Optimaal geld uit de vennootschap halen - Welkom bij VDV geld uit de... · Optimaal geld uit de...

download Optimaal geld uit de vennootschap halen - Welkom bij VDV geld uit de... · Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 5 2. TOEKENNING BEZOLDIGINGEN EN TANTIEMES

If you can't read please download the document

Transcript of Optimaal geld uit de vennootschap halen - Welkom bij VDV geld uit de... · Optimaal geld uit de...

  • Optimaal geld uit de

    vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 2

    INHOUDSTAFEL

    Inhoudstafel........................................................................................................................................................................... 2

    1. INLEIDING ................................................................................................................................................................... 3

    2. TOEKENNING BEZOLDIGINGEN EN TANTIEMES ........................................................................................... 5

    2.1 Bezoldiging ................................................................................................................................................................ 5

    2.2 Tantime .................................................................................................................................................................... 6

    3. INTRESTEN EN DIVIDENDEN................................................................................................................................ 8

    3.1 Intresten..................................................................................................................................................................... 8

    3.2 Dividenden................................................................................................................................................................. 8

    4. VERKOOP EN VERHUUR VAN GOEDEREN AAN DE VENNOOTSCHAP ................................................... 12

    4.1 Verkoop van goederen aan de vennootschap ............................................................................................ 12

    4.2 Verhuur onroerende goederen aan de vennootschap ............................................................................. 13

    5. VOORDELEN IN NATURA ...................................................................................................................................... 15

    5.1 Kosteloze terbeschikkingstelling onroerend goed door de vennootschap ....................................... 15

    5.2 Kosteloze beschikking over een wagen ........................................................................................................ 16

    5.3 Gratis PC en Internet........................................................................................................................................... 17

    5.4 Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, tuiniers, chauffeurs, ......................... 17

    5.5 Renteloze lening .................................................................................................................................................... 18

    5.6 Kosteloze verstrekking van verwarming en elektriciteit ....................................................................... 18

    5.7 Priv-gebruik van telefoon en gsm ................................................................................................................ 18

    5.8 Hoe het beste halen uit voordelen in natura? ............................................................................................ 18

    6. ONKOSTENVERGOEDINGEN EN MAALTIJDCHEQUES ................................................................................ 19

    6.1 Forfaitaire onkostenvergoeding ....................................................................................................................... 19

    6.2 Forfaitaire kilometervergoeding ...................................................................................................................... 19

    6.3 Forfaitaire reisvergoeding binnenland........................................................................................................... 20

    6.4 Forfaitaire reisvergoeding buitenland............................................................................................................ 21

    6.5 Maaltijdcheques..................................................................................................................................................... 22

    7. KAPITAALVERMINDERING EN INKOOP EIGEN AANDELEN ...................................................................... 24

    7.1 Kapitaalvermindering .......................................................................................................................................... 24

    7.2 Verkrijging van eigen aandelen ....................................................................................................................... 24

    8. PENSIOENPLAN ........................................................................................................................................................ 27

    9. AANDELENOPTIES................................................................................................................................................... 32

    10. ANDERE METHODES VAN CASH EXTRACTIE ........................................................................................... 34

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 3

    1. INLEIDING

    Belgi kent na Denemarken en Zweden de hoogste fiscale druk. Gevolg hiervan is dat ook bedrijfsleiders en topkaderleden voor hun bezoldigingen met een zware fiscale en parafiscale druk te

    maken hebben. Met hun salaris of vergoeding vallen ze bovendien vaak in de hoogste progressieve

    belastingschalen.

    Vanuit fiscaal en parafiscaal oogpunt is er dus zeker nood aan optimalisatie van

    bezoldigingspakketten. Binnen de wettelijke grenzen bestaan er heel wat mogelijkheden om op het einde van het jaar netto meer over te houden. Weliswaar is voorzichtigheid altijd geboden en dient

    men rekening te houden met het sociale-zekerheidsrecht, het arbeidsrecht en weliswaar met de fiscale

    wetgeving.

    Het leek mij ook interessant even een idee te krijgen van de dividend- en remuneratiepolitiek in

    Belgi. Als inleiding worden er dus een aantal vaststellingen overgenomen naar aanleiding van een

    studie in 2008.

    De dividend en remuneratiepolitiek van de Belgische KMO1

    Men staat hier dus even stil bij het remuneratiepakket van de Belgische bestuurder/zaakvoerder,

    alsook de dividendpolitiek.

    Slechts 38 % van de mandaten zijn bezoldigd, 62 % van de mandaten zijn onbezoldigd. De grafiek

    hieronder toont aan dat 8 % van de bezoldigde bestuurdersmandaten ingevuld wordt door

    rechtspersonen en 30 % door natuurlijke personen. De onbezoldigde mandaten daarentegen worden

    voor 42 % waargenomen door natuurlijke personen en voor 20 % door rechtspersonen.

    Bij analyse van de vergoeding van de bezoldigde bestuurders, maakt men meerdere vaststellingen. Er

    wordt hierbij enkel rekening gehouden met de effectieve bestuurdersvergoedingen, zonder aanvullende

    verzekeringen of tantimes.

    1 Analyse gebaseerd op het KMO-kompas 2008, instrument gerealiseerd door Deloitte.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 4

    Wanneer men de familiale KMO bestudeert, toont deze studie aan dat de mediaan onderneming een

    bestuurdersvergoeding van 45.070 per bestuurdersmandaat uitbetaalt. Een kwart van de familiale

    KMOs keert een bestuurdersvergoeding hoger dan 75.800 uit. Indien de analyse enkel beperkt

    wordt tot de uitgekeerde vergoedingen aan natuurlijke personen bedraagt de bezoldiging voor de

    mediaanonderneming 39.000, voor 25 % van de vennootschappen bedraagt deze vergoeding meer

    dan 62.000. De vergoeding voor de bestuurder-rechtspersoon ligt beduidend hoger en bedraagt bij de

    mediaanonderneming 60.000. Een vierde keert zelfs een vergoeding van meer dan 108.000 uit.

    Dit is een logisch gevolg van het feit dat het oprichten van een bestuurders-/managementvennootschap

    maar interessant is voor hogere inkomens. Het doel van de management-/bestuurdersvennootschap

    bestaat er immers veelal in de inkomsten die aan de hoogste tarieven in de personenbelasting worden

    belast, te laten belasten aan het lagere tarief in de vennootschapsbelasting.

    Hoe groter de onderneming qua omzet en personeel, hoe hoger de doorsnee bestuurdersbezoldiging is.

    Zo bedraagt de mediaanvergoeding bij ondernemingen die geen personeel tewerkstellen 39.824;

    meer bepaald 48.000 in geval van een bestuurder-rechtspersoon en 36.980 in geval van een

    natuurlijk persoon. Wanneer de onderneming meer dan 50 werknemers in dienst heeft stijgt de

    mediaanbestuurdersvergoeding tot 97.955: 59.000 in geval van natuurlijke personen en 104.160

    in geval van een bestuurder-rechtspersoon.

    Een gelijkaardige trend wordt vastgesteld wanneer men de ondernemingen bestudeert in functie van

    hun omzetcijfer. De mediaanvennootschap met minder dan 6.250.000 omzet kent haar bestuurders

    een vergoeding toe van 43.734: 59.579 in geval van een bestuurder-rechtspersoon en 38.394

    voor de natuurlijke persoon bestuurder.

    Bij vennootschappen met een omzet van meer dan 25.000.000 bedraagt de mediaanvergoeding

    111.698: 83.715 voor de bestuurder-natuurlijke persoon en 120.000 voor de bestuurder-

    rechtspersoon.

    In 58 % van de vennootschappen waar een bestuurder natuurlijke persoon een vergoeding ontvangt,

    zijn er ook bijkomende premies betaald in het kader van een groeps-, bedrijfsleider- of

    hospitalisatieverzekering of verzekering gewaarborgd inkomen.

    Slechts 7 % van de ondernemingen in deze referentiegroep heeft het voorbije jaar een tantime

    toegekend. Bij de jonge ondernemingen ligt dit percentage lager dan bij de oudere ondernemingen:

    4 % ten opzichte van 8 %. Ook het bedrag dat uitbetaald wordt, is belangrijker bij oudere dan bij

    jongere ondernemingen: 15.000 in vergelijking met 30.000.

    Hoe ouder de vennootschap, hoe gemakkelijker de vennootschap beslist een dividend uit te keren.

    Slechts 6 % van de recent opgerichte vennootschappen - jonger dan 3 jaar - keren een dividend uit.

    Hiertegenover staat dat van de vennootschappen die reeds langer dan 25 jaar bestaan 17 % een

    dividend uitkeren. Ook de hoogte van het dividend evolueert mee met de leeftijd van de onderneming.

    De mediaanonderneming bij de recent opgerichte ondernemingen keert een vergoeding van 64.200

    uit. De doorsnee onderneming ouder dan 25 jaar, keert daarentegen een dividend van 149.600 uit.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 5

    2. TOEKENNING BEZOLDIGINGEN EN TANTIEMES

    2.1 Bezoldiging

    Bezoldigingen van bedrijfsleiders worden in artikel 32 W.I.B. 1992 gedefinieerd als alle beloningen

    verleend of toegekend aan een natuurlijk persoon die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder,

    vereffenaar of gelijkaardige functies uitoefent.

    Een bezoldiging heeft voor gevolg dat deze vergoeding niet belast wordt in de

    vennootschapsbelasting, aangezien deze voor de vennootschap een aftrekbare kost uitmaakt. Deze

    bezoldiging wordt daarentegen wel in de personenbelasting belast, nadat eerst de verschuldigde sociale

    bijdragen afgerekend werden. Er moet wel op gelet worden dat de sociale bijdragen geplafonneerd

    zijn.

    Een bezoldiging zal in de meeste gevallen een noodzaak zijn om te voorzien in het levensonderhoud,

    tenzij er nog voldoende andere inkomsten zijn. Het uitkeren van een minimale bezoldiging ( 36.000 voor Aj. 2010) is bovendien noodzakelijk opdat de vennootschap het verlaagd opklimmend tarief in de

    vennootschapsbelasting zou kunnen genieten.

    Om te bepalen of aan de minimumbezoldiging voor het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting is

    voldaan, komen alle bezoldigingen in aanmerking die een vennootschap aan een bestuurder- of

    zaakvoerder-natuurlijke persoon heeft toegekend, zowel de bedrijfsleiderbezoldigingen bedoeld in

    artikel 32 W.I.B. 1992 als de werknemersbezoldigingen bedoeld in artikel 31 W.I.B. 1992.

    Met de bezoldigingen die aan een bestuurder- of zaakvoerder-vennootschap worden toegekend, mag

    geen rekening gehouden worden.

    Men kan nuanceren dat het uitkeren van een bezoldiging fiscaal niet noodzakelijk nefast is. In de

    personenbelasting kennen we immers ook een aantal voordelen zoals: - een belastingvrije som waarop elke belastingplichtige recht heeft. Deze kan nog verhoogd

    worden bij kinderen ten laste

    - forfaitaire aftrek van beroepskosten (lineair percentage van 5%) - het huwelijksquotint - aftrekken zoals de premies voor een levensverzekering, het pensioensparen, de kinderopvang,

    de aftrek voor hypothecaire lening, energiebesparende maatregelen, alimentatiegeld.

    Anderzijds kan de vennootschap in functie van de grootte van de maandelijks uitgekeerde bezoldiging

    een groepsverzekering opstarten. De te betalen premies zijn binnen de zogenaamde 80%-regel fiscaal aftrekbaar wat een bijkomende besparing in de vennootschap uitmaakt. Indien er dus geen of een zeer

    beperkte bezoldiging wordt uitgekeerd, dan zal de groepsverzekering ook beperkt zijn.

    Attractiebeginsel

    Het attractiebeginsel bepaalt dat alle prestatievergoedingen die een bedrijfsleider (bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar, etc.) ontvangt van de vennootschap waarvoor hij zijn mandaat uitoefent,

    beschouwd worden als bezoldigingen van bedrijfsleiders en bijgevolg ook als dusdanig belast worden.

    Het gebeurt echter vaak dat een zaakvoerder of een bestuurder naast zijn maatschappelijk functie(s)

    ook nog andere activiteiten in de vennootschap uitoefent in het kader van een arbeids- of

    aannemingsovereenkomst. Volgens het attractiebeginsel zullen ook in deze situatie alle inkomsten die

    aan bedrijfsleiders worden toegekend ter vergoeding van eender welke beroepswerkzaamheid

    automatisch en voor hun volle bedrag als bezoldigingen van bedrijfsleiders worden aangemerkt.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 6

    Het attractiebeginsel heeft bijgevolg een impact op de forfaitaire kostenaftrek. Voor werknemers

    gebeurt de berekening van het forfait volgens een degressieve schaal, bij bedrijfsleiders daarentegen

    geldt een lineair percentage van 5%, ongeacht de inkomstenschijf.

    Het attractiebeginsel geldt niet wanneer loontrekkenden ook een onbezoldigd mandaat uitoefenen in

    een vennootschap. Alle inkomsten die hen worden toegekend, moeten worden belast als bezoldigingen

    van loontrekkenden en genieten het hogere forfait voor beroepskosten dat voor deze categorie van inkomsten geldt.

    Wanneer echter kan worden aangetoond dat de ontvangen voordelen van alle aard betrekking hebben op de uitoefening van de functie van bedrijfsleider, heeft dit tot gevolg dat die functie niet meer

    onbezoldigd is en zal het attractiebeginsel wl spelen.

    2.2 Tantime

    Tantimes zijn veranderlijke winstuitkeringen 2 die worden toegekend aan de bestuurders van

    kapitaalvennootschappen voor hun geleverde prestaties, ongeacht de vorm, met uitsluiting van

    dividenden. Bijgevolg zijn tantimes bedragen die van de te bestemmen winst van de vennootschap

    worden afgenomen en die worden toegekend aan de bestuurders. Zij vertegenwoordigen gewoonlijk

    een bepaald percentage van de totale winst of van de te bestemmen winst van de vennootschap. De

    uitkering gebeurt door de algemene vergadering n.a.v. de winstverdeling.

    De tantime heeft een vergelijkbare fiscale impact als de toekenning van een bezoldiging (sociale

    zekerheidsbijdrage is verschuldigd, en ook personenbelasting). Wel is het zo dat een tantime niet in

    aanmerking komt voor de berekening van de groepsverzekering en interne pensioenbelofte. Er is immers niet voldaan aan de voorwaarde dat de bezoldiging toegekend werd vr het einde van het

    boekjaar.

    Een tantime is echter wel geschikt om de belastbare winst van de vennootschap nog te optimaliseren

    als het boekjaar reeds werd afgesloten. De tantime maakt immers een aftrekbare kost uit voor de

    vennootschap in het boekjaar waarop de tantime slaat en dus niet in het jaar waarin de tantime

    toegekend wordt. Voor de genieter daarentegen maakt de tantime deel uit van het inkomen in het jaar

    van ontvangst, wat leidt tot een tijdsverschil tussen de aftrekbaarheid in de vennootschap (= boekjaar

    waarop de tantime slaat), en de belastbaarheid in de personenbelasting (= jaar van toekenning).

    Het uitkeren van een tantime is bijgevolg een middel om fiscaal te verhelpen, wanneer er te weinig

    werd voorafbetaald of de bezoldiging te laag is voor toepassing van het verlaagd tarief.

    Voor de ontvanger maakt de tantime deel uit van zijn inkomen in het jaar van toekenning en moet ze

    opgenomen worden in de fiche 281.20 van dat jaar.

    2 Afhankelijk van de winst die de vennootschap heeft gemaakt.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 7

    BTW: Bedrijfsleider - vennootschap

    De tantimes die een bedrijfsleider ontvangt als tegenprestatie voor de opdracht die hij in een vennootschap waarneemt, volgen steeds het BTW-regime van de eigenlijke bestuursvergoeding. Het is

    daarbij van belang te weten welke BTW-regeling van toepassing is op de eigenlijke bestuursmandaten.

    Bedrijfsleiders-natuurlijke personen krijgen als gevolg van de uitoefening van hun mandaat niet de

    hoedanigheid van BTW-belastingplichtige waardoor hun bestuursvergoeding, en bijgevolg de

    toegekende tantimes, niet aan BTW zijn onderworpen. Anders dan bij bedrijfsleiders-natuurlijke

    personen hebben bestuurders-vennootschappen de keuze of ze hun bestuursmandaten al dan niet aan

    BTW onderwerpen. Indien er dus geopteerd wordt om de mandaten aan BTW te onderwerpen zijn de

    eraan verbonden toegekende tantimes eveneens aan BTW onderworpen.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 8

    3. INTRESTEN EN DIVIDENDEN

    3.1 Intresten

    Intresten die uitbetaald worden op een R/C passief kunnen aanzien worden als een optimalisatie van

    inkomsten in die zin dat er minder bezoldigingen zouden kunnen uitgekeerd worden, waardoor er minder sociale bijdragen en minder belastingen zouden betaald worden. De bezoldigingen worden in

    dit geval vervangen door een roerend inkomen.

    De bedragen die de aandeelhouder/bedrijfsleider leent aan zijn eigen vennootschap kunnen echter niet

    onbeperkt intresten opleveren. Enerzijds wordt er een beperking gesteld aan de aangerekende

    rentevoet. Deze rentevoet mag niet hoger liggen dan de marktrentevoet. Als basis kan richtinggevend

    de OLO op 5 jaar genomen worden, verhoogd met een bepaald risicopremie van 2%. Op die manier

    komt men op een bruto-tarief van 3,75 % (tarief 2011) + 2 % = 5,75 %.

    Anderzijds wordt ook een beperking gesteld aan het totaal bedrag dat op de R/C staat geboekt. Dit bedrag mag namelijk niet hoger zijn dan de som van de belaste reserves bij het begin van het

    belastbaar tijdperk en het gestort kapitaal op het einde van het belastbaar tijdperk.

    Indien er geen reserves zouden uitgekeerd worden om priv te behouden, zou er toch een uitkering

    kunnen gebeuren om te voorzien in een R/C op de creditzijde van de balans. Deze R/C brengt een

    hogere intrestvergoeding op dan deze die gebruikt wordt voor de berekening van de notionele

    intrestaftrek en ondergaat een roerende voorheffing van 15 % in plaats van 25 % bij dividend-

    uitkeringen. Bij uitkering van een dividend om vervolgens een R/C op de creditzijde te voorzien, zal

    na verloop van tijd de hoge inhouding van 25% roerende voorheffing dus ook worden terugverdiend.

    Deze herorintering van middelen kan bijkomend nog interessant zijn als de vennootschap een politiek kent van jaarlijkse dividenduitkeringen.

    3.2 Dividenden

    Dividenden worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, zijn voor hun volledig bedrag onderworpen aan

    de vennootschapsbelasting en ondergaan vervolgens, ten laste van de natuurlijke personen, de

    roerende voorheffing (15% of 25% of 10% indien liquidatie). Zij vertegenwoordigen een uitkering van

    de winst na belasting.

    Dit doet misschien overkomen dat een dividenduitkering fiscaal weinig voordeel geniet, maar dit hoeft

    niet altijd het geval te zijn. Bij toepassing van de verlaagde tarieven in de vennootschapsbelasting in combinatie met de verlaagde roerende voorheffing, bedraagt de globale belastingdruk namelijk

    35,62 % (zie tabel). Een dividend is echter ook niet onderhevig aan de personenbelasting noch aan de

    sociale zekerheidsbijdragen. Het is bijgevolg goedkoper om dividenden uit te keren dan een verhoging van een bezoldiging toe te staan. Wel moet op gelet worden dat een dividenduitkering

    vennootschapsrechtelijk beperkt is. Dit is trouwens evenzeer het geval bij een tantime.

    Een dividenduitkering heeft o.a. ook een weerslag op het verlaagd opklimmend tarief in de

    vennootschapsbelasting. Wanneer de vennootschap meer dividend uitkeert dan 13% van het gestorte

    kapitaal bij het begin van het belastbaar tijdperk, dan verliest zij het voordeel van de verlaagde

    tarieven in de vennootschapsbelasting. Een dividend heeft ook geen invloed wat de groepsverzekering

    betreft.

    Zoals reeds vermeld moet er roerende voorheffing betaald worden. Deze voorheffing is bevrijdend wat

    impliceert dat de inkomsten uit dividenden niet meer dienen aangegeven te worden in de

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 9

    personenbelasting. De roerende voorheffing dient ingehouden te worden door de uitkerende

    vennootschap.

    In principe bedraagt de roerende voorheffing 25%. Daarnaast bestaat er, onder strikte voorwaarden,

    een verlaagd tarief roerende voorheffing van 15%. Dit verlaagd tarief is van toepassing op de dividenden van aandelen die vanaf 1 januari 1994 werden uitgegeven (verder worden enkel die

    aandelen besproken waar geen beroep werd gedaan op het openbaar spaarwezen). Om het tarief van

    15% te kunnen genieten moeten we kijken naar enkele van de meest voorkomende voorwaarden (Art. 269 W.I.B. 1992):

    - de aandelen zijn uitgegeven ter vergoeding van een inbreng in geld; - de aandelen mogen geen enkel toegekend voorrecht genieten (geen preferente aandelen); - de aandelen moeten vanaf hun uitgifte op naam staan of de aandelen moeten vanaf hun uitgifte

    gedeponeerd zijn in een dossier open bewaargeving bij een bank;

    - de vennootschap mag geen overname doen van bepaalde activa van bepaalde personen.

    Deze activa zijn goederen die vr 1 januari 1994 voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid

    werden gebruikt door de aandeelhouder, bestuurder, zaakvoerder of vennoot van de vennootschap die de overdracht verkrijgt, aandelen die deel hebben uitgemaakt van het privaat vermogen van de

    aandeelhouder, bestuurder, zaakvoerder of vennoot van de vennootschap die de overdracht verkrijgt en

    van goederen die vr 1 januari 1994 hebben toebehoord aan een vennootschap waar de overdrager aandeelhouder, bestuurder, zaakvoerder of vennoot was.

    Wanneer vennootschappen na 31 december 1993 hun kapitaal verminderen, worden de doorgevoerde

    kapitaalverhogingen slechts in aanmerking genomen in de mate dat zij meer bedragen dan die

    kapitaalverminderingen. Zo wordt vermeden dat de vennootschappen eerst hun kapitaal verhogen om

    op dat nieuwe kapitaal het lage tarief te krijgen om meteen daarna een kapitaalvermindering door te

    voeren van het oude kapitaal. Deze kapitaalverhogingen komen echter toch in aanmerking wanneer de

    kapitaalverminderingen beantwoorden aan rechtmatige financile of economische behoeften. Dit is

    bijvoorbeeld het geval wanneer de kapitaalvermindering gebruikt wordt om boekhoudkundige

    verliezen aan te zuiveren of om onbeschikbare reserves aan te leggen.

    Totale kostprijs van een dividenduitkering

    Ven.Bel. 33,99% Ven.Bel. 33,99% Ven.Bel. 24,25% Ven.Bel. 24,25%

    R.V. 25% R.V. 15% R.V.25 % R.V.15 %

    Winst vr Ven.Bel. 100,00 100,00 100,00 100,00

    Ven. Bel. 33,99 33,99 24,25 24,25

    Nettowinst 66,01 66,01 75,75 75,75

    R.V. Dividend 16,50 9,90 18,94 11,36

    Globale belastingdruk 50,49% 43,89% 43,19% 35,61%

    Tijdstip uitkering

    Inzake dividenduitkering dient aandacht verleend te worden aan drie soorten dividenden die zich in de praktijk voordoen:

    - jaardividend - tussentijds dividend - interimdividend

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 10

    Jaardividend

    Onder het jaardividend wordt verstaan het dividend dat door de jaarvergadering (van de

    aandeelhouders/vennoten) wordt goedgekeurd bij het goedkeuren van de jaarrekening.

    Tussentijds dividend

    Onder het begrip tussentijds dividend wordt verstaan een dividend dat niet door de jaarvergadering

    (van de aandeelhouders/vennoten) wordt goedgekeurd maar door een bijzondere algemene vergadering op een datum die niet samenvalt met de statutaire datum die zich uitspreekt over de

    goedkeuring van de jaarrekening.

    De winst die werd gereserveerd in een vorige jaarrekening en die werd overgedragen of gereserveerd

    door de jaarvergadering, kan het voorwerp uitmaken van een tussentijdse dividenduitkering in de mate

    dat deze gereserveerde winsten en reserves niet door overgedragen verliezen worden teniet gedaan, noch wettelijk of statutair niet uitkeerbaar zijn.

    Interimdividend

    Voor de concrete procedure met betrekking tot het toekennen van een interimdividend wordt verwezen

    naar de bepaling van het artikel 618 van het Wetboek van Vennootschappen voor de NV.

    Bij de statuten kan aan de raad van bestuur de bevoegdheid worden verleend om op het resultaat van

    het boekjaar een interimdividend uit te keren. Deze uitkering mag alleen geschieden op de winst van

    het lopende boekjaar, in voorkomend geval verminderd met het overgedragen verlies of vermeerderd

    met de overgedragen winst, zonder onttrekking aan de reserves die volgens een wettelijke of statutaire

    bepaling zijn of moeten worden gevormd.

    Daarenboven mag tot deze uitkering slechts worden overgegaan nadat de raad van bestuur aan de hand

    van een staat van activa en passiva die door de commissaris is nagezien, heeft vastgesteld dat de winst voldoende is om een interimdividend uit te keren.

    Het verificatieverslag van de commissaris wordt gevoegd bij zijn jaarlijks verslag. Het besluit van de

    raad van bestuur om een interimdividend uit te keren, mag niet later worden genomen dan twee

    maanden na de dag waarop de staat van activa en passiva is opgesteld.

    Tot uitkering mag niet eerder worden besloten dan zes maanden na de afsluiting van het voorgaande

    boekjaar en nadat de jaarrekening over dat boekjaar is goedgekeurd. Na een eerste interimdividend

    mag tot een nieuwe uitkering niet worden besloten binnen de drie maanden na het besluit over het eerste interimdividend.

    Indien de interimdividenden het bedrag te boven gaan van het later door de algemene vergadering vastgestelde jaardividend, wordt het meerdere beschouwd als een voorschot op het volgende dividend.

    Interimdividenden zijn enkel toegelaten in een NV en in de Comm. VA.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 11

    Beperking uit te keren bedrag3

    Er mag geen uitkering geschieden als op de datum van afsluiting van het laatste boekjaar het

    nettoactief, zoals dat blijkt uit de jaarrekening, is gedaald of ten gevolge van de uitkering zou dalen beneden het bedrag van het gestorte of, indien dat hoger is, van het opgevraagde kapitaal, vermeerderd

    met alle reserves die volgens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd.

    Onder nettoactief moet worden verstaan: het totaal bedrag van de activa zoals dat blijkt uit de balans,

    verminderd met de voorzieningen en schulden. Dit stemt overeen met het netto eigen vermogen (post

    10/15 op het passief van de balans).

    Voor de uitkering van dividenden mag het eigen vermogen niet omvatten:

    - het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten van oprichting en uitbreiding - behoudens in uitzonderingsgevallen, te vermelden en te motiveren in de toelichting bij de

    jaarrekening, het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten van onderzoek en ontwikkeling

    Superdividend

    Zoals reeds gezegd, mag het uitgekeerde dividend niet hoger zijn dan 13% van het volstort kapitaal bij

    het begin van het belastbaar tijdperk, om te genieten van het verminderd tarief in de

    vennootschapsbelasting. Dit is een lastige beperking voor een typische EBVBA management-

    vennootschap, die met een minimum startkapitaal van ongeveer 12.400,00 start. In dit geval kan

    slechts 1.612 dividend uitgekeerd worden. Als er dus bijvoorbeeld 36.000 winst is die aan het

    verlaagde KMO-tarief belast wordt, dan is er dus wel ongeveer 26.240 winst beschikbaar in de

    vennootschap, maar nog niet voor de aandeelhouder(s) of zaakvoerder(s). Dit levert bijgevolg een

    probleem op voor het liquide maken van de winsten die in de vennootschap gerealiseerd worden.

    Een optimale strategie bestaat erin om de zoveel jaar een superdividend uit te keren en dat jaar niet

    het voordeel van de verminderde KMO-belasting te genieten. In dergelijk jaar worden de priv

    benodigde liquiditeiten door de vennootschap aan de aandeelhouder(s) uitgekeerd als dividend, mits een belasting op dat dividend van 25% of 15%.

    Het wordt verwacht dat in zon jaar vaak een lagere zaakvoerdersverloning optimaal bevonden wordt,

    omdat het minimum van 36.000 (of vennootschapswinst als die lager ligt) dan niet meer relevant is.

    Anderzijds is het voor een levensverzekering voor de zaakvoerder noodzakelijk dat er een maandelijks

    zaakvoerdersloon wordt uitgekeerd. De impact van een eventuele tijdelijke vermindering van de

    zaakvoerdersbezoldiging hierop moet dus wel bekeken worden.

    Het kan tevens interessant zijn een superdividend uit te keren op een ogenblik dat de kwalificatie als

    fiscale KMO minder belang heeft, bvb. in een jaar met weinig winst en weinig investeringen.

    3 Artikel 320 & 617 W.Venn.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 12

    4. VERKOOP EN VERHUUR VAN GOEDEREN AAN DE VENNOOTSCHAP

    4.1 Verkoop van goederen aan de vennootschap

    Er kan overwogen worden om een priv-vermogensbestanddeel (bvb. onroerend goed) dat door de

    aandeelhouder of de bedrijfsleider niet beroepsmatig gebruikt wordt, maar wel door de vennootschap

    beroepsmatig zou kunnen gebruikt worden, te verkopen aan de vennootschap.

    De verkoper zal hierbij in principe een belastingvrije meerwaarde kunnen realiseren en de

    vennootschap zal dit vermogensbestanddeel kunnen afschrijven, of indien het niet over een

    investeringsgoed gaat, onmiddellijk in kost kunnen nemen.

    Roerende priv-goederen (zoals bvb. een auto, werkmateriaal, kantoormeubilair,) kunnen ook

    verkocht worden aan de vennootschap. Het volstaat een onderhands contract op te maken waarin de verkoop wordt opgenomen. Voor de vennootschap zijn deze aankopen een kost of afschrijfbare

    investering terwijl de bedrijfsleider er niet op belast wordt. De prijs van de verkoop moet wel redelijk

    blijven.

    Verkoop van een onroerend goed aan de vennootschap

    Er moet op gewezen worden dat de aankoop van een onroerend goed via een vennootschap in

    het licht van behoorlijk wat zaken goed overwogen moet worden. Wie vandaag een onroerend

    goed wenst aan te kopen in een (patrimonium)vennootschap moet de gevolgen hiervan in

    overweging nemen. Niet enkel de voordelen op korte termijn mogen primeren. Ook de

    gevolgen op lange(re) termijn zijn belangrijk, onder meer met het oog op successieplanning,

    latere verkoop van het onroerend goed,

    Het is buiten het bestek van dit werk om alle toelichting en knelpunten uiteen te zetten bij de

    verkoop van een onroerend goed aan een vennootschap. Samengevat worden hier een aantal

    aandachtspunten opgesomd:

    - Aanrekening voordeel alle aard indien het onroerend goed priv wordt gebruikt4; - Meerwaardeproblematiek bij latere verkoop van het onroerend goed door de

    vennootschap: de meerwaarde die de vennootschap op deze verkoop maakt, wordt in

    principe belast, en -niet te vergeten- de opbrengst hiervan blijft ook in de

    vennootschap zitten. Dit impliceert dat -als de bedrijfsleider deze gelden aan de

    vennootschap wilt onttrekken- er ook nog bijkomend dient rekening te houden met een

    roerende voorheffing van 15%, 25% of 10% indien liquidatie! Om de belastingdruk te

    verlagen bestaat wel het systeem van gespreide meerwaarden wanneer de

    vennootschap onder strikte voorwaarden de verkoopwaarde herinvesteert;

    - Onroerend inkomen: verhuur door particulier aan particulier die het goed niet beroepsmatig aanwendt: bedrag huur is niet relevant, in personenbelasting is

    onroerend inkomen immers gebaseerd op K.I. verhuur door een vennootschap:

    huurinkomsten worden in winst opgenomen (+ R.V. indien uitkering);

    4 De berekening van het voordeel van alle aard blijkt in de praktijk echter meestal voordelig uit te vallen. Het

    kadastraal inkomen is immers de belangrijkste factor in deze berekening .

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 13

    - Grond kan niet afgeschreven worden, de aanschaffingskosten op de grond zijn echter wel aftrekbaar.

    Het is bovendien niet onbelangrijk te vermelden dat de statuten een aankoop van een

    onroerend goed moeten toelaten. Zoniet zal de fiscale aftrekbaarheid van de kosten door

    de vennootschap mogelijk ter discussie komen.5

    4.2 Verhuur onroerende goederen aan de vennootschap

    Algemeen

    De mogelijkheden om een gebouwd onroerend goed te verhuren aan een vennootschap zijn niet onbeperkt voor een bedrijfsleider. De huurprijs en -voordelen die hij van zijn vennootschap ontvangt,

    worden in een bedrijfsleiderbezoldiging geherkwalificeerd in de mate dat deze huurprijs en voordelen

    hoger zijn dan 5/3 van het gerevaloriseerd K.I. van het verhuurde goed. 6

    Voorbeeld

    Een gebouw met een KI van 2.000,00 EUR wordt verhuurd aan 18.000,00 EUR/jaar. Het maximum

    onroerend inkomen bedraagt 12.933,33 EUR (= 2.000,00 x 3,88 x 5/3). Bijgevolg is er een overdreven

    huur of met andere woorden een bezoldiging van 5.066,67 EUR (= 18.000,00 12.933,33).

    Ook dient gezegd te worden dat er wel methodes zijn om mr huur te vragen, vooraleer er sprake kan

    zijn van herkwalificatie in bezoldiging. Als de partner van de bedrijfsleider mede-eigenaar is van het gebouw dat de bedrijfsleider aan zijn vennootschap verhuurt, kan het interessant zijn om meer huur te

    vragen. Als de partner geen zaakvoerder is, geldt de beperking voor hem/haar immers niet. Dit

    betekent dan ook dat slechts de helft van de overdreven huur als een bezoldiging zal worden beschouwd.

    Is het gebouw dat de vennootschap huurt de persoonlijke eigendom van de partner van de

    bedrijfsleider, dan geldt de beperking zelfs helemaal niet (weliswaar als de partner in dit geval ook

    geen zaakvoerder is). De huur wordt in dit geval dus nooit als een bezoldiging beschouwd.

    Als de bedrijfsleider dus gehuwd is en als het gebouw mede-eigendom is van de echtgeno(o)t(e), kan

    hij de herkwalificatie volledig vermijden door zijn deel te laten overbrengen naar zijn/haar eigen

    vermogen. Hiervoor is 1% registratierechten verschuldigd. Ook als het gebouw de persoonlijke

    eigendom is van de bedrijfsleider, kan hij het overbrengen naar het eigen vermogen van de echtgeno(o)t(e), mits betaling van 10% registratierechten. Hierbij dient wel rekening gehouden te

    worden met de gevolgen bij bijvoorbeeld echtscheiding of overlijden.

    Verhuren versus afschrijven

    Voor bedrijfsgebouwen is de afschrijvingstermijn 20 of 33 jaar al naargelang het gaat over

    nijverheidsgebouwen of kantoor- en handelsgebouwen. Jaarlijks wordt m.a.w. 5% ofwel 3% van de

    waarde van deze gebouwen als afschrijvingskost in de resultatenrekening genomen. Bij huur kunnen

    de kosten hoger liggen want 7% van de waarde van het pand kan als normale huur verantwoord worden.

    5 Cassatie 12 december 2003

    6 Artikel 32, 2

    de lid, 3 WIB 92

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 14

    De vennootschap kan via huur dus een hoger kostenbedrag boeken dan via afschrijving. Maar ook

    langs de kant van de bedrijfsleider is het voordeel interessant: hij ontvangt een huur en kan evenredig

    zijn bedrijfswedde verminderen wat een onmogelijke vergoedingspolitiek is als het gebouw eigendom

    van de vennootschap is. Bovendien is huur als inkomen te verkiezen boven een wedde.

    De voordelen van verhuren tegenover afschrijven blijken ook op lange termijn. Na 20 of 33 jaar staat

    de boekhoudkundige waarde van het gebouw op nul zodat de vennootschap geen afschrijvingen als kosten meer kan in rekening brengen. Ook al heeft het gebouw op dat moment nog een rele waarde

    en zou men overgaan tot herwaardering, toch leidt dit niet tot een hernieuwde afschrijvings-

    mogelijkheid op fiscaal vlak.

    Verhuren kan daarentegen eeuwig doorgaan. Elk jaar opnieuw kan de vennootschap kosten boeken en

    kan de bedrijfsleider fiscaalvriendelijk geld uit de vennootschap halen. Men zal argumenteren dat

    verhuren maar kan blijven duren als tijdig gerenoveerd wordt. In de praktijk is het echter zo dat

    exploitatiegebonden verbouwingswerken ten laste van de vennootschap gelegd worden, ook al is het

    bedrijfspand particuliere eigendom, omdat de werken ten goede komen aan de vennootschap, haar werking en winstpotentie. Op die manier kan de bedrijfsleider lastens de vennootschap een

    meerwaarde geven aan zijn priv-bezit en kan de vennootschap de BTW op de verbouwingswerken

    recupereren.

    Ook zal bij verhuring door een particulier de verkoop van het bedrijfspand geen aanleiding geven tot

    enige belastbare meerwaarde, op voorwaarde dat het bedrijfspand niet binnen de vijf jaar na de

    verwerving wordt vervreemd.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 15

    5. VOORDELEN IN NATURA

    Voordelen van alle aard verkregen door bedrijfsleiders wegens of ter gelegenheid van de uitoefening

    van de beroepswerkzaamheid, worden als bezoldigingen beschouwd. Ten gevolge van de hoge

    belastingdruk (met inbegrip van de sociale lasten die op de bezoldigingen drukken) wordt veel gebruik

    gemaakt van middelen die in aanmerking komen om als voordelen in natura belast te worden. De

    reden hiervoor is dat het voordeel voor de bedrijfsleider veel hoger is, niettegenstaande een lagere brutokost voor de vennootschap. Met een lagere brutokost wordt dus een hogere vergoeding aan de

    bedrijfsleider toegekend, en op die manier kunnen op een fiscaal gunstige manier geld of middelen uit

    de vennootschap bekomen worden.

    Deze voordelen van alle aard zijn in hoofde van de genieter belastbaar, wanneer deze voordelen

    behaald worden uit hoofde of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid. Het

    doorslaggevend argument is een oorzakelijk verband tussen het verkregen voordeel en het uitgeoefend

    beroep.

    De toekennende vennootschap draagt definitief de last van het voordeel: hiermee ontstaat

    belastbaarheid van het voordeel in hoofde van de genieter. Bijgevolg is er geen voordeel van alle aard

    als het genoten voordeel aan de genieter gefactureerd wordt. Het gefactureerde wordt in de praktijk

    door de bedrijfsleider betaald, dan wel gedebiteerd op zijn lopende rekening bij de vennootschap. Wanneer het voordeel van alle aard wordt gefactureerd of terugbetaald, moet de BTW volgens de

    gewone regels aangerekend worden.

    De fiscale behandeling verschilt naargelang de kosten al dan niet doorgefactureerd worden aan de

    genieter.

    - de kosten worden niet doorgefactureerd of aangerekend aan de genieter van het voordeel: het voordeel van alle aard moet worden vermeld op de fiche 281.20 (cfr. aanslag geheime

    commissielonen) - de kosten worden doorgefactureerd of aangerekend aan de genieter van het voordeel:

    verwerking via factuur of R/C (geen vermelding op de fiche 281.20)

    De toekenning van voordelen van alle aard aan bestuurders en zaakvoerders vergt bovendien altijd de

    tussenkomst van de algemene vergadering:

    - voor nieuwe voordelen: agendering op de algemene vergadering en afzonderlijke beslissing

    van de toekenning van de voordelen;

    - voor reeds bestaande voordelen: impliciete bevestiging door middel van de goedkeuring van de jaarrekening.

    Hieronder worden de belangrijkste voordelen in natura besproken die door een vennootschap kunnen

    toegekend worden.

    5.1 Kosteloze terbeschikkingstelling onroerend goed door de vennootschap7

    Voor gebouwde onroerende goederen8 (of gedeelten daarvan) die ter beschikking gesteld worden door

    een vennootschap, wordt het voordeel als volgt vastgesteld:

    7 Artikel 18, 3, 1 KB W.I.B. 92

    8 In Belgi gelegen onroerende goederen. Indien het onroerend goed in het buitenland is gelegen, wordt het

    belastbaar voordeel vastgesteld op de vermoedelijke huurwaarde van het goed.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 16

    - indien het niet-gendexeerd kadastraal inkomen van het gebouwd onroerend goed kleiner is dan of gelijk aan 745 1,25 x 5/3 x gendexeerd K.I.

    - indien het niet-gendexeerd kadastraal inkomen van het gebouwd onroerend goed groter is dan 745 2 x 5/3 x gendexeerd K.I.

    Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, moet het voordeel nog eens vermenigvuldigd worden

    met 5/3de

    . Indien de bedrijfsleider een vergoeding betaalt voor het gebruik van de woning, wordt het berekende

    voordeel met deze vergoeding verminderd.

    5.2 Kosteloze beschikking over een wagen

    Het persoonlijk gebruik van een voertuig is duidelijk n van het meest voorkomende voordeel dat

    wordt toegestaan.

    Als de personenwagen eigendom is van de vennootschap (aankoop, leasing of renting), worden alle

    kosten gedragen door de vennootschap, de wettelijke beperking (volgens de CO2-uitstoot) in acht genomen. Van zodra de bedrijfswagen gebruikt wordt voor het woon/werkverkeer en dus ook

    privatief, wordt het voordeel berekend op 5.000 km per jaar als de enkele afstand tussen woon- en

    werkplaats 25 km of minder bedraagt en op 7.500 km indien deze afstand meer dan 25 km bedraagt.9

    Vervolgens wordt deze basis vermenigvuldigd met een cofficint afhankelijk van de fiscale pk van

    het voertuig. Deze cofficint wordt jaarlijks gendexeerd.

    Een wagen in de vennootschap bespaart heel wat geld voor de bedrijfsleider in zijn priv-uitgaven: geen verzekeringspremies, geen onderhoud- en herstellingskosten, geen verkeersbelasting en geen

    brandstofkosten.

    Een wagen is ook heel wat goedkoper dan een verhoging van de brutobezoldiging van de bedrijfsleider. Dit is te verklaren door het feit dat kosten die gemaakt worden voor de personenwagen

    grotendeels fiscaal aftrekbaar zijn (weliswaar rekening houdend met de wettelijke beperkingen voor

    personenwagens): interesten lening + brandstofkosten: 100% fiscaal aftrekbaar

    afschrijving (leasing) + onderhoudskosten + verzekeringspremies: 75% fiscaal aftrekbaar. Dit

    percentage wordt verlaagd of verhoogd in functie van de CO2-uitstoot. Deze regeling is nu

    veralgemeend voor alle personenwagens sinds 1 april 2008.

    Inzake BTW

    Het voordeel van alle aard zoals forfaitair berekend op het gebied van directe belastingen wordt geacht

    de eventuele BTW te omvatten. Die BTW moet uit het forfait worden gehaald en door de vennootschap aan de Staat worden afgedragen. De verschuldigde BTW wordt berekend volgens een

    technisch ingewikkelde formule, die rekening houdt met een aftrek van 10 % voor autokosten waarop

    geen BTW kan afgetrokken worden (verkeersbelasting, verzekering), en met de algemene BTW- aftrekbeperking tot 50 %.

    Bij het BTW-tarief van 21 % is de verschuldigde B.T.W. gelijk aan het verschil tussen

    het "voordeel inclusief BTW" (zoals forfaitair berekend op het gebied van directe

    belastingen), en

    het "voordeel exclusief BTW" = het voordeel inclusief B.T.W. gedeeld door 1,0855.

    9 Circ. AOIF 8/2004, Ci.RH.241/561.264

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 17

    5.3 Gratis PC en Internet

    De voordelen die de bedrijfsleider geniet dankzij het gratis gebruik van een PC en een

    internetaansluiting betaald door de vennootschap levert hem een forfaitair bepaald voordeel in natura

    op. Het forfaitaire voordeel voor de kosteloze beschikking van een PC wordt vastgesteld op 180,00

    per jaar en voor de internetaansluiting is het bedrag gelijk aan 60,00 per jaar.

    Voorbeeld:

    Wanneer we ervan uitgaan dat de aankoop van een computer 900,00 kost en een abonnement op het

    internet 600,00 kost aan de vennootschap, kan de bedrijfsleider hierdoor een uitgave besparen van 1.500,00. Gesteld dat de vennootschap de PC over een periode van 3 jaar afschrijft, komt men tot

    volgend schema:

    Priv situatie

    - uitgespaarde kost priv-uitgaven: 900/3 + 600 900,00 100%

    - bruto-voordeel in natura aan te geven op fiche 281.20 240,00

    - sociale bijdragen (14,16 % op suppl. Belastbaar voordeel) -28,46

    - forfaitaire kosten (5 % op brutovoordeel - sociale

    bijdragen) -10,58

    - belastbaar voordeel van alle aard 200,96

    - personenbelasting (50 %) -100,48

    - aanvullende gemeentebelasting (7 %) -7,03

    Netto besparing voor de bedrijfsleider 764,03 84,89%

    Situatie bij de vennootschap

    - totale kost 900,00 100%

    - besparing vennootschapsbelasting -305,91

    Netto-uitgave voor de vennootschap 594,09 66,01%

    Dit voorbeeld wordt ter illustratie weergegeven om een idee te geven van de belastingbesparing die

    kan verwezenlijkt worden door voordelen in natura toe te kennen. Hier valt op te merken dat deze

    oefening telkens kan herhaald worden voor de andere mogelijkheden om geld uit de vennootschap te halen.

    5.4 Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, tuiniers, chauffeurs,

    Het jaarlijks voordeel bedraagt 5.950,00 per voltijds tewerkgestelde persoon. Dit bedrag dient

    evenredig herleid te worden bij deeltijdse tewerkstelling. Indien het personeel ter beschikking wordt

    gesteld voor beroepsdoeleinden, dan is er geen belastbaar voordeel. Het voordeel ontstaat dus enkel

    indien het personeel effectief voor priv-doeleinden wordt aangenomen.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 18

    5.5 Renteloze lening10

    De toekenning van een renteloze lening of een lening tegen verminderde rentevoet door een

    vennootschap aan haar bedrijfsleider, maakt een belastbaar voordeel van alle aard uit in hoofde van de

    genieter.

    Het belastbaar voordeel is gelijk aan het verschil tussen:

    - de referentierentevoet die per type van lening verschilt, en - de rentevoet die aan de lener moet betalen.

    5.6 Kosteloze verstrekking van verwarming en elektriciteit11

    Het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit de kosteloze verstrekking van verwarming en elektriciteit

    aan bedrijfsleiders wordt forfaitair bepaald.

    - verwarming: 1.180 per jaar - elektriciteit: 590 per jaar

    In tegenstelling tot het voordeel dat voortvloeit uit de kosteloze verstrekking van onroerende goederen,

    moet op de voordelen voor energie ook BTW worden betaald. Wel neemt de fiscus aan dat de

    forfaitair vastgelegde voordelen BTW inclusief zijn.

    5.7 Priv-gebruik van telefoon en gsm

    Wanneer de vennootschap de telefoon of gsm-rekening van de bedrijfsleider betaalt, wordt het (gedeeltelijk) priv-gebruik belast bij de genieter op basis van de werkelijke waarde van het voordeel.

    De fiscus voorziet niet in een forfaitaire regeling terzake.

    De fiscale behandeling verschilt naargelang de kosten al dan niet doorgefactureerd worden aan de

    genieter.

    - de kosten worden niet doorgefactureerd of aangerekend aan de genieter van het voordeel: het voordeel van alle aard moet worden vermeld op de fiche 281.20

    - de kosten worden doorgefactureerd of aangerekend aan de genieter van het voordeel: verwerking via factuur of R/C (geen vermelding op de fiche 281.20)

    5.8 Hoe het beste halen uit voordelen in natura?

    Bij de samenstelling van de loonenveloppe, waarbij sommige voordelen in natura worden opgenomen,

    is het van groot belang de wettelijke bepalingen te volgen en indien ze niet voorhanden zijn, deze

    voordelen te ramen op redelijke wijze. Op die manier worden eindeloze discussies met de fiscus

    vermeden. Het is aangewezen vooral gebruik te maken van de voordelen die forfaitair geraamd zijn.

    Tenslotte is het belangrijk het bedrag van de voordelen op de loonfiche 281.20 en samenvattende opgave te vermelden. Zo wordt het risico vermeden tot aanslag van geheime commissielonen.

    10

    Artikel 18, 3, 1 KB W.I.B. 92 11

    Artikel 18, 3, 4 KB W.I.B. 92

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 19

    6. ONKOSTENVERGOEDINGEN EN MAALTIJDCHEQUES

    6.1 Forfaitaire onkostenvergoeding

    Met een forfaitaire onkostenvergoeding wordt bedoeld dat de vennootschap een vast bedrag per maand terugbetaalt aan de bedrijfsleider als kosten eigen aan de vennootschap en waarvoor er geen

    verantwoordingsstukken 12 moeten voorgelegd worden. De vergoeding dekt bvb. volgende kosten:

    parkingkosten, openbaar vervoer, traktaties aan klanten, kleine aankopen bureelmateriaal, een vergoeding voor maaltijden tijdens dienstreizen, telefoon thuis, internet thuis, car wash, vergoeding

    kantoorkosten in de priv-woning, representatievergoedingen,

    De grootte van deze onkostenvergoeding is echter niet voor iedereen dezelfde en moet minstens

    redelijk zijn. Deze onkostenvergoeding is dus functiegebonden en er moet kunnen aangetoond worden

    dat de bedrijfsleider deze kosten maakt voor de vennootschap. Dit bedrag kan voor bedrijfsleiders

    oplopen tot 300 350 per maand, voor zover voldoende onderbouwd. Met de fiscus kan hierover

    eventueel een ruling gesloten worden.

    Voorwaarden door de Rulingcommissie vooropgesteld: - de forfaitaire bedragen worden niet gendexeerd; - waar door de fiscus kan aangetoond worden dat het autokosten of representatiekosten betreft,

    dient de aftrekbaarheid beperkt te worden;

    - wordt aangetoond dat de kosten vergoedingen voor maaltijden betreffen, dan kunnen geen maaltijdcheques worden uitgereikt.

    De vennootschap moet kunnen aantonen dat het beroepsmatige kosten zijn (Art. 49 WIB 1992). Vanaf

    dat moment is het een aftrekbare kost voor de vennootschap.

    Forfaitaire onkostenvergoedingen zijn niet belastbaar bij de bedrijfsleider als kan bewezen worden dat de vergoeding bestemd is tot het dekken van kosten die hem eigen zijn, en de vergoeding ook

    daadwerkelijk aan dergelijke kosten besteed is.

    De administratieve commentaar op het W.I.B. 1992 stelt tevens dat forfaitaire vergoedingen bepaald dienen te zijn overeenkomstig bepaalde normen die het resultaat zijn van herhaalde waarnemingen en

    steekproeven.

    Deze onkostenvergoeding dient bovendien verantwoord te worden door individuele fiches en

    samenvattende opgaven (JA-ernstige normen).

    Tevens wordt erop gewezen dat onkostenvergoedingen buiten de BTW vallen.

    6.2 Forfaitaire kilometervergoeding

    Een bedrijfsleider kan een kilometervergoeding van zijn vennootschap uitbetaald krijgen wanneer deze

    zijn eigen wagen gebruikt voor beroepsverplaatsingen. De ontvangen vergoedingen vormen een

    terugbetaling van eigen kosten van de werkgever en zijn niet belastbaar.

    Als de forfaitaire kostenvergoedingen volgens ernstige normen worden vastgesteld, aanvaardt de

    administratie dat het om kosten eigen aan de werkgever gaat. Hiervoor moeten volgende voorwaarden

    voldaan zijn:

    - de forfaitaire vergoedingen, vastgesteld op basis van de werkelijk afgelegde kilometers, mogen in principe niet meer bedragen dan deze van de gelijkaardige vergoedingen die de staat

    voor dienstverplaatsingen aan zijn personeel toekent; - het aantal kilometers dat wordt terugbetaald als kosten eigen aan de werkgever mag niet

    abnormaal hoog zijn (in principe niet meer dan 24.000 kilometer per jaar).

    12

    Bonnetjes, facturen, tickets,

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 20

    Bepaalde rechtspraak heeft de grens van 24.000 km per jaar echter wel in vraag gesteld. Het hof van

    beroep te Gent oordeelde dat het algemene karakter van het vermoeden van niet-belastbaarheid blijft

    bestaan, ook wanneer de belastingplichtige wordt vergoed op basis van meer dan 24.000 km. De

    administratie moet effectief bewijzen dat de kostenvergoeding die terugbetaling van de werkelijke kosten schromelijk overschrijdt.

    Indien een hogere kilometervergoeding wordt toegekend dan deze toegestaan aan het overheidspersoneel, zal het verschil als een voordeel van alle aard worden belast. Hier laat de

    administratie echter het gebruik van andere tarieven wel toe als deze gebaseerd zijn op ernstige

    normen. Daarvoor is wel het bewijs nodig dat de hogere kilometervergoeding overeenstemt met de rele kosten of gebaseerd is op een andere ernstige norm.

    De wettelijke beperking van 75% aftrekbaarheid voor autokosten in de vennootschap is op forfaitaire

    kilometervergoedingen ook van toepassing. De brandstofkosten blijven voor 100% aftrekbaar en

    worden geraamd op 30% van de totale forfaitaire vergoeding.

    6.3 Forfaitaire reisvergoeding binnenland

    Een binnenlandse reisvergoeding is in feite een terugbetaling door de vennootschap van uitgaven die

    de bedrijfsleider priv heeft moeten doen door het enkele feit dat hij op de baan was en die dus in

    feite ten laste vallen van de vennootschap. Het gaat dus in het bijzonder om uitgaven die gepaard gaan

    met het buitenshuis werken. De bedrijfsleider moet daardoor onderweg voorzien in kosten voor eten

    en drank, overnachting, enz. Deze kosten kunnen dan terugbetaald worden door de vennootschap als zijnde zgn. kosten eigen aan de werkgever.

    In deze context betekent op de baan zijn minstens 5 uur. Een forfaitaire binnenlandse reisvergoeding houdt in dat de vennootschap daarvoor een vast bedrag per dag terugbetaalt als kosten eigen aan de

    werkgever, zonder dat de bedrijfsleider daarvoor facturen, ticketjes, enz. moet voorleggen.

    Er bestaat geen regel die zegt hoeveel reisvergoeding de bedrijfsleider precies mag opnemen. Als

    algemeen principe geldt immers dat een onkostenvergoeding zoals een reisvergoeding steeds een

    vergoeding moet zijn van werkelijke kosten, en dat geldt in feite ook als die reisvergoeding forfaitair

    wordt bepaald.

    Het is echter wel van belang dat die vergoeding wordt bepaald volgens ernstige normen, en dat er

    m.a.w. niet zomaar een bedrag op gekleefd wordt. In de praktijk geldt wel dat die ernstige norm

    altijd geacht wordt gerespecteerd te zijn als men als forfaitaire reisvergoeding niet mr opneemt dan

    wat de Staat zelf betaalt aan zijn ambtenaren die op binnenlandse zending gaan.

    Het bedrag dat aanvaard wordt door de fiscus als een zgn. ernstige norm is dus het bedrag dat de Staat

    zelf betaalt aan zijn ambtenaren voor binnenlandse dienstreizen.

    De forfaitaire vergoeding kan bijvoorbeeld maandelijks op de privrekening van de bedrijfsleider

    gestort worden samen met zijn bezoldiging, maar kan bijvoorbeeld ook op het tegoed van zijn

    rekening-courant geboekt worden. De wijze van betaling speelt m.a.w. geen rol.

    De forfaitaire vergoeding is aftrekbaar voor de vennootschap gezien het om een terugbetaling gaat van

    kosten die eigen zijn aan de vennootschap.

    Om de reisvergoeding te kunnen aftrekken als beroepskosten zal de vennootschap wel moeten kunnen bewijzen dat het gaat om:

    - de terugbetaling van kosten die eigen zijn aan de vennootschap; - een vergoeding van effectief gemaakte kosten en niet om een verdoken bezoldiging.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 21

    In de praktijk zal het wat dat betreft vooral van belang zijn te kunnen aantonen dat de bedrijfsleider

    effectief zoveel dagen op de baan is geweest. Dit kan aangetoond worden met agendas,

    rittenbladen, kilometervergoedingen die eventueel nog aanvullend betaald worden, gedetailleerde

    facturen en/of werkafspraken met de klanten, enz.

    Als de fiscus echter toch problemen zou hebben met de aftrek van de reisvergoeding bij de

    vennootschap, mag hij die uitbetaalde bedragen niet zomaar bij de bedrijfsleider priv belasten als een verdoken loon. De bedragen zullen namelijk in eerste instantie moeten opgenomen worden als een

    verworpen uitgave bij de vennootschap zelf.

    Geen inhoudingen moeten gebeuren op het forfaitaire bedrag. De reisvergoeding is ook niet

    onderworpen aan sociale bijdragen, gemeentebelasting, voorafbetalingen, .Van belang is wel dat op

    de loonfiche (de zgn. fiche 281.20) die de vennootschap moet indienen, vermeld wordt dat er kosten

    eigen aan de werkgever terugbetaald werden. Er moet dan op de betreffende vraag ja geantwoord

    worden. Het bedrag zelf van de forfaitaire reisvergoeding moet alleen ingevuld worden als het niet

    overeenkomstig ernstige normen vastgesteld werd. Uiteraard verdient het antwoorden met ja de voorkeur, om geen onnodige discussies met de fiscus uit te lokken.

    Wordt er op de loonfiche geen melding gemaakt van het feit dat er kosten eigen aan de werkgever

    betaald werden (geen antwoord gegeven op de vraag en ook geen bedrag ingevuld), dan riskeert de vennootschap een zgn. aanslag geheime commissielonen ten belope van 309% van de uitgekeerde

    vergoedingen. Dit is uiteraard te vermijden.

    Een reisvergoeding is in se een terugbetaling van uitgaven die de bedrijfsleider gedaan heeft voor zijn

    vennootschap en bijgevolg gaat het bij de bedrijfsleider niet belast worden in de personenbelasting.

    Er kleeft wat dat betreft overigens een vermoeden van niet-belastbaarheid aan een reisvergoeding. Dit

    houdt in dat, als de fiscus niet akkoord gaat en deze vergoeding bij de bedrijfsleider priv toch zou

    willen belasten, hij zelf zal moeten bewijzen dat het in feite gaat om bvb. een verdoken loon. Het is

    een hele geruststelling te weten dat dit voor de fiscus allesbehalve gemakkelijk is.

    6.4 Forfaitaire reisvergoeding buitenland

    Bedrijfsleiders die buitenlandse dienstreizen doen kunnen een forfaitaire reisvergoeding uitbetaald

    krijgen. De forfaitaire dagelijkse reisvergoedingen dekken de uitgaven die tijdens een dienstreis in het

    buitenland worden gemaakt voor drank, lokaal vervoer en andere kleine uitgaven.

    Deze vergoeding is een kost eigen aan de werkgever, en bijgevolg aftrekbaar voor de vennootschap, en

    niet belastbaar bij de ontvanger.

    De fiscus aanvaardt als bedrag de toepassing van de baremas die de Federale Overheidsdienst

    Buitenlandse Zaken gebruikt voor de terugbetaling van dergelijke kosten aan haar personeel

    hoofdbestuur. De fiscus stelt echter dat nog steeds het oude tarief van 37,1813

    mag gebruikt worden indien dit voordeliger zou uitvallen.

    Hotel- en andere reiskosten (uitgezonderd het vervoer ter plaatse) zijn niet begrepen in deze

    vergoeding. Daarvoor zijn er bijgevolg bewijsstukken nodig en kunnen geen forfaits gelden.

    In het geval bepaalde maaltijdkosten en kleine uitgaven reeds begrepen zijn in de overnachtingskosten

    die de vennootschap zelf betaalt, moet het forfait verminderd worden:

    - met 15% voor een ontbijt; - met 35% voor een middagmaal; - met 45% voor een avondmaal; - met 5% voor kleine uitgaven.

    Deze vermindering moet niet toegepast worden voor de dagen van vertrek en terugkeer.

    13

    Dit bedrag wordt niet gendexeerd.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 22

    Voor het toegelaten bedrag van de vergoeding, dient er tevens een onderscheid gemaakt te worden

    tussen dienstreizen van korte duur en langere buitenlandse dienstreizen. Korte duur betekent voor de

    fiscus een afwezigheid van maximaal 30 kalenderdagen, en voor deze reizen geldt de toepassing van de baremas hierboven vermeld.

    Voor langere buitenlandse dienstreizen moeten normaal de rele kosten bewezen worden aan de hand van bewijsstukken. In een recente ruling14 werd door de rulingcommissie echter gesteld dat ook voor

    langere buitenlandse dienstreizen (meer dan 30 dagen) belastingvrije forfaitaire vergoedingen kunnen

    betaald worden. In de praktijk is immers gebleken dat het in vele gevallen moeilijk was om in bepaalde landen voor elke uitgave bewijsstukken te verkrijgen, en onder dergelijke omstandigheden

    wordt het aanvaard om met forfaitaire dagvergoedingen te werken.

    Het toegelaten bedrag is eveneens terug te vinden in de baremas die de Federale Overheidsdienst

    Buitenlandse Zaken gebruikt voor de terugbetaling van dergelijke kosten. In tegenstelling tot de

    kortere dienstreizen dienen hier wel de lagere vergoedingen gebruikt te worden die betaald worden aan agenten op post. Die vergoedingen bedragen 60% van de normale dagvergoedingen.

    De rulingcommissie stelt daarbij ook volgende voorwaarden: - de betaling van de forfaitaire vergoedingen moet worden beperkt tot maximaal 24 maanden

    voor dezelfde missie;

    - de betaling van vergoedingen moet worden stopgezet op het ogenblik van een eventuele definitieve vestiging in het buitenland.

    6.5 Maaltijdcheques

    De administratie aanvaardt reeds geruime tijd dat maaltijdcheques die een werkgever aan zijn werknemers toekent, op fiscaal gebied gekwalificeerd worden als sociale voordelen, althans voor

    zover de cheques voldoen aan de voorwaarden waaronder zij op sociaal gebied niet worden

    aangemerkt als loon. Het gevolg daarvan is, enerzijds, dat de cheques in hoofde van de werknemers zijn vrijgesteld van belasting en, anderzijds, dat de werkgever de kostprijs van de maaltijdcheques (het

    verschil tussen de nominale waarde van de cheques en de tussenkomst die de werknemer betaalt) in

    principe niet als beroepskost in aftrek kan brengen (Art. 53, 14 WIB).

    Uit een Bericht aan de vennootschappen, gepubliceerd in het BS van 11 mei 2007, blijkt dat de

    administratie de kwalificatie van vrijgestelde sociale voordelen (in de zin van Art. 38, 1, 1ste

    lid, 11

    WIB) vanaf 1 januari 2007 ook aanvaardt ten aanzien van de maaltijdcheques die aan zelfstandige

    bedrijfsleiders worden toegekend door de onderneming waar zij hun activiteit uitoefenen, op

    voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden cumulatief is voldaan:15

    De toekenning van maaltijdcheques aan zelfstandige bedrijfsleiders is afhankelijk van de toekenning van maaltijdcheques aan de werknemers van de onderneming. Deze toekenning aan de werknemers moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectoraal vlak

    of op ondernemingsvlak. Kan dergelijke overeenkomst niet worden gesloten, dan mag de

    toekenning geregeld worden door een individuele overeenkomst. Gaat het om een

    onderneming die geen werknemers tewerkstelt, mag de toekenning van de maaltijdcheques

    aan de zelfstandige bedrijfsleider worden toegestaan, indien alle andere voorwaarden in acht

    worden genomen. In het geval waarin een zelfstandige bedrijfsleider een activiteit uitoefent in

    verschillende vennootschappen en deze allemaal maaltijdcheques aan hem uitreiken, kan er

    slechts n maaltijdcheque per werkdag met een maximum van 220 maaltijdcheques per jaar

    als vrijgesteld sociaal voordeel worden aangemerkt.

    14

    Voorafgaande beslissing nr. 800.109 d.d. 20.05.2008 15

    Opgemerkt moet worden dat deze voorwaarden, met uitzondering van de eerste, grosso mode en mutatis

    mutandis gelijklopen met de voorwaarden waaronder de administratie aanvaardt dat maaltijdcheques in

    hoofde van werknemers worden gekwalificeerd als sociale voordelen.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 23

    De toekenning van maaltijdcheques aan zelfstandige bedrijfsleiders moet geregeld zijn in een schriftelijke individuele overeenkomst en het bedrag van de maaltijdcheque mag niet hoger

    zijn dan dat toegekend bij collectieve arbeidsovereenkomst in dezelfde onderneming, die de hoogste nominale waarde van de maaltijdcheque bepaalt.

    Het aantal toegekende maaltijdcheques moet gelijk zijn aan het aantal dagen waarop de zelfstandige bedrijfsleider effectief arbeidsprestaties levert. Het maximale aantal gepresteerde

    dagen dat voor de toekenning van de maaltijdcheques in rekening wordt genomen, mag niet

    hoger zijn dan het maximale aantal dagen dat door een voltijds tewerkgestelde werknemer

    tijdens het kwartaal in de onderneming kan worden gepresteerd. De maaltijdcheques die het

    maximale aantal effectief gepresteerde dagen overschrijden, worden als bezoldiging

    aangemerkt.

    De maaltijdcheque moet op naam van de bedrijfsleider worden afgeleverd. Deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbende gegevens 16 voorkomen op een geschreven document dat de volledige identiteit van de

    zelfstandige bedrijfsleider alsook van de onderneming waarin hij zijn activiteiten uitoefent,

    vermeldt. Voormeld document moet bij de boekhoudkundige stukken worden bewaard en

    maakt er integrerend deel van uit. De maaltijdcheques toegekend zonder dat deze voorwaarde

    is vervuld, worden als bezoldiging aangemerkt.

    De maaltijdcheque vermeldt duidelijk dat zijn geldigheidsduur beperkt is tot drie maanden en dat hij slechts mag worden gebruikt ter betaling van een eetmaal of voor de aankoop van

    verbruiksklare voeding. De maaltijdcheques waarop deze vermelding niet is aangebracht, worden als bezoldiging aangemerkt.

    De tussenkomst van de onderneming in het bedrag van de maaltijdcheque mag ten hoogste 5,91 per maaltijdcheque bedragen. De maaltijdcheques met een ondernemingskost van meer

    dan 5,91 worden als bezoldiging aangemerkt.

    De tussenkomst van de zelfstandige bedrijfsleider is minstens gelijk aan 1,09 per cheque.17 De maaltijdcheques met een tussenkomst van de zelfstandige bedrijfsleider die minder

    bedraagt dan voormeld bedrag worden als bezoldiging aangemerkt.

    Bedrijfsleiders kunnen bijgevolg sinds 1 januari 2007 ook genieten van maaltijdcheque als vrijgesteld

    sociaal voordeel. De vele voorwaarden en fiscaal interessantere alternatieven beperken echter het nut

    van de maatregel. Maaltijdcheques mogen dan wel fiscaal interessant zijn voor werknemers, toch zijn

    ze dat heel wat minder voor zelfstandige bedrijfsleiders, en tevens minder relevant voor hen,

    aangezien het hier meestal over kleine bedragen gaat. Naast de vele voorwaarden, zijn maaltijdcheques

    fiscaal ook verworpen uitgaven voor de onderneming die ze toekent. Fiscaal interessantere

    alternatieven kunnen o.m. gevonden worden in:

    - de onderneming de werkelijke kosten ten laste te laten nemen; - de toekenning van een forfaitaire dagvergoeding aan de zelfstandige bedrijfsleiders (zie

    supra).

    16

    i.e. aantal maaltijdcheques, brutobedrag van de maaltijdcheques verminderd met het persoonlijk aandeel

    van de zelfstandige bedrijfsleider. 17

    i.e. het geraamd bedrag van de tweede maaltijd, bedoeld in Art. 36, tweede lid WIB en in Art. 18, 3, punt 8

    KB/WIB.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 24

    7. KAPITAALVERMINDERING EN INKOOP EIGEN AANDELEN

    7.1 Kapitaalvermindering

    Het interessante aspect aan een kapitaalvermindering, is dat men er niet op belast wordt, aangezien de

    terugbetaling van werkelijk gestort kapitaal volledig belastingvrij is.

    Stel dat er destijds een BVBA werd opgericht, hierbij goederen, panden, in de vennootschap

    ingebracht werden en bijgevolg een kapitaal van 70.000 in de vennootschap werd ingebracht.

    Wettelijk is het toegelaten dat kapitaal van 70.000 te verlagen tot het minimumkapitaal van 18.600 in een BVBA of 61.500 in een NV. Voor de BVBA betekent dit dat 51.400 uit de vennootschap

    kan gehaald worden, zonder erop belast te worden. Men kan dus perfect terugnemen wat bij de

    oprichting werd ingebracht, aangezien dit kapitaal niet voortkomt uit gemaakte winst. Voor een

    kapitaalvermindering is wel een notarile akte vereist.

    Het probleem dat zich hier dikwijls stelt, is dat de vennootschap niet het geld heeft om zomaar kapitaal

    terug te betalen. Een oplossing hiervoor is dat de vennootschap hiervoor gaat lenen. Bovendien zijn de intresten van de lening fiscaal aftrekbaar. Alternatief is voorlopig niets uit te betalen, maar het saldo

    op de rekening-courant te zetten, zodat de bedrijfsleider een tegoed heeft van zijn vennootschap. Zodra

    er liquide middelen zijn, kan de vennootschap de bedrijfsleider terugbetalen die ondertussen geniet van de intresten op zijn uitstaande vordering.

    Indien de vennootschap geen groot kapitaal heeft, en slechts voldoet aan de vereiste van het minimumkapitaal, dan kan op het eerste zicht geen kapitaalvermindering doorgevoerd worden. Een

    opportuniteit hierbij is echter de incorporatie van reserves in het kapitaal, wat in een notarile

    kapitaalverhoging resulteert. In een tweede stap zou het kapitaal vervolgens kunnen verminderd

    worden door een notarile kapitaalvermindering door te voeren waarin een terugbetaling van het

    werkelijk gestort kapitaal (fiscaal kapitaal) aan de aandeelhouders wordt uitgevoerd. Hierbij is het wel

    belangrijk dat de bepalingen van het vennootschapsrecht nauwgezet worden toegepast.

    7.2 Verkrijging van eigen aandelen

    Eerst en vooral wordt de raad meegegeven dat voor deze constructie eventueel vooraf een ruling wordt

    aangevraagd en dat de betrokkene zich laat bijstaan door een professioneel revisor, accountant,

    belastingconsulent of boekhouder/fiscalist voor de praktische uitwerking ervan.

    In principe is er geen roerende voorheffing verschuldigd op de meerwaarden (de zogenaamde

    verkrijgingsboni) die de aandeelhouders bekomen bij het verkopen van hun aandelen aan de

    vennootschap. Dit heeft sommige belastingplichtigen ertoe aangezet herhaalde malen een inkoop van

    eigen aandelen te organiseren, om op die manier een groot gedeelte van de belaste reserves uit de

    vennootschap te halen. Dit is echter niet zonder risico daar de fiscale administratie in dergelijke

    gevallen de bekomen meerwaarden als een verdoken dividenduitkering zal trachten te beschouwen, en

    alsnog de roerende voorheffing invorderen in hoofde van de vennootschap.

    De strenge vennootschapsrechtelijke beperkingen die worden opgelegd bij het verkrijgen van eigen

    aandelen, zijn duidelijk genspireerd om het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap zoveel

    mogelijk te beschermen. Het is ook van groot belang de voorwaarden die de vennootschapswetgeving

    oplegt voor elke verkrijging van eigen aandelen nauwgezet op te volgen, gezien de constructie anders

    van rechtswege als nietig kan worden beschouwd. De inkoop van eigen aandelen is mogelijk in een

    NV, BVBA en Comm. VA. Gezien de complexiteit van de vennootschapswetgeving betreffende de

    inkoop van eigen aandelen, wordt de procedure voor de inkoop van eigen aandelen in dit werk niet uitvoerig besproken. Men wil er hier gewoon op wijzen dat het een constructie is waarmee op een

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 25

    fiscaalvriendelijke manier financile middelen uit de vennootschap kunnen gehaald worden ten

    voordele van de aandeelhouders of vennoten.

    Grosso modo kan de situatie fiscaal als volgt worden samengevat: Om vrijgesteld te zijn van belasting, dienen de ingekochte aandelen bewaard te zijn in de vennootschap. De aandelen behoren tot het actief

    van de vennootschap, en bijgevolg moet, onmiddellijk na de inkoop, een onbeschikbare reserve

    worden aangelegd vanuit de beschikbare reserves. Deze onbeschikbare reserve moet gelijk zijn aan de totale aankoopprijs van de ingekochte aandelen. Indien de aandelen na de inkoop zouden vernietigd

    worden, zal een roerende voorheffing van 10% (liquidatietaks) verschuldigd zijn.

    De nadruk moet er enigszins wel op gelegd worden dat de fiscus toch zal trachten om de inkoopbonus

    te herkwalificeren in een dividend, ondanks het feit dat er Cassatierechtspraak bestaat dat een

    herkwalificatie van een inkoopbonus in een dividenduitkering niet mogelijk is.18

    Om die reden is het

    zeer belangrijk dat, alvorens deze verrichting wordt doorgevoerd, de belastingplichtige zich kan

    steunen op voldoende economische en financile argumenten (zoals bvb. pensionering, uittrede uit de

    vennootschap, mildering van overnameprijs ingeval van overname, verwijdering van overtollige liquiditeiten,).

    Verweermiddelen van de belastingplichtige

    Ondanks het feit dat er onder fiscale deskundigen een discussie woedt over de vraag of de

    administratie een inkoopverrichting waarbij alle juridische voorschriften nauwgezet werden

    uitgevoerd, zomaar kan herkwalificeren als een gewone dividenduitkering, leert de praktijk dat

    bepaalde belastingadministraties bijna systematisch inkopen van eigen aandelen aanzien als een

    dividend-uitkering en de roerende voorheffing inkohieren.

    Sommige fiscale specialisten voeren echter aan dat de verkrijging van eigen aandelen nooit

    geherkwalificeerd kan worden in een dividenduitkering aangezien beide verrichtingen bepaalde

    fundamentele verschillen vertonen:

    de persoon die zijn aandelen aan de vennootschap verkoopt, draagt immers de eigendom van een gedeelte van zijn patrimonium over, waardoor hij na de transactie minder aandelen overhoudt dan voorheen, hetgeen uiteraard niet het geval is bij een dividenduitkering

    bovendien wordt bij een verkrijging de omvang van het fiscaal kapitaal verminderd, zodat het bedrag dat aan de aandeelhouders als kapitaal kan worden terugbetaald, zonder dat hierop

    belasting verschuldigd is, daalt.

    Ook een aanbod tot verkrijging van de eigen aandelen waarop niet door alle aandeelhouders in dezelfde verhouding wordt ingegaan, is door de fiscale administratie moeilijk te herkwalificeren in een

    dividenduitkering. In dergelijk geval dient men er zich immers rekenschap van te geven dat de

    verhoudingen tussen de verschillende aandeelhouders zullen wijzigen.

    Een verkrijging van eigen aandelen waarbij alle aandeelhouders op een gelijke wijze participeren en

    de aandelen vernietigd worden zonder dat er een formele kapitaalvermindering wordt doorgevoerd, zou daarentegen gemakkelijker voor discussie vatbaar zijn.

    Indien de verkregen aandelen bovendien op de balans van de vennootschap behouden blijven, wordt

    door gezaghebbende auteurs eveneens aangenomen dat een herkwalificatie niet kan worden

    doorgevoerd.

    18

    Gent, 26 januari 2005: Eerste arrest van Hof van Beroep dat zich duidelijk uitspreekt over de principile

    onmogelijkheid van herkwalificatie Bij een herkwalificatie moet de juridische realiteit worden gerespecteerd

    zonder dat er kan geraakt worden aan de inhoud en de rechtsgevolgen van de akte inkoop van eigen

    aandelen heeft andere rechtsgevolgen dan dividenduitkering.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 26

    De belastingadministratie dient bovendien steeds te bewijzen, aan de hand van concrete elementen

    eigen aan de belastingplichtige, dat de inkoop van eigen aandelen uitsluitend is ingegeven om fiscale

    motieven. De loutere bewering dat de inkoop van eigen aandelen tot gevolg heeft dat er minder belastingen verschuldigd zijn, is daarbij onvoldoende.

    Versoepeling inkoop van eigen aandelen

    Tevens dient op gewezen te worden dat de procedure voor de inkoop van eigen aandelen werd

    versoepeld. Deze procedure is aan een aantal strenge voorwaarden onderworpen. Een aantal van deze voorwaarden werd evenwel door de Belgische wetgever versoepeld sinds 1 januari 2009.

    De algemene vergadering moet het bestuursorgaan de toestemming verlenen om eigen

    aandelen in te kopen. De geldigheidsduur van deze toelating wordt sinds 1 januari 2009

    opgetrokken van een maximum van 18 maanden naar een maximumtermijn van 5 jaar;

    De nominale waarde of de fractiewaarde van de ingekochte aandelen, met inbegrip van eventuele eerder verkregen aandelen die de vennootschap in haar portefeuille houdt en

    aandelen die door een persoon in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap zijn

    verkregen, mag sinds 1 januari 2009 niet meer bedragen dan 20% van het geplaatste kapitaal in plaats van 10%;

    Het voor de verkrijging van eigen aandelen uitgetrokken bedrag moet voor uitkering vatbaar

    zijn. Sinds 1 januari 2009 moet men voor het vaststellen van het uitkeerbaar bedrag eveneens

    rekening houden met de aandelen die de vennootschap reeds in portefeuille houdt en deze die

    door een persoon in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap zijn verkregen;

    Voor de financiering van het verkrijgen door een derde van de eigen aandelen, is bovendien

    een nieuwe regeling in werking getreden, de zogenaamde financile bijstand of Financial

    assistance. Voortaan is het voorschieten van middelen, het toestaan van leningen of het

    stellen van zekerheden door een vennootschap met het oog op het verkrijgen van haar

    aandelen toegelaten mits een aantal voorwaarden voldaan zijn.

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 27

    8. PENSIOENPLAN

    Algemeen

    De vennootschap kan in het voordeel van de bedrijfsleider een extrawettelijk pensioen opbouwen en

    de lasten hiervan als beroepskost aanmerken. Zij kan dit echter niet onbeperkt. 19

    De kost die de vennootschap in het kader van de opbouw van het extrawettelijk pensioen doet, is fiscaal aftrekbaar voor zover:

    - de wettelijke en de extrawettelijke uitkeringen n.a.v. de pensionering, - uitgedrukt in een jaarrente, berekend op basis van de normale duur van de

    beroepswerkzaamheid,

    - niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale brutojaarbezoldiging.

    De berekening van de 80%-grens gebeurt op basis van verscheidene parameters die hieronder

    toegelicht worden.

    Wettelijk pensioen

    Het wettelijk pensioen mag voor doeleinden van de 80%-berekening geraamd worden op 25% van de referentiebezoldiging, met dien verstande dat dit forfaitair bedrag beperkt wordt tot het maximum

    wettelijk pensioen. Dit laatste wordt bij middel van administratieve circulaire bekend gemaakt, na

    afloop van het betrokken jaar.

    Extrawettelijk pensioen

    Als extrawettelijke pensioenen dienen in het bijzonder de uitkeringen uit een zogenaamde VAPZ-

    overeenkomst (Vrij Aanvullend Pensioen Zelfstandigen) aangemerkt te worden alsook alle

    extrawettelijke pensioenen opgebouwd door de vennootschap (verzekeringsvorm of interne pensioenbelofte).

    Laatste normale bruto jaarbezoldiging

    Onder laatste normale brutojaarbezoldiging wordt begrepen, de brutojaarbezoldiging die gelet op de

    vorige bezoldigingen als normaal kan worden beschouwd en die wordt toegekend tijdens het laatste jaar vr de oppensioenstelling waarin men een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad. 20

    Dit betekent dat fikse, kunstmatige verhogingen van de periodieke bezoldiging naar het einde van de

    loopbaan toe, niet in aanmerking mogen genomen worden bij de berekening van de 80%-grens.

    Aangezien op heden nog niet geweten is wat de laatste normale brutojaarbezoldiging zal zijn, mag

    voor de 80%-grens rekening gehouden worden met de huidige normale bruto jaarbezoldiging.

    Bovendien dient wat betreft bedrijfsleiders de bezoldiging tijdens het boekjaar zelf toegekend te

    worden, en dit ten minste maandelijks. 21

    Tantimes komen bijgevolg niet in aanmerking, alsook exceptionele vergoedingen, met uitzondering van een eindejaarsbonus, voor zover die niet hoger is dan

    wat gebruikelijk is bij werknemers (een 13de maand).

    19

    Artikel 59, 4 WIB 92 20

    Artikel 34 KB WIB 92 21

    Artikel 195, 1 WIB 92

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 28

    Ook de voordelen van alle aard mogen in aanmerking genomen worden, mits zij een regelmatig en

    maandelijks karakter hebben. 22 Ook een huurexcedent mag in deze redenering in rekening worden

    gebracht, mits de huurprijs maandelijks wordt aangerekend.

    Wat de door de vennootschap ten laste genomen sociale bijdragen in het kader van het

    zelfstandigenstatuut betreft stelde de Minister van Financin dat zij ook in aanmerking mogen

    genomen worden hoewel zij geen maandelijks karakter maar een driemaandelijks karakter hebben.23

    Het blijft evenwel aangewezen om de periodieke maandbezoldiging te verhogen en vervolgens de

    sociale bijdragen in private naam te voldoen.

    Groepsverzekering vs. pensioenbelofte

    Naast bovenvermelde voorwaarden zal het extrawettelijk pensioenkapitaal bij uitkering slechts

    aftrekbaar zijn als beroepskost voor zover ze uitgekeerd wordt aan een gewezen bedrijfsleider, ter

    uitvoering van een contractuele verbintenis. 24

    Hierbij heeft men de keuze tussen een groepsverzekering of een interne pensioenbelofte.

    Wanneer men voor een groepsverzekering opteert, geniet men van een winstdeelname vanwege de verzekeraar. De fiscus veronderstelt dat die 20% bedraagt. Bij het aanleggen van een interne

    pensioenbelofte moet men hiermee rekening houden.

    Anderzijds wordt de uitkering uit een groepsverzekering vanaf de 65-jarige leeftijd en op voorwaarde

    dat men effectief actief is gebleven tot aan die datum, slechts tegen 10% belast, terwijl de uitkering

    van een kapitaal via een interne pensioenbelofte een taxatie van 16,50% ondergaat.

    Pensioenprovisie

    Bestaansrecht provisie

    In antwoord op een parlementaire vraag 25

    stelde de Minister van Economische Zaken dat een contractueel pensioen met daarbij een interne provisie, toegelaten is voor zover het gaat om een

    pensioen dat op niet-systematische wijze en occasioneel wordt toegekend.

    Fiscale vrijstelbaarheid van de aangelegde provisie

    Artikel 49 WIB92 stelt dat voorzieningen voor risicos en kosten die door de ondernemingen worden geboekt om het hoofd te bieden aan kosten die volgens aan de gang zijnde gebeurtenissen

    waarschijnlijk zijn vrijgesteld mogen worden.

    De voorwaarden voor fiscale vrijstelling zijn:

    1. waarschijnlijk zijn

    Het is vereist dat de kost waarvoor de voorziening aangelegd wordt, volgens de aan de gang zijnde

    gebeurtenissen waarschijnlijk is. Dit is volgens de rechtspraak het geval in het boekjaar waarin een

    pensioencontract afgesloten wordt. 26

    22

    PV nr. 602, Fournaux, 11.10.1996, Bull.Bel., nr. 773, blz. 1501 23

    PV nr. 399, Pieters, 24.05.2004, Vr.&Antw., Kamer, 2004-2005, nr. 75, 25.04.2005, p. 12548 24

    Artikel 195, 1 & artikel 52, 5 WIB 92 25

    PV Hatry, 19 maart 1996, Vr. en Antw. Senaat, nr. 1-24, 1191 26

    Cassatie, 19 februari 1998; Cassatie 19 november 1998; Hof van Beroep Antwerpen, 8 mei 1995, A.F.T. 95-

    11, 352-359 Hof van Beroep Antwerpen, 26 juni 1995, A.F.T. 95-11, 352-359; Hof van Beroep Gent, 16 juni

  • Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen 29

    2. aftrekbaar zijn als beroepskost

    De kost waarvoor de voorziening bestemd is, moet aftrekbaar zijn als beroepskost. De voorziening kan dus worden vrijgesteld in de mate dat de 80%-grens gerespecteerd wordt.

    3. op de uitslagen van het tijdperk drukken waarin de voorziening werd aangelegd

    De voormelde rechtspraak stelt dat de pensioenvoorziening vanaf het sluiten van het pensioencontract

    jaarlijks gespreid dient aangelegd te worden tot de pensioenleeftijd, daar elk jaar de toekomstige last dichterbij komt. Er zou geen nmalige verhoogde provisie mogelijk zijn voor de reeds gepresteerde

    dienstjaren.

    De bedrijfsleider heeft echter onbetwistbaar recht op het evenredig deel van het pensioenkapitaal in

    functie van de reeds gepresteerde jaren binnen de onderneming, verhoogd met de toegelaten

    backservice-termijn. Het is bijgevolg verdedigbaar dat ook voor dit gedeelte een vrijgestelde provisie wordt geboekt in het jaar van afsluiten van de pensioenovereenkomst.

    Actuarile aanleg

    Het bedrag van de te vormen voorziening, tijdens het boekjaar waarin de vennootschap de

    pensioenverplichting op zich neemt, is gelijk aan de geactualiseerde waarde op het einde van de

    verplichting en niet de evenredige waarde ervan over de nog te lopen jaren tot de pensioenleeftijd is

    bereikt. Op deze manier kan men ook rekening houden met het risico dat de bedrijfsleider voortijdig

    zou overlijden.

    Algemeen wordt in de berekening van de voorziening rekening gehouden met een actualisatievoet van

    3,25%.

    Fiscale behandeling bij de genieter

    Extrawettelijk pensioenen die in de vorm van een kapitaal door een vennootschap worden uitgekeerd,

    zijn belastbaar tegen een vast tarief van 16,50% (te verhogen met de gemeentelijke opcentiemen) op