or 4 Mira Jaar 4 al ieren ande riv - bosplus.beuuid:7149ad3e-6c2b-4… · 1 Jaar 4 -4 ande riv...
Transcript of or 4 Mira Jaar 4 al ieren ande riv - bosplus.beuuid:7149ad3e-6c2b-4… · 1 Jaar 4 -4 ande riv...
1
Jaar
4 -
20
14
He
rbe
bo
ssin
g e
n e
colo
gis
ch h
ers
tel v
an
ge
de
gra
de
erd
e g
rasl
and
en
in h
et
wat
erb
ek
ke
n v
an
de
riv
iere
n P
ach
ijal e
n M
ira,
Ecu
ado
r
Vierde jaarlijks verslag
Herbebossingsproject
2014
Debbie Eraly, Bert De Somviele en
Hilke Evenepoel
2
Inhoud
Inhoud ........................................................................................................................................... 2
Foto’ s ............................................................................................................................................ 4
1. Inleiding ................................................................................................................................. 4
2. Locatie ................................................................................................................................... 6
Betrokken partners ....................................................................................................................... 8
2.1. Organigram .................................................................................................................... 8
2.2. Telenet........................................................................................................................... 9
2.3. BOS+ Vlaanderen ........................................................................................................... 9
a. Voorstelling ................................................................................................................... 9
b. Taken ............................................................................................................................. 9
c. Personeel ....................................................................................................................... 9
2.4. BOS+ tropen .................................................................................................................. 9
a. Voorstelling ................................................................................................................... 9
b. Personeel ................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
c. Taken ............................................................................................................................. 9
d. Continue opvolging lokaal ........................................................................................... 11
e. Monitoring................................................................................................................... 11
2.5. MCF ............................................................................................................................. 12
a. Voorstelling ................................................................................................................. 12
b. Dagelijks beheer – taken ............................................................................................. 12
c. Personeel ..................................................................................................................... 13
d. Monitoring................................................................................................................... 13
2.6. Andere partners .......................................................................................................... 14
a. Katholieke Universiteit Leuven (KUL) .......................................................................... 14
............................................................................................................................................. 14
b. Universiteit Gent (UGent) ........................................................................................... 14
c. Programma voor het Beheer van Bodem en Water, Universiteit Cuenca, Ecuador
(PROMAS) ............................................................................................................................ 15
3. Doelstellingen en verwachte resultaten ............................................................................. 15
3.1. Algemeen .................................................................................................................... 15
3.2. Doelstellingen klimaat ................................................................................................. 15
3.3. Doelstellingen biodiversiteit ....................................................................................... 16
3.4. Sociaaleconomische doelstellingen ............................................................................ 18
3
3.5. Monitoring................................................................................................................... 20
3.6. Tools voor opvolging ................................................................................................... 21
4. Gerealiseerde resultaten en daaraan gekoppelde activiteiten ........................................... 22
4.1. Validatie PDD volgens internationale standaarden VCS en CCB ................................. 22
4.2. Registratie project in het register van het Ministerie van Milieu Ecuador ................. 23
4.3. Een gemiddelde jaarlijkse opslag van 7500 ton CO2 vanaf 2015 tot 2031 ................. 23
a. Uitwerking PDD ........................................................................................................... 23
b. Simulaties koolstofopslag ............................................................................................ 24
c. Monitoring................................................................................................................... 25
d. Nieuwe inschattingen C-opslag ................................................................................... 26
4.4. 500 ha nieuw gemengd inheems bos .......................................................................... 27
a. Bepalen van te bebossen gronden in plantseizoen 2012-2013 en 2013-214 ............. 27
b. Opkweken van nodig plantgoed voor plantseizoen 2013-2014 ................................. 28
c. Aanplantingen ............................................................................................................. 28
d. Monitoring................................................................................................................... 32
4.5. Voordelen biodiversiteit .............................................................................................. 32
4.6. Voordelen sociaaleconomisch..................................................................................... 34
a. Tewerkstelling ............................................................................................................. 34
b. Vorming en educatie ................................................................................................... 35
c. Monitoring................................................................................................................... 36
5. Communicatie ..................................................................................................................... 36
4
Foto’ s
Foto cover, 1, 2 4, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 15, 16 en 17 – Debbie Eraly
Foto 5, 9 en 14 – Brian Krohnke
Foto 3 – Tom Vervliet
1. Inleiding
In mei 2011 werd een overeenkomst getekend tussen Telenet en de toenmalige Vereniging voor
Bos in Vlaanderen vzw, sinds april 2012 BOS+ Vlaanderen vzw. Er werd overeengekomen dat
BOS+ Vlaanderen via de aanplanting van natuurlijk bos in Ecuador vanaf 2015 tot en met 2031
minimaal de jaarlijkse uitstoot van 7500 ton CO2-equivalenten, een uitstoot die niet door interne
maatregelen in de bedrijfsvoering van Telenet kan worden teruggedrongen, zal worden
opgeslagen. Daarnaast heeft dit project tot doel om ook ecologische en sociale doelstellingen
na te streven.
Het project wordt uitgevoerd door de Ecuadoraanse organisatie Mindo CloudForest Foundation
en wordt opgevolgd door BOS+ tropen vzw. De eindcoördinatie, communicatie over het project,
financiële eindverantwoordelijkheid en het overleg met Telenet gebeuren door de vzw BOS+
Vlaanderen.
De bossen worden aangeplant in het Noorden van Ecuador op gronden van privéeigenaars. De
aanplantingen gebeuren tussen 2011 en 2014 en in de eerste jaren wordt door het project ook
het onderhoud voorzien. De bossen moeten ten minste 30 jaar behouden blijven. Het ontwerp
van de herbebossingsactiviteit in dit project, namelijk kleinschalige, gemixte aanplantingen met
inheemse soorten die kunnen evolueren naar een natuurlijk ‘climax’ bos is in Ecuador een
nieuwe benadering tot koolstofopslag projecten, wat dit project op zich innovatief maakt. Via
monitoring in samenwerking met Vlaamse en Ecuadoraanse universiteiten zullen de realisaties
van het project op zowel op het vlak van koolstofopslag, klimaat, biodiversiteit als hun
sociaaleconomische impact opgevolgd worden en zullen de ervaringen maximaal
gedocumenteerd worden.
Dit verslag geeft een overzicht van de activiteiten en resultaten die tijdens het vierde projectjaar
(2014) gerealiseerd werden. Dit was het jaar van de laatste grote inspanningen te velde: de eigen
boomkwekerij bleef op volle toeren plantjes produceren, de laatste aanplantingen werden
gedaan en alle aanplantingen in de 7 verschillende regio’s kregen een laatste onderhoud dankzij
de inspanningen van een vijftigtal arbeiders. Nu is het aan de bomen zelf om al groeiend de
doelstellingen waar te maken en ondertussen kunnen we in sommige gebieden echt van
Telenet-bossen beginnen spreken (zie foto 1 hieronder).
5
Er werd in mei 2014 een akkoord gesloten om het project te verlengen tot 30 jaar. Het
addendum bij het contract om dit te formaliseren was in oktober door alle partijen ondertekend.
Het document maakt duidelijk hoeveel koolstof de verschillende partijen de komende jaren
kunnen claimen.
Een belangrijk activiteit dit jaar om de realisaties van het project te meten was de
monitoringcampagne. Daarvoor ging in oktober de projectmedewerker en een team van
vrijwilligers ter plaatse om samen met de lokale verantwoordelijke en enkele arbeiders de
aanplantingen intensief te monitoren.
Foto 1 – Aanplanting in stratum 2 waar de snelgroeiende Aliso al na 3 jaar voor een echt
bosecosysteem zorgt
6
2. Locatie
Het nieuwe bos gefinancierd door Telenet wordt aangeplant op verschillende locaties verspreid
over de bekkens van de rivieren Pachijal en Mira in de provincies Pichincha, Imbabura, Carchi en
Esmeraldas in Noordelijk Ecuador (zie kaart 1).
Dit project groepeert gronden van 33 verschillende privéeigenaars die allen een overeenkomst
afsloten met de lokale organisatie Mindo Cloudforest Foundation. Omwille van de verschillende
omstandigheden is het project opgedeeld in 7 verschillende strata waarbinnen gelijkaardige
omstandigheden heersen (zie tabel 1).
Kaart 1: Locatie van de verschillende strata in Ecuador waar herbebost wordt. Met een
gedetailleerde inzet.
7
Tabel 1: overzicht eigenaars en oppervlaktes projectgronden per provincie en stratum.
PROVINCIE PICHINCHA Totale
opp
Natuurlijk habitattype//
verlies opp Stratum Sector Eigenaar Oppervlakte aangeplant
Opp intact eind 2014
1 Sta. Rosa Brian Krohnke 12 12
29 Gebergte regenwoud Marcelo Vasconez 18 17
2 San Tadeo
Ramiro Salazar 8 8
39 Subtropisch regenwoud Piedras Negras 21 20
Las Tolas La Yumbada 11 11
3 Marianitas Rafael Ferro 43 43 43 Laagland-regenwoud
Totaal Pichincha 113 111 111 20
PROVINCIE IMBABURA Totale opp
Natuurlijk habitattype Stratum Sector Eigenaar
4 Salinas Ximena Enríquez 40 21 21 Droog bos met seizoensregens
5 San Gerónimo
Richard Wheeler 77 75
135,5
Subtropisch regenwoud met verlengd droog
seizoen
Thelmo Grijalva 17 17
Eduardo Moreno 8 0
Gerardo Cuasapaz 12 12
Rosa Cuascota 2 2
Piet Sabbe 5 3
Luis Paillacho 4,5 4
Fernando R. Pérez 1,6 1,6
Yolanda Pérez 8,4 8,4
Ivan Ramós 4 0
Elmo Eches 12,5 12,5
Angel Bolaños 10 0
Totaal Imbabura 202 156,5 156,5 45,5
PROVINCIE CARCHI Totale opp
Natuurlijk habitattype Stratum Sector Eigenaar
6 Mundo Nuevo
Waler Uvidia 24 24
98
Subtropisch regenwoud met verlengd droog
seizoen
Jorge Proaño 9 9
Ángel Hidrobo 5 0
Jaime Benalcazar 1 0
Marlene Arévalo 8 0
Hnos. Cevallos 14,5 0
Jorge Cevallos 57 57
Edison Sandoval 3 0
Alcivar Alpala 3 0
Fernando Arévalo 7 7
Hnos. Arévalo 7 0
Isabel Sandoval 1 0
Horacio Arteaga 1 1
Totaal Carchi 140,5 98 98 42,5
PROVINCIE ESMERALDAS Totale opp
Natuurlijk habitattype Stratum Sector Eigenaar
7 El Cristal Javier Ordoñez 60 69 69 Subtropisch regenwoud
Totaal Esmeraldas 60 69 69 -9
TOTAAL 515,5 434,5 434,5 99
8
Betrokken partners
2.1. Organigram
Mindo Cloudforest Foundation
Brian Krohnke (coördinator)
Maura Guevara (bosbouwingenieur)
Telenet
Jan De Grave, VP Sustainability
Pieter Debaene, juridisch adviseur
Isabelle Geeraerts, Corporate Communications
Projectdeelnemers
eigenaars gronden
BOS+ Vlaanderen
Bert De Somviele, directeur
Mariette D’Hulster, financieel verantwoordelijke
Universiteiten
Gent (UGent, Dr. Ir. Hans Verbeeck)
Cuenca (PROMAS, Dr. Ir. Felipe Cisneros)
Kwekerij Verantwoordelijke Blanca
Cuasapaz
BOS+ tropen
Hilke Evenepoel, coördinator
Debbie Eraly, projectmedewerker Andes
Herwig Bellemans, lokaal vertegenwoordiger
Arbeidersploegen
Pablo Cuichan, teamleider stratum 1, 2, 3 en 6a
Martin Maldonado, teamleider stratum 4
Gerardo Cuasapaz, teamleider stratum 5 en 7
Jorge Cevallos, teamleider stratum 6b
9
2.2. Telenet
Het project wordt gefinancierd door het Belgische telecommunicatiebedrijf Telenet. Zij streven naar
een klimaat neutrale bedrijfsvoering en monitoren daarvoor ook hun koolstofuitstoot. Ze
communiceren over het project via hun jaarlijkse duurzaamheidsrapport, de blog en occasionele
persberichten in samenwerking met BOS+ Vlaanderen.
2.3. BOS+ Vlaanderen
a. Voorstelling
BOS+ Vlaanderen vzw, het voormalige Vereniging voor Bos in Vlaanderen, zet zich al meer dan
40 jaar in voor bosbehoud, duurzaam multifunctioneel bosbeheer en bosuitbreiding, in
Vlaanderen en wereldwijd. BOS+ Vlaanderen sloot de overeenkomst met Telenet af voor de
uitvoering van dit project. Voor het opvolgen van dit project, in Ecuador, werd
zusterorganisatie BOS+ tropen aangesteld als dagelijkse projectbeheerder omwille van haar
jarenlange ervaring met dergelijke projecten in de regio.
b. Taken
De structuur van de opvolging is zo dat BOS+ Vlaanderen rechtstreeks aan Telenet rapporteert
en op regelmatige tijdstippen overlegt met de andere partners over de stand van zaken van
het project. De inhoudelijke en financiële verslaggeving, de eindcoördinatie over het project
gebeurt door de vzw BOS+ Vlaanderen. BOS+ Vlaanderen draagt de eindverantwoordelijkheid
naar Telenet toe. BOS+ Vlaanderen zorgt ook voor de communicatie over het project.
c. Personeel
Bert De Somviele, directeur, en Mariette D’Hulster, financiële ondersteuning,
2.4. BOS+ tropen
a. Voorstelling
BOS+ tropen is een Belgische ngo voor ontwikkelingssamenwerking die als visie heeft dat de
natuurlijke hulpbronnen in het Zuiden in de eerste plaats aan de lokale bevolking toebehoren
en wil verzekeren dat dit op een optimale en duurzame manier kan. BOS+ tropen heeft
verschillende projecten lopen in Bolivia, Peru en Ecuador, die alle focussen op het thema bos:
bescherming, duurzaam beheer, herstel, agroforestry, bebossing en herbebossing. BOS+
tropen werkt, als beheerder van het Vlaams Fonds voor Tropisch Bos, al sinds 2008 samen met
Mindo Cloudforest Foundation. MCF kreeg toen twee subsidies toegewezen voor het
uitwerken van PDD’s, die nu samengebundeld worden tot 1 document en de basis van dit
project vormen.
b. Taken
BOS+ tropen beheert het project en volgt de uitvoering ter plaatse van nabij op. BOS+ tropen
is de centrale actor in de coördinatie van de monitoringactiviteiten tussen de verschillende
partners, is de schakel tussen de werking in Ecuador en België en heeft volgende specifieke
taken:
Algemeen projectbeheer;
10
Systematiseren van gegevens;
Opvolgen lokale partners;
Opvolgen uitvoering project (timing en procesverloop);
Regelmatige communicatie via mail en skype met MCF en lokale vertegenwoordiger;
Lokale vertegenwoordiger (zie c);
Controle en verbeteren financiële verslaggeving MCF;
Doornemen technische verslagen MCF en terugkoppelen van bevindingen en nodige
aanpassingen;
Technische en inhoudelijke input;
Ondersteuning MCF bij algemeen projectbeheer;
Terreinbezoeken;
Financiële opvolging en verslaggeving naar BOS+ Vlaanderen;
Inhoudelijke verslaggeving naar BOS+ Vlaanderen;
Overleg met BOS+ Vlaanderen en projectfinancier;
Aanleveren materialen voor communicatie financier, met name foto’s, filmpjes en
bijhorende informatie (zie §6);
Coördineren en faciliteren monitoring en bijhorende netwerk tussen Ecuadoraanse
en Belgische universiteiten en lokale partners;
Ondersteunen thesisstudenten.
In 2014 werden volgende terreinbezoeken uitgevoerd:
Januari 2014: tweedaags bezoek door Herwig Bellemans, Ecuador-vertegenwoordiger
van BOS+, aan strata 1,2 en 3 en overleg met de eigenaar van stratum 3.
Februari 2014: uitgebreid overleg van projectmedewerker Debbie Eraly met
coördinator van MCF, Brian Krohnke, op kantoor. De volgende punten werden
besproken: een update van het aantal aangeplante oppervlakte (inclusief het nodige
Foto 2 – De terreinbezoeken zorgen voor interessante ontmoetingen.
Hier met een ongevaarlijke slang
11
kaartmateriaal), een duidelijk overzicht van de aanplantingen 2013, verbeteringen aan
de financiële verslaggeving, addendum bij de overeenkomst en de nodige afspraken
daarover, planning en budgettering voor 2014, bespreking resultaten thesisonderzoek
2013 en bijkomende informatie.
Juni 2014: tweedaags bezoek aan het project van een groep van 16 Belgen op BOS+
inleefreis in Ecuador, samen met Herwig Bellemans en Brian Krohnke. Algemene uitleg
over project en bezoek van verschillende aanplantingen in de strata 1,2 en 3.
Augustus 2014: Hilke Evenepoel, coördinator BOS+ tropen, bracht een bezoek aan
Ecuador. Samen met coördinator van MCF, Brian Krohnke, werd eerst het protocol
voor de veldmonitoring verfijnd en dan strata 5 en 6 bezocht (2 dagen) om een deel
van de monitoring van de aanplantingen op zich te nemen samen met enkele lokale
arbeiders. Ook de boomkwekerij in San Gerónimo werd bezocht. Er werd ook
uitgebreid met de coördinator van MCF overlegd om de resultaten, de betaling van
incentives en verdere verloop monitoring te bespreken.
Oktober 2014: uitgebreide monitoringcampagne van 13 dagen om de aanplantingen
om aangeplante oppervlaktes, onderhoud, overleving, natuurlijke regeneratie en
groei op te meten in de 7 strata van het project. Dit gebeurde onder leiding van
projectmedewerker Debbie Eraly, drie vrijwilligers (waaronder Rosa Peñafiel die vorig
jaar haar thesis hier uitvoerde) en in samenwerking met de coördinator van MCF en
telkens twee lokale arbeiders.
c. Continue opvolging lokaal
Herwig Bellemans, een Belg die al meer dan 10 jaar in
Ecuador woont en BOS+ tropen al enkele jaren in
Ecuador vertegenwoordigt, zorgt voor een continue
opvolging van het project, vanaf september 2014
opgevolgd door projectmedewerker van BOS+ Debbie
Eraly, die vanaf dan BOS+ Andes vanuit Ecuador
vertegenwoordigt.
Taken:
Controles op het terrein;
Situatie opvolgen in de kwekerijen:
gezondheid planten, aantal planten,
planning;
Gesprekken met verantwoordelijken
kwekerijen;
Gesprekken met deelnemers;
Overleg met projectcoördinator en
bosbouwingenieur MCF;
Ondersteuning in projectmanagement;
Technische input;
Monitoring
Foto 3 – Debbie Eraly op
terreinbezoek in stratum 1 met
een Aliso op de achtergrond.
12
BOS+ tropen is met betrekking tot de monitoring van koolstofopslag, biodiversiteit en de
sociaaleconomische aspecten verantwoordelijk om :
Een monitoringplan op te stellen;
Universiteiten in België en Ecuador te contacteren, tot samenwerkingsakkoorden te
komen, en de voorwaarden tot deze samenwerkingen samen te concretiseren;
De samenwerking tussen de verschillende partijen te faciliteren;
De monitoringactiviteiten uit te voeren of te laten uitvoeren;
De monitoringactiviteiten op te volgen en indien nodig begeleiding te verzekeren.
2.5. MCF
a. Voorstelling
Mindo Cloudforest Foundation is een Ecuadoraanse stichting voor natuurbescherming,
opgericht in 2001. Het huidige herbebossingsproject werd ontworpen door MCF en wordt door
hen uitgevoerd met behulp van lokaal personeel en ervaren medewerkers. MCF staat in voor
de dagdagelijkse uitvoering en het beheer van dit project vanaf het zoeken van terreinen tot
het onderhouden van de aanplantingen. In overleg met BOS+ tropen en de betrokken
universiteiten zal MCF ook een centrale rol spelen in het plannen, logistiek ondersteunen en
uitvoeren van het effectieve monitoringwerk.
b. Dagelijks beheer – taken
Het project wordt ter plaatse uitgevoerd
en gecoördineerd door de Ecuadoraanse
organisatie Mindo Cloudforest
Foundation. Specifiek heeft deze partner
volgende taken:
Overleg met deelnemers en
verantwoordelijken kwekerijen;
Contracten afsluiten met
eigenaars en naleving opvolgen;
Formuleren technische
adviezen:
o Kwekerijen;
o Aanplantingsploeg;
o Onderhoudsploeg;
Plannen van de aanplantingen;
Organiseren van het
aanplantings- en
onderhoudswerk;
Contracteren en opvolgen van
de leiders van de plantploegen;
Opkweek van een groot deel van
het plantgoed met het lokaal Foto 4 – Brian Krohnke, de coördinator van MCF
zamelt mee zaden van copal in.
13
inzamelen van zaden en het voorzien van organische meststoffen;
Informatievergaderingen voor bewoners en lokale overheden in de omgeving van
het project;
Educatie m.b.t. brandpreventie;
Overleg met overheidsdiensten;
Coördinatie met BOS+ tropen;
Logistieke begeleiding thesisstudenten;
Financiële rapportering aan BOS+ tropen;
Inhoudelijke rapportering aan BOS+ tropen.
c. Personeel
Projectcoördinator Brian Krohnke;
Bosbouwingenieur Maura Guevara;
4 Vaste ploegleiders en onderhoudswerkers
o Gerardo Cuasapaz
o Pablo Cuichán
o Martin Maldonado
o Nestor Apolo
4 Vaste medewerkers in de kwekerij van San Gerónimo
o Blanca Cuasapaz
o Gerardo Cuasapaz
o Gloria Guancha
o Miguel Alcedan
d. Monitoring
Het personeel van MCF volgt de uitvoering van het project op door volgende zaken te
monitoren:
De sterfte van de boompjes;
De aanplantingen en het onderhoud;
Het bosbeheer.
Een specifiek aspect van het monitoren van de bebossingsactiviteiten is de diversiteit aan
boomsoorten die aangeplant wordt en dit wordt sinds de start van het project met bijzondere
aandacht opgevolgd.
Het projectpersoneel verzekert samen met de eigenaars dat de aangelegde aanplantingen
beschermd worden gedurende de projectperiode en dat de eigenaars hun
verantwoordelijkheden opnemen. In stratum 5 is er bijzondere aandacht voor de preventie
van branden. In het zeer droge stratum 4 wordt er ook intensief geïrrigeerd om de overleving
van de planten te verzekeren.
14
2.6. Andere partners
a. Katholieke Universiteit Leuven (KUL)
BOS+ Vlaanderen en BOS+ tropen hebben zeer nauwe contacten met de Faculteit van Bio-
ingenieurs, Departement Bosbouw en Biowetenschappen van de KUL. Een senior professor,
met veel ervaring in tropische bosbouw, klimaatverandering en biodiversiteit, Prof. Dr. ir. Bart
Muys, bestuurder van BOS+, maakte deel uit van het projectteam van BOS+ sinds de start van
dit project en was onder meer betrokken bij de onderhandelingen met Telenet. Hij is ook de
coördinator van het welgekende academische consortium KLIMOS, dat zich focust op klimaat
en ontwikkelingssamenwerking. BOS+ zal met KLIMOS bekijken of master studenten kunnen
ingeschakeld worden bij het opnemen en beschrijven van de resultaten van de
monitoringactiviteiten van dit project binnen het kader van hun thesis of binnen het KLIMOS
netwerk. Er kan ook genetwerkt worden met andere departementen van de KUL om studenten
te zoeken die interesse hebben in de effecten op biodiversiteit en de sociaaleconomische
aspecten van dit project. Het opmaken van een gedetailleerd monitoringplan en de uitvoering
hiervan, met specifieke aandacht voor de verschillende thema’s zal in detail besproken worden
met de KUL.
b. Universiteit Gent (UGent)
Aangezien de kantoren van BOS+ in hetzelfde gebouw ondergebracht zijn als die van het
Laboratorium voor Bos & Natuur van de Universiteit Gent, zijn er dagelijkse contacten met het
universiteitspersoneel. Het diensthoofd, Prof. dr. ir. Kris Verheyen is voorzitter van BOS+ en hij
heeft de uitwerking van dit project van nabij opgevolgd. Binnen de faculteit bio-
ingenieurswetenschappen zijn er nauwe banden en goede contacten met het Laboratorium
Foto 5 – Bosbouwingenieur Maura Guevarra bij een prachtige
Nogal boom die binnen enkele jaren noten zal produceren.
15
voor Plantenecologie waar enkele onderzoekers toegepast onderzoek doen naar o.a. het
modelleren van bosecosystemen, hun koolstof- en waterfluxen en hun interacties. Dr. ir. Hans
Verbeeck is hier de contactpersoon. Hier werden al thesisonderzoeken m.b.t. het monitoren
van de koolstofopslag van het project uitgevoerd door masterstudenten. Er wordt ook
genetwerkt worden met andere departementen van de UGent om studenten te zoeken die
interesse hebben in de effecten op biodiversiteit en de sociaaleconomische aspecten van dit
project. Het opmaken van een gedetailleerd monitoringplan voor koolstof en de uitvoering
hiervan werd detail besproken worden met Dr. ir. Verbeeck. Zowel in 2012 als in 2013 werkten
masterstudenten in het kader van hun thesis mee aan onderzoek om de C-opslag te monitoren
en modellen uit te werken om de extrapolatie hiervan te verbeteren.
c. Programma voor het Beheer van Bodem en Water, Universiteit Cuenca, Ecuador
(PROMAS)
BOS+ en Universiteit Gent hebben reeds jarenlang goede contacten met PROMAS en bio-
ingenieurs van de universiteit van Gent en Leuven werken regelmatig samen met PROMAS met
de steun van de VLIR. Ze werden de voorbije jaren maal betrokken bij het bodemonderzoek.
3. Doelstellingen en verwachte resultaten
3.1. Algemeen
Dit project heeft volgende doelstellingen:
het vrijwillig neutraliseren van de uitstoot van broeikasgassen die veroorzaakt wordt door de
projectfinancier Telenet;
mitigatie van klimaatverandering door het aanplanten van bomen die koolstof opslaan;
omzetten van marginale en gedegradeerde graslanden in waardevol natuurlijk boshabitat en
verbinden waardevolle bos habitats ten voordele van de biodiversiteit;
het leveren van ecosysteemdiensten door bos zoals tegengaan erosie, watervoorziening,
aanleveren van hout, fruit en andere niet-houtige producten;
het inkomen verhogen en lokale tewerkstelling creëren in de rurale gemeenschappen
waardoor deze geholpen wordt bij het verminderen van de armoede;
het verbeteren van de (wetenschappelijke) kennis met betrekking tot tropische
herbebossingsprojecten en hun impact op klimaatmitigatie en –adaptatie en creëren van een
netwerk tussen verschillende projectactoren in België en Ecuador om deze kennis uit te
bouwen en uit te wisselen.
3.2. Doelstellingen klimaat
Dit project heeft als doel om de uitstoot van broeikasgassen van de financier, Telenet, te helpen
neutraliseren. De doelstelling is om gemiddeld per jaar minimaal 7.500 ton CO2-equivalenten op te
slaan., gedurende een periode van 17 jaar (2015-2031).
16
Er zal ook veel nieuwe kennis opgedaan worden over de koolstofopslag van de gebruikte boomsoorten
onder de gegeven omstandigheden (tropisch klimaat, gedegradeerde gronden, inheemse
boomsoorten) waarover in de wetenschap nog veel onbekend is.
3.3. Doelstellingen biodiversiteit
Globaal genomen beoogt het project om ook op het vlak van biodiversiteit een positieve impact te hebben. Dit gebeurt meer bepaald op de volgende manieren:
De projectactiviteit zet gedegradeerde, weinig of niet-productieve graaslanden om in
waardevol natuurlijk boshabitat;
Door het vestigen van een bosecosysteem zullen andere boom- en plantensoorten
zichzelf makkelijker kunnen vestigen (natuurlijke regeneratie). Dit zowel op de
projectterreinen als in de omgeving;
Op lange termijn (10-20 jaar) zal dit project een uitbreiding van het natuurlijk
bosareaal betekenen en dus een habitat bieden voor bossoorten, zowel zoogdieren,
vogels, reptielen als insecten;
Het resulterende bos zal kleine resterende stukken natuurlijk bos, met vaak nog een
hoge biodiversiteit, opnieuw verbinden;
De verschillende terreinen in de
provincie Pichincha maken allemaal
deel uit van internationaal erkende
“Important Bird Areas” en hun
herbebossing zal de leefbaarheid op
lange termijn van de vogelpopulaties
in deze gebieden mee verbeteren;
Het gebruik van voornamelijk
inheemse, lokaal aangepaste
boomsoorten (opgekweekt uit lokaal
ingezameld zaad) zal ook hun areaal
uitbreiden en op zich een toename
van de biodiversiteit betekenen.
De geografische range van het project zorgt ook voor verschillende unieke mogelijkheden. Zo kan het
herstel van biodiversiteit ten gevolge van de herbebossingsactiviteiten beoordeeld en vergeleken
worden met sites die niet hersteld worden en het resterend bos in de verschillende strata.
Projectuitvoerder MCF heeft grote expertise over de Ecuadoraanse vogelsoorten, en vogelpopulaties
kunnen worden gebruikt als indicatoren voor de kwaliteit van de omgeving. Daarom zal het project de
evoluties in de biodiversiteit van vogels monitoren en contrasteren tussen project strata 1-3 en 4-5 en
6-7.
Foto 6 – In een van de aanplantingen
in stratum 3 werd een vogelnest met
jongen ontdekt.
17
Als ruwe baseline blijkt uit de huidige vogellijsten (Paul Greenfield) dat de vogeldiversiteit radicaal
verschilt met ongeveer 50 soorten in de strata 4-5 (Mira rivierbekken) vs. meer dan 250 in de strata 1-
3 (Rivierbekken Pachijal). Dat is een heel pak meer dan de in totaal 226 vogelsoorten die in België
voorkomen.
De checklist van de CCB standaard geeft duidelijke indicaties voor de effecten op biodiversiteit die het
project moet nastreven. Samenvattend moet het project m.b.t. biodiversiteit aan volgende
voorwaarden voldoen:
Het project moet een positieve impact hebben op de biodiversiteit binnen de projectzone en de projectduur ten opzichte van de baseline;
Het project moet elke Hoge Beschermingswaarde (High Conservation Value) van belang op globaal, regionaal of nationaal niveau, behouden of verbeteren;
Invasieve soorten mogen niet toenemen ten gevolge van het project;
Het project mag geen genetisch gemodificeerde soorten gebruiken;
De projectuitvoerder moet mogelijke negatieve effecten op biodiversiteit buiten de projectzone ten gevolge van de projectactiviteiten evalueren en beperken;
De projectuitvoerder moet een monitoringplan ontwerpen om de veranderingen in biodiversiteit ten gevolge van de projectactiviteiten (binnen en buiten de projectgrenzen) te kwantificeren en te documenteren. Het monitoringplan moet de types indicatoren, de methode van staalname en de frequentie hiervan identificeren;
Met de Gold Level voor Biodiversiteit wordt verder gegaan dan de minimale vereisten volgens CCB en moet het project ook biodiversiteitswaarden op globaal niveau beschermen.
18
3.4. Sociaaleconomische doelstellingen
In de eerste plaats streeft het project na om tijdens de intensieve activiteiten van de eerste jaren
tewerkstelling in de landelijke gemeenschappen te creëren en zo de armoede te verminderen. Op
lange termijn wil het ook het inkomen verhogen door commercieel interessante houtige en niet-
houtige bosproducten op te leveren. Het project heeft ook nog ruimere sociaaleconomische
doelstellingen zoals educatie over het belang en de betekenis van bos, het opleiden van de arbeiders
in herbebossing en opkweek van lokale soorten. Daarna behoort het vormen van een
kennisgemeenschap, zowel op lokaal als internationaal vlak tot de doelstelling.
In meer detail worden volgende doelstellingen op sociaaleconomisch vlak verwacht:
Toename van lokale tewerkstelling in een arme regio waar formeel werk niet
eenvoudig te vinden is;
Toename in het gemiddelde loon;
Foto 7 – Een Aliso boom op de voorgrond die deel moet
worden van het bos dat aansluiting zal vinden bij het bos
zichtbaar op de achtergrond.
19
Arbeiders inschrijven in sociale zekerheid;
Verbeteren van de diensten die het bos levert (ecosysteemdiensten) zoals grotere
waterbeschikbaarheid zowel voor consumptie als landbouw, verminderen van erosie,
verbeteren van de bodemvruchtbaarheid en stabilisatie van het klimaat;
Het voorzien van producten rechtstreeks uit het bos zoals hout, fruit, tannines,
natuurlijke geneesmiddelen en zaden die een natuurlijke zeep bevatten, die lokaal
kunnen verwerkt worden en een inkomen genereren;
Op langere termijn kan de toename van bosoppervlakte en betrokkenheid van de
gemeenschap ook zorgen voor extra opportuniteiten voor ecotoerisme;
Preventie van branden door het aanleggen van brandgangen en door de creatie van
een vochtigere omgeving;
De betrokkenheid van de mensen uit het dorp bij een gemeenschappelijk project zorgt
voor een versterking van de gemeenschapsbanden en een grotere lokale veerkracht.
De checklist van de CCB standaard geeft ook duidelijke indicaties voor de effecten op
sociaaleconomische factoren die het project moet nastreven. Samenvattend moet het project aan de
volgende voorwaarden voldoen:
Het project moet een positieve impact hebben op het sociale en economische welzijn van de gemeenschappen en er voor zorgen dat de kosten en baten van het project evenredig verdeeld worden in de projectzone en binnen de projectduur ten opzichte van de baseline;
De projectuitvoerder moet mogelijke negatieve effecten op het sociaaleconomische welzijn van mensen buiten de projectzone ten gevolge van de projectactiviteiten evalueren en beperken;
De projectuitvoerder moet een monitoringplan ontwerpen om de veranderingen in sociaaleconomisch welzijn (van de gemeenschappen en stakeholders) ten gevolge van de projectactiviteiten (binnen en buiten de projectgrenzen) te kwantificeren en te documenteren. Het monitoringplan moet de types indicatoren, de methode van staalname en de frequentie hiervan identificeren.
20
3.5. Monitoring
Monitoring maakt een essentieel deel uit van dit project. Dit omvat het gebruik van alle informatie
gerelateerd aan het project om op regelmatige basis tijdens het projectverloop de opslag van CO2 (VCS
en CCB standaard) in te schatten en de effecten op biodiversiteit en sociaaleconomische parameters
(CCB standaard) te beoordelen.
Hieronder een kort overzicht van de verschillende zaken die op verschillende tijdstippen tijdens het
project gemonitord zullen worden:
Continue monitoring van de projectsites en het bosbeheer;
Overlevingspercentages van de aangeplante boompjes tijdens de eerste 3 jaren na
aanplanting. Een gangbaar percentage van 25 % sterfte is in rekening genomen bij de
voorbereidingen van het project. Herplanten gebeurde, indien nodig, ten laatste in
2014;
Monitoring brandgangen in stratum 5 en 6 tijdens aanplanting en hun onderhoud
gedurende de eerste 3 jaren;
Foto 8 – Eén van de arbeiders, Luis, met de door
hem aangeplante bomen in stratum 1. Achter
hem een snelgroeiende Aliso, voor hem de traag
groeiende Cedro die hardhout levert.
21
De CO2-sequestratie gerealiseerd door de groei van de boompjes (jaarlijks opmeten
tot en met 2016, vanaf dan tweejaarlijks);
De veranderingen in CO2-gehalte in de bodem;
Sociaaleconomische en biodiversiteitsaspecten volgens de CCB standaard.
Een deel van het monitoringproces is het vastleggen van Permanente Staalnameplaatsen (Permanent
Sampling Plots, PSP’s) om gedurende opeenvolgende jaren op een gestandaardiseerde manier
volgende parameters te bepalen:
Groei van de bomen en de bijhorende koolstofopslag in hun biomassa;
Het koolstofgehalte in de bodem.
Vluchten en verplaatsingen die uitgevoerd zullen worden voor de opvolging en monitoring van het
project worden gecompenseerd via Treecological.be, de eigen CO2-calculator die BOS+ i.s.m. Ecolife
ontwikkeld heeft.
De details van de monitoringactiviteiten staan per aspect besproken in paragraaf 5.
3.6. Tools voor opvolging
Om op een gestructureerde wijze een project weer te geven, de activiteiten te plannen en de
vorderingen op te volgen, of m.a.w. om op resultaatgerichte wijze aan projectbeheer te kunnen doen,
is het logisch kader een klassiek werkinstrument. Het geeft zowel de doelstellingen, de activiteiten als
de planning weer in tabelvorm. De bedoeling is wel om deze tool dynamisch te gebruiken.
Foto 9 – Onderhoudswerkzaamheden in Suamox.
22
Daarnaast werd samen MCF ook een mindmap opgesteld die de structuur en logica van het project op
een meer organische manier weergeeft. Deze moet helpen om de verschillende logische stappen in
het project weer te geven en uit te voeren.
Het opstellen van registers voor de kwekerijen, de aanvoer van planten en de aanplantingen is een
ander middel om de informatie te organiseren en de uitvoering van het project te plannen en op te
volgen.
Daarnaast worden uiteraard ook gedetailleerde registers van de aanplantingen met aantallen per soort
en per terrein (eigenaar), de oppervlaktes en de overleving bijgehouden.
Naar financiële verslaggeving toe werd MCF ook uitgebreid ondersteund in het gebruiken van handige
formaten en juiste boekhouding.
4. Gerealiseerde resultaten en daaraan gekoppelde activiteiten
4.1. Validatie PDD volgens internationale standaarden VCS en CCB
De VCS Standard is een globale standard voor projecten die de uitstoot van broeikasgassen
verminderen of ze verwijderen uit de atmosfeer. Het wordt gebruikt om koolstofkredieten op de
vrijwillige markt te verifiëren en uit te geven en de kwaliteit hiervan te verzekeren. De
broeikasgasreducties of -opslag moeten volgens VCS voldoen aan de volgende principes: echt,
meetbaar, permanent, additioneel, onafhankelijk geaudit, uniek, transparant en conservatief.
De Climate, Community & Biodiversity Alliance (CCBA) is een wereldwijd partnerschap van bedrijven
en NGO’s dat opgericht werd in 2003. Het doel is om bosbescherming, -herstel en agroforestry te
promoten door kwaliteitsvolle koolstofprojecten met meervoudige voordelen: robuuste en
geloofwaardige vermindering van uitstoot of opslag van koolstof, positieve impact op de lokale
gemeenschappen en op het lokale milieu. Dit is een belangrijk verschil met andere
koolstofstandaarden die enkel naar koolstof kijken.
De validatie van een project houdt in dat het ontwerp voldoet aan de criteria die in de standaarden
opgesteld worden.
Voor het project werd de validatie van de nieuwe PPD volgens beide standaarden door Rainforest
Alliance bekomen in 2013 en het project is ondertussen terug te vinden op
- De website van VCS:
https://vcsprojectdatabase2.apx.com/myModule/Interactive.asp?Tab=Pipeline&a=3&i=1080
&lat=0%2E124867&lon=-79%2E165641&bp=1
- De website van CCB:
http://www.climate-standards.org/2011/10/17/reforestation-with-native-species-in-the-
pachijal-and-mira-river-watersheds-for-carbon-retention
23
4.2. Registratie project in het register van het Ministerie van Milieu Ecuador
Na een moeizame start de voorbije projectjaren, zijn er ondertussen nieuwe evoluties waardoor de
registratie van bos vergemakkelijkt is. MCF zal hiervoor in 2015 (omdat pas eind 2014 alle plantages
afgerond werden) de nodige stappen ondernemen met behulp van een bosbouwingenieur die lid is
van MCF en al voor de betrokken dienst werkte.
Het voorheen beloofde register van klimaatprojecten blijft echter nog steeds dode letter.
4.3. Een gemiddelde jaarlijkse opslag van 7500 ton CO2 vanaf 2015 tot 2031
a. Uitwerking PDD
De nieuwe versie van de PDD volgens het formaat en de criteria van de Verified Carbon
Standard (www.v-c-s.org) en Climate Community and Biodiversity Standard
(http://www.climate-standards.org/) werd afgewerkt in juni 2012 (versie 4.3) en gevalideerd
volgens beide standaarden in 2013.
Eén van de belangrijkste aanpassingen ten opzichte van de vorige versies was de verplichte
verlenging van de projectduur van 20 naar 30 jaar. Dit is een nieuwe vereiste voor de VCS
standaard en wierp een heel ander licht op dit project. Het bracht ook een andere partij in de
onderhandelingen omdat er nu ook incentives aan bepaalde eigenaars betaald moeten
worden. Na uitgebreide onderhandelingen hierover in 2013 en begin 2014, werd in mei 2014
tussen de partners een akkoord bekomen om het project te verlengen tot 30 jaar en aan beide
partijen een percentage CO2 op basis van de investeringen toe te wijzen (78,45% voor Telenet).
Het addendum bij het contract om dit te formaliseren was in oktober door alle partijen
(Telenet, BOS+ en MCF) ondertekend. Het document maakt duidelijk hoeveel koolstof de
verschillende partijen de komende jaren kunnen claimen en wat de voorwaarden bij de
communicatie over het project zijn. Belangrijk is dat de oorspronkelijke doelstellingen
gevrijwaard blijven, de minimale koolstofopslag van 2015-2031 voor Telenet bewaard blijft en
er bovendien de 6 jaren daarna (2032-2037) jaarlijks nog 5.253 ton CO2 door Telenet geclaimd
zal kunnen worden en er in totaal 14.020 meer aan Telenet toegewezen wordt zonder extra
kost voor Telenet.
24
b. Simulaties koolstofopslag
Het gehanteerde model voor de
simulatie van de totale koolstofopslag
dat uitgaat van een lineaire groei na het
eerste jaar en goedgekeurd werd bij de
validatie wordt in Tabel 2 voorgesteld.
Het gaat hierbij over een theoretisch
model en dus over best mogelijke
inschattingen. Ten vroegste vanaf eind
2019 (na vijf jaar van monitoring) zullen
de eerste complete reële gegevens
voorhanden zijn en zal de effectieve
koolstofopslag op lange termijn beter
ingeschat kunnen worden. Dit betekent
ook dat deze tabel op dat moment
geactualiseerd zal worden en vanaf dan
bijgesteld wordt op basis van de
metingen.
Door de uitbreiding van de projectduur
wordt de tabel voor een periode van 30
jaar weergegeven. Het is belangrijk op te
merken dat dit gaat over de simulatie
van de totale koolstofopslag, dus niet
alleen die ten gunste van Telenet.
Telenet heeft in het totaal recht op
78,45% of 179.556 ton CO2-equivalenten
van de totale gesimuleerde
geaccumuleerde hoeveelheid
weergegeven in de tabel. Voor de
verdeling van de C-claims tussen de
verschillende partijen, verwijzen we
door naar het addendum bij de
overeenkomst en de bijhorende annex
met CO2-verdelingen.
Volgens deze nieuwe inschattingen zou
voor de 500ha aangeplante ha in totaal
jaarlijks gemiddeld 8477 ton CO2-
equivalenten opgenomen kunnen
worden gedurende 27 jaar (2015-2014;
zie tabel 2). Het halen van de
oorspronkelijk beoogde doelstelling van
7500 ton per jaar in de eerste 17 jaar
(0,75 * 9737 = 7639) wordt hierbij ook
bevestigd.
jaar Jaarlijkse opslag
(tCO2e) Geaccumuleerde
opslag (tCO2e)
2011 0,00 0,00
2012 4552,96 4552,96
2013 8472,81 13025,77
2014 8472,81 21498,59
2015 8472,81 29971,40
2016 8472,81 38444,22
2017 8472,81 46917,03
2018 8472,81 55389,85
2019 8472,81 63862,66
2020 8472,81 72335,48
2021 8472,81 80808,29
2022 8472,81 89281,10
2023 8472,81 97753,92
2024 8472,81 106226,73
2025 8472,81 114699,55
2026 8472,81 123172,36
2027 8472,81 131645,18
2028 8472,81 140117,99
2029 8472,81 148590,81
2030 8472,81 157063,62
2031 8472,81 165536,43
2032 6334,97 171871,4
2033 6334,97 178206,37
2034 6334,97 184541,34
2035 6334,97 190876,30
2036 6334,97 197211,27
2037 6334,97 203546,24
2038 6334,97 209881,21
2039 6334,97 216216,17
2040 6334,97 222551,14
2041 6334,97 228886,11
Jaarlijkse gemiddelde opslag 2015-2031
9737,44
Jaarlijkse gemiddelde opslag 2032-2041
6334,97
Jaarlijkse gemiddelde opslag 2015-2041
8477,26
Tabel 2 – Simulatie totale koolstofopslag
gedurende 30 jaar (te verdelen over de
verschillende financiers)
25
c. Monitoring
1. In 2012-2013 droegen twee masterstudenten van de universiteit Gent, Matthias Strubbe
en Marijn Bauters (Labo Plantenecologie, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen,
begeleid door Dr. ir. Hans Verbeeck en Prof. Dr.ir. Kathy Steppe), bij aan de monitoring van
het project. Zij zorgden voor het uitzetten van 38 permanente sampling plots van 201m2
radius, verspreid over 5 strata, het opmeten van de houtdensiteiten van 28 van de
dominant aangeplante boomsoorten die zorgen voor een correctere inschatting van de
biomassa koolstofopslag in de 5 onderzochte strata.
2. Het onderzoek van de Ecuadoraanse Rosa Soria, masterstudente aan de Universiteit Gent
(Labo Plantenecologie, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, begeleid door Dr. ir. Hans
Verbeeck) in 2013-2014 zorgde voor 11 bijkomende permanente sampling plots (strata 6
en 7), bijkomende bodemstalen binnen deze plots voor het bepalen van het gehalte
koolstof in de bodem (baseline), bijkomende houtstalen om de houtdensiteit te bepalen
van ontbrekende soorten, de eerste metingen van de grootte van de aangeplante
boompjes in 6 verschillende strata om baseline data te genereren van aangroei van
bovengrondse biomassa en ze stelde verschillende modellen op om de groei van jonge
gemengde aanplantingen (met inheemse soorten) beter in te schatten. Thesisonderzoek
in 2015 zal dit model verder verfijnen en aan de effectief opgemeten groei kunnen
aftoetsen.
3. De uitgebreide monitoringcampagne door een ploeg van 6 personen gedurende 15
dagen in augustus en oktober 2014, onder leiding van BOS+, liet toe om de aangeplante
oppervlaktes, het onderhoud, de overleving, de natuurlijke regeneratie en groei te
evalueren en op te meten in de 7 strata van het project. Er werden in totaal 286 plots van
201m2 geëvalueerd en dit leverde heel valabele informatie op die toegepast werd om de
simulaties van koolstofopslag te verbeteren (zie d) hieronder) en de inschattingen van
totaal aantal overlevende planten per stratum te maken (zie tabel 3 §4.4). In het
algemeen was duidelijk dat er degelijk werk werd geleverd door MCF, dat het hard
werken is op de vaak sterk hellende en oneffen terreinen, dat er aangeplant werd op alle
opgegeven oppervlaktes en er op de meeste plaatsen effectief onderhoud had
plaatsgevonden. Bijkomende vaststelling is, zoals voorspeld, dat de groeiomstandigheden
en dus ook sterfte en groei zeer sterk variëren tussen de verschillende strata.
26
d. Nieuwe inschattingen C-opslag
Ondertussen werd ook een verfijnder model opgesteld dat op basis van de gegevens van de
monitoring (de oppervlakte van terreinen die nog deel uitmaken van het project, effectieve
soortensamenstelling van de aanplantingen, de inschattingen van sterfte en natuurlijke
regeneratie in elk van de strata) een eerste meer realistische inschatting van de koolstofopslag
maakt. Dit model houdt ook rekening met de eigenschappen van de soorten (voornamelijk
houtdensiteit), de groeisnelheid onder verschillende omstandigheden, de ingeschatte
houtoogst tijdens de laatste 10 jaar en de opgeslagen ondergrondse koolstof. Indien we al deze
informatie samen nemen en een buffer van 25% blijven beschouwen, komen we tot een
inschatting van een totale koolstofopslag over de totale projectduur van 261.710 ton CO2. Dit
is dus 32.804 ton meer dan voorzien in de vernieuwde PDD (zie tabel 2, cumulatieve opslag in
2041). Dit betekent dus ook dat de voorziene claim voor Telenet van in een geaccumuleerd
totaal van 10.006 ton CO2 in 2015 verzekerd is.
Foto 10 – Het monitoringteam beklimt een stevige helling in San
Gerónimo om de aanplantingen te bekijken.
27
Het blijft belangrijk hierbij te duiden op het feit dat dit model nog steeds in zekere mate van
simulaties uitgaat die onder andere een lineaire groei (zoals voorzien in PDD) veronderstellen.
Verder thesisonderzoek in 2015 zal dit model verder verfijnen en ontbrekende basisgegevens
van bepaalde soorten aanvullen om het model te verbeteren. Maar het gaat ook dan nog
steeds over jonge aanplantingen (die een andere groei vertonen dan oudere aanplantingen)
dus deze inschattingen zullen in de toekomst regelmatig bijgepast moeten worden.
Desalniettemin bevestigen deze goede resultaten dat de voorziene claim van 10.006 ton CO2
in 2015 met zekerheid kan gemaakt worden.
4.4. 500 ha nieuw gemengd inheems bos
a. Bepalen van te bebossen gronden in plantseizoen 2012-2013 en 2013-214
Er werden in totaal met 33 eigenaars overeenkomsten afgesloten voor het herbebossen van
hun gronden. De overeenkomsten zijn voor een periode van 30 jaar waarbij er minstens de
eerste 20 jaar niets uit het bos gehaald mag worden. Nadien is een beperkte houtkap (volgens
een duidelijk opgesteld plan) mogelijk indien dit in de overeenkomst vermeld staat. Hier wordt
ook rekening mee gehouden in de simulaties van de koolstofopslag. MCF draagt de
verantwoordelijkheid voor het opstellen van de beplantingsplannen, het aanleveren van het
plantmateriaal en het coördineren van de aanplantingen. MCF zorgt ook voor de nodige
heraanplantingen, de opmaak van de beheerplannen en het onderhoud tot en met juni 2014.
Alles gebeurt steeds in samenspraak met de eigenaars en aangepast aan de lokale
omstandigheden. De eigenaars moeten alle projectactiviteiten faciliteren en alle maatregelen
nemen om de aanplantingen te beschermen tegen menselijke en natuurlijke negatieve
invloeden om te verzekeren dat het aangeplante bos behouden blijft.
Een overzicht van de verschillende eigenaars en de bijhorende oppervlaktes per stratum
staat in tabel 1 (hoofdstuk 1, p. 7). Er werden gedurende het hele project dus in totaal 515,5
ha aangeplant. Dat is 15,5 ha meer dan voorzien in de overeenkomst.
Helaas gingen ook dit jaar ook aanplantingen van de voorbij plantseizoenen verloren door te
moeilijke groeiomstandigheden, gebrek aan blijvend engagement bij sommige eigenaars en
branden. De teller van hectares bosaanplantingen stond einde 2014 dus op 434,5 ha, wat een
verlies van 69 hectare van de 515,5 aangeplante ha betekent. Ten opzichte van de
contractuele doelstelling van 500 ha is dit een verlies van 13%, wat slechts de helft is van de
25 % buffer die algemeen wordt ingerekend bij bosbouwprojecten en ook in dit project vanaf
het begin werd meegenomen en die vooral nodig is gedurende de eerste, moeilijkste jaren,
die ondertussen achter de rug zijn . Uit de nieuwe simulaties blijkt ook dat dit de voorziene
koolstofopslag niet in gevaar brengt. Dit is onder andere te verklaren door een grotere
oppervlakte intacte aanplantingen onder gunstigere omstandigheden (stratum 7) dan waar
oorspronkelijk gepland (stratum 5 en 6) en een sterke natuurlijke regeneratie in verschillende
strata.
28
b. Opkweken van nodig plantgoed voor
plantseizoen 2013-2014
Het plantseizoen in Ecuador loopt vanaf oktober
tot en met mei, afhankelijk van de regenval en de
zone. Dus in 2014 werd het derde en laatste
planseizoen afgerond in mei.
Opnieuw kwam het meeste plantgoed van de
kwekerij in San Gerónimo, die voor het project
opgericht werd en die door minimaal 4 lokale
medewerkers draaiende gehouden wordt die
ondertussen echte specialisten geworden zijn.
Veel van de zaden worden in de regio zelf
ingezameld, wat er voor zorgt dat ze beter
aangepast zijn aan de lokale omstandigheden. Er
zijn bijna continu gemiddeld 100.000 planten
aanwezig in de kwekerij. Tijdens de
verschillende bezoeken aan de kwekerij blijken
de planten steeds in zeer goede staat. Er wordt
duidelijk met toewijding gewerkt en de lokale
medewerkers hebben een goede kennis van de
technieken, de boomsoorten en hun vereisten.
In de toekomst zal deze kwekerij verder gezet worden en voornamelijk plantgoed bieden voor
herbebossingsprojecten van de gemeentelijke en provinciale overheden. Dit is een mooi
voorbeeld van de bijkomende economische en ecologische meerwaarde die dit project
genereert.
c. Aanplantingen
De algemene voorwaarden voor de aanplantingen zijn nog steeds de volgende:
o Inheemse soorten, zo veel mogelijk van de eigen of lokale kwekerijen
o Planten op contourlijnen
o 25 cm x 25 cm x 30 cm plantgaten;
o Gebruik van 250 g organische bemesting in de plantgaten van bepaalde
boomsoorten;
o Gebruik van hydrogel voor het beter vasthouden van water in de strata 4 en
5.
o Minimaal 1000 bomen per hectare aanplanten;
o 1,5m buffer ten opzichte van bestaande bomen;
o Voorzien op 25 % sterfte die, indien nodig, het jaar na aanplanten herplant zal
worden;
o Onderhoudswerkzaamheden waarbij een cirkel van minstens 1m vrijgemaakt
wordt van onkruiden en andere planten rond de aangeplante bomen;
o Het gebruiken van soorten die de voorgaande jaren succesvol bleken (betere
groei, grotere weerstand aan de droogte).
o
Foto 12 – Niet alle boompjes hebben het
even makkelijk. Maar eens het
wortelstelsel stevig ontwikkeld is onder
deze droge omstandigheden, kan de
bovengrondse groei volgen.
29
Er worden een heel aantal boomsoorten aangeplant die ook nuttig zijn voor de lokale
bevolking. Daaronder verschillende soorten fruit (mango, guava – foto 13, aguacatillo,
guanabana), een boomsoort waarvan de vruchten kunnen dienen als looimiddel (Caesalpinea
spinosa of Tara) en een andere waarvan de vruchten kunnen verwerkt worden tot zeep
(Jabincillo, Sapindus saponaria). Er worden ook soorten aangeplant die waardevol hout
kunnen opleveren (zoals laurel, pambil, ceder, balsa). Dit evenwel volgens een duurzaam
beheerplan en de eerste (duurzame) houtoogsten mogen ten vroegste binnen 20 jaar
gebeuren.
Een overzicht van alle aanplantingen wordt weergegeven in tabel 3. Hieruit blijkt dat er
gedurende de hele projectduur tot nu toe (2012-2013-2014) bijna 750.000 bomen werden
aangeplant, oftewel 150% van de doelstelling. Helaas overleven dus niet al deze bomen en
komen we tot een totaal van 455.062 levende bomen eind 2014. Een dergelijk
mortaliteitspercentage is in deze omstandigheden zeker niet ongewoon, en zoals gezegd
waren hier bij aanvang de nodige bufferende inschattingen voor gemaakt. De actuele
aantallen houden rekening met de gegevens over sterfte en natuurlijke generatie die tijdens
de monitoringcampagne van 2014 bekomen werden. En deze gegevens leverden dus ook de
informatie voor de nieuwe inschatting van de koolstofopslag ($ 4.3-d).
Foto 13 – De eerste vruchten van de aanplantingen worden
geoogst. Hugo haalt de zoete guaba vruchten uit de peul.
30
stratum Oppervlakte
intact Aantal levende
bomen eind 2013
Aantal bomen aangeplant op
nieuwe terreinen (tem
juni 2014)
aantal herplantingen (tem oktober
2014)
% sterfte aangeplante
bomen (oktober
2013)
% natuurlijke regeneratie
(bijdrage aan totaal aantal berekend op basis van opp
stratum)
TOTAAL aantal levende bomen
(dec 2014)
PROVINCIE PICHINCHA
1 29 25746,57 0 8630 33% 59% 40142
2 39 56769,11 0 1400 22% 72% 73452
3 43 59050,55 0 1360 0% 37% 76321
Totaal Pichincha 111 141566,22 0 11390 18% 56% 189915
PROVINCIE IMBABURA
4 21 27594,10 0 0 49% 37% 21843
5 135,5 113487,14 0 18059 47% 9% 81914
Totaal Imbabura 156,5 141081,24 0 18059 48% 23% 103757
PROVINCIE CARCHI
6 98 128237,45 0 0 65% 17% 61543
Totaal Carchi 98 128237,45 0 0 65% 17% 61543
PROVINCIE ESMERALDAS
7 69 27849,98 49521 20% 55% 99847
Total Esmeraldas 69 27849,98 49521 0 20,00% 55,00% 99846,78208
TOTAAL 434,5 438734,89 49521 29449 38% 38% 455062 % doelstelling
Totaal aangeplant tijdens volledige project 749897 150%
Totaal levend eind 2014 455062 91%
Tabel 3 – Overzicht van de aangeplante bomen tot en met eind 2014.
31
Een heel belangrijk werk is uiteraard het onderhouden van al die aanplantingen. Want
het werk is niet gedaan na het in de grond stoppen van de boompjes. Er is veel
concurrentie van de omringende grassen en onkruiden en hoe vruchtbarder de grond
hoe sterker ook hun groei. Daarvoor wordt soms met een herbicide, soms met een
handmaaier, maar meestal met de machete een cirkel met een diameter van ongeveer
1m rond elk aangeplant boompje vrijgemaakt. Een hele job, zeker op de sterk hellende
terreinen. Op de meest arme gronden zorgt deze mulch ook voor extra voedingstoffen
en wordt daarnaast door de arbeiders één maal per jaar ook organische meststof
toegediend. Dit jaar werden tot en met december de laatste
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd. Op de meeste plaatsen zijn de bomen
ondertussen groot genoeg om de concurrentie met de grassen en onkruiden aan te
gaan.
Een andere belangrijke bosbouwkundige beheermaatregel is de bevordering van de
natuurlijke regeneratie tijdens de onderhoudsbeurten. Natuurlijke regeneratie krijgt
een betere kans doordat de onkruiden laag gehouden worden en er geen vee meer op
de terreinen komt. En ook die bomen dragen natuurlijk bij tot de koolstofopslag op de
projectterreinen.
Foto 14 – Onderhouden van de aanplantingen door de vegetatie errond
weg te maaien. Hier in San Gerónimo.
32
d. Monitoring
De uitgebreide monitoring die gedaan werd in augustus en oktober 2014 door MCF en
BOS+ leverde volledige data van de overlevingspercentages in de verschillende strata
op. Sterfte van een percentage van de boompjes in het eerste jaar na aanplanten is een
normaal fenomeen en de meeste herbebossingsprojecten gaan uit van een sterfte van
25%. Zoals uit tabel 3 blijkt is de sterfte hoger in de strata 4, 5 en 6 en lager in de strata
3 en 7. De natuurlijke regeneratie compenseert de sterfte echter, hoewel in
verschillende mate in de verschillende strata.
De drie soorten bomen die de sterkste groei vertonen zijn Alnus sp. (zowel A. nepalensis
als A. acuminata, beide elzensoorten), Inga guaba of Guava (een fruitsoort) en Carapa
s. of Tangaré (gebruikt voor hun harde hout).
4.5. Voordelen biodiversiteit
Aangezien het de eerste jaren van de aanplantingen betreft, zijn er nog geen noemenswaardige
effecten op het vlak biodiversiteit te noteren, al zijn er hier en daar reeds anekdotische mooie
waarnemingen gebeurd.
Uiteraard zorgt de diversiteit van aangeplante boomsoorten zelf direct voor een toename in de
biodiversiteit op de aangeplante terreinen. Het aantal verschillende soorten dat per stratum
wordt aangeplant is als volgt:
- 26 soorten in stratum 1
- 19 soorten in stratum 2
- 41 soorten in stratum 3
- 11 soorten in stratum 4
- 16 soorten in stratum 5
- 16 soorten in stratum 6
- 15 soorten in stratum 7
In totaal worden er 85 verschillende boomsoorten aangeplant. Dit is een veel grotere diversiteit
dan oorspronkelijk voorzien was.
33
Er wordt, zoals voorzien in het projectontwerp, ook een beperkt aandeel (uiteraard niet-
invasieve) exoten aangeplant. Het gebruik in beperkte mate van deze exoten is gerechtvaardigd
omdat het gaat om soorten met unieke karakteristieken, die bv. dienen als noodzakelijk
windscherm (stratum 4), stikstof vastleggen om zo dus de bodemvruchtbaarheid en groeikansen
voor andere bomen te verhogen of als snelgroeiende boomsoort die daardoor sneller voor een
bossysteem kan zorgen waardoor andere soorten zich beter kunnen vestigen of standhouden.
Het gaat uiteraard ook steeds om exoten die zich niet invasief gedragen t.o.v. de inheemse
soorten.
Helaas restte er geen tijd in 2014 voor de baselinestudie voor biodiversiteit en de opmaak van
het biodiversiteitsmonitoringplan naast het opvolgen van de algemene projectactiviteiten,
overleg, rapportering en de monitoring van koolstof en de sociale aspecten.
Er zijn wel al contacten gelegd met de universiteit van Gent en enkele vogelspecialisten via MCF.
Er blijkt zeker interesse te zijn voor dit onderzoek dat in de ruimere zin toelaat om de effecten
van ecosysteemherstel op biodiversiteit in de tropen na te gaan. Dit blijkt een nog onderbelichte
Foto 15
Een biodivers bos
in wording in
Suamox.
34
topic in het wetenschappelijk onderzoek. Er wordt gepland om in mei 2015 effectief werk te
maken van het opmaken van een monitoringplan voor de biodiversiteit en in datzelfde jaar ook
een monitoring uit te voeren.
4.6. Voordelen sociaaleconomisch
a. Tewerkstelling
In tabel 4 staat weergegeven hoeveel arbeiders
maandelijks full time tewerk gesteld werden in het project.
Zowel in de kwekerijen als voor de aanplantingen wordt zo
veel mogelijk een beroep gedaan op lokale mensen.
Daarnaast worden ook permanent de coördinator en
bosbouwingenieur van MCF full time tewerkgesteld.
Aan de werknemers wordt het wettelijke minimumloon
betaald en ze worden ingeschreven in een systeem van
sociale zekerheid, wat in deze regio niet vanzelfsprekend
is.
In het totaal werd in 2014 85.296$ bruto uitbetaald aan de
lokale arbeiders.
maand Aantal
arbeiders
januari 26
februari 21
maart 20
april 20
mei 17
juni 16
juli 15
augustus 12
september 11
oktober 9
november 5
december 5
Tabel 4 – Aantal
arbeiders tewerkgesteld
in het project.
35
b. Vorming en educatie
De arbeiders kregen vanaf het begin vorming over hoe ze op een goede manier de
aanplantingen moeten uitvoeren en veilig te werk gaan. Tijdens de monitoringstudie
samen met de lokale arbeiders werd duidelijk hoeveel kennis over en passie voor bomen
en herbebossing ze ondertussen opgebouwd hebben.
De medewerkers van de kwekerij werden continu gevormd en bijgestuurd door de
bosbouwingenieur en zijn ondertussen ware specialisten. De aanwezigheid van een
kwekerij in de regio is een grote meerwaarde in een gebied dat sterk ontbost is maar
waar het belang van herbebossing bij de lokale bevolking en lokale overheid hoe langer
hoe duidelijker wordt.
Daarnaast worden de arbeiders ook geïnformeerd over veiligheid tijdens de werken, de
arbeidsvoorwaarden en hun rechten. Meestal is tewerkstelling hier informeel en
doordat het project aan de wettelijke vereisten voldoet (bovendien een hele uitdaging
met regels die aanhoudend veranderen) worden de medewerkers ook bewust van hun
rechten die ze ook bij toekomstige werkgevers kunnen eisen.
Het project zorgt informeel ook voor bewustmaking rond het belang en de voordelen
van bos en het belang om branden te bestrijden. Vooral in stratum 5 en 6 is dit effect
duidelijk en zijn er sinds 2013 ook minder ongecontroleerde branden (hoewel de
droogte even sterk was).
Foto 16 – Het leven zoals het is in het rurale Ecuador. Huis van een van de
arbeiders in stratum 1.
36
c. Monitoring
Er wordt voorzien om in 2016 een volgende monitoring van de sociaaleconomische
impact van het project uit te voeren, die verder bouwt op de baselinestudie uitgewerkt
in 2013.
5. Communicatie
Er werd in 2014 slechts weinig extern gecommuniceerd over het project, ook en vooral omdat
alle partners zekerheid wilden over de nagestreefde CO2-claims. Nu we met zekerheid kunnen
stellen dat deze gehaald worden, en de aangelegde bossen ook visueel reeds een belangrijke
landschappelijke meerwaarde genereren, wil BOS+ nu met Telenet bekijken hoe we actief
kunnen communiceren over dit ambitieuze project en de gerealiseerde successen. In de eerste
helft van 2015 zal hierover overleg opgestart worden met Telenet.
In 2014 werd het project wel vermeld als een success story, in een breder artikel van het
vulgariserend wetenschappelijk tijdschrift EOS over de pro’s en contra’s van CO2-compensatie.
Algemene info over het project wordt ook regelmatig geactualiseerd weergegeven op deze
pagina van de BOS+ website:
http://bosplus.be/nl/onzeprojecten/projecteninhetzuiden/telenetbossen-in-ecuador
Het Telenet project staat ook op de www.10miljoenbomen.be website.
Er kan op vraag van Telenet steeds specifiek of algemeen fotomateriaal aangeleverd worden.
BOS+ en MCF houden een uitgebreid fotoarchief bij. Minstens twee maal per jaar worden ook
foto’s genomen van de bomen die geselecteerd werden om op te volgen (“ Volg de Boom”).
37
Foto 17 – Hopelijk kunnen we binnen enkele jaren overal zulke exemplaren
aanschouwen. Deze boom werd aangeplant in 2012 en heeft na twee jaar en half al
een stevige omtrek.