PABO Competentiegids - Weebly · 2018. 9. 7. · eigen regie keuzes te maken die zijn professionele...
Transcript of PABO Competentiegids - Weebly · 2018. 9. 7. · eigen regie keuzes te maken die zijn professionele...
PABOCompetentiegids
Leer
voo
r je
leve
n
Competentiegids
2
Colofon
© 2013 Iselinge Hogeschool
Uitgave tot stand gekomen dankzij
inbreng van studenten, interne opleiders
en docenten.
Redactie: Eric Besselink, Jorik Huizinga,
Els Keusters en Gerdo Velthorst
3
Competentiegids
Competentiegids: kompas en spiegel
De competentiegids biedt een overzicht van deeltaken per fase van bekwaam-
heid. Dit overzicht vormt het uitgangspunt van het opleidingsprogramma en de
toetsing op Iselinge Hogeschool. Studenten vinden in deze gids handreikingen
om te werken aan de ontwikkeling van hun bekwaamheid. Ook interne opleiders,
mentoren en docenten vinden er de kaders waarmee zij studenten op weg naar
hun startbekwaamheid kunnen begeleiden en beoordelen. Kortgezegd is de
gids kompas en spiegel: de gids geeft richting aan alle betrokkenen en stelt hen
in staat om tot kritische reflectie te komen met wezenlijke inhouden. De gids is
een bron van inspiratie om in overleg tot mooie stage-opdrachten te komen en
helpt student en mentor om te bepalen of de bekwaamheidsontwikkeling nog
op koers ligt. Beter dan af te wachten op de praktijkbeoordeling, is het aan te
raden tijdens de stage regelmatig na te gaan of de genoemde deeltaken
bekwaam worden uitgevoerd door de student.
De pabo van Iselinge Hogeschool is een beroepsopleiding: de praktijk is een
belangrijk bestanddeel van de totale opleiding. In de verhouding tussen
Iselinge en het primair onderwijs is de laatste jaren een ontwikkeling zichtbaar:
gezamenlijk wordt gezocht naar effectieve manieren om studenten op te leiden
én om aan de ontwikkeling van de scholen bij te dragen. De tijd dat scholen
leverden wat de hogeschool vroeg, ligt achter ons. Sterker: de agenda van het
primair onderwijs is een belangrijk ijkpunt voor de kwaliteit van het opleidings-
programma.
4
Competentiegids
Iselinge Hogeschool is geworteld in de Achterhoek en wil een bijdrage leveren
aan de vitalisering van de regio. Afgestudeerde studenten moeten (vanzelf-
sprekend) gekwalificeerd zijn, maar zich ook kenmerken door sociale onder-
nemingszin en door een brede oriëntatie op de samenleving en het onderwijs.
In de manier waarop wij met studenten werken is zelfsturing een belangrijk
begrip. Binnen gezamenlijke kaders krijgt de student de mogelijkheid onder
eigen regie keuzes te maken die zijn professionele ontwikkeling stimuleren.
De competentiegids is één van de instrumenten die hem daarbij ondersteunt.
Iselinge Hogeschool is onderscheidend: in de keuzes die we in samenspraak
met het primair onderwijs maakten, is gekozen voor vormen van leren in een
netwerk. Dat betekent dat er gezocht wordt naar manieren waarop vragen uit
het veld gebundeld kunnen worden tot gezamenlijke thema’s waaraan door
leerkrachten, toekomstige leerkrachten, onderzoekers en docenten kan worden
gewerkt. Dit type samenwerking levert een duurzame bijdrage aan de innovatie
van scholen voor primair onderwijs en aan die van de hogeschool.
Onze onderzoeks- en ontwikkelagenda biedt een bijzondere plaats aan het
primaire proces van rekenen en taal, aan de onderzoekende houding van
leerlingen en wat het betekent voor het pedagogisch-didactisch handelen van
leerkrachten, die kinderen willen uitdagen tot denken. Tot slot is een belangrijk
aandachtspunt voor ons de veranderende rol die ICT speelt bij de inrichting van
het onderwijs. We sluiten daarbij aan bij de ICT-bekwaamheidseisen, zoals die
door Kennisnet geformuleerd zijn.
5
Competentiegids
Samenwerking met het primair onderwijs: hoe veld: hoe wordt dat zichtbaar?
Daar waar het kan, willen we binnen de opleidingsscholen stimuleren dat
studenten van verschillende jaarlagen en verschillende varianten gezamenlijk
professioneel opereren met leerkrachten. We zien graag dat iedereen, hoe
groot het verschil in kennis en ervaring ook is, actief participeert in gelijkwaardig-
heid. Vanzelfsprekend zijn daarbij de ondervonden onderwijsvraagstukken van
de leerkracht, de student, de school hét uitgangspunt. We zijn ervan overtuigd
dat de bijdrage aan het verbeteren van onderwijs groter is, naarmate een
dergelijke samenwerking tot stand komt.
Uit ervaring weten we dat er in de opleidings- en stagescholen inspirerende
praktijken ontstaan waarin studenten én leerkrachten een rol spelen. Soms
onder begeleiding van een docent en geflankeerd door onderzoek. We willen
iedere student, mentor en interne opleider oproepen om dergelijke parels met
ons te delen: op de veldcontactdagen is er gelegenheid om in de vorm van
korte presentaties en workshops ook andere scholen te inspireren. En inspiratie
is een belangrijke voorspeller van innovatiesucces. Eventuele suggesties zijn
altijd welkom bij het stagebureau: [email protected].
In deze competentiegids wordt per fase een overzicht gegeven van eisen
die we stellen aan de bekwaamheidsgroei. Dat doen we door deeltaken te
formuleren: zichtbaar gedrag dat de student aan het eind van de betreffende
opleidingsfase moet kunnen laten zien.
6
Competentiegids
Iselinge Hogeschool kent verschillende opleidingsvarianten: voltijd pabo,
deeltijd pabo en academische pabo. Tijdens de opleiding ontwikkelt iedere
student zich tot vakbekwame leraar. De acht competenties die daarbij het
uitgangspunt vormen, worden hieronder beschreven.
1. Interpersoonlijke competentie: een leraar die interpersoonlijk competent is,
zorgt ervoor dat in zijn klas of lessen een goede sfeer van omgaan en
samenwerken met zijn leerlingen heerst.
2. Pedagogische competentie: een leraar die pedagogisch competent is,
zorgt voor een veilige leeromgeving in zijn klas of lessen. Hij bevordert de
sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de leerlingen. Hij helpt hen
een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden.
3. Vakinhoudelijke en didactische competentie: een leraar die vakinhoudelijk
en didactisch competent is, zorgt voor een krachtige leeromgeving in zijn
klas of lessen. Hij helpt de leerlingen zich de culturele bagage eigen te
maken die iedereen in de samenleving nodig heeft om volwaardig te
kunnen functioneren.
4. Organisatorische competentie: een leraar die organisatorisch competent is,
zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas of
lessen.
7
Competentiegids
5. Competent in het samenwerken met collega’s: een leraar die competent is
in het samenwerken met collega’s, zorgt ervoor dat zijn werk en dat van zijn
collega’s op school goed op elkaar afgestemd is. Hij draagt ook bij aan het
goed functioneren van de schoolorganisatie.
6. Competent in het samenwerken met de omgeving: een leraar die
competent is in het samenwerken met de omgeving, zorgt ervoor dat zijn
professionele handelen en dat van anderen buiten de school (ouders,
instanties) goed op elkaar afgestemd is.
7. Competent in reflectie en ontwikkeling: een leraar die competent is in
reflectie en ontwikkeling, denkt na over zijn beroepsopvattingen, over
dilemma’s bij keuzes die in de uitvoering van dat beroep moeten worden
gemaakt, over zijn bekwaamheid en is voortdurend bezig zich verder te
ontwikkelen en te professionaliseren.
8. Competent in onderzoek: een leraar die competent is in onderzoek, stelt
kritische vragen over de uitvoering van zijn onderwijs en is in staat door
onderzoek wetenschappelijke inzichten praktijkgeschikt te maken.
Competentiegids
8
9
Competentiegids
Opleidingsbekwaam 10
Taakbekwaam middenbouw 13
Taakbekwaam onderbouw 16
Taakbekwaam bovenbouw 19
Werkplekbekwaam 22
Startbekwaam 25
Inhoud
Competentiegids
Opleidingsbekwaam
10
11
Competentiegids
Interpersoonlijk competent 1. Toegankelijk zijn voor leerlingen en
met hen in gesprek gaan over hun
bezigheden, interesses en achter-
gronden.
2. Stimuleren dat leerlingen tijdens
lesactiviteiten met elkaar samen-
werken.
3. Plezierig met leerlingen omgaan en
hen, als dat nodig is, aanspreken op
hun gedrag.
Pedagogisch competent 4. Doelgerichte activiteiten uitvoeren
om de relatie met individuele
leerlingen te verbeteren en de
ontwikkeling van leerlingen te
bevorderen.
5. Leerlingen complimenten geven,
zodat ze het gevoel hebben dat ze
in staat zijn tot een goede taakuit-
voering te komen.
6. De inbreng van leerlingen waarde-
ren, nieuwsgierig zijn naar hun
ideeën en hen stimuleren ook zelf
initiatieven te nemen.
7. De ontwikkeling van leerlingen
volgen en verwoorden en hun
ontwikkeling op belangrijke
ontwikkelingsgebieden observeren
en beschrijven.
Vakinhoudelijk en didactisch competent 8. Lessen ontwerpen en uitvoeren met
behulp van een methode, waarbij
vooraf verdiept is in de vakinhoud,
zodat de leerstof juist en duidelijk is.
9. Lessen ontwerpen en uitvoeren,
waarbij gebruik gemaakt wordt van
concreet materiaal.
10. Lessen ontwerpen en uitvoeren die
beredeneerd zijn met behulp van een
didactische route op het lesvoor-
bereidingsformulier.
11. Instructies ontwerpen en uitvoeren,
waarbij helder is wat leerlingen leren
en wat ze tijdens de lesactiviteit gaan
doen om het lesdoel te bereiken.
12. Tijdens de instructie met vragen de
betrokkenheid van leerlingen bij het
thema verhogen en daarbij alle
leerlingen tijd en gelegenheid bieden
mee te denken.
13. Lessen afsluiten met een inhoudelijke
evaluatie waarbij met leerlingen
over de inhoud van de les wordt
gesproken.
Organisatorisch competent 14. Lessen voorbereiden en uitvoeren,
waarbij de ruimte ordelijk en
doelgericht is en waarbij duidelijk is
welke materialen nodig zijn en waar
deze liggen.
15. Lessen voorbereiden en uitvoeren,
waarbij aandacht is voor de tijd per
onderdeel van de les.
16. Lessen overzichtelijk afsluiten
en ervoor zorgen dat het lokaal
opgeruimd is.
Competentiegids
12
Competent in het samenwerken met collega’s 17. Initiatief nemen voor overleg met
directe collega’s naar aanleiding van
gegeven en te geven lessen en over
het werk van de leerkracht in het
onderwijs.
Competent in het samenwerken met de omgeving 18. Bij contacten met ouders zorgvuldig
omgaan met informatie over school
en kinderen.
Competent in reflectie, ontwikkeling en ontmoeting 19. Mondeling en schriftelijk reflecteren
op (de doelen van) het eigen
leerkrachtgedrag en daarover in
gesprek gaan met collega’s.
20. Met collega’s belangrijke stappen in
de eigen ontwikkeling delen,
waaronder de keuze voor dit beroep
en feedback vragen en geven op
persoonlijke ontwikkeling en op
ontwikkeling van anderen.
21. Mondeling en schriftelijk reflecteren
op ongeplande beslissingen tijdens
een lesactiviteit en hierop terug-
kijkend een oordeel geven.
Competent in onderzoek 22. Nieuwsgierig zijn naar actuele
inzichten over het onderwijs die in
de literatuur en in de praktijk te
vinden zijn.
23. Op zoek gaan naar bruikbare,
informatieve bronnen over
actuele onderwijsthema’s in de
vakliteratuur en bevindingen
schriftelijk rapporteren.
24. Tijdschriften over de praktijk van
het onderwijs lezen en samen met
collega’s bevindingen vertalen tot
aanbevelingen voor de eigen
onderwijspraktijk.
13
Competentiegids
Taakbekwaam middenbouw
13
Competentiegids
14
Interpersoonlijk competent 25. Leerlingen bemoedigen en sensitief
zijn voor dingen die hen bezighouden.
26. Communiceren met leerlingen om na
te gaan of ze meedoen, volgen en
begrijpen.
27. Duidelijk zijn in wat de verwach-
tingen zijn van leerlingen en hen zo
nodig aanspreken op gedrag.
28. Stimuleren dat leerlingen positief
kritisch op elkaar en elkaars werk
reageren.
Pedagogisch competent 29. Doelgerichte activiteiten uitvoeren
om het gedrag van leerlingen positief
te beïnvloeden en de relatie met
individuele leerlingen en met de
groep te bevorderen.
30. Leerlingen begeleiden tijdens
activiteiten in de groep, zodat elke
leerling zich gewaardeerd voelt en
gestimuleerd wordt om zelf actief te
leren.
31. Met leerlingen spreken over normen
en waarden en het daarbij passende
gedrag in contacten met anderen,
zowel in als buiten de klas (ook
online).
Vakinhoudelijk en didactisch competent 32. Ontwerpen en uitvoeren van
onderwijsactiviteiten met de
methode als bron, waarbij gebruik
gemaakt wordt van multimediaal
leermateriaal.
33. De kwaliteit van de instructie
verhogen, door deze vooraf en
achteraf te bespreken met collega’s.
34. Op basis van eigen ideeën en
bronnen ontwerpen en uitvoeren van
onderwijsactiviteiten voor alle
schoolvakken, waarin activerende en
interactieve werkvormen worden
gebruikt die kinderen uitdagen actief
te leren.
35. Betekenisvolle verwerkingsactiviteiten
ontwerpen en uitvoeren, waarbij
leerlingen actief werken aan concrete
leeropbrengsten.
36. Lessen afsluiten met een inhoudelijke
evaluatie, waarbij proces en product
worden besproken.
15
Competentiegids
Organisatorisch competent 37. Lessen voorbereiden en uitvoeren,
waarbij in het bijzonder aandacht
wordt geschonken aan het klaarzet-
ten en opruimen van de materialen
en de inrichting van het lokaal.
38. Lessen voorbereiden en uitvoeren,
waarbij in het bijzonder aandacht
wordt besteed aan effectieve leertijd.
39. Instructies verzorgen, waarbij
aandacht is voor organisatorische
aspecten tijdens een les en een
lesovergang.
40. Organiseren van zelfstandig werken
en samenwerkend leren in de totale
groep, waarbij aandacht is voor
ondersteuning van individuele
leerlingen.
Competent in samenwerken met collega’s 41. Initiatief nemen tot het bespreken en
evalueren van gegeven en te geven
lessen.
Competent in het samenwerken met de omgeving 42. Bekend zijn met organisaties die
betrokken zijn bij de school.
43. De schoolomgeving en organisaties
in de omgeving betrekken bij de
invulling van lesactiviteiten.
Competent in reflectie, ontwikkeling en ontmoeting 44. Mondeling en schriftelijk reflecteren
op de doelen van het eigen leer-
krachtgedrag en de activiteiten die
uitgevoerd worden om die doelen te
halen en daarover in gesprek gaan
met collega’s.
45. In de evaluatie van de les momenten
zoeken die uitdagen tot het formule-
ren van een nieuw persoonlijk doel.
46. Planmatig aan eigen ontwikkeling
werken en bij ondervonden proble-
men hierover tijdig communiceren
met begeleiders.
47. Met anderen in gesprek gaan over de
keuze voor het beroep en de
toekomstige loopbaanplanning.
Competent in onderzoek 48. Vanuit een open houding vragen
stellen over de eigen vooronder-
stellingen over onderwijs.
49. Zicht hebben op belangrijke stappen
in onderwijsonderzoek en met
behulp van deze stappen eigen
onderzoeksactiviteiten plannen.
50. Onderzoeksgegevens op een voor
collega’s begrijpelijke manier
presenteren.
Competentiegids
Taakbekwaam onderbouw
16
17
Competentiegids
Interpersoonlijk competent 51. Activiteiten ontwerpen en uitvoeren
die een bijdrage leveren aan de
sociale verhoudingen binnen de
groep.
52. Leerlingen begeleiden en structuur
bieden, zodat ze weten wat er van
hen verwacht wordt.
53. Jonge leerlingen aanspreken op wat
ze kunnen en hun de ruimte geven
om zelf te kiezen.
Pedagogisch competent 54. Leerlingen bemoedigend begeleiden,
rekening houdend met hun basis-
behoeften.
55. Leerlingen passend bij de visie van
de school begeleiden in taakgericht
gedrag op basis van leerling-
gegevens over hun sociaal-
emotionele ontwikkeling.
56. Leerlingen in situaties brengen,
waarbij ze uitgedaagd worden om
zelf initiatief te nemen.
57. De ontwikkelingskenmerken van
leerlingen observeren en vastleggen
en op basis daarvan activiteiten
ontwikkelen die afgestemd zijn op de
basisbehoeften.
Vakinhoudelijk en didactisch competent 58. Ontwerpen en uitvoeren van
thematische en/of methodische
activiteiten die jonge leerlingen
aanzetten tot actief leren.
59. Het ontwerpen van hoeken waarin
leerlingen actief kunnen spelen en
leren.
60. Doelgericht en sfeervol werken aan
een beredeneerd aanbod voor
activiteiten in de grote en kleine
kring, gebaseerd op leerlijnen.
61. Tijdens activiteiten gericht inter-
veniëren door het geven van
inhoudelijke feedback en het stellen
van vragen, waardoor kinderen beter
verder kunnen gaan met hun werk.
Organisatorisch competent 62. Organiseren van inloopactiviteiten,
overgangsmomenten en speel- en
werkactiviteiten voor de uitvoering
van geplande en spontane
activiteiten.
63. De begeleidingstijd zo organiseren
dat er aandacht is voor individuele
en groepjes leerlingen die met
verschillende activiteiten bezig zijn.
64. Het organiseren van activiteiten,
waarbij in het bijzonder aandacht
wordt geschonken aan de start en de
afsluiting van de activiteit.
Competentiegids
18
Competent in samenwerken met collega’s 65. Bespreken en evalueren van eigen
en door collega’s uit te voeren en
uitgevoerde activiteiten.
66. Participeren in overlegsituaties rond
jonge leerlingen.
Competent in het samenwerken met de omgeving 67. Contacten leggen met ouders tijdens
inloopmomenten en gesprekken op
school.
68. Contacten leggen met externe
organisaties, die betrokken zijn bij
onderwijs aan jonge leerlingen.
Competent in reflectie, ontwikkeling en ontmoeting 69. Mondeling en schriftelijk reflecteren
op de doelen van het eigen leer-
krachtgedrag en de activiteiten die
uitgevoerd worden om die doelen te
halen, daarover literatuur zoeken en
in gesprek gaan met collega’s.
70. Op basis van bronnen en uitwisseling
met anderen nadenken over visies op
het onderwijs aan jonge leerlingen
en daarover een eigen beredeneerde
opvatting ontwikkelen.
71. Met eigen casussen over het gedrag
van leerlingen intervisie met
collega’s aangaan.
Competent in onderzoek 72. Literatuur gebruiken om te kijken
naar en te redeneren over het
handelen in de klas.
73. Gegevens verzamelen met behulp
van een eigen ontworpen of
aangepast onderzoeksinstrument.
74. Een genuanceerd oordeel vormen
over de kwaliteit, reikwijdte en
bruikbaarheid van gegevens, die
over kinderen worden verzameld.
19
Competentiegids
Taakbekwaam bovenbouw
19
Competentiegids
20
Interpersoonlijk competent 75. Enthousiast zijn over de inbreng van
leerlingen en die inbreng waarderen,
parafraseren en bevragen.
76. Met leerlingen in gesprek gaan over
hun gedrag in sociale situaties en dat
gedrag indien nodig corrigeren.
77. Leerlingen gepaste vrijheid geven
om zelf verantwoordelijk te kunnen
zijn voor het leren in de klas.
78. Activiteiten leiden en begeleiden die
een bijdrage leveren aan positieve,
sociale verhoudingen en samen-
werking in de groep.
Pedagogisch competent 79. Activiteiten ontwerpen en uitvoeren,
waarbij vertrouwen in leerlingen
wordt uitgestraald en waarbij
leerlingen worden gestimuleerd
om eigen initiatieven te nemen om
verdiepend te leren.
80. Leerlingen observeren in hun
taakuitvoering en op basis van
deze observaties met kinderen
spreken over hun werkhouding.
81. Positief beïnvloeden van gedrag van
individuele leerlingen in de groep
door te observeren, literatuur te
bestuderen, een strategie uit te
voeren en na te gaan waarom dit
wel of niet werkt.
82. Met leerlingen bespreken hoe zij
actief, respectvol en mediawijs
kunnen deelnemen aan (online)
communicatie met als doel prettige
en gewenste sociale contacten.
Vakinhoudelijk en didactisch competent 83. Ontwerpen en uitvoeren van een
aantal aaneengesloten onderwijs-
activiteiten voor alle schoolvakken
met inzet van het digitale schoolbord,
waarbij de vakinhoudelijke uitgangs-
punten van de gebruikte methodes
worden bestudeerd en toegepast.
84. Hanteren van feedback- en peerfeed-
backvormen tijdens de les, waardoor
leerlingen ondersteund worden en
elkaar ondersteunen om tot betere
afwegingen en oplossingen te
komen.
85. Activiteiten ontwerpen die leerlingen
aanzetten tot het inbrengen van hun
initiatieven en interesses en bijdragen
tot samenwerkend en zelfstandig
leren.
86. Ontwerpen en uitvoeren van een
project, waarin leerlingen hun
horizon verbreden door zelfstandig
en/of samen onderzoek te doen,
onder meer met digitale bronnen, te
experimenteren en de opbrengsten
daarvan met elkaar te delen.
Organisatorisch competent 87. Organiseren van zelfstandig werken
en samenwerkend leren in de totale
groep, waarbij er aandacht is voor
alle leerlingen die behoefte hebben
aan ondersteuning.
88. Met de leerlingen communiceren
over het weekrooster en de daarmee
samenhangende organisatie van alle
activiteiten in de groep.
89. Participeren in een werkgroep voor
het organiseren van een activiteit op
schoolniveau.
21
Competentiegids
Competent in samenwerken met collega’s 90. Bespreken en evalueren van eigen
en door collega’s uit te voeren en
uitgevoerde activiteiten.
91. Participeren in overlegsituaties
rondom leerlingen in de bovenbouw.
Competent in het samenwerken met de omgeving 92. Zicht hebben op het proces van
rapportage aan ouders/verzorgers
over verwijzing naar het voortgezet
onderwijs.
93. Onder leiding van de leerkracht
eenvoudige gesprekken voeren met
ouders/verzorgers over het gedrag
en de leerresultaten van hun kind.
Competent in reflectie, ontwikkeling en ontmoeting 94. Mondeling en schriftelijk reflecteren
op het eigen leerkrachtgedrag, op
basis van gesprekken daarover met
leerlingen in de bovenbouwgroep en
feedback van collega’s.
95. Doelen stellen om het eigen
leerkrachtgedrag te verbeteren en bij
de uitwerking van de te bereiken
doelen gebruik maken van literatuur
die aantoonbaar heeft gewerkt.
96. Reflecteren op persoonlijke
gesprekken met leerlingen en de
resultaten van deze gesprekken.
97. In gesprekken en presentaties
aantonen dat de eigen opvattingen
over onderwijs en opvoeding
dynamisch zijn, voortdurend bewust
en beargumenteerd bijgesteld
worden en uitdaging bieden voor
professionele ontwikkeling.
Competent in onderzoek 98. Op een respectvolle en integere
manier de inbreng van leerlingen
meenemen in eigen onderzoek,
met inachtneming van geldende
gedragscodes.
99. Met behulp van verschillende
bronnen onderwijsbegrippen
operationaliseren, zodat ze
onderwerp kunnen worden van
verder onderzoek.
100. Bevindingen van onderzoek zo
rapporteren dat collega’s een goed
idee krijgen van het proces, de
resultaten en de praktische
implicaties.
Competentiegids
Werkplekbekwaam
22
23
Competentiegids
Interpersoonlijk competent 101. Gespreksleider zijn in (groeps)
gesprekken over voor kinderen
belangrijke zaken.
102. Hoge verwachtingen hebben van en
uitspreken naar leerlingen.
103. Vertrouwen hebben in leerlingen,
hun gepaste verantwoordelijkheid en
vrijheid geven en samenwerkend
leren leiden en begeleiden.
104. Leerlingen stimuleren om respectvol
om te gaan met verschillen.
Pedagogisch competent 105. Een rolmodel zijn en leerlingen
stimuleren respectvol uitspraken te
doen over andere zienswijzen.
106. Planmatig de sociaal-emotionele en
morele ontwikkeling van leerlingen
bevorderen.
107. Het pedagogische leef-/werkklimaat
analyseren en door middel van een
groepsplan of handelingsplan
verbeteren.
Vakinhoudelijk en didactisch competent 108. Onderwijsactiviteiten ontwerpen,
uitvoeren en adaptieve instructie
verzorgen, waarbij rekening wordt
gehouden met verschillen tussen
leerlingen, zoals die blijken uit het
leerlingvolgsysteem en observaties.
109. Samen met leerlingen onderwijs-
activiteiten evalueren, waaruit
conclusies worden getrokken over
het eigen leerkrachtgedrag en over
de aanpak van vervolgactiviteiten en
daarbij handelingsgericht en
opbrengstgericht werken.
110. Samen met collega’s activiteiten
ontwerpen en uitvoeren, die afgeleid
zijn van de kerndoelen en leerlijnen
en dit evalueren.
111. Leerlingen bewust maken van
leerstrategieën en hen actief met
deze strategieën laten werken.
112. Digitale middelen aanbieden die
gedifferentieerd en adaptief werken
bevorderen en die leiden tot meer
motivatie, taakgerichtheid en
zelfvertrouwen.
Competentiegids
24
Organisatorisch competent 113. Balans vinden tussen werk- en
privétijd en daarover professioneel
overleg met collega’s voeren.
114. Organisatorische procedures en
afspraken hanteren, er met leerlingen
over spreken en zorgen voor
effectieve leertijd.
115. Een werkbaar evenwicht vinden
tussen aandacht voor het individu en
het behalen van onderwijsdoelen
door de groep en daar flexibel mee
omgaan.
116. Een project organiseren en uitvoeren
op schoolniveau, waarbij de
verantwoordelijkheid wordt
genomen voor de totale organisatie.
Competent in samenwerken met collega’s 117. Bekend zijn met de zorgstructuur
van de school en deelnemen aan
bestaande samenwerkings- en
overlegstructuren met collega’s, in
het bijzonder de intern begeleider of
zorgcoördinator.
118. Organiseren van collegiale consultatie
voor het geven en ontvangen van
ontwikkelingsgerichte feedback aan
medestudenten.
119. Een constructieve bijdrage leveren
aan de ontwikkeling van de school
door te participeren in vergaderingen,
schooloverleg en gezamenlijke
werkzaamheden.
120. In overlegsituaties luisteren naar de
mening van anderen en de eigen
mening durven geven en deze ter
discussie durven stellen.
Competent in het samenwerken met de omgeving121. Deelnemen aan activiteiten die de
school organiseert met verenigingen
en instanties in de omgeving.
122. Ouders en verzorgers actief betrek-
ken bij binnen- en buitenschoolse
activiteiten.
123. Een actieve rol spelen in gesprekken
met ouders en verzorgers.
124. Het eigen netwerk vergroten door
contacten te leggen buiten de school
met vakgenoten, deskundigen en/of
bij het onderwijs betrokken instanties.
Competent in reflectie, ontwikkeling en ontmoeting 125. Mondeling en schriftelijk reflecteren
op eigen pedagogisch-didactische
opvattingen en hoe deze zich
verhouden tot die van collega’s.
126. Op de hoogte blijven van nieuwe
ontwikkelingen en bewust keuzes
maken voor het toepassen van deze
ontwikkelingen in eigen onderwijs-
gedrag.
127. Zich met behulp van digitale
middelen presenteren als een bewust
kiezende leerkracht.
Competent in onderzoek 128. Met behulp van onderzoek reflecteren
op het eigen handelen in de klas, hier
gegevens over verzamelen en
vervolgens werken aan verbetering.
129. Kansen zien en benutten om met
onderzoek een bijdrage te leveren
aan de eigen professionele ontwikke-
ling en de schoolontwikkeling.
25
Competentiegids
Startbekwaam
25
Competentiegids
26
Interpersoonlijk competent 130. Een professioneel voorbeeld zijn
voor leerlingen en in gesprek blijven
over de vraag ‘hoe gaan we met
elkaar om’.
131. De zelfstandigheid van leerlingen
vergroten door een beroep te doen
op de samenwerking tussen
leerlingen.
132. Omgaan met verschillen tussen
leerlingen in de groep, in het
bijzonder in situaties waarbij die
verschillen botsen.
Pedagogisch competent 133. Integrale verantwoordelijkheid
dragen voor het pedagogische
leef-/werkklimaat, waarbij rand-
voorwaarden gecreëerd zijn om de
leerlingen mede-eigenaar te maken
van de processen in de groep.
134. Identiteitsvorming en waarden-
ontwikkeling bevorderen en daarbij
fungeren als rolmodel.
135. De fysieke, morele en sociaal-
emotionele ontwikkeling van alle
leerlingen in de groep bevorderen
en daarbij gebruik maken van
actuele concepten ten aanzien van
de ontwikkeling van leerlingen.
Vakinhoudelijk en didactisch competent 136. Het administratiesysteem systema-
tisch gebruiken om preventief en
curatief te kunnen inspelen op
leer- en ontwikkelingsbehoeften van
leerlingen.
137. Leerroutes ontwikkelen en plannen
voor instructieafhankelijke, instructie-
gevoelige en instructieonafhankelijke
leerlingen.
138. Zelfverantwoordelijk leren van
leerlingen stimuleren en de
begeleiding afstemmen op leer-
processen van leerlingen.
Organisatorisch competent 139. Balans vinden tussen werk- en
privétijd en als professional een
adequaat timemanagement voeren.
140. Verschillende programma’s voor
kinderen zo organiseren, dat deze
gelijktijdig en hanteerbaar worden
uitgevoerd.
141. Zorgdragen voor een overzichtelijke,
ordelijke en taakgerichte sfeer op
schoolniveau.
142. Samen met collega’s zorgdragen
voor de organisatie en uitvoering van
de gezamenlijke activiteiten op
school.
27
Competentiegids
Competent in samenwerken met collega’s 143. Leiding accepteren en verantwoorde-
lijkheid nemen voor de invulling van
de professionele ruimte.
144. Actief afstemmen met collega’s en
andere functionarissen binnen school
om door middel van intervisie
nieuwe zienswijzen in te brengen.
145. Problemen in de samenwerking met
collega’s bespreekbaar maken.
Competent in het samenwerken met de omgeving 146. Het onderhouden van een duidelijk
en prettig contact met ouders en
verzorgers van leerlingen uit de
groep, zodat zij een goed beeld
krijgen van de ontwikkeling van hun
kind.
147. Bijdragen aan ouderavonden waarop
ouders geïnformeerd worden over
relevante ontwikkelingen binnen en
buiten school.
148. Participeren in de zorgstructuur van
de school.
Competent in reflectie, ontwikkeling en ontmoeting 149. Bespreken hoe persoonlijke
betrokkenheid zich verhoudt tot
in acht nemen van voldoende
professionele distantie.
150. Zich zo presenteren, dat de eigen
overtuiging voor andere onderwijs-
betrokkenen duidelijk is.
151. ln staat zijn de eigen professionaliteit
te definiëren aan de hand van eigen
kwaliteiten en ontwikkelingspunten.
Competent in onderzoek 152. Betrokken zijn bij onderzoeks-
initiatieven en samen met anderen
werken aan een collectieve onder-
zoeksambitie.
153. Een beredeneerde keuze maken
voor een onderzoeksaanpak om
een relevante vraag uit de beroeps-
praktijk te beantwoorden.
154. Gegevens uit verschillende onder-
zoeksactiviteiten samenbrengen tot
praktijkrelevante en betekenisvolle
aanbevelingen en deze presenteren.
Iselinge HogeschoolBachlaan 117002 MZ DoetinchemPostbus 2777000 AG Doetinchem
Telefoon 088 093 10 00E-mail [email protected] www.iselinge.nl
Leer
voo
r je
leve
n