Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en...

81
Academiejaar 2013-2014 Tweedekansexamenperiode Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid: Onderzoek naar de perceptie van hulpverleners en sociale netwerkleden op werkzame factoren. Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek Promotor: Prof. Dr. Stijn Vandevelde 00904734 Anne-Sophie Lemmens

Transcript of Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en...

Page 1: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

Academiejaar 2013-2014

Tweedekansexamenperiode

Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en

bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid:

Onderzoek naar de perceptie van hulpverleners en sociale

netwerkleden op werkzame factoren.

Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek

Promotor: Prof. Dr. Stijn Vandevelde

00904734

Anne-Sophie Lemmens

Page 2: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid
Page 3: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

Outreachend werken is zowel methode als beweging, zowel werkwijze als denkwijze.

(Huber et al., 2013)

Page 4: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid
Page 5: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

Abstract

Volgens de APA’s DSM-V voldoet ongeveer 1% van de bevolking aan de criteria van verstandelijke

beperking (Reynolds & Dombeck, 2014). Deze mensen zijn meer kwetsbaar voor het ontwikkelen van

gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen, wat een bedreiging voor hun kwaliteit van bestaan

kan zijn (Došen, 2010). Doorheen de steeds evoluerende hulpverleningsvormen binnen de geestelijke

gezondheidszorg zijn verschillende initiatieven opgestart om de kwaliteit van leven van deze

doelgroep te verbeteren. Vele van deze praktijken volgen de trend van de deïnstitutionalisering en

verstrekken zorg in het natuurlijk netwerk van de cliënt. Deze initiatieven vallen onder de noemer

van outreachend werken. In Vlaanderen is er nog weinig tot geen onderzoek gedaan naar de

effectiviteit van een outreachinterventie. In het kader van deze masterproef is daarom een

exploratief kwalitatief onderzoek gevoerd, met als doel een zicht te krijgen op wat door

netwerkleden en hulpverleners als werkzaam wordt beschouwd bij een outreachinterventie. Twee

casussen van het outreachteam De Steiger – De Meander werden opgevolgd. Er werden zowel voor

als na de interventie van dit outrachteam halfgestructureerde interviews afgenomen. De werkzame

factoren van een outreachinterventie werden verschillend ervaren. De netwerkleden geven aan dat

de goede relatie met de outreachwerkers en het beschikken over voldoende expertise en

vakmanschap door de outreachwerker, als meest werkzame factoren werden ervaren. Wat de

perceptie van de hulpverleners op de werkzame factoren van een outreachinterventie betreft, kan

besloten worden dat vakmanschap en expertise voorop staan. Doch vinden zij ook dat het

bekrachtigende aspect een belangrijke rol speelt. De rol van de buitenstaander wordt door hen tot

slot ook sterk beklemtoond.

Page 6: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid
Page 7: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

Dankwoord

Een masterproef schrijven is een werk van lange adem. Deze masterproef vormt de kers op de taart,

het sluitstuk van deze vijfjarige opleiding. Deze vijf jaren waren intens, leerrijk en uitdagend. Ze

hebben er voor gezorgd dat ik een waaier aan kennis en vaardigheden heb ontwikkeld die zullen

bijdragen tot mijn professionele carrière. De doelgroep mensen met een verstandelijke beperking

bleek al snel tot mijn interesseveld te behoren. Via een opdracht in de 1e master Orthopedagogiek

kwam ik terecht in het project SEN-SEO, waar ik kort kennis mocht maken met Outreach De Steiger –

De Meander. Hun werking inspireerde mij om mijn masterproef te schrijven over personen met een

verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid. Werken met deze

complexe en uitdagende doelgroep zorgt er voor dat je alert blijft als orthopedagoog en dat je open

moet staan om creatief naar oplossingen te zoeken. De leden van het outreachteam hebben mij als

student geleerd dat het belangrijk is om de cliënt en zijn netwerk voorop te stellen en hen zo veel als

kan ondersteuning te bieden.

Vele cliënten en hun families zijn doorheen de jaren al heel wat in contact geweest met de

hulpverlening. Voor velen was dit een moeizame en intensieve ervaring en was het niet steeds

evident een goede vertrouwensrelatie op te bouwen. Outreach wordt er vaak bijgehaald als laatste

strohalm, wanneer de situatie is vastgelopen. Zij spelen dus een belangrijke rol en vaak zijn de

verwachtingen hoog.

De vraag hoe netwerkleden en hulpverleners, die reeds met deze cliënten werken, de komst van

outreach zouden ervaren, betekende de start van dit onderzoek. Mijn oprechte dank gaat dan ook uit

naar de netwerkleden en hulpverleners die openstonden voor een deelname aan dit onderzoek. Hun

openheid was inspirerend en zorgde er voor dat dit onderzoek tot een goed einde kon worden

gebracht.

Zonder mijn promotor – Prof. Dr. Stijn Vandevelde – was deze masterproef niet tot stand gekomen.

Zijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid waren een grote hulp tijdens het

schrijven. Mijn oprechte dank hiervoor. Een speciaal woord van dank wil ik ook uitdrukken aan alle

leden van het outreachteam De Steiger – De Meander. Patrick en Ann, bedankt om mij op sleeptouw

te nemen en mij steeds mee te nemen in het verhaal van de cliënt. Filip, met je gevoel voor humor

en leerrijke inzichten kon ik tijdens dit intensief proces alles voldoende relativeren en werd ik steeds

op het juiste spoor gezet om dit onderzoek in goede banen te leiden. Leen, je bemoedigende

woorden, grondige feedback en positieve energie waren motiverend en stimuleerden me om te

blijven streven naar een goed afgewerkt resultaat. Jullie zijn een topteam.

Tot slot wil ik mijn ouders, familie en vrienden bedanken. Jullie aanmoedigingen waren motiverend

en de vele momenten van ontspanning waren net wat ik nodig had. Bedankt voor de steun in de

afgelopen maanden en voor het nalezen en verbeteren van de tekst. Zonder jullie allen was me dit

niet gelukt!

Page 8: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid
Page 9: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

INHOUDSTAFEL

1 Inleiding .................................................................................................................... 13

2 Theoretisch kader ..................................................................................................... 15

2.1 Personen met een verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake

geestelijke gezondheid ........................................................................................................................... 15

2.2 Visie en definitie van outreachend werken ......................................................................... 18

2.3 Internationale evoluties en trends ......................................................................................... 19

2.3.1 Wereldwijde trends ............................................................................................................................. 19

2.3.2 Evidence-based practice .................................................................................................................... 23

2.4 Internationale kaders .................................................................................................................. 24

2.5 Outreachend werken in België ................................................................................................. 27

2.6 Wetenschappelijk onderzoek naar de percepties van betrokken actoren .............. 29

3 Probleemstelling en onderzoeksvragen ..................................................................... 31

4 Methodologie ........................................................................................................... 32

4.1 Kwalitatief onderzoek ................................................................................................................. 32

4.2 Setting ................................................................................................................................................ 32

4.3 Participanten .................................................................................................................................. 34

4.4 Onderzoeksopzet .......................................................................................................................... 35

4.5 Instrumenten .................................................................................................................................. 36

4.6 Analyse .............................................................................................................................................. 36

5 Resultaten ................................................................................................................. 39

5.1 Casus Jeroen .................................................................................................................................... 39

5.1.1 Algemene voorstelling .......................................................................................................................... 39

5.1.2 Opbouw ...................................................................................................................................................... 40

5.1.3 Voormeting .............................................................................................................................................. 40

5.1.4 Nameting .................................................................................................................................................. 45

5.2 Casus Lien ........................................................................................................................................ 52

5.2.1 Algemene voorstelling .......................................................................................................................... 52

5.2.2 Opbouw ...................................................................................................................................................... 53

5.2.3 Voormeting .............................................................................................................................................. 53

5.2.4 Nameting .................................................................................................................................................. 57

6 Discussie ................................................................................................................... 63

6.1 Bespreking van de belangrijkste conclusies ....................................................................... 63

6.2 Beperkingen van het onderzoek ............................................................................................. 67

6.3 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek ....................................................................... 68

6.4 Aanbevelingen voor het beleid ................................................................................................ 68

6.5 Aanbevelingen voor de praktijk .............................................................................................. 70

7 Bronnen .................................................................................................................... 72

8 Bijlages ..................................................................................................................... 78

8.1 Bijlage 1 ............................................................................................................................................ 78

8.2 Bijlage 2 ............................................................................................................................................ 80

Page 10: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid
Page 11: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1: boomstructuur voormeting ............................................................................................ 37

Tabel 2: boomstructuur nameting ............................................................................................... 38

Tabel 3: visie op en verwachtingen over outreach ....................................................................... 42

Tabel 4: werkzame factoren en toekomstverwachtingen over outreach ....................................... 47

Tabel 5: visie op en verwachtingen over outreach ....................................................................... 55

Tabel 6: werkzame factoren en toekomstverwachtingen over outreach ....................................... 59

Page 12: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid
Page 13: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

13

1 Inleiding

Het begrip verstandelijke beperking is dynamisch en heeft over de tijd verschillende evoluties

doorstaan (AAID, 2013). Volgens de American Psychiatric Association’s DSM-IV voldoet ongeveer 2

tot 3% van de bevolking aan de criteria van verstandelijke beperking, de DSM-V spreekt over

ongeveer 1% (Reynolds & Dombeck, 2014). Mensen met een verstandelijke beperking zijn meer

kwetsbaar voor het ontwikkelen van gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen (Došen, 2010).

Dit vormt een ernstige bedreiging voor hun kwaliteit van bestaan (Došen, 2010). Zij worden in de

literatuur vaak omschreven als personen met een ‘dual diagnosis’ (NADD, 2013), de term ‘challenging

behavior’ (Emerson, 2011) is eveneens een vaak terugkerend begrip.

Belangrijk bij personen met een verstandelijke beperking is dat de cognitieve en emotionele

ontwikkeling parallel verlopen, want het is net de discrepantie tussen beide aspecten die kan zorgen

voor “een persoonlijkheid die kwetsbaar is voor het ontstaan van gedrags – en psychische

stoornissen” (Claes et al., 2012, p.13). Het gaat hier vooral over mensen met een verstandelijke

beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid. Voor deze groep lijkt het

moeilijk te zijn om een gepaste zorgvorm te vinden. Ze bevinden zich vaak in een grijze zone,

waardoor het aanbod van een gepaste zorgvorm afhankelijk is van verschillende organisaties,

sectoren en disciplines (Declercq, Van de Ven, Zadeh & Vereecke, 2014). Over deze groep bestaat

zowel in Vlaanderen als internationaal nog een beperkt inzicht in en begrip voor de behoeftes en

zorgnoden (Claes et al., 2010).

Doorheen de steeds evoluerende hulpverleningsvormen binnen de geestelijke gezondheidszorg zijn

internationaal verschillende initiatieven opgestart om de kwaliteit van leven van personen met een

verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid te verbeteren

(Allred, Burns & Phillips, 2005; Place, Van Vugt, Kroon & Neijmeijer, 2011; Dewaele, De Maeyer &

Beelen, 2012; Baart, n.d.). Vele van deze praktijken volgen de trend van de deïnstitutionalisering en

verstrekken zorg in het natuurlijk netwerk van de cliënt. Deze initiatieven vallen onder de noemer

van outreachend werken en richten zich onder meer op personen met een verstandelijke beperking

en bijkomende gedrags– en/of psychische problemen (McDonel, Meyer & Deliberty, 1996; Geller,

2006; Place, van Vugt, Kroon & Neijmeijer, 2011; De Maeyer, Dewaele & Beelen, 2012; Khandaker,

Gandamaneni, Dibben, Cherukuru, Cairns & Ray, 2013). Outreachend werken houdt in dat er zorg

verleend wordt in het natuurlijk leefmilieu van de cliënt. Het doel van deze zorgvorm is de geestelijke

gezondheid van de cliënt te optimaliseren door het versterken van de cliënt en zijn omgeving. Als

finaliteit streeft men er naar om tot een gedeelde vraag te komen met alle betrokken actoren, opdat

een nieuw draagvlak en engagement kan worden gecreëerd (Morisse, De Neve & Roets, 2014).

Het outreachend werken heeft wereldwijd een hele transformatie doorgemaakt. Het is een zorgvorm

die nog steeds in ontwikkeling is. Men tracht deze te verbeteren opdat er zo efficiënt en effectief

mogelijk tegemoet kan gekomen worden aan complexe zorgvragen. In Vlaanderen is er nog weinig

tot geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van een outreachinterventie. In het kader van deze

masterproef zal daarom volgende probleemstelling centraal staan:

Page 14: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

14

Wat zijn de werkzame factoren van een outreachinterventie, voor de doelgroep mensen met een

verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid, zoals ervaren

door verschillende betrokken actoren?

Deze onderzoeksvraag wordt concreet onderzocht in samenwerking met het pilootproject Outreach

De Steiger – De Meander.

Allereerst zal er geschetst worden wat wordt verstaan onder de groep ‘personen met een

verstandelijke beperking’. Daarbij zal de invloed van de emotionele ontwikkeling geduid worden

vanuit een ontwikkelingspsychologisch kader. Daarnaast wordt in het theoretisch kader van het

outreachend werken een visie en definitie geschetst, gevolgd door internationale evoluties en

trends. Er zullen eveneens een aantal kaders worden geschetst die aantonen hoe het outreachend

werken in de praktijk vorm kan krijgen en hoe deze het handelen kunnen sturen. Tot slot wordt een

algemeen overzicht weergegeven van outreachend werken in eigen land.

Naast het schetsen van een theoretisch kader is voor deze masterproef een kwalitatief onderzoek

gevoerd, met als doel een zicht te krijgen op wat door de verschillende actoren (zowel netwerkleden

als hulpverleners) betrokken in het hulpverleningsproces als werkzaam wordt beschouwd bij een

outreachinterventie. Twee casussen van het outreachteam De Steiger – De Meander werden van

nabij opgevolgd. Er werden bij een aantal actoren zowel voor als na de interventie van outreach De

Steiger – De Meander halfgestructureerde interviews afgenomen. De verkregen data zijn op hun

beurt geanalyseerd via Nvivo 10.

Page 15: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

15

2 Theoretisch kader 2.1 Personen met een verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake

geestelijke gezondheid

Het begrip verstandelijke beperking is dynamisch en dus voortdurend in beweging. De American

Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAID) stellen dat een verstandelijke

beperking als volgt gekenmerkt wordt: “Intellectual disability is a disability characterized by

significant limitations in both intellectual functioning and in adaptive behavior, which covers many

everyday social and practical skills. This disability originates before the age of 18” (AAID, 2013).

De DSM-V heeft in zijn meest recente editie de karakteristieken van deze beperking scherp gesteld

(Amercian Psychiatric Association, 2013):

“Intellectual disability involves impairments of general mental abilities that impact adaptive

functioning in three domains, or areas. These domains determine how well an individual copes

with everyday tasks:

� The conceptual domain includes skills in language, reading, writing, math, reasoning,

knowledge, and memory.

� The social domain refers to empathy, social judgment, interpersonal communication

skills, the ability to make and retain friendships, and similar capacities.

� The practical domain centers on self-management in areas such as personal care, job

responsibilities, money management, recreation, and organizing school and work tasks.”

Claes et al. (2012) wijzen er op dat een verstandelijke beperking nog te veel wordt gedefinieerd in

termen van een beperking in de cognitieve ontwikkeling. Het is belangrijk om de definitie van en de

visie op wat een verstandelijke beperking is, te kaderen binnen de context waarin mensen leven. “De

ontwikkeling van mensen met een verstandelijke beperking beschouwen we als een kwetsbaar

proces dat beïnvloed wordt door een complexe en dynamische interactie van persoonlijke,

relationele en maatschappelijke factoren” (De Belie & Van Hove, 2003, p.2).

Claes et al. (2012) stellen bovendien dat het luik van de emotionele ontwikkeling volledig ontbreekt

in bovenstaande definitie. Dit terwijl ze deel uitmaakt van de persoonlijkheidsontwikkeling (Claes et

al., 2012). Belangrijk bij personen met een verstandelijke beperking is dat de cognitieve en

emotionele ontwikkeling parallel verlopen. Een discrepantie tussen beide aspecten zorgt voor “een

persoonlijkheid die kwetsbaar is voor het ontstaan van gedrags – en psychische stoornissen” (Claes

et al., 2012, p.13). Daarom is het noodzakelijk een goede inschatting van beide aspecten te maken

opdat er een volledige beeldvorming kan worden gevormd en de gepaste zorgvorm kan worden

aangeboden (Claes et al., 2012). De ontwikkelingsdynamisch-psychiatrische benadering van Anton

Došen zorgde voor een betere en wijdere verspreiding van het begrip emotionele ontwikkeling. Deze

benadering is te kaderen in een ruimer ontwikkelingspsychologisch kader (Morisse, 2013). De sociaal-

emotionele ontwikkeling wordt sterk gestuurd door de gehechtheidsrelatie. Hechting wordt immers

gezien als “het fundament van een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling” (Zaal, Boerhave &

Koster, 2009, p.4). Deze auteurs stellen dat de hechting bij mensen met een verstandelijke beperking

Page 16: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

16

een moeizaam proces is, waardoor de sociaal-emotionele ontwikkeling onder druk komt te staan.

Voor ouders van kinderen met een verstandelijke beperking is het moeilijker om de signalen van hun

kind te lezen en dit zorgt er voor dat het aangaan van een hechtingsrelatie meer complex wordt (Zaal

et al., 2009). Belangrijke pioniers zijn Ainsworth, Bowbly, Cicchetti, Schore, etc. (Morisse, 2013). Er

werd aangetoond dat het aangaan van een hechtingsrelatie met sommige cliënten de

gedragsproblemen deden afnemen (Zaal et al., 2009). Morisse (2013) spreekt in het kader van de

emotionele ontwikkeling bij personen met een verstandelijke beperking ook over de niet te

onderschatten complexiteit, waarbij verschillende factoren invloed uitoefenen op het gedrag: “het

gaat om het dynamisch samenspel van behoeften, emoties en motivatie, samen met emotionele

ervaringen en vorming van neurale circuits, die gedrag bepalen. Een onwaarschijnlijk complexe

puzzel” (Morisse, 2013, p.6). De Schaal voor Emotionele Ontwikkeling (SEO-R) van A. Došen biedt

handvatten voor ondersteuning in de dagelijkse praktijk (Claes et al., 2012).

Binnen het kader van deze masterproef zal de focus liggen op personen met een verstandelijke

beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid. In de wetenschappelijke

literatuur wordt deze doelgroep door bepaalde auteurs omschreven als personen met een ‘dual

diagnosis’. Vanuit ‘The National Association for the Dually Diagnosed’ beschrijft men deze doelgroep

zo:

Dual Diagnosis is a term applied to the co-existence of the symptoms of both intellectual

disabilities and mental health problems. Mental health problems are severe disturbances in

behaviour, mood, thought processes and/or interpersonal relationships… the presence of

behavioural and emotional problems can greatly reduce the quality of life of persons with

intellectual disabilities. (NADD, 2013)

Emerson & Einfeld (2011) verwijzen in het kader van bijkomende gedrags– en/of psychische

problemen naar de term ‘challenging behavior’ bij personen met een verstandelijke beperking. Ze

definiëren dit als volgt:

Culturally abnormal behaviour(s) of such intensity, frequency or duration that the physical

safety of the person or others is placed in serious jeopardy, or behaviour which is likely to

seriously limit or deny access to the use of ordinary community facilities. (Emerson 2001, p.4)

Behaviour of such an intensity, frequency or duration as to threaten the quality of life and/or

the physical safety of the individual or others and is likely to lead to response that are

restrictive, aversive or result in exclusion. (Royal College of Psychiatrists et al., 2007, p.4)

Internationaal wordt de term ‘challenging behavior’ verkozen om een aantal redenen. Voornamelijk

omdat deze term geen assumpties impliceert betreffende kenmerken van het gedrag, terwijl termen

zoals dysfunctioneel of maladaptief gedrag negatieve connotaties in zich dragen (Emerson & Einfeld,

2011).

“Zowel in Vlaanderen als internationaal vormt de complexe maatschappelijke problematiek van

mensen met een verstandelijke beperking en bijkomende (psychische) problemen een uitdaging voor

zowel hun natuurlijke als voor het professionele netwerk” (Hudson & Chan, 2002 in Claes, Roets,

Coene en Van Hove, 2010, p.80). Deze groep mensen worden vaak gemarginaliseerd in ons huidig

Page 17: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

17

maatschappelijk klimaat. Er is slechts een beperkte participatie, de hulpverleningsgeschiedenis lijkt

eindeloos terug te gaan en de successen zijn beperkt. Deze personen hebben bovendien geen of

slechts een beperkt sociaal netwerk, waardoor op verschillende levensdomeinen problematische

situaties ontstaan (Stoop, 2012). Dit terwijl Huber, Kemmeren, van der Linde, Räckers, & van Uden

(2013) net het belang van een sociaal netwerk benadrukken omdat zij hulp kunnen bieden bij het

omgaan met stressoren. Deze auteurs stellen namelijk dat de zelfredzaamheid verkleint bij een

beperkt sociaal netwerk en daarbij aansluitend stijgt de kans op risicogedrag. ‘Samenredzaamheid’

komt dus centraal te staan (Huber et al., 2013).

Belangrijk is te benadrukken dat de reguliere hulpverlening in de geestelijke gezondheidszorg en

‘gehandicaptenzorg’ geen of te weinig passende zorgvormen aanbiedt, waardoor ze deze personen

vaak excluderen uit hun organisatie (Stoop, 2012). Kortom, deze personen vallen nog te vaak door de

mazen van het net, omdat veel zorgvormen volgens Claes en collega’s (2010) “té sterk categoriaal,

doelgroepgericht en bijgevolg exclusief functioneren”( p.80). Volgens Huber en collega’s (2013) gaat

het vaak om een groep die moeilijk aansluiting vindt met de mondige burgers in de huidige

samenleving, waardoor ze zich vaker afzonderen. Bovendien stellen deze auteurs dat mensen met

psychische of psychiatrische problemen afhaken omdat de eisen van de moderne maatschappij hen

te veel worden.

Er wordt gezocht naar manieren om deze te sterk doelgroepgerichte en de te sterk categoriale

benadering te doorbreken. Daarom tracht men steeds meer in te zetten op het werken met de cliënt

in zijn natuurlijk leefmilieu. Op die manier kunnen mensen in hun vertrouwde omgeving zorg krijgen.

Outreachend werken is een gevolg van deze evolutie naar een vermaatschappelijking van de zorg

binnen de sector van de geestelijke gezondheidszorg. In België werd deze vermaatschappelijking

geïmplementeerd via artikel 107 binnen de ziekenhuiswet. Concreet houdt dit in dat de

zorgverlening niet noodzakelijk in (psychiatrische) ziekenhuizen hoeft te gebeuren (SEL, 2014). In

samenwerking met eerste lijnshulpverlening kan zorg tevens in de thuissituatie worden toegediend

(SEL, 2014). Deze toepassing laat dus toe dat het gebruik van middelen kan herzien worden in het

zorgaanbod voor personen met problemen inzake geestelijke gezondheid, zodat hulp meer kan

aangeboden worden aangepast aan de zorgvragen (zorgnet Vlaanderen, 2009). Samengevat krijgen

ziekenhuizen de toestemming om een deel van hun financiering te gebruiken om zorg te

‘vermaatschappelijken’ (SEL, 2014). Centraal staat dus dat outreachend werken vertrekt vanuit de

leefwereld van de cliënt (Huber et al., 2013).

Vanuit deze vermaatschappelijking zet men nu meer dan ooit in op de opbouw van alternatieve

zorgvormen gesitueerd in de samenleving. Alle leden van de samenleving maken deel uit van de

vermaatschappelijking van de zorg, slechts op die manier kan men aan netwerkopbouw en sociale

integratie doen (Kwekkeboom, 2004 in Stoop, 2012). Hierin kunnen de organisaties die outreachend

werken een belangrijke rol spelen. De verschillende schakels uit het netwerk van een cliënt – naaste

familie, voorziening, cliënt zelf, etc. – moeten met elkaar verbonden worden en op elkaar worden

afgestemd, de behoeftes moeten eveneens in kaart worden gebracht. De hulpverleners van

outreachteams kunnen zich profileren als bruggenbouwer. Ze kunnen op die manier het volledige

netwerk van een cliënt sterker maken, door een goed uitgebouwde afstemming tussen de

verschillende actoren.

Page 18: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

18

Daarnaast richten initiatieven rond outreachend werken zich op de bijzondere jeugdzorg, de

drughulpverlening, etc. Deze masterproef zal zich beperken tot de initiatieven die outreachend

werken binnen de geestelijke gezondheidszorg, specifiek gericht op personen met een verstandelijke

beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid.

2.2 Visie en definitie van outreachend werken

Het concept ‘outreachend werken’ heeft reeds een hele evolutie doorstaan. Het ontstaan er van zien

we terug in het spoor van de uitbouw van de armenzorg (Huber et al., 2013). Huber en collega’s

(2013) stellen dat outreach sinds de jaren ‘90 opnieuw zijn opmars heeft gemaakt. Wat onder

outreachend werken wordt verstaan, is heel divers. Volgens Morisse, De Neve en Roets (2014) is dit

een begip dat vele ladingen dekt. Daarom is van belang om te streven naar een eenduidige visie.

Zowel in Vlaanderen als internationaal zijn er organisaties die zich richten op het ontwikkelen van

een gedeelde visie rond outreachend werken. Het Vlaams expertisecentrum ‘Reach Out!’

bijvoorbeeld richt zich op de vorming en ondersteuning van praktijkmedewerkers die aan de slag

gaan met onder andere de doelgroep van personen met een verstandelijke beperking en bijkomende

problemen inzake geestelijke gezondheid en met het concept rond outreachend werken (De Maeyer,

Dewaele & Beelen, 2012). In het artikel ‘Outreachend werken; praktijkkader in ontwikkeling’ (De

Maeyer et al., 2012) wordt volgende definitie gegeven:

Outreachend werken is een werkwijze die uitgaat van een actieve benadering en gericht is op

het bevorderen van welzijn. De werker vertrekt vanuit de participatieve basishouding en

richt zich op kwetsbare doelgroepen die niet of ontoereikend bereikt worden door het

huidige dienst-, hulp- en zorgverleningsaanbod. Hij doet dit door zich te begeven in hun

leefwereld met erkenning van de daar geldende waarden en normen. Met outreachend

werken streeft men naar een wederzijdse afstemming tussen de doelgroep, hun netwerk,

het maatschappelijk aanbod en de ruimere samenleving. (p. 38)

We zien verschillende definities terugkomen omdat er moeilijk een consensus wordt gevonden over

wat outreach nu precies inhoudt en waar het voor staat. De definitie van De Maeyer et al. (2012)

wordt momenteel in Vlaanderen als de meest recente en volledige beschouwd.

De mens – en maatschappijvisie vormt het uitgangspunt binnen het outreachend werken (Dewaele,

De Maeyer & Beelen, 2012). Deze visie benadrukt het recht op een menswaardig bestaan. Volgens

Dewaele en collega’s (2012) steunt deze visie op drie evenwaardige onderdelen: sociale

grondrechten, zorgethiek en individuele bestaansethiek. Vanuit deze centrale visie kunnen eveneens

de basispijlers van het outreachend werken worden geschetst. Van Gennep (2007) (in Dewaele et al.,

2012) duidt op het belang van een volwaardig lidmaatschap in de samenleving. Het

burgerschapsparadigma benadrukt het belang van empowerment en inclusie. “Mensen zijn geen

passieve toeschouwers aan de zijlijn maar actieve partners in het ondersteuningsproces en krijgen

opnieuw de controle over hun eigen leven. [...] De afhankelijkheid van zorgsystemen verkleint” (p.6),

aldus Dewaele en collega’s (2012). Een tweede basispijler betreft kwaliteit van leven, waarbij een

multi-dimensionele invulling van belang is. Andere basispijlers binnen het outreachend werken zijn:

theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid, theorie van presentie, sterktebenadering en integraal

en vraagstuurd werken (Dewaele et al., 2012). Dit arsenaal aan basispijlers moet voor een kader

Page 19: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

19

zorgen waarbinnen de outreachwerker aan de slag kan. Een implementatie van verschillende

theorieën en methodieken kan hulpverlening op maat mogelijk maken, aangepast aan de noden en

behoeftes van de cliënt en zijn leefomgeving. Het uiteindelijke doel is maatschappelijk kwetsbare

groepen bij te staan en te begeleiden naar een volwaardig lidmaatschap in de samenleving (Dewaele

et al., 2012). De aanpak van outreachwerkers moet leiden tot het versterken van mensen in hun

netwerk om exclusie tegen te gaan (Kloppenburg & Hendriks, 2013). Daarbij is het volgens Van

Gemert (2013) belangrijk dat hulpverleners zich niet enkel laten leiden door regels en protocollen,

maar dat het om werkelijk contact gaat. Daarbij stelt Andersson (2011) dat een outreachwerker

bereid moet zijn om ‘out of the box’ te denken om op die manier flexibel te kunnen omgaan met de

complexe zorgvragen waarmee hij vaak in contact komt. Het gaat dus om meer dan een methode:

“outreach work is primarily an attitude and only after that a method” (Mikkonen et al., 2007, p. 17 in

Andersson, 2011, p. 175). Van Gemert (2013) benadrukt hier het belang van zorgzaamheid door

respectvolle communicatie en door het scheppen van duidelijkheid. Internationale studies van zowel

Andersson (2011) als Kloppenburg en Hendriks (2013) bevestigen dat het maken van contact centraal

staat, omdat dit de fundamentele basis van het outreachend werken vormt. Daarbij zijn het initiëren

van sociale veranderingsprocessen en het voorzien van ondersteuning in het netwerk om op die

manier het proces staande te houden tevens hoofdtaken van het outreachend werken (Andersson,

2011). Kijken naar de context, werken aan de relaties door betrokkenheid te creëren en

opmerkzaamheid binnen het systeem en de organisatie zijn adviezen die Van Gemert (2013) voorop

stelt om vastgelopen situaties te doorbreken. Bovendien is het herstellen van vertrouwen en

verbindingen een onmiskenbare schakel in dit proces (Huber et al., 2013).

2.3 Internationale evoluties en trends

Outreachend werken is doorheen de jaren sterk veranderd en geëvolueerd. Wereldwijd kunnen we

evoluties waarnemen in de werking binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Terwijl men in het

verleden vooral patiënten behandelde in psychiatrische settings, gaat men er vandaag steeds meer

trachten naar streven om zorg te verstrekken in het natuurlijke netwerk van de cliënt. Zowel in

Europa als in de Verenigde Staten zijn er een aantal evoluties en trends waar te nemen ten gevolge

van de deïnstitutionalisering van de zorg. Deze trends richten zich niet enkel op personen met een

verstandelijke beperking en problemen inzake geestelijke gezondheid. Deze brede focus is er om aan

te tonen dat outreachend werken een flexibele zorgvorm is en doelgroepoverschrijdend handelt.

Bovendien ligt binnen het outreachend werken meer en meer nadruk op evidence-based

behandelingen. De efficiëntie en effectiviteit van deze behandelingen moet steeds meer kunnen

worden aangetoond.

2.3.1 Wereldwijde trends

� Europa

Het Verenigd Koninkrijk is een pionier in het outreachend werken. Er zijn een grote evoluties waar te

nemen de laatste decennia. Terwijl er in de jaren 80 en begin de jaren 90 per regio een psychiater en

een team geestelijke gezondheidszorg werd aangesteld die zorg verleenden aan elke mentale en/of

psychiatrische stoornis, werd in 1999 het ‘National Service Framework’ (NFS) opgericht (Khandaker,

Gandamaneni, Dibben, Cherukuru, Cairns, Ray, 2013). Het NFS introduceerde in 1999 het concept

Page 20: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

20

‘multidisciplinair team’ binnen het outreachend werken. Daarnaast was er een uitbouw aan

protocollen en meer gespecialiseerde zorg. Vandaag zijn er nog steeds protocollen die mee

evolueren met het huidige klimaat binnen de geestelijke gezondheidszorg. The Healt and Social Care

Act bijvoorbeeld duidt op het belang van modernisering (Campbell, 2012). Er wordt meer geld

vrijgemaakt door de Britse Regering voor de reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg.

Daarnaast wil men meer concurrentie tussen diensten en wil men de administratiekosten met een

derde verlagen. Dit zou nodig zijn omwille van de stijgende kostprijs van medicatie en behandeling.

De kwaliteit van behandeling moet eveneens stijgen. Daarom werden kwaliteitseisen opgesteld,

gericht op de outcomes: effectiviteit, veiligheid en de ervaringen van de patiënten (Campbell, 2012).

Men spreekt over de grootste reorganisatie ooit in de Britse geschiedenis. De laatste evoluties in het

Verenigd Koninkrijk wijzen op de uitbouw van ‘Payment by results’. Dit betekent dat hulpverlening

kwantificeerbaar moet worden door de zorg bijvoorbeeld in te delen in episodes (Khandaker et al.,

2013). Bij dit systeem zijn betalingen afhankelijk van de resultaten van diegene die de zorg voorziet

en spelen de input en processen tijdens hulpverlening minder een rol. De betaling en de outcomes

zijn dus sterk aan elkaar gelinkt (NHS, 2013). Daarnaast deed in 2008 het ‘Care pathways model’ zijn

intrede. De nadruk ligt hier op specifieke interventies, gelimiteerd in tijd. Dit terwijl de eerste

initiatieven in Engeland eerder algemene interventies vooropstelden, waarin tijd geen

doorslaggevende factor was (Khandaker et al., 2013).

Het outreachend werken heeft dus doorheen de tijd een aantal ontwikkelingen doorgemaakt in

Engeland. Onder invloed van de oprichting van het NFS werden interventies meer gelegitimeerd en

voornamelijk meer gespecialiseerd. Een opvallende evolutie is ook dat interventies steeds meer

gelimiteerd worden in tijd en in middelen. Kosten van interventies worden steeds meer in rekening

gebracht en een kosten-batenanalyse wordt benadrukt, dit door de kwaliteit van zorg te meten in

termen van outcomes. De nadruk op meetbaarheid en evidence-based wordt dus beklemtoond. Deze

evoluties kunnen vanuit een positief perspectief worden benaderd. Zo vinden professionals in het

Verenigd Koninkrijk dat ze meer ‘task-centered’ en meer ‘time-centered’ met cliënten aan de slag

kunnen gaan (Khandaker et al., 2013). Het doel van de hulpverlening wordt hierdoor meer

transparant. Al heel vroeg werd het belang van werken met de cliënt in zijn context erkend en vele

landen hebben een parallel zorgcircuit vanuit de netwerkgedachte proberen uitbouwen.

Zo was er in de tweede helft van de 20e eeuw bijvoorbeeld in Italië een halvering van de

psychiatrische bedden (Hodiamont & Sabbe, 2005 in Stoop, 2012). Ze werden vervangen door

andere, ambulante zorgvormen.

Wat Nederland betreft is een ontwikkeling naar assertive community treatment waar te nemen. Het

Trimbos Instituut werkte een project uit rond assertive community treatment (ACT), functie assertive

community treatment (FACT) en forensische (F)ACT. Daarbij vertoont de ACT in Nederland uitermate

veel gelijkenissen met het internationaal model. Hier is eveneens sprake van een gedeelde caseload,

multidisciplinaire teams, ambulante en intensieve zorg, outreachende werking en het streven naar

continuïteit van de zorg. Daarnaast wordt het tevens als een evidence-based practice gezien (Place,

van Vugt, Kroon & Neijmeijer, 2011). Het verschil tussen ACT en FACT ligt voornamelijk in het bereik

van patiënten. Bij FACT richt men zich op een meer brede groep van patiënten en dit vaak in

combinatie met case management en andere disciplines. ACT wordt als meer intensieve vorm van

FACT beschouwd en elk lid van het team van deze outreachende zorgmodule zal een deel van de zorg

Page 21: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

21

op zich nemen (Place et al., 2011). Deze teams zijn sterk gespecialiseerd. De doelstelling bij

forensische (F)ACT is om de kloof tussen de geestelijke gezondheidszorg en justitiële hulpverlening te

verkleinen. Aanvullend is het doel van deze teams om personen met een (ernstige) psychiatrische

stoornis buiten het ziekenhuis te houden en de hulpverlening in te richten in het natuurlijk netwerk

van de cliënt; waarbij het voorkomen van recidive een doorslaggevend element vormt (Place et al.,

2011). Tot op heden is er nog weinig standaardisatie rond het (F)ACT-model. Daarom werd in 2009

het tweejarig project FOR(F)ACT gestart, met als doel ondersteuning en stimulering bieden aan

forensische (F)ACT-teams (Place et al., 2011). Dit project vertoont gelijkenissen met het Amerikaanse

systeem. Vooral met Noord-Amerika, waar forensische (F)ACT-teams worden gezien als

nazorgmodule; vaak na een gevangenisstraf. Place en collega’s (2011) hebben op basis van hun

internationale literatuurstudie voor hun onderzoek voor het Trimbos Instituut tevens gevonden dat

er minder criminaliteit of detentiedagen zouden zijn wanneer er forensische (F)ACT is geweest. Op

basis daarvan hebben ze een modelbeschrijving ontworpen voor forensische (F)ACT. Zowel in de

Verenigde Staten als in Nederland vindt men geen consensus rond de specifieke afbakening van de

doelgroep. In dit project wordt echter een ruime hantering van de definitie van ‘forensisch’ beoogd;

daarom omschrijven Place et al. (2011) het doelpubliek als volgt:

[...] mensen met een ernstige psychiatrische stoornis, die vanuit die stoornis een (aanzienlijk)

delictgevaar opleveren voor de samenleving en langdurende behandeling, begeleiding en

toezicht nodig hebben om met zo min mogelijk delictrisico en symptomen zoveel mogelijk

aan de maatschappij deel te nemen. (p. 25)

De (F)ACT-teams gaan te werk via het dubbele diagnose model, waarbij patiënten met psychische

stoornissen en verslaving geïntegreerd worden behandeld door hetzelfde team (Place et al., 2011).

Tot slot zijn er voor dit project twee modelgetrouwheidsschalen ontwikkeld. Deze schalen dienen als

benchmark, waardoor verschillende teams onderling kunnen worden vergeleken. Kortom, ze dienen

als kwaliteitsinstrument. Ze gaan na in welke mate de praktijk overeenkomt met een ideaaltypisch

model (Place et al., 2011). De focus ligt op de outcomes, net zoals in het Verenigd Koninkrijk en de

Verenigde Staten.

Het centrum voor consultatie en expertise (CCE) in Nederland richt zich op personen met een

langdurige en complexe zorgvraag. Vaak hebben deze personen bijkomende gedragsproblemen en

wordt hun kwaliteit van leven (ernstig) verstoord. De kerntaak van dit centrum richt zich tot het

geven van deskundig advies aan hulpverleners, dit om vastgelopen situaties te voorkomen of te

verhelpen. Bij het geven van dit advies richten ze zich steeds op verschillende actoren (Centrum voor

consultatie en expertise, n.d.). Naast de hulpverleners worden ook de familie en naasten betrokken.

Deze werking kan vergeleken worden met het Vlaamse expertisecentrum Reach out!, waarbij

vorming en ondersteuning van praktijkmedewerkers die bezig zijn met outreachend werken

eveneens als basispijlers worden gezien.

Stichting Eropaf! streeft tot slot naar een outreachende vernieuwing van de sociale sector. Hun doel

is de handelingsverlegenheid van de zorgverleners te doorbreken (Räckers, 2011). Vandaag wordt de

leefwereld van burgers steeds meer als aangrijpingspunt genomen om hulpverlening op te starten.

De eigen kracht van de mensen en hun netwerk staat hierbij centraal (Räckers, 2011). De ‘Eropaf!-

methode’ benadrukt het leggen en herstellen van verbindingen tussen cliënten (en hun netwerk)

Page 22: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

22

onderling, tussen professionals onderling en tussen cliënten (en hun netwerk) en professionals

(Räckers, 2011).

� De Verenigde Staten

Naast de uitbouw en ontwikkeling van ‘community care’ in Engeland en Nederland, kan de

vermaatschappelijking van de zorg ook waargenomen worden in de Verenigde Staten. Toch ligt de

nadruk van outreachend werken hier enigszins anders. ‘Community treatment’ en ‘outpatient

commitment’ (OPC) zijn vaak verbonden aan dwang of invloed van het gerecht. Men verwijst

hiernaar als onvrijwillige behandeling (‘involantary outpatient treatment’) (Wales & Hiday, 2006). Zo

streeft ‘outpatient commitment’ er bijvoorbeeld naar om patiënten die het goed doen met

medicatie, maar ze niet consequent innemen, in de gemeenschap te houden door een behandeling

op te starten in het netwerk (Wales & Hiday, 2006). Bovendien is er op die manier een meer

proactieve vorm van behandeling mogelijk, wordt meer participatie van de cliënt verwacht en kan

een meer stabiele therapeutische relatie worden opgebouwd (Geller, 2006). Meestal wordt dit

toegepast bij personen die reeds in aanraking zijn geweest met justitie. Door deze zorgvorm zou de

kans op recidivisme verkleinen en zou er in de toekomst minder aanraking zijn met het justitiële

systeem (Geller, 2006). Belangrijk hierbij is ook dat door deze zorgvorm wordt vermeden dat

personen met een beperking in de gevangenis terecht komen en geen of weinig behandeling krijgen

voor hun psychiatrische problematiek (Geller, 2006). Bovendien gebeurt de reïntegratie in de

gemeenschap op die manier meer geleidelijk en kan doorheen het behandelingsproces aan de

opbouw van een sociaal netwerk worden gewerkt. Toch kent men in de VS gemixte reacties op OPC.

Er wordt geargumenteerd dat er in plaats van enkel een focus op behandeling, een totale controle

komt op het sociale leven van de persoon in kwestie (Geller, 2006). OPC zou eveneens te duur en te

indringend zijn. Daarnaast benadrukken tegenstanders dat de therapeutische relatie onder druk

komt wanneer hulpverlening wordt opgelegd en de kwaliteit van leven zou niet bevorderd worden

(Geller, 2006). OPC kan eveneens gezien worden als voorwaardelijke hulpverlening. Wanneer de

patiënt niet aan de opgelegde voorwaarden voldoet, wordt een intramurale behandeling verplicht

(Wales & Hiday, 2006). Hoewel deze zorgvorm legaal is in de meeste Amerikaanse staten, wordt dit

nog weinig toegepast omwille van tegenstrijdige onderzoeksresultaten (Geller, 2006). Toch wijzen

enkele studies op postieve uitkomsten na een OPC-behandeling; zo wordt door deze personen

daarna bijvoorbeeld meer gebruik gemaakt van vrijwillige hulpverlening en vertonen ze minder

verstoord gedrag (Wales & Hiday, 2006).

Algemeen wil men dus in de VS besparen op intramurale zorg en de kwaliteit van leven bij personen

met een verstandelijke beperking of geestesziekte verbeteren (Geller, 2006). Daarnaast is men ruim

een decennia terug begonnen aan de afbouw van psychiatrische instellingen. Reeds vanaf de jaren 50

en 60 was de deïnstitutionalisering van de geestelijke gezondheidszorg zichtbaar, echter werd deze

trend pas echt merkbaar vooraan de jaren 90. Het aantal patiënten in het psychiatrisch ziekenhuis in

New York ging bijvoorbeeld van 3710 naar 14. Uiteindelijk sloot men deze faciliteit en werden een

aantal bedden verplaatst naar algemene ziekenhuizen (McDonel, Meyer & Deliberty, 1996).

Onder leiding van president Clinton kreeg de ‘community-based service’ een platform en het debat

rond de hervormingen van de geestelijke gezondheidszorg werd nu openlijk door verschillende

stakeholders gevoerd. Steeds meer initiatieven werden opgericht en alternatieve zorgvormen

Page 23: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

23

ontstonden in de loop van de jaren 90. Casemanagment, het afbouwen van intramurale zorg door

netwerkopbouw, het creëren van een gemeenschappelijke entiteit en het meten van de behoeftes

om gepaste zorgniveaus te kunnen installeren, waren dergelijke initiatieven om aan de doelstellingen

van de deïnstitutionalisering te kunnen voldoen (McDonel, et al., 1996). Het systeem van de

gezondheidszorg in Amerika verschilt danig van het Belgische. Hoewel in de States reeds

verschillende wetsvoorstellen en hervormingen zijn uitgewerkt en voorgesteld, blijft het nog steeds

wachten op een consensus rond de zorgvormen in de geestelijke gezondheidszorg (McDonel, et al.,

2006). Clinton slaagde niet in zijn opzet. Een reden hiervoor is mogelijks de slechte afstemming

tussen de intra – en extramurale hulpverlening. Hierdoor vallen personen met een verstandelijke

beperking of ernstige psychiatrische problematiek nog te vaak tussen de mazen van het net. Deze

groep geraakt hierdoor gemarginaliseerd en komt vaker in aanraking met het gerecht. De

gedwongen hulpverlening (OPC) wordt dan geactiveerd (Wales & Hiday, 2006).

Opmerkelijk is dat studies in de VS voordelen aantonen van hospitalisatie, terwijl men wel een

grotere daling vaststelt in het aantal opnamedagen van een patiënt (Brugha et al., 2011; Burns et al.,

2002). Europese studies van outreachend werken in de geestelijke gezondheidszorg tonen

daarentegen niet dezelfde resultaten. Hulpverlening betreffende de geestelijke gezondheidszorg in

het Verenigd Koninkrijk is bijvoorbeeld bijna steeds standaard gericht op de gemeenschap en het

netwerk van de cliënt. De werking van dit zorgconcept gebeurt daar bovendien bij voorkeur via

multidisciplinaire teams. Ondanks deze standaardvorm van hulpverlening is de daling in het aantal

hospitalisatiedagen veel kleiner vergeleken met de VS. Daar is deze vorm van hulpverlening meer

bescheiden en geen standaard vorm van zorg. Doch is het moeilijk om dergelijke studies onderling te

vergelijken. De gebruikte methodes zijn vaak context- en cultuurgebonden, waardoor

generaliseerbaarheid weinig zinvol is (Burns et al., 2002). Toch wijzen studies uit beide continenten

op een relatief succes van outreachende behandelingen (Burns et al., 2002).

2.3.2 Evidence-based practice

In het Verenigd Koninkrijk is de nadruk steeds meer komen te liggen op de ‘outcomes’, om op die

manier het succes van een behandeling te ‘meten’, zoals het systeem van ‘payment by results’

waarbij de outcomes centraal komen te staan in de zorg en bepalend zijn in het financieringssyteem

(NHS, 2013). In de Verenigde Staten is deze trend eveneens zichtbaar. Enkel die behandelingen die

evidence-based zijn, worden terugbetaald. Ook in Nederland is dit merkbaar. De twee

modelgetrouwheidsschalen die dienen als benchmarks, ontworpen door het Trimbos instituut in

Nederland, bewijzen deze evolutie (Place et al., 2011). Ook in Vlaanderen is doorheen de jaren een

evolutie waar te nemen naar een uitkomstenbeleid. Men wil parallel met het Verenigd Koninkrijk, de

Verenigde Staten en Nederland een systeem uitbouwen waarbij op een meer systematische manier

kwaliteit kan worden gegarandeerd en bovendien gecontroleerd (Brug et al., 2010). De bedoeling is

om op die manier alle interventies te catalogeren op basis van efficiëntie en effectiviteit (Brug et al.,

2010). Dit is voor het outreachend werken niet anders. Steeds meer begint men onderzoek te doen

naar welke factoren het verschil maken voor families en de (professionele) omgeving wanneer er

zorg wordt uitgebouwd vertrekkende vanuit de netwerkgedachte. Er is vooral vraag naar wat wel

werkt, naar wat de omgeving en het netwerk aangeven als bruikbaar en hulpvol. Het is niet

vanzelfsprekend interventies te meten via een randomized controlled trial (RTC). Dit omwille van

Page 24: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

24

zowel ethische als praktische overwegingen. In dit geval betreft het een behandeling die de ene

groep wel ontvangt, terwijl de andere ofwel geen behandeling krijgt ofwel ‘care as usual’ (Veerman &

van Yperen, 2007). Toch wordt in het artikel van Veerman en van Yperen (2007) geopteerd dat bewijs

ook kan worden gevat in kwalitatieve studies, gebaseerd op interacties met cliënten en gelinkt aan

hypotheses. Hoewel dit in bepaalde gevallen eveneens als evidence-based wordt beschouwd,

verkiezen Chaffin en Friedrichs (2004, in Veerman & van Yperen, 2007) een onderscheid te maken

tussen “evidence-informed” en “evidence-based”, waarbij RTC en evidence-based nog steeds als de

gouden standaard worden gezien.

Veerman & van Yperen (2007) spreken ook over

niveaus van bewijs, waarbij de effectiviteit van een

interventie van potentieel effectief naar werkzaam

oploopt naarmate het type onderzoek dat men

voert naar de werkzaamheid van een interventie.

Beschrijvende studies worden als potentieel

effectief geduid, RTC wordt als werkzaam

beschouwd en bijvoorbeeld quasi-experimenteel (=

doeltreffend) en meta-analyse (= veelbelovend)

situeren zich eerder in het midden van dit continuüm (Veerman & van Yperen, 2007). De

bewijskracht kan dus toenemen, waarbij op elk hoger niveau met meer zekerheid het bewijs van een

causale relatie tussen de interventie en de uitkomsten kan worden aangetoond (Veerman & Van

Yperen, 2008). De trend naar evidence-based werken kan zowel vakinhoudelijk als maatschappelijk

worden verklaard (Veerman & Van Yperen, 2008). Vakinhoudelijk wil elke hulpverlener de hoogst

mogelijke kwaliteit van zorg kunnen aanbieden; maatschappelijk gezien wordt verwacht dat de

middelen zo effectief en efficiënt mogelijk worden ingezet (Veerman & Van Yperen, 2008). Volgens

diezelfde auteurs zijn er twee wegen waarop meer kennis over de effectiviteit kan worden

verkregen: top-down en bottom-up. Het doel van deze masterproef is onderzoek doen naar de

praktijk, dit kan als bottom-up onderzoek worden beschouwd. Het gaat hier eerder over een

practice-based evidence dan om evidence-based (Veerman & Van Yperen, 2008). Praktijkgestuurd

effectonderzoek wordt in het boek van Veerman en Van Yperen (2008) gedefinieerd door Hermanns

(1993):

Onder praktijkgestuurd effectenonderzoek verstaan we onderzoek waarin onderzoekers en

behandelingsfunctionarissen gezamelijk optrekken, met het doel informatie te verzamelen

waarmee het effect van behandelingsfunctionarissen, een instelling of groep van instellingen

nader verhelderd en getoetst wordt, waardoor vervolgens het werk van de betrokken

behandelingsfunctionarissen of instellingen verbetert en ten opzichte van buitenstaanders te

legitimeren is. (p. 27)

2.4 Internationale kaders

In het zog van de evoluties die outreachend werken heeft doorgemaakt, zijn parallel een aantal

kaders ontwikkeld om het handelen in praktijk vorm te geven. Deze kaders sluiten sterk aan bij de

basispijlers van het outreachend werken. De centrale visie van het outreachend werken wordt via

deze kaders in de praktijk vorm gegeven.

Page 25: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

25

Wanneer vanuit een internationaal perspectief naar outreach wordt gekeken, ligt de focus

voornamelijk op methodes zoals ‘assertive outreach’ (AO) en ‘assertive community treatment’ (ACT)

(Brugha et al., 2011). Dit zijn veel voorkomende methodieken rond outreachend werken. Hier wordt

voornamelijk vertrokken vanuit een sterkteperspectief. Van Gennep (2008) linkt de

empowermentbenadering aan het sterkteperspectief: “iedere persoon beschikt over een een

zelfhelende en beschermende kracht die niet alleen voortkomt uit de kenmerken van de persoon,

maar uit het samenspel van individuele en sociale hulpbronnen (sociaal netwerk); ondersteuning

speelt hierbij een rol” (p.43). Toch vertrekt niet iedereen vanuit dit kader. Hoewel dit een veel

gebruikt concept is, kan outreachend werken ook andere invullingen krijgen naargelang de

organisaties en hulpverleners. Zo werken OCMW-hulpverleners bijvoorbeeld niet vanuit een

sterktebenadering, maar gaan zij toch outreachend te werk. Evenwel wordt deze sterktebenadering

tevens vanuit Vlaanderen benadrukt, het vormt één van de basispijlers geschetst door Dewaele et al.,

(2012). Deze auteurs focussen zich op krachten en kwaliteiten, eerder dan op beperkingen en

tekortkomingen. De emancipatiegedachte staat hier centraal, waarbij Dewaele et al. (2012) stellen

dat elk individu zelf keuzes kan maken, als actieve beslissingnemer en niet als passieve ontvanger.

ACT is een evidence-based behandeling die ontstaan is in de Verenigde Staten voor personen met

een ernstige en aanhoudende geestesziekte (Allred, Burns & Phillips, 2005), meestal gecombineerd

met problemen in andere levensdomeinen (Place, Van Vugt, Kroon & Neijmeijer, 2011).

Hoofdzakelijk wil men via ACT proberen om deze doelgroep te helpen met het uitbouwen van een

kwaliteitsvol leven, een leven dat niet gedirigeerd wordt door hun ziekte of beperking. Dit dus steeds

vanuit een sterkteperspectief (Allred et al., 2005). Vooral in Engeland introduceerde men relatief snel

‘assertive outreach teams’, gericht op hulpverlening aan personen met een ernstige psychiatrische

stoornis (Brugha et al., 2011). Deze doelgroep vindt vaak te weinig aansluiting binnen de algemene

geestelijke gezondheidszorg, waardoor gespecialiseerde zorg nodig is. Tevens is het succes van ACT

onder andere te verklaren vanuit de aanwezigheid van multidisciplinaire teams. Op die manier is er

minder caseload per persoon en is er een breed scala aan gespecialiseerde interventiemethodieken

ter beschikking (Brugha et al., 2011). Het betreft evenzeer een team dat zich constant herorganiseert

rond de noden en behoeftes van hun cliënten, rekening houdend met de context en het netwerk.

Allred en collega’s (2005) duiden op het belang van een team als een complex, adaptief systeem:

“Because an ACT team operates more like a complex adaptive system (CAS) than a professional

bureaucracy, it engages in the organizational processes of ‘‘sensemaking’’ and self-organization”

(p.213). ‘Sensemaking’ verwijst naar hoe een team zijn eigen sterktes en zwaktes kent en naar de

manier waarop ze hun perspectieven blenden om zo tot een gezamelijk inzicht van elke cliënt zijn

noden en behoeftes te komen. Op die manier kunnen nieuwe invalshoeken en mogelijkheden

worden gecreëerd (Allred et al., 2005). De interrelaties in het team zijn een cruciale factor voor het

slagen van een behandeling in het natuurlijk netwerk van cliënten.

In Vlaanderen bestaat een variant op deze ACT-methodiek. In het psychiatrisch centrum Dr. Guislain

is er een Functie Assertive Community Treatment (FACT). Zij richten zich op maatschappelijk

kwetsbare groepen met een ernstige en langdurige psychiatrische aandoening (Dewaele et al., 2012).

Hun zorgvisie leunt dicht aan bij de sterktebenadering en heeft als doel mensen te ondersteunen

zodat ze optimaal kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven (Dewaele et al., 2012).

Page 26: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

26

Aansluitend bij de ACT-methode vinden we de theorie van de presentie, ontwikkeld door de

Nederlander Andries Baart. De presentietheorie – eveneens een basispijler binnen het outreachend

werken volgens Dewaele et al. (2012) – benadrukt het belang dat de hulpverlener naar de leefwereld

van de cliënt gaat en niet omgekeerd (Baart, n.d.). Het ‘in contact komen met mensen’ is hierbij van

groot belang (Dewaele et al., 2012). Presentie zet zich af tegen het “interventionistisch

georganiseerde aanbod” (Baart, n.d., p.4), kortom tegen het aanbodgestuurd principe in de

hulpverlening. Daarnaast is het werkritme afgestemd op de noden en behoeftes van de cliënt en

staat de outreachmedewerker open voor langdurige en vertrouwelijke werkrelaties. Bovendien

profileert deze hulpverlener zich als onvoorwaardelijk, breed inzetbaar en domeinoverschrijdend

(Baart, n.d.). De presentiebeoefenaren werken eveneens met de volledige context van de cliënt zoals

met zijn familie, zijn geschiedenis en met het probleem (Baart, n.d.). Baart benadrukt daarnaast het

belang van een nauwe aansluiting met de leefwereld, waarbij het streven naar een bevredigende

kwaliteit van leven voorop staat. Afstemming, aansluiting, trouw en openheid worden gezien als

kernwoorden (Baart, 2011). Belangrijk is dat de hulpverlener de cliënt zelf de agenda laat bepalen.

Een open houding van de outreachwerker bevordert het onbevooroordeeld werken en kan er voor

zorgen dat de leefwereld van de cliënt beter kan gevat worden (Baart, n.d.). Dit kader richt zich op

personen die op de rand van de samenleving balanceren, er is bij hen vaak een vorm van sociale

exclusie. De presentietheorie neemt de cliënt mee als een actieve actor in het hulpverleningsproces

en laat de cliënt het zeggenschap over het eigen leven behouden. Het samen handelen in het

alledaagse staat hierbij centraal (Baart, n.d.). Deze benadering kan als bruikbare basishouding

worden gehanteerd binnen het outreachend werken (Huber et al., 2013).

Daarnaast wordt van de maatschappij verwacht de verantwoordelijkheid op te nemen om sociale

integratie voor personen met een verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake

geestelijke gezondheid te bevorderen (Stoop, 2012). Het concept ‘kwartiermaken’ duidt op deze

taak, waarbij de ruimte en het klimaat moet worden gecreëerd voor deze mensen om te kunnen

participeren (Stoop, 2012). Hiervoor is het belangrijk dat de maatschappelijke betrokkenheid wordt

gestimuleerd.

Tot slot kan bij outreachend werken vertrokken worden vanuit de theorie van de maatschappelijke

kwetsbaarheid. Dewaele et al. (2012) stellen dat bij deze visie wordt vertrokken vanuit een

interactionistische visie, waarbij men interactie tussen een individu en de context beschouwt als

uitgangspunt van kwetsbaarheid. Daarnaast stellen deze auteurs dat maatschappelijke

kwetsbaarheid kan gezien worden als een cumulatief proces, wat betekent dat personen die op een

negatieve manier in contact zijn geweest met hulpverlening, meer kwetsbaar zijn bij een toekomstig

hulpverleningscontact. Ze vinden moeilijk aansluiting met de heersende cultuur en de

maatschappelijke organisaties, waardoor ze moeilijkheden hebben met sociale binding (Dewaele et

al., 2012). Van outreachwerkers wordt verwacht dat zij de belangen van deze maatschappelijk

kwetsbare groep naar voor schuiven, zodat hun noden en behoeftes ook worden gehoord, aldus

Dewaele et al. (2012). Opnieuw streven naar een goed hulpverleningscontact en duurzame relaties

met maatschappelijke voorzieningen wordt als een belangrijke taak van de outreachwerker gezien

(Dewaele et al., 2012).

Page 27: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

27

2.5 Outreachend werken in België

België volgt eveneens de internationale trend van het outreachend werken – zoals artikel 107 binnen

de ziekenhuiswet – waardoor verschillende zorgmodules outreachend gaan werken.

Vlaanderen kent verschillende organisaties en hulpverleningsvormen die zich richten op

outreachend werken. Zowel vanuit de Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) als vanuit het Vlaams

Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) zijn verschillende initiatieven opgericht. Er

wordt daarbij werk gemaakt van en gestreefd naar een langdurig samenwerkingsverband tussen een

aantal partners om op die manier een zorgcircuit te kunnen uitbouwen (De Rycke, Roelandt & De

Neve, 2012). Dit kadert binnen het streven naar een intersectoraal overlegplatform voor de

doelgroep personen met een verstandelijke beperking en bijkomende gedrags– en/of psychische

problemen. Deze doelgroep heeft diverse noden, waardoor er nood is aan een interorganisationeel

en intersectoraal partnerschap (De Rycke, Roelandt & De Neve, 2012). Het doel hiervan is een meer

transparante en efficiënte afstemming van het aanbod. Daarbij wil men fragementarisering en

modulering tegengaan omdat dit tot breuken in de hulpverlening kan leiden (Vlaams

Welzijnsverbond vzw, 2012). Bovendien is aangetoond dat continuïteit in zorg de kwaliteit van leven

bij mensen met een verstandelijke beperking bevordert (Buntinx, n.d.). Daarnaast moet de

ondersteuning zoveel mogelijk in het natuurlijk netwerk van de cliënt plaatsvinden, waarbij zijn

zorgvraag centraal staat.

De GGZ binnen Vlaanderen kent een goed uitgewerkte structuur voor de zorg van cliënten met een

verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid in het algemeen.

Volgende ambulante en mobiele initiatieven kunnen hierbij worden onderscheiden (naast een

residentieel aanbod):

� Consulentenwerking:

Dit houdt in dat er gewerkt wordt met personen met een verstandelijke beperking en bijkomende

problemen inzake geestelijke gezondheid en met hun omgeving. De consulentenwerking in

Vlaanderen reikt expertise en deskundigheid aan aan hulpverleners, dit met het doel om de

zorgvrager te kunnen behandelen in zijn natuurlijke omgeving (Declercq et al., 2014). Claes et al.

(2010) wijzen op het belang van een samenwerking tussen de geestelijke gezondheidszorg en de

‘gehandicaptenzorg’; met het oog op het formuleren van handelingsadviezen en het aanbieden van

ondersteuningsprocessen om te anticiperen op ‘vastgelopen situaties’ bij personen met een

verstandelijke beperking en hun natuurlijk milieu. Er bestaat in Vlaanderen nog te weinig aansluiting

van de verschillende zorgvormen waardoor continuïteit in de zorg wordt geproblematiseerd (Jooren,

2008, in Claes et al., 2010). De consulentenwerking richt zich op het bundelen van expertise uit beide

sectoren om op die manier een goed uitgebouwd ambulant aanbod te voorzien voor personen met

een verstandelijke beperking; dit door het aanreiken van adviezen en expertise (Claes et al., 2010).

Volgens Claes en collega’s (2010) kan “een externe, vaak specialistische kijk en een verfijnen van de

beeldvorming van de persoon zelf en zijn context, de ‘vastgelopen situatie’ deblokkeren en de

ondersteuning terug op de sporen krijgen” (p9). In Vlaanderen bestaan er diverse provinciale

consulentenwerkingen: AMPEL West-Vlaanderen, COVER-team Oost-Vlaanderen, Consulenten-

werking Antwerpen en Consulentenwerking Vlaams-Brabant & Brussel. Outreachend werken kan

Page 28: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

28

eveneens onder consulentenwerking gesitueerd worden, aangezien ook zij onder andere de focus

leggen op het werken met de cliënt in zijn natuurlijke omgeving en vaak zorg verstrekken in

‘vastgelopen situaties’.

� Casemanagement:

Naast de consultentenwerking bestaat in Vlaanderen ook casemanagment. Deze werking richt zich

voornamelijk op personen met een verslaving, vaak gecombineerd met een verstandelijke beperking

of een complexe sociale/psychiatrische problematiek. In Oost-Vlaanderen profileren Case

Management PopovGGZ vzw en Intensive case management (P.C. Dr. Guislain ; Kasteel Plus ; PZ Sint-

Camillus en De Pelgrim ontwenningskliniek) zich als de organisaties bij uitstek rond casemanagement.

Deze zorgvorm wil herval en (her)opname voorkomen. Daarnaast zijn zorgcontinuïteit en het

verbeteren van het maatschappelijk functioneren van de zorgvrager na te streven doelstellingen

(Provincie Oost-Vlaanderen, (n.d.)). Ook in deze werking zijn enkele kenmerken van het outreachend

werken duidelijk aanwezig.

� Psychotherapeutische behandelingen:

Een ambulante psychotherapeutische behandeling richt zich eveneens tot volwassenen met een licht

tot matig verstandelijke beperking en problemen inzake geestelijke gezondheid. De doelstellingen

voor deze zorgvorm stellen de ondersteuning van de familie en (professionele) omgeving en de

mogelijkheid tot aanvullende psychiatrische behandeling centraal.

� Dagbehandeling:

Tot slot kan binnen de GGZ dagbehandeling/activering gezien worden als mogelijke vorm van zorg

voor personen met een verstandelijke beperking en problemen inzake geestelijke gezondheid. Het

doel van deze zorgvorm is om de overgang tussen een opname en terugkeer naar het eigen milieu te

faciliteren. Bovendien wil men op die manier (her)opnames trachten te voorkomen.

De afstemming tussen de GGZ en het VAPH wordt in Oost-Vlaanderen concreet gemaakt door

intiatieven zoals het gemeenschappelijk aanknopingspunt (GAP) (De Rycke, Roelandt & De Neve,

2012). De bedoeling van het GAP is om complexe aanmeldingen samen te bekijken, adviezen te

verstrekken en gemeenschappelijk gedragen antwoorden te bieden, gedragen door het

bovengenoemde zorgcircuit en netwerk voor deze doelgroep. Het partnerschap kan als tweeledig

worden gezien: enerzijds wordt vanuit VAPH-voorzieningen verbinding gemaakt met GGZ-partners,

anderzijds wordt van de GGZ hetzelfde verwacht. Beide pijlers hebben eigen expertise en een eigen

visie op hulpverlening, die binnen het GAP als complementair worden aanschouwd (De Rycke,

Roelandt & De Neve, 2012). Vanuit de GGZ worden naast de residentiële partners, verschillende

vormen van outreach en ambulante zorgvormen voorzien. Volgende partners maken deel uit van dit

GAP: consulentenwerking COVER-team, CGG Waas & Dender, RCGG Deinze-Eeklo-Gent, CGG Zuid-

Oost-Vlaanderen, Polikliniek P.C. Dr. Guislain, P.C. Dr Guislain (afdeling De Steiger), P.C. Caritas

(afdeling de Meander), Outreach De Steiger-De Meander en een observatie-unit van het VAPH.

P.C. Caritas (De Meander) en P.C. Dr. Guislain (De Steiger/ KOS) zijn 2 Oost-Vlaamse pyschiatrische

afdelingen waar een residentiële behandeling voor cliënten met ‘challenging behavior’ kan

Page 29: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

29

plaatsvinden. Daarnaast is er in Oost-Vlaanderen de polikliniek P.C. Dr. Guislain, die zich richt op

poliklinische diagnose, behandeling en advies. Bovendien trachten ze een ondersteunende rol te

spelen ten aanzien van familie en de professionele omgeving van de betreffende cliënt.

Als besluit kunnen we stellen dat België, ondanks de vele (nieuwe) ambulante zorgvormen gericht op

hulpverlening in het natuurlijk milieu van de zorgvrager, internationaal niet de beste leerling van de

klas is. Uit een rapport van World Health Organisation (2008) blijkt dat we nog steeds één van de

hoogste ratio’s van psychiatrische bedden per inwoners hebben (Stoop, 2012). Artikel 107 wordt

gezien als een stap in de goede richting. Toch botst ‘Artikel 107’ ook op weerstand. Van Hecke en

collega’s (2011, in Stoop, 2012) duiden dat een geslaagde reorganisatie van de geestelijke

gezondheidszorg moet leiden naar een breder bereik van mensen met een ‘ernstige psychiatrische

aandoening’ binnen de ambulante zorg. Artikel 107 voorziet hier niet meer middelen voor, enkel een

herverdeling van deze middelen. Dit lijkt onvoldoende te zijn. Dit bijvoorbeeld omdat personen die

vroeger in psychiatrische voorzieningen tewerkgesteld waren, nu outreachend aan de slag moeten

gaan. Deze manier van werken vraagt een andere invulling, waardoor er nood is aan extra scholing

en opleiding. Bovendien richt artikel 107 zich op personen die reeds in een psychiatrische instelling

verblijven, er wordt vertrokken vanuit dezelfde doelgroep. Daarnaast blijft men ook ijveren voor een

betere verbinding tussen intramurale en ambulante zorg (Stoop, 2012).

2.6 Wetenschappelijk onderzoek naar de percepties van betrokken actoren

Er zijn reeds enkele internationale studies gedaan naar de succesfactoren van het outreachend

werken, voornamelijk vanuit het standpunt van de directe omgeving van de cliënt. In een studie van

Hughes en collega’s (2011) uit het Verenigd Koninkrijk wordt aangetoond dat ongeveer 50% van de

personen met een ernstige geestesstoornis bij familie of vrienden verblijft. Zij nemen de zorg voor

deze persoon op, wat vaak gepaard gaat met een invloed op het fysisch en psychisch welbevinden

van de verzorgers. Naast de positieve ervaringen, zoals gezelschap of een luisterend oor, kaarten

heel wat families eveneens de problemen aan die de zorg voor een persoon met een geestesstoornis

met zich meebrengt (Hughes et al., 2011). Outreachteams kunnen zowel voor de cliënt als voor hun

naaste omgeving een verschil maken. Veelal wordt een outreachteam gecontacteerd bij cliënten met

complexe problematieken. De traditionele hulpverlening heeft op dat moment vaak gefaald (Hughes

et al., 2011). Dit kan er voor zorgen dat er minder vertrouwen is in de hulpverlening. De taak van de

outreachteams is dit vertrouwen te herstellen en alle actoren (opnieuw) op elkaar af te stemmen.

Volgens diezelfde studie worden de hulpverleningsrelatie en de beschikbaarheid van deze mobiele

teams daarom sterk geapprecieerd. Daarnaast voelt de naaste omgeving zich sterker en tonen ze aan

dat de cliënt meer onafhankelijk kan functioneren. Een sterkte van deze zorgvorm is bovendien dat

de hulpverleners aan huis komen, waardoor ze de familiale context beter kunnen inschatten en op

die manier zorg op maat kunnen aanbieden. Daarnaast betekent dit dat er – door het werken in het

natuurlijke milieu van de cliënt – meer ruimte is om de behoeftes duidelijk in kaart te brengen,

waardoor de verschillende actoren zich beter begrepen voelen. Flexibiliteit van de outreachwerker is

hierbij een cruciaal element (Hughes et al., 2011). Verder ondervinden families dat ze er niet langer

alleen voor staan. Er onstaat een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid. Echter zijn er steeds

families die minder positief staan tegenover deze vorm van zorg. Hughes et al. (2011) tonen aan dat

sommige participanten uit hun onderzoek de outreachteams als autoritair beschouwden. Ze gaven

aan dat hun keuzemogelijkheden werden beperkt, vooral wat betreft medicatie. Toch kan wat deze

Page 30: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

30

studie betreft algemeen besloten worden dat de ervaringen met de outreachteams overwegend

postief werden ondervonden. Samengevat kan aangetoond worden dat deze zorgvorm bij de

betreffende families voor stabiliteit, onafhankelijkheid en autonomie heeft gezorgd. Kortom, de

kwaliteit van leven steeg en tegelijkertijd werd een daling vastgesteld in de draaglast bij de

familieleden (Hughes et al., 2011).

In een gelijkaardige studie van Maes, Broekman, Došen & Nauts (2003) bekijkt men eveneens de

impact van zorgen voor personen met een verstandelijke beperking en problemen inzake geestelijke

gezondheid. Een ‘dual diagnosis’ kan grotere negatieve gevolgen hebben op de familiale situatie in

vergelijking met een persoon die ‘enkel’ een diagnose verstandelijke beperking heeft gekregen (Maes

et al., 2003). Opnieuw wordt door de auteurs aangehaald dat deze doelgroep vaak tussen de mazen

van het net valt. Vaak staan ze op ellenlange wachtlijsten, verhuizen ze regelmatig van de ene

voorziening naar de andere, etc. (Maes et al., 2003). Zorg op maat vinden is geen evidentie. Net zoals

in het onderzoek van Hughes en collega’s (2011) vonden Maes en collega’s (2003) dat ouders last

hebben van stress in meerdere levensdomeinen en hebben ze het gevoel dat ze niet over de juiste

tools beschikken om op een aangepaste manier met hun kind om te gaan. De werking van outreach

probeert hier een antwoord op te bieden door een focus op de sterktes te leggen, het sociaal

netwerk uit te breiden en het gezin opnieuw positieve ervaringen te laten beleven. Daarnaast

verwachten families ondersteuning, training en advies (Maes et al., 2003).

Page 31: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

31

3 Probleemstelling en onderzoeksvragen

In tegenstelling tot de eerder geschetste internationale studies, is er in Vlaanderen nog weinig tot

geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van een outreachinterventie. Deze masterproef richt

zich dan ook op het in kaart brengen van hoe hulpverleners en netwerkleden de werking van een

outreachinterventie percipiëren. Hoe ervaren zij deze tussenkomst en hoe gaan zij hier nadien mee

aan de slag?

Het doel is dus om zicht te krijgen op die factoren die door hulpverleners en netwerkleden als

werkzaam worden ervaren. De centrale vraag van deze masterproef luidt dan ook als volgt:

Wat zijn de werkzame factoren van outreachinterventie, voor de doelgroep mensen met een

verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid, zoals ervaren

door verschillende betrokken actoren?

Deze centrale onderzoeksvraag kan opgedeeld worden in een twee deelvragen:

• Wat zien de betrokken netwerkleden als werkzame factoren?

• Wat zien hulpverleners als werkzame factoren?

Page 32: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

32

4 Methodologie

“Niet alles wat bestaat, is kwantificeerbaar en niet alles wat kwantificeerbaar is, bestaat.”

(Everaert & Van Peet, 2006)

4.1 Kwalitatief onderzoek

Voor het beantwoorden van bovenstaande onderzoeksvragen werd een exploratieve kwalitatieve

studie uitgevoerd. Philipsen en Vernooij-Dassen (2004) onderkennen het belang van kwalitatief

onderzoek. Volgens hen is dit een vorm van onderzoek “geschikt om de aard en de context van

verschijnselen te bestuderen” (p.5). Bovendien stellen deze auteurs de verschijningsvorm, de context

en de perspectieven van waaruit kan gekeken worden centraal. Kwalitatief en kwantitatief onderzoek

kunnen samen voorkomen. Het één is geen alternatief voor het ander, maar ze worden eerder als

een aanvulling voor elkaar gezien. Philipsen en Vernooij-Dassen (2004) beschrijven de

evenwaardigheid van kwalitatief en kwantitatief onderzoek als volgt:

Kwalitatief onderzoek moet niet worden gezien als een soort alternatief onderzoek dat niets van

‘objectieve’ metingen zou willen weten. Elk wetenschappelijk onderzoek berust op een

methodologie: een algemeen aanvaarde weg waarlangs men tot kennis komt. Daarbij bedient

men zich van metingen: scores die een onderzoeker volgens vaste procedures aan een aspect

van een verschijnsel toekent. In kwalitatief onderzoek is de aandacht voor de kwaliteit van

waarnemingen en constateringen – gemakshalve vaak samengevat met de woorden

betrouwbaarheid en geldigheid – even sterk ontwikkeld als in kwantitatief onderzoek. (p.7)

Kwalitatief onderzoek wordt door Everaert & Van Peet (2006) gezien als een inductief proces,

“redenerend vanuit een specifieke situatie naar een algemene conclusie” (p. 16).

Binnen dit kwalitatief onderzoek gaat het er dus om de beleving van de verschillende actoren in kaart

te brengen. Hierbij is gebruik gemaakt van halfgestructureerde interviews om op die manier het

zingevingskader van de participanten te achterhalen (Philipsen en Vernooij-Dassen, 2004).

4.2 Setting

Outreach De Steiger – De Meander werd opgericht in 2009 onder de vorm van een pilootproject, in

opdracht van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. Dit project is er gekomen omwille van

het toenemende belang van ambulante, outreachende modules van zorg (OGGPA, 2011) voor

personen met een verstandelijke beperking met een bijkomende gedragsstoornis, vaak ook een

ontwikkelingsstoornis (Outreach De Steiger – De Meander-activiteitenverslag 7, 2012).

� Outreach in cijfers:

Sinds de start van Outreach de Steiger – De Meander waren er 368 aanmeldingen, waarvan er 262

werden opgestart. Het afgelopen jaar, in 2013, werkte dit team aan 125 casussen. Het aantal

lopende dossiers op het einde van 2013 bedraagde 75, waarvan er zich op dat moment 5 dossiers in

de pre-interventiefase, 58 in de interventiefase en 12 dossiers in de post-interventiefase bevonden.

De pre-interventiefase gaat van start vanaf de aanmelding. Concreet gaat het hier om het in orde

brengen van de nodige administratie, het plannen van eventuele consulten, bijkomende gegevens

Page 33: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

33

opvragen, dossierstudie, etc. Eens de eerste effectieve interventie gebeurt, spreekt men van de

interventiefase of de behandeling. Het outreachteam probeert deze fase te beperken tot maximum

drie maanden. Onder interventies wordt coaching, observaties, testing, huisbezoeken, etc. verstaan.

De nazorg of post-interventiefase houdt in dat er een tevredenheidsbevraging wordt afgenomen, dat

het eindverslag wordt overgemaakt en na een tweetal maanden wordt meestal nog een telefonische

follow-up gedaan (Outreach De Steiger – De Meander – finaal activiteitenverslag, 2011).

In 2013 registreerde outreach 1975 interventies: 140 in de pre-interventiefase, 1799 in de

behandelingfase en 36 in de post-interventiefase. Dit ligt in de lijn met cijfers van de vorige jaren. Het

grootste deel van de interventies met hulpverleners bestaat uit (advies/coaching)gesprekken en

observaties. Samen beslaan zij de helft van de interventies. De interventies die het outreachteam

doet t.a.v. de netwerkleden bestaan grotendeels uit gesprekken (met coaching) en observaties en

het bespreken van therapeutische richtlijnen. Ongeveer 80% van de behandelde cliënten heeft een

licht of matig verstandelijke beperking. Het grootste deel van de cliënten heeft een stoornis binnen

het autismespectrum of een andere ontwikkelingsstoornis (bijvoorbeeld hechtingsstoornis). De

leeftijdsgroep tot 34 jaar vormt de grootste groep, deze beslaat 64% van de casussen. (Alle

cijfergegevens zijn afkomstig uit het activiteitenverslag 8, 2014)

� Werking:

Outreach De Steiger-De Meander staat in voor een ambulante/mobiele vorm van zorgverlening, dit

in het natuurlijke leefmilieu van de cliënt. Deze mobiele interventiecel (MIC) handelt over de grenzen

van psychiatrische ziekenhuizen, sectoren en zorgvormen heen (Morisse et al., 2014). Het doel van

deze zorgverlening is de geestelijke gezondheid van de cliënt optimaliseren door het versterken van

de cliënt en zijn omgeving. Dit gebeurt door middel van kortdurende begeleiding, beeldvorming en

diagnostiek, agogisch advies en coaching (De Neve, n.d.). Via deze weg probeert de MIC om een –

voor deze cliënten vaak ingrijpende – opname te voorkomen of te verkorten en te combineren met

duurzame nazorg. Empowerment van de cliënt en zijn omgeving staan centraal, waarbij steeds

vertrokken wordt van de sterktes en de reeds ingebouwde structuren van hulpverlening en

ondersteuning. (Outreach De Steiger – De Meander activiteitenverslag 7, 2012).

Wat de interventies van deze MIC betreft, gebeurt dit steeds vraaggestuurd en sterk op maat. Een

optimale afstemming met de cliënt en zijn omgeving is hierbij cruciaal. Dit om gerichte zorg te

kunnen verstrekken (Morisse et al., 2014). Interventies van outreach kunnen op verschillende

actoren worden gericht: op de cliënt, op zijn directe omgeving, op een organisatie,... Vaak is er

sprake van een combinatie. Een kritiek punt is dat er hierdoor constant rekening moet worden

gehouden met een diversiteit aan perspectieven. Kortom kan dit pilootproject gesitueerd worden op

het snijpunt van verschillende sectoren (Morisse et al., 2014).

Belangrijk te benadrukken is dat Outreach De Steiger – De Meander niet zelf op zoek gaat naar

cliënten, cliënten worden bijna steeds door hun omgeving aangemeld. Morisse en collega’s (2014)

spreken eerder van een intermediaire manier van werken, waarbij met de actoren in de omgeving

van de cliënt aan de slag wordt gegaan. De focus bij het werken met de omgeving ligt als volgt:

Door outreachend te werken en dus naar de leefwereld en context toe te stappen, kan de cliënt

vaak in zijn/haar eigen omgeving blijven en wordt met en via de omgeving gestreefd naar een

Page 34: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

34

ondersteuning die beter aansluit bij de concrete vragen uit die praktijk en situatie. (Morisse et

al., 2014, p. 34)

Daarom ligt de focus van Outreach De Steiger-De Meander – detectivegewijs – vooral bij het

bevragen en ondersteunen van de omgeving van personen met een verstandelijke beperking (of

het nu familieleden zijn, andere mantelzorgers of professionelen). Aansluiten bij hun leef- en

werkwereld, en het doorbreken van klassieke grenzen en evidenties van ondersteuning is daarbij

essentieel. (Morisse et al., 2014, p. 42)

4.3 Participanten

De doelgroep waar dit outreachteam zich toe richt zijn personen (vanaf 16 jaar) met een

verstandelijke beperking en problemen inzake geestelijke gezondheid, die in Oost-Vlaanderen

wonen. Het merendeel van de aanmeldingen komt uit organisaties erkend door het Vlaams

Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Het enige exclusiecriterium dat wordt

gehanteerd, is de afwezigheid van een verstandelijke beperking. Verder streeft outreach er naar om

af te stappen van een enge doelgroepenbenadering (Morisse et al., 2014). Deze auteurs benadrukken

dat hun doelgroep “gevormd wordt via de vragen naar ondersteuning die gesteld worden door

actoren uit de, vaak vastgelopen, situatie rond mensen met een verstandelijke beperking” (p.4).

Daarbij gaat het om een analyse van momenten waarin de cliënt goed functioneert, op die manier

zoekt men naar een “match van de emotionele behoeften van de cliënt en de sensitieve

responsitiviteit van de omgeving” (Morisse et al., 2014, p. 37).

De selectie van participanten op basis van hun stoornis of problematiek die ze hebben, leek niet

zinvol. Er werd gekozen om twee casussen te selecteren die gestart werden tijdens de

onderzoeksperiode. Daarom werden de eerste twee casussen geselecteerd die zich bij aanvang van

dit onderzoek aandienden, rond de periode van december 2013 – januari 2014. De enige voorwaarde

die zich stelde, was dat zowel het informele netwerk als de betrokken hulpverleners hun

toestemming dienden te geven voor deelname aan het onderzoek. Bovendien leek het zinvol om

casussen te selecteren waarbij meer dan één interventie/observatie diende gedaan te worden.

Bij aanvang werden casus Lien en casus Piet1 gevolgd. Omwille van onvoorziene omstandigheden

werd in samenspraak besloten om casus Piet en zijn netwerk niet langer te volgen. Een nieuwe casus

diende zich aan en alle actoren waren bereid om deel te nemen aan dit onderzoek. De definitieve

casussen die werden (op)gevolgd en geanalyseerd zijn casus Lien en casus Jeroen. Er is bewust voor

gekozen om twee casussen op te volgen. Allereerst kan dit onderzoek als verkennend worden

beschouwd. Het gaat er om een eerste zicht te krijgen op de werkzame factoren waardoor de

werking nog kan verfijnd worden. Bovendien is in het kader van deze masterproef slechts een

beperkte tijdspanne voorzien waardoor het opvolgen van meerdere casussen weinig haalbaar leek.

1 Omwille van privacyredenen zijn aan de cliënten fictieve namen toegewezen.

Page 35: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

35

4.4 Onderzoeksopzet

Een eerste fase van het onderzoek hield in dat er op basis van eigen observaties, op basis van een

analyse van de reeds afgenomen tevredenheidsbevragen en op basis van telefonische follow-up

formulieren zes factoren naar voren werden geschoven die mogelijks een positieve invloed hebben

op het interventieproces (bijlage 1). De tevredenheidsbevragingen bestaan uit een vragenlijst voor

de cliënt, voor de familiale omgeving en voor de professionele omgeving. De impact van de

interventie(s) worden afgetoetst en de interventie(s) worden geëvalueerd. Bij de telefonische follow-

up worden vier standaardvragen gesteld:

� Denken jullie dat er door de samenwerking met outreach een ziekenhuis(her)opname

vermeden werd?

� Zijn de gedragsproblemen en/of psychische problemen bij de cliënt nog steeds significant

verminderd sinds de beëindiging van het outreach traject?

� Hebben de inzichten/handvatten, aangereikt door outreach, geleid tot een blijvende

versterking van het netwerk?

� Kunnen de inzichten/handvatten ook getransfereerd worden naar andere situaties/cliënten

binnen de eigen voorziening/dienst?

Beide instrumenten worden niet standaard afgenomen bij elke casus, waardoor het beeld op basis

van deze vragenlijsten niet adequaat is met de realiteit. Daarom werden de resultaten van deze

vragenlijsten niet verwerkt in deze masterproef.

Deze zes factoren zijn bij de start van het onderzoek voorgelegd aan een groep hulpverleners op de

‘VIP-dag voor begeleiders van personen met een verstandelijke beperking en ernstige gedrags –

en/of psychische problemen’ op 12 december 2013, georganiseerd door SEN vzw. Een van de

workshops werd gegeven door het team van Outreach De Steiger – De Meander. Hun workshop: ‘De

blik van een buitenstaander’ was een goede gelegenheid om deze zes factoren af te toetsen op hun

volledigheid. De hulpverleners werden in zes groepen verdeeld en kregen per groep een blad met

één van de zes factoren op. Het doel van deze oefening was dat zij onderling reflecteerden en

neerschreven wat zij onder deze factoren zagen en hoe zij wilden dat dit concreet werd ingevuld en

vertaald naar de praktijk. Dit was een eerste aftoetsing van de perceptie van hulpverleners op de

werking van outreach De Steiger – De Meander. De uiteindelijke bedoeling was een eerste zicht te

krijgen op wat hulpverleners als werkzaam ervaren en wat niet, en hoe zij willen ondersteund

worden in hun dagelijks handelen als team.

In een tweede fase van dit onderzoek werd aan de slag gegaan met de twee geselecteerde casussen

van Outreach De Steiger – De Meander. Zowel de ouders als de hulpverleners werden geïnformeerd

en de eerste afspraken werden gemaakt. Vooraf aan de interventies van het outreachteam werden

per casus telkens 3 interviews afgenomen als voormeting, dit tijdens de periode januari – maart.

Tijdens de interventies (voornamelijk adviesgesprekken en observaties,) werd het proces vanop

afstand opgevolgd. De nameting vond plaats in de periode van mei – juni. Dezelfde actoren werden

geïnterviewd. Telkens ging het om beide ouders (die samen werden geïnterviewd), om de

Page 36: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

36

orthopedagoog (die in beide casussen de verwijzer is) en om een aantal persoonlijke begeleiders van

de cliënt. In totaal werden twaalf interviews afgenomen. Elk interview duurde gemiddeld 1 uur.

4.5 Instrumenten

Bij dit kwalitatief onderzoek werd als dataverzamelingsmethode gebruik gemaakt van

halfgestructureerde interviews. “In een halfgestructureerd interview liggen de vragen en

antwoorden niet van tevoren vast, maar de onderwerpen wel” (Baarda & van der Hulst, 2012, p.19).

Belangrijk bij deze interviews is dat er bij bepaalde thema’s of onderwerpen doorgevraagd wordt

(Baarda & van der Hulst, 2012). Er werd – eveneens in samenspraak met het outreachteam – een

interview leidraad opgesteld waarbij de structuur van het interview opgedeeld werd in vier thema’s:

de cliënt, het team in de organisatie, het informele netwerk en outreach. Bij elk thema werden een

aantal topics voorop gesteld. Afhankelijk van hoe vlot het gesprek liep, werden bijvragen gesteld. Op

die manier werd er naar gestreefd om de volledige context te begrijpen en als het ware een foto te

nemen van de huidige situatie. Bij de voormeting werden ook een aantal verwachtingen

uitgesproken over de evoluties die de actoren wilden doormaken en over de rol die outreach hierin

kan spelen. In de nameting werd hierop teruggekomen

4.6 Analyse

De halfgestructureerde interviews werden geanalyseerd aan de hand van een thematische analyse.

Onder een thematische analyse verstaan we een analyse van de hoofdthema’s, gevonden in

interviews en andere kwalitatieve data (Van Hove & Claes, 2011). Een thematische analyse kan een

nuttige en flexibele analytische methode zijn, indien er aan een minimaal aantal voorwaarden is

voldaan. Volgens Van Hove & Claes (2011) zijn er drie centrale processen betrokken: transcriptie, de

analystische inspanning en de identificatie van thema’s en subthema’s.

Braun & Clarck (in Van Hove & Claes, 2011) stellen dat een thematische analyse kan opgedeeld

worden in 6 fasen, waarbij er heen en weer wordt gegaan van de ene fase naar de andere:

Stap 1: vertrouwd geraken met de verzamelde data

Stap 2: initiële codering

Stap 3: zoeken naar thema’s gebaseerd op de initiële codering

Stap 4: herzien van de gekozen thema’s

Stap 5: definiëren en labelen van de thema’s

Stap 6: schrijven van het verslag

Deze thematische analyse is uitgevoerd met behulp van Nvivo10. De interviews zijn letterlijk

getranscribeerd en zijn aan de hand van een boomstructuur gecodeerd en geanalyseerd. Nvivo is een

softwarepakket ontworpen om interviews te analyseren en te organiseren (Standford University,

2011). Mortelmans (2011) geeft aan dat Nvivo snel en efficiënt is en bovendien beschikt over

doorgedreven analyse-instrumenten. Daarnaast zegt Macer (2011) dat bij Nvivo de onderzoeker nog

Page 37: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

37

steeds centraal staat in het analyseproces en hij de interpretaties zelf moet maken. Op die manier is

er nog voldoende ruimte voor de vaardigheden en intuïtie van de onderzoeker (Macer, 2011).

De boomstructuur die gehanteerd wordt bij de analyse van de interviews afgenomen bij start van dit

onderzoek is gebaseerd op de opbouw van de interview leidraad, die gebaseerd is op 4

hoofdthema’s:

Tabel 1: boomstructuur voormeting

CLIENT TEAM - ORGANISATIE NETWERK OUTREACH

Contactname met

anderen/

communicatie

Communicatie en

beslissingname over

de cliënt

Draagkracht gezin Verwachtigen van het

team over de cliënt

Gedrag vandaag Draagkracht

teamleden

Verwerkingsproces -

verlieservaringen

Verwachtingen van

het netwerk over de

cliënt

(Huidige) aanpak Gevoelens over de

cliënt - over de situatie

Visie op en ervaringen

met het team –

organisatie

Visie op en

verwachtingen over de

werking van outreach

Medicatiegebruik/

medisch

Visie op en ervaringen

met het netwerk

Wat loopt nog goed? Teamdynamiek

Zelfredzaamheid en

hygiëne

Draagkracht cliënt

Bij elke casus wordt eerst kort een algemene voorstelling geschetst op basis van verslagen van de

voorziening/school en via gesprekken met de betrokken actoren. Daarna zijn op basis van de

thematische analyse, van de afgenomen interviews tijdens de voormeting, enkele thema’s naar

voren gekomen die belangrijk waren voor de netwerkleden en/of de hulpverleners. Wat betreft het

functioneren van de cliënt en de visie van het netwerk en het team wordt eerst een korte

situatieschets weergegeven. Deze thema’s werden bevraagd opdat er een volledig beeld van de

situatie kon worden geschetst. Op die manier kon tijdens de nameting gevraagd worden naar

veranderingen binnen elk thema en de rol die het outreachteam hierin heeft gespeeld. Na de korte

Page 38: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

38

situatieschets worden aan de hand van een tabel de visie op en de verwachtingen over het

outreachteam geschetst. In het kader van dit onderzoek wordt de visie van de netwerkleden duidelijk

onderscheiden van de visie van de hulpverleners. Gelijkenissen en verschillen worden benadrukt en

weergegeven in een tabel. Na deze tabel worden de visies verder uitgediept door middel van citaten

opdat de perceptie van de betrokken actoren zo getrouw mogelijk wordt weergegeven.

Na een drietal maanden werden de actoren opnieuw bevraagd. De nameting gebeurde op basis van

dezelfde thema’s. Enkel bij het thema ‘outreach’ werden de vragen aangepast. De boomstructuur

voor de nameting ziet er als volgt uit:

Tabel 2: boomstructuur nameting

CLIENT TEAM - ORGANISATIE NETWERK OUTREACH

Contactname met

anderen/

communicatie

Communicatie en

beslissingname over

de cliënt

Draagkracht gezin Werkzame factoren

volgens het netwerk

Gedrag vandaag Draagkracht

teamleden

Verwerkingsproces -

verlieservaringen

Werkzame factoren

volgens hulpverleners

(Huidige) aanpak Gevoelens over de

cliënt - over de situatie

Visie op en ervaringen

met het team -

organisatie

Toekomst-

verwachtingen

Medicatiegebruik/

medisch

Visie op en ervaringen

met het netwerk

Wat loopt nog goed? Teamdynamiek

Zelfredzaamheid en

hygiëne

Draagkracht cliënt

Net zoals tijdens de interviews bij de voormeting, werden de interviews afgenomen bij de nameting

geanalyseerd via een thematische analyse. Opnieuw wordt eerst een korte situatieschets

weergegeven waar de veranderingen bij het functioneren van de cliënt en de algemene situatie

worden aangetoond. Daarna worden de werkzame factoren zoals aangegeven door de betrokken

actoren geschetst in een tweede tabel. Gelijkenissen en verschillen worden ook hier naast elkaar

gelegd en na deze tabel worden de visies opnieuw verder uitgediept door middel van citaten.

Page 39: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

39

5 Resultaten

5.1 Casus Jeroen

5.1.1 Algemene voorstelling

Jeroen is een 16-jarige jongeman met een verstandelijke beperking en kernautisme. Hij gaat naar een

semi-internaat, verbonden aan een school voor buitengewoon onderwijs. De jongere zus van Jeroen,

Sarah, heeft eveneens een verstandelijke beperking en kernautisme. Ze gaat naar dezelfde school als

haar broer. Jeroen wordt door zijn omgeving omschreven als een lieve en gedienstige jongen. Hij

houdt van fysiek contact, maar kan zijn krachten niet steeds goed inschatten. Structuur en

duidelijkheid zijn essentiële elementen die aanwezig moeten zijn opdat Jeroen goed kan

functioneren. Voorspelbaarheid is hierbij een belangrijke factor. Bovendien is het van belang dat alles

zo goed mogelijk visueel wordt voorgesteld, zodat Jeroen begrijpt wat van hem wordt verwacht.

Ontbreekt een van deze elementen, dan geraakt hij gefrustreerd.

Jeroen praat niet, maar zijn auditieve vermogens zijn sterk ontwikkeld. Hij is heel gevoelig voor kleine

geluiden die zijn klasgenoten maken. Hij reageert hier gefrustreerd op en begint te roepen. Op die

wijze ontstaan conflicten. Als Sarah een crisis heeft, is dit voor Jeroen heel lastig. Hij kan hier niet

tegen, want Sarah gaat dan roepen, schreeuwen en slaan. Jeroen zou zijn zus fysiek aanvallen om

haar te doen stoppen, om haar te doen zwijgen. Sinds een jaar lijkt Jeroen vlugger overprikkeld. De

laatste maanden wordt hij ook sneller agressief. Terwijl het vroeger vooral om auto-agressie ging, is

dit nu tevens gericht naar anderen. Jeroen heeft nood aan motorische ontlading. Schommelen,

zwemmen en fietsen doet hij heel graag. Ook hierin kan hij zichzelf moeilijk begrenzen. Zijn veiligheid

en die van de anderen komt hierdoor in gevaar. Wanneer men hem tracht te stoppen, ontstaat er

weerstand, met agressie tot gevolg. Daarenboven stelt hij steeds meer zelfbepalend gedrag. Hij

bepaalt graag zelf wanneer hij activiteiten afrondt. Pas wanneer iets in zijn beleving ‘af’ is, kan hij

overgaan tot iets anders. Het is vooral bij overgangen of bij het afbreken van bepaalde activiteiten

die hij graag doet dat er non-verbaal, fysiek-grensoverschrijdend gedrag optreedt. Bovendien is zijn

fysieke gestalte iets waarmee hij een aantal dingen kan afdwingen van zijn omgeving.

Na een aantal incidenten op school heeft het middenkader besloten Jeroen uit de groep te halen en

hem tijdelijk in een apart regime te laten functioneren. Jeroen krijgt hier 1 op 1 begeleiding.

Activiteiten en rustmomenten wisselen elkaar af via een sterk gestructureerd dagschema. Ook

tijdens de vakanties wordt een apart programma voorzien. Deze geïndividualiseerde aanpak verloopt

vrij goed, maar is onhoudbaar op lange termijn. De orthopedagoog wil Jeroen nu opnieuw laten

functioneren in een meer geïntegreerde groep. Deze nieuwe groep is meer prikkelarm en lijkt meer

aangepast aan zijn noden. Het wordt puzzelen om Jeroen in dit geheel op te nemen. Het zal een

uitdaging zijn om een aangepast klimaat te creëren waarin mensen met uiteenlopende

ondersteuningsbehoeften elk hun plek krijgen en waar iedereen zijn spoor kan hebben. Dat wordt

volgens de school grootste uitdaging voor de toekomst. De structuur in deze groep zal moeten

worden aangepast en de begeleiders en leerkrachten zullen moeten worden voorbereid om met

Jeroen aan de slag te gaan. Om deze overgang vlot te laten verlopen en een grondige voorbereiding

te kunnen treffen, heeft de school een vraag naar ondersteuning geformuleerd van het

outreachteam De Steiger – De Meander.

Page 40: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

40

5.1.2 Opbouw

De bedoeling van de voormeting is om een zicht te krijgen op het functioneren van de cliënt, op de

visie van het team en deze van het netwerk. Deze situatieschets wordt dus bij aanvang van de

resultaten steeds weergegeven. Op basis van deze situatieschets kan een algemeen beeld geschetst

worden en kunnen verwachtingen van de netwerkleden en de hulpverleners t.a.v. het outreachteam

worden geschetst. Tabel 3 clustert deze verwachtingen. Deze voormeting is belangrijk omdat er op

die wijze een vergelijkingsbasis ontstaat.

Bij de nameting wordt de situatie zoals ze zich dan stelt, vergeleken met de situatie van de

voormeting. Ook dan wordt een situatieschets weergegeven. Op die manier werden verschillen

blootgelegd en werd onderzocht welke rol het outreachteam heeft gespeeld bij de realisatie van

bepaalde veranderingen en evoluties. Op die wijze werd getracht de werkzame factoren van een

outreachinterventie in kaart te brengen.

5.1.3 Voormeting

Situatieschets

� Functioneren cliënt:

Volgens de ouders van Jeroen ligt zijn communicatiestoornis aan de basis van zijn vele frustraties.

Jeroen praat niet en heeft nood aan duidelijkheid. Voor hem is het belangrijk dat alles zoveel

mogelijk wordt gevisualiseerd. Bovendien is zijn prikkelbaarheid toegenomen en kan hij weinig

geluiden verdragen. Jeroen doet er alles aan om die geluiden te stoppen. Hij kan zichzelf hierin

moeilijk begrenzen. Zijn prioriteit is opnieuw rust creëren. Elke methode is daarbij effectief. Jeroen

neemt wel gemakkelijk contact en houdt vooral van fysieke contacten. Daarnaast heeft hij ontdekt

dat hij met zijn fysieke krachten een aantal dingen kan afdwingen. Het moeilijkste voor de mama van

Jeroen is echter de hoeveelheid medicatie die hij krijgt. Ze vindt dat haar zoon zichzelf niet meer kan

zijn. Ze legt de verantwoordelijkheid hiervoor vooral bij de school.

Op school geven ze aan dat het over het algemeen wel goed loopt met Jeroen. Maar wanneer hij dan

toch gefrustreerd geraakt, vertoont hij grensoverschrijdend gedrag, waardoor hij zijn eigen veiligheid

en die van zijn omgeving in het gedrang brengt. De laatste tijd gaat Jeroen door een turbulente

periode. Zijn frustraties zijn toegenomen en zijn gedrag is veranderd. Hij heeft het moeilijk om

grenzen te aanvaarden en is op school regelmatig agressief. Vooral de leerkrachten en begeleiders

stonden onder druk en vonden de situatie niet langer houdbaar. Na een aantal agressie-incidenten is

er besloten om voor een bepaalde periode over te gaan naar een 1-1 begeleiding. Het aantal

activiteiten is teruggesnoeid en hij volgt momenteel een zeer gestructureerd en geïndividualiseerd

dagprogramma.

Besluitend kan gesteld worden dat zowel de ouders als hulpverleners aangeven dat Jeroen een

aantal frustraties heeft. Hij kan hier moeilijk mee omgaan en vooral bij irritaties door geluiden kan hij

uithalen. Beide partijen maken zich vooral zorgen over het feit dat Jeroen zijn macht heeft leren

ontdekken en hiermee een aantal zaken kan afdwingen. Daarnaast wordt duidelijk dat de school

voornamelijk focust op de negatieve manier waarop Jeroen contact neemt en op de negatieve

Page 41: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

41

gevolgen van zijn communicatiestoornis. De ouders kunnen momenteel meer de positieve

eigenschappen van hun zoon zien en kunnen zijn gedrag beter kaderen in een groter geheel. Wat de

aanpak betreft, hebben de ouders meer marge om flexibel in te gaan op de noden en behoeftes van

Jeroen. Op school hangt men meer vast een gestructureerd geheel waarin ze zo veel als mogelijk

proberen om het spoor van elke leerling te volgen. Het gaat hier om twee verschillende contexten,

dus de focus van aanpak ligt bij beide wat anders. Terwijl de school momenteel sterk het

gestructureerde dagschema naar voren schuift en een goed uitgewerkt plan hanteert, is er thuis

meer vrijheid en hoeft Jeroen geen strikt dagplan te volgen. Uiteraard zijn er wel enkele vaste

routines, maar de tijdsduur van de activiteiten is daar minder afgelijnd. De grootste verschillen in

visie zien we echter op het domein van medicatie. Terwijl de school een medicatieverhoging

noodzakelijk vond, zijn de ouders sterk gekant tegen elke vorm van medicatie. Ze vinden dat dit hun

zoon belemmert in zijn functioneren. Beide partijen zijn het wel eens dat alles algemeen vrij vlot

verloopt met Jeroen. Het is eerder op zeldzame momenten dat ze een agressieve Jeroen zien en het

zijn vooral die momenten dat je hem moeilijk kan begrenzen. Allen geven ze aan dat zolang alles

duidelijk en goed visueel wordt voorgesteld, Jeroen een lieve jongen is.

� Team-organisatie & netwerk:

De ouders praatten tijdens het interview uitgebreid over hun visie op en ervaringen met de school.

Tot op heden verliep de samenwerking vlot. Ze zijn blij dat hun kinderen hier terecht kunnen en dat

de zorg kan gedeeld worden. Sinds er aantal incidenten geweest zijn met Jeroen op school, vindt

vooral de mama dat de school in paniek is geslaan. Ze hebben te snel conclusies getrokken en zijn te

weinig creatief geweest om oplossingen te zoeken, om op die manier opnieuw rust te brengen.

Hierdoor zijn zowel de ouders als Jeroen het vertrouwen wat kwijt in het team begeleiders en

leerkrachten. Bovendien missen ze op school enige expertise over autisme, aldus de ouders.

Vanuit de school wordt er met veel respect over de ouders gepraat. Zij waarderen de inspanningen

die de ouders reeds hebben gedaan. De school erkent de draaglast van dit gezin. Tenslotte hebben zij

twee kinderen met een complexe problematiek. De ouders zijn tot veel bereid en proberen zo veel

als kan betrokken te zijn. Ze erkennen daarnaast dat de mama het moeilijk heeft met de nieuwe

aanpak. Zij heeft het gevoel dat ze haar zoon alles hebben ontnomen. Hij mag niet meer in de

klasgroep komen en het aantal activiteiten is sterk teruggeschroefd. De school weerlegt dit deels

door de complexiteit van het schoolsysteem te duiden. Zij moeten met meerdere leerlingen en met

meerdere perspectieven rekening houden en daarnaast moeten zij ten allen tijde ieders veiligheid

kunnen garanderen. Volgens de school kwam dit in het gedrang en werden ze gedwongen deze

maatregelen te treffen.

De begeleiders van Jeroen hebben de laatste periode een aantal intense momenten gekend. Voor

hen betekent de 1-1 begeleiding een adempauze. Deze turbulente periode was niet gemakkelijk voor

de meesten. Bovendien zal moeten bekeken worden welke leden van het team nog voldoende

draagkracht hebben om opnieuw met Jeroen te werken. Zij hebben daarbij nog andere leerlingen

waar ze verantwoordelijk voor zijn en ook voor hen willen zij een goed uitgebouwd traject.

Besluitend kan gesteld worden dat er doorheen de jaren een goede verstandhouding is ontstaan

tussen de ouders en de school. Toch is de visie die beide partijen over elkaar hebben, veranderd

Page 42: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

42

omwille van de gebeurtenissen van de afgelopen tijd. Er is meer contact tussen beiden sinds er meer

incidenten zijn geweest met Jeroen op school. De mate van contactname hangt dus af van het welzijn

van Jeroen. Beide partijen erkennen dat ze een moeilijke periode achter de rug hebben. Hoewel de

situatie thuis ondertussen al enige tijd gestabiliseerd is, duiden de ouders op de moeilijke periode die

ze hebben doorgemaakt. Op school is de situatie minder gestabiliseerd en hebben de leerkrachten

nood aan een rustpauze. De nieuwe vorm van begeleiding (cfr. 1-1 begeleiding) is voor de ouders

niet gemakkelijk om te verwerken. Bovendien geven ze aan dat er op school weinig eensgezindheid is

tussen de verschillende afdelingen. Er wordt volgens hen te weinig kennis over de omgang met

Jeroen doorgegeven tussen de verschillende leerkrachten en begeleiders, kennis die doorheen de

jaren is verzameld. Ook het gebrek aan expertise over autisme is iets wat de ouders zwaar valt. De

school erkent dat de nieuwe aanpak voor de ouders moeilijk ligt. Toch vinden zij dit noodzakelijk.

Verder trachten zij veel respect te tonen voor de manier waarop dit gezin hun leven organiseert en

proberen zij zo veel als mogelijk erkenning te geven voor hun inspanningen. Concluderend kan

gesteld worden dat alle betrokken actoren vinden dat er een goede verstandhouding is en dat de

samenwerking algemeen vlot verloopt. Men blijft streven naar een gedeelde zorg.

Tabel 3: visie op en verwachtingen over outreach

Deze tabel geeft de visie van zowel de ouders van Jeroen als van de hulpverleners die met hem

werken weer. In het groen worden de gelijkenissen tussen beide percepties aangeduid. Op die

manier worden gelijkenissen en verschillen wat betreft verwachtingen over en visie op het

outreachteam en Jeroen duidelijk weergegeven.

Perceptie netwerkleden Perceptie hulpverleners

Verwachtingen over het

functioneren van de

cliënt en zijn omgeving

na de

outreachinterventie(s)

� Medicatievermindering

� De draagkracht herstellen in de

verschillende settings

� Takenpakket, activiteiten en

mogelijkheden opnieuw uitbreiden

� Integreren in een groep en/of

opnieuw meer gemeenschappelijke

activiteiten

� Opnieuw een goed spoor vinden dat

goed is voor zowel Jeroen als het

team

� Terug meer aansluiting vinden met

de klasgroep, Jeroen op een

aangepaste manier betrekken bij

klasactiviteiten

� Gestructureerde momenten van

ontlading voorzien zodat Jeroen

voldoende draagkracht heeft om

met storende prikkels om te gaan

� Jeroen in het geheel van de groep

inpassen

� Nieuwe begeleidingsstijl

� De draagkracht herstellen in de

verschillende settings

Visie op en

verwachtingen over de

werking van outreach

Visie (op basis van eerste indruk):

� Professioneel en ervaren team

� De toestand wordt meteen klaar en

helder geanalyseerd, rekening

Visie (op basis van vorige

samenwerkingen):

� Ervaren

� Oog voor detail, een goed

Page 43: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

43

houdend met de context

� Zeer veel kennis over autisme

Verwachtingen:

� Het team hulpverleners adviseren

en begeleiden om de situatie op

school opnieuw te stabiliseren

� De kennis over autisme specifiek

vertalen naar de noden van Jeroen

observerend vermogen

� Kennis van zaken

� Outreach houdt een spiegel voor

Verwachtigen:

� Advies en tips rond aanpak en

organisatie

� Inschatting maken van de noden

van de cliënt en het team

� Beeldvorming

� Teamdynamiek onderkennen

� Bevestigen van wat reeds goed is

� Standvastigheid

� Kijken met een andere bril

Beide partijen hopen op een stabilisatie van de situatie na de interventies en streven naar een

herstel van de draagkracht in de verschillende settings. Hoewel een aantal gelijkaardige

doelstellingen worden geformuleerd, liggen de klemtonen van beiden niet volledig gelijk. Voor de

ouders is vooral belangrijk dat Jeroen opnieuw wat meer activiteiten kan opnemen en hij niet in de 1-

1 structuur hoeft te blijven. Daarbij geeft zijn mama sterk aan dat medicatieverlaging prioritair is.

“Zijn takenpakket en zijn mogelijkheden toch terug een beetje uitbreiden. Dat hij al terug

naar een groep kan, dat hij terug een activiteit samen kan doen, misschien dat dat fietsen en

dat schommelen op de één of andere manier toch kan.” (Mama)

“In hoeverre we van de medicatie wat af kunnen, dat is ook een groot item.” (Papa)

Voor de hulpverleners is het vooral belangrijk om het spoor van Jeroen goed uit te bouwen zodat hij

kan geïntegreerd worden in de nieuwe groep. Om dit te kunnen vervullen benadrukt de

orthopedagoog dat de draagkracht in de verschillende settings eerst zal moeten worden hersteld.

Het zal belangrijk zijn om goed in te schatten hoe sterk deze draagkracht is en hoe ze opnieuw kan

opgebouwd worden.

“Dan denk ik aan de draagkracht van de verschillende settings, als dat terug kan hersteld

worden, en dat het team het hier dan ook ziet zitten.” (Orthopedagoog)

“En momenten dat hij wel aankan, van hem toch een keer te betrekken bij klasactiviteiten,

op een aangepaste manier dan. Proberen die veiligheid te bieden, dat hij dan ook eens kan

ontladen, waardoor hij dan terug energie heeft om die voor hem storende prikkels de baas te

kunnen.” (Begeleider)

Het gaat er dus om te kijken hoe Jeroen opnieuw zijn plaats kan krijgen in het groter geheel, zonder

hem te overvragen.

“Hoe krijgen wij Jeroen en die andere die daar al zitten, hoe krijgen we die in een schoon

geheel gesmeed dat toch prikkelarmer is en waar dat iedereen zijn spoor kan hebben? [...]

Als wij hem hier goed geïntegreerd krijgen, denk ik dat we op een goed spoor zitten.

Misschien mits wat nieuwe leiderschapsstijl of ook begeleidingsstijl.” (Orthopedagoog)

Page 44: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

44

Beide partijen hebben vertrouwen in het outreachteam. Vooral de professionaliteit waarmee dit

team zich profileert, wordt als belangrijk geacht. De ouders van Jeroen hadden een goed gevoel bij

het eerste contact. Het meest belangrijke voor hen was de aanwezigheid van expertise over autisme.

De ouders gaven ook aan dat de ervaring van dit outreachteam een cruciale factor kan zijn.

“Nu moet ik zeggen dat ik van de mensen van outreach onmiddellijk een zeer goed gevoel

had, dat zijn professionelen die weten waar ze mee bezig zijn. Voor mij was het echt zoiets

van: oef, die mensen weten waarover ze praten.” (Mama)

“Het voordeel was dat ze dan eigenlijk klaar en duidelijk en helder de toestand konden

analyseren [...] ook tijdsgebonden, en plaatsgebonden [...] Ik was onder de indruk van de

kennis van autisme die ze hadden. Dat was belangrijk, want dat is kennis die ik in school

zeker niet terugvond.” (Papa)

De verwachting van de ouders is vooral een stabilisatie van de situatie op school. Ze hopen dat

outreach opnieuw wat meer rust kan brengen.

“Dat zij hun core business kunnen waarmaken in dit geval. Dat zij het team kunnen adviseren

en begeleiden om deze toestand met Jeroen terug naar “normaal” te brengen.” (Papa)

De school waar Jeroen gaat, had reeds eerder contact met enkele leden van het outreachteam via

bijscholingen. Er was bij aanvang al een basisvertrouwen aanwezig omdat reeds is gebleken dat dit

team over veel expertise beschikt. Wat de verwachtingen betreft, hopen zij dat er voldoende

ondersteuning aan het team wordt geboden opdat zij het goede spoor vinden om met Jeroen te

kunnen werken.

“Maar misschien ook gewoon die bevestiging, dat is ook al goed. Het is tof dat dat dan van

een partij komt die toch wel beslagen is in die zaken. Ik ben heel content dat er zoiets

bestaat, om een keer een spiegel te krijgen. [...] Ik ben blij dat zij altijd met een stuk bril

komen die wij misschien als blinde vlek nog niet ontdekt hebben. Dat daar details zijn

waarvan we zeggen: “dat hebben we eigenlijk nooit genoeg behartigd”.” (Orthopedagoog)

“Ook wat tips, denk ik, rond aanpakken en organisatie, hoe je het leefbaar kan houden in een

groep. Hoe dat we best – want dat kan soms in kleine details liggen – hoe we Jeroen nog

beter kunnen kennen en lezen en vooraf lezen en vooruit lezen.” (Orthopedagoog)

“En dan hoop ik dat outreach wel ook de teamdynamiek genoeg onderkent, om daar iets

mee te doen. En dat ze toch als buitenpersoon een balletje kunnen opgeven. En dan denk ik

dat wij gewoon opnieuw vertrokken zijn met Jeroen.” (Orthopedagoog)

Tabel 3 geeft duidelijk weer dat de verwachtingen over het functioneren van Jeroen en zijn context

enigszins verschillen. Voor zijn ouders gaat het er om dat Jeroen opnieuw kan participeren aan

verschillende activiteiten op school. Ze hopen dat hij opnieuw meer contact kan hebben met andere

klasgenoten en dat zijn medicatie sterk vermindert. De school wil Jeroen eveneens opnieuw

integreren in een klasgroep, maar legt de klemtoon vooral op het integreren van verschillende noden

en perspectieven in eenzelfde groep. Zij vinden het daarnaast ook belangrijk dat Jeroen opnieuw kan

deelnemen aan bepaalde activiteiten, maar moeten rekening houden met een groter geheel. Hun

Page 45: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

45

verwachtingen ten aanzien van de toekomst gaan over zowel Jeroen als over het team en de

volledige klasgroep. Het team moet opnieuw vertrouwen winnen en er moet bekeken worden op

welke manier men Jeroen zal begeleiden in de toekomst. Zowel de expertise als de professionaliteit

van het outreachteam worden door iedereen sterk gewaardeerd. Opvallend is dat de ouders weinig

verwachtingen formuleren ten aanzien van de thuiscontext. Zij hopen vooral dat de situatie op

school gestabiliseerd wordt en er concrete handvatten worden aangereikt voor de school zodat zij

Jeroen beter kunnen inschatten. Ook de school is vragende partij voor advies en tips rond aanpak. De

verwachtingen van de school kunnen breder gesitueerd dan de verwachtingen van de ouders. De

school stelt zowel verwachtingen op cliëntniveau als op teamniveau. De school hoopt eveneens dat

outreach duidelijkheid kan brengen over de manier waarop de integratie in de groep kan gebeuren

en met welke elementen ze rekening moeten houden. Daarnaast hopen zij dat dit outreachteam de

situatie vanuit een ander perspectief benadert en op die wijze openingen creëert om opnieuw met

Jeroen aan de slag te gaan.

5.1.4 Nameting

Situatieschets

� Functioneren cliënt:

De ouders geven aan dat het gedrag van Jeroen thuis weinig veranderd is de laatste maanden. Hij is

nog steeds even actief, de vaste dagstructuur wordt gevolgd en hij heeft nog steeds veel nood aan

motorische ontlading. De enige gedragsverandering die zijn ouders opmerken, is dat Jeroen ’s

morgens minder graag naar school vertrekt. Hij toont weerstand wanneer hij zich moet aankleden en

wordt soms kwaad bij het zien van zijn schoolkleren. Bovendien zijn er nog steeds momenten dat

Jeroen niet vlot van de bus komt op school. Hoewel deze momenten in frequentie verminderd zijn,

geven zijn ouders aan dat er periodes zijn dat dit moeizaam loopt. Dit komt vooral voor wanneer een

voor Jeroen minder vertrouwde begeleider hem opwacht. Jeroen heeft tijd nodig om zijn begeleiders

te vertrouwen. De grootste zorg van mama is dat Jeroen niet meer gelukkig is op school en hij op een

dag helemaal niet meer wil gaan. De ouders vinden het bovendien geen goede inschatting van de

school om iemand zonder ervaring Jeroen te laten begeleiden. Daarnaast hebben de ouders het nog

steeds enorm moeilijk met de hoeveelheid medicatie die hun zoon krijgt. Zelf geven ze minder

medicatie als Jeroen thuis is. Ze vinden dat hij zichzelf niet meer kan zijn. De mama van Jeroen is ook

nog steeds van mening dat de school te snel naar medicatie grijpt, dit omdat ze te weinig kennis en

ervaring zouden hebben over de problematiek van Jeroen.

Jeroen functioneert vrij goed op school. Ondertussen zijn ze op school vanuit het crisisregime naar

een meer geïntegreerde groep geëvolueerd. Ze hebben het gevoel dat er meer stabiliteit is en dat er

opnieuw ruimte is gecreëerd om de activiteiten van Jeroen uit te breiden, aangepast aan zijn

interesses en motivatie. Er zijn bovendien meer groepsmomenten voorzien in zijn dagschema. Doch

geven de begeleiders aan dat de agressiviteit nog niet helemaal verdwenen is. Jeroen blijft op

sommige vlakken onvoorspelbaar. Net zoals de ouders merken de begeleiders dat ze heel wat

moeten investeren in de relatie met Jeroen opdat hij hen kan vertrouwen. Door het intens

opbouwen van een vertrouwensrelatie, kunnen de begeleiders de signalen van Jeroen beter lezen,

waardoor ze bepaalde spanningsbronnen sneller opmerken. Het gevolg hiervan is dat ze beter

Page 46: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

46

kunnen anticiperen op bepaalde situaties, waardoor opnieuw rust kan worden gecreëerd. Volgend

schooljaar zullen bij Jeroen afwisselend drie vaste begeleiders staan. Dit zal voor meer continuïteit

zorgen.

Het belangrijkste in omgang met Jeroen blijft de voorspelbaarheid en het duidelijk gestructureerde

dagschema. Jeroen moet weten wat van hem verwacht wordt. De school is op zoek gegaan naar

meer creatieve manieren op met Jeroen om te gaan. Het uiteindelijke doel is om hem meer te

integreren in de groep terwijl ze tegelijkertijd voldoende aandacht willen behouden voor zijn eigen

zelfstandige spoor – los van de groep. Door het langzaam integreren van Jeroen in deze nieuwe

groep, rekening houdend met zijn draagkracht, is er stilaan een goede dynamiek ontstaan. Wat de

aanpak van Jeroen betreft, is er op aanraden van outreach steeds een begrenzing voor en na elke

activiteit. Jeroen en zijn begeleider beginnen samen aan iets, dan laat de begeleider Jeroen een

moment alleen om de activiteit zelfstandig uit te voeren, waarna ze samen eindigen en de volgende

activiteit beginnen. De school erkent tevens dat de ouders het moeilijk hebben met de hoeveelheid

medicatie die Jeroen momenteel krijgt. Bovendien geven de begeleiders ook aan dat Jeroen

inderdaad meer passief is als hij de medicatie heeft gekregen. De school stelt dat de medicatie nog

moet worden aangepast, maar dit om een langzame afbouw vraagt. Ze volgen dit momenteel nauw

op, omdat ze weten dat dit voor de ouders heel belangrijk is.

� Team-organisatie & netwerk:

De ouders benadrukken dat ze tevreden zijn met de inspanningen die de school tot nog toe heeft

gedaan. Het is de school die outreach er bij heeft gehaald en dus het initiatief heeft genomen om de

situatie met Jeroen opnieuw te stabiliseren. Dit is iets wat voor de ouders belangrijk is geweest.

Hoewel de ouders vinden dat de aanpak van de school terug op het goede spoor zit, verwachten ze

nog meer creativiteit op bepaalde vlakken. Zij vinden dat de school nog te weinig gebruik maakt van

de mogelijkheden die Jeroen heeft. Volgens de ouders onderschatten zij hoe sterk hun zoon is. De

mama van van Jeroen vertelt dit als volgt: “Maar ik denk dat ze in de school nog nooit iemand als

Jeroen gehad hebben: iemand die niet verbaal is en die zwaar autistisch is, maar waar je veel mee

kan doen. Iemand die matig intellectueel gehandicapt is, je kan er dus iets mee bereiken. En dan nog

zijn lengte. Het is een combinatie van verschillende factoren. Ik denk dat ze dat onderschat hebben.”

Daardoor heeft het vertrouwen van de ouders een deuk gekregen. De school zou bang zijn om

nieuwe dingen uit te proberen en ze hebben nog te veel schrik van Jeroen, aldus de ouders. Toch zijn

ze al meer creatief en zijn ze op zoek gegaan naar nieuwe manieren om Jeroen opnieuw meer

activiteiten te laten doen op school. Bovendien voelen de ouders zich betrokken en appreciëren ze

het dat de begeleiders een beroep doen op hen zodat ze Jeroen beter zouden kunnen inschatten en

lezen. De communicatie met de school wordt door de ouders als open en vlot omschreven. De

ouders benadrukken tot slot dat de verstandhouding met de school nog steeds goed is, ondanks de

moeilijke periode die er geweest is.

De begeleiders die met Jeroen werken voelen zich naar eigen zeggen opnieuw veilig. Steeds meer

worden kleine successen geboekt in de omgang met Jeroen en de leuke momenten lijken terug te

keren. Dit zorgt voor meer draagkracht bij de teamleden die momenteel met hem werken. De

orthopedagoog geeft aan dat de begeleiders blijven groeien en dat ze nu sterker staan dan een

aantal maanden terug. Er is minder twijfel, meer rust en meer stabiliteit. Dit heeft als gevolg dat het

Page 47: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

47

team wil blijven investeren in deze nieuwe geïntegreerde groep en dat ze mee willen denken op

welke wijze de integratie concreet vorm kan krijgen, opdat het spoor van elk kind in deze groep kan

gevolgd en gerespecteerd worden. De communicatie met het netwerk verloopt voornamelijk via de

mama van Jeroen. Bij aanvang van het crisisregime was het vooral de orthopedagoog die telefonisch

contact hield met haar, nu is dat meer een taak van de begeleiders. Zij telefoneren regelmatig met

haar om haar op te hoogte te brengen van evoluties en veranderingen. De begeleiders benadrukken

dat er een open communicatie is met het netwerk en ze niet het gevoel hebben dat één van beide

partijen iets verbergt of achterhoudt. De school voelt wel aan dat de afgelopen periode emotioneel

zwaar is geweest voor de ouders van Jeroen. Bovendien weet de school dat de ouders schrik hebben

dat hun zoon ongelukkig is. Volgens hen hebben de ouders het soms moeilijk met wie Jeroen is.

Bovendien voelen ze aan dat het vertrouwen van de ouders in hen wankel is. Toch is de relatie tussen

beiden steeds goed geweest. Alsook komt er volgend schooljaar een vertrouwd gezicht bij in de

groep van Jeroen. Dit is voor de ouders een belangrijke verandering en dit zorgt er volgens de

orthopedagoog voor dat de ouders opnieuw meer vertrouwen zullen krijgen in de school. De ouders

haalden dit ook aan en bevestigen het vermoeden van de school.

Tabel 4: werkzame factoren en toekomstverwachtingen over outreach

Deze tabel geeft de visie van zowel de ouders van Jeroen als van de hulpverleners die met hem

werken weer. In het groen worden de gelijkenissen tussen beide percepties aangeduid. Op die

manier worden gelijkenissen en verschillen wat betreft de manier waarop beiden de werkzame

factoren hebben ervaren geduid en krijgen we een zicht op de toekomstverwachtingen die ze stellen

t.a.v. het outreachteam.

Perceptie netwerkleden Perceptie hulpverleners

Werkzame factoren Vakmanschap:

� Expertise over autisme

� Ervaren team

� Het schetsen van een volledig beeld

over verschillende contexten heen

� Het doorgronden van

situaties/contexten � sterk

analytisch vermogen

� Het outreachteam drukt zich klaar

en helder uit

� Outreach begreep hoe Jeroen in

elkaar zat, wie Jeroen was

� Het bewaken van de realiteit

Inzetten op relaties:

� Goede verstandhouding tussen het

outreachteam en de ouders

� Zich begrepen voelen, elkaar

begrijpen

� Beschikbaar

� Toegankelijk

Vakmanschap:

� (Psychiatrische) deskundigheid

� Standvastig

� Oog voor detail

� Verduidelijkend

� Ze kunnen elke context apart zien

en analyseren

� Rijk van inhoud

� Ervaren team

� Reaching

Inzetten op relaties:

� Natuurlijk aanvoelen en begrijpen

van het team, cliënt en situatie

� Betrouwbaar, vertrouwen

Empowerment:

� Herkenbare tips

� Klankbord

� Concrete vertaling in elke situatie

Page 48: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

48

� Een luisterend oor, je kan met hen

praten

� Vertrouwen

Empowerment:

� Klankbord

� Herkenbare visie, herkenbaar beeld

“Wij zijn goed bezig”:

� Bevestigend

Verbindend:

� Verbindingsfiguur � herstellen van

vertrouwensrelaties

Persoonlijke ervaringen met

outreachwerkers:

� Doeltreffend

� Kwaliteiten en attitudes van het duo

“Wij zijn goed bezig”:

� Bevestigend

� Bekrachtigend

Verbindend:

� Het perspectief van verschillende

actoren wordt mee in rekening

gebracht, alle betrokkenen krijgen

een stem

� Neutrale derde, tussenpersoon

� Bemiddelaar, verbindingsfiguur

De andere bril:

� Blik van de buitenstaander

� Metavisie � overzicht behouden en

reflecteren

� Humor

Toekomstverwachtingen � De nieuwe aanpak/werking

observeren bij de start van het

nieuwe schooljaar

� Het resultaat van de nieuwe

maatregelen/aanpak komen

bekijken en analyseren

� Blijven tips geven aan het team en

de ouders

� De casus van zus Sarah opstarten

� Bevestigen dat de veranderingen in

aanpak op school oké zijn, dat het

beter met Jeroen gaat (� ouders

vragen geruststelling)

� Opvolging tijdens het volgende

schooljaar

� Casus Sarah opstarten

� Evalueren van de aanpak en

werking

� Blijven een meta-perspectief bieden

� Blijven in overleg gaan

� Andere cliënten en teams van de

school begeleiden en ondersteunen

� Samen de toekomst van Jeroen

bekijken en uitstippelen (a.d.h.v.

advies)

De werkzame factoren van dit outreachteam zijn volgens de ouders te situeren op verschillende

gebieden. De ouders geven bij aanvang van de nameting allereerst aan de ze blij zijn dat het

outreachteam realistische verwachtingen schept en durft aan te tonen dat niet altijd alles zal lopen

zoals men hoopt. Er zullen nog moeilijke momenten zijn en het is belangrijk dat iedereen hier

rekening mee houdt, aldus de ouders.

“Maar dat is ook hetgene dat outreach gezegd heeft. Dat het nog fout gaat gaan. En het kan

natuurlijk nog fout gaan.” (Mama)

Daarnaast hadden de ouders een gevoel van opluchting. Ze geven aan niet verwacht te hebben dat

er nog hulpverleners waren die hun zoon zo goed aanvoelen. Ze waren vooral blij dat deze

outreachwerkers hun kennis over autisme concreet hebben vertaald naar de persoon van Jeroen.

Voor de ouders was het dus vooral belangrijk dat iemand hen begreep, dat iemand kon inschatten

hoe zij zich voelden en welke noden zij hadden ten aanzien van deze situatie. Ze gaven bovendien

aan dat ze nood hadden aan expertise over autisme. Het outreachteam heeft op dit vlak de

Page 49: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

49

verwachtingen van de ouders overtroffen. Dit zorgde er voor dat zij dit team snel konden

vertrouwen.

“We begrepen elkaar perfect. Ik had zo direct het gevoel: “oef, eindelijk iemand die autisme

kent”. Omdat zij duidelijk Jeroen begrepen.” (Mama)

“Ze hebben altijd een luisterend oor. Ze waren steeds beschikbaar. Ik heb ook het gevoel dat

ze er wel mee bezig geweest zijn.” (Mama)

“Dus ik had niet veel hoop dat er nog iemand zou komen die iemand als Jeroen kent, versta

je? En dat was voor mij na die eerste vergadering ... ik was echt opgelucht want ik had nooit

gedacht dat er nog mensen bestonden die zo een Jeroen kennen.” (Mama)

Als aan de ouders gevraagd werd om de werking van outreach in een aantal kernwoorden te

omschrijven, haalden zij vooral termen als expertise en beschikbaarheid aan. Doch zijn het vooral de

personen van dit outreachteam die voor de ouders als het meest belangrijke worden gezien. De

dynamiek tussen de twee outreachwerkers is voor de ouders hetgeen zij als werkzaam hebben

ervaren. Daarenboven worden de analytische kwaliteiten van deze outreachwerkers hoog ingeschat.

“Expertise, doeltreffend, toegankelijk, een klankbord, je kan ze bereiken.” (Papa)

“En dan de kwaliteit van het mechanisme. En de kwaliteit van dat mechanisme is

waarschijnlijk voor 99% de kwaliteit van de mensen, van het duo. En die schatten wij zeer

hoog in. Plus, voeg daar nog aan aantal attitudes van dit duo bij, die niets met kennis en

ervaring te maken heeft. F. drukt zich heel helder en klaar uit, wat dus ook een zeer groot

voordeel is. En P. vult hem zeer goed aan, de stille waarnemer, de observator. De man die

het allemaal bijeen krabbelt. Dat gaat zeer goed samen. En F. is zeer sterk analytisch. Hij had

dus wel door toen hij zei dat ze teveel stress hadden om met Jeroen om te gaan, en dat komt

uit die angst. En ze hebben er schrik van, dat het nog een keer fout zou kunnen gaan. En dat

heeft hij gezien.“ (Papa)

“Voor mij is dat de nagel op de kop. Dat was het gevoel dat ik had. Dat vond ik heel sterk, dat

ze dat zo doorgronden.” (Mama)

Voor de hulpverleners bleek de aanwezigheid van het outreachteam eveneens een meerwaarde te

zijn. De begeleiders ervaarden dat hun stem in dit proces ook belangrijk was. Daarnaast werden

bepaalde dingen bevestigd, waardoor hun vertrouwen groeide. Het feit dat iemand van buitenaf

voor een groot deel hun visie beaamde, zorgde er voor dat zij opnieuw meer draagkracht kregen om

met Jeroen aan de slag te gaan. Bovendien wordt outreach gezien als een bemiddelingsfiguur tussen

de verschillende partijen, omdat ze vanop een afstand naar de situatie kunnen kijken en dus worden

zij meer als “neutrale derde” beschouwd.

“Wat ik wel vond voor mezelf, is dat veel dingen waar ik zelf achter stond, of waar dat ik over

dacht, dat zij het ook zeiden of verduidelijkten.” (Begeleider)

Page 50: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

50

“Want eigenlijk zijn ze toch wel, als ze hun beeld hadden gevormd over Jeroen, echt duidelijk

afgegaan op hetgeen de begeleiders gezegd hebben. Dat kwam wel duidelijk uit hun verslag.”

(Begeleider)

“Dat je dus een aantal ideëen hebt en dat je kan zeggen: “wij denken er niet alleen zo over,

andere mensen denken er ook zo over”.” (Begeleider)

“Iedereen herkent het als hij iets zegt: “zo moeten we het eigenlijk doen”. En dan weet ik dat

zij op het juiste spoor zitten. Ik vind het goed dat je dat klankbord hebt en je dus tussen de

verschillende partijen een bemiddelaar hebt. En dat is het schone. Want dat zouden wij

vanuit onze stoel niet zomaar kunnen zeggen.” (Orthopedagoog)

De perceptie van de hulpverleners toont ook aan dat het belangrijk werd geacht dat de situaties in de

verschillende contexten helder werden gesitueerd opdat het overzicht kon worden behouden en de

gepaste maatregelen konden worden genomen naargelang de noden en behoeftes van elk. Er werd

een totaalbeeld geschetst.

“Outreach is voor mij belangrijk – en dat was nog maar eens manifest in die vergadering de

laatste keer – hoe mooi ze dat kunnen afbakenen van: ik voel dat er een weg gegaan is, we

blijven dat zien, we zien elke context apart: thuis gaan we het doen zoals we het doen, hier

gaan we iets opzetten dat goed loopt maar laten we elkaar niet besmetten.”

(Orthopedagoog)

Vertrouwen is net zoals bij het netwerk een belangrijk item. Maar dit is voor de hulpverleners niet

voldoende. Ze hebben nood aan iemand die het overzicht kan bewaren en in staat is om te

reflecteren over de situatie. De positie van de “neutrale derde” en de buitenstaander wordt hier

opnieuw als zeer belangrijk geacht.

“Met de ervaring en de deskundigheid die ze etaleren. En ze hebben vertrouwen gewonnen

door in de thuissituatie alles te gaan bevragen. Dus de ouders hebben vertrouwen in hen en

wij hebben vertrouwen in hen. En de driehoek sluit zich dan om zo alles terug op het spoor te

krijgen.” (Orthopedagoog)

“Maar het is wel belangrijk dat je een soort meta-visie krijgt van hen. Ze hebben er ervaring

in, ze overzien de situatie terwijl wij er midden in zitten en met ons ogen open in putten

lopen. Dat is de kracht van hen, zowel hun deskundigheid als hun overzicht die ze behouden

en de reflectie er over. Dus dat is eigenlijk een beetje wat outreach doet: vanop een

buitenstaanderspositie reflecteren over een situatie die eigenlijk aan het mislopen is en

overheerst is en iedereen overheerst.” (Orthopedagoog)

Tot slot werd ook aan de hulpverleners gevraagd om de werking van dit outreachteam samen te

vatten in een aantal kernwoorden. Net zoals bij de netwerkleden werden enkel positieve termen

aangehaald. Vooral humor komt sterk naar voor. Ook het natuurlijk aanvoelen van de situatie door

de outreachwerkers wordt sterk gewaardeerd. Dat daarbij de nodige kennis en inhoud aanwezig is,

wordt enkel maar als een groot pluspunt gezien.

Page 51: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

51

“De manier waarop ze soms iets kunnen ontmijnen: iets heeft een spanning en met wat

humor wordt dat ontmijnd. Dat is zo wat rock ’n roll. Hij kan dat op een gewiekste manier, hij

voelt dat met zijn ellebogen aan hoe het zit en hij kan dat op een gewiekste manier

ombuigen. En dat maakt het voor iedereen draagbaar.” (Orthopedagoog)

“Voor mij de belangrijkste is reaching, en rich ook, rijk. Rijk van inhoud dat ze hebben en dat

ze ook iets willen bereiken. Ook searching. Searching-reaching. Het samen rond één doel en

vaste perspectieven afspreken, vond ik ook wel goed. En zo duidelijk. Dus omdat ze zo

standvastig zijn, ook in de beeldvorming, omdat zij het zeggen is dat allemaal goed, is het

aanvaardbaar en komt dat binnen. En ook deskundigheid, psychiatrische deskundigheid, dat

is ook wel belangrijk.” (Orthopedagoog)

Page 52: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

52

5.2 Casus Lien

5.2.1 Algemene voorstelling

Lien is een 36-jarige vrouw met een verstandelijke beperking en autisme. Sinds 2007 woont en werkt

ze in een Oost-Vlaamse voorziening. Een vijftal jaren geleden heeft Lien een turbulente periode

doorgemaakt. Ze werd opgenomen in de psychiatrie naar aanleiding van een depressief beeld en op

de afdeling vertoonde zij psychotisch gedrag. Mits een duidelijk dagschema, aangepaste medicatie en

het aanbrengen van een voorspelbare structuur ging het voor een lange tijd goed met haar. Na de

opname in de psychiatrie volgde Lien structurerende therapie. In de voorziening verhuisde ze van

wooneenheid en werd een totaal nieuwe structuur rond Lien uitgedacht, die heel lang werkbaar was

voor Lien en haar begeleiders. Het gaat om weekschema’s waarin staat wanneer welke activiteiten

en taken moeten worden uitgevoerd. De laatste tijd is het moeilijker voor Lien om deze schema’s

zelfstandig op te volgen. Lien heeft sinds een aantal maanden ook een vaste vriend waar ze graag en

veel tijd mee doorbrengt.

Zowel haar ouders als de begeleiders geven aan dat Lien de laatste twee jaar stelselmatig achteruit

gaat. Ze kan haar vrije tijd niet meer zelf invullen en komt nog tot weinig actie. Ze trekt zich

voornamelijk terug op haar kamer, waar ze een geluidsbarrière creëert om op die manier het contact

met anderen te vermijden. Wat contactname betreft, zijn er meer conflictsituaties dan positieve

ervaringen. Ze lijkt voornamelijk irritaties op te wekken bij anderen. Lien houdt zich verder ook niet

meer aan de gemaakte afspraken en is sterk gefixeerd op haar vriend. Ze wil het liefst al haar tijd bij

hem doorbrengen en ze is hierin moeilijk te begrenzen. Ze toont weinig tot geen interesse en

motivatie voor andere zaken. Als ze niet bij hem is, lijkt ze lusteloos en wil ze geen activiteiten of

taken doen. Het appèl dat haar ouders of begeleiders op haar moeten doen, wordt steeds

dwingender.

Lien heeft sinds een tweetal jaren diabetes. Dit komt door een combinatie van overgewicht en het

innemen van bepaalde medicatie. De begeleiding ervaart dagelijks dat Lien niet echt beseft welke

invloed dit heeft op haar lichaam. Haar suikerspiegel staat bijna altijd te hoog, maar wordt door Lien

ook niet consequent gemeten. Bovendien heeft Lien heel wat wondjes. Bij frustraties of wanneer ze

kwaad is, krabt ze aan deze wondjes. Ook steelt Lien eten uit de koelkast en diepvriezer. Ze kent

hierin geen grenzen en eet zelfs bevroren voedsel. Haar hygiëne en zelfredzaamheid zijn eveneens

sterk achteruit gegaan. Zo droogt ze zich niet meer af na het nemen van een douche en kruipt ze nat

in haar kleren. Zelf doet ze ook geen verse kleren of ondergoed meer aan. Ze is hiervoor aangewezen

op haar begeleiders.

Alle partijen willen graag dat Lien zich minder terugtrekt. Het uiteindelijke doel voor de begeleiders –

net zoals voor de ouders – is dat er bij Lien terug wat meer levenslust en blijheid komt. Hiervoor is

een vraag naar ondersteuning en advies geformuleerd naar het outreachteam. De initiële vraag – een

heel emotionele vraag – was of Lien nog op haar plaats zat in de voorziening. Deze aanmeldingsvraag

is getransformeerd naar de vraag: hoe kunnen we haar hier houden en een zo goed mogelijke

kwaliteit van leven bieden op verschillende levensdomeinen? De begeleiders willen graag advies over

de manier van aanpak opdat ze terug meer contact met haar kunnen hebben. De ouders willen graag

een nieuwe opname vermijden.

Page 53: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

53

5.2.2 Opbouw

De bedoeling van de voormeting is om – net zoals bij casus Jeroen – een zicht te krijgen op het

functioneren van de cliënt, op de visie van het team en deze van het netwerk. Deze situatieschets

wordt dus opnieuw bij aanvang van de resultaten weergegeven. Op basis van deze situatieschets kan

een algemeen beeld geschetst worden en kunnen verwachtingen van de netwerkleden en de

hulpverleners t.a.v. het outreachteam worden geschetst. Tabel 5 clustert deze verwachtingen. Deze

voormeting is belangrijk omdat er op die wijze een vergelijkingsbasis ontstaat.

Bij de nameting wordt de situatie zoals ze zich dan stelt, vergeleken met de situatie van de

voormeting. Ook dan wordt een situatieschets weergegeven. Op die manier werden verschillen

blootgelegd en werd onderzocht welke rol het outreachteam heeft gespeeld om deze veranderingen

te realiseren. Op die wijze werd getracht de werkzame factoren van een outreachinterventie in kaart

te brengen in tabel 6.

5.2.3 Voormeting

Situatieschets

� Functioneren cliënt:

De ouders van Lien geven voornamelijk aan dat het energiepeil en de motivatie van hun dochter

sterk gedaald is. Lien komt volgens hen tot weinig activiteit en haar leefwereld lijkt steeds kleiner te

worden. Thuis beperken haar activiteiten zich tot eten en slapen. Lien komt er dus niet meer toe haar

dagtaken te vervullen. Ook de contactname heeft zich tot een minimum beperkt en dit baart de

ouders zorgen. Ze kunnen geen gesprekje meer met haar aangaan en ze sluit zich af van haar

medebewoners. Toch zijn er nog momenten waarop Lien volgens de ouders op een positieve manier

contact met anderen kan beleven. Wanneer ze bijvoorbeeld spontaan eens langsgaan bij Lien,

kunnen ze gezellig samen zitten. Toch zijn deze momenten sporadisch en sterk verminderd over de

tijd. Lien besteedde vroeger veel aandacht aan haar uiterlijk en ze profileerde zich als een echte

dame. Ook dit is sterk achteruitgegaan. De hoeveelheid medicatie die ze neemt is gestegen. De

ouders denken dat de lusteloosheid en het tekort aan motiviatie voor een deel te wijten is aan dit

medicatiegebruik. Het grootste probleem op medisch vlak is echter de diabetes. Liens suikerspiegel

geraakt moeilijk onder controle. Voor haar ouders is het moeilijk hier mee om te gaan en haar te

begrenzen op het gebied van voeding. Ze geven aan te twijfelen over hun aanpak rond dit eetgedrag.

Wat de aanpak algemeen betreft, stelt het netwerk dat ze zich op dit gebied laten adviseren door het

team dat met Lien werkt. Bij belangrijke beslissingen vragen zij raad aan de begeleiders en stemmen

ze hun handelen hier op af. De ouders geven aan dat er ook nog aantal dingen zijn die goed lopen. Zo

is Lien gelukkig met haar relatie. Hoewel de ouders hun twijfels uiten over de invloed die haar vriend

op haar uitoefent, merken ze dat Lien toch telkens herleeft wanneer ze bij hem is.

Het team maakt zich voornamelijk zorgen over de regressie bij Lien. Komt ze toch tot een activiteit,

dan is dat wanneer de begeleiders een verplichtend karakter aan de activiteit koppelen. Ze hebben

het gevoel steeds achter haar aan te lopen om te zorgen dat ze doet wat ze moet doen. Lien trekt

zich voornamelijk terug op haar kamer. Haar leven lijkt zich volgens de begeleiders te beperken tot

liggen, slapen en eten. Ze trekt zich terug in het donker en sluit zich af van de buitenwereld. Lien kan

Page 54: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

54

verbaal communiceren, maar praat veel minder dan vroeger. Ze zal zelf weinig mensen opzoeken en

ze heeft weinig contact met andere bewoners, aldus haar begeleiders. De weinige interacties die ze

heeft, verlopen vaak in een negatieve sfeer en gaan vooral over het uitspreken van irritaties. Het

enige waar Lien nog gemotiveerd voor lijkt, is het opzoeken van haar vriend. Ze is sterk gefixeerd op

hem en houdt zich niet aan de gemaakte afspraken wat betreft de momenten waarop ze samen

mogen zijn. Wanneer de begeleiders Lien confronteren met haar gedrag, wordt ze opstandig. Het

komt voor dat ze auto-agressie vertoont. De begeleiders investeren steeds opnieuw in een dialoog

met Lien. Voornamelijk rond het maken van afspraken blijft dit moeizaam. De hulpverleners die

dagdagelijks met Lien werken, zien ook dat er toch bepaalde dingen zijn in het leven van Lien die nog

steeds goed lopen. Ze komt nog steeds elke dag uit bed en vertrekt relatief vlot naar het werk. Ook

haar vriend kan het een en ander losweken bij haar. Hij kan haar doen lachen en tegen hem lijkt ze

veel te vertellen. De orthopedagoog geeft ook aan dat ze graag naar huis gaat.

� Team-organisatie & netwerk:

Wanneer de ouders over het team dat Lien begeleidt praten, klinkt dat overtuigend positief. Ze

geven aan zich volledig te laten sturen door het team wat betreft de aanpak in omgang met Lien. Ze

vragen gericht advies en proberen hier mee aan de slag te gaan. Bovendien geven ze aan dat het

team hen spaart opdat zij hun evenwicht tussen draagkracht en draaglast kunnen behouden. Enkel in

crisismomenten worden ze uitgenodigd voor een gesprek. Dit om de krijtlijnen voor de toekomst bij

te stellen of te (her)evalueren. Ze lijken veel te hebben aan de handvatten die het team hen aanreikt.

Beide ouders duiden op het partnerschap dat doorheen de jaren is ontstaan met de begeleiders. Ze

hebben het gevoel dat ze ruimte krijgen om hun zorgen te uiten en vertrouwen op de mening van

begeleiders. De draagkracht van dit gezin wordt momenteel onder druk gezet omwille van

veranderende dynamieken die ontstaan wanneer Lien naar huis gaat. Ze geven aan dat het steeds

moeilijker wordt om Lien naar huis te halen. Hoewel hun realistische kijk op de situatie en hun

openheid ten aanzien van hulpverlening, blijft het voor deze ouders steeds een verwerkingsproces en

worden zij geconfronteerd met een aantal verlieservaringen. De ouders hebben het er voornamelijk

moeilijk mee dat ze hun dochter niet meer gelukkig zien. Vooral de mama kampt soms met

schuldgevoelens omdat ze Lien niet steeds kunnen uitnodigen op familiefeesten. Doch heeft ze zich

mede door de steun van het team leren verzoenen met de beperkingen van haar dochter en de

gevolgen die dat meebrengt voor het gezin. De hulpverleners van Lien voelen dat ze veel vertrouwen

krijgen vanuit het netwerk. De begeleiders ervaren dat er in het gezin spanningen zijn, voornamelijk

met de zussen. Het wordt steeds moeilijker om Lien te betrekken bij familiale gelegenheden, het

zorgt voor veel stress. De ouders hebben daarom nood aan bevestiging over hun handelen. Ze willen

graag horen wat de begeleiders denken over bepaalde afspraken en vragen steun bij het doorhakken

van knopen. Net daarom vinden de begeleiders het belangrijk om erkenning te geven aan de ouders.

Ze gaan hier over met hen in dialoog. Er is volgens de orthopedagoog een wederzijdse

vertrouwensrelatie.

Het team geeft aan dat de meerderheid van de beslissingen rond Lien in teamverband worden

genomen. Op die manier proberen ze bepaalde dingen vanuit verschillende invalshoeken te

benaderen. Lien blijkt een constante factor te zijn tijdens de teamvergaderingen. De orthopedagoog

geeft aan momenteel een afwachtende houding aan te nemen en te bekijken hoe de situatie

evolueert. Het wordt voor hen steeds moeilijker om de problemen met Lien in een ruimer geheel te

Page 55: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

55

kaderen. Het team is oprecht bezorgd, maar tegelijkertijd zijn ze bereid het onderste uit de kan te

halen opdat Lien opnieuw goed kan functioneren. Bovendien is dit volgens de orthopedagoog een

sterk team die op een constructieve manier kan omgaan met emoties en frustraties. Doch weegt het

gevoel dat ze de situatie niet meer in de hand hebben. Ze hebben het gevoel dat ze haar onderweg

zijn verloren. Ze denken net zoals de ouders dat Lien niet meer gelukkig is.

Algemeen kan gesteld worden dat de communicatie over Lien goed verloopt. De ouders hebben veel

vertrouwen in het team en durven aan te geven wanneer het thuis moeilijk is. Het team langs zijn

kant erkent dit en geeft aan dat ze zelf ook moeilijke periodes kennen. Doch geven beide partijen aan

nog voldoende draagkracht te hebben om Lien te blijven motiveren en steunen. Gedeelde zorg staat

voorop. Een gemeenschappelijk gevoel bij alle betrokkenen is een gevoel van bezorgdheid en

machteloosheid.

Tabel 5: visie op en verwachtingen over outreach

Deze tabel geeft de visie van zowel de ouders van Lien als van de hulpverleners die met haar werken

weer. In het groen worden de gelijkenissen tussen beide percepties aangeduid. Op die manier

worden gelijkenissen en verschillen wat betreft verwachtingen over en visie op het outreachteam en

Lien duidelijk weergegeven.

Perceptie netwerkleden Perceptie hulpverleners

Verwachtingen over het

functioneren van de

cliënt en zijn omgeving

na de

outreachinterventie(s)

� Stabiliteit

� Meer levenslust, motivatie, energie

� Meer contact met medebewoners

� Meer spontaniteit

� Lien moet terug kunnen lachen,

opnieuw gelukkig zijn

� Leefwereld opnieuw vergroten,

terug deelnemen aan

gezinsactiviteiten

� Meer blijheid en levenslust

� Weten op welk niveau Lien

functioneert en de aanpak hier aan

aanpassen

� Minder frustraties in haar omgeving

� Een zo goed mogelijke manier van

kwaliteit van leven te bieden.

� Groei bij Lien

� Stoppen van de regressie

� Lien trekt zich minder terug

� Minder dwingend appèl van

begeleiders

� Meer controle over de situatie

� Minder onrust bij Lien

� Slaappatroon stabiliseren

� Minder verbale agressie

� Meer contact met Lien

� Andere manier van dagbesteding

� Lien moet opnieuw gelukkig zijn

Visie op en

verwachtingen over de

werking van outreach

� Advies - handvatten in omgang

� Ondersteuning van de begeleiding

zodat zij terug beter met Lien

kunnen werken

� Methodes, methodieken

� Andere invalshoek, blik van de

neutrale derde

� Gericht advies over hoe het verder

moet � concrete zaken

� Compacte beeldvorming

� Oneliners, tips & trics

Page 56: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

56

� Ondersteuning en expertise

� Erkenning en bevestiging

De ouders hopen dat het outreachteam er mee voor kan zorgen dat hun dochter opnieuw gelukkig is.

Ze hopen daarbij vooral op stabiliteit en rust. Opdat ze terug kan participeren aan het dagelijkse

leven, denken de ouders dat Lien vooral nood heeft aan levenslust.

“Ze kan echt aanstekelijk lachen. Maar dat is lang geleden dat we dat gehoord hebben. Ze

terugbrengen, dat kan niet. Dat weten we. Maar gewoon dat ze stabiel blijft. Maar wij weten

ook niet – omdat ze voor het moment zo weinig contact heeft met haar medebewoners, dat

ze zich weer afsluit – weten wij ook niet of ze nog echt gelukkig is. En wij weten dat ze daar

wel echt goed is, maar zo wat meer levenslust...” (Mama)

Hun grootste verwachting ten aanzien van dit outreachteam is dat outreach er mee voor kan zorgen

dat ze opnieuw een meer actieve en participerende dochter hebben. Doch hebben ze een realistisch

beeld. Ze stellen hun verwachtingen niet te hoog, maar willen vooral investeren in kleine dingen.

“Die kleine details, dat ze wat meer openbloeit. Het komt er hem op aan om ons Lien weer

gelukkig te maken.” (Papa)

De verwachtingen van het team over de komst van het outreachteam zijn vrij gelijklopend met die

van de ouders. Er is vooral een vraag naar advies over de manier van aanpakken zodat Lien terug

beter kan functioneren. Ze zijn op zoek naar andere invalshoeken en hebben nood aan een frisse blik.

“Het is dat wat wij nodig hebben. Iemand die zegt van: “we bekijken dat en we zeggen

dat”. Wij hebben dat nodig. Want af en toe haal je haar uit haar bed. Je zou dan bijna

een schuldgevoel krijgen dat je haar uit haar veilige wereldje weghaalt.” (Begeleider)

Terwijl de begeleiders nood hebben aan een kernachtige en transparante beeldvorming, verwacht de

orthopedagoog meer concrete dingen:

“Ik verwacht geen beeldvorming. Wat niet wil zeggen dat ze waarschijnlijk zullen beginnen

met een beeldvorming en dat dat niet slecht zou zijn. Maar ik verwacht dat dat een beetje

verder gaat. [...] Als het traject stopt bij een duidelijke beeldvorming en dan “voila, trek nu

maar uw plan”, dan vrees ik dat er een zekere teleurstelling zal zijn, ook bij mij.”

(Orthopedagoog)

“[...]hoe kunnen we haar beter ondersteunen hier, zijn er nog mogelijkheden, zijn er nog

handvatten? Zo ja, geef ze, kunnen we wat krijgen? Wat het zou moeten zijn, is een aantal

zeer concrete zaken. Dus niet te veel fluf en niet te veel theorie, maar zeer concrete

oneliners. En wat ook belangrijk zal zijn voor dat team, is dat zij er zelf aan de slag mee

kunnen gaan, dat zij er iets mee kunnen doen. Dus op lange termijn een paar dingen

voorkauwen. Zeer concreet, redelijk concreet. Zodanig dat het gedragen kan blijven

worden.” (Orthopedagoog)

Het team stelt een aantal minimale doelstellingen voorop. Men is wel nuchter genoeg om te

beseffen dat er altijd een appèl nodig zal zijn van anderen.

Page 57: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

57

“Het is voor die sprankel in haar ogen nog eens te zien, dat we zeggen van ... hoe kunnen we dat

nu terug goed krijgen, waar zit dat?” (Begeleider)

“Maar mocht dat wat meer voor Lien en voor de begeleiding – op teamniveau dan – wat meer

onder controle zijn. Bijvoorbeeld doordat er een aantal zaken achter slot staan en dat Lien daar

ook een stuk rust vindt. En dat haar slaappatroon zich stabiliseert. Dat lijkt mij een zeer haalbare,

een minimale doelstelling eigenlijk. [...] Er zal altijd een appèl nodig zijn van de andere, maar dat

dat niet meer zo dwingend moet zijn en dat op de één of andere manier een nee een nee kan zijn

zonder dat er verbale agressie moet zijn. De vraag is of we dat mogen verwachten.”

(Orthopedagoog)

Zowel voor de ouders als voor het team is het prioritair dat Lien opnieuw meer levenslust kent. Beide

partijen hopen op een meer stabiele Lien die gemotiveerd is om terug deel te nemen aan het

huiselijke leven in de voorziening. Dit vooral voor het welzijn van Lien, maar tevens voor het welzijn

van haar omgeving. Daarnaast hoopt iedereen dat de contacten tussen Lien en haar medebewoners

positief evolueren, zodoende dat haar leefwereld vergroot. Ook haar gezinsleden en de begeleiders

willen graag meer en vooral een positief contact met haar. Een gemeenschappelijke doelstelling is

dat Lien minder onrust kent. Haar familie hoopt dat Lien in de toekomst terug wat meer kan

deelnemen aan gezinsactiviteiten. De begeleiding stelt de verwachtingen ten aanzien van Lien

breder. Zij willen dat de regressie stopt en dat ze een betere inschatting kunnen maken van het

niveau waarop Lien functioneert en hoe ze hun aanpak hieraan moeten aanpassen. Kortom streeft

iedereen er naar om Lien meer kwaliteit van leven te bieden op verschillende levensdomeinen.

De ouders van Lien zullen eerder onrechtstreeks in contact komen met outreach. Dit omdat Lien

weinig naar huis komt. Lien woont permanent in de voorziening en dus vinden zij dat het aan de

begeleiders is om te kijken wat werkt en niet. Zij vertrouwen er op dat het team de nodige

handvatten en tips die outreach hen geeft, zullen doorgeven. Het team verwacht naast concreet

advies en expertise ook dat outreach hen een ander perspectief biedt. Ze geven aan niet te weten

hoe het verder moet en hopen dus vooral dat outreach als “neutrale derde” hun blik kan verruimen.

De orthopedagoog benadrukt tenslotte dat erkenning en bevestiging belangrijk zullen zijn tijdens de

ondersteuning.

5.2.4 Nameting

Situatieschets

� Functioneren cliënt:

De ouders van Lien merken een aantal positieve evoluties wat betreft haar functioneren. Wanneer ze

naar huis gaat, is Lien veel actiever dan een aantal maanden geleden. Ze toont opnieuw meer

interesse voor dagdagelijkse zaken. Ze geven aan dat ze Lien als meer spontaan ervaren en zien bij

haar opnieuw meer levenslust. De aanpak van de ouders is doorheen de laatste maanden ook

veranderd. Wanneer ze haar naar huis laten komen, investeren ze in 1 op 1 momenten in een voor

haar vertrouwde omgeving. Lien lijkt dit leuk te vinden en zowel de ouders als zij zelf kunnen meer

intens van het moment genieten. Ze gaat ook al meer eens spontaan mee wandelen en lijkt over het

algemeen meer aan te kunnen. Het feit dat Lien meer open is en gelukkiger lijkt, is volgens de ouders

Page 58: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

58

ook omwille van de medicatieverandering. Deze aanpassingen hebben een positieve invloed op haar.

De contacten met hun dochter zijn niet in frequentie vermeerderd, maar zijn volgens de ouders wel

in kwaliteit gestegen. Lien kan al eens lachen, ze blijft langer aan tafel zitten en geniet van hun

aanwezigheid. Het enige dat moeilijk blijft, is het functioneren in grote groep. Lien wordt steeds

minder betrokken bij familiebijeenkomsten omdat dit voor te veel spanningen zorgt. Op aanraden

van de begeleiders is dit sterk verminderd. Andere familieleden focussen zich te sterk op de

aanwezigheid van Lien, die op haar beurt meer dwangmatig gedrag vertoont. Ondanks deze

moeilijkheden zijn de ouders algemeen zeer postief over de veranderingen die ze bij hun dochter

merken. Ze woont graag in de voorziening en het gaat beter als ze naar huis komt. Het lijkt voor

iedereen aangenamer, aldus de ouders.

Ook volgens de hulpverleners gaat het de goede kant op met Lien. Hoewel er nog een lichte regressie

bij Lien is en ze zich af en toe nog terugtrekt, en gaat het algemeen beter met haar. Ze hebben het

gevoel dat ze opnieuw meer ‘on track’ zit en ze gelukkiger is dan een aantal maanden terug. Net

zoals de ouders merken ze dat Lien actiever is en ze scherper staat. Ze kan zich opnieuw boos maken,

ze kan opnieuw lachen en is minder apatisch. De drang naar eten blijft wel groot. Daarom wordt in

de woning nog meer voeding achter slot gezet. Lien laat zich ook meer begrenzen en gaat niet in het

verweer wanneer de begeleiders haar minder eten geven dan voorheen. Haar vriend heeft daarnaast

ook een aantal lijstjes gekregen met wat ze wel en niet mag eten en dit lijkt te werken. Op medisch

vlak blijft Lien voor een stuk onvoorspelbaar. Haar suikerspiegel wordt nu wel meer structureel

gemeten en de medicatiewijziging heeft volgens de begeleiders ook een positief effect op Lien: ze

ziet er beter uit en haar gewicht daalt. De begeleiders stellen dat ze de medische opvolging zelf meer

in handen hebben genomen en daardoor een beter zicht hebben op het functioneren van Lien. De

begeleiders stellen ook dat ze haar dagelijkse verzorging meer in handen hebben genomen. Ze geven

aan dat ze eigenlijk over het algemeen meer taken overnemen van Lien. Ze lijkt dit nodig te hebben

en lijkt van deze 1 op 1 momenten te genieten. Bovendien gebruiken ze in hun handelen nu minder

woorden. Deze minder verbale aanpak lijkt duidelijker te zijn. Er zijn minder discussies en Lien voelt

minder druk. Tot slot geven ze aan dat ze steeds meer kunnen aanvaarden wie Lien is.

� Team-organisatie & netwerk:

De ouders van Lien stellen dat alles weer vlotter gaat. Ze hebben hun verwachtingen bijgesteld en

streven nu naar kwaliteitsvolle momenten met hun dochter. Ze zien het opnieuw meer zitten om

haar regelmatig naar huis te halen, het voelt niet langer als een verplichting. Bovendien geven ze aan

dat ze de situatie zoals ze nu is goed vinden. Ze willen de lat niet te hoog leggen. Als Lien gelukkig is,

is dat voor hen voldoende. Het lijkt dat ze de beperkingen van hun dochter meer aanvaard hebben.

Ze gaan op zoek naar andere manieren om met haar om te gaan en nemen haar niet telkens mee

naar de talrijke familiebijeenkomsten. Nu gaan ze regelmatig met Lien op een korte uitstap, rekening

houdend met haar draagkracht en interesses. Er zijn nu meer individuele contacten tussen Lien en

haar ouders.

De samenwerking met het team wordt door beide ouders nog steeds als schitterend omschreven.

Het vertrouwen blijft groot en ze zien dit team als een deel van de familie. De ouders stellen dat ze

alles tegen het team kunnen zeggen en dat er een open communicatie is. Ze voelen zich

ondersteund, ervaringen worden uitgewisseld en ze krijgen advies en tips van het team. Daarbij

Page 59: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

59

ervaren de ouders dat het team nieuwe moed heeft gekregen om andere dingen uit te proberen. Ze

denken dat het team door de komst van outreach nieuwe inzichten en nieuwe zuurstof heeft

gekregen.

Het team voelt op zijn beurt aan dat de ouders opnieuw meer positief staan t.a.v. hun dochter. Het

gaat dan ook steeds beter thuis. Lien is meer actief en dit is iets wat voor de ouders enorm belangrijk

is, aangezien zij zelf actieve mensen zijn. De begeleiders weten ook dat het thuis niet altijd even

gemakkelijk is. Als Lien alleen met haar ouders thuis is, loopt het goed. Zijn haar zussen of andere

familieleden op bezoek, dan vraagt dit enorm veel energie van Lien en voelt zij meer spanning.

Daarom geven de begeleiders aan dat ze de ouders trachten te stimuleren om meer individuele

momenten met haar in te bouwen. De begeleiders weten dat ze een belangrijke rol spelen in het

leven van dit gezin en proberen hen daarom voldoende erkenning te geven en te stimuleren om Lien

niet te overvragen.

De hulpverleners geven aan dat het niet steeds evident is om vat te krijgen op Lien. Ze hebben niet

altijd het gevoel dat ze haar ‘vast’ hebben. Soms weegt de situatie zwaar, maar ze hebben stilaan het

gevoel dat ze opnieuw in de goede richting zitten. Dit team wordt omschreven als een actiegericht

team. Ondanks alle tegenslagen en moeilijkheden blijven ze ondernemend. Ze hebben bovendien –

mede door de komst van outreach – een boost gekregen. Ze geven aan hun vechtlust terug te

hebben. Ze weten onderhand dat sommige dingen niet te veranderen zijn en aanvaarden steeds

meer wie Lien is en hoe ze functioneert.

Tabel 6: werkzame factoren en toekomstverwachtingen over outreach

Deze tabel geeft de visie van de hulpverleners weer. In dit geval worden geen gelijkenissen tussen

beide percepties aangeduid, omdat de ouders van Lien geen werkzame factoren van de

outreachinterventie kunnen aangeven.

Perceptie netwerkleden Perceptie hulpverleners

Werkzame factoren De ouders van Lien zijn niet rechtstreeks

in contact geweest met het

outreachteam. Er is nog geen

terugkoppeling geweest tussen de

voorziening, het outreachteam en de

ouders wat betreft de komst en de

interventies van het outreachteam.

Onrechstreeks hebben zij wel positieve

invloeden gemerkt van de aanwezigheid

van dit outreachteam. Het gaat weer

beter met Lien en ook het team lijkt

opnieuw meer vechtlust te tonen om

met de situatie om te gaan. Ze hebben

het gevoel dat er ademruimte gecreëerd

is.

Vakmanschap:

� Know-how

� Goed observerend vermogen

� Concrete tips (ook op basis van

observaties) � kennis wordt

specifiek toegespitst op cliënt

� Psychiatrische deskundigheid

� Focus ligt zowel op team als op

cliënt

� Gerichte observaties

Inzetten op relaties:

� Goed contact met outreachwerkers

Geruststelling en vertrouwen

Page 60: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

60

Empowerment:

� Er wordt niets overgenomen van

het team, er wordt samen met het

team naar andere handvatten

gezocht

� Het beter begrijpen van het gedrag

van de cliënt

“Wij zijn goed bezig”:

� Bevestigend

� Erkenning, steun

� Motiverend � duw in de rug

� Horen dat je goed bezig bent

De andere bril:

� Frisse blik van de buitenstaander

� Andere kijk binnen brengen

� Iemand van buitenaf die komt

kijken

� Het vanzelfsprekende wordt in

vraag gesteld

Veranderingen binnen het team door de

komst van outreach:

� Ademruimte creëren

� Aanvaarding bij team

� De aanwezigheid van de

outreachwerker zet iets in beweging

� Openheid creëren

Toekomstverwachtingen � Een terugkoppeling van de

bevindingen van het outreachteam

� Met iedereen rond de tafel zitten

om te kijken hoe het nu met Lien

gaat

� Tips en handvatten om met Lien om

te gaan in stresserende situaties

� Een goede afronding

� Terugkoppeling van en bevindingen

over de observaties van de

outreachwerker naar het team

� Advies en tips

� Afronding en terugkoppeling met de

ouders

� “Lage pitjes traject” � 1x/jaar

opvolging

De erkenning en bevestiging die het team kreeg, waren twee essentiële elementen om deze

interventie door het outreachteam als werkzaam te kunnen beschouwen. Het team had twijfels over

hun aanpak en wist niet goed meer hoe de situatie te benaderen. Door het geven van erkenning

hebben ze een deel van hun vertrouwen terug en hebben ze opnieuw meer ruimte om creatief te

zoeken naar manieren om met Lien en haar omgeving om te gaan.

“En toen heeft ze heel veel erkenning gegeven, ze heeft dat fantastisch gedaan. Ze had ook

onmiddellijk een ingang in dat team, wat chapeau is. En het leek alsof er dan heel veel was

veranderd. Niet zo zeer dat de situatie onmiddellijk veranderde, maar wel de blik, een stukje

de kijk van: “oké, we zijn wel goed bezig”.” (Orthopedagoog)

Page 61: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

61

“Ze heeft een stuk gerustgesteld. Druk van begeleiders weggenomen? Goh, misschien wel. Er

is wat ademruimte gekomen.” (Orthopedagoog)

“We hebben een duw in de rug gekregen, het is goed. Ik denk dat het al een boost heeft

gegeven.” (Begeleider)

Een interventie van outreach wordt volgens de orthopedagoog onderscheiden van een supervisie

omdat zij zowel met het perspectief van het team als met het perspectief van de cliënt aan de slag

gaan. Op die wijze is er meer diepgang en kan de hele situatie in zijn complexiteit gevat worden.

“De kracht van wat ze hier gedaan heeft, zit hem rond de werking met het team.”

(Orthopedagoog)

“Ik denk dat daar het verschil zit. Een heel waardevol verschil trouwens, dat het werkt vanuit

het perspectief van de cliënt, veel meer dan met het verhaal van de begeleider.”

(Orthopedagoog)

Het outreachteam wordt door de hulpverleners omschreven als positief, stimulerend en inhoudelijk

sterk. Toch is het vooral waardevol dat de kennis en expertise concreet worden toegepast op de

situatie, waardoor ze een stuk meer bruikbaar en herkenbaar wordt. Daarom schat het team de

waarde van de observaties door de outreachwerkers hoog in. Iemand van buitenaf die komt kijken, is

voor vele begeleiders belangrijk. Ze voelen zich serieus genomen en hebben het gevoel dat ze

worden gehoord.

“De buitenstaander, de frisse blik van de buitenstaander. En dan mag je die blik letterlijk

nemen. Het feit dat er iemand komt kijken, is belangrijk. Dat geeft zeer veel steun en

erkenning, ook al doet die niets. “Het is lastig, daarom kom ik kijken”. Dat is al veel. De know-

how, hoe dan ook. Want ze heeft zeer veel over autisme en vanuit autisme verteld. De know-

how, zonder dat dat boekenkennis is. Dat is ook een voordeel, ze is gaan kijken en heeft al

een aantal dingen toegespitst op Lien. Je kan vertellen over het autisme, maar ze zag het

specifiek vanuit Lien.” (Orthopedagoog)

“Ik denk dat dat er zeer belangrijke interventie is, die observaties. Ik denk ook dat het een

voorwaarde is om te mogen spreken op een team.” (Orthopedagoog)

Hoewel ze komen kijken en advies geven, nemen ze de situatie niet over. Het gaat er om de

begeleiders opnieuw voldoende vertrouwen te kunnen geven in eigen handelen.

“De efficiëntie van een actie en interventie zal niet liggen aan het feit dat ze gewoon binnen

komen en iets zeggen, maar in wat ze zeggen. En daarbij, en daar zijn ze ook mee bezig, is dat

ze teruggeven. Meestal vormen ze een beeld, maar de eigenlijke concrete acties laten ze

dikwijls aan het team over of samen met het team, maar nooit zeggen ze: “je moet dat, dat

of dat doen”. Want dat marcheert toch niet.” (Orthopedagoog)

Bovendien zorgt de komst van het outreachteam er voor dat het team verplicht wordt om de situatie

bloot te leggen en te kijken hoe de situatie is geëvolueerd over de tijd, waar mogelijke pijnpunten

liggen en welke aanpassingen nodig zijn opdat opnieuw stabiliteit kan gecreëerd worden. Daarnaast

Page 62: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

62

werkt het volgens de hulpverleners van dit team steunend dat anderen de moeite willen nemen om

de situatie van nabij te komen bekijken.

“Het zet iets in gang. Dat er iemand van buiten zich mee komt moeien – hoe je dat draait of

keert, dat is een stukje moeien – maar daardoor wordt er iets in beweging gezet.”

(Orthopedagoog)

“Gewoon iemand van buiten die komt kijken, komt observeren – want het is meer dan kijken

– naar Lien of gelijk wie, omdat het lastig loopt, dat werkt steunend. Want je geeft veel

erkenning, je bent nabij en tegelijkertijd zet je je niet onmiddellijk in die plaats van: “ik weet

hoe het hier moet en je bent niet goed bezig”.” (Orthopedagoog)

Omdat outreachwerkers als externen – en dus vanop een bepaalde afstand – naar situaties kijken,

kunnen zij nadruk leggen op bepaalde handelingen die door hulpverleners vaak als vanzelfsprekend

worden beschouwd. Voor hen is het gedrag dat de cliënt stelt alledaags, waardoor het moeilijker

wordt om bepaald gedrag als problematisch te ervaren. De hulpverleners stellen dat ze door de

observaties van de outreachwerker bepaald gedrag beter kunnen begrijpen en daardoor een meer

totaalbeeld van Lien hebben.

“Ik denk bijvoorbeeld aan de informatie die wij gekregen hebben rond Lien haar werk, dat ze

bepaalde rituelen moet afwerken. Als je dat weet, kan je daar rekening mee houden, dat je

niet achter haar aangaat en zegt dat ze moet gaan zitten.” (Begeleider)

“Het feit dat we Lien moeten aanvaarden en dat ze op zich wel gelukkig is, dat is wel

belangrijk dat we dat weten. Het feit dat je dat weet, dat ze dan moet rusten, dat ze dat

nodig heeft en dat dat niet erg is. Op zich is dat ook wel goed om dat te horen.” (Begeleider)

Page 63: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

63

6 Discussie

Het doel van dit onderzoek was om de percepties van hulpverleners en netwerkleden in kaart te

brengen wat betreft de werkzame factoren van een outreachinterventie. Hieronder worden de

belangrijkste conclusies getrokken betreffende dit onderzoek. Daarna worden een aantal

beperkingen beschreven en worden aanbevelingen geformuleerd voor de toekomst.

6.1 Bespreking van de belangrijkste conclusies

Werkzame factoren van een outreachinterventie, voor de doelgroep mensen met een verstandelijke

beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid, worden verschillend ervaren

afhankelijk van de percepties van de betrokken actoren. Zij kijken namelijk vanuit een ander

perspectief. Vaak is het zo dat netwerkleden sterk emotioneel betrokken zijn. Hoewel ook

hulpverleners meestal erg betrokken zijn bij het welzijn van een cliënt, gaat het voor netwerkleden

vaak om een broer, zus, dochter of zoon, waardoor ze het hele proces op een andere manier

beleven. De netwerkleden geven aan dat de goede relatie met de outreachwerkers en het

beschikken over voldoende expertise en vakmanschap door de outreachwerker als meest werkzame

factoren werden ervaren. Wat de perceptie van de hulpverleners op de werkzame factoren van een

outreachinterventie betreft, kan besloten worden dat vakmanschap en expertise voorop staan. Zij

vinden evenwel ook dat het bekrachtigende aspect een belangrijke rol speelt. De rol van de

buitenstaander wordt tot slot ook sterk beklemtoond. Het hulpverleningsproces werd in beide

casussen als een meerwaarde gezien. Hoewel de intensiteit van beide trajecten verschillend was,

geeft iedereen aan dat de aanwezigheid van de outreachwerkers er voor gezorgd heeft dat ze meer

inzicht hebben verworven in het functioneren van de cliënt, waardoor de verschillende contexten

opnieuw een betere balans tussen draagkracht en draaglast hebben verworven.

� Percepties van de netwerkleden:

In het kader van dit onderzoek werden vier netwerkleden geïnterviewd. Het ging bij elke casus

telkens om beide ouders. De ouders van Lien zijn niet rechtstreeks in contact geweest met leden van

het outreachteam. Hun visie op werkzame factoren is dus eerder ontwikkeld op basis van

onrechtstreekse invloeden en ervaringen. Deze ouders geven aan dat ze de aanwezigheid van

outreach hebben gemerkt via verschillende kanalen. Zo ondervinden zij dat wanneer hun dochter

naar huis gaat, ze opnieuw meer actief is en opnieuw meer levenslust uitstraalt. Ze is nu weer meer

geïnteresseerd in dagdagelijkse activiteiten en de kwaliteit van contacten met haar, zijn volgens de

ouders sterk gestegen. Daarnaast vinden zij dat het team opnieuw meer vechtlust toont, dat ze

opnieuw meer draagkracht hebben om met deze complexe situatie om te gaan. Hieruit kan besloten

worden dat het niet steeds noodzakelijk is om rechtstreeks in contact te staan met outreach om

onderhevig te zijn aan de invloed(en) van hun aanwezigheid. Hoewel de ouders van Lien een vraag

naar een terugkoppeling stellen, hebben zij niet het gevoel dat ze niet betrokken zijn geweest in dit

proces. Dit kan te maken hebben met de goede vertrouwensband die zij hebben met het team van

begeleiders dat dagelijks met Lien werkt. Voor de ouders zijn de begeleiders hun rots in de branding.

Bij moeilijkheden, spanningen of complexe situaties, laten zij zich quasi volledig leiden door het

advies van de begeleiders. Onrechtstreeks kregen zij hierdoor ook advies van outreach, hetzij via de

begeleiders. Belangrijk hierbij is dus de communicatie tussen de ouders en begeleiders. Mocht het

Page 64: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

64

contact tussen beiden niet zo goed zijn als hier het geval is, zouden de ouders misschien minder de

(postieve) invloeden van de aanwezigheid van het outreachteam hebben ervaren. Door het feit dat

de begeleiders zich sterker voelen en meer bevestigd worden door de aanwezigheid van het

outreachteam, worden de ouders ook versterkt, net door de relatie die er is. Er kan dus voorzichtig

besloten worden dat in het geval van deze casus de relatie tussen de begeleiders en het netwerk als

een zeer invloedrijke factor kan worden gezien wat betreft het ervaren van de onrechtstreekse

positieve gevolgen van de outreachinterventie.

Wat de netwerkleden bij casus Jeroen betreft, kan gesteld worden dat zij – in tegenstelling tot de

ouders van Lien – nauw in contact zijn geweest met de outreachwerkers. Al van bij het eerste contact

met het outreachteam De Steiger – De Meander hadden deze ouders een goed gevoel. Ze gaven aan

zich meteen begrepen te voelen en de kennis van de outreachwerkers werd sterk gewaardeerd. Er

werd snel voldoende opening gecreëerd bij de ouders, die het gevoel hadden dat er iemand was die

hen begreep en nog meer belangrijk: dat er iemand was die hun zoon begreep. De nameting toont

aan dat de netwerkleden vooral veel aandacht hadden voor de relatie die ze hadden met de

outreachwerkers. Ze hadden sterk het gevoel dat er naar hen geluisterd werd en dat ze als

waardevolle actoren mee in rekening werden gebracht. Voor de netwerkleden lijkt het dus van groot

belang dat er een basisvertrouwen aanwezig dient te zijn. Het feit dat de ouders de outreachwerkers

als beschikbaar en toegankelijk hebben ervaren, lijkt een meerwaarde te zijn. Daarnaast was het voor

de netwerkleden cruciaal dat deze derde partij over voldoende expertise beschikte wat betreft

autisme. De ouders weten dat Jeroen een aantal beperkingen heeft, maar tegelijk vinden ze dat hij

ook over heel wat sterktes en mogelijkheden beschikt. Volgens hen heeft outreach dit goed

ingeschat en hadden zij meteen zicht op wie Jeroen was. Zij geven eveneens aan dat outreach een rol

heeft gespeeld in het herstellen van het vertrouwen in de school. Outreach heeft als het ware als

verbindingsfiguur gefungeerd. Bovendien vonden zij het sterke analytische vermogen van het

outreachteam een grote troef, omdat er hierdoor een compleet beeld werd geschetst van de huidige

situatie. Outreach werkt tevens als klankbord. Ze luisteren, observeren en analyseren, maar nemen

de regie nooit volledig in handen. De ouders gaven aan dat hen als het ware een spiegel werd

voorgehouden. Dit zorgde er voor dat ze de complexiteit van verschillende contexten beter konden

begrijpen. Wat tips en advies voor aanpak betrof, voelden de ouders zich bekrachtigd omdat de

aangereikte handvatten herkenbaar waren. Dit was belangrijk voor de ouders opdat ze hun

vertrouwen in eigen pedagogische kwaliteiten konden behouden. Een van de netwerkleden gaf ook

nog aan dat de kwaliteiten en attitudes van de outreachwerkers een sterke troef waren. Hun

onderlinge samenwerking en dynamiek werd als professioneel en vlot ervaren.

� Percepties van de hulpverleners:

Om de percepties van hulpverleners op werkzame factoren van een outreachinterventie te

achterhalen, werden zowel bij casus Jeroen als bij casus Lien de orthopedagoog en één of twee

begeleiders geïnterviewd. Uit de analyses van beide casussen blijkt dat vakmanschap als belangrijkste

element naar voren wordt geschoven. De psychiatrische deskundigheid wordt overkoepelend als een

belangrijke werkzame factor benoemd. Het goede observerende vermogen en oog voor detail

worden eveneens als waardevol aanschouwd. Ook de observaties worden als werkzame factor

aangeduid, omdat begeleiders op die manier het gevoel krijgen dat ze ernstig worden genomen. Het

feit dat iemand van buiten af komt kijken naar hoe complex de situatie is en hoe moeilijk het loopt in

Page 65: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

65

de dagdagelijkse praktijk, wordt sterk geapprecieerd. Deze observaties vormen ook een goede basis

om advies te kunnen geven aan het team. Begeleiders ervaren het advies als bruikbaar omdat de

outreachwerker dit baseert op gerichte observaties en de kennis en expertise worden op die wijze

vertaald naar een concrete praktijk. De hulpverleners van casus Jeroen benadrukken ook de term

‘reaching’. De outreachwerker komt ter plaatste en ze stappen als het ware mee in de context van de

cliënt en gaan vanuit dit perspectief het geheel analyseren. Op die wijze worden zowel het

teamperspectief als het cliëntperspectief binnen gebracht. De hulpverleners uit beide casussen

vonden, net zoals de netwerkleden, dat de outreachwerkers alle perspectieven en contexten mee in

rekening brachten. De goede relatie met de outreachwerkers wordt eveneens door alle

hulpverleners benoemd. Bij beide gevalsstudies ligt de nadruk op het delen van informatie in een

vertrouwelijke sfeer. Zo wordt opnieuw rust gecreëerd en hierdoor stabiliseert de vastgelopen

situatie. Ook gaven beide orthopedagogen aan dat hun teams opnieuw meer vertrouwen hebben

gekregen in eigen kunnen door de komst van outreach. De spiegel die hen voorgehouden werd, heeft

als gevolg dat de hulpverleners de cliënt beter begrijpen en ze de situatie meer in handen hebben.

De rol van outreach als klankbord is dus van groot belang om het team opnieuw te motiveren en

gerust te stellen. De orthopedagoog van casus Lien vulde hier bij aan dat het belangrijk is dat

outreach niets uit handen neemt. Dit betekent dat de hulpverleners zelf de regie in handen blijven

houden en op die manier terug meer controle krijgen over de situatie. Daardoor wordt het team

versterkt en kunnen ze op een meer zelfstandige wijze omgaan met moeilijke situaties. Bekrachtiging

wordt tevens als een sterk werkzame factor gezien. Het team ziet vaak geen oplossingen meer en

gaat twijfelen aan het eigen kunnen. Wanneer iemand van buiten af bevestigd dat hetgeen je doet

goed is, geeft dit steun en erkenning. Erkenning en bekrachtiging zijn belangrijk opdat het team

gemotiveerd blijft om te investeren in de cliënt.

Wat tevens als een grote meerwaarde wordt gezien aan de werking van outreach, is dat de

outreachwerkers vaak de situatie met een andere bril gaan benaderen. Ze worden door

hulpverleners omschreven als “de neutrale derde”, als “de buitenstaander met de frisse blik”.

Hulpverleners vinden de aanwezigheid van een “neutrale derde” belangrijk omdat er op die wijze

ruimte ontstaat om in dialoog te gaan met het netwerk. Hulpverleners geven aan dat zij zelf vaak te

dicht betrokken zijn bij de cliënt en zijn netwerk om met een neutrale houding een gesprek aan te

gaan. Outreach kan op die wijze fungeren als verbindingsfiguur. Indien nodig kunnen zij ook de rol

van bemiddelaar aannemen. Bovendien kunnen outreachwerkers voldoende afstand bewaren en op

die wijze een meta-visie aannemen. Zij stimuleren hulpverleners eveneens om te blijven het

vanzelfsprekende in vraag te stellen. Vaak zitten zij vast in een bepaald patroon en gaan ze na

verloop van tijd een aantal dingen als ’normaal’ beschouwen. Outreachwerkers kijken zonder veel

vooroordelen naar de cliënt en zijn omgeving, waardoor zij andere elementen zullen benadrukken.

De rol van outreach is dus het stimuleren van hulpverleners om te kritisch te blijven reflecteren over

het eigen handelen en dit nam een stuk van hun onzekerheden weg. Tot slot werd in het geval van

casus Lien nog nadruk gelegd op de invloed die de aanwezigheid van outreach had op het team zelf.

Er werd voor dit team opnieuw ademruimte gecreëerd, wat er op zijn beurt voor zorgde dat het team

een stimulans kreeg om te blijven investeren in Lien. Daarnaast hadden ze het gevoel dat de

aanwezigheid van de outreachwerkers een beweging tot stand bracht, waardoor het team een meer

aanvaardende houding aannam wat betreft de problematiek van Lien en haar huidige manier van

functioneren. De orthopedagoog gaf in dit geval aan dat hij de indruk had dat het team meer inzicht

Page 66: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

66

heeft verworven in de persoon die Lien vandaag is. Ze hebben het beeld die ze vroeger van haar

hadden langzaam losgelaten en kijken nu naar Lien vanuit een ander perspectief.

� Vergelijking percepties netwerkleden – hulpverleners:

Als we de percepties van hulpverleners en netwerkleden vergelijken, zien we heel wat gelijkenissen.

De grootste gemeenschappelijke werkzame factor is de aanwezigheid van kennis en expertise.

Beiden geven aan dat dit een zeer belangrijke eigenschap is waar een outreachwerker dient over te

beschikken. Het feit dat dit outreachteam zeer ervaren is met deze doelgroep en over psychiatrische

deskundigheid beschikt, wordt zeer sterk gewaardeerd. Het zorgt er voor dat er meteen een

vertrouwen is in hun kunnen, waardoor zowel hulpverleners als netwerkleden snel geneigd zijn om

over te gaan tot open dialoog. Ook de outreachwerker als klankbord wordt door allen sterk

gewaardeerd. Doch ligt het accent van beide percepties ook deels anders. Netwerkleden stellen de

vertrouwensrelatie voorop, terwijl hulpverleners de bekrachtingsfactor als belangrijke werkzame

factor naar voren schuiven. Een ander opmerkelijk verschil tussen de visie van netwerkleden en

hulpverleners wat betreft het gegeven outreach, is de rol die men ze toeschrijft. Terwijl

hulpverleners sterk de nadruk leggen op een outreachwerker als buitenstaander, als neutrale derde

en bemiddelaar, geven de netwerkleden de outreachwerker eerder de rol van de beschikbare

vertrouwensfiguur. Zij schrijven hen minder een rol als buitenstaander toe, maar zien hen meer als

verbindingsfiguur tussen alle betrokken partijen. Netwerkleden legden in dit onderzoek ook meer

nadruk op de persoonlijke kwaliteiten van de outreachwerkers, terwijl hulpverleners eerder keken

naar de invloed die de aanwezigheid van outreach had op teamniveau. Allen waarderen ze wel sterk

de focus op het cliëntperspectief, omdat dit toch een perspectief is waar soms te snel aan voorbij

wordt gegaan.

� Wetenschappelijke vergelijkingsbasis:

Er is geen vergelijkingsbasis voor perspectieven van hulpverleners gevonden in de wetenschappelijke

literatuur. Wat de percepties van netwerkleden betreft, kunnen de bevinden van dit onderzoek

vergeleken worden met de onderzoeken van Hughes et al. (2011) en Maes en collega’s (2003).

Als de factoren, aangegeven door het netwerk, vergeleken worden met het onderzoek naar

succesfactoren van het outreachend werken door Hughes et al. (2011) uit Verenigd Koninkrijk, zien

we een aantal treffende gelijkenissen. Hughes et al. (2011) besloten in hun studie dat de

hulpverleningsrelatie en de beschikbaarheid van outreachteams sterk geapprecieerd worden. Ook de

ouders die werden geïnterviewd voor deze masterproef gaven aan nood te hebben aan een goede

vertrouwensrelatie met de outreachwerker en de beschikbaarheid van deze mobiele teams speelt

hierbij een belangrijke rol. Dit vormt immers de basis van een goede samenwerking. Bovendien

vinden de netwerkleden in het onderzoek van Hughes et al. (2011) dat het de taak is van de

outreachwerker om het vertrouwen in de hulpverlening te herstellen. De ouders van Jeroen hadden

hun vertrouwen deels verloren in de werking van de school en hadden het moeilijk met de weinig

beschikbare expertise die de school te bieden had. Door de komst van outreach hebben zij opnieuw

meer vertrouwen in hen. Daarnaast vinden de ouders van Jeroen ook dat door de komst van

outreach de expertise en know-how is toegenomen op school. Dit draagt bij tot een betere relatie

tussen beide partijen, wat een verdere samenwerking in de toekomst alleen maar bevordert.

Page 67: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

67

Daarenboven vinden de netwerkleden van dit onderzoek – net zoals de participanten uit het

onderzoek van Hughes en collega’s (2011) – dat het een pluspunt is dat de outreachwerkers over

verschillende contexten heen handelen. Dit zorgt er voor dat ze de situatie goed kunnen

doorgronden en een volledig beeld over de verschillende contexten heen kunnen schetsen. De

complexiteit van de situatie wordt daardoor in zijn geheel benaderd. De ouders van Jeroen voelen

zich ook begrepen door de outreachwerkers en hebben het gevoel dat er doorheen het traject een

goede verstandhouding is gegroeid met een wederzijds vertrouwen. Dit bevestigt eveneens de

bevindingen van het onderzoek uit het Verenigd Koninkrijk. In het onderzoek van Maes en collega’s

(2003) stellen netwerkleden dat ze ondersteuning, training en advies verwachten. Ook de ouders van

Jeroen stelden die verwachting. Een verwachting die werd ingevuld, waardoor ze met een tevreden

blik kunnen terugkijken op het reeds afgelegde traject.

Concluderend kan gesteld worden dat dit verkennend onderzoek naar de werkzame factoren volgens

de netwerkleden bij Outreach De Steiger – De Meander eerder onderzoek (Hughes et al. 2011; Maes

et al., 2003) naar de percepties van families over het outreachend werken grotendeels bevestigt.

6.2 Beperkingen van het onderzoek

Het onderzoek in het kader van deze masterproef dient als een verkennend onderzoek te worden

beschouwd. Een beperking is dat er slechts twee casussen, met een beperkt aantal participanten,

werden gevolgd. Hoewel de conclusies wat betreft de percepties van de netwerkleden sterk

aanleunen bij andere, gelijkaardige onderzoeken (Hughes et al. 2011; Maes et al., 2003), kunnen de

conclusies van deze masterproef niet veralgemeend worden naar de totale onderzoekspopulatie. Er

is bovendien geen vergelijkingsbasis gevonden in vorige onderzoeken om de bevindingen van de

hulpverleners mee te vergelijken. Een andere beperking is dat de onderzochte casussen onder

andere zijn gekozen op basis van bereidwilligheid tot medewerking. Het feit dat de participanten

vooraf reeds openstonden om deel te nemen aan dit onderzoek, kan de resultaten beïnvloed

hebben.

Deze exploratieve studie is een kwalitatief onderzoek en zoals bij andere kwalitatieve studies kan de

validiteit en betrouwbaarheid in twijfel worden getrokken (Bergsma, 2003). Doch stelt Bergsma

(2003) dat kwalitatief onderzoek even waardevol kan zijn als kwantitatief onderzoek. Het bijhorende

interpretatieve paradigma stelt dat er vele realiteiten bestaan “die ontstaan door de verschillende

ervaringen die individuen beleven” (Bergsma, 2003, p.9). Het doel van kwalitatief onderzoek is

immers het “het begrijpen en interpreteren van processen, gebeurtenissen of ontwikkelingen”

(Bergsma, 2003, p.11) en niet het streven naar algemene waarheden. De context waarin alles zich

afspeelt, wordt als zeer belangrijk geacht. Het iteratieve proces van kwalitatief onderzoek kan als een

kracht worden gezien, omdat de complexe werkelijkheid op die wijze in zijn geheel kan worden

benaderd (Plochg & van Zwieten, 2007). Een beperking van kwalitatief onderzoek is wel dat de

onderzoeker invloed kan uitoefenen op de participanten omdat hij vaak een onderdeel is van

hetgeen wordt onderzocht, hij is als het ware een “subjectieve insider” (Bergsma, 2003, p.10).

Bovendien zijn de resultaten volledig afhankelijk van de openheid van de participanten. Mogelijks

hebben zij bepaalde dingen verzwegen of zijn ze bepaalde ervaringen vergeten vermelden. Dit

betekent dat de volledigheid van de bekomen resultaten in vraag kan worden gesteld.

Page 68: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

68

Een andere beperking is dat de boomstructuur van de thematische analyse in deze masterproef

slechts door één persoon is opgesteld. De eigenlijke analyse en resultaten zijn wel grondig nagelezen

door verschillende personen met specifieke kennis van dit onderwerp, namelijk de leden van het

outreachteam De Steiger – De Meander zelf. Wanneer deze methode in andere studies wordt

gebruikt, is het wel raadzaam om met verschillende onderzoekers en participanten in discussie te

gaan over de keuze van de thema’s (Fereday & Muir-Cochrane, 2006). Om de betrouwbaarheid en

validiteit van de resultaten enigszins te kunnen waarborgen, werd aan een ortho-agoog van het

outreachteam De Steiger – De Meander gevraagd om een 30-tal at random geselecteerde citaten te

coderen op basis van de boomstructuren, opgesteld door de onderzoeker van deze masterproef. Wat

de citaten van de voormeting betreft, is er een overeenkomst in het toekennen van de codes voor 13

van de 15 citaten. Wat de nameting betreft, gaat het eveneens om een overeenkomst van 13 op 15.

6.3 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek

De meest voor de hand liggende aanbeveling is dat dit onderzoek opnieuw wordt uitgevoerd op een

veel grotere schaal. Op die wijze kunnen de conclusies van deze masterproef getoetst worden en

kunnen ze op grotere schaal misschien veralgemeend worden. In de eerste plaats moeten meer

participanten worden geïnterviewd naar hun ervaringen met outreachwerkers. Daarnaast is het

belangrijk dat er zowel mensen bevraagd worden die open staan voor een samenwerking met

outreach als mensen die wantrouwig staan ten aanzien van deze vorm van hulpverlening. Doch zal

het niet gemakkelijk zijn deze groep mensen te overtuigen deel te nemen aan dergelijk onderzoek. Er

zal allereerst goed moeten geïnvesteerd worden in een vertrouwensrelatie opdat zij open staan voor

een samenwerking met initiatieven zoals het outreachend werken. Daarom kan geopteerd worden

om de eerste verkennende gesprekken op neutraal terrein te houden opdat de outreachwerker niet

meteen in de private sfeer van de cliënt dient te treden. Dit kan immers als bedreigend ervaren

worden. Bovendien beperkt dit onderzoek zich tot de specifieke praktijk Outreach De Steiger – De

Meander. Het lijkt raadzaam te zijn om dit uit te breiden en onderzoek te voeren bij diverse

praktijken die de methode van outreachend werken toepassen.

6.4 Aanbevelingen voor het beleid

De doelgroep personen met een verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake

geestelijke gezondheid is en blijft een kwetsbare groep. Ondanks de vele evoluties in het

zorglandschap, blijft het moeilijk om voor hen gepaste zorg te voorzien. Dit geldt zowel voor de

Vlaamse als internationale context. We hebben in België nog steeds één van de hoogste ratio’s van

psychiatrische bedden per inwoner (Stoop, 2012) en de reorganisatie in de geestelijke

gezondheidszorg blijft een grote uitdaging. In de toekomst blijft het belangrijk om te streven naar

een breder bereik van mensen met een verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake

geestelijke gezondheid in de ambulante zorgverlening. Bovendien betekenen de evoluties naar

extramurale zorg dat er voldoende mensen zullen moeten worden geschoold opdat de ambulante

zorgverlening kwaliteitsvol kan zijn. Daarbij is het belangrijk dat er een goede samenwerking komt

tussen de intra – en extramurale zorg zodat er optimaal kan ingezet worden in een goed

uitgebouwde werking van de geestelijke gezondheidszorg.

Page 69: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

69

Het outreachend werken situeert zich in een werkveld in beweging. Artikel 107 in de Belgische

wetgeving betekent dat steeds meer beroep zal worden gedaan op dergelijke zorgvormen. De

evoluties in het zorglandschap in Vlaanderen onder impuls van het Vlaams Agentschap voor

Personen met een Handicap (VAPH) betekenen dat steeds meer ingezet zal worden op de cliënt én

zijn netwerk. Outreach kan hier een belangrijke rol vervullen. Sinds januari 2014 werd de

persoonsvolgende fincanciering geïntroduceerd in de gehandicaptensector. In dit nieuw initiatief

wordt de context als de meest continue factor in het leven van de cliënt gezien (Vlaams Agentschap

voor Personen met een handicap, 2013; Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap, 2014).

Het nieuwe ondersteuningsbeleid legt de nadruk op een volwaardig burgerschap in een inclusieve

samenleving, het doel is immers dat zorg nog meer op maat kan worden verstrekt. In die zin

betekent het dat er ingezet wordt op vermaatschappelijking van de zorg. Men wil personen met een

beperking zo lang mogelijk in hun natuurlijk leefmilieu ondersteunen door reguliere diensten meer

toegankelijk te maken voor iedereen (Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap, 2013;

Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap, 2014). Daarnaast wil men trachten meer in te

zetten op een vrijwillige ondersteuning door het informele netwerk. Toch moet men kritisch zijn. Niet

elke cliënt wil of kan geholpen worden door dit informele netwerk en bovendien wordt de cliënt

opnieuw in een afhankelijkheidspositie geplaatst. Het outreachend werken kan hier als

verbindingsfiguur of bemiddelaar een belangrijke rol innemen.

De rechtstreeks toegankelijke hulpverlening (RTH) heeft als positief gevolg dat outreachend werken

gesubsidieerd zal worden (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, 2014). RTH heeft als

doel om hulpverlening laagdrempeliger te maken, dit omdat er voor deze zorgvorm geen erkenning

nodig is van het VAPH. Dit uitgangspunt sluit aan bij de visie van het volwaardig burgerschap in een

inclusieve samenleving en kadert perfect in de trend van de vermaatschappelijking van de zorg. Als

finaliteit streeft men er naar om tot een gedeelde vraag te komen met alle betrokken actoren, opdat

een nieuw draagvlak en engagement kan worden gecreëerd (Morisse, et al., 2014). Het zal er dus op

aankomen het aanbod van outreachend werken in Vlaanderen goed uit te bouwen opdat het

netwerk in het leven van de cliënt centraal kan komen te staan. Het pilootproject Outreach De

Steiger – De Meander handelt over de grenzen van psychiatrische ziekenhuizen, sectoren en

zorgvormen heen (Morisse et al., 2014). Dit sluit aan bij zowel het postmoderne denken als bij de

huidige evoluties van de zorg in Vlaanderen. Het postmoderne denken moet ons behoeden een te

eenzijdig beeld te willen creëren van personen met een beperking. Het gevolg van dit te eenzijdig

beeld zou zijn dat we voorbij gaan aan de sterktes die zij hebben, aan hun perceptie op een

kwaliteitsvol leven, op een maatschappelijk leven. Empowerment, self-advocacy, reflection, rights,

support, etc. zijn kernwoorden binnen de postmoderne denkwijze (Broekaert, Van Hove, Bayliss &

D’Oosterlinck, 2004). Deze denkwijze betekent dat het vanzelfsprekende moet durven in vraag

worden gesteld. Ook hier speelt outreach een belangrijke rol, omdat zij net die positie van “neutrale

derde” innemen, waardoor zij vanuit een andere invalshoek de complexiteit zullen benaderen en op

die manier een focus leggen op die elementen waar hulpverleners geen aandacht meer aan

besteden. Outreach streeft er naar om de cliënt te versterken opdat hij kan participeren in zijn

natuurlijke leefomgeving en werkt bovendien doelgroepoverschrijdend. Mensen worden hierdoor

steeds minder gereduceerd tot een stoornis of beperking, maar worden in hun totaliteit benaderd.

Hopelijk leiden deze nieuwe initiatieven tot een goed uitgebouwde zorg voor mensen met een

verstandelijke beperking en bijkomende problemen inzake geestelijke gezondheid. Zoals immers

Page 70: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

70

reeds werd aangegeven, valt deze doelgroep nog te vaak tussen de mazen van het net. Het

outreachend werken dient gestimuleerd en uitgebreid te worden opdat het intersectoraal en

doelgroepoverschrijdend werken meer concreet vorm kan krijgen.

Tot slot kan gesteld worden dat ondanks het beperkte aantal onderzoeken die er vandaag zijn, de

nadruk steeds meer op de outcomes ligt. Hoe op zo een kort mogelijke tijd zo efficiënt en effectief

mogelijk kan gewerkt worden is een vraag die momenteel vanuit de overheid wordt gesteld. Het

huidige maatschappelijke klimaat zorgt er voor dat we ons richten op resultaten, op de uitkomsten.

Een aanbeveling hierbij is dat het belangrijk is om hiernaast ook voldoende aandacht te hebben voor

kwalitatieve onderzoeken opdat de stem van de betrokken actoren ook in rekening kan worden

gebracht. Het zijn immers zij die in de dagelijkse praktijk ondervinden in welke mate een

outreachinterventie al dan niet werkzaam is. Want vaak gaat het niet om zaken die zomaar vatbaar

zijn, het gaat soms eerder over subtiele of op het eerste zicht minder belangrijke dingen, die voor

velen toch een verschil kunnen maken.

6.5 Aanbevelingen voor de praktijk

De complexiteit van zorg bieden aan deze doelgroep vormt ook een uitdaging in de dagelijkse

praktijk. De werking met deze personen is niet steeds evident en daagt de begeleiders dagelijks uit

om creatief te werk te gaan. Extra coaching, begeleiding en ondersteuning kan voor hen een

verrijking en een vorm van erkenning zijn. Outreach kan hier een belangrijke en ondersteunende rol

in spelen. Dit onderzoek is dus van belang omdat het de werking van outreach in de dagdagelijkse

praktijk kan optimaliseren. De taak van een outreachwerker is om in het natuurlijke leefmilieu van de

cliënt te stappen en dit als uitgangspunt te nemen in hun werking. Doch is het niet steeds evident om

dit leefmilieu te betreden. Daarom is het belangrijk om te weten wat netwerkleden en hulpverleners

als werkzaam beschouwen om de de kans op slagen te vergroten.

De resultaten van dit onderzoek dienen om (toekomstige) outreachwerkers attent te maken op de

houding die ze aannemen wanneer ze met het leefmilieu van een cliënt werken. Het meest

belangrijke is immers de tijd nemen om een vertrouwensrelatie op te bouwen. Het gaat er dus om

niet te snel te willen handelen, maar eerst voldoende ruimte te nemen om een opening tot

samenwerking te creëren. Het is dus belangrijk om de gebundelde werkzame factoren van dit

exploratieve onderzoek in praktijk verder uit te testen, opdat men kan nagaan welke factoren

effectief werkzaam blijken te zijn. Bovendien kunnen op die wijze bepaalde trends worden

vastgesteld. Bijvoorbeeld kan het zijn dat bepaalde factoren – zoals fungeren als verbindingsfiguur –

minder uitgebreid moeten worden toegepast indien er reeds een goede relatie is tussen de

netwerkleden en hulpverleners onderling. Nog kan het zijn dat er bijvoorbeeld minder nood is aan

expertise indien het vooral gaat om een vertrouwenskwestie en dus meer de rol van

vertrouwensfiguur, bemiddelaar op de voorgrond treedt. Het is dus aan de outreachwerker om

creatief om te gaan met deze bevindingen en af en toe ‘out of the box’ te durven denken.

Bovendien is het belangrijk in rekening te brengen dat het outreachend werken zich situeert in een

werkveld in beweging en dus voortdurend onderhevig is aan verandering. Outreachend werken

betekent dat handelen zowel intersectoraal als doelgroepoverschrijdend gebeurt. Intersectoraal en

doelgroepoverschrijdend werken is enerzijds complex en zal er veel afstemming nodig zijn, maar

Page 71: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

71

anderzijds kan kennis gebundeld worden en kunnen hulpverleners elkaar sterker maken. In praktijk

betekent dit dat deze holistische denkwijze een belangrijke eigenschap is voor een outreachwerker.

Het postmoderne denken verplicht hulpverleners dus om kennis te bundelen en los te komen van het

categoriedenken. Het sterkteperspectief komt centraal te staan. Het gaat er om flexibel en

ruimdenkend te zijn waardoor het ‘en-en’ verhaal op de voorgrond komt. Als outreachwerker dient

men ook attent te zijn op de rol die men hier in inneemt. De rol van “neutrale derde”,

verbindingsfiguur en bemiddelaar kan in deze denk – en handelswijze van groot belang zijn. En dit

onderzoek heeft aangetoond dat deze rol sterk geäpprecieerd kan worden. Deze houding kan gezien

worden als een verwevenheid, waarin er steeds op zoek dient gegaan worden naar een evenwicht

tussen het representeren van verschillende belangen: het gaat om een evenwicht tussen de cliënt en

zijn netwerk, een evenwicht met vele partners, een evenwicht tussen verschillende referentiekaders

en theorievorming. De hulpverleners van outreachteams moeten zich dus profileren als

bruggenbouwer. Ze kunnen op die manier het volledige netwerk rond een cliënt sterker maken. Vera

van Hove (2009) bevestigt dit door te verklaren dat de rol van bruggenbouwer steeds meer naar

voren moet worden geschoven omwille van de deïnstitutionaliseringstendens. Steeds meer cliënten

gaan in kleinere woonvoorzieningen, dorpen of steden wonen. Daardoor is het meer dan ooit

belangrijk om als hulpverlener een faciliterende rol op te nemen, “zodat de cliënt zijn burgerschap

volwaardig kan opnemen” (van Hove, 2009, p. 32). Diezelfde auteur benadrukt dat de veranderingen

in de gehandicaptensector als vereiste stellen dat hulpverleners vandaag over “een nieuw profiel met

nieuwe competenties” (p.36) dienen te beschikken (van Hove, 2009). Concreet betekent dit dat het

informele netwerk versterken en uitbreiden als een fundament van onschatbare waarde moeten

gezien worden, dit omdat zij waardevolle informatie kunnen geven vanuit de positie van

ervaringsdeskundige (van Hove, 2009). De outreachwerker speelt hierin dus een belangrijke rol

omdat hij zowel investeert in het werken met de cliënt, met het professionele netwerk én met het

informele, sociale netwerk.

Dit onderzoek kan dus een aanzet vormen om meer aandacht te hebben voor werkzame factoren in

de hulpverlening en niet enkel de focus te leggen op hetgeen niet werkt. Deze resultaten kunnen een

basis vormen om tot een goed uitgebouwd palet van vaardigheden te komen opdat de methode van

het outreachend werken in de toekomst door meerdere personen en meerdere praktijken kan

worden toegepast. Dit omdat de deïnstitutionaliseringstendens vandaag meer organisaties

stimuleert om outreachend te werken. Het wordt steeds meer als de hulpverleningsvorm bij uitstek

gezien. Daarnaast verblijven steeds meer cliënten - omwille van de enorme wachtlijsten – langer in

hun natuurlijke omgeving. Dit onderzoek kan een aanzet vormen tot het van nader bij bekijken in

welke mate deze vorm van hulpverlening voldoende gekend en beschikbaar is bij de cliënten en hun

naaste omgeving. Vooral dan voor die groep die nog weinig contacten hebben gehad met de

professionele hulpverlening in de gehandicaptensector. Dit omdat de ervaring ons leert dat het

voornamelijk de professionele omgeving is die cliënten aanmelden bij outreach wanneer er sprake is

van een vastgelopen situatie.

Page 72: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

72

7 Bronnen

Allred, C.A., Burns, B.J., Phillips, S.D. (2005). The assertive community treatment team as a complex

dynamic system of care [Electronic version]. Administration and Policy in Mental Health, 32, 211-220.

American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAID). (2013). Definition of

Intellectual Disability. Geraapdpleegd op 7 mei 2014 via http://aaidd.org/intellectual-

disability/definition#.U2owQfmSySo

American Psychiatric Association. (2013). Intellectual Disability. Geraadpleegd via

http://www.psych.org/practice/dsm/dsm5

Andersson, B. (2011). Finding ways to the hard to reach-considerations on the content and concept

of outreach word [Electronic version]. European Journal of Social work, 16(2), 171-186.

Baarda, D.B. & van der Hulst, M. (2012). Basisboek interviewen: Handleiding voor het voorbereiden en

afnemen van interviews.Groningen : Noordhoff.

Baart, A. (n.d.). Introductie in de presentietheorie. Stichting Actioma, Den Bosch; Katholieke

Theologische Universiteit te Utrecht. Geraadpleegd via

http://www.eropaf.org/lib/publicaties/Introductie_in_de_presentietheorie__prof._dr._Andries_Baar

t.pdf

Baart, A. (2011). Website Andries Baart: Presentie. Verkregen op 14 mei 2012 van

http://www.andriesbaart.nl/presentie/

Bergsma, M. (2003). Betrouwbaarheid en validiteit van kwalitatief georiënteerdeb operational audits.

Methoden en technieken die de betrouwbaarheid en validiteit van kwalitatief georiënteerde audits

waarborgen. Erasmus Universiteit Rotterdam, economische faculteit. EURAC BV. Verkregen op 5 juli

2014 van http://www.iia.nl/Sitefiles/PDF/betrouwbaarheiden%20Validiteit.pdf.

Broekaert, E., Van Hove, G., Bayliss, P., D’Oosterlinck, F. (2004). An Integrated Paradagm of Care

Models: The Search for an Integrated Paradigm of Care Models for People with Handicaps,

Disabilities and Behavioral Disorders at the Department of Orthopedagogy of Ghent University.

Education and Training in Developmental Disabilities 39(2), 206-216.

Brug, J., van Dale, D., Lanting, L., Kremers, S., Veenhof, C., Leurs, M., van Yperen, T., Kok, G. (2010).

Towards evidence-based, quality-controlled health promotion: the Dutch recognition system for

health promotion interventions. Health Education Research, 25(6), 1100-1106

Brugha, T.S., Taub, N., Smith, J., Morgan, Z., Hill, T., Meltzer, H., Wright, C., Burns, T., Priebe, S.,

Evans, J., Fryers, T. (2011). Predicting outcome of assertive outreach across England [Electronic

version]. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 47, 313–322.

Buntinx, W.H.E. (n.d.). Artikel 9. Duurzame zorg. Over management van continuïteit. Geraadpleegd

via

http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:3CV6mdZYpqMJ:www.senvzw.be/wg/vers

Page 73: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

73

tandelijke-beperking-amp-gedragsproblemen-algemeen/content/duurzame-zorg-over-management-

van-continuiteit/content/attachment%3FattachmentId%3D3098+&cd=5&hl=nl&ct=clnk&gl=be

Burns, T., Catty, J., Watt, H., Wright, C., Knapp, M., Henderson, J. (2002). International differences in

home treatment for mental problems. Results of a systematic review. British Journal of Psychiatry,

181, 375-382.

Campbell, F. (2012). Get in on the Act. Health and Social Care Act 2012. Geraadpleegd via

http://www.local.gov.uk/c/document_library/get_file?uuid=81914af4-5de6-4ccb-93e2-

3764523dd8b0&groupId=10171

Centrum voor consultatie en expertise. (n.d.). Waar het CCE voor staat. Geraadpleegd via

http://www.cce.nl/hoofdmenu/over_cce/agenda

Claes, L., Blontrock, L., Morisse, T., Piot, I., Vangansbeke, T., Van Hove, G. (2010).

Consulentenwerking, essentiële schakel in de geestelijke gezondheidszorg voor mensen met een

verstandelijke beperking...?!. Bijdrage voor het Vlaams tijdschrift voor Orthopedagogiek (VTVO).

Claes, L., Declercq, K., De Neve, L., Jonckhere, B., Marrecau, J., Morisse, F., Ronsse, E. & Vangansbeke,

T. (2012). Emotionele ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking. Antwerpen-

Appeldoorn: Garant

Claes, L., Roets, G., Coene, G., Van Hove, G. (2010). Recht op geestelijke gezondheidszorg voor

personen met een verstandelijke beperking: onnodig controversieel? Ethiek en maatschappij, 13(4),

79-98.

De Belie, E., Van Hove, G. (2003). Kwetsbaarheid en veerkracht van mensen met een verstandelijke

beperking. Reflecties met betrekking tot preventie van en hulpverlening bij seksueel misbruik. TOKK,

28, 2-17.

Declercq, K., Van de Ven, I., Zadeh, A.K., Vereecke, J. (2014). Consulentenwerking in Vlaanderen. SEN

vzw. Geraadpleegd via http://www.senvzw.be/wg/verstandelijke-beperking-amp-gedragsproblemen-

algemeen/content/expertiseverspreiding-via-de-consulentenwerking

De Maeyer, J., Dewaele, C., Beelen, S. (2012). Outreachend werken: Praktijkkader in ontwikkeling.

Reach Out!. Alert, 38(5), 31-39.

De Neve, L. (n.d.). Outreach Oost-Vlaanderen de Steiger – de Meander. Geraadpleegd op 25 april

2014 via http://www.senvzw.be/organisation/outreach-oost-vlaanderen-de-steiger-de-meander

De Rycke, N., Roelandt, S., De Neve, L. (2012). Workshop Intersectorale samenwerking VAPH-GGZ

volwassenen. Studiedag Vraaggestuurde zorg. Geraadpleegd via

http://www.vlaamswelzijnsverbond.be/files/page/10_studiedagen/2012_studiedagen/2012-04-

20_vraaggestuurde_zorg/WS%204%20%20%20VAPH%20-%20GGZ%20%28meerderjarigen%29_2.pdf

Dewaele, C., De Maeyer, J., Beelen, S. (2012). Outreach driedaagse vorming.Visietekst Reachout.

Geraadpleegd via

http://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CC8QFjAA&url=http%3

Page 74: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

74

A%2F%2Fwww.reachout.be%2Fsites%2Fdefault%2Ffiles%2FVisietekst_reachout_28aug2012_def.doc

&ei=ZkuKUYPIOLKM0wWkqYDADg&usg=AFQjCNGqbYsZteac06zPj2u4KQuE5kDM4A

Došen (2010). Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap [Beschrijving].

Beschikbaar via http://www.vangorcum.nl/NL_toonBoek.asp?PublID=4108-0

Emerson, E., Einfeld, S.L. (2011). Challenging Behaviour. New York: Cambridge University Press.

Everaert, H., van Peet, A. (2006). Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Kenniskring

Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk 11, 1-50.

Fereday, J., Muir-Cochrane, E. (2006). Demonstrating Rigro Using Thematic Analysis: A Hybrid

Approach of Inductive and Deductive Coding and Theme Development. International Journal of

Qualitative Methods, 5(1), 80-92.

Geller, J.L. (2006). The evolution of outpatient commitment in the USA: From conundrum to

quagmire. International Journal of Law and Psychiatry. Volume 29, Issue 3, 234–248.

Huber, M.A., Kemmeren, C., van der Linde, M., Räckers, M. & van Uden, T. (2013). Outreachend

werkt! Utrecht: MOVISIE

Hughes, H., Meddings, S., Vandrevala, T., Holmes, S., Hayward, M. (2011). Carers’ experiences of

assertive outreach services: An exploratory study. Journal of Mental Health, 20(1), 70-78.

Khandaker, G.M., Gandamaneni, P.K., Dibben, C.R.M., Cherukuru, S., Cairns, P., Ray, M.R.. (2013).

Evaluating care pathways for community psychiatry in England: a qualitative study [Electronic

version]. Blackwell Publishing Ltd, Journal of Evaluation in Clinical Practice 19, 298–303

Kloppenburg, R. & Hendriks, P. (2013). Outreach approaches in the private domain: an international

study. European Journal of Social Work, 16 (5), 605 – 619.

Macer, T. (2011). Software review, Nvivo 9. Geraadpleegd via

http://www.qsrinternational.com/FileResourceHandler.ashx/RelatedDocuments/DocumentFile/818/

NVivo-9-review-Tim-Macer-Quirks-July-2011.pdf

Maes, B., Broekman, T.G., Došen, A., Nauts, J. (2003). Caregiving burden of families looking after

persons with intellectual disability and behavioural or psychiatric problems. Journal of Intellectual

Disability Research, 47 (6), 447-455.

McDondel, E., Meyer, L., Deliberty, R. (1996). Implementing State-Level Mental Health Policy Reforms

in Indiana: Closing a State-Operated Psychiatric Hospital and Passing Major Mental Health Reform

Legislation. International Journal of Law and Psychiatry.19 (34), 239-264.

Morisse, F. (2013). De Kracht van een gemeenschappelijke taal. Agora, 29 (4), 5-9.

Morisse, F., De Neve, L., Roets, G. (2014). Outreach bij personen met een verstandelijke beperking:

bemoeizorg of het betere detectivewerk? Cahier (2), 27-45.

Mortelmans, D. (2011). Kwalitatieve analyse met Nvivo. Leuven: Acco.

Page 75: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

75

NADD. (2013). Information on dual diagnosis. Geraadpleegd via

http://thenadd.org/resources/information-on-dual-diagnosis/

NHS. (2013). A simple guide to Payment by Results. Geraadpleegd via

https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/213150/PbR-

Simple-Guide-FINAL.pdf

Outreach De Steiger – De Meander. (2011). Pilootproject Dubbele diagnose. Finaal

activiteitenverslag. Provincie Oost-Vlaanderen, Gent – Melle.

Outreach De Steiger – De Meander. (2012). Pilootproject Dubbele diagnose. Activiteitenverslag 7.

Provincie Oost-Vlaanderen, Gent – Melle.

Outreach De Steiger – De Meander. (2014). Pilootproject Dubbele diagnose. Activiteitenverslag 8.

Provincie Oost-Vlaanderen, Gent – Melle.

Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg Provincie Antwerpen vzw. (2011). Hoe ver reikt

Outreach? Voorstelling outreach De Steiger – De Meander (MIC). Geraadpleegd via

http://www.oggpa.be/?action=agendadetail&agenda=102&agenda_datum=145

Philipsen, H. & Vernooij-Dassen, M. (2004). Kwalitatief onderzoek: nuttig, onmisbaar en uitdagend.

Huisarts en wetenschap, 49 (4), 283-287.

Place, C., Van Vugt, M., Kroon, H., Neijmeijer, L. (2011). Modelbeschrijving Forensische (F)ACT.

Richtlijnen voor de werkwijze en het zorgaanbod van forensische ACT- en FACT-teams. Trimbos-

instituut, Utrecht, september 2011.

Plochg, T., van Zwieten, M.C.C. (2007). Kwalitatief onderzoek. In T. Plochg et al, Handboek

gezondheidszorgonderzoek (p.77-93). Nederland: Bohn Stafleu van Loghum

Provincie Oost-Vlaanderen. (n.d.). Case management & zorgcoördinatie. Geraadpleegd via

http://www.oost-

vlaanderen.be/public/welzijn_gezondheid/zorg/verslavingszorg/casemanagement/#.UWAq3FcSCwg

Räckers, M. (2011). Outreachende vernieuwing van de sociale sector, Eropaf! 3.0. Geraadpleegd via

http://www.eropaf.org/lib/publicaties/2011%20-%20Sozio%20-%20eropaf3.0.pdf

Reynolds, T., Dombeck, M. (2014). Onset and prevalence of intellectual disabilities. Geraadpleegd op

7 mei 2014 via http://sevencounties.org/poc/view_doc.php?type=doc&id=10329&cn=208

SEL. (2014). Art. 107 – Vermaatschappelijking Geestelijke Gezondheidszorg. Geraadpleegd op 26 april

2014 via http://www.selwvl.be/zwv/themas_en_projecten/projecten/17/details.aspx

Standford University. (2011). Using Nvivo for Qualitative Data Analysis. Geraadpleegd via

http://www.stanford.edu/group/ssds/cgi-bin/drupal/files/Guides/UsingNVivo9_0.pdf

Stoop, N. (2012). Van het bed naar de samenleving: een literatuurstudie naar hoe zorgmijders toch

een plek kunnen verkrijgen in onze reguliere samenleving. Masterproef neergelegd tot het behalen

Page 76: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

76

van de graad van master in de psychologie, afstudeerrichting psychoanalyse en

raadplegingspsychologie. Geraadpleegd via http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/148/RUG01-

001894148_2012_0001_AC.pdf

Van Gemert, G. (2013, november 21). Zorgzaamheid organiseren. Centrum voor Consultatie en

Expertise. Geraadpleegd via http://www.cce.nl/kic

Van Gennep, A. (2008). Waardig leven met beperkingen. Antwerpen – Appeldoorn: Garant.

Van Hove, G., Claes, L. (2011). Qualitative Research and Educational Sciences: a Reader about Useful

Strategies and Tools. Pearson Education: Harlow.

Van Hove, V. (2009). De bruggenbouwer: nieuwe compenenties vereist voor begeleider

gehandicaptenzorg. Sozio 87, 32-36.

Veerman, J.W., Van Yperen, T.A. (2007). Degrees of freedom and degrees of certainty: A

developmental model for the establishment of evidence-based youth care. Evaluation and Program

Planning 30, 212–221.

Veerman, J.W., Van Yperen, T.A. (2008). Zicht op effectiviteit: handboek voor praktijkgestuurd

effectonderzoek in de jeugdzorg. Geraadpleegd via

http://books.google.be/books?id=tP2wHbRNeTgC&pg=PA34&lpg=PA34&dq=Van+Yperen+resultaten

+in+de+jeugdzorg:+begrippen,+maatstaven+en+methoden&source=bl&ots=MErzKCVDOZ&sig=NX8iK

7ezCqQzteznaHggnmSMS7Q&hl=en&sa=X&ei=AiqbUZ3mHqyA0AWr4oGoCg&ved=0CEoQ6AEwAg#v=

onepage&q=Van%20Yperen%20resultaten%20in%20de%20jeugdzorg%3A%20begrippen%2C%20maa

tstaven%20en%20methoden&f=false

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. (December 2013). Persoonsvolgende

financiering: stand van zaken. St*rk, 8, p.3.

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. (Juni 2014). Meer mensen beter helpen: een

belangrijke stap (is) gezet. St*rk, 10, p.5.

Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. (Juni 2014). Dit soort begeleiding was vroeger

onmogelijk. St*rk, 10, p.13.

Vlaams Welzijnsverbond vzw. (2012). Advies 7. Continuïteit van zorgrelaties. Geraadpleegd via

http://www.vlaamswelzijnsverbond.be/files/page/ethicom/07%20ADVIES%207%20-

%20Continuiteit%20van%20zorgrelaties%20-%20januari%202012_2.pdf

Wales, H. Hiday, V. (2006). PLC or TLC: Is outpatient commitment the/an answer? International

Journal of Law and Psychiatry 29, 451–468.

Zaal, S., Boerhave, M., Koster, M. (2009). Hechting, basisveiligheid, basisvertrouwen. Begeleiding in

behandeling. Een handreiking voor begeleiders en behandelaars. Geraadpleegd via

http://www.cordaan.nl/2637/3483/34158/boekje_hechting_2009.pdf

Page 77: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

77

Zorgnet Vlaanderen. (2009). Groen licht voor artikel 107 van de ziekenhuiswet. Geraadpleegd op 26

maart 2014 via http://www.zorgnetvlaanderen.be/nieuws/Pages/Groenlichtvoorartikel107.aspx

Page 78: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

78

8 Bijlages

8.1 Bijlage 1

VOORBEREIDING VIP-DAG:

FACTOREN SUBONDERDELEN

Versterkt en verstevigd om zelf verder te kunnen

(empowerment)

� Versterking:

o cliënt

o netwerk

o hulpverleners

� Zicht op de noden van de cliënt

� Breder draagvlak en gedeelde zorg

� Betrokkenheid

� Houvast bieden

� Verandering van teamdynamiek

Vakmanschap zonder wijsneuzerigheid � To the point

� Professionaliteit, professionele insteek

� Expertise over de doelgroep

� Vraaggericht

� Wisselwerking theorie en praktijk: aanreiken van

handvatten en tools

� Duidelijkheid

� Begrijpbare en verstaanbare taal, ook voor de

familie

� Outreachteam complementair aan het team van

de organisatie

Wij zijn goed bezig � Bevestiging voor het team, horen dat ze goed

bezig zijn

� Gezien en gewaardeerd worden

� Opnieuw een meer positieve kijk installeren

� Rust brengen

� Doorbreken van routine

� Inzichten

Ook op lange termijn � Blijvende versterking

� Transfereren van inzichten in andere contexten

(borging)

� Significante verbeteringen van het gedrag op lange

termijn

� Back-up voor als het minder goed gaat

� Open communicatie

Page 79: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

79

Opnieuw verbinden en krachten bundelen � Betere verstandhouding tussen verschillende

partijen

� Neutrale derde

� Stimuleren van intersectoraal samenwerken

� Samen op weg gaan

� Gedeelde zorg

De andere bril � Andere invalshoek

� Observaties

� Buitenstaander

� Duidelijke beeldvorming

� Kader schetsen in een ruimere context

� Realistische verwachtingskader

� Heropfrissing

� Structureren

� Duwtje in de rug

Page 80: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

80

8.2 Bijlage 2

GEÏNFORMEERDE TOESTEMMING – INFORMED CONSENT

In het kader van mijn masterproef voer ik een onderzoek uit naar de succesfactoren van een

outreach-interventie. Dit onderzoek loop tot en met mei 2014. Outreach De Steiger-De Meander is

een mobiele interventiecel – binnen de geestelijke gezondheidszorg – die instaat voor een ambulante

vorm van ondersteuning, in/met het natuurlijke leefmilieu van de cliënt. Het doel van deze

zorgverlening is de geestelijke gezondheid van de cliënt te optimaliseren door het versterken van de

cliënt en zijn omgeving. Dit gebeurt door middel van kortdurende begeleiding, beeldvorming en

diagnostiek, agogisch advies en coaching. De interventies vinden plaats in/met de natuurlijke

verblijfsomgeving van de cliënt, de outreachmedewerkers komen met andere woorden ter plaatse.

De succesfactoren zullen via verschillende methoden in kaart worden gebracht, met aandacht voor

het perspectief van de verschillende betrokkenen. Enerzijds zullen een aantal case-studies worden

uitgevoerd, waarbij de rechtstreeks betrokken cliënten, hun netwerk en de hulpverleners kunnen

aangeven hoe zij de interventie hebben ervaren, via kwalitatieve interviews en kwantitatieve

vragenlijsten die anoniem zullen worden afgenomen. Anderzijds zal de perceptie van een aantal

experten/hulpverleners in kaart worden gebracht via één of meerdere focusgroepen. Binnen de

focusgroep worden 6 overkoepelende thema’s besproken die kunnen bijdragen tot een succesvolle

interventie. Deze gekozen thema’s zijn gebaseerd op observaties, literatuur en

tevredenheidsbevragingen. Het doel is om zorgen, ervaringen, of attitudes / opvattingen gerelateerd

aan dit onderwerp na te gaan.

Dit formulier is een geïnformeerde toestemming om deel te nemen aan dit onderzoek in het kader

van mijn masterproef. Indien u bereid bent deel te nemen aan deze studie, dan zou ik u graag vragen

om deze geïnformeerde toestemming te ondertekenen. Meer specifiek slaat dit formulier op uw

deelname aan de case-studies zoals hierboven aangegeven.

Binnen het onderzoek zullen meerdere actoren op twee verschillende momenten tijdens het proces

worden geïnterviewd, namelijk voor en na de interventie. Deze interviews zullen digitaal worden

opgenomen en hierna letterlijk getranscribeerd. Deze gegevens zullen vertrouwelijk worden

verwerkt en anoniem worden gerapporteerd. Dit houdt in dat uw naam of andere herkenbare

gegevens in geen geval in het onderzoek vernoemd worden. De bevindingen die voortvloeien uit het

onderzoek kunnen enkel voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, opnieuw enkel indien

ze volledig anoniem en met inachtneming van het beroepsgeheim worden gerapporteerd.

Overeenkomstig de Wet ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (8 december 1992) heeft u

het recht om ten allen tijde inzage te krijgen in de – bij u – verzamelde onderzoeksgegevens. U heeft

ook het recht om ten allen tijde, en zonder hiervoor een reden op te geven, uw deelname aan het

onderzoek stop te zetten.

U kan voor vragen over het onderzoek steeds terecht bij Anne-Sophie Lemmens via email

([email protected]).

In elk geval danken wij u reeds hartelijk voor uw deelname,

Page 81: Outreach bij personen met een verstandelijke beperking en ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/165/784/RUG01-002165784_2014_0001_AC.pdfZijn constructieve feedback, tips, advies en beschikbaarheid

81

Anne-Sophie Lemmens, studente 2e master Orthopedagogiek

Mede in naam van:

Prof. Dr. Stijn Vandevelde, promotor Universiteit Gent

Filip Morisse, Outreach De Steiger – De Meander

Leen De Neve, Outreach De Steiger – De Meander

Ondergetekende, Naam:…………………………………………………………………………….,

verleent zijn / haar toestemming voor deelname aan het onderzoek naar de succesfactoren van een

outreach-interventie door outreach de Steiger – De Meander, uitgevoerd in het kader van de

masterproef voor het behalen van het masterdiploma in de Pedagogische Wetenschappen,

afstudeerrichting Orthopedagogiek.

Ik verklaar hierbij dat ik,

(1) de uitleg over de inhoud en werkwijze van het onderzoek heb gekregen en dat me de

mogelijkheid werd geboden om bijkomende informatie te verkrijgen;

(2) totaal uit vrije wil deelneem aan het onderzoek;

(3) de toestemming geef om mijn resultaten op vertrouwelijke en anonieme wijze te gebruiken

voor wetenschappelijk onderzoek;

(4) de toestemming geef om de gegevens volledig geanonimiseerd op te slaan in een

gegevensbestand dat enkel zal worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden;

(5) op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder

moment stop te zetten;

Ik heb de inhoud van deze studie begrepen en ben bereid om deel te nemen aan het onderzoek:

…………………………………………………………………………(NAAM)

Voor akkoord,

Plaats en datum Naam + handtekening

............................ ................................................................................................