Paktoets de Zieke Mens

download Paktoets de Zieke Mens

of 29

Transcript of Paktoets de Zieke Mens

Ademmechanisme.1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0 2 1 2 2 2 3 2 4 Bij een geforceerde expiratie worden de luchtwegen gecomprimeerd De intrapleurale druk is subatmosferisch op het ademrustniveau Bij een geforceerde expiratie worden de luchtwegen verwijd De totale longcapaciteit is de som van vitale en functionele residuale capaciteit De fysiologische dode ruimte is de som van de anatomische dode ruimte en de alveolaire dode ruimte De grootste weerstand ondervindt de stromende lucht in de gezamenlijke kleinste luchtwegen De longcompliantie is een goede maat voor de longelasticiteit Bij een geforceerde inspiratie worden de luchtwegen gecomprimeerd De grootste weerstand ondervindt de lucht in de gezamenlijke hogere luchtwegen Bij een geforceerde inspiratie worden de luchtwegen verwijd Tijdens passieve expiratie beweegt het diafragma omhoog De alveolaire dode ruimte zijn wel geperfundeerde maar niet geventileerde longblaasjes Bij een geforceerde expiratie wordt de stroomsterkte van de uitgeademde lucht beperkt door de vernauwde luchtwegen Alveolaire ventilatie is de werkelijke verversing van de longenlucht Door de elasticiteit van de long kan de inspiratie passief geschieden Oppervlaktespanning geeft de longblaasjes de neiging dicht te klappen Tijdens inspiratie wordt als eerste de thoraxinhoud vergroot door spierinspanning Een ademfrequentie van 16/min en een ademdiepte van 500 ml geeft een ademminuutvolume van 8L/min De interne tussenribspieren worden actief bij de expiratie Tijdens de inspiratie daalt de intrapulmonale druk (wordt meer negatief) Een ademfrequentie van 16/min en een ademdiepte van 500 ml geeft een alveolaire ventilatie van 8L/min Het ademteugvolume draagt in zn geheel bij aan de verversing van de longenlucht Door de elasticiteit van de long kan de expiratie passief geschieden De functionele residuale capaciteit blijft over na volledige uitademing Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Juist Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st

2 5 2 6 2 7

Intrapleurale druk komt doordat longen en thoraxwand beide elastische structuren zijn Bij een geforceerde inspiratie wordt de stroomsterkte van de ingeademde lucht beperkt door de vernauwde luchtwegen Het residuale volume is goed met een spirometer te schatten

Juist Juist Onjui st

Ademregulatie.1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 De centrale chemosensoren reageren alleen op de pH van het arterile bloed Hypocapnie geeft hypoventilatie De centrale chemosensoren liggen in het juxtaglomerulaire apparaat Hypocapnie geeft hyperventilatie De krachtigste stimulans voor de ademhaling is hypocapnie De perifere chemosensoren reageren op de pH, de partile zuurstofdruk, en partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed De krachtigste stimulans voor de ademhaling is hypercapnie De centrale chemosensoren reageren alleen op de partile zuurstofdruk, en partile koolstofdioxidedruk in het hersenvocht Hypercapnie geeft hyperventilatie Hypercapnie geeft hypoventilatie De krachtigste stimulans voor de ademhaling is hypoxie De diepte van de inademing wordt beperkt door rekreceptoren in de longen die het ademhalingscentrum remmen De centrale chemosensoren reageren alleen op de pH en de partile zuurstofdruk van het arterile bloed De centrale chemosensoren reageren alleen op de pH van het hersenvocht De centrale chemosensoren reageren op de pH, de partile zuurstofdruk, en partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed De diepte van de uitademing wordt beperkt door rekreceptoren in de longen die het ademhalingscentrum remmen De perifere chemosensoren reageren alleen op de pH en de partile zuurstofdruk van het arterile bloed De centrale chemosensoren reageren alleen op de pH en de partile zuurstofdruk van het hersenvocht De perifere chemosensoren liggen in het juxtaglomerulaire apparaat Een lage pH, lage partile zuurstofdruk, en hoge partile Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui

0 2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8

koolstofdioxidedruk in het arterile bloed geven allen hypoventilatie De centrale chemosensoren reageren alleen op de pH en de partile koolstofdioxidedruk van het hersenvocht De perifere chemosensoren reageren alleen op de pH van het arterile bloed De centrale chemosensoren liggen in de hersenstam De perifere chemosensoren liggen in het glomus caroticum Een hoge pH, lage partile zuurstofdruk, en lage partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed geven allen hypoventilatie Een lage pH, lage partile zuurstofdruk, en hoge partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed geven allen hyperventilatie Angst voor de tandheelkundige behandeling kan leiden tot versnelde en verdiepte ademhaling bij normale bloedgaswaarden Vrijwillige hyperventilatie leidt tot beangstigende symptomen zoals duizeligheid en visusklachten door de gestegen bloed pH

st Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Juist Juist

Bloeddruk.1 2 3 4 5 6 7 8 9 Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te hoge vulling van de arterile vaatboom meten verlagen zij de sympaticustonus Als het juxtaglomerulaire apparaat een te hoge vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij minder renine uit De osmosensoren meten het effectief circulerende volume Het effectief circulerende volume bevindt zich in de arterile vaatboom Bij een te laag effectief circulerend volume gaan de nieren eerst minder water reabsorberen dan via het dieet opgedronken wordt Bij te weinig effectief circulerend volume stijgt de aldosteron spiegel, stijgt de sympaticus tonus, maar daalt de atriaal natriuretisch peptide spiegel De lange termijn bloeddrukregulatie is erop gericht de keukenzoutreabsorptie door de nier te verhogen (waardoor secundair ook meer water wordt vastgehouden) Als de volumesensoren in het atrium te veel volume meten scheiden zij atriaal natriuretisch peptide (factor) uit Bij een te hoog effectief circulerend volume gaan de nieren eerst minder keukenzout reabsorberen waardoor het extracellulaire compartiment hypotoon wordt, waardoor antidiuretisch hormoon uitscheiding verlaagd wordt waarop de nieren minder water reabsorberen dan via het dieet Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Juist Juist

1 0

1 1 1 2

1 3

1 4 1 5 1 6 1 7

opgedronken wordt Bij een te laag effectief circulerend volume gaan de nieren eerst minder keukenzout reabsorberen waardoor het extracellulaire compartiment hypotoon wordt, waardoor antidiuretisch hormoon uitscheiding verlaagd wordt waarop de nieren minder water reabsorberen dan via het dieet opgedronken wordt De volumesensoren meten de vulling van de arterile vaatboom Bij een te laag effectief circulerend volume gaan de nieren eerst meer keukenzout reabsorberen waardoor het extrecellulaire compartiment hypertoon wordt, waardoor antidiuretisch hormoon uitscheiding verhoogd wordt waarop de nieren meer water reabsorberen dan via het dieet opgedronken wordt Bij te weinig effectief circulerend volume stijgt de aldosteron spiegel, stijgt de sympaticus tonus, maar daalt de atriaal natriuretisch peptide spiegel zodat de keukenzoutbalans positief wordt (de nieren houden meer keukenzout vast dan gegeten wordt) Bij een te hoog effectief circulerend volume gaan de nieren eerst minder water reabsorberen dan via het dieet opgedronken wordt De volumesensoren meten het effectief circulerende volume Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te lage vulling van de arterile vaatboom meten scheiden zij antidiuretisch hormoon uit Bij te veel effectief circulerend volume stijgt de aldosteron spiegel, stijgt de sympaticus tonus, maar daalt de atriaal natriuretisch peptide spiegel zodat de keukenzoutbalans positief wordt (de nieren houden meer keukenzout vast dan gegeten wordt) Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te lage vulling van de arterile vaatboom meten scheiden zij aldosteron uit Bij te veel effectief circulerend volume stijgt de aldosteron spiegel, stijgt de sympaticus tonus, maar daalt de atriaal natriuretisch peptide spiegel Als het juxtaglomerulaire apparaat een te hoge vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij antidiuretisch hormoon uit De bloeddruk wordt op de korte termijn geregeld door meer water en zout vast te houden zodat het bloedvolume toeneemt Als het juxtaglomerulaire apparaat een te lage vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij aldosteron uit Bij een te hoog effectief circulerend volume gaan de nieren eerst meer keukenzout reabsorberen waardoor het extracellulaire compartiment hypertoon wordt, waardoor antidiuretisch hormoon uitscheiding verhoogd wordt waarop de

Onjui st

Juist juist

Juist

Onjui st Juist Onjui st Onjui st

1 8 1 9 2 0 2 1 2 2 2 3

Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st

2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 2 9 3 0

nieren meer water reabsorberen dan via het dieet opgedronken wordt Als de volumesensoren in het atrium te weinig volume meten scheiden zij aldosteron uit Een te hoog effectief circulerend volume gaat dikwijls maar niet altijd gepaard met een hoge gemiddelde bloeddruk (door de circulatoire aanpassingen van de baroreflex) Als het juxtaglomerulaire apparaat een te lage vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij renine uit In het atrium wordt het volume aanwezig in de venen gemeten Bij een te hoog effectief circulerend volume gaan de nieren eerst meer keukenzout reabsorberen dan via het dieet opgegeten wordt Als het juxtaglomerulaire apparaat een te hoge vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij aldosteron uit Bij te weinig effectief circulerend volume daalt de aldosteron spiegel, daalt de sympaticus tonus, maar stijgt de atriaal natriuretisch peptide spiegel zodat de keukenzoutbalans positief wordt (de nieren houden meer keukenzout vast dan gegeten wordt) Als het juxtaglomerulaire apparaat een te hoge vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij renine uit Een te hoog effectief circulerend volume gaat dikwijls maar niet altijd gepaard met een lage gemiddelde bloeddruk (door de circulatoire aanpassingen van de baroreflex) De lange termijn bloeddrukregulatie is erop gericht alleen de waterreabsorptie door de nier te verhogen Bij een te laag effectief circulerend volume gaan de nieren eerst minder keukenzout reabsorberen dan via het dieet opgegeten wordt Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te hoge vulling van de arterile vaatboom meten scheiden zij aldosteron uit Als het juxtaglomerulaire apparaat een te hoge vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij renine uit dat uiteindelijk leidt tot de aanmaak van angiotensine II en aldosteron Een te laag effectief circulerend volume gaat dikwijls maar niet altijd gepaard met een lage gemiddelde bloeddruk (door de circulatoire aanpassingen van de baroreflex) Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te lage vulling van de arterile vaatboom meten verhogen zij de sympaticustonus Bij te veel effectief circulerend volume daalt de aldosteron spiegel, daalt de sympaticus tonus, maar stijgt de atriaal natriuretisch peptide spiegel zodat de keukenzoutbalans negatief wordt (de nieren scheiden meer keukenzout uit dan gegeten wordt) De baroreflex wordt door het sympatische deel van het

Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st

3 1 3 2 3 3 3 4 3 5 3 6 3 7 3 8 3 9

Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Juist

4

Juist

0 4 1 4 2 4 3 4 4 4 5 4 6 4 7 4 8 4 9 5 0 5 1 5 2 5 3 5 4 5 5 5 6 5 7 5 8 5 9

autonome zenuwstelsel geregeld Angiotensine II heeft soortgelijke effecten op de circulatie als noradrenaline De baroreflex bij te weinig effectief circulerend verhoogt het hartminutenvolume en vernauwt de arteriolen zodat de arterile vaatboom beter gevuld wordt Angiotensine II werkt de baroreflex juist tegen Als de volumesensoren in het atrium te weinig volume meten scheiden zij aldosteron uit De gestegen sympaticustonus bij te veel effectief circulerend volume start de baroreflex Hypotone expansie van het extracellulaire volume leidt niet tot verhoging van het effectieve circulerende volume omdat ADH verlaagt De grote van het volume dat effectief in de bloedvaten circuleert wordt door de baroreceptoren gemeten De lange termijn bloeddrukregulatie is erop gericht de keukenzoutreabsorptie door de nier te verhogen waardoor er meer water door het lichaam wordt vastgehouden Als het juxtaglomerulaire apparaat een te lage vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij antidiuretisch hormoon uit Bij een te laag effectief circulerend volume gaan de nieren eerst meer water reabsorberen dan via het dieet opgedronken wordt Bij een te hoog effectief circulerend volume gaan de nieren eerst minder keukenzout reabsorberen dan via het dieet opgegeten wordt Als de volumesensoren in het atrium te weinig volume meten scheiden zij antidiuretisch hormoon uit Bij te weinig effectief circulerend volume daalt de aldosteron spiegel, daalt de sympaticus tonus, maar stijgt de atriaal natriuretisch peptide spiegel Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te hoge vulling van de arterile vaatboom meten verhogen zij de sympaticustonus De baroreflex geeft een vergrote cardiac output zodat de arterile vaatboom meer bloed gaat bevatten (verder opgepompt wordt) Bij te veel effectief circulerend volume daalt de aldosteron spiegel, daalt de sympaticus tonus, maar stijgt de atriaal natriuretisch peptide spiegel De barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum zijn onderdeel van de volumesensoren die de vulling van de arterile vaatboom controleren De juxtaglomerulaire apparaat is een van volumesensoren die de vulling van de arterile vaatboom controleren Bij een te laag effectief circulerend volume gaan de nieren eerst meer keukenzout reabsorberen dan via het dieet

Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Juist Juist

6 0 6 1 6 2 6 3 6 4 6 5 6 6 6 7 6 8 6 9 7 0 7 1 7 2 7 3 7 4

opgegeten wordt Als het juxtaglomerulaire apparaat een te lage vulling van de arterile vaatboom meet scheidt zij renine uit dat uiteindelijk leidt tot de aanmaak van angiotensine II en aldosteron Isotone expansie van het extracellulaire volume leidt tot verhoging van het effectieve circulerende volume in de bloedvaten Bij een te hoog effectief circulerend volume gaan de nieren eerst meer water reabsorberen dan via het dieet opgedronken wordt Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te hoge vulling van de arterile vaatboom meten scheiden zij antidiuretisch hormoon uit De baroreflex bij te veel effectief circulerend verhoogt het hartminutenvolume en vernauwt de arteriolen zodat de arterile vaatboom beter gevuld wordt De baroreflex geeft vasoconstrictie van de arteriolen zodat de arterile vaatboom meer bloed gaat bevatten (verder opgepompt wordt) Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te hoge vulling van de arterile vaatboom meten scheiden zij renine uit De baroreflex wordt door het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel geregeld Als de volumesensoren in het atrium te weinig volume meten scheiden zij renine uit De gestegen sympaticustonus bij te weinig effectief circulerend volume start de baroreflex De gedaalde sympaticustonus bij te weinig effectief circulerend volume remt de baroreflex Als de barorecpetoren in de arcus aortae en het glomus caroticum een te lage vulling van de arterile vaatboom meten scheiden zij renine uit Het effectief circulerende volume bevindt zich in de veneuze vaatboom De bloeddruk wordt op de korte termijn geregeld door het bestaande bloedvolume anders te verdelen (baroreflex) Een te laag effectief circulerend volume gaat dikwijls maar niet altijd gepaard met een hoge gemiddelde bloeddruk (door de circulatoire aanpassingen van de baroreflex)

Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st

Circulatie.1 2 3 De drukgolf over de arterile vaatboom plant zich met dezelfde snelheid voort als het bloed De weerstand die het stromende bloed ondervindt is vooral gelokaliseerd in de musculeuze arterin De uitstroom van bloed uit de arterile vaatboom wordt bepaald door de diameter van de arteriolen die de Onjui st Onjui st Juist

4 5 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0 2 1 2 2 2 3 2 4

doorstroming van de weefsels regelen (autonome zenuwstelsel) De arterile bloeddruk ontstaat door overvulling van de arterin met bloed zodat zij enigszins gerekt zijn De elasticiteit van de aorta laat toe dat deze opgepompt wordt De polsdruk is het verschil tussen de systolische en diastolische bloeddruk Het grootste verval van de bloeddruk vindt plaats in de arteriolen en capillairen De weerstand die het stromende bloed ondervindt is vooral gelokaliseerd in de arteriolen en capillairen Ademhaling en spierpomp helpen bij de veneuze terugstroming Als de gemiddelde bloeddruk niet verandert is de uitstroom van bloed uit de arterile vaatboom gelijk aan de cardiac output De drukgolf over de arterile vaatboom plant zich sneller voort dan het bloed De arterile bloeddruk verhoogt als de cardiac output groter wordt dan de uitstroom van bloed uit de arterile vaatboom De weerstand die het stromende bloed ondervindt is vooral gelokaliseerd in de venulen en capillairen De elasticiteit van de aorta beperkt de drukschommelingen die samenhangen met de hartactie De elasticiteit van de bloedvaten laat toe dat de diameter van het bloedgevulde vat groter is dan de diameter van het lege vat worden zodat steeds sprake is van bloeddruk De arterile bloeddruk ontstaat doordat de wand van de arterin elastisch zijn en bovendien is de wand door de vulling van de arterin met bloed gerekt is De polsdruk neemt toe als de aortawand stijver wordt (minder compliant) De arterile bloeddruk ontstaat doordat door overvulling van de arterin met bloed de diameter van de arterin groter is dan wanneer zij leeg zijn De weerstand die het stromende bloed ondervindt is vooral gelokaliseerd in de venen De polsdruk neemt af als de aortawand stijver wordt (minder compliant) De weerstand die het stromende bloed ondervindt is vooral gelokaliseerd in de elastische arterin Gedurende de isovolumetrische relaxatiefase schuift de verwijding van de aorta op in de richting van de musculeuze arterin (drukgolf) De elasticiteit van de aorta laat toe dat deze opgepompt wordt zodat er nog steeds druk is ook al is het hart van de aorta afgekoppeld (aortakleppen gesloten) De arterile bloeddruk ontstaat door contractie van de gladde spieren in de wand van de arterin

Juist Juist Juist Juist Juist Juist Juist Juist Juist Onjui st Juist Juist Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Onjui st

2 5

Gedurende de ejectiefase verwijdt het allereerste begin van de aorta en stijgt de aortadruk

Juist

Ecg.1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0 De P golf van het ECG wijst op elektrische activatie van de atria Als QRS complex zich voordoet heeft het actiepotentiaalfront de Purkinje vezels gepasseerd Sinusknoopcellen zijn net zoals AV knoopcellen gespecialiseerde neuronen Purkinjecellen worden samen met de bundeltakken tot het geleidingssysteem gerekend Het QRS complex van het ECG valt samen met de snelle vullingsfase Kenmerkend voor de sinusknoopactiepotentiaal is de onstabiele rust potentiaal De eerste harttoon volgt direct op het QRS complex In de AV knoop wordt de prikkelvoortgeleiding versneld om de ventrikels zo snel als mogelijk te laten ledigen De T top van het ECG ontstaat door mechanische relaxatie van de ventrikels De tweede harttoon volgt direct op het QRS complex Het QRS complex van het ECG wijst op elektrische activatie van de atria De P golf van het ECG wijst op contractie van de atria Het QRS complex van het ECG wijst op elektrische activatie van de ventrikels Het QRS complex van het ECG ontstaat ook door elektrische repolarisatie van de atria Het actiepotentiaal van de AV knoopcellen lijkt het meest op dat van sinusknoopcellen De tijd tussen de T top en het QRS complex wordt voor een deel bepaald door de eigenschappen van de AV knoop De T top van het ECG ontstaat o.a. door elektrische repolarisatie van de ventrikels De tijd tussen de P top en het QRS complex wordt voor een deel bepaald door de eigenschappen van de AV knoop De P golf van het ECG wijst op elektrische activiteit in de sinusknoop In de AV knoop wordt de prikkelvoortgeleiding vertraagd om de ventrikels de gelegenheid te geven zich te vullen Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Juist

Farmacologie.1 2 Beta2-sympathicomimetica brengen bronchodilatatie teweeg Adrenaline wordt toegevoegd aan lokale anaesthetica Juist Juist

3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24

vanwege de vasoconstrictoire eigenschappen Een geneesmiddel met een grote therapeutische breedte is een veilig geneesmiddel. Een voldoende hoge dosering van een agonist kan de werking van een antagonist teniet doen. 1e orde eliminatiekinetiek betekent dat de eliminatie met een constante snelheid plaatsvindt. Stimulatie van receptoren heeft niet altijd hetzelfde effect op de vorming van \'second messengers Salbutamol verwijdt de bronchin, ipratropium ook. Hier is sprake van een farmacodynamische interactie. Een interactie is de wisselwerking tussen 2 geneesmiddelen waardoor de werkzaamheid en/of bijwerkingen van 1 of beide middelen wordt versterkt. Parasympathicolytica vernauwen de bronchin Bij een groot verdelingsvolume is sprake van een sterke verdeling naar andere compartimenten dan het plasma. Een niet-competitieve antagonist vermindert het maximale effect van een agonist Lokale anaesthetica remmen de instroom van natrium via potentiaal-afhankelijke natriumkanalen. Enzymremming kan leiden tot lagere bloedspiegels van een geneesmiddel. Bij 1e orde eliminatiekinetiek varieert de eliminatiesnelheid afhankelijk van de plasmaspiegel. Farmacokinetiek beschrijft de snelheid waarmee geneesmiddelen worden opgenomen, verdeeld en weer worden uitgescheiden Sympathicolytica remmen het effect van acetylcholine op de acetylcholinereceptoren. Enzyminductie kan leiden tot afname van de werkzaamheid van een geneesmiddel. Grapefruitsap remt leverenzymen, waardoor het metabolisme van simvastatine wordt vertraagd. Hier is sprake van een farmacodynamische interactie Een partiele agonist remt het effect van een volle agonist Fase-I-biotransformatiereacties worden gekenmerkt door omzettingen waarbij alleen actieve metabolieten worden gevormd Een contraindicatie is een ziekte of omstandigheid waarmee bij het voorschrijven van geneesmiddelen rekening gehouden dient te worden. Na2+-kanalen behoren tot de receptoren die direct voor ionen doorlaatbaar zijn. De vetoplosbaarheid van een geneesmiddel heeft invloed op de absorptiesnelheid. Biotransformatie is een ondergeschikt mechanisme om geneesmiddelen te elimineren.

Juist Juist Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Juist Onjui st

25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47

Klaring is gedefinieerd als de mate van biotransformatie van het farmacon per tijdseenheid Adrenaline wordt toegevoegd aan lokale anaesthetica vanwege de vasodilatoire eigenschappen. Beta-blokkers verlagen niet de bloeddruk Bronchodilatatie behoort tot de bijwerkingen van betablokkers Op een recept kunnen meer dan 1 geneesmiddel worden voorgeschreven. Wanneer snel na het starten met een farmacon tolerantie optreedt wordt van tachyfylaxie gesproken. Het effect van stimulatie van steroidreceptoren treedt snel in Als agonist a een lagere affiniteit voor een receptor heeft dan agonist b, dan hoeft het maximale effect niet minder te zijn dan dat van agonist b. Geoniseerde moleculen worden beter geabsorbeerd als gevolg van betere vetoplosbaarheid. Enzymremming heeft tot gevolg dat alle geneesmiddelen langzamer worden afgebroken. Excretie en biotransformatie leiden tot eliminatie van een geneesmiddel Ook als er geen interacties zijn tussen twee geneesmiddelen, kunnen bij combinatie van de middelen toch bijwerkingen optreden De aera under the curve (AUC) is een maat voor de hoeveelheid farmacon die in het plasma is geweest. Geneesmiddel A wordt sneller geabsorbeerd dan geneesmiddel B. Geneesmiddel A wordt daarom frequenter gedoseerd dan geneesmiddel B Lokale anaesthetica stimuleren ionkanalen Het maximale effect van een partiele agonist is minder groot dan dat van een volle agonist Salbutamol verwijdt en propranolol vernauwt de bronchin. Hier is sprake van een farmacokinetische interactie Competitieve antagonisten hebben geen intrinsieke activiteit Het onwerkzaam worden van een geneesmiddel wordt ook wel tachyfylaxie genoemd Parenterale toediening is niet noodzakelijk wanneer het geneesmiddel niet in het maag-darmkanaal wordt opgenomen of daar wordt afgebroken Verdringing van de eiwit-binding kan tot verhoogde plasmaspiegels leiden Parasympathicomimetica verhogen de hartfrequentie Enzymremming kan leiden tot hogere bloedspiegels van een geneesmiddel.

Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist

48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68

Afhankelijkheid is een aanhoudende drang om steeds meer van een (genees)middel in te nemen om hetzelfde effect te bereiken. Een korte halfwaardetijd leidt in de regel tot een lage toedieningsfrequentie. Allergische reactie is een bijwerking die in de regel vermindert bij toediening van een lagere dosering. Een niet-competitieve antagonist vermindert het maximale effect van een agonist niet. Van functioneel antagonisme is sprake wanneer twee agonisten van verschillende receptorsystemen op hetzelfde orgaan een tegengesteld effect uitlokken Het verdelingsvolume is het werkelijke volume waarover het geneesmiddel zich zou moeten verdelen bij een bepaalde concentratie in het bloed of plasma. Op een recept kunnen niet meer dan 1 geneesmiddel worden voorgeschreven. De biologische beschikbaarheid van intraveneuze toediening is altijd lager dan die van orale toediening. Het voordeel van parenterale toediening ten opzichte van orale toediening kan zijn dat het effect sneller optreedt. Salbutamol verwijdt en propranolol vernauwt de bronchin. Hier is sprake van een farmacodynamische interactie Het effect van stimulatie van steroidreceptoren treedt langzaam in Desensitisatie is het verschijnsel dat een versterkte respons optreedt na langdurige stimulatie van de receptor. Interacties kunnen worden onderverdeeld in farmacologische interacties en fysiologische interacties. Lokale anaesthetica blokkeren ionkanalen Bij fase-II-biotransformatiereacties worden stoffen aan het geneesmiddel gekoppeld, waardoor produkten ontstaan die gemakkelijk uitgescheiden kunnen worden. Antacida verhogende de pH van de maag, waardoor sommige geneesmiddelen vertraagd worden geabsorbeerd. Dit is een farmacokinetische interactie Competitieve antagonisten hebben intrinsieke activiteit. Het verdelingsvolume is het fictieve volume waarover het geneesmiddel zich zou moeten verdelen bij een bepaalde concentratie in het bloed of plasma. Combinatie van slaapmiddelen met codeine kan tot versterkte sedatie leiden. Hier is sprake van een farmacokinetische interactie. Biotransformatie kan noodzakelijk zijn om beter wateroplosbare producten te maken die in de urine kunnen worden uitgescheiden Anticholinergica is een andere naam voor sympathicolytica

Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st

69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81

Parasympathicolytica remmen het effect van acetylcholine op de acetylcholinereceptoren. Enzyminductie kan leiden tot toename van de werkzaamheid van een geneesmiddel Niet-geoniseerde moleculen worden beter geabsorbeerd als gevolg van hun betere vetoplosbaarheid Een voldoende hoge dosering van een agonist kan de werking van een antagonist niet teniet doen. Anticholinergica is een andere naam voor parasympathicolytica Desensitisatie is het verschijnsel dat een verminderde respons optreedt na langdurige stimulatie van de receptor. Intraveneuze toediening leidt het snelst tot een systemische effect. Wanneer er sprake is van een interactie kunnen geneesmiddelen soms toch gecombineerd worden. Geneesmiddelallergie is een bijwerking die reeds bij zeer lage dosis op kan treden. Een geneesmiddel met een kleine therapeutische breedte is een veilig geneesmiddel Het voordeel van orale toediening is dat een first-pass effect niet kan optreden Tijdens de absorptiefase stijgt de bloedspiegel Tandartsen zijn alleen bevoegd om geneesmiddelen voor te schrijven die noodzakelijk zijn voor de tandheelkundige behandeling. Alcoholgebruik kan tot enzyminductie leiden, waardoor bepaalde geneesmiddelen sneller worden afgebroken. Hier wordt gesproken van een farmacodynamische interactie Parasympathicolytica verwijden de bronchin Cytochroom-P450 enzymen bevinden zich in de lever en zijn betrokken bij fase-II-biotransformatie. Een dosis-werkingscurve beschrijft de relatie tussen de toegediende dosering en de respons op het geneesmiddel. Bij intraveneuze toediening is de biologische beschikbaarheid 1 Tot de bijwerkingen van acetylcholine-esteraseremmers behoren wel muscarine-, maar geen nicotine-achtige effecten. De EC50 is de helft van de concentratie die een maximaal effect teweeg brengt. Bij orale toediening is de biologische beschikbaarheid 1. Een agonist heeft altijd een zekere intrinsieke activiteit Geneesmiddelallergie is een bijwerking die gerelateerd is aan de toegediende dosis. Het voordeel van rectale toediening is dat een first-pass effect niet kan optreden.

Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Juist

82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92

Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Juist

93 94 95 96 97 98 99 10 0 10 1 10 2 10 3 10 4 10 5 10 6 10 7 10 8 10 9 11 0 11 1 11 2 11 3

Enzyminductie kan leiden tot het vertraagde metabolisme van farmaca. Enzyminductie kan leiden tot het versnelde metabolisme van farmaca Als er geen interacties zijn tussen twee geneesmiddelen, kunnen bij combinatie van de middelen geen bijwerkingen optreden Het verdelingsvolume kan niet groter zijn dan het lichaamsvolume Wanneer er sprake is van een contraindicatie kunnen geneesmiddelen niet gecombineerd worden. Er is geen relatie tussen de vetoplosbaarheid van een geneesmiddel en de absorptie Salbutamol verwijdt de bronchin, ipratropium ook. Hier is niet sprake van een farmacodynamische interactie. Een competitieve antagonist vermindert het maximale effect van een agonist niet. Carbamazepine veroorzaakt enzyminductie. Als gevolg hiervan worden bepaalde geneesmiddelen langzamer afgebroken Farmacokinetiek beschrijft de effecten van een geneesmiddel in het lichaam. Enzymremming kan leiden tot versterking van bijwerkingen van geneesmiddelen. De halfwaardetijd is de tijd die nodig is om de plasmaconcentratie met 50% te laten dalen Combinatie van slaapmiddelen met codene kan tot versterkte sedatie leiden. Hier is sprake van een farmacodynamische interactie Beta-blokkers brengen bronchodilatatie teweeg en worden toegepast bij astma. Een enzyminductor kan ook het eigen metabolisme versnellen Vooral enzymatische afbraak van noradrenaline is verantwoordelijk voor het onwerkzaam worden van dit neurotransmitter. Interacties kunnen worden onderverdeeld in farmacokinetische interacties en farmacodynamische interacties Beta2-sympathicomimetica worden toegepast bij astma. Carbamazepine veroorzaakt enzyminductie. Als gevolg hiervan worden bepaalde geneesmiddelen versneld afgebroken Oxidatie, reductie en hydrolyse behoren tot de fase-Ibiotransformatiereacties. Tot de bijwerkingen van beta-blokkers behoren o.a.: bronchoconstrictie, bradycardie en koude extremiteiten.

Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Juist Juist Juist

11 4 11 5 11 6 11 7 11 8 11 9 12 0 12 1 12 2 12 3 12 4 12 5 12 6 12 7 12 8 12 9 13 0 13 1 13 2 13 3 13 4

Toevoeging van een antagonist leidt tot een verhoging van de concentratie van een agonist die de helft van de maximale werking teweeg brengt. Propranolol vertraagt en dobutamine verhoogt de hartfrequentie. Hier is sprake van een farmacodynamische interactie Een enzyminductor kan niet het eigen metabolisme versnellen Fase-I reactie leidt in de regel tot de vorming van metabolieten die niet farmacologisch actief zijn. Verdringing van de eiwit-binding kan tot verlaagde plasmaspiegels leiden Tot de bijwerkingen van acetylcholine-esteraseremmers behoren zowel muscarine- als nicotine-achtige effecten Naast de NAW gegevens en het telefoonnummer van de voorschrijver en de NAW gegevens van de patint dient een recept de naam van het geneesmiddel, de dosering en het gebruik te bevatten. Grapefruitsap remt leverenzymen, waardoor het metabolisme van simvastatine wordt vertraagd. Hier is sprake van een farmacokinetische interactie. Intraveneuze toediening leidt niet het snelst tot een systemische effect. Wanneer er sprake is van een contraindicatie kunnen geneesmiddelen soms toch gecombineerd worden. Biotransformatie is van groot belang voor de excretie van geneesmiddelen. Een groot verdelingsvolume leidt tot een hoge plasmaconcentratie. Kruisallergie betekent dat een overgevoeligheidsreactie optreedt na blootstelling aan een stof met dezelfde farmacologische eigenschappen Het verdelingsvolume kan groter zijn dan het lichaamsvolume Bij een kortere halfwaardetijd zal het doseringsinterval in de regel kleiner zijn. Polyfarmacie leidt zeer zelden tot meer bijwerkingen Alcoholgebruik kan tot enzyminductie leiden, waardoor bepaalde geneesmiddelen sneller worden afgebroken. Hier wordt gesproken van een farmacokinetische interactie. Het voordeel van parenterale toediening ten opzichte van orale toediening is het toedieningsgemak voor de patint. Het maximale effect van een partiele agonist is even groot als dat van een volle agonist Rectale toediening beoogt uitsluitend systemische therapie cAMP, IP3 en diacylglycerol zijn second messengers.

Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Juist

Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist

13 5 13 6 13 7 13 8 13 9 14 0 14 1 14 2 14 3 14 4 14 5 14 6 14 7 14 8 14 9 15 0 15 1 15 2 15 3 15 4 15 5 15

Enzymremming kan leiden tot afname van bijwerkingen van geneesmiddelen Fase-I-biotransformatiereacties worden gekenmerkt door omzettingen waarbij inactieve of juist actieve metabolieten worden gevormd. Stimulatie van receptoren heeft altijd hetzelfde effect op de vorming van \'second messengers\'. Bij biotransformatiereacties worden drie fasen onderscheiden. Van functioneel antagonisme is sprake wanneer twee agonisten van verschillende receptorsystemen op hetzelfde orgaan hetzelfde effect geven Een receptor kan niet een ionkanaal zijn De biologische beschikbaarheid van intraveneuze toediening is altijd hoger dan die van orale toediening Droge mond behoort niet tot de bijwerkingen van anticholinergica. Parenterale toediening kan noodzakelijk zijn wanneer het geneesmiddel niet in het maag-darmkanaal wordt opgenomen of daar wordt afgebroken. Beta2-sympathicomimetica worden toegepast bij hartritmestoornissen Niet-selectieve sympathicolytica kunnen agonisten zijn voor zowel alfa- als beta-receptoren Het voordeel van rectale toediening kan zijn dat ook bij misselijkheid en braken het geneesmiddel kan worden toegediend Een prodrug moet eerst enzymatisch worden omgezet alvorens werkzaam te zijn. Fase-I reactie leidt altijd tot de vorming van metabolieten die niet farmacologisch actief zijn Polyfarmacie vergroot de kans op interacties Stimulatie van het adenylaatcyclase kan tot de vorming van cAMP en cGMP leiden. Beta-blokkers kunnen niet worden toegepast bij hartritmestoornissen. Geneesmiddel A wordt sneller geabsorbeerd dan geneesmiddel B. Dit betekent niet dat geneesmiddel A daarom frequenter wordt gedoseerd dan geneesmiddel B. De halfwaardetijd van een geneesmiddel en het doseringsinterval zijn niet bepalend voor cumulatie De therapeutische breedte is gedefinieerd als de verhouding tussen de doseringen die respectievelijk het ongewenste en het gewenste effect teweeg brengen Een competitieve antagonist vermindert het maximale effect van een agonist Een interactie is de wisselwerking tussen 2 geneesmiddelen

Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Onjui st Juist

6 15 7 15 8 15 9 16 0 16 1 16 2 16 3 16 4 16 5 16 6 16 7 16 8 16 9 17 0 17 1 17 2 17 3 17 4 17 5 17 6 17 7 17 8 17

waardoor de werkzaamheid en/of bijwerkingen van 1 of beide middelen wordt benvloed Tot de bijwerkingen van beta-blokkers behoren o.a.: bronchodilatatie, bradycardie en koude extremiteiten Niet-selectieve sympathicomimetica kunnen agonisten zijn voor zowel alfa- als beta-receptoren Droge mond behoort tot de bijwerkingen van anticholinergica Beta-blokkers worden onder andere toegepast bij bepaalde hartritmestoornissen Toevoeging van een antagonist leidt tot een verlaging van de concentratie van een agonist die de helft van de maximale werking teweeg brengt Bij enzymremming kan het metabolsme van geneesmiddelen worden versneld Polyfarmacie verkleint de kans op interacties Klaring is gedefinieerd als de hoeveelheid plasma die per tijdseenheid van farmacon wordt ontdaan Een lange halfwaardetijd leidt in de regel tot een hoge toedieningsfrequentie. Halfwaardetijd is de tijd die nodig is om het plasma van farmacon te ontdoen Beta2-sympathicomimetica brengen bronchoconstrictie teweeg Van een potenter geneesmiddel is in het algemeen een hogere dosering nodig Bij herhaalde toediening van geneesmiddelen met een lange halfwaardetijd bestaat het risico op cumulatie. De aera under the curve (AUC) beschrijft de relatie tussen de tijd en de dosering van het geneesmiddel Stimulatie door een beta-agonist en remming door een betablokker is functioneel antagonisme Een receptor kan een ionkanaal zijn Een groot verdelingsvolume leidt tot een lage plasmaconcentratie. Bij fase-II-biotransformatiereacties worden stoffen aan het geneesmiddel gekoppeld, waardoor produkten ontstaan die niet meer uitgescheiden kunnen worden. Bij herhaalde toediening van geneesmiddelen met een lange halfwaardetijd is het risico op cumulatie niet groot. Excretie en biotransformatie dragen slechts in beperkte mate bij aan de eliminatie van een geneesmiddel. Van een potenter geneesmiddel is in het algemeen een lagere dosering nodig Bij een groot verdelingsvolume is sprake van een zwakke verdeling naar andere compartimenten dan het plasma Bij enzymremming kan het metabolisme van geneesmiddelen

Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist

9 18 0 18 1 18 2 18 3 18 4 18 5 18 6 18 7 18 8 18 9 19 0 19 1 19 2 19 3 19 4 19 5 19 6 19 7 19 8 19 9 20 0 20 1 20

worden vertraagd Als agonist a een lagere affiniteit voor een receptor heeft dan agonist b, dan is het maximale effect altijd minder dan dat van agonist b cAMP, IP3 en diacylglycerol zijn neurotransmitters Een prodrug moet eerst geglucuronideerd worden omgezet alvorens werkzaam te zijn. Wanneer er sprake is van een interactie kunnen geneesmiddelen nooit gecombineerd worden. Beta-blokkers brengen geen bronchodilatatie teweeg en worden niet toegepast bij astma Parasympathicolytica verlagen de hartfrequentie. Een dosis-werkingscurve beschrijft de relatie tussen de toegediende dosering en de toename van de werking van het geneesmiddel. Geneesmiddelallergie is een bijwerking die bij zeer lage dosis in de regel niet optreedt Een agonist heeft vrijwel geen intrinsieke activiteit Parasympathicolytica verhogen de hartfrequentie. Een contraindicatie is een ziekte of omstandigheid waarbij geen geneesmiddelen kunnen worden voorgeschreven Beta-blokkers verlagen de bloeddruk Parasympathicomimetica verlagen de hartfrequentie. Allergische reactie is een bijwerking die in de regel niet vermindert bij toediening van een lagere dosering. Verdringing van de eiwit-binding is een farmacokinetische interactie. Enzymremming heeft tot gevolg dat sommige geneesmiddelen langzamer worden afgebroken Beta2-sympathicomimetica worden niet toegepast bij hartritmestoornissen Spanningsafhankelijk ionkanalen moeten eerst door een agonist gestimuleerd worden alvorens ionen door te laten Bij geneesmiddelen met een geringe therapeutische breedte treden gemakkelijker interacties op Zowel heropname van noradrenaline als enzymatische afbraak dragen bij tot het onwerkzaam worden van dit neurotransmitter. Niet-selectieve sympathicomimetica kunnen antagonisten zijn voor zowel alfa- als beta receptoren Geneesmiddelallergie is een bijwerking die niet gerelateerd is aan de toegediende dosis. Bij biotransformatiereacties worden twee fasen onderscheiden

Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Juist Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist Juist

2 20 3 20 4 20 5 20 6 20 7 20 8 20 9 21 0 21 1 21 2 21 3 21 4 21 5 21 6 21 7 21 8 21 9 22 0 22 1 22 2 22 3 22 4

De EC50 is de dosering waarbij de helft van een populatie een bepaald effect vertoont Lokale anaesthetica remmen de Na+/K+ ATPase De therapeutische breedte is gedefinieerd als de som van de toxische dosering en de therapeutische dosering Geneesmiddel X wordt door een enzym Y afgebroken. Remming van enzym Y leidt tot een sneller metabolisme van geneesmiddel X. Verdringing van de eiwit-binding is een farmacodynamische interactie Polyfarmacie werkt bijwerkingen in de hand Cytochroom-P450 enzymen bevinden zich in de lever en katalyseren de oxidatie van geneesmiddelen. De halfwaardetijd van een geneesmiddel en het doseringsinterval bepalen de mate van cumulatie Bij een kortere halfwaardetijd zal het doseringsinterval in de regel groter zijn. Parasympathicomimetica zijn antagonisten voor acetylcholinereceptoren Kruisallergie betekent dat een overgevoeligheidsreactie optreedt na blootstelling aan een chemisch sterk gelijkende stof Een partiele agonist remt het effect van een volle agonist niet. Tolerantie is een psychische, vaak met lichamelijke symptomen gepaard gaande toestand, gekarakteriseerd door de aanhoudende drang een (genees)middel te nemen Oxidatie, reductie en hydrolyse behoren tot de fase-IIbiotransformatiereacties Bronchoconstrictie behoort tot de bijwerkingen van betablokkers. Tijdens de absorptiefase daalt de bloedspiegel. Propranolol vertraagt en dobutamine verhoogt de hartfrequentie. Hier is sprake van een farmacokinetische Beta2-sympathicomimetica worden niet toegepast bij astma Antacida verhogende de pH van de maag, waardoor sommige geneesmiddelen vertraagd worden geabsorbeerd. Dit is een farmacologische interactie. Stimulatie van het adenylaatcyclase kan tot de vorming van inositol-3-fosfaat en diacylglycerol leiden Niet-selectieve sympathicolytica kunnen antagonisten zijn voor zowel alfa- als beta -receptoren. Parasympathicolytica zijn antagonisten voor acetylcholinereceptoren

Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist

22 5 22 6 22 7 22 8 22 9 23 0 23 1 23 2 23 3 23 4 23 5 23 6 23 7

Een recept dient tenminste de naam van het geneesmiddel, de dosering en het gebruik te bevatten Bij geneesmiddelen met een geringe therapeutische breedte treden gemakkelijker bijwerkingen op. Noradrenaline verhoogt de hartfrequentie en acetylcholine verlaagt de hartfrequentie. Dit is functioneel antagonisme. Tolerantie is het optreden van vermindering van het farmacologisch effect van een stof bij herhaalde toediening. Het voordeel van rectale toediening is dat in de regel een lagere dosering kan worden gegeven. Rectale toediening kan zowel lokale als systemische therapie beogen Parasympathicomimetica zijn agonisten voor acetylcholinereceptoren Tandartsen zijn bevoegd om behalve lokale anaesthetica, antibiotica en analgetica ook andere geneesmiddelen voor te schrijven Een korte halfwaardetijd leidt in de regel tot een hoge toedieningsfrequentie Een lange halfwaardetijd leidt in de regel tot een lage toedieningsfrequentie. Afhankelijkheid van geneesmiddelen is een psychische, vaak met lichamelijke symptomen gepaard gaande toestand, gekarakteriseerd door de aanhoudende drang een (genees)middel te nemen Biotransformatie kan noodzakelijk zijn om lipofielere producten te maken die in de urine kunnen worden uitgescheiden Geneesmiddel X wordt door een enzym Y afgebroken. Remming van enzym Y leidt tot een langzamer metabolisme van geneesmiddel X.

Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Juist Juist

Onjui st Juist

Hartcyclus.1 2 3 4 5 6 7 8 9 De atriumcontractie vult de ventrikels Rek van de ventrikelwand is negatief inotroop Een verhoogde preload verhoogt het slagvolume Gedurende de ejectiefase worden de atria uitgerekt De dicrotische top bevindt zich in de aortadrukcurve Het einddiastolisch volume bepaalt de mate van rek van de ventrikelvezels en dus mede de kracht waarmee zij samentrekken De isovolumetrische contractiefase eindigt na opening van de AV kleppen Gedurende de ejectiefase wordt alleen de aortadruk verhoogd De aortadruk volgt de ventrikeldruk gedurende de gehele Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Juist Onjui st Juist Onjui

1 0 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0 2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 2 9 3 0 3 1 3 2 3

hartcyclus De aortakleppen sluiten exact op het moment dat de ventrikeldruk zakt onder de aortadruk De tweede harttoon komt door sluiting van de aorta- en pulmonaliskleppen Positief inotrope stoffen verlagen het eindsystolische ventrikelvolume De baroreflex gaat gepaard met een versnelde hartfrequentie De isovolumetrische relaxatiefase valt samen met de tweede harttoon Sympatische activiteit verlaagt het eindsystolische volume De ventrikels vullen snel doordat de atria samentrekken De isovolumetrische contractiefase komt doordat de ventrikels samenknijpen terwijl de AV en semilunairkleppen gesloten zijn Het einddiastolisch volume wordt bereikt door zowel passief leegstromen van de atria als ook de atriumcontractie Het einddiastolisch volume wordt bepaald door de veneuze terugstroming In rust overheerst de parasympatische invloed op het hart Het einddiastolisch volume is de preload van het hart De aortakleppen sluiten op het moment dat de bloedstroomrichting in aorta veranderd is van van het hart af tot naar het hart toe Gedurende de isovolumetrische contractiefase, ejectiefase en isovolumetrische relaxatiefase stromen de atria vol met bloed De AV kleppen sluiten exact op het moment dat de ventrikeldruk stijgt boven de atriumdruk De isovolumetrische relaxatiefase ligt tussen de eerste en de tweede harttoon De Frank-Starling wet van het hart verzekert dat het hart iedere veneuze terugstroming aankan De ejectiefase duurt ongeveer even lang als de isovolumetrische relaxatiefase Sympatische activiteit verhoogt de hartfrequentie en de contractiliteit Het hoger het einddiastolisch volume hoe krachtiger de ventrikelcontractie De aortadruk is de afterload van het hart Het slagvolume van het hart is ongeveer 5 L De isovolumetrische contractiefase komt doordat de ventrikels samenknijpen terwijl de AV en semilunairkleppen geopend zijn De ventrikels vullen snel doordat de atria leegstromen

st Onjui st Juist Juist Juist Juist Juist Onjui st Juist Juist Juist Juist Juist Juist Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Juist

3 3 4 3 5 3 6 3 7 3 8 3 9 4 0 4 1 4 2 4 3 4 4 4 5 4 6 4 7 4 8 4 9 5 0 5 1 5 2 5 3 5 4 5 5 5 6

De baroreflex gaat gepaard met een versnelde hartfrequentie De isovolumetrische contractiefase wordt direct gevolgd door de isovolumetrische relaxatiefase De isovolumetrische contractiefase eindigt na opening van de semilunair kleppen Sympatische activiteit verhoogt het eindsystolische volume Een verhoogde afterload verhoogt het slagvolume Gedurende de ejectiefase staan de chorda tendiniae aangespannen Een verhoogde afterload verlaagt het slagvolume Aan het einde van de ejectiefase bevindt zich het einddiastolisch volume in de ventrikels De Frank-Starling wet van het hart relateert de kracht van een hartslag aan de mate van vulling van de ventrikels De ejectiefase ligt tussen de eerste en de tweede harttoon Een vergroot eindsystolische ventrikelvolume is positief inotroop Positief inotropie verhoogt het slagvolume Omdat in rust de parasympatische activiteit overheerst is de hartslag ca. 70 slagen per minuut in plaats van 100/min (de intrinsieke sinusknoop frequentie) De snelle vullingsfase begint als de AV kleppen openen Aan het einde van de ejectiefase bevindt zich het eindsystolisch volume in de ventrikels De ejectiefase begint als de AV kleppen openen Parasympatische activiteit verhoogt de hartfrequentie en de contractiliteit Tijdens de systole knijpen de ventrikels zich helemaal leeg Het einddiastolisch volume is de afterload van het hart De afterload is rondom de 80 mm Hg De isovolumetrische relaxatiefase valt samen met de eerste harttoon Rek van de ventrikelwand is positief inotroop Positief inotropie verlaagt het eindsystolische volume

Juist Onjui st Juist Onjui st Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Juist Onjui st Juist Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist Juist

Longgas.1 2 Bij hypoventilatie stijgt de partile zuurstofdruk in het alveolaire gasmengsel en stijgt dus ook de partile zuurstofdruk in het arterile bloed Bij hyperventilatie stijgt de partile zuurstofdruk in het arterile bloed en stijgt de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed, maar gelet op de zuurstof-hemoglobine dissociatiecurve en de koolstofdioxide-hemoglobine dissociatiecurve is het eerste effect is veel groter dan het tweede Bij hyperventilatie stijgt de partile zuurstofdruk in het alveolaire gasmengsel en stijgt dus ook de partile zuurstofdruk in het arterile bloed De atmosferische druk is gemiddeld 760 mm Hg, ruwweg 80% is stikstof (partile stikstofdruk is 608 mm Hg) en 20% is zuurstof (partile zuurstofdruk is 152 mm Hg), 0% is koolstofdioxide (partile koolstofdioxidedruk is 0 mm Hg Bij hyperventilatie daalt de partile koolstofdioxidedruk in het alveolaire gasmengsel en daalt dus de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed Bij hyperventilatie daalt de partile zuurstofdruk in het alveolaire gasmengsel en daalt dus ook dus de partile zuurstofdruk in het arterile bloed Alveolair longengas bevat een partile zuurstofdruk van ongeveer 5 kPa (40 mm Hg) en een partile koolstofdioxidedruk van ongeveer 14 kPa (105 mm Hg) Bij hyperventilatie stijgt de partile zuurstofdruk in het arterile bloed en daalt de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed, maar gelet op de zuurstof-hemoglobine dissociatiecurve en de koolstofdioxide-hemoglobine dissociatiecurve is het eerste effect is veel groter dan het tweede De gemiddelde samenstelling van de lucht in de alveoli is 5% waterdamp (partile waterdampdruk is 38 mm Hg), 76% stikstof (partile stikstofdruk is 578 mm Hg), 14% zuurstof (partile zuurstofdruk is 106 mm Hg) en 5% koolstofdioxide (partile koolstofdioxidedruk is 38 mm Hg). De atmosferische druk is gemiddeld 760 mm Hg, ruwweg 80% is stikstof en 20% is zuurstof De druk in de longen is gemiddeld 760 mm Hg, ruwweg 80% is stikstof en 20% is zuurstof Bij hypoventilatie daalt de partile koolstofdioxidedruk in het alveolaire gasmengsel en daalt dus ook de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed In de alveoli zal in de verse ingeademde en bevochtigde lucht de partile zuurstofdruk dalen met 5% en de partile koolstofdioxidedruk stijgen met 5% door diffusie van zuurstof en kooldioxide over de alveolo-capillaire membraan Bij hyperventilatie daalt de partile zuurstofdruk in het arterile bloed en stijgt de partile koolstofdioxidedruk in het Onjui st Onjui st

3 4

Juist Juist

5 6 7 8

Juist Onjui st Onjui st Onjui st

9

Juist

1 0 1 1 1 2 1 3 1 4

Juist Onjui st Onjui st Juist

Onjui st

1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0

2 1 2 2 2 3

2 4 2 5 2 6

arterile bloed, maar gelet op de zuurstof-hemoglobine dissociatiecurve en de koolstofdioxide-hemoglobine dissociatiecurve is het eerste effect is veel groter dan het tweede Bij hyperventilatie stijgt de partile koolstofdioxidedruk in het alveolaire gasmengsel en stijgt dus ook de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed Bij hypoventilatie stijgt de partile koolstofdioxidedruk in het alveolaire gasmengsel en stijgt dus ook de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed De atmosferische druk is op zeeniveau is gemiddeld 760 mm Hg Bij hypoventilatie daalt de partile zuurstofdruk in het alveolaire gasmengsel en daalt dus ook de partile zuurstofdruk in het arterile bloed Veneus bloed bevat een partile zuurstofdruk van ongeveer 5 kPa (40 mm Hg) en een partile koolstofdioxidedruk van ongeveer 14 kPa (105 mm Hg) Bij hyperventilatie daalt de partile zuurstofdruk in het arterile bloed en daalt de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed, maar gelet op de zuurstof-hemoglobine dissociatiecurve en de koolstofdioxide-hemoglobine dissociatiecurve is het eerste effect is veel kleiner dan het tweede Alveolair longengas bevat een partile zuurstofdruk van ongeveer 14 kPa (105 mm Hg) en een partile koolstofdioxidedruk van ongeveer 5 kPa (40 mm Hg) Arterieel bloed bevat een partile zuurstofdruk van ongeveer 5 kPa (40 mm Hg) en een partile koolstofdioxidedruk van ongeveer 14 kPa (105 mm Hg) Bij hyperventilatie daalt de partile zuurstofdruk in het arterile bloed en daalt de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed, maar gelet op de zuurstof-hemoglobine dissociatiecurve en de koolstofdioxide-hemoglobine dissociatiecurve is het eerste effect is veel groter dan het tweede Bij een inspiratie wordt de buitenlucht in de geleidende luchtwegen bevochtigd met 5% waterdamp zodat de samenstelling wijzigt van 80% stikstof en 20% zuurstof naar 76% stikstof en 19% zuurstof In de alveoli zal in de verse ingeademde en bevochtigde lucht de partile zuurstofdruk dalen met 5% en de partile koolstofdioxidedruk stijgen met 5% Bij hyperventilatie daalt de partile zuurstofdruk in het arterile bloed en stijgt de partile koolstofdioxidedruk in het arterile bloed, maar gelet op de zuurstof-hemoglobine dissociatiecurve en de koolstofdioxide-hemoglobine dissociatiecurve is het eerste effect is veel kleiner dan het tweede

Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Onjui st

Juist Onjui st Onjui st

Juist

Juist Onjui st

2 7

In de alveoli zal de verse ingeademde en bevochtigde lucht de grootste verandering ondergaan in de partile zuurstofdruk en partile koolstofdioxidedruk

Juist

Suikerziekte.1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 1 3 De prikkel tot het vrijzetten van insuline is een dalende glucosespiegel Insuline wordt uitgescheiden door de a-cellen uit de eilandjes van Langerhans Glucagon verlaagt de glucosespiegel De prikkel tot het vrijzetten van glucagon is een dalende glucosespiegel De prikkel tot het vrijzetten van insuline is een stijgende glucosespiegel Insuline verlaagt de glucosespiegel Insuline en glucagon benvloeden als enig de suikerspiegel Glucagon verhoogt de glucosespiegel Insuline verhoogt de glucosespiegel Glucagon wordt uitgescheiden door de -cellen uit de eilandjes van Langerhans Insuline wordt uitgescheiden door de -cellen uit de eilandjes van Langerhans De prikkel tot het vrijzetten van glucagon is een stijgende glucosespiegel Glucagon wordt uitgescheiden door de a-cellen uit de eilandjes van Langerhans Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist Juist Onjui st Juist Onjui st Onjui st Juist Onjui st Juist

Extravragen1.1 2 3 4 5 6 7 Pijn op de borst (angina pectoris) kenmerkt zich door een drukkend gevoel op de borst, uitstralend naar de linker arm. Een hartinfarct lijkt qua klachten en symptomen precies op angina pectoris Patienten met boezemfibrilleren (atriumfibrilleren) hebben daarvan altijd klachten, zoals hartkloppingen en duizeligheid. Een patient met een pacemaker moet voor een invasieve tandheelkundige ingreep antibiotica profylaxe krijgen om een endocarditis te voorkomen Ongecontroleerde hypertensie is een contra-indicatie voor electieve (niet direct noodzakelijke) invasieve tandheelkundige behandelingen. Als een patient op oudere leeftijd last krijgt van parodontitis, dient de tandarts aan diabetes mellitus type II te denken. Als een oudere patient met een prothese een candida infectie van de mond krijgt, komt dat vrijwel altijd door diabetes. Juist Juist Onjui st Onjui st Ja Ja Nee

8 9 1 0 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0 2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6

Een hypoglykemie met bewustzijnsverlies treedt vooral op bij patienten die orale bloedsuikerverlagende medicijnen slikken. Een verhoogde bloedsuikerspiegel leidt tot verhoogde kans op bacteriele infecties Het meten van het geglycolyseerde hemoglobine (HBA1c) is een betrouwbare maat voor de instelling van de diabetes over langere termijn Aspirine en Ascal zijn geneesmiddelen die de aggregatie van bloedplaatjes (trombocyten) en daarmee de vorming van trombose stimuleren Vitamine K antagonisten (zoals acenocoumarol en fenprocoumon) remmen de inbouw van vitamine K in de stollingseiwitten en zorgen zo voor een bloedingsneiging. De International Normalized Ratio (INR) is een maat voor de stolbaarheid van het bloed bij patienten die een stoornis in de stollingseiwitten hebben Hemofilie is een erfelijke ziekte waarbij de bloedplaatjes niet goed functioneren en patienten snel bloedingen krijgen. Bij de ziekte van von Willebrand is er een erfelijke stoornis in het stollingseiwit factor VIII Een patient met astma kan overgevoelig zijn voor het conserveringsmiddel sulfiet in de verdoving waar adrenaline in zit. Een patient met COPD en zuurstof mag niet met een rubberdam behandeld worden. Als een patient met astma een aanval krijgt in de behandelstoel, dient u de patient Ventolin toe te dienen Een patient die inhalatie corticosteroiden gebruikt bij astma of Chronische Obstructieve Pulmonale Disease (COPD), kan als bijwerking orale candida krijgen. Een patient die in het eindstadium van levercirrhose zit, loopt het gevaar een nabloeding te krijgen na een invasieve tandheelkundige ingreep. Patienten met leverziekten dienen een hogere dosering pijnstillers te krijgen Chronische levercirrhose kan ontstaan door een chronische infectie met hepatitis A virus. Als de tandarts zich prikt aan een naald van een patient die hepatitis B heeft, zal hij een grote kans lopen zelf ook besmet te raken Een patiente die zwanger is, mag geen verdoving met felypressine ontvangen Een absolute contra-indicatie voor verdoving met een hoge dosering adrenaline (zoals Septanest SP) is een ongecontroleerde hyperthyreoidie (verhoogde schildklierfunctie Een anafylactische shock na het ontvangen van een verdoving bij de tandarts komt redelijk vaak voor (1 op de 500 verdovingen).

Nee Ja Juist Onjui st Ja Juist Nee Onjui st Ja Juist Juist Juist Juist Onjui st Onjui st Onjui st Juist Juist

Onjui st

Extra Anesthesie.1 2 3 4 De sensibiliteit van de pulpa 44 is afkomstig van de n. mentalis De naam voor de vasoconstrictor epinefrine en adrenaline is hetzelfde De sensibiliteit van de pulpa 16 (buccale wortels) is afkomstig van de n. alveolaris superior anterior Een manbibulair blok wordt gegeven bij het foramen mandibulae. Dit bevindt zich halverwege voor- en achterrand van de mandibula Prilocaine (Citanest) is een lokaal anestheticum met een esther-verbinding. Octapressin (Felypressine) is een vasoconstrictor afgeleid van het antidiuretisch hormoon De sensibiliteit van de pulpa 13 is afkomstig van de n. infraorbitalis Aan de voorzijde van een carpule zit een membraan en aan de achterzijde een stop. Beide zijn van rubber (latex). De sensibiliteit van de labiale mucosa 11 is afkomstig van de n. infraorbitalis De sensibiliteit van de gebitselementen en de alveolaire mucosa in de bovenkaak is afkomstig van de n. maxillaris De sensibiliteit van de gebitselementen in onderen bovenkaak is afkomstig van de n. facialis (n. VII). De sensibiliteit van de linguale mucosa 46 is afkomstig van de n. alveolaris inferior Infiltratie anesthesie in de premolaar-molaar streek bovenkaak wordt juist dorsaal van de wortelpunt gegeven. De sensibiliteit van de gebitselementen en de alveolaire mucosa in de onderkaak is afkomstig van de n. mandibularis Infitratie anesthesie voor de 16 aan de palatinale zijde wordt gegeven in de overgang horizontale en verticale deel van het palatum. De verdoving van een diep carieuze 85 is geslaagd als bij infiltratie anesthesie de halve onderlip tintelt Met infiltratieanesthesie is elk element in de kaak te verdoven Geleidinganesthesie van de n. palatinus major wordt gegeven ter hoogte van de papilla Onjuist Juist Onjuist Juist

5 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8

Onjuist Juist Onjuist Onjuist Juist Juist Onjuist Onjuist Juist Juist Juist Onjuist Fout Onjuist

1 9 2 0 2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 2 9 3 0 3 1 3 2 3 3 3 4 3 5 3 6 3 7 3

incisivum Bij verdovingen van blijvende molaren in de onderkaak voor een extractie wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van Hoge tuber anesthesie verdooft ook de n. palatinus en de n. infraorbitalis Adrenaline wordt aan een lokaal anestheticum toe gevoegd met een concentratie 1:50.000. Een mandibulair blok wordt gegeven met de carpulespuit parallel met de Frankforter horizontale Intraligamentaire anesthesiespuiten kenmerken zich door een gesloten buis Articaine ( bijv Seponest en Ultracain) is een lokaal anestheticum met een amide-verbinding Hoe kleiner het gauge getal (dat de dikte van de naald aangeeft) hoe dikker de naald Een praktijk met aandacht voor optimale hygine bewaart de verdovingscarpules in alcohol De sensibiliteit van het achterste 2/3 deel van het palatum slijmvlies is afkomstig van de n. nasopalatinus De dikte van een injectienaald voor een mandibulair blok bedraagt 1 mm. Langdurige trismus na mandibulaire blokanesthesie berust op beschadiging van Blanching is een fenomeen dat kan optreden bij het geven van lokale verdoving in de bovenkaak. Dit fenomeen berust op Inlegspuiten hebben de voorkeur boven knikspuiten De crista zygomaticoalveolaris belemmert soms een goede verdoving van de buccale wortels van de 16. Het is dan verstandig een depot voor de crista te leggen De sensibiliteit van de buccale mucosa 46 is afkomstig van de n.buccalis Alvorens de vitale P2 inf te extraheren geeft u

Geleidingsanesthesie Juist Onjuist Onjuist Goed Juist Juist Fout Onjuist Onjuist m.pterygoideus medialis spasme van de vaatwand Fout Onjuist

Juist infiltratie anesthesie plus Onjuist

Koelen van weefsel verlaagt de prikkelgeleiding en daarmee de pijn. Carpules worden daarom tot gebruik bewaard in de koelkast De maximale dosis van articane met adrenaline 8 carpules 1.8 ml 1 : 100.000 bij een volwassen, goed gezonde man van 75 kg. bedraagt Een verdovingsnaald breekt niet snel tenzij deze Goed wordt verbogen direct achter de mantel Een mandibulair blok bij kinderen moet iets het foramen

8 3 9 4 0 4 1 4 2 4 3 4 4 4 5 4 6 4 7

anders worden gegeven dan bij volwassenen, omdat Een mandibulair blok wordt toegediend in de pterygomandibulaire loge Extractie en pijnmedicaties worden in het algemeen bij zwangere ontraden. Wanneer echter een behandeling noodzakelijk is, is deze toch (relatief) veilig met Een mandibulair blok wordt bij voorkeur gegeven vanuit de contralaterale mondhoek Een injectienaald voor een mandibulair blok is ongeveer 4.5 cm lang Door de divergente wortels van een eerste bovenmolaar geeft u zowel palatinaal als vestibulair verdoving alvorens te extraheren Hoe dunner de naald, hoe pijnlozer de prik Hoe hoger het gauge-getal van een verdovingsnaald hoe groter de naalddiameter De bevelvan de naald is van het bot af gekeerd Controle op de werkzaamheid van een mandibulair blok doet u door

mandibulae lager ligt Juist locale anesthesie in de periode 3-6 maanden Juist Onjuist Goed Fout Fout Onjuist vragen naar wat patint merkt van de verdoving