding van God worden gemaakt.

De islam: Kalligrafie staat voor de schoonheid van het goddelijke woord; plantmotieven staan voor het paradijs; de witte kleding van de pelgrims staat symbool voor de menselijke gelijkheid en eenheid met God. Er mag geen afbeelding van God worden gemaakt.

De Aboriginals geven de droomtijd (hun geschiedenis) weer met allerlei symbolen, zoals dierensporen, tekens voor de zon, het water en de aarde. Bepaalde Afrikaanse stammen versieren hun lichaam met allerlei symbolen (beschilderingen, littekens, sieraden) die verschillende dingen symboliseren zoals vruchtbaarheid, natuurverering en hiërarchie in de stam. (Zie voor meer informatie over de Aboriginals ook: 2.3 Subthema 3, Rituelen, opdrachtblok 1, Maskers en mythen, opdracht 5.)

Alle religies kennen rituele, symbolische handelingen die horen bij hun verering, feesten en tradities. Kenmerk Hindoeïsme

Het swastikasymbool

Boeddhisme

Het wiel van het leven

Jodendom

De davidsster

Christendom

Het kruis

Islam

De maansikkel met een vijfpuntige ster

Ontstaan Circa 3000 jaar geleden uit Indo-Germaanse Godsdienst. Sterk gebonden aan de Hindoes als volksstam.

Circa 2600 jaar gele-den als een reforma-tiebeweging binnen het hindoeïsme.

Circa 3000 jaar gele-den, in een nomaden-volk te midden van Soemerische, Semitische en Egyptische volkeren.

Circa 2000 jaar geleden voortgeko-men uit het jodendom, met overname van Griekse ideeën en Romeinse organisa-tievorm.

Circa 1400 jaar gele-den in Arabië met overname van veel joodse en ook christelijke elementen.

Stichter Geen bepaalde stichter.

Sidharta Gautama, de Bhoeddha

Geen directe stichter. Wel aartsvaders (Abraham), Mozes en de profeten.

Jezus van Nazareth, de Christus.

Mohammed.

God/ Goden

Veelgodendom met Brahma als opperwe-zen en Sjiva en Vishnu als belang-rijkste nevengoden. Ook incarnaties van goden, bijvoorbeeld Krisna.

Geen god in de gebruikelijke betekenis.

Er is één God: JHWH.

Er is één God, in drie ‘personen’: de Vader, de Zoon en de Geest. Christus (de Zoon) is de incarnatie van God op aarde

Er is één God: Allah

Open- baring

Komt van de goden en hun incarnaties. De openbaring niet afgesloten.

Net als de Bhoeddha dient ieder mens voor zichzelf tot het ware inzicht te komen.

Via Mozes en de profeten, neergelegd in de Schriften

Via Mozes, de profeten, de evange-listen en de apostelen tot ons gekomen en neergelegd in de Schriften.

Op Mohammed ingesproken door de aartsengel Gabriël en door Mohammed letterlijk opgetekend.

Page 26: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 23

Heilige schriften

Oudste geschriften de Veda’s, gevolgd door de Upanishads. Van veel later datum is de Bhagavad-Gita (epos over Shri Krishna). Heilige taal het Sanskriet.

Basis is de overleve-ring (pas na honder-den jaren zijn teksten op schrift gesteld). Principieel geen heilige tekst of taal.

De Thora, de Profeten en de Geschriften, tezamen de Tenach (de joodse Bijbel). Latere commentaren zijn gebundeld in de Talmoed.

De joodse Tenach (het Oude Testament) met als aanvulling de vier Evangeliën, de Handelingen der Apostelen, de Brieven en het Boek der Openbaring (tezamen het Nieuwe Testament genoemd).

De Koran, een serie lofzangen, door Mohammed gere-digeerd en in volgorde gezet. Taal en tekst zijn heilig en onveranderlijk. De Koran is sterk geïnspi-reerd op de Bijbel.

Leer Grondgedachten: (1) Karma: uitwerking daden houdt niet op bij de dood. (2) Dharma: plicht die de mens moet na-komen conform zijn plaats in de samen-leving (kaste). (3) Samsara: kring-loop in wedergeboor-ten. De leer is erg rekbaar en aanpasbaar aan de omstandigheden.

Centrale filosofie: het leven is een illusie. Geen dharma (kasten). Vier waarheden: (1) Leven is lijden. (2) Oorzaak lijden is het begeren. (3) Begeren moet worden overwonnen. (4) Middel daartoe is het achtvoudige pad. Einddoel is de verlichting en verlossing uit het rad der wedergeboorten.

Er is één God, schepper van hemel en aarde. De mens wordt op zijn daden aange-sproken.

Er is één God, schepper van hemel en aarde. God heeft een lief-deband met de mens. De mens wordt ook op zijn daden aange-sproken.

Er is één God en Mohammed is zijn (laatste) profeet. De mens is Gods knecht en wordt op zijn daden aange-sproken.

Leef- regels

Sterk bepaald door het dharma. Respecteer de regels van de kaste en volg plicht tot liefdadigheid na. Koester geen verlangens.

Volg gevoelens van algemeen medeleven met mens, mensheid en schepping. Schakel verlangens uit. Er gelden geen beperkingen door het kastenstelsel.

De tien geboden uit Exodus en Deuteronomium. Algemeen gebod uit Leviticus: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Er is geen rangorde in de geboden, alles moet worden nageleefd.

De tien geboden (zie jodendom). Uitbreiding begrip ‘naaste’ uit Leviticus tot niet-volksgenoten. Relativering van de joodse wetten en verbreding in de Bergrede (Mattheus).

Algemeen: het goede doen (wel afwijzing alcohol en kansspe-len). De vijf zuilen zijn: (1) geloofsbelijdenis dagelijks meermalen opzeggen; (2) dagelijks rituele gebeden uitvoeren; (3) aalmoezen geven aan de armen; (4) vasten tijdens de ramadan; (5) bedevaart naar Mekka.

Bron: http://home.hccnet.nl/am.siebers/reli-start.html. 2 a De vijf zuilen zijn:

een islamiet spreekt zich dagelijks meermalen uit over het geloof in Allah en de erkenning van Mohammed (zijn profeet), de shahadah;

elke dag voert een gelovige vijf keer per dag de rituele gebeden uit, de salat; een islamiet moet aalmoezen geven aan de armen, de zakat; elk jaar wordt er gevast tijdens de maand ramadan, de saum; als het kan, gaat iedere islamiet ten minste een keer in zijn leven op bedevaart naar Mekka, de hadj. Deze

pelgrimstocht wordt gehouden om het bewustzijn voor God te ontwikkelen en een gevoel van spirituele verheffing te beleven. Een islamiet gelooft dat hij hiermee vergeving van zonden kan zoeken.

Wie deze verplichtingen nakomt, zal een leven leiden volgens de wil van Allah. b In het eerste gebod staat: U zult naast Mij geen andere goden hebben. Dat is een overeenkomst met de eerste zuil van

de islam (de shahadah). Een overzicht van de tien geboden uit de Bijbel: 1 Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen; 2 Gij zult de Naam van de Heer, uw God, niet misbruiken; 3 Gij zult de dag des Heren heiligen; 4 Eer uw vader en uw moeder 5 Gij zult niet doden;

Page 27: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 24

6 Gij zult geen onkuisheid doen; 7 Gij zult niet stelen; 8 Gij zult uw naaste niet vals getuigen; 9 Gij zult geen onkuisheid begeren; 10 Gij zult niet begeren wat uw naaste toehoort. Behalve overeenkomsten met de tien geboden zijn er nog andere overeenkomsten zoals: het bidden en het geven van

aalmoezen aan armen. Vroeger werd er door de katholieken gevast, voor Pasen en elke vrijdag, maar dat komt nu niet meer zo veel voor. Ook de boetedoening komt in het christendom voor.

c Het Offerfeest houdt verband met de vijfde zuil: het wordt gehouden op de laatste (tiende) dag van de hadj. Niet alleen de pelgrims in Mekka, maar alle islamieten in de wereld vieren het Offerfeest of Id ul-Adha. Dit feest wordt verschillende dagen achtereen gevierd. De gelovigen dragen hun mooiste kleren en wonen een speciaal gebed bij in de ochtend. Daarna volgt een korte ceremonie, waarna ze elkaar omarmen. De officiële traditionele feestbegroeting is ‘Ied Moebarak’ wat ‘gezegend feest’ betekent. Dan bezoeken de islamieten elkaar thuis en eten speciale feestgerechten, drankjes en hapjes. De kinderen krijgen cadeautjes en snoep. Zij die het kunnen betalen, slachten – net als de pelgrims in Mekka – een dier (meestal een schaap) als symbool voor Abrahams offer. Het vlees wordt verdeeld onder familie, vrienden en de armen. (Dit verwijst naar de vierde zuil.)

d Tijdens het Offerfeest zijn de meeste islamieten in het wit gekleed. Tijdens de hadj trekken ze vanuit de hele wereld naar Mekka. Voordat ze in de Heilige Stad aankomen, bereiden ze zich eerst geestelijk voor op de pelgrimstocht om in een staat van inwijding te komen, dit noemt men ihram. Ze leggen al hun wereldse kleding af en kleden zich in eenvoudige pelgrimsgewaden. Twee losse (niet-genaaide) doeken voor mannen en een simpele witte jurk met sjaals voor vrouwen. De witte kleding staat symbolisch voor de menselijke gelijkheid en eenheid voor God. Geld en status zijn niet langer belangrijk voor de pelgrims.

e Wit staat ook bij andere godsdiensten voor reinheid, zuiverheid en puurheid. De soberheid van wit (geen kleur of decoraties) laat zien dat men afstand neemt van het materiële, het aardse.

3 a Hindoeïsme: Veda’s en Bhagavad-Gita; jodendom: de Thora (het Oude Testament); christendom: de Bijbel (Het Oude

en het Nieuwe Testament); islam: de Koran. b Een miniatuur is een illustratie, vaak bij bijbelse teksten, maar in de late Middeleeuwen zijn ook miniaturen gemaakt

bij kalenders (Gebroeders Van Limburg). Een miniatuur kan een illustratie zijn rondom de eerste hoofdletter van een tekst, maar kan ook een losstaande tekening of schildering zijn. Miniaturen zijn vaak erg gedetailleerd uitgewerkt en hebben vaak een decoratieve rand van bloem- en krulmotieven. De ruimte-uitbeelding is nog niet realistisch en de mensfiguren zijn vereenvoudig weergegeven.

c In de islam is het verboden om afbeeldingen van mensen of dieren weer te geven op religieuze plaatsen. Teksten uit de Koran, plantmotieven en geometrische patronen mogen wel.

d Kalligrafie is schoonschrift. Volgens bepaalde regels worden letters gekalligrafeerd: met speciale schoonschrijfpennen zorgvuldig geschreven. Vooral de hoofdletters (kapitalen) zijn mooi vormgegeven. Kalligrafeerpennen zorgen voor lijnen met dik-dunverschil. Er zijn veel verschillende soorten alfabetten ontworpen in kalligrafie, waarvan sommige al honderden jaren oud zijn.

Bij het zoeken van een voorbeeld moeten de leerlingen erop letten dat de letters het belangrijkste zijn in de afbeelding. e Bij beide afbeeldingen staat de tekst in het midden, centraal. De letters vormen de grootste vormen. Er is mooi gewerkt

met dikke en dunne lijnen. De letters zijn zo vormgegeven dat ze met elkaar een compacte vorm vormen. De letters steken donker af tegen de achtergrond. Beide hebben een decoratieve rand rondom, afbeelding 1 van geometrische vormen en afbeelding 2 van plantmotieven.

4 a Divali staat ook bekend als het Lichtjesfeest en staat symbool voor ‘de overwinning van het goede over het kwade,

overwinning van het licht over de duisternis, overwinning van de gelukzaligheid over de onwetendheid’. Loy Kratong wordt gevierd in Thailand en omgeving. Mensen gaan naar de oevers van vijvers, kanalen, meren,

rivieren en zelfs de zee om hun krathong (zelf gemaakt bootje) naar het water te brengen. In het bootje staan een kaars en wierookstaafjes. Men gelooft dat hoe langer de kaars blijft branden des te groter je geluk is in het komende jaar.

Chanoeka is een joods feest. Het feest staat ook wel bekend als het feest van de lichtjes. Het feest duurt acht dagen, ter nagedachtenis aan het ‘Chanoeka-wonder’. Volgens de rabbijnse legende was er slechts één kruikje kosjere olie voorradig om de menora te branden tijdens de reiniging van de Tempel. Het kruikje raakte echter niet leeg voordat nieuwe zuivere olie was toebereid. De eerste dag van dit feest begint na zonsondergang van de 24ste dag van de joodse maand Kislev (november/december).

Page 28: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 25

b Klezmer is van origine de muziek van de Jiddisch sprekende Joden in met name Oost-Europa. De klezmermuzikanten speelden vooral op bruiloften. Hier werd vooral veel dansmuziek gespeeld. Typerend in de meeste klezmer is de combinatie van een lach en een traan; vaak vrolijke muziek die bij nadere beschouwing toch in een (gewijzigde) mineurtoonladder blijkt te staan. Wat niet meteen betekent dat de muziek een trieste sfeer achterlaat.

c Het eerste deel: rustig tempo dat langzaam maar zeker versnelt. Wiegende driekwartsmaat. Licht gezongen. Vocaliseren (la, la, la…).

Het tweede deel: danskarakter met trommels, beetje opzwepend. Vrolijke klarinetklank. d De volgende Duitse woorden zijn duidelijk herkenbaar: land, ich, bald, mir, macht, ihr, oder. Qua uitspraak lijken meer

woorden op het Duits, maar bovenstaande woorden hebben dezelfde schrijfwijze als in het Duits. e Het Jiddisch is een taal die in de middeleeuwen is ontstaan. Het is een mengsel van Hoogduits en Hebreeuws met

Romaanse en Slavische elementen. f Het vocale deel is qua melodie gebaseerd op de Oost-Europese muziek. In het instrumentale deel hoor je vooral de

Balkan-invloeden (Roemeense, Bulgaarse, Russische, Griekse) en de oriëntaalse en zigeunerinvloeden. g Zie de tabel hieronder.

vocale deel instrumentale deel

tempo: langzaam, versnellend tempo: rustig beginnend maar steeds sneller

maat: driedelig maat: tweedelig

melodie: vloeiend melodie: stevige accenten

timbre: zang met accordeon, tuba timbre: accordeon, viool, saxofoon, klarinet, tuba, slagwerk

dynamiek: zacht, crescendo dynamiek: sterker

5 a De kerstboom en het paasei. b De hobo’s (herders) en de strijkers (engelen). c Tempo en maat: een rustige driedelige maat.

•Dynamiek: matig sterk. Instrumenten: de hobo (schalmei) wordt dikwijls gezien als een herdersinstrument.

6 a Jodendom: synagoge; christendom: de kerk, kathedraal of abdij; islam: moskee. b Verschillen:

Christelijke gebouwen hebben beelden van mensen (heiligen), islamitische niet. Islamitische moskeeën hebben vaak geometrische patronen, christelijke kerken niet. De christelijke teksten uit de Bijbel zijn meestal verbeeld (als voorstellingen) in glas-in-loodramen,

muurschilderingen en altaarstukken. De teksten uit de Koran zijn met kalligrafeerletters vormgegeven. Bij moskeeën zijn (bijna) alle muren (zowel binnen als buiten) voorzien van versieringen (mozaïeken). Bij

christelijke kerken zijn niet alle muren beschilderd. Christelijke gebouwen zijn vaak in de lengte gebouwd (lengteas), islamitische vaak in de breedte (de mensen zitten

meer naast dan achter elkaar). De plaats van de torens is bij beide soorten gebouwen verschillend. Christelijke gebouwen hebben niet alleen naast

de kerk torens maar vaak ook midden boven de viering, het altaar (de vieringtoren). De torens van islamitische moskeeën heet minaretten. Moskeeën hebben koepels (en halfkoepels) op het dak.

Christelijke gebouwen hebben vaak een zadeldak (puntdak). Een moskee bestaat uit een gebedsruimte, een binnenplaats of voorhof (voor rituele wassingen). Een christelijke

kerk bestaat uit een voorportaal, de gebedsruimte die eindigt op/in het altaar, waarom heen vaak nog kleine kapellen zijn gebouwd voor het bewaren van de relikwieën.

c De torens van islamitische gebouwen hebben van oorsprong een praktische functie. Vanuit de minaret roept een muezzin de moslims vijf maal per dag op tot gebed. De minaret heeft inmiddels zijn praktische functie verloren, want de muezzin bestijgt de minaret niet meer om de moslims op te roepen voor het gebed. Hij doet dat via een luidspreker.

Page 29: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 26

De minaret heeft alleen nog een symbolische en een prestigieuze functie. Hoe groter het bedrag is dat een gemeenschap te besteden heeft aan de bouw van een moskee, hoe groter het aantal minaretten dat op het dak van het gebouw staat.

Christelijke torens hebben een decoratieve en symbolische functie (richting de hemel, God, een verbinding tussen hemel en aarde; wanneer de toren in drie delen is gebouwd, symboliseert dit de drie-eenheid: vader, zoon en heilige geest). Sommige torens bevatten de klokken (die voorafgaand aan de mis luiden en bij bijzondere gebeurtenissen zoals huwelijken en begrafenissen) en de klok voor de tijd.

d Islam: De toren bevindt zich aan de zijkant, eventueel op alle hoeken. Het aantal minaretten en de hoogte ervan is per moskee verschillend.

Christendom: De toren bevindt zich aan de zijkant en (de vieringtoren) boven de kruising van het gebouw (waar het middenschip en dwarsschip elkaar kruisen, boven het altaar). De toren bestaat normaal uit drie delen (vader, zoon en heilige geest). Meestal staat de toren tegen de westzijde van de kerk. Soms staat een toren los van de kerk (de campanile).

e Bij beide gebouwen ontstaat er een mystieke sfeer door het binnenvallende licht dat wordt gefilterd en gekleurd door de gekleurde (glas-in-lood)ramen. Die lichtplekjes geven een niet-aardse sfeer. Het gebruik van glanzende materialen op de belangrijkste plekken in de gebouwen versterkt deze sfeer.

7 a Het is aan te bevelen om de leerlingen eerst even te laten oefenen in het schrijven van een alfabet naar keuze, want het

vraagt enige vaardigheid om een kalligrafeerpen te hanteren. (Met een gewone pen of stift kun je niet de karakteristieke dik-dunverschillen in de lijnen maken.) Laat ze de pen consequent in dezelfde stand vasthouden. Elke letter wordt opgebouwd uit apart getrokken lijnen. Met een kalligrafeerpen kun je niet ‘doorschrijven’, telkens plaats je de pen opnieuw neer. Laat de leerlingen goed onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters. Die worden niet door elkaar heen gebruikt (of alles in hoofdletters of alleen de eerste letter).

b Met (van tevoren gescheurde) snippers papier (uit tijdschriften bijvoorbeeld) in vele kleuren gaat het ontwerpen sneller.

f Wijs de leerlingen erop dat ze een bijzondere (islamitische kalligrafie) moeten kiezen.

Opdrachtblok 3 – Tradities 1 a Nederlandse rituelen bij de geboorte van een kind:

De ouders sturen een geboortekaartje naar familieleden en vrienden. Familieleden en vrienden komen bij moeder en kind op kraamvisite. Ze brengen cadeautjes mee. Het kraambezoek krijgt beschuit met muisjes: wit en roze bij een meisje, wit en blauw als het een jongetje is. De vader doet aangifte van de geboorte bij het gemeentehuis of stadhuis. Het kind wordt ingeschreven in het

bevolkingsregister. De ouders plaatsen een nagemaakte ooievaar (of allerlei varianten zoals Nijntje) bij hun huis. Zo ziet iedereen dat

daar een baby is geboren. Christenen laten hun kind dopen in een kerk.

Verder is onze cultuur verrijkt met nieuwe tradities uit allochtone culturen. Zoals de uit Indonesië geïmporteerde gewoonte om een religieus voorwerp onder de matras van de baby te leggen: de Koran, de Bijbel, een zakje kruiden en dergelijke. Of de Turkse traditie om moeder en kind na de geboorte een stukje dadel te eten te geven, wat voortvloeit uit de religieuze overtuiging dat het eerste voedsel op aarde bestond uit dadels. Het is eveneens een Turkse traditie om zeven dagen na de geboorte een kraamfeest te geven, waarbij een schaap geslacht wordt, het kind henna op de handen en zwarte kool om de ogen gesmeerd krijgt en de ouders de naam van het kind en diverse gebeden in het oor van de baby fluisteren.

Ook uit Arabische landen zijn kraamtradities geïmporteerd. Zoals het Marokkaanse geboorte- en naamfeest. Het geboortefeest vindt zes dagen na de geboorte plaats, het kraamfeest een aantal weken na de geboorte. Dat naamfeest hangt nauw samen met ‘het boze oog’. Dat boze oog, dat volgens het (bij)geloof kwalijke gevolgen voor de pasgeborene kan hebben, wordt om de tuin geleid door middel van het naamfeest, waarbij het kind zijn eigenlijke naam krijgt.

Bron: www.etos.nl.

Page 30: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 27

2 c Aandacht, zorgzaamheid, vertedering, alertheid, verwondering, maar ook dromerigheid, slaperigheid en afwachting. d Beeldende middelen die tederheid oproepen:

Kleur: de tedere kleuren van de wieg en het gordijn achter de vrouw. Compositie: binnen de totale compositie van het schilderij vormen de vrouw en de baby een gesloten

driehoekscompositie, wat hun samenzijn nog intiemer en tederder maakt. Vorm: het zijn vooral zacht glooiende, organische vormen. Textuur: de transparante stoffen van de wieg en het gordijn erachter versterken de zachte en tedere indruk. Schildertechniek: zachte penseelstreken.

3 b De blauwige kleuren verwijzen naar water. c Afbeelding 3, omdat de vrouw een in zichzelf gekeerde houding heeft en geen oogcontact maakt met de beschouwer. d De vrouw van afbeelding 2 staat uitdagend richting de beschouwer, met een open lichaamshouding. 4 a Denk aan woorden als: drukte, vrolijkheid, lawaai, dynamiek, gezelligheid, samenkomen, knipperende, gekleurde

lichten, muziek (door elkaar heen), eten en drinken en verder het soort attracties. b De oorsprong van de kermis is de jaarmarkt of het kerkwijdingsfeest. In vele gevallen is sprake van beide. Jaarmarkt: Deze vond zijn oorsprong in de late middeleeuwen. Steden en de wat grotere plaatsen kregen van hun

landsheren het recht om vrije markten te houden. Op geen enkele andere dag in het jaar was er zo veel vreemd volk, van heinde en verre, op de been. De mensen kwamen om te handelen, vrienden of familie te ontmoeten of om hun kostje bij elkaar te scharrelen door de zaak te tillen. De zaak tillen is een zeer typische eigenheid van de kermis. Een voorbeeld is de lachspiegeltent, die wordt gepresenteerd als ‘merkwaardige mensen’. Deze ‘merkwaardige mensen’ zijn de bezoekers, die hun eigen lijf vertekent zien in de bolle en de holle spiegels. Niemand die erin is geweest, zal verraden wat er daadwerkelijk te zien is.

Kerkwijdingsfeest: een contaminatie van kerk en mis. Kerk-mis, is een zeer duidelijke verwijzing naar de kerkelijke oorsprong: de herdenking van het feest van de kerkwijding. Bij gelegenheid van de wijding van een kerk of van een altaar in een kerk of klooster, werd een feestelijke processie (ommegang) gehouden en aansluitend plezier gemaakt. De bisschop die de kerk wijdde, bracht een akte mee waarin hij aflaten schonk aan allen die tot de bouw van de kerk hadden bijgedragen en aan hen die op de kerkwijdingsdag of binnen een maand daarna in deze kerk kwamen bidden. Dit was dus een manier om gelovigen van heinde en verre naar een bepaalde kerk te ‘lokken’. De dag waarop de kerkwijding werd bepaald, hing samen met de vereringsdatum van de patroonheilige van de kerk. Het gebruik om heiligen als het ware parochiekerken te laten beschermen, stamt uit de negende eeuw.

De buitenlandse woorden voor kermis: in het Frans ‘foire’, in het Engels ‘fair’. Deze woorden zijn afgeleid van het Latijnse ‘feriam’ dat ‘feest vieren’ betekent. Maar het Franse ‘foire’ en het Engelse ‘fair’ betekenen ook ‘markt’. Ook het Vlaamse woord ‘foor’ heeft deze dubbele betekenis. Een ander woord waarin deze dubbele betekenis besloten ligt, is het Duitse ‘Messe’.

Bron: www.cubra.nl/kermis2001/14spapens.htm. c Attracties: ballen gooien, touwtje trekken, snoepkraam, suikerspinnen, kop-van-jut, schiettent, botsauto’s, draaimolen,

lachspiegels, spookhuis. Gebeurtenissen: het koning schieten voorafgaand aan de kermis, feest in de muziektent, soms wedlopen. d De schiettent: de schietgeweren (rechts vooraan), de voorwerpen waarop gericht en geschoten moet worden (op de

achtergrond), de toonbank waarachter de klant staat tijdens het schieten. e Ze ziet er streng uit: ze heeft een donkere blik. Ze lijkt vastberaden, met haar hand in de zij. Ze lijkt wat afstandelijk

doordat je haar ogen niet ziet en ze heeft haar lippen strak getrokken. Ze staat erbij alsof ze overal lak aan heeft. f De scherpe licht-donkercontrasten, de koele huidskleuren, de uitgewerkte details van haar lichaam en de fijne

penseelstreken zorgen voor een overtuigende houding: dit is wat het is, er wordt niets zachter of geïdealiseerd weergegeven.

g Waarschijnlijk niet, de genoemde termen bij a zullen meer gezelligheid aangeven dan er op afbeelding 4 te zien is. 5 a Chinezen ontdekten de explosieve grondstoffen voor vuurwerk meer dan duizend jaar geleden. Al snel verfijnden ze

het oerrecept van salpeter, houtskool en zwavel om er afschrikwekkende wapens mee te maken. Pas later werd vuurwerk ingezet om boze geesten te verjagen. Deze traditionele betekenis heeft vuurwerk bij ‘oud en nieuw’ nog steeds. Ook bij anderen belangrijke evenementen in China maakt vuurwerk vaak onderdeel uit van de feestelijkheden.

b Oudjaar, de afsluiting van een kermis, grote feesten van koningen (Lodewijk XIV) en vorsten, de opening en slotceremonie van de Olympische Spelen.

Page 31: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 28

c Door het sterk gepuncteerde ritme van de melodie (lang-kort-lang-kort enzovoort) krijgt de muziek iets heldhaftigs en feestelijks. Het gebruik van trompetten versterkt dat. Andere woorden die van toepassing zijn op de muziek: vrolijk, vorstelijk, opgewekt, krachtig, aankondiging (alsof er iets bijzonders staat te gebeuren), openingsmuziek van iets.

d Het gepuncteerde ritme geeft de muziek een feestelijk karakter (zie ook antwoord 4c). De melodie staat in majeur, wat over het algemeen voor meer opgewektheid zorgt. Het tempo is zo dat de koning op de muziek kan binnenschrijden: marstempo. Händel wisselt harde delen met veel koperblazers af met zachtere delen voor de strijkers. De strijkers spelen ook veel meer gebonden (lyrischer) in de zachte delen. Er is dus sprake van veel dynamiek. De koperblazers op zich zijn al feestelijk.

e Wanneer er bij zo’n groot evenement wordt gezongen, is de inhoud van tekst erg algemeen, zonder scherpe kritische kanten. De volgende onderwerpen doen het altijd goed: samen staan we sterk, de liefde overwint, voor elkaar zorgen, een met de natuur, een helpende hand bieden, ‘dreams come true’ enzovoort.

Muzikale eisen waaraan de muziek moet voldoen: Veel strijkers als versterking van de melodie of met lange noten maakt de muziek gemakkelijk in het gehoor

liggend (easy listening). De muziek moet naar een climax toewerken, dus steeds meer instrumenten (tweede stem, koor) toevoegen. Er mag geen sprake zijn van een uitgesproken muziekstijl: soft pop met licht klassiek is prima. De muziek mag niet al te veel een uptempo hebben. De afwisseling van coupletten en refreinen is belangrijk. Het refrein mag (en heeft vaak ook) een meezingkarakter

hebben. f Alleen ja of nee is natuurlijk niet voldoende. De leerlingen moeten ook aangeven welke overeenkomsten ze hebben

gevonden met vraag 5e. De liedtekst van de gelegenheidsopname van Because We Believe van Andrea Bocelli en Marco Borsato: Because We Believe Italiaanse tekst: Andrea Bocelli, Nederlandse tekst: John Ewbank, Engelse tekst: Amy Foster Gillies, muziek: David

Foster. Andrea: Guarda fuori e gia mattina (Kijk, buiten is het al ochtend) Questo è un giorno che ricorderai (dit is een dag die je je zult herinneren) Alzati in fretta e vai (gauw, sta op en ga) C’e chi crede in te (er is iemand die in je gelooft) Non ti arrendere (geef niet op) Marco: Luister naar de zon Hij roept je naam Dit is jouw moment Dus ga nu maar staan En wees niet bang voor het licht Dat je voelt op je gezicht ’t is echt bedoeld voor jou. Andrea: Like stars across the sky E per avvincere tu dovrai vincere (en om mensen voor je te winnen moet je overwinnen) Samen: We were born to shine All of us here because we believe Andrea: Once in every life There comes a time Marco: We walk out on our own And into the light The moment won’t last, but then We remember it again Samen: When we close our eyes.

Page 32: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 29

Like stars across the sky E per avvincere tu dovrai vincere We were born to shine All of us here because we believe Non arrenderti qualcuno è con te (niet opgeven, er is iemand bij je) Like stars across the sky We were born to shine E per avvincere dovrai vincere E allora vincerai(en vervolgens win je dan) h Dat de composities van Händel en Foster vakwerk zijn, is duidelijk. Beide muziekstukken zijn het beluisteren waard.

Maar beide muziekstukken zijn ook gemaakt voor een groot publiek waardoor het gevaar dreigt dat de muziek op den duur gaat vervelen. Het is (te) voorspelbaar. De muziek is goed bedoeld en uiterst geschikt voor goede doelen, maar niet vernieuwend en ook niet om wat dieper over na te denken.

6 a Geef de leerlingen de tip dat het handig kan zijn om met het bedenken van de clou te beginnen, dan kan de rest

eromheen bedacht worden. b Voorbeelden te over, maar prikkel de leerlingen om iets bijzonders te ontwerpen. Het kan helpen om eerst een thema

te kiezen. Ze kunnen zich door zeer diverse zaken laten inspireren: de sfeer van een (vakantie)land, bijzondere (gevonden) voorwerpen, een kleurconcept, bijzondere interieurideeën voor andere ruimtes in een huis. De leerlingen kunnen ook de eigen badkamer (thuis) als uitgangspunt nemen en bedenken hoe ze die kunnen ‘opfrissen’.

d Het geheel wordt het meest sprekend wanneer er duidelijk vanuit de verschillen wordt gewerkt, onderstreept door de muziek.

e Let op het fotograferen van personen, laat de leerlingen toestemming vragen en duidelijk uitleggen wat er met de foto’s (wel of niet) gebeurt.

2.4 Subthema 4: Zien en gezien worden

Opdrachtblok 1 – Maskerade 1 a De maskers zijn strak, wit, zonder kleur en uitdrukking. b ‘Carne’ betekent vlees en ‘vale’ betekent gegroet. ‘Carnevale’ is dus het vlees groeten ofwel vaarwel zeggen. In de

rooms-katholieke kerk begint veertig dagen voor Pasen de vastentijd. Een tijd waarin men bewust afstand doet van uitgebreid eten, drinken en andere ‘geneugten’. Door de week eten de mensen daarom geen vlees of vis (voor kinderen geen snoep). Dit alles om je geestelijk voor te bereiden op het lijden en sterven van Jezus.

De dagen voor de vasten wordt er nog even uitbundig gefeest om zo een ‘bodempje te leggen’ voor de lange vastentijd: dat is het carnavalsfeest.

c Een pestmasker is een wit masker met een heel lange scherpe vogelachtige neus (snavel). In de tijd van de grote pestepidemieën (veertiende tot achttiende eeuw) droegen dokters bij huisbezoeken dit masker. In de neus werden allerlei kruiden gestopt om infectie tegen te gaan.

d Het pestmasker had vroeger dezelfde functie als een doodskop nu: angst aanjagen. Maar een van de effecten was dat mensen daardoor juist minder bang werden voor de maskers en de dood. Het werd ‘gewoner’.

2 a ‘Alegría’ is Spaans voor blijdschap. Met zo’n thema kun je in een voorstelling alle kanten op. Het zal in ieder geval

een vrolijke, feestelijke voorstelling zijn. b De maskers en de kleurige kleren van de toneelspelers. De veren op de hoeden van de artiesten op afbeelding 2 zijn de

grote bloemmotieven op afbeelding 1. c/d De sfeer die een tekst en een stuk muziek oproepen, is natuurlijk heel persoonlijk. Toch zit er zeker in tekst en muziek

iets van opwinding over wat komen gaat: verwachtingen worden gewekt. De ‘belletjes’ aan het begin en de begeleiding geven de muziek iets exotisch en sprookjesachtig. Dat past goed bij de

kleding van de artiesten op afbeelding 2. e Cirque du Soleil maakt muziektheater, maar dan nagenoeg zonder woorden. Muziek, zang, dans en acrobatiek zijn de

belangrijkste ingrediënten van de voorstellingen van Cirque du Soleil. De voorstellingen hebben een circusachtige uitstraling, maar dan met een kunstzinnig tintje. Alegría kent niet echt een duidelijke verhaallijn.

Page 33: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 30

3 a Op de achtergrond zie je de benen van een beeld. Die staan in een klassieke houding: de contrapost, waarbij de figuur een standbeen (linkerbeen) en een speelbeen (rechterbeen) heeft. Ook is een gedeelte van een pilaster (platte rechthoekige halfzuil) te zien. In Italië is deze bouwstijl in de zestiende en zeventiende eeuw normaal.

Dat het carnaval is zie je aan de dansende mensen, de maskers, de prachtige kleding en de muzikanten op de achtergrond.

b De personages in de commedia dell’arte zijn vaste karakters. Dat wil zeggen dat de toeschouwers wisten wat voor rol de verschillende spelers in het toneelstuk hadden. Ze waren voor het publiek ook altijd herkenbaar aan hun masker en kleren. De verhalen waren wel telkens anders en er werd ook veel geïmproviseerd.

Pantalone is een oude, rijke Venetiaanse koopman. Hij is hebzuchtig en leeft in de veronderstelling dat alles te koop is. Hij zit graag achter de vrouwen aan. Door al deze eigenschappen is hij vaak het mikpunt van spot. Hij draagt een oud-Venetiaans kostuum: wollen muts, zwarte jas met daaronder een rode blouse en rijbroek, rode kousen en pantoffels. Zijn masker lijkt nog het meest op een pestmasker.

Arlecchino (Harlekijn in het Nederlands) is een knecht, vaak van Pantalone. In de commedia dell’arte worden de knechten Zanni genoemd, de afkorting van Giovanni (Jan). Ze hebben een komische of kwaadaardige, soms stokerige rol. Arlecchino’s geest is traag, maar zijn lichaam is snel. Hij kan niet lezen. Vaak is hij verliefd op Colombine, de persoonlijke dienstmeid van de dochter van Pantalone. Arlecchino draagt een strak zittend jasje en lange broek met een patroon van groene, gele, rode en bruine ruiten.

c Het bovenstukje van de jurk van de vrouw heeft hetzelfde ruitmotief als dat van het pak van Arlecchino. d De dansende man zou Pantalone kunnen zijn. Door in de kleding van de vrouw te verwijzen naar Arlecchino zou de

vrouw Arlecchino in vrouwenkleren kunnen zijn. In dat geval wordt de rokkenjager Pantalone, die niets in de gaten heeft, voor de gek gehouden. Uit het feit dat de dansende man geen zwarte jas draagt, kun je opmaken dat Pantalone niet herkend wil worden.

e Overeenkomsten: maskers, kleurige feestelijke kleding. Verschillen: op afbeelding 3 wordt gedanst, er wordt ook een soort verhaal verteld, de mensen zijn duidelijk

gegroepeerd rond het dansende paar, er zijn muzikanten die muziek maken. Bij afbeelding 1 is dit allemaal niet het geval.

4 a De song Masquerade vertelt over een gemaskerd bal waarbij iedereen een verschillend kleurig masker draagt. Achter

elk masker gaat iemand schuil van wie je niet weet of hij goed of slecht is. Je kunt zelfs je beste vriend voor de gek houden. Door sommige woordkeuzes (bijvoorbeeld: different shade, inhuman race, true or false) krijgt de tekst een geheimzinnige sfeer.

b/d Er wordt gezongen door een groot koor, alsof er veel mensen aanwezig zijn. Soms is het koor meerstemmig, soms zingen de koorleden om de beurt een regel tekst. Daardoor wordt de indruk gewekt van een feest waar iedereen door elkaar heen praat en elkaar vragen stelt: ‘fool and king’, ‘green and black’, ‘true is false’, ‘who is who’? In het orkest wordt gebruikgemaakt van pauken en bekkens om het massale, drukke karakter van het feest te benadrukken.

c/d In het tussenstuk wordt de muziek steeds sneller en opzwepender. Ook wordt er in een driekwartsmaat gepeeld: het tempo van een Weense wals. Er wordt dus als het ware steeds sneller en wilder gedanst. De spanning wordt opgebouwd; alsof het dansen uit de hand dreigt te lopen. De opstuwende loopjes van de strijkers en de dwarsfluiten versterken dat gevoel. Aan het eind wordt de hoofdmelodie door het hele orkest (harde koperblazers) nogmaals gespeeld, maar nu veel langzamer. Alsof iedereen moe is van het wilde dansen.

5 a Mozart, zijn vrouw Stanzi (troetelnaam van Mozart voor zijn vrouw Constance) en zijn vader gaan naar een

feestwinkel om maskers voor een bal te kopen. Mozart kiest een eenhoorn, Stanzi een zwaan. Dergelijke hoofdtooien komen in het Venetiaanse carnaval niet voor. De vader van Mozart, Leopold, neemt een zwart masker met aan de ene kant een lachend en aan de andere kant een streng gezicht. Ook dit masker is in oorspronkelijk Venetië onbekend. De meeste maskers zijn ontleend aan figuren van de commedia dell’arte. Tijdens het feest wordt gegeten, gedanst en er worden spelletjes (stoelendans) gedaan. Het Venetiaanse carnaval speelt zich hoofdzakelijk op straat af: met optochten.

b Naar Arlecchino, vanwege het patroon van gekleurde driehoeken in zijn cape.

Page 34: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 31

Opdrachtblok 2 – Festivals 1 a/b Muziek: Pinkpop, Lowlands, Parkpop, North Sea Jazzfestival, Festival Mundial, Kunstbende (met prijzen),

Eurovisie Songfestival (met prijzen), Prinses Christina Concours (met prijzen). Dans: Nederlandse dansdagen, Internationaal dansfestival. Theater: Theaterfestival Boulevard, Het Theaterfestival, Oerol, Zeeland Nazomerfestival, Living Statues Festival

Arnhem (met prijzen). Film: Internationaal Filmfestival Rotterdam (met prijzen), Cinekid (met prijzen), Nederlands Filmfestival

Amsterdam (met prijzen). c Voor het vinden van de diverse formules die aan de festivals ten grondslag liggen, kunnen de leerlingen het best de

desbetreffende sites bezoeken. Aan sommige festivals ligt een ideële gedachte ten grondslag. Aan andere festivals is een prijs (met platencontract) verbonden.

2 a De hippiebeweging in de jaren zestig en zeventig had zowel een maarschappelijke als politieke basis. Na de Tweede

Wereldoorlog waren jongeren in steeds toenemende mate financieel zelfstandig (baantje en zakgeld) en wilden daarmee een eigen, onafhankelijke plaats binnen de maatschappij veroveren. Los van hun ouders. Waarden en normen van de oudere generatie (seksualiteit, ouderlijk gezag, politieke kleur) werden op losse schroeven gezet.

Politiek gesproken werden jongeren zelfbewuster en namen steeds vaker een eigen standpunt in. Een van de idealen waarvoor werd gevochten, was een wereld zonder oorlog. De Vietnamoorlog werd te vuur en te zwaard bestreden. En met succes. ‘Flower power’ en ‘Ban de bom’ werden de nieuwe slogans van de hippies.

b De band doet in het begin nog pogingen om mee te spelen, maar haakt uiteindelijk af. Daaraan kun je horen dat de solo’s van Jimi Hendrix niet van tevoren zijn ingestudeerd. Ook de lengte van de solo’s wijst daarop.

c Jimi Hendrix begint met het spelen van het Amerikaanse volkslied, maar algauw ontaart de muziek in een pandemonium van snerpende, jankende en angstaanjagende gitaarklanken. Als je weet wat hij met zijn solo heeft bedoeld, hoor je als het ware de bommenwerpers boven Woodstock overvliegen. Ook de chaos die daarna ongetwijfeld ontstaat, is in zijn spel te horen.

d Melodie: jankende melodieën door met zijn vinger over de snaren van beneden naar boven te glijden en andersom. Alleen in het begin (en hier en daar tussendoor) speelt Hendrix een gewone, zeer herkenbare melodie, die van het Amerikaanse volkslied.

Ritme: nauwelijks. De drummer probeert hier en daar met bekkens en trommels een ritmische opvulling aan het geheel te geven.

Tempo: er zit nauwelijks een vast tempo in de muziek, het zijn meer flarden van klank. Klankkleur: door het hele bereik van de snaren op zijn gitaar te gebruiken, brengt Hendrix een enorme variatie aan

klanken aan. Zowel hoge snerpende als doffe lage klanken zijn in de muziek te horen. Door zijn gitaar naar de boxen te draaien, overstuurt hij het gitaargeluid waardoor er een ‘distortion’-achtig geluid ontstaat. Hij gebruikt ook diverse effectpedalen.

Dynamiek: er is een grote afwisseling van harde en zachte gedeeltes. Doordat ze onregelmatig en onverwacht komen, verhoogt dat de spanning.

e Jimi Hendrix was op Woodstock een held. Door hem te arresteren zou de vlam in de pan kunnen slaan. Dat risico durfde de regering niet te nemen. Aan de andere kant wilde de regering laten zien dat er met haar niet te spotten viel: de nationale symbolen van de Verenigde Staten waren (en zijn nog steeds) heilig.

f Beiden leveren door middel van een kunstwerk kritiek op het Amerikaanse Vietnambeleid. Hendrix en Ut laten allebei op hun eigen manier de verschrikking van deze oorlog horen/zien. Op deze wijze komen niet de heldhaftige verhalen van de soldaten in beeld, maar juist de verwoestende gevolgen van de oorlog voor de gewone bevolking. Dat heeft veel mensen aan het denken gezet.

3 a Het Gouden Kalf (in navolging van de Gouden Beer van het filmfestival in Berlijn). b Sinds 1981 worden jaarlijks achttien Gouden Kalveren uitgereikt aan Nederlandse filmmakers, scenarioschrijvers,

producenten, acteurs en actrices in diverse categorieën. Films kunnen worden aangemeld in de categorieën drama, documentaire, animatie, experimenteel of interactief. In de loop van de tijd zijn er tien andere speciale prijzen bijgekomen: publieksprijs, vakprijs, eervolle vermelding en diverse televisieprijzen.

c Alex van Warmerdam is begonnen als medeoprichter van het experimentele toneelgezelschap Hauser Orkater en later de muziektheatergroep Orkater. In 1986 maakte hij zijn regisseursdebuut met de film Abel, waarvoor hij een Gouden Kalf voor de beste regie en de beste film kreeg. In Abel speelde hij ook nog eens de hoofdrol.

Voor de film Ober ontving van Warmerdam een Gouden Kalf voor het scenario en de production design. Ook hierin speelde Van Warmerdam de hoofdrol.

Page 35: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 32

Een korte beschrijving van de film Ober: Edgar werkt als ober in ‘Het Westen’, een matig lopend restaurant met een groot aquarium. Zijn vrouw Ilse is

chronisch ziek. Een buitenechtelijke verhouding met Victoria kan hem hooguit seksueel bevredigen. Hij wordt geterroriseerd door zijn buren. Zijn werk schenkt hem nauwelijks voldoening. Als Edgar door lastige klanten tot het uiterste wordt getergd en geen weerwoord heeft, gaat hij letterlijk verhaal halen bij de man die hem schrijft. Edgar uit zijn onvrede. Hij wil van zijn vrouw af. Hij wil een nieuwe vriendin, hij wil nieuwe buren en hij wil zich niet meer door zijn klanten als een voetveeg laten behandelen.

Bron: www.oberdefilm.nl. d Ober is een speelfilm van het subgenre melodrama. Het gaat in de film om de zielenroerselen van de hoofdfiguur

Edgar. Daarbij is Ober duidelijk geen comedy, western of thriller. 4 a Op de Expo laten vele landen in hun eigen paviljoen zien waarin ze op allerlei gebied uitblinken. De architect die het

paviljoen mag ontwerpen, krijgt veel internationale aandacht. Het paviljoen is, met wat erin tentoongesteld wordt, een visitekaartje van het desbetreffende land. Daardoor heeft de Expo de sfeer van een competitie, omdat elk land op zijn voordeligst tevoorschijn wil komen. Het paviljoen dat er als ‘het beste’ uitkomt, krijgt enorm veel media-aandacht.

b De Eiffeltoren is door Gustave Eiffel ontworpen en gebouwd voor de Wereldtentoonstelling (de voorloper van de Expo) van 1889 in Parijs. Dat jaar was tevens de honderdste verjaardag van de Franse Revolutie. In 1958 kreeg Brussel de eer om de Wereldtentoonstelling te organiseren. Ter gelegenheid daarvan ontwierp André Waterkeyn het Atomium. In het begin van de eenentwintigste eeuw is het Atomium grondig gerestaureerd. Beide markante gebouwen zijn al decennialang wereldberoemd.

c Beeldaspecten die een sfeer van trots en zelfvertrouwen oproepen: De plaats van waaraf de foto is genomen: voor de vijver op een plein met een verlichte fontein op de voorgrond. De lange laan die naar het Atomium toeloopt, trekt alle aandacht naar het einde van die laan waar het Atomium

staat. De foto is ’s avond genomen, het Atomium is verlicht. Daardoor komt het gebouw nog beter uit tegen de

strakblauwe achtergrond. Door het lichte kikkerperspectief komt het Atomium net iets hoger boven de bomenrij uit. Het licht van het Atomium wordt gedeeltelijk weerspiegeld in het water van de vijver op het grote plein.

d Het gebouw weegt in totaal 2500 ton. Er is veel technische kennis voor nodig om de constructie zo stevig te maken dat het gebouw overeind blijft staan en ook nog eens duizenden bezoekers tegelijkertijd kan herbergen.

De (van oorsprong) aluminium bekleding van de bollen met hun metalen uitstraling staat symbool voor technische vooruitgang: het verwerken van aluminium in de bouw was toen sterk in opkomst. Nu is de bekleding van roestvrij staal.

Zes van de negen bollen zijn voor publiek toegankelijk. In de bovenste bol is een restaurant gevestigd. Dit restaurant is een geliefde plek in Brussel om uit eten te gaan.

Enkele andere bollen zijn bedoeld voor tijdelijke en vaste tentoonstellingen. De bollen zijn door middel van roltrappen met elkaar verbonden.

Jaarlijks trekt het Atomium honderdduizenden bezoekers. In het jaar na de verbouwing en heropening in 2006 waren dat meer dan 700.000. In 1958, het jaar van de Wereldtentoonstelling in Brussel, waren in de bollen verschillende wetenschappelijke tentoonstellingen ingericht, waaronder een over de bouw van het Atomium zelf.

Het Atomium is een architectonisch kunstwerk op zich. e Bij de opening in 1958 had het Atomium maar één functie: het visitekaartje van België ter gelegenheid van de

Wereldtentoonstelling. Het was niet de bedoeling dat het gebouw langer dan zes maanden zou blijven staan. Omdat het Atomium zo populair was geworden tijdens de Wereldtentoonstelling, is men van gedachten veranderd. Nu is het Atomium een toeristische trekpleister en zijn er diverse tentoonstellingen in gehuisvest. In het restaurant in de hoogste bol heb je een fantastisch panoramisch uitzicht over Brussel.

f Voor de Wereldtentoonstelling van 1929 in Barcelona ontwierp Mies van der Rohe het Duitse paviljoen. Dit was een modernistisch gebouw dat volledig uit de toon viel bij de neoklassieke inzendingen van alle andere landen. Het moderne bouwen van het begin van de twintigste eeuw ging uit van de bouwmaterialen beton, glas en staal. De constructie van betonskeletbouw met niet-dragende wanden van staal en glas was in die tijd revolutionair.

g Hierbij gaat het vooral om de argumenten. Een discussie/forum in de klas van voor- en tegenstanders van afbreken van het Atomium is heel goed mogelijk.

Page 36: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 33

h Deze vraag kan heel goed als basis dienen voor een opdracht in het kunstdossier. Laat de leerlingen op een A4’tje verschillende foto’s van het interieur en het exterieur van het Atomium plaatsen met een korte toelichting en dat vervolgens in hun kunstdossier stoppen.

Opdrachtblok 3 – Verrassing! 2 a In september 1969 bracht de Nederlandse Comedie ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Amsterdamse

Stadsschouwburg de jubileumvoorstelling De Storm van Shakespeare. Als reactie op deze zoveelste ‘burgerlijke’ voorstelling gooiden twee studenten van de Amsterdamse toneelschool (Lien Heyting en Ernst Katz) tijdens het slotapplaus tomaten naar het podium. De meeste acteurs merkten niet eens dat de tomaten werden gegooid, maar de tomaten bleken de druppel die de emmer deed overlopen. De relatief kleine actie leidde tot een reeks van protestacties – die de noemer ‘Aktie Tomaat’ kregen – tegen de vastgeroestheid en het conservatisme van het Nederlandse toneelbestel. De actie liep tot aan de zomer van 1970.

Kijktip: De serie Allemaal Theater heeft een volledige aflevering gewijd aan de Aktie Tomaat (aflevering 5). De dvd van de serie is verkrijgbaar bij het Theaterinstituut via www.tin.nl.

b In eerste instantie was de actie gericht tegen de Nederlandse Comedie, het vaste gezelschap van de Stadsschouwburg in Amsterdam. Belangrijke spelers van het gezelschap waren: Ank van der Moer, Ko van Dijk, Guus Hermus, Han Bentz van den Berg, Ellen Vogel, Willem Nijholt.

c Een bijzondere locatie kan vooral qua sfeer iets toevoegen aan een voorstelling. Er kan worden gekozen voor de letterlijke arena (bijvoorbeeld een voorstelling over voetbal in een stadion) waarin de voorstelling zich afspeelt, maar dat komt niet vaak voor. Een bijzondere locatie kan iets extra’s aan een voorstelling geven, bijvoorbeeld door de waardigheid en statigheid van een locatie (zoals een kerk), door akoestiek, door lichtval, geuren, weersomstandigheden (bij buitenlocaties). Het geeft bovendien extra mogelijkheden om toeschouwers op niet-traditionele plekken ten opzichte van de spelers te plaatsen en, andersom, de mogelijkheid spelers op bijzondere plekken te situeren (in een nok, een controlekamer of iets dergelijks). Alle aspecten van de locatie worden gebruikt ter versterking van het theatrale effect.

Beperkingen van een bijzondere locatie kunnen bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden zijn (waardoor een voorstelling niet goed tot zijn recht komt). Maar ook afleiding van de voorstelling door de niet-traditionele setting (toeschouwers letten op de omgeving en zijn bezig met de vraag of er ook ergens een toilet is). Ook een slechtere verstaanbaarheid komt vaak voor.

d De opstelling is traditioneel vanwege de duidelijke scheiding tussen speelvlak en toeschouwersruimte. Er is een duidelijk ‘podium’ voor de acteurs.

3 a De bekendste groep op dit terrein is de inmiddels opgeheven theatergroep Tender. Veel van de huidige ‘onzichtbare’

theatermakers zijn uit Tender afkomstig of hebben er veel mee samengewerkt. Opvallend is dat de meeste makers op commercieel terrein actief zijn: zij spelen bijvoorbeeld op bedrijfsfeesten. Groepen en bedrijven die onzichtbaar of verborgen theater maken, zijn onder meer: bureau De Hooffzaak/Theater op Maat; Formaat, werkplaats voor participatief drama; TenDerde; De Hofmakers; Klein Theater Doetinchem; Total Performance.

Het doel van onzichtbaar of verborgen theater is om het publiek direct te laten participeren en zo tot allerlei emoties te komen: verwondering, woede, vrolijkheid. De toeschouwer heeft een heel directe ervaring, omdat hij of zij zelf in de scène is betrokken.

b Nee, volgens de definitie van theater is er bij onzichtbaar of verborgen theater geen sprake van een theatervoorstelling. Er is immers geen speelvlak (acteurs en publiek lopen door elkaar) en het is onduidelijk wie acteurs zijn en wie toeschouwers. Bovendien worden toeschouwers ook acteurs, wanneer zij zich met de scène gaan bemoeien.

c Onzichtbaar theater zou voor een dergelijk onderwerp heel geschikt zijn: in het openbaar iemand aanspreken op vervuilend gedrag (acteurs), anderen uitdagen stelling te nemen (publiek/voorbijgangers). Het levert direct discussie en maakt het onderwerp heel persoonlijk.

e De bedoeling bij de vragen e en f is dat de leerlingen goed nadenken over de kenmerkende aspecten van de genoemde genres. Inhoudelijk, maar eveneens op het gebied van (camera)techniek, muziek, geluidseffecten enzovoort.

De serieuze actualiteitenrubriek ten opzichte van een parodie op het nieuws: in de actualiteitenrubriek is sprake van een serieuze toon van de presentator(en), er wordt steeds afgewisseld tussen presentatie en beeld (items/reportages). In de parodie kunnen hilarische presentatieteksten en/of -handelingen worden verwacht, de focus van de aandacht ligt vooral bij de presentatoren (acteurs) en niet bij het overbrengen van informatie.

Page 37: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 34

f De spannende detective ten opzichte van een journaalreportage over een moord: een detective zal met cameravoering spanning opvoeren, onder meer door close-ups te maken van gezichten (ook van de vermoorde persoon) en van handelingen. Een reportage is min of meer objectief, houdt afstand, zal veel in totaalshots tonen en geeft geen close-up van het slachtoffer. Verder kunnen er bij de detective muziek en geluidseffecten worden verwacht en zal wat je ziet vooral gecentreerd zijn rond de handeling van de ‘oplosser’, de detective. Een reportage zal veel meer gericht zijn op informatie rond wat er is gebeurd: interviews met politieagenten.

4 a Dada of dadaïsme was een kunstbeweging die bestond tussen 1916 en 1920. De kunstenaars hielden zich met veel

vormen van ‘kunst’ bezig. Ze maakten antikunst, verkondigden het zinloze en onlogische. Hoewel de beweging slechts kort heeft bestaan, is haar invloed zeer groot geweest. Dada richtte zich tegen: de gevestigde politieke en maatschappelijke orde, de Eerste Wereldoorlog, traditionele kunst, kunstkenners en het kunstpubliek.

b anuit café Voltaire in Zürich bedachten de eerste dadaïsten diverse acties en optredens, in het begin onder leiding van Tristan Tzara, waaronder het uitdelen van allerlei manifesten en het voordragen van nonsensgedichten. Ze probeerden met hun acties de bourgeoisie te shockeren en wakker te schudden. Twee voorbeelden:

Manifest Dada 1920 “Aan het publiek Voordat wij ons tussen jullie begeven om jullie rotte tanden, etterende oren en tongen vol gezwellen uit te rukken; Voordat we jullie verrotte botten breken, Voordat we jullie door cholera geteisterde buiken openrijten om jullie vette lever, jullie verachtelijke milt, en jullie

diabetische nieren eruit te nemen en als kunstmest te gebruiken, Voordat we jullie honger naar schoonheid, extase, suiker, filosofie, wiskundige en poëtische metafysische peper en

komkommers vergallen, Voordat we jullie desinfecteren met vitriool, jullie reinigen en met hartstocht vernissen, Voordat we dit alles zullen doen, Zullen we een groot antiseptisch bad nemen, En wij waarschuwen jullie: Wij zijn Moordenaars.” En: Francis Picabia: "Manifeste cannibale dada" 1920 "Jullie worden allemaal aangeklaagd! Sta op! Sta op zoals jullie ook zouden doen voor de Marseillaise of voor het

God Save the King ... Alleen Dada stinkt niet, het is niets, niets, niets. Het is als jullie hoop en verwachtingen: niets. als jullie paradijs: niets. als jullie idolen: niets. als jullie politici: niets. als jullie helden: niets. als jullie kunstenaars: niets. als jullie religies: niets. Fluit, schreeuw, sla me op mijn bek, nou en? Ik zal steeds weer herhalen, dat jullie idioten zijn. Over drie maanden

zullen mijn vrienden en ik jullie onze portretten voor een paar schamele francs verkopen." Citaat van: http://logosfoundation.org/kunstgeschiedenis/dadaisme.html. c Er zijn verschillende opties waarvoor dada staat. Eén versie is dat Tristan Tzara ‘da, da’ (Roemeens voor ja, ja) zei, toen hij met een mes een woordenboek bewerkte:

‘Zij verspreidden van daaruit [café Voltaire in Zürich] hun manifesten onder de puur willekeurig gekozen naam dada, naar het honend spottend infantiele toe. Het was trouwens Tristan Tzara die het toevallig uitsprak, toen hij met een mes een woordenboek doorkerfde (‘da’ betekent ja in het Roemeens).’

Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Dada%C3%AFsme. Een andere versie legt uit dat ‘da, da’ staat voor peuterbrabbeltaal, en dat dit precies de onzin weergeeft die zij willen

verbeelden: ‘Richard Huelsenbeck, destijds een uit Duitsland uitgeweken jonge dichter, zegt dat hij en Hugo Ball het

Page 38: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 35

woord toevallig in een Duits-Frans woordenboek hebben ontdekt, en dat dit kleuterwoord (dat hobbelpaard betekent) “het primitieve, het begin bij nul, het nieuwe in onze kunst uitdrukt”.’

Bron: http://logosfoundation.org/kunstgeschiedenis/dadaisme.html. In de naamgeving moet in ieder geval het primitieve, onzinnige, zinloze, niet-logische tot uitdrukking komen. d De compositie is vrij willekeurig, alle onderdelen zijn lukraak verspreid over het oppervlak gemonteerd; er zijn

verschillende lagen over elkaar gemaakt, waarbij bij het maken van de bovenste laag niet echt rekening is gehouden met de onderste laag; de verf is niet precies aangebracht, maar vrij spontaan, zelfs willekeurig hier en daar.

e De plaatsing van het witte papiertje met de twee kersen onder het midden, de geschilderde kleurovergangen in sommige vlakken.

f De volgorde van de letters is min of meer toevallig tot stand gekomen, de herhalingen van de regels, de hoofdletters en de plaatsing van de woorden op de bladspiegel zijn waarschijnlijk niet per toeval bepaald.

5 a Theatersport is een vorm van theater waarbij, in plaats van voorstellingen, improvisatiewedstrijden voor publiek

worden gegeven. Het is een vorm waarin verschillende sketches elkaar afwisselen, doorgaans komisch van aard. Grondlegger is de Canadees Keith Johnstone. Onder zijn leiding gingen acteurs die een overdosis plankenkoorts hadden, improviseren. Doel: de acteurs trainen in spontaniteit, positiviteit, spelplezier, samenwerking en hulpvaardigheid. Johnstone maakte een wedstrijd van de improvisaties.

Keith Johnstone was de grondlegger van zowel het improvisatietheater in het algemeen als de theatersport (gelicenseerd onder de naam TheatreSports) in het bijzonder. Eigenlijk is theatersport een vrij nauw subgenre van het bredere improvisatietheater, maar de term theatersport wordt in Nederland doorgaans algemener gebruikt voor alle vormen van kort, komisch improvisatietheater.

b Voor een theatersportvoorstelling zijn twee acterende teams nodig, doorgaans twee groepen van vier acteurs. Het sportelement in theatersport komt naar voren in de beoordeling van scènes door de jury of de ‘rechters’. Zij vormen de derde groep. De vierde groep is het publiek.

c Met de vierde wand wordt in de toneelwereld de duidelijke scheiding tussen de ‘onechte’ wereld op het toneel en de ‘echte’ wereld in de zaal bedoeld. De eerste drie wanden zijn de zijkanten en de achterkant van het toneel. De vierde wand is de denkbeeldige wand waar het publiek doorheen kan kijken naar de gebeurtenissen op het podium. Het is ook een gevoelde wand: als publiek spreek je acteurs niet aan, je bemoeit je niet met de voorstelling. Andersom spreken acteurs niet rechtstreeks met het publiek. De vierde wand is vooral aanwezig bij het traditionele lijsttheater. Met ‘het doorbreken van de vierde wand’ wordt de stijlvorm bedoeld waarbij een personage (of acteur) zich ineens rechtstreeks tot het publiek wendt en daarmee erkent dat de realiteit die werd opgeroepen een illusie is. Het doorbreken van de vierde wand wordt vaak gebruikt voor een komisch effect. Bij theatersport is geen sprake van een vierde wand: het publiek interacteert met de acteurs en vice versa.

6 a Doordat er gedurende het ‘muziekstuk’ niets te horen was, behalve de toevallige omgevingsgeluiden van de zaal waar

het publiek zich op dat moment bevond, was alles toeval. b Op de cd staat ook werkelijk een minuut niets! Deze opdracht zal in het begin misschien wat hilariteit opwekken. Pas

als duidelijk is dat het hier gaat om het waarnemen van geluiden in de omgeving, en dat je je daarvoor kunt openstellen, kan de opdracht lukken. Opvallend zal zijn dat leerlingen selectief luisteren. Wat de een is opgevallen, heeft de ander niet gehoord en andersom. Dat is op zich een verrassende constatering.

c Deze vraag leent zich uitstekend voor een klassengesprek over wat muziek is en wanneer iets muziek genoemd kan en mag worden. Voorwaarde is wel dat iedereen bereid is om naar elkaar te luisteren.

d/e Het werkt bij deze vraag het best als enkele leerlingen voor de volgende les de opdracht krijgen voorbeelden van Minimal te zoeken. Twee of drie voorbeelden is al voldoende. Deze dienen dan als uitgangspunt voor een vergelijking in de klas.

7 f Het absurde van het geheel spreekt tot de verbeelding, maar het wordt snel te veel als alles (de kleding, muziek en

dergelijke) in het absurde wordt getrokken. Laat de leerlingen oppassen voor clichés en een te karikaturale uitvoering.

Page 39: Palet ckv voor de tweede fase Docentenwijzer...Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 3 2 Uitwerkingen van de opdrachten bij het themakatern Feesten 2.1 Subthema

Palet ckv voor de tweede fase – Docentenwijzer Feesten 36

2.5 Jij en feesten 1 Kunstkwartet De instructie spreekt voor zich. Wijs de leerlingen er wel op dat de tekst op de kaarten van het Kunstkwartet niet te veel

informatie mag weggeven. Voorbeeld: Stel, dat op de kaart met de foto van Andrew Lloyd Webber het volgende staat:

beroemd theater in Parijs architect van L’Opéra (in plaats van ‘architect van een beroemd theater in Parijs’)

In dit geval zien slimmeriken meteen dat L’Opéra wordt bedoeld met ‘beroemd theater in Parijs’. 2 Feestje bouwen Op pagina 47 van het themakatern staan alle aanwijzingen voor het bouwen van een feestje. Wanneer een leerling of een groepje leerlingen veel werk van de opdracht wil maken, kan deze als onderwerp voor een

profielwerkstuk worden gekozen. Voorwaarde is dan wel dat de opdracht aan een profielvak kan worden gekoppeld, zoals een cultuurvak, economie, management en organisatie of maatschappijleer.

Op sommige scholen zijn leerlingen actief betrokken bij het organiseren van feesten (soms staan er zelfs studielasturen tegenover). In dat geval kunnen ze misschien een feest bedenken dat ook daadwerkelijk op school kan plaatsvinden.