OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR...

99
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 – 2009 OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATER Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur Annemie Verhelst onder leiding van Prof. Paul Gemmel

Transcript of OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR...

Page 1: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2008 – 2009

OPNAMEPLANNING IN

ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATER

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur

Annemie Verhelst

onder leiding van

Prof. Paul Gemmel

Page 2: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Annemie Verhelst

Page 3: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

i

Voorwoord

Hierbij wil ik mijn dank betuigen aan alle mensen die hebben bijgedragen tot de uitvoering

van dit eindwerk.

Ik denk hierbij in het bijzonder aan mijn promotor Prof. Paul Gemmel die mij steeds met

raad en daad heeft bijgestaan. Daarnaast bedank ik ook alle ziekenhuizen die meegewerkt

hebben aan dit onderzoek.

Ten slotte wil ik ook mijn ouders en familie bedanken voor alle steun en kansen die zij mij

gegeven hebben.

Page 4: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

ii

Inhoud

Inleiding ................................................................................................................................................... 1

Onderzoeksvragen ................................................................................................................................... 2

1. Literatuurstudie ............................................................................................................................... 3

1.1. Inleiding ................................................................................................................................... 3

1.2. Definitie en begripsafbakening ............................................................................................... 4

1.2.1. Acuut ziekenhuis.............................................................................................................. 4

1.2.2. Electieve patiënt .............................................................................................................. 4

1.2.3. Ziekenhuisplanning .......................................................................................................... 5

1.2.4. Opnameplanning ............................................................................................................. 6

1.3. Informatie bij de opnameplanning .......................................................................................... 8

1.4. Planningssysteem .................................................................................................................. 11

1.4.1. Centraal versus decentraal ............................................................................................ 11

1.4.2. Voorspelling van de vereiste middelen voor de geplande opnames ............................ 11

1.5. Opnamebeleid ....................................................................................................................... 14

1.5.1. Doelstellingen van de opnameplanning ........................................................................ 14

1.5.2. Opname van “niet-electieve” patiënten ...................................................................... 16

1.5.3. Wachtlijstsysteem ......................................................................................................... 18

1.5.4. Pre-admission unit (afdeling vooropname) ................................................................... 19

1.6. Kenmerken van het planningssysteem ................................................................................. 20

1.6.1. Opnameplanningsysteem en –filosofie ......................................................................... 20

1.6.2. Automatisatie van de opnameplanning ........................................................................ 22

1.6.3. Ziekenhuisinformatiesysteem ....................................................................................... 23

1.6.4. Integratie ....................................................................................................................... 24

1.7. Inzicht in de patiëntenstromen ............................................................................................. 27

2. Empirische studie .......................................................................................................................... 28

2.1. Methodologie ........................................................................................................................ 28

2.2. Enquête ................................................................................................................................. 29

2.2.1. Samenstelling ................................................................................................................ 29

Page 5: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

iii

2.2.2. Inhoud ........................................................................................................................... 30

2.3. Beschrijving en evolutie van het onderzoeksveld ................................................................. 33

2.4. Resultaten enquête ............................................................................................................... 35

2.4.1. Respondenten .............................................................................................................. 35

3. Evolutie van de theorie en de praktijk .......................................................................................... 60

3.1. Informatie bij de opnameplanning ........................................................................................ 60

3.2. Planningssysteem .................................................................................................................. 61

3.3. Opnamebeleid ....................................................................................................................... 62

3.4. Kenmerken van het planningssysteem ................................................................................. 64

3.5. Inzicht in de patiëntenstromen ............................................................................................. 65

3.6. Rapportage met betrekking tot de opnameplanning ............................................................ 66

3.7. Ervaring met en evolutie van het planningssysteem ............................................................ 66

4. Discussie ........................................................................................................................................ 68

5. Algemeen besluit ........................................................................................................................... 72

Page 6: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

iv

Lijst met tabellen Tabel 1: Raamwerk voor productiecontrole binnen ziekenhuizen (Vissers et al., 2006) ........... 6

Tabel 2: acute ziekenhuizen in Vlaanderen anno 2000 ( Van Hoof, 2001) ............................. 34

Tabel 3: acute ziekenhuizen in Vlaanderen anno 2008 (www.mloz.be/nl/search/suphop00.html) ................................................................................ 34 Tabel 4: responspercentages (enquête) .................................................................................... 35 Tabel 5: Waarvan wordt er bij de opnameplanning een indicatie gegeven? ............................ 35

Tabel 6: Wat wordt er gedaan met de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur? ............. 36

Tabel 7: Hoe wordt de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur verkregen? ................... 37

Tabel 8: Hoe wordt de informatie met betrekking tot de preoperatieve onderzoeken verkregen? ................................................................................................................................ 37

Tabel 9: Van wie komt de aanvraag tot opname? .................................................................... 38 Tabel 10: Worden de opnames op één centraal punt in het ziekenhuis gepland? .................... 39

Tabel 11: Heeft de opnameplanner de bevoegdheid om in bepaalde situaties en in samenspraak met de geneesheer de opnamedatum te wijzigen? .............................................. 40

Tabel 12: Waarmee wordt er rekening gehouden bij het plannen van de opnames? ............... 41

Tabel 13: Respondenten met een "centrale opnameplanning" ................................................. 42 Tabel 14: opsplitsing tussen respondenten die centraal "plannen" en respondenten die centraal "administreren" ......................................................................................................................... 43

Tabel 15: Worden de opnames op één centraal punt in het ziekenhuis gepland? .................... 43

Tabel 16: Wat is het doel van de centrale opnameplanning? ................................................... 44 Tabel 17: Wordt bij de opnameplanning gebruik gemaakt van een wachtlijstsysteem?.......... 45

Tabel 18: Waaraan zijn de bedden in het ziekenhuis toegewezen? ......................................... 46

Tabel 19: Wanneer wordt aan een bepaalde patiënt een bed toegewezen? .............................. 46

Tabel 20: Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn op de afdeling waarnaar de aanvraag tot opname gericht is? ............................................................................................... 47 Tabel 21: Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn in het ziekenhuis? ......... 48

Tabel 22: Welke functie heeft de verantwoordelijke van de opnameplanning? ...................... 49

Tabel 23: Gebeurt de opnameplanning geautomatiseerd of manueel?..................................... 49

Tabel 24: Welk soort geautomatiseerd systeem wordt er gebruikt bij de opnameplanning? ... 49

Tabel 25: Is er overleg tussen opname- en de OK-planning? .................................................. 50 Tabel 26: Heeft de opnameplanner op elk ogenblik zicht op de bedbezetting in het ziekenhuis? ............................................................................................................................... 51

Tabel 27: Hoe wordt het zicht op de bedbezetting verkregen? ................................................ 51 Tabel 28: Wordt er bij de opnameplanning een onderscheid gemaakt tussen geplande, semi-urgente en spoedopnames? ....................................................................................................... 52 Tabel 29: Hoe wordt in de opnameplanning rekening gehouden met dringende opnames en spoedopnames? ......................................................................................................................... 52

Tabel 30: Welk patroon is er herkenbaar in het totaal aantal opnames per dag van de week? 53

Tabel 31: Wordt er aan ontslagplanning gedaan binnen het ziekenhuis? ................................ 53

Tabel 32: Hoe wordt er aan ontslagplanning gedaan? ............................................................. 54 Tabel 33: Welke rapporten worden er gegenereerd met betrekking tot de opnameplanning? . 54

Tabel 34: Wat zijn de kritische succesfactoren om een centraal opnamesysteem te doen werken in een ziekenhuis? ........................................................................................................ 55

Tabel 35: Op welke vlakken liggen de voordelen van een centrale opnameplanning? ........... 56

Tabel 36: Op welke vlakken liggen de nadelen van een centrale opnameplanning? ............... 57

Page 7: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

v

Tabel 37: Vaststelling kloof tussen de theorie van 1997 en de praktijk van 2009 ................... 70

Tabel 38: Vaststelling kloof tussen de theorie en de praktijk anno 2009 ................................ 70

Page 8: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

vi

Lijst met figuren Figuur 1: Raamwerk voor het bepalen van de "gesofisticeerdheid" van de informatie-technologie binnen de ziekenhuiscontext (Paré et al., 2001) ................................................... 24 Figuur 2: Elektronisch administratiesysteem (Rainio et al., 2005) .......................................... 26 Figuur 3: Evolutie van de procentuele verdeling van de verschillende opnamesystemen ....... 62

Figuur 4: Grafische voorstelling onderzoeksvragen ................................................................ 69

Page 9: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

1

Inleiding

In 1999 werd het artikel “Admission scheduling in acute care hospitals: does the practice fit

with the theory” van P. Gemmel en R. Van Dierdonck gepubliceerd. In deze studie werd de

kloof tussen de theorie en de praktijk van de opnameplanning beschreven in twee stappen.

Eerst werd via een uitgebreide literatuurstudie bepaald welke functionele kenmerken een

systeem, dat de opnameplanning ondersteunt, moet bezitten. Daarna werd een telefonische

enquête uitgevoerd om de praktijk van de opnameplanning in de Belgische ziekenhuizen te

bepalen. In de studie van P. Gemmel en R. Van dierdonck werd geconcludeerd dat er anno

1997 een grote kloof was tussen de theoretische vereisten voor een

opnameplanningssysteem en de praktische toepassing van de opnameplanning in

ziekenhuizen.

In het academiejaar 2000-2001 schreef Gert Jan Vanhoof (Licentiaat in de Medische Sociale

Wetenschappen), als vervolg op de studie van Gemmel en Van Dierdonck, een scriptie met

als titel: “Opnameplanning in Belgische, acute ziekenhuizen”. Zijn scriptie was opgebouwd

uit twee delen: een literatuurstudie enerzijds en een bespreking van de resultaten van de

enquête (gebaseerd op de telefonische enquête uit het artikel van P. Gemmel en R. Van

Dierdonck) die hij uitgevoerd had, anderzijds. Zijn literatuurstudie had als doel om de theorie

van de opnameplanning in ziekenhuizen in kaart te brengen. In het tweede deel van zijn

scriptie besprak hij, aan de hand van de resultaten van de enquête, de praktijksituatie van

opnameplanning binnen de Belgische, acute ziekenhuizen.

In het kader van het behalen van de graad Master in de Toegepaste Economische

Wetenschappen: Handelsingenieur, schreef ik in het academiejaar 2008-2009 deze

masterproef met als titel: “Opnameplanning in ziekenhuizen: 10 jaar later.“ Het is de

bedoeling dat deze masterproef de theorie en de praktijk van opnameplanning in

ziekenhuizen anno 2008 beschrijft. Deze studie sluit dicht aan bij het artikel van P.Gemmel

en R. Van Dierdonck en bij de thesis van Gert Jan Vanhoof. Hierdoor kunnen, aan de hand

van een vergelijking van deze verschillende studies, de (eventuele) evoluties binnen de

theorie en de praktijk van de opnameplanning vastgesteld worden.

Page 10: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

2

Onderzoeksvragen

In deze studie staan vier onderzoeksvragen centraal:

1. Wat is de theorie van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009?

(zie deel 1: literatuurstudie)

2. Wat is de praktijk van opnameplanning in de Vlaamse ziekenhuizen anno 2009?

(zie deel 2: empirische studie)

3. Hoe zijn de theorie en de praktijk van opnameplanning in ziekenhuizen geëvolueerd

in vergelijking met 10 jaar geleden?

(zie deel 3: evolutie van de theorie en de praktijk)

4. Is er nog steeds een kloof tussen de theorie en de praktijk van opnameplanning anno

2009?

(zie deel 4: discussie)

Page 11: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

3

1. Literatuurstudie

1.1. Inleiding

De doelstelling van deze literatuurstudie is het in kaart brengen van de theorie op het gebied

van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de theorie

op het gebied van opnameplanning geëvolueerd is in vergelijking met 10 jaar geleden, wordt

de theoretische situatie anno 2009 vergeleken met de situatie anno 1997-zoals beschreven

in het artikel van Gemmel en Van Dierdonck.

Deze literatuurstudie tracht een beknopt overzicht te geven van alle concepten die

besproken worden in het artikel van Gemmel en Van Dierdonck. Dat artikel, dat

gepubliceerd werd in 1999, bevat alle relevante literatuur op het gebied van

opnameplanning, gepubliceerd vóór 1997.

Deze literatuurstudie bevat, naast een overzicht van het artikel van Gemmel en Van

Dierdonck, (alle) relevante artikelen op het gebied van opnameplanning, die gepubliceerd

werden tussen 1997 en 2009. Het is met andere woorden de bedoeling dat deze

literatuurstudie een overzicht geeft van (alle) relevante literatuur die gepubliceerd werd op

het gebied van opnameplanning.

Om in het derde deel van deze studie de theorie en de praktijk te kunnen vergelijken, heb ik

ervoor gekozen om in de mate van het mogelijke de literatuurstudie en de empirische studie

op dezelfde wijze in te delen.

De literatuurstudie wordt opgebouwd rond een vijftal categorieën, die later ook uitvoerig

aan bod zullen komen bij de bespreking van de resultaten van de empirische studie (zie deel

twee):

1. Informatie bij de opnameplanning

2. Planningssysteem

Page 12: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

4

3. Opnamebeleid

4. Kenmerken van het planningssysteem

5. Inzicht in de patiëntenstromen

Binnen deze vijf categorieën wordt telkens teruggekeerd naar het artikel van Gemmel en

Van Dierdonck (1997) waarbij een samenvatting gegeven werd van de literatuur tot en met

1997 over het desbetreffende onderwerp. Deze samenvattingen worden daarnaast telkens

aangevuld met een beknopt overzicht van de literatuur sedert 1997. Op deze manier wordt

getracht om een volledig beeld van de bestaande literatuur op het vlak van opnameplanning

weer te geven.

Vooraleer over te gaan tot de bespreking van de literatuur op het gebied van

opnameplanning, wordt aangevangen met de definiëring van enkele gebruikte termen en

met de afbakening van het onderzoeksdomein.

1.2. Definitie en begripsafbakening

1.2.1. Acuut ziekenhuis Volgens de Vlaamse overheid vallen onder de noemer “acute ziekenhuizen”: “alle algemene

ziekenhuizen (met inbegrip van de universitaire ziekenhuizen met een universitair karakter),

uitgezonderd de gespecialiseerde en geriatrische ziekenhuizen.”

Deze studie beperkt zich tot het bestuderen van de opnameplanning in de acute

ziekenhuizen. De opnameplanning in psychiatrische instellingen, geriatrische instellingen en

gespecialiseerde instellingen valt met andere woorden buiten het bestek van deze studie.

1.2.2. Electieve patiënt

Volgens Vissers et al.(2005) kunnen patiënten ingedeeld worden in 3 groepen, naargelang de

manier waarop ze toegang verkrijgen tot een ziekenhuis:

a. ‘Outpatients’ of ‘poliklinische patiënten’: patiënten die behandeld worden in de

polikliniek en niet dienen opgenomen te worden

Page 13: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

5

b. ‘Emergency patients’ of spoedgevallen: patiënten die nood hebben aan onmiddellijke

gespecialiseerde behandeling

c. ‘Inpatients’ of ‘intern verpleegde patiënten’:

i. Scheduled inpatients (Electieve patiënten): Patiënten die geselecteerd

worden voor opname op basis van een wachtlijstsysteem of die een

afspraak toegewezen krijgen voor een opnamedatum

ii. Unscheduled inpatients: Patiënten die onmiddellijk opgenomen

worden als gevolg van een beslissing van een specialist op de

“outpatient department” of op de spoedgevallendienst

Met het begrip “opnameplanning” wordt in deze studie verwezen naar de planning van de

opname van de electieve patiënten.

Electieve patiënten zijn met andere woorden patiënten, die omwille van een niet-dringende

chirurgische ingreep minimum één nacht in het ziekenhuis moeten opgenomen worden.

Door het opnemen van “niet-dringend” in deze definitie worden “emergency patients” of

spoedgevallen uitgesloten. Door daarenboven te vermelden dat de patiënten minimum één

nacht in het ziekenhuis moeten worden opgenomen, wordt aangegeven dat de planning van

de dagopnames onafhankelijk gebeurt van de “opnameplanning”.

1.2.3. Ziekenhuisplanning

Vissers, Bertrand en de Vries (2001) ontwikkelden een raamwerk voor de productiecontrole

binnen een ziekenhuis (Tabel 1). De doelstellingen van productiecontrole binnen een

ziekenhuis zijn tweevoudig: enerzijds willen ziekenhuizen hun middelen maximaal benutten

en anderzijds willen zij een aanvaardbaar kwaliteitsniveau aan hun patiënten aanbieden.

In het raamwerk, dat door Vissers et al. ontwikkeld werd, worden binnen een ziekenhuis 5

planning- en controleniveaus onderscheiden, waarbij elk hoger gelegen niveau als beperking

dient voor het volgende (lager gelegen) niveau.

Page 14: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

6

Framework level Soort beslissing Tijdshorizon

Strategic planning Welke services zal het ziekenhuis

aanbieden?

(markt- en productbeslissing)

2-5 jaar

Patient volume planning

and control

Hoe zullen de activiteiten van het

ziekenhuis in het komende jaar evolueren?

(volume- en capaciteitsvereisten)

1-2 jaar

Resource planning

and control

Hoe worden de middelen toegewezen aan

specialiteiten en patiëntengroepen?

(tijdgefaseerde allocatie)

3 maanden – 1 jaar

Patient Group planning

and control

Hoe wordt specialistentijd gepland op het

niveau van de patiëntengroep?

(tijdgefaseerde allocatie)

weken – 3 maanden

Patient planning

and control

Wanneer wordt welke patiënt behandeld?

(operationele planning)

dagen – weken

Tabel 1: Raamwerk voor productiecontrole binnen ziekenhuizen (Vissers et al., 2006)

De opnameplanning kan binnen dit raamwerk gesitueerd worden op het laagste niveau

(Patient planning and control) en is met andere woorden onderdeel van de operationele

planning.

1.2.4. Opnameplanning

Om wat meer inzicht te krijgen in het onderzoeksdomein van deze studie, dient het artikel

van Gemmel en Van Dierdonck (1999) als basis. In dit artikel refereren Gemmel en Van

Dierdonck naar verschillende auteurs om zo een volledig beeld van de ziekenhuiscontext – in

het bijzonder de context van de opnameplanning - te schetsen:

Volgens Cohen et al. (1980) kan een ziekenhuis beschreven worden als een netwerk van

diensteneenheden met een eindige capaciteit, waar patiënten doorheen stromen. Het

traject dat een patiënt doorheen dit netwerk volgt, is afhankelijk van zijn specifieke

behoeften. Vanuit deze benadering kunnen we besluiten dat een ziekenhuis kan vergeleken

worden met een job shop of kleinserieproductie.

Page 15: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

7

Typische kenmerken van kleinserieproductie zijn (Berki, 1972; Fändel en Hegemann, 1989):

• initiatie van het proces door de klant,

• een grote variëteit in de orders

• en de trade-off tussen beschikbare capaciteit en korte doorlooptijden.

De trade-off tussen beschikbare capaciteit en korte doorlooptijden wordt bovendien

belangrijker in een omgeving waar (Chase, 1978):

• de vraag tijdsafhankelijk is,

• productie en consumptie simultaan gebeuren

• en de productie vergankelijk is.

Bovenstaande kenmerken zijn typisch van toepassing in dienstenomgevingen, waar contact

met klanten centraal staat en waar veel bronnen van onzekerheid zijn (zoals het geval is in

een ziekenhuis).

In dergelijke gevallen is het aangeraden om strategieën te ontwikkelen, die het mogelijk

maken om vraag en/of aanbod te sturen. In dit kader kan opnameplanning gezien worden

als een proactieve strategie, gericht op het sturen van de vraag. De opnameplanning laat

ziekenhuizen met andere woorden toe om de capaciteit van de ziekenhuismiddelen relatief

constant te houden.

Page 16: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

8

1.3. Informatie bij de opnameplanning

Zoals reeds eerder vermeld werd, is het doel van de opnameplanning binnen een ziekenhuis:

het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod (de ziekenhuismiddelen). Dit doel kan

uiteraard slechts bereikt worden, wanneer de opnameplanner beschikt over (correcte)

informatie met betrekking tot vraag en aanbod.

Op basis van het artikel van Gemmel en Van Dierdonck (1999) wordt een overzicht gegeven

van de literatuur die over dit onderwerp tot en met 1997 gepubliceerd is:

Tijdens het plannen van patiëntenopnames is het niet enkel belangrijk om de capaciteit van

de ziekenhuismiddelen en de vraag ernaar op elkaar af te stemmen, maar is het even

belangrijk om de capaciteit van de verschillende ziekenhuismiddelen onderling op elkaar af

te stemmen. Wanneer een patiënt opgenomen wordt in een ziekenhuis, dan zal zijn opname

het verbruik van verschillende ziekenhuismiddelen (zoals bedden, operatiekamertijd,

verplegers, …) tot gevolg hebben (Vissers 1994).

Sifferd en Benton (1992) toonden aan dat schommelingen in het verbruikspatroon van één

ziekenhuismiddel leidt tot schommelingen in het verbruikspatroon van een ander

ziekenhuismiddel. Daarnaast beklemtoonden zij dat beperkingen in het vermogen van één

ziekenhuismiddel om een patiënt te dienen, een impact heeft op datzelfde vermogen van

andere ziekenhuismiddelen.

Smith-Daniels et al. (1988) geven aan dat de meeste modellen voor opnameplanning enkel

rekening houden met het gebruik van de ziekenhuisbedden en geen rekening houden met

de andere ziekenhuismiddelen. Deze aanpak mag dan wel het gebruik van de

ziekenhuisbedden maximaliseren, het zal echter ook leiden tot het suboptimaal gebruik van

de andere ziekenhuismiddelen.

Verschillende andere studies (Offensend, 1972; Shukla, 1985, 1990; Magerlein en Martin,

1978) toonden aan dat modellen voor opnameplanning die rekening houden met de

Page 17: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

9

werklast van de verplegers of met de operatiekamercapaciteit beter presteren dan modellen

die enkel rekening houden met het gebruik van de ziekenhuisbedden.

In deze context ontwikkelden Luck et al. (1971) het concept van de ‘Hospital Activity Matrix’.

Deze matrix legt de link tussen de ‘soort’ patiënt en zijn verbruik van de verschillende

ziekenhuismiddelen. De gegevens in een ‘Hospital Activity Matrix’ worden gebruikt als invoer

voor een tijdsschema, dat de ziekenhuismiddelen beschikbaar op een bepaalde dag toewijst

aan specialismen of departementen.

In hun studie tonen Luck et al. aan dat het belangrijk is om de werklast van verschillende

paramedische departementen te balanceren. Vissers (1994) neemt deze benadering over en

voegt hieraan toe dat het even belangrijk is om binnen een departement de werklast van de

verschillende specialismen te balanceren. Een belangrijke verdienste van Vissers is hierbij

dat hij vaststelde dat de variabiliteit in het gebruik van ziekenhuismiddelen over de

verschillende dagen van de week het gevolg is van de manier waarop ziekenhuismiddelen

zijn toegewezen.

Hancock en Walter (1984) gebruikten de “Admission Scheduling and Control System

Simulator’ om op basis van simulatie van verschillende scenario’s een stabiele werklast voor

19 ondersteunende diensten te bekomen. Zij concludeerden dat geen enkel opnamebeleid

tot een stabiele werkstroom voor alle 19 departementen zou leiden.

Gemmel en Van Dierdonck stelden op basis van deze exhaustieve literatuurstudie vast dat

het niet voldoende is om bij de opnameplanning enkel rekening te houden met het gebruik

van de ziekenhuisbedden. De performantie van de opnameplanning kan opmerkelijk

verbeterd worden door gebruik te maken van informatie over de beschikbaarheid en het

gebruik van andere ziekenhuismiddelen zoals de operatiekamers en de verplegers.

Vanhoof (2002) verwijst in dit opzicht naar de studie van Kusters (1985), die aantoonde dat

bij de opnameplanning verschillende variabelen betrokken dienen te worden: de

verblijfsduur van patiënten, de bedbezetting, het gebruik van de operatiekamers, de

werklast van de verpleegkundigen en de spoedopnames.

Page 18: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

10

Vanhoof (2002) concludeerde op basis van het onderzoek van Gemmel en Van Dierdonck

(1999) en het artikel van Kusters (1985) dat het noodzakelijk is om bij de opnameplanning

die ziekenhuismiddelen te betrekken die een knelpunt vormen in de patiëntenstroom of die

waarvoor een stabiele werkstroom dient bekomen te worden.

Van Merode et al. (2004) stelden vast dat de organisatiestructuur van ziekenhuizen in

Europa en de VS aan het veranderen was ten gevolge van een trend naar privatisering.

Daarnaast was er ook een trend waar te nemen naar geïntegreerde

gezondheidszorgsystemen. Nog meer dan individuele ziekenhuisentiteiten hebben deze

geïntegreerde gezondheidszorgsystemen nood aan een informatiesysteem dat hun

activiteiten (onder meer de opnameplanning) kan ondersteunen.

Van Merode et al. onderzochten in dit kader de toepasbaarheid van “Enterprise Resource

Planning”-systemen in een ziekenhuisomgeving. Het voordeel van een ERP-systeem is dat

alle informatie, die verzameld wordt doorheen het bedrijf, voor iedereen beschikbaar is*

* http://www.ris.be/nl-business-development-solutions-klant-relatie-oplossingen-erp-software-wat-is-erp-.asp

Page 19: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

11

1.4. Planningssysteem

1.4.1. Centraal versus decentraal

Gemmel en Van Dierdonck (1999) verwijzen in hun artikel naar Kusters (1988) om aan te

tonen dat er verschillende opnamesystemen zijn naargelang wie beschikt over de autonomie

en de verantwoordelijkheid om patiënten op te nemen. De twee extremen die hier kunnen

onderscheiden worden zijn: centrale en decentrale opnameplanning. In het geval van een

centrale opnameplanning heeft één opnameplanner de volledige bevoegdheid om de

instroom van patiënten in het ziekenhuis te reguleren. In het geval van een decentrale

opnameplanning daarentegen beschikken de geneesheren zelf over de bevoegdheid om hun

patiënten te plannen.

1.4.2. Voorspelling van de vereiste middelen voor de geplande opnames

Aan de hand van het artikel van Gemmel en Van Dierdonck (1999) wordt een korte

samenvatting gegeven van de literatuur over de voorspelling van de vereiste

ziekenhuismiddelen bij de opnameplanning:

Shukla (1987) en Hancock en Walter (1984) wijzen erop dat op het moment van de

opnameplanning van patiënten rekening gehouden moet worden met de patiëntenstroom

en de diensten die zij vereisen. Het is met andere woorden belangrijk om op het moment

van de opnameplanning, reeds over het vermoedelijke traject van een patiënt en een

voorspelling van zijn middelenvereisten te beschikken.

In deze context zijn de onderzoeken van Fetter en Thompson (1969) en later van Fetter en

Freeman (1987) erg belangrijk geweest. Fetter en Freeman (1987) ontwikkelden het concept

Diagnosis-Related Groups (DRG’s) waarbij patiënten opgedeeld worden in groepen met een

homogeen middelenverbruik.

Roth en Van Dierdonck (1995) hebben het DRG-concept van Fetter en Thompson verder

uitgewerkt. Zij toonden aan dat er een relatie is tussen een bepaald soort DRG-patiënt en de

Page 20: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

12

ziekenhuismiddelen die hij vereist. Zij stelden voor om voor elke DRG een ‘bill of material’ te

ontwikkelen zodat men op het moment van opname voor elke patiënt het middelenverbruik

zou kunnen voorspellen. Een voordeel van deze aanpak is dat ze toelaat om verschillende

ziekenhuismiddelen bij de opnameplanning te betrekken.

Kusters (1988) is echter geen voorstander van de aanpak van Fetter en Thompson. Hij stelde

voor om voor elk ziekenhuismiddel afzonderlijk een model op te bouwen dat het mogelijk

maakt om middelenvereisten te voorspellen. Een voorbeeld van zo een model, specifiek

voor één bepaald ziekenhuismiddel, werd ontwikkeld door de Vries (1987). Dit model werd

ontwikkeld zodat het mogelijk is om reeds bij de opnameplanning een idee te hebben van de

behoefte aan verpleging van een bepaalde patiënt.

Gemmel en Van Dierdonck (1999) concludeerden op basis van dit literatuuroverzicht dat het

voorspellen van de vereiste ziekenhuismiddelen van een bepaalde patiënt slechts mogelijk is

op basis van een patiëntenclassificatiemethode en een voorspellingsmethode voor de

vereiste ziekenhuismiddelen.

Vissers en Beech (2005) wijzen erop dat het DRG-systeem van Fetter en Thompson

oorspronkelijk werd ontwikkeld in de Verenigde Staten om het financiële

terugbetalingssysteem van ziekenhuizen te ondersteunen. Productgroeperingen, zoals het

DRG-systeem, worden anno 2008 nog steeds hoofdzakelijk hiervoor aangewend.

Verschillende landen hebben daarom een eigen versie van het DRG-systeem ontwikkeld:

Canada (Case Mix Groups), Verenigd Koninkrijk (Healthcare Resource Groups), … (Reid en

Sutch; 2008). Vanuit ‘operations management’-perspectief, bleek het DRG-systeem echter

ook interessant voor het ondersteunen van de planning en het management van de

gezondheidszorgketen (Vissers and Beech, 2005).

De bedoeling van het DRG-systeem is het classificeren van alle diagnoses in

diagnosegroepen, die herkenbaar zijn voor dokters en bovendien homogeen zijn in termen

van middelenverbruik. Het ontwikkelen van diagnosegroepen die 100% homogeen zijn in

termen van middelenverbruik is echter zo goed als onmogelijk. Dit gebrek aan homogeniteit

Page 21: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

13

van productgroepen is te wijten aan de ‘inter-doctor’-variatie binnen een productgroep en

aan de ‘inter-practice’-variatie tussen de ziekenhuizen onderling (Vissers and Beech, 2005).

Binnen het domein van de opnameplanning zijn er volgens Vissers en Beech (2005) enkele

nadelen verbonden aan het DRG-classificatiesysteem omdat het gebruik maakt van een

soort procesbeschrijving:

1. De trajecten van patiënten en trajectonzekerheid zijn niet geïncorporeerd

2. Outpatient-activiteiten zijn niet geïncorporeerd

3. Er wordt geen rekening gehouden met de interactie tussen de verschillende

middelen door de tijd heen.

Om aan deze nadelen tegemoet te komen ontwikkelden Vissers en Beech (2005) een

alternatief patiëntenclassificatiesysteem, dat zij aanwenden in het door hen ontwikkelde

“Patient Group Based Business Planning Model”.

In het “Patient Group Based Business Planning Model” wordt de totale instroom van

patiënten in een bepaalde afdeling (bv. Algemene chirurgie) opgedeeld in een aantal

patiëntengroepen. Deze opdeling gebeurt voornamelijk op basis van het vermoedelijke

middelenverbruik van patiënten. Het aantal patiëntengroepen ligt idealiter tussen 5 en 10

groepen.

Vervolgens worden binnen een patiëntengroep een aantal trajectpaden onderscheiden.

Deze opsplitsing maakt het mogelijk om verdere gelijkenissen in patiëntenroutes (doorheen

het ziekenhuis) en in het middelenverbruik van een patiënt op te sporen. Om de

patiëntenclassificatie overzichtelijk te houden mag het aantal trajectpaden per

patiëntengroep gemiddeld niet meer dan 5 bedragen.

Op deze manier zal het totale aantal processen (= aantal patiëntengroepen x aantal

trajectpaden), dat onderscheiden wordt binnen een afdeling tussen 25 en 40 bedragen.

Voor elke combinatie patiëntengroep-trajectpad wordt vervolgens een zorgproces

ontwikkeld. Wanneer voor een patiënt kan bepaald worden tot welke combinatie

patiëntengroep-trajectpad hij behoort, beschikt men over het vermoedelijke

Page 22: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

14

middelenverbruik van die patiënt doorheen de tijd. Het vermoedelijke middelenverbruik zal

dan als input dienen voor de opnameplanning.

1.5. Opnamebeleid

Gemmel en Van Dierdonck (1999) verwijzen in hun artikel naar Milsum et al. (1973) die

beklemtonen dat het belangrijk is om de opnameplanning te situeren binnen een breder

opnamesysteem, waarvoor een beleid geformuleerd wordt. De keuzes die gemaakt worden

bij het bepalen van het opnamebeleid zullen een weerslag hebben op het opnameproces.

1.5.1. Doelstellingen van de opnameplanning

Gemmel en Van Dierdonck (1999) vermeldden dat er verschillende, vaak contrasterende,

doelstellingen aan de basis van de opnameplanning (kunnen) liggen: hoge bezetting van de

beschikbare capaciteit, vlotte doorstroming van patiënten (en dus een minimale verblijftijd)

en dienstverlening naar patiënt en geneesheer toe (Groot; 1993). De verschillende actoren

die betrokken zijn in het opnameproces hebben allemaal verschillende wensen op het vlak

van de opnameplanning. De relatieve macht van de verschillende stakeholders

(belanghebbenden) in het ziekenhuis, bepaalt mee welke doelstellingen aan de basis liggen

van het opnamebeleid (Harvey; 1990). Daarnaast bepalen deze machtsverhoudingen ook

wie de autonomie en de verantwoordelijkheid heeft om patiënten op te nemen in het

ziekenhuis. Deze machtsverhouding bepaalt met andere woorden ook of het ziekenhuis een

gecentraliseerde of een gedecentraliseerde opnameplanning zal hanteren (Kusters; 1988).

Daarnaast stelden Gemmel en Van Dierdonck (1999), op basis van het artikel van Hancock en

Warner (1976), vast dat een overbezet en een onderbezet ziekenhuis andere doelstellingen

hebben voor de opnameplanning. Algemeen concludeerden Hancock en Warner (1976) dat

een centrale opnameplanning beter zal geaccepteerd worden door de geneesheren van een

ziekenhuis, wanneer dat ziekenhuis overbezet is.

Vissers en Adan (2007) stelden vast dat de hedendaagse opnameplanning in ziekenhuizen

voornamelijk gedreven wordt door het maximaliseren van het aantal behandelde patiënten,

Page 23: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

15

rekening houdend met de beschikbare middelen. Dit serviceconcept voor opnameplanning

wordt het “MAXIMUM RESOURCE USE”-concept (MRU) genoemd.

Het MRU-concept, dat gebruikt maakt van een wachtlijstsysteem en waarbij de maximale

benutting van de ziekenhuismiddelen centraal staat, wordt echter steeds vaker als

onaanvaardbaar beschouwd. Vissers et al. onderzochten daarom ook de toepasbaarheid van

alternatieve service-filosofieën, die meer gericht zijn op de tevredenheid van de patiënt.

Een mogelijk alternatief voor het MRU-concept, dat Vissers et al. onderzochten, is het

‘booked admissions’-concept: in plaats van patiënten op een wachtlijst te plaatsen, wordt

hen onmiddellijk een opnamedatum toegewezen. Hoewel de wachttijd tot opname in dit

geval even lang kan zijn als de wachttijd in het geval van een wachtlijst, zal de patiënt dit

gemakkelijker aanvaarden doordat hij de opnamedatum op voorhand kent. Deze aanpak

vergroot wel de kans dat de opname geannuleerd moet worden. Ziekenhuizen die zo een

planningssysteem hanteren, kunnen hier dus best rekening mee houden door een

reservecapaciteit in te calculeren (Frankel et al., 1991).

Een ander meer extreem serviceconcept voor de opnameplanning, dat Vissers et al.

onderzochten, is het ‘zero waiting time’-concept. Dit concept impliceert dat elke patiënt

behandeld wordt zonder enige vertraging. In het geval van een volzet ziekenhuis zal dit

betekenen dat er extra middelen ingezet moeten worden. Dit serviceconcept is met andere

woorden erg middelenintensief.

Beleidsbepalers kunnen eventueel ook andere, dan de reeds vermelde doelstellingen,

nastreven: e.g. meer controle over de kosten. Beleidsbepalers kunnen daarom bij het

opstellen van het opnamebeleid beslissen om een vast aantal patiënten per dag op te

nemen. Door deze extra restrictie zullen de opnameplanners op het operationele niveau

(Framework Vissers, supra p. 6-7) minder bewegingsvrijheid hebben waardoor het

topmanagement meer controle zal hebben over de kosten. Garg et al. (2008) ontwikkelden

in dit kader een algoritme voor het bepalen van het aantal op te nemen patiënten per dag.

Page 24: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

16

Garg et al. (2008) benadrukken het belang van een effectief opnamebeleid als onderdeel van

een succesvol ziekenhuisbeleid. Volgens hen moet een opnamebeleid niet alleen rekening

houden met de huidige beschikbaarheid van middelen maar ook met de toekomstige

beschikbaarheid van diezelfde middelen (o.a. aantal bedden, budgetten,…). Om de

toekomstige behoeften naar middelen te voorspellen is het cruciaal dat alle mogelijke

patiëntenpaden doorheen het zorgsysteem geïdentificeerd worden.

Patiëntenpaden kunnen geïdentificeerd worden door middel van Markov Chain Modelling.

Door de identificatie van deze patiëntenpaden, hun geassocieerde probabiliteit, gemiddelde

duur en kost kunnen de toekomstige behoeften naar middelen of de totale kost ervan,

geschat worden. Deze kennis kan dan volgens Gemmel en Van Dierdonck (1999) gebruikt

worden om enerzijds een effectieve opnameplanning te ontwikkelen en anderzijds om een

efficiënt beleid voor het managen van schaarse middelen uit te stippelen.

Garg et al. (2008) vermelden dat het in sommige gevallen, omwille van budgettaire of

andere restricties, onmogelijk is om te voldoen aan de toekomstige behoeften naar

ziekenhuismiddelen. In dit geval, moet men de huidige opnameaantallen bijsturen zodat het

aantal patiënten op een bepaald tijdstip in de toekomst binnen bepaalde limieten zou

blijven. Anderzijds, kan het noodzakelijk zijn om de totale (toekomstige) kosten binnen

bepaalde limieten te houden.

Het algoritme dat Garg et al. ontwikkelden, bepaalt op basis van patiëntenpaden het huidige

opnameaantal per dag zodat aan de toekomstige restricties voldaan wordt.

Zij concluderen dat het door hen ontwikkelde algoritme voor planners, managers en

beleidsmakers een hulpmiddel kan zijn bij het nemen van beslissingen.

1.5.2. Opname van “niet-electieve” patiënten

Bij het bepalen van het opnamebeleid van een ziekenhuis moet ook beslist worden op welke

wijze de verschillende patiënten, nl. electieve, semi-urgente en spoedpatiënten, moeten

behandeld worden. In het artikel van Gemmel en Van Dierdonck (1999) wordt vermeld dat

Page 25: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

17

er fundamenteel twee verschillende manieren te onderscheiden zijn om met

spoedpatiënten rekening te houden tijdens het planningsproces (Smith-Daniels, 1988):

1. Er wordt bij de bepaling van het opnamebeleid een bepaalde capaciteit gereserveerd

voor spoedgevallen

2. Het planningssysteem houdt intern rekening met spoedgevallen

Wanneer er bij de bepaling van het opnamebeleid een bepaalde capaciteit gereserveerd

wordt voor spoedgevallen, dan moet er beslist worden hoeveel bedden er gereserveerd

zullen worden voor mogelijke spoedgevalopnames, vooraleer opnameplanners een schema

kunnen generen voor de opname van electieve patiënten.

Jones et al. (2002) ontwikkelden een methodologie, die het mogelijk maakt, om het aantal

bezette bedden ten gevolge van de opname van spoedgevallen en het aantal

spoedgevalopnames te voorspellen. Deze voorspellingen zijn van groot belang voor

ziekenhuismanagers aangezien zij rekening moeten houden met twee conflicterende

doelstellingen:

1. Enerzijds moeten zij ervoor zorgen dat er voldoende bedden beschikbaar zijn voor

mogelijke spoedgevalopnames

2. Anderzijds moeten zij ervoor zorgen dat zoveel mogelijk “lege” bedden binnen het

ziekenhuis gevuld worden met electieve patiënten.

Na onderzoek concluderen Jones et al. dat hun model in staat is om goede voorspellingen te

maken van het aantal bezette bedden ten gevolge van spoedopnames. Hun model is

daarentegen niet in staat om het aantal spoedopnames te voorspellen met voldoende

accuraatheid.

Jones et al. wijzen erop dat de voorspelling van het aantal bezette bedden ten gevolge van

spoedopnames en de voorspelling van de volatiliteit, door middel van hun

voorspellingsmethodologie, opnameplanners zal helpen bij het plannen van electieve

opnames.

Page 26: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

18

Er moet echter in de toekomst nog onderzocht worden of hun voorspellingstechniek ook kan

bijdragen tot een reductie van de wachtlijsten voor electieve chirurgie, een vermindering

van het aantal geannuleerde operaties en een daling van de wachttijd van spoedopnames.

Een ziekenhuis kan echter ook een planningssysteem hanteren dat intern rekening houdt

met spoedopnames in plaats van een bepaalde capaciteit te reserveren voor spoedgevallen.

Vissers et al. (2005) stellen voor om een bepaald classificatiesysteem toe te passen, dat de

prioriteitsregels voor patiëntenopname vastlegt.

Zij stellen een aanpak voor waarbij patiënten bijvoorbeeld opgedeeld worden in volgende 4

groepen op basis van de dringendheid van de behandeling:

1. Urgentiecode 1: onmiddellijke opname

2. Urgentiecode 2: opname binnen één week

3. Urgentiecode 3: opname binnen drie weken

4. Urgentiecode 4: opname wanneer capaciteit beschikbaar is

1.5.3. Wachtlijstsysteem

Gemmel en Van Dierdonck (1999) wezen erop dat ziekenhuizen ervoor kunnen opteren om

bij de opnameplanning gebruik te maken van een wachtlijst. Op een wachtlijst worden dan

patiënten geregistreerd die een aanvraag voor opname indienden, maar die nog geen

specifieke opnamedatum toegewezen zijn (Groot, 1993).

Het MRU-concept, dat reeds besproken werd (supra p. 16-17), maakt gebruik van een

wachtlijstsysteem, waarbij patiënten die op de wachtlijst geregistreerd staan een

opnamedatum toegewezen worden op basis van bepaalde prioriteitsregels (Vissers et al.,

2006).

De tijd gedurende dewelke een individu moet wachten om opgenomen te worden in een

acuut ziekenhuis moet binnen aanvaardbare grenzen blijven. Het zodanig managen van een

wachtlijst dat patiënten tevreden zijn over de termijn waarbinnen hen een opnamedatum

Page 27: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

19

toegewezen wordt, is een problematiek die centraal staat in het management van de

gezondheidszorg (Kinsella R., 2003).

Kinsella beklemtoonde dat bij de bepaling van het beleid inzake het beheer van een

wachtlijst, rekening moet gehouden worden met het relatieve belang van verschillende

stakeholders: nl. de geneesheer, de ziekenhuismanager, de specialist, het verplegend

personeel, de opnameplanner, de patiënt,… Bij het managen van een wachtlijst moeten de

perspectieven van deze verschillende belanghebbenden met elkaar verzoend worden.

1.5.4. Pre-admission unit (afdeling vooropname)

Wanneer patiënten lange tijd moeten wachten vooraleer ze opgenomen worden in het

ziekenhuis – bijvoorbeeld bij toepassing van het MRU- of ‘booked admissions’-concept

(Vissers et al., 2007) – kan het gebeuren dat hun toestand in die periode achteruit gegaan is.

Hierdoor is het mogelijk dat hun toestand bijkomende of onvoorziene behandeling vereist,

waardoor hun operatie uitgesteld moet worden. Patiënten worden daarom één of twee

dagen voor hun operatie opgenomen om ‘medisch’ klaargemaakt te worden voor hun

operatie. Wanneer blijkt dat zij niet fit genoeg zijn voor de operatie of er nog bijkomende

behandelingen nodig zijn, wordt de operatie uitgesteld (Kinsella R., 2003).

Kinsella toont aan dat dit systeem verbeterd kan worden door het invoeren van een afdeling

“vooropname” of “pre-admission unit” - deze werkwijze wordt reeds geïmplementeerd in

de VS en Canada. Enkele weken voor de operatie kan een patiënt in de loop van één dag

gecontroleerd worden aan de hand van een pre-operatief onderzoek. Op basis van dit

onderzoek wordt dan bepaald of de patiënt al dan niet geopereerd kan worden op de

voorziene dag. Indien dit nodig blijkt, wordt de operatie uitgesteld.

Deze methode heeft als voordeel dat de patiënt niet langer één of twee dagen voor de

operatie dient opgenomen te worden, maar slechts op de dag van de operatie wordt

opgenomen in het ziekenhuis. Deze methode kan belangrijke verbeteringen met zich

meebrengen wanneer het aantal bedden de meest limiterende factor voor opname is

binnen een ziekenhuis (Kinsella R., 2003).

Page 28: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

20

1.6. Kenmerken van het planningssysteem

1.6.1. Opnameplanningsysteem en –filosofie

Gemmel en Van Dierdonck (1999) ontwikkelden op basis van hun literatuurstudie een

checklist voor de evaluatie van systemen die de opnameplanning ondersteunen. Aan de

hand van deze checklist evalueerden zij twee verschillende opnameplanningsystemen: het

“Decision Support System for Admission Planning” van Groot (1993) en het “Hospital

Resource Planning System” van Roth en Van Dierdonck (1995). Voor een volledig overzicht

van deze evaluatie verwijs ik naar de studie van Gemmel en Van Dierdonck (1999).

Vissers et al. (2005) ontwikkelden het “Patient Group Based Business Planning Model” om

tegemoet te komen aan de beperkingen van het “Hospital Resource Planning System” van

Roth en Van Dierdonck (1995). Het model van Vissers maakt, in tegenstelling tot het model

van Roth en Van Dierdonck geen gebruik van het DRG-classificatiesysteem (supra p.12-14).

Aan de hand van de checklist (8 items), ontwikkeld door Gemmel en Van Dierdonck (1999),

wordt het “Patient Group Based Business Planning Model” (PGBBP) van Vissers et al. (2005)

geëvalueerd:

1. De filosofie achter het opnameplanningsysteem

Het “Patient Group Based Business Planning Model voor een chirurgische specialiteit” is

gebaseerd op het modelleren van alle patiëntenprocessen en houdt bovendien ook rekening

met de dynamiek eigen aan het plannen en beheersen van middelen.

2. Het doel van het opnameplanningsysteem

Het PGBBP-model heeft twee tegenstrijdige doelstellingen, waartussen een evenwicht dient

gevonden te worden:

- Het optimaliseren van het middelengebruik

- Het optimaliseren van de stroom van patiëntengroepen doorheen het ziekenhuissysteem

Page 29: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

21

3. De mate waarin de centrale opnameplanner de autoriteit heeft om de opnames te

plannen

De effectieve opnameplanning van individuele patiënten valt buiten het bestek van het

PGBBP-model. Het model levert echter wel informatie die de beslissingen (met betrekking

tot de opname van individuele patiënten) van een opnameplanner/geneesheer kan

ondersteunen.

4. De mate waarin er informatie beschikbaar is over de capaciteit van de

ziekenhuismiddelen op het moment van de opnameplanning

Net zoals bij het “Hospital Resource Planning System” van Roth en Van Dierdonck (1995)

kunnen alle ziekenhuismiddelen betrokken worden bij het planningsproces en dus ook de

beschikbaarheid van de capaciteit van deze middelen.

5. De methode die gebruikt wordt om patiënten te classificeren

Om de vraagzijde te kunnen modelleren worden patiënten binnen het PGBBP opgesplitst in

een aantal patiëntengroepen (5 tot 10 groepen). Vervolgens worden binnen een

patiëntengroep een aantal trajectpaden (minder dan 5 trajecten) onderscheiden. Deze

opsplitsing maakt het mogelijk om verdere gelijkenissen in patiëntenroutes of in het

middelenverbruik van patiënten op te sporen. Op deze manier zal het totale aantal

processen (= aantal patiëntengroepen x aantal trajectpaden), dat onderscheiden wordt

binnen een afdeling, tussen 25 en 40 bedragen.

6. De methode die gebruikt wordt voor het voorspellen van de middelenvereisten

Voor elke combinatie van patiëntengroepen en trajectpaden wordt een zorgproces

gemodelleerd. Voor elk zorgproces wordt bovendien bepaald wat de (vermoedelijke) vraag

naar ziekenhuismiddelen doorheen de tijd zal zijn.

7. De manier waarop omgegaan wordt met spoedgevallen

Een deel van de capaciteit wordt gereserveerd voor spoedgevallen. Wanneer deze capaciteit

echter onvoldoende zou zijn om aan alle vraag (spoedgevallen) te voldoen, zal slechts een

fractie van de geplande (electieve) patiënten opgenomen worden.

8. De mogelijkheid tot implementatie

Het PGBBP werd getest en gevalideerd in een gesimuleerde omgeving.

Page 30: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

22

1.6.2. Automatisatie van de opnameplanning

Aangezien de opnameplanning van een ziekenhuis een erg tijdrovend werk is, waarbij de

planning voortdurend aangepast dient te worden aan nieuwe informatie, biedt

automatisatie van deze planning ruimte voor kostenbesparing. Een volledig autonoom

systeem is hier echter niet haalbaar aangezien de menselijke tussenkomst in het proces

noodzakelijk is om bepaalde situaties in te schatten en nuttige beslissingen te nemen

(Niemann et al., 2008).

Niemann et al. (2008) benadrukken dat het dus vooral interessant is voor ziekenhuizen om

een systeem te ontwikkelen, dat ondermeer informatie levert aan de opnameplanner en dat

hem in staat stelt correcte beslissingen te nemen. De uiteindelijke beslissingsmacht blijft

echter bij de planner die zijn eigen kennis en ervaring combineert met de informatie

geleverd door een “beslissingsondersteunend systeem”.

Van Merode et al. (2004) onderzochten in dit kader de toepasbaarheid van “Enterprise

Resource Planning”-systemen in een ziekenhuisomgeving. Zij concludeerden dat het

mogelijk is om de deterministische processen te plannen op basis van een ERP-systeem

terwijl de variabele en stochastische processen op basis van reactieve beslissingen

uitgevoerd worden.

ERP-systemen plannen “lange termijn”-vraag en -capaciteit op een geaggregeerd niveau. Om

deze planning om te zetten in een “korte termijn”-planning worden de geaggregeerde

schattingen opgesplitst naar de individuele producten en capaciteiten.

Een fundamenteel kenmerk van een ERP-systeem is dat het vertrekt vanuit het standpunt

dat de doorlooptijd onafhankelijk is van de bezettingsgraad. In een ziekenhuisomgeving

zorgt een hoge bezetting echter voor een grotere doorlooptijd. De doorlooptijd is hier dus

niet onafhankelijk van de bezettingsgraad (Van Merode et al., 2004).

Dit probleem wordt opgelost door de introductie van Advanced Planning Systems (APS), die

de “korte termijn”-planning kunnen ondersteunen. De input van zo een systeem is

Page 31: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

23

geaggregeerde informatie die kan afkomstig zijn van een ERP-systeem. APS lost het

probleem van de doorlooptijd op en zal bovendien de nodige informatie leveren met

betrekking tot het plannen van niet-deterministische processen (Van Merode et al., 2004).

Vandaele en De Boeck (2003) introduceerden in deze context een APS-systeem dat, rekening

houdend met de leveringstermijnen en het meest efficiënte gebruik van de middelen, een

optimaal planningsschema produceert. De doelstelling van dit optimalisatiesysteem is om de

vermijdbare “korte termijn”-kosten te minimaliseren en tegelijk te voldoen aan de

klantenvereisten.

1.6.3. Ziekenhuisinformatiesysteem

Binnen de gezondheidssector is er, zoals in vele sectoren, een algemene druk om

kostenefficiënter te werken. Ziekenhuizen zien zich daarom genoodzaakt om fors te

investeren in informatietechnologie om kwaliteitsvolle verzorging te kunnen aanbieden aan

hun patiënten en tegelijkertijd hun kosten te drukken (Paré et al., 2001).

Paré et al. (2001) ontwikkelden een raamwerk waarmee ziekenhuizen de maturiteit van hun

Management Informatie Systemen kunnen bepalen. Deze maturiteit wordt bepaald door

middel van het meten van de “gesofisticeerdheid” van de informatietechnologie van een

ziekenhuis. Onder “gesofisticeerdheid” van de informatietechnologie wordt volgens Paré et

al. verstaan: “de diversiteit van de technologische apparaten en softwareapplicaties die

gebruikt worden voor het ondersteunen van (1) Patiëntenmanagement en patiëntenzorg,

(2) Administratieve activiteiten en (3) Klinisch ondersteunende activiteiten.”

Voor elk van deze drie domeinen wordt binnen het IT-raamwerk van Paré et al. de

technologische en functionele “gesofisticeerdheid” bepaald. Daarnaast is de

“gesofisticeerdheid” van de technologie-infrastructuur binnen dit raamwerk ook afhankelijk

van de mate waarin computergebaseerde systemen informatie kunnen uitwisselen, zowel

intern als met externe applicaties (“gesofisticeerdheid” van de integratie).

Page 32: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

24

Figuur 1: Raamwerk voor het bepalen van de "gesofisticeerdheid" van de informatietechnologie binnen de

ziekenhuiscontext (Paré et al., 2001)

Ziekenhuizen kunnen dit framework ondermeer gebruiken om de “gesofisticeerdheid” van

hun systeem, dat de opnameplanning ondersteunt, te bepalen. Dit systeem valt onder de

noemer van de “patiëntenmanagement processen”.

1.6.4. Integratie

Hoewel de opnameplanning binnen een ziekenhuis vaak als een afzonderlijke entiteit gezien

wordt, zal de informatie die binnen deze afdeling gegenereerd wordt een grote invloed

uitoefenen op de planning van andere instanties, bv: de planning van het verplegend

personeel (Rainio et al., 2005).

Page 33: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

25

Rainio en Ohinmaa (2005) beschreven een administratief systeem, ontwikkeld in een Fins

ziekenhuis, dat de opnameplanning van patiënten integreert met de planning van de

verplegers.

Het “RAFAELA-patiëntenclassificatiesysteem” groepeert patiënten op basis van hun nood

aan verzorging en op basis van de activiteiten die vereist zijn om deze zorgen te verlenen. Dit

systeem, dat informatie verschaft over het middelenverbruik van patiënten, kan gebruikt

worden bij de personeelsplanning. Het essentiële doel van het RAFAELA-systeem is om te

fungeren als een instrument voor het effectief management van de verpleging.

Het RAFAELA-patiëntenclassificatiesysteem is onderdeel van het elektronische

administratiesysteem in het Vasa Central Hospital in Finland. Dit systeem integreert het

patiëntenmanagement en de centrale administratie met de planning van het

verpleegkundig personeel. De opnameplanning maakt integraal deel uit van het

patiëntenmanagement en werd dus geïntegreerd binnen dit administratief systeem.

Page 34: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

26

Figuur 2: Elektronisch administratiesysteem (Rainio et al., 2005)

Rahaula and Fagerström hebben in 2004 het RAFAELLA-systeem getest binnen 8 Finse

ziekenhuizen op betrouwbaarheid en bruikbaarheid. Zij concludeerden dat het RAFAELA-

systeem een betrouwbaar hulpmiddel is voor de personeelsplanning, de boekhouding en de

kostencalculatie. De integratie van deze verschillende planningen (oa. de opnameplanning)

heeft met andere woorden een positief effect op de performantie van het ziekenhuis.

Page 35: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

27

1.7. Inzicht in de patiëntenstromen

Volgens Haux et al. (2004) moet het ziekenhuismanagement op elk moment een overzicht

hebben van de bezetting van de bedden binnen het ziekenhuis. Zij moeten met andere

woorden informatie hebben over alle patiënten die in het ziekenhuis verblijven. Deze

informatie is onder andere belangrijk bij de opnameplanning en voor de dienst onthaal die

bezoekers inlichtingen moet kunnen verschaffen over de patiënten die in het ziekenhuis

verblijven. Bovendien wordt deze informatie ook gebruikt voor statistische verwerking.

Van Merriënboer (2001) erkende het belang van communicatie (mondeling, telefonisch, via

het computersysteem, …) binnen een ziekenhuis. Hij stelde vast dat de communicatie,

tussen de verschillende werkeenheden die betrokken zijn bij het planningsproces in een

ziekenhuis, meer zouden moeten georganiseerd worden op basis van doelstellingen en

prestatie-indicatoren.

Volgens van Merrieënboer bevorderen prestatie-indicatoren de zelfsturing van

planningsteams en dienen zij als communicatiemiddel voor de aan elkaar geleverde

diensten.

Page 36: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

28

2. Empirische studie

2.1. Methodologie

In de empirische studie van Gert Jan Vanhoof werd de opnameplanning in de Belgische,

acute ziekenhuizen anno 2000 onderzocht.

Volgens de Vlaamse overheid vallen onder de noemer “acute ziekenhuizen”: “alle algemene

ziekenhuizen (met inbegrip van de universitaire ziekenhuizen met een universitair karakter),

uitgezonderd de gespecialiseerde en geriatrische ziekenhuizen.”

Vanhoof maakte voor zijn onderzoek gebruik van de enquête ontwikkeld in de studie van

Gemmel en Van Dierdonck. Hij verzond deze naar de 204 acute ziekenhuizen, die België

anno 2000, telde. Hierbij bekwam hij volgende responspercentages:

• Vlaams gewest: 68,47%

• Brussels hoofdstedelijk gewest: 37,5%

• Waals gewest: 26,09%

Aangezien de responspercentages in het Brussels hoofdstedelijk gewest en het Waals

gewest relatief laag waren, werd in samenspraak met Prof. Gemmel beslist om deze studie

te beperken tot het Vlaams gewest.

Om de praktijk van de opnameplanning in Vlaanderen anno 2008 in kaart te brengen, werd

een e-mail verstuurd naar de ‘algemeen directeurs’ van alle Vlaamse, acute ziekenhuizen.

Deze e-mail bevatte een brief, waarin de ziekenhuisdirecteurs uitgenodigd werden om hun

medewerking te verlenen aan dit onderzoek.

Indien de directeurs bereid waren om hun ziekenhuis te laten deelnemen aan dit onderzoek,

werden zij verzocht het e-mailadres van de verantwoordelijke, voor de opnameplanning van

hun ziekenhuis, door te sturen. De verantwoordelijke, voor de opnameplanning in de

Page 37: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

29

verschillende deelnemende ziekenhuizen, werd vervolgens een elektronische enquête

toegestuurd.

Op basis van deze enquête wordt er, door de toepassing van beschrijvende statistiek,

getracht te bepalen hoe de Vlaamse, acute ziekenhuizen hun opnames plannen en met

welke factoren en beperkingen zij hierbij rekening houden.

De praktijksituatie anno 2009 wordt vervolgens vergeleken met de situatie anno 1997

(onderzoek Prof. Gemmel) en de situatie anno 2000 (onderzoek Gert-Jan Vanhoof).

Tenslotte wordt de praktijksituatie anno 2009 vergeleken met de theoretische inzichten,

verworven in de literatuurstudie.

2.2. Enquête

2.2.1. Samenstelling

Bij het samenstellen van de enquête werd de vragenlijst, die opgesteld werd door Gemmel

en Van Dierdonck –en die ook gebruikt werd door Gert Jan Vanhoof - als basis genomen.

Door een gelijkaardige enquête te gebruiken als in de twee vorige studies, is het mogelijk om

de onderzoeksresultaten van de verschillende studies te vergelijken en eventuele evoluties

op te sporen.

Doordat de enquêtes niet op dezelfde wijze afgenomen werden als bij het onderzoek van

Gemmel et al. en Vanhoof (respectievelijk telefonisch en schriftelijk), was het noodzakelijk

om kleine wijzigingen aan te brengen in de enquête.

Om een zo groot mogelijk responspercentage te bekomen werden ‘open vragen’ zo veel

mogelijk vermeden in de enquête: Drie ‘open’ vragen die in het onderzoek van Vanhoof

uiteindelijk niet verwerkt werden, werden weggelaten. De meeste ‘open’ vragen werden

echter omgevormd tot ‘multiple choice’-vragen, waarbij de verschillende (relevante)

antwoorden, die gegeven werden tijdens het onderzoek van Vanhoof, werden gebruikt als

Page 38: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

30

antwoordmogelijkheden. Deze reeks van mogelijke antwoorden werd bovendien steeds

aangevuld met de antwoordmogelijkheid ‘Andere’.

Om na te gaan of de vraagstelling van de enquête voldoende duidelijk en ondubbelzinnig is

en om na te gaan of er geen belangrijke zaken in de enquête ontbreken, werd deze

voorgelegd aan de opnameplanner van een middelgroot, acuut ziekenhuis (in de categorie

150-299 bedden).

Na het aanbrengen van enkele (niet-fundamentele) wijzigingen werd de enquête ter

goedkeuring voorgelegd aan Prof. Gemmel. Medio December 2008 werd de elektronische

enquête verstuurd naar alle ziekenhuizen die hun deelname bevestigd hadden. Op 10

februari 2009 werd de elektronische enquête afgesloten.

2.2.2. Inhoud

De enquête, die verstuurd werd naar de deelnemende ziekenhuizen, bestaat uit 25 vragen.

De respondenten hoeven echter niet al deze vragen te beantwoorden. In vraag 2 wordt

namelijk gevraagd of de opnameplanning ‘gecentraliseerd’ gebeurt. Indien de opnames

inderdaad centraal gepland worden, dient de respondent vraag 1 tot en met vraag 18 in te

vullen. Wanneer de opnameplanning echter decentraal gebeurt, dient de respondent vraag

1, vraag 2 en vraag 19 tot en met vraag 25 in te vullen.

De vragen, die de ziekenhuizen met een centrale opnameplanning, voorgeschoteld kregen,

kunnen –zoals Gert Jan Vanhoof opmerkte- opgesplitst worden in een zevental categorieën:

1. Informatie bij de opnameplanning:

o Vraag 11: Waarvan wordt er bij de opnameplanning een indicatie gegeven en

wat wordt er met deze informatie gedaan?

o Vraag 9: Waarmee wordt bij de opnameplanning rekening gehouden?

2. Planningssysteem:

o Vraag 2: Worden de opnames op één centraal punt in het ziekenhuis gepland?

o Vraag 6: Wanneer een geneesheer/specialist een opnamedatum voorstelt,

wordt die datum dan altijd aanvaard door de opnameplanner of kan de

Page 39: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

31

opnamedienst die datum – weliswaar in samenspraak met de geneesheer –

wijzigen?

o Vraag 9: Waarmee wordt bij de opnameplanning rekening gehouden?

o Vraag 5A+B: Van wie komt de aanvraag tot opname (procentueel aandeel)?

Waar komt de aanvraag tot opname binnen?

3. Opnamebeleid:

o Vraag 4: Wat is het doel van de centrale opnameplanning?

o Vraag 7: Wanneer wordt een bed toegewezen aan een patiënt? Waaraan zijn

de bedden binnen het ziekenhuis toegewezen?

o Vraag 8: Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn op de

afdeling waarnaar de aanvraag tot opname gericht is? Wat gebeurt er als er

geen bedden meer beschikbaar zijn in het ziekenhuis?

o Vraag 18: Wordt er bij de opnameplanning van patiënten gebruik gemaakt van

een wachtlijst voor patiënten?

4. Kenmerken van het planningssysteem:

o Vraag 3: Welke functie heeft de verantwoordelijke voor de opnameplanning

en welke opleiding heeft hij/zij genoten?

o Vraag 10: Doet de opnameplanner ook de planning van andere diensten in het

ziekenhuis? Gebeurt de OK-planning gecentraliseerd? Is er overleg tussen

opname- en OK-planning? Bestaat er een automatische verbinding tussen de

opnameplanning en de OK-planning?

o Vraag 14: Gebeurt de opnameplanning geautomatiseerd of manueel? In het

geval van een automatische opnameplanning: Betreft het hier een stand-

alone systeem of een systeem dat aangesloten is op het

ziekenhuisinformatiesysteem?

5. Inzicht in de patiëntenstromen

o Vraag 5C: Is er een patroon herkenbaar in het totaal aantal opnames per dag

van de week?

o Vraag 12: Heeft de opnameplanner op elk moment zicht op de bezetting van

de bedden op de verschillende afdelingen in het ziekenhuis? Op welke wijze

wordt informatie met betrekking tot ontslag en interne transfers verkregen?

Page 40: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

32

Wordt er aan ontslagplanning gedaan? Indien ja: Hoe wordt er aan

ontslagplanning gedaan?

o Vraag 13: Wordt er een onderscheid gemaakt bij de opnameplanning tussen

geplande opnames, semi-urgente opnames en spoedopnames? Indien ja: Hoe

wordt in de opnameplanning rekening gehouden met dringende opnames en

spoedopnames?

6. Informatiegeneratie van en voor opnameplanning:

o Vraag 15: Welke rapporten worden gegenereerd met betrekking tot de

opnameplanning, met welke frequentie en voor wie zijn ze bestemd?

7. Ervaring en evolutie:

o Vraag 1: Krijgt de opnameplanning op dit ogenblik speciale aandacht binnen

het ziekenhuis?

o Vraag 16: Wat zijn de kritische succesfactoren om het centraal

opnamesysteem te doen werken in het ziekenhuis?

o Vraag 17: Op welk vlak liggen de voor- en nadelen van een centrale

opnameplanning?

De vragen die ziekenhuizen met een decentrale opnameplanning dienden in te vullen,

sluiten sterk aan bij de vragen, die ziekenhuizen met een centrale opnameplanning

ontvingen. De ‘decentrale’ vragenlijst is echter beduidend minder uitgebreid dan de

‘centrale’ vragenlijst. In de ‘decentrale’ enquête werd bovendien een vraag toegevoegd die

onderzocht of de ziekenhuizen met een decentrale opnameplanning eraan denken om in de

toekomst over te schakelen naar een centrale opnameplanning. De ‘decentrale’ vragenlijst

kan net zoals de ‘centrale’ vragenlijst opgesplitst worden in zeven categorieën:

1. Informatie bij de opnameplanning:

o Vraag 22: Waarvan wordt er bij de opnameplanning een indicatie gegeven en

wat wordt er met deze informatie gedaan?

o Vraag 21: Waarmee wordt bij de opnameplanning rekening gehouden?

2. Planningssysteem:

o Vraag 2: Worden de opnames op één centraal punt in het ziekenhuis gepland?

Page 41: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

33

3. Opnamebeleid:

o Vraag 24: Wanneer wordt een bed toegewezen aan een patiënt? Waaraan zijn

de bedden binnen het ziekenhuis toegewezen?

o Vraag 25: Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn op de

afdeling waarnaar de aanvraag tot opname gericht is? Wat gebeurt er als er

geen bedden meer beschikbaar zijn in het ziekenhuis?

4. Kenmerken van het planningssysteem:

o Vraag 20: Plannen de geneesheren/specialisten hun opnames

zelf/individueel?

5. Inzicht in de patiëntenstromen

o Vraag 23: Heeft er iemand op elk moment zicht op de bezetting van de

bedden op de verschillende afdelingen in het ziekenhuis? Wie beschikt er

over dit inzicht?

6. Ervaring en evolutie:

o Vraag 1: Krijgt de opnameplanning op dit ogenblik speciale aandacht binnen

het ziekenhuis?

7. Overschakeling naar centrale opnameplanning:

o Vraag 19: Zal in de toekomst overgeschakeld worden naar centralisatie van de

opnameplanning? Indien ja: Waarom zal er overgeschakeld worden naar een

centrale opnameplanning? Op welke termijn wordt er gedacht aan het

implementeren van een centrale opnameplanning? Welke zijn de

voornaamste hinderpalen voor een overschakeling naar een centrale

opnameplanning?

2.3. Beschrijving en evolutie van het onderzoeksveld

Toen Gemmel en Van Dierdonck hun studie uitvoerden in 1997, telde Vlaanderen 115 acute

ziekenhuizen. Toen Vanhoof in 2000 zijn studie uitvoerde, waren er 111 acute ziekenhuizen

in Vlaanderen. In 2008 zijn er slechts 59 acute ziekenhuizen meer in Vlaanderen. Het fuseren

van ziekenhuizen werd in de afgelopen 10 jaar sterk gestimuleerd door de overheid en dit

leidde tot een drastische daling van het aantal ziekenhuizen (Van den Holen et al.,2008).

Page 42: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

34

Aantal %

<150 22 20%

150-299 60 54%

300-499 21 19%

>500 8 7%

Totaal 111

Tabel 2: acute ziekenhuizen in Vlaanderen anno 2000 ( Van Hoof, 2001)

Aantal %

<150 0 0%

150-299 20 34%

300-499 19 32%

>500 20 34%

Totaal 59

Tabel 3: acute ziekenhuizen in Vlaanderen anno 2008 (www.mloz.be/nl/search/suphop00.html)

In de afgelopen tien jaar is het ziekenhuislandschap in Vlaanderen met andere woorden

drastisch veranderd. De door de overheid gestimuleerde fusiegolf had niet enkel een invloed

op het aantal ziekenhuizen in Vlaanderen, maar ook op de grootte van de ziekenhuizen. In

het jaar 2000 hadden 20% van de ziekenhuizen minder dan 150 ziekenhuisbedden. In 2008

zijn er echter geen ziekenhuizen meer in Vlaanderen die minder dan 150 ziekenhuisbedden

tellen.

Hoewel deze ziekenhuisfusie ook een reductie van het totale aantal ziekenhuisbedden

veroorzaakte, is deze daling toch veel minder drastisch dan de daling van het aantal acute

ziekenhuizen in Vlaanderen: Van 29827 (incl. RVT- en Sp-bedden) erkende ziekenhuisbedden

in 2000 naar 28910 erkende ziekenhuisbedden in 2008 (Van den Holen et al.,2008).

Page 43: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

35

2.4. Resultaten enquête

2.4.1. Respondenten

Het responspercentage van de enquête lag, net zoals bij het onderzoek van Gemmel en Van

Dierdonck en de enquête van Van Hoof relatief hoog: 41 van de 59 Vlaamse, acute

ziekenhuizen hebben de enquête ingevuld, wat overeenkomt met een responspercentage

van 69,50%. Opgesplitst naar ziekenhuisgrootte geeft dit volgende tabel:

Aantal %

150-299 12 60,00%

300-499 12 63,16%

>500 17 85,00%

Totaal 41 69,49% Tabel 4: responspercentages (enquête)

2.4.1.1. Informatie bij de opnameplanning

Opdat de opnameplanner vraag en aanbod op elkaar zou kunnen afstemmen, heeft hij

behoefte aan correcte informatie met betrekking tot capaciteitsvraag en -aanbod. De

informatie die het meest beschikbaar is bij de opnameplanning in de Vlaamse ziekenhuizen

is de kamerkeuze, de datum van de ingreep, de (vermoedelijke) verblijfsduur van de patiënt

en de opnamereden. Bij iets minder dan de helft van de respondenten is er bovendien bij de

opnameplanning informatie beschikbaar over de preoperatieve onderzoeken.

Totaal = 41

Aantal %

Verblijfsduur 33 80,49%

Opnamereden 31 75,61%

Datum ingreep 37 90,24%

Mate van verdoving 13 31,71%

Voeding 1 2,44%

Kamerkeuze 38 92,68%

Afdeling 24 58,54%

Preoperatieve onderzoeken 20 48,78%

Andere 14 34,15% Tabel 5: Waarvan wordt er bij de opnameplanning een indicatie gegeven?

Page 44: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

36

De aan- of afwezigheid van bepaalde informatie bij de opnameplanning beperkt de

planningsmogelijkheden van een ziekenhuis. Het is echter ook mogelijk dat een ziekenhuis

over bepaalde informatie beschikt zonder dat deze informatie ten volle benut wordt. Het is

met andere woorden even belangrijk om na te gaan wat ziekenhuizen met hun beschikbare

informatie doen.

2.4.1.1.1. Vermoedelijke verblijfsduur

Volgens Gemmel et al. (1999) kunnen opnameplanners aan de hand van de vermoedelijke

verblijfsduur van de patiënten inzicht krijgen in de toekomstige bedbezetting van het

ziekenhuis. Daarnaast kan de vermoedelijke verblijfsduur ook gebruikt worden bij de

ontslagplanning van patiënten. Tenslotte kan deze informatie ook gebruikt worden als

instrument voor performantiemeting door de vermoedelijke verblijfsduur te vergelijken met

de reële verblijfsduur van een patiënt (Van Hoof, 2001).

Uit tabel 6 blijkt dat de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur hoofdzakelijk gebruikt

wordt bij de opnameplanning. Van de ziekenhuizen die beschikken over informatie met

betrekking tot de vermoedelijke verblijfsduur, wenden 87% deze informatie aan bij de

opnameplanning zelf, terwijl slechts 48% van de ziekenhuizen deze informatie gebruikt bij de

ontslagplanning.

Totaal = 33

Aantal %

Niets 4 12,12%

Gebruikt bij opnameplanning 29 87,88%

Gebruikt bij ontslagplanning 16 48,48%

Gebruikt als instrument voor het meten van de

performantie 1 3,03%

Andere 1 3,03% Tabel 6: Wat wordt er gedaan met de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur?

De indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur wordt voornamelijk verkregen via de arts.

Andere manieren waarop een indicatie van de verblijfsduur kan bekomen worden zijn (zie

Tabel 7) onder meer via de patiënt, via de verpleegkundige of op basis van historische

gegevens. Wanneer de vermoedelijk verblijfsduur verkregen wordt op basis van historische

Page 45: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

37

gegevens, gaat men op regelmatige basis na wat de gemiddelde verblijfsduur per pathologie

of pathologiegroep is.

Totaal = 33

Aantal %

Via de arts 30 90,91%

Via de verpleegkundige 7 21,21%

Via de patiënt 6 18,18%

Op basis van historische gegevens 5 15,15%

Andere 4 12,12% Tabel 7: Hoe wordt de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur verkregen?

2.4.1.1.2. Preoperatieve onderzoeken Net zoals bij de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur wordt de informatie die verband

houdt met de preoperatieve onderzoeken voornamelijk verkregen via de arts. In 2

ziekenhuizen wordt deze informatie verkregen via de verpleegkundigen. Geen enkel

ziekenhuis geeft aan deze informatie via patiënten te bekomen. In tegenstelling tot de

indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur wordt de informatie over de preoperatieve

onderzoeken niet verkregen op basis van historische gegevens.

Totaal = 20

Aantal %

Via de arts 16 80,00%

Via de verpleegkundige 2 10,00%

Via de patiënt 0 0,00%

Andere 2 10,00% Tabel 8: Hoe wordt de informatie met betrekking tot de preoperatieve onderzoeken verkregen?

2.4.1.1.3. Aanvraag tot opname

Aan alle (32) respondenten die antwoordden dat de opnameplanning binnen hun ziekenhuis

gecentraliseerd gebeurt, werd de vraag gesteld vanwaar de aanvragen tot opname

afkomstig zijn. Aan elke respondent werd met andere woorden gevraagd om voor elke

“aanvrager” aan te duiden wat diens aandeel in het totaal aantal aanvragen tot opname is.

Page 46: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

38

Elke respondent heeft dus 100% verdeeld over de verschillende keuzemogelijkheden. Op

basis van deze cijfergegevens werd voor elke categorie het gemiddelde procentuele aandeel

in het totaal aantal aanvragen tot opname berekend (zie Tabel 9).

Gemiddelde %

Patiënt 2,83%

Geneesheer van het ziekenhuis 58,70%

Geneesheer van een ander ziekenhuis 2,67%

Spoedgevallendienst 30,13%

Huisarts 4,97%

Andere 0,70%

TOTAAL 100,00% Tabel 9: Van wie komt de aanvraag tot opname?

Uit Tabel 9 kan afgeleid worden dat de aanvraag om een patiënt op te nemen vooral

afkomstig is van de geneesheren van het ziekenhuis zelf (58,70%) en van de

spoedgevallendienst van het ziekenhuis (30,13%). Andere, minder belangrijke bronnen van

“aanvraag tot opname” zijn de huisarts van de patiënt, geneesheren van andere

ziekenhuizen en ook de patiënt zelf.

2.4.1.2. Planningssysteem Zoals in de literatuurstudie reeds besproken werd, zijn er verschillende opnamesystemen

naargelang wie beschikt over de autonomie en de verantwoordelijkheid om patiënten op te

nemen. De twee extremen die hier kunnen onderscheiden worden zijn: centrale en

decentrale opnameplanning.

Om van een “centrale opnameplanning” te kunnen spreken, dient de opnameplanning aan

drie voorwaarden te voldoen:

1. De opnames moeten op één centraal punt gepland worden

2. De opnameplanner moet beschikken over de bevoegdheid om de voorgestelde

opnamedatum te wijzigen in overleg met de betrokken geneesheer.

3. De opnameplanner moet beschikken over valide informatie met betrekking tot één

van de vier belangrijkste ziekenhuismiddelen (bedden, verpleegkundigen,

operatiekamers en artsen)

Page 47: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

39

Indien de opnameplanning van een ziekenhuis niet op één centraal punt gebeurt (eerste

voorwaarde), dan heeft het ziekenhuis een decentrale opnameplanning. Indien de opnames

binnen een ziekenhuis daarentegen wel op één centrale plaats gepland worden, maar de

opnameplanning niet voldoet aan één (of allebei) van de andere voorwaarden dan is het

correcter om te spreker van een “centrale opnameadministratie”.

De drie voorwaarden voor een “centrale planning” worden achtereenvolgens besproken. Op

deze manier worden de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” geïdentificeerd.

2.4.1.2.1. Centralisatie van de planning

In 78% van de Vlaamse acute ziekenhuizen worden de opnames op één centraal punt

gepland, meestal op de dienst opnameplanning of onthaal.

Aantal %

JA 32 78,05%

NEE 9 21,95% Tabel 10: Worden de opnames op één centraal punt in het ziekenhuis gepland?

2.4.1.2.2. Bevoegdheid tot wijzigen van opnamedatum De tweede voorwaarde waaraan de opnameplanning van een ziekenhuis moet voldoen om

geclassificeerd te kunnen worden als een “centrale planning” is dat de opnameplanner de

bevoegdheid moet hebben om, in bepaalde situaties, de opnamedatum te wijzigen in

overleg met de betrokken geneesheer.

Wanneer de opnameplanner beschikt over deze bevoegdheid dan zal hij meestal de

opnamedatum, die voorgesteld wordt door de geneesheer, aanvaarden. Er zijn echter

situaties waarin de opnameplanner de opnamedatum, in samenspraak met de geneesheer,

kan wijzigen. De meest voorkomende redenen hiervoor zijn overbezetting van het

ziekenhuis, de betalingsstatus van de patiënt of het niet beschikbaar zijn van de kamerkeuze

van de patiënt.

Page 48: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

40

Aantal %

Ja 24 75,00%

Neen 5 15,63%

Missing 3 9,38% Tabel 11: Heeft de opnameplanner de bevoegdheid om in bepaalde situaties en in samenspraak met de

geneesheer de opnamedatum te wijzigen?

Van de 29 ondervraagde opnameplanners die deze vraag beantwoordden, geven er 24

(82,76%) aan dat zij de bevoegdheid hebben om een opnamedatum te wijzigen in overleg

met de artsen. Drie respondenten beantwoordden deze vraag niet. Dit heeft als gevolg dat

voor hen niet kan bepaald worden of zij een “centrale opnameplanning” hebben. Deze

respondenten zullen daarom weggelaten worden in de verdere bespreking van de resultaten

van de enquête.

2.4.1.2.3. Informatie over ziekenhuismiddelen

Het derde en laatste criterium waaraan een opnameplanning moet voldoen om te kunnen

spreken van een centrale opnameplanning is de beschikbaarheid van valide informatie met

betrekking tot één van de vier belangrijkste beperkende variabelen bij de opnameplanning:

ziekenhuisbedden, verpleegkundigen, operatiekamers en geneesheren.

Tabel 12 geeft weer welke informatie de Vlaamse ziekenhuizen in beschouwing nemen bij

het plannen van patiëntenopnames. Alle respondenten houden bij de opnameplanning

rekening met het geslacht van de patiënt en bepaalde medische (opname)redenen. Andere

zaken waar de meeste respondenten rekening mee houden zijn de kamerkeuze van de

patiënt en de bedbezetting op de afdeling waarop de patiënt opgenomen dient te worden.

Page 49: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

41

Totaal = 29

Aantal %

Bedbezetting op de afdeling 25 86,21%

Bezetting van de operatiekamers 5 17,24%

Werklast van de verpleegkundigen 3 10,34%

Verlofregeling van de artsen 4 13,79%

Kamerkeuze van de patiënt 28 96,55%

Geslacht van de patiënt 29 100,00%

Taal van de patiënt 3 10,34%

Leeftijd van de patiënt 16 55,17%

Discipline 20 68,97%

Medische redenen (vb. brandwonden, MRSA…) 29 100,00%

Andere 2 6,90% Tabel 12: Waarmee wordt er rekening gehouden bij het plannen van de opnames?

Uit verder onderzoek blijkt dat:

1. 3 respondenten met geen enkele van de vier belangrijkste ziekenhuismiddelen

rekening houden

(Deze respondenten hebben met andere woorden geen “centrale opnameplanning”)

2. 19 respondenten slechts rekening houden met één van de vier belangrijkste

ziekenhuismiddelen

3. 5 respondenten rekening houden met twee van de vier belangrijkste

ziekenhuismiddelen

4. Slechts 1 respondent rekening houdt met alle vier de belangrijkste

ziekenhuismiddelen

Twee respondenten die eerder vermeldden de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur

aan te wenden bij de opnameplanning, geven aan dat ze geen rekening houden met de

bedbezetting bij de opnameplanning. Het is onduidelijk hoe zij dan deze indicatie van de

vermoedelijke verblijfsduur gebruiken.

Een ander opmerkelijk feit is dat 13 respondenten aangeven dat er in hun ziekenhuis een

verbinding is tussen de opname- en operatiekamerplanning, hoewel ze in een andere vraag

stellen geen rekening te houden met de bezetting van de operatiekamers. Een verklaring

Page 50: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

42

hiervoor kan zijn dat deze respondenten de enquête niet consistent hebben ingevuld. Het is

echter ook mogelijk dat de geneesheren van deze ziekenhuizen reeds rekening houden met

de planning van de operatiekamers bij het voorstellen van een opnamedatum aan de

opnamedienst. Op deze manier hoeft de opnameplanner zelf geen rekening meer te houden

met de bezetting van de operatiekamers.

2.4.1.2.4. Besluit Wanneer het criterium gehanteerd wordt dat (1) de opnames centraal gepland worden,

(2) de opnameplanner de bevoegdheid heeft om in bepaalde situaties de opnamedatum te

wijzigen in overleg met de geneesheer en (3) de opnameplanner ten minste rekening houdt

met één van volgende ziekenhuismiddelen: bedden, verpleegkundigen, operatiekwartieren

en artsen, dan kan geconcludeerd worden dat 21 respondenten een centrale

opnameplanning hebben.

Totaal = 41

Aantal %

Ja 21 51,22%

Neen 17 41,46%

Missing 3 7,32% Tabel 13: Respondenten met een "centrale opnameplanning"

Meer dan 50% van de ziekenhuizen die meewerkten aan dit onderzoek hanteren met andere

woorden een “centrale opnameplanning”.

In het vervolg van deze studie wordt een onderscheid gemaakt tussen drie soorten

opnameplanningen: de “centrale opnameplanning”, de “centrale opnameadministratie” en

de “decentrale opnameplanning”. Onder een “centrale opnameplanning” vallen de

instellingen die voldoen aan de drie bovenvermelde voorwaarden. Met het begrip “centrale

opnameadministratie” daarentegen worden de ziekenhuizen bedoeld waar de opnames wel

centraal gepland worden, maar die niet voldoen aan één van de andere twee voorwaarden.

Page 51: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

43

Wanneer we de ziekenhuizen bestuderen die antwoordden dat hun opnameplanning op één

centraal punt in het ziekenhuis gebeurt, kunnen we vaststellen dat ongeveer 70% een

“centrale opnameplanning” heeft. De overige 30% valt onder de noemer “centrale

opnameadministratie”.

Totaal = 29

Aantal Percentage

Centrale opnameplanning 21 72,41%

Centrale opnameadministratie 8 27,59% Tabel 14: opsplitsing tussen respondenten die centraal "plannen" en respondenten die centraal

"administreren"

Onder de noemer “decentrale opnameplanning”, vallen de instellingen die hun opnames

niet op één centraal punt in het ziekenhuis plannen. Zij vertegenwoordigen ongeveer 24%

van de respondenten.

Aantal %

Ja 29 76,32%

Nee 9 23,68% Tabel 15: Worden de opnames op één centraal punt in het ziekenhuis gepland?

Eerst worden de “centrale opnameplanning” en de “centrale opnameadministratie”

besproken. Daarna wordt de “decentrale opnameplanning” afzonderlijk behandeld.

2.4.1.3. Opnamebeleid

2.4.1.3.1. Doelstellingen van de opnameplanning

In de enquête werd gevraagd aan de respondenten om de doelstelling(en) van de

opnameplanning binnen hun ziekenhuis aan te duiden (5 keuzemogelijkheden) en te

rangschikken volgens hun relatieve prioriteit.

Om voor elke doelstelling een gewogen gemiddelde te kunnen berekenen werd bij elke

respondent een waarde van 1 (zeer belangrijk) tot 5 (minst belangrijk) toegekend aan de

verschillende doelstellingen volgens hun relatieve prioriteit. Wanneer een respondent een

Page 52: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

44

bepaalde doelstelling niet gescoord heeft, werd aan deze doelstelling de waarde 6

toegekend vanuit de veronderstelling dat een niet-gescoorde doelstelling minder belangrijk

is dan een gescoorde doelstelling.

Gewogen gemiddelde

Opnameplanning Opnameadministratie

Maximale bedbezetting 3,00 2,29

Maximale bezetting van de operatiekamers 2,77 2,86

Stabiele werkstroom 2,36 2,86

Service naar patiënten / geneesheren 3,18 2,71

Andere objectieven 5,14 4,25 Tabel 16: Wat is het doel van de centrale opnameplanning?

Uit Tabel 16 kan men afleiden dat beide methodieken een andere rangorde toekennen aan

de verschillende doelstellingen.

Bij ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” scoort de doelstelling “stabiele

werkstroom” het sterkst. Op de tweede en derde plaats volgen respectievelijk “maximale

bezetting van de operatiekamers” en “maximale bedbezetting”. De respondenten van

ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” daarentegen duiden aan dat het

hoofddoel van hun opnameplanning “maximale bedbezetting” is. De tweede positie wordt

hier ingenomen door “service naar patiënten / geneesheren”. “Maximale bezetting van de

operatiekamers” en “stabiele werkstroom” staat op een gedeelde derde plaats.

In het eerste deel van deze studie werd gesteld dat het belangrijk is om tijdens het plannen

van patiëntenopnames de capaciteit van de verschillende ziekenhuismiddelen onderling op

elkaar af te stemmen. Wanneer een patiënt opgenomen wordt in een ziekenhuis, dan zal zijn

opname namelijk het verbruik van verschillende ziekenhuismiddelen tot gevolg hebben. In

dit opzicht is het belangrijk dat een ziekenhuis de doelstelling “stabiele werkstroom”

nastreeft.

Wanneer bij de opnameplanning enkel rekening gehouden wordt met het gebruik van de

ziekenhuisbedden en geen rekening wordt gehouden met de andere ziekenhuismiddelen zal

dit leiden tot het suboptimaal gebruik van de andere ziekenhuismiddelen.

Page 53: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

45

Zoals reeds in de literatuurstudie gesteld werd, presteren modellen voor opnameplanning

die rekening houden met de werklast van de verplegers en/of met de

operatiekamercapaciteit beter dan modellen die enkel rekening houden met het gebruik van

de ziekenhuisbedden. Uit de enquête blijkt dat vooral ziekenhuizen met een “centrale

opnameplanning” dit principe reeds geïntegreerd hebben in de werking van hun

opnameplanning.

“Service naar patiënten / geneesheren” werd door de ziekenhuizen met een “centrale

opnameadministratie” opmerkelijk hoger gescoord dan door de ziekenhuizen met een

“centrale opnameplanning”. Deze vaststelling is niet onlogisch aangezien de

opnameplanners binnen deze ziekenhuizen vooral als taak hebben om ervoor te zorgen dat

een patiënt opgenomen wordt op de door de geneesheren vastgelegde datum.

2.4.1.3.2. Wachtlijstsysteem

24,14% van alle ziekenhuizen met een centraal opnamesysteem maken gebruik van een

wachtlijstsysteem bij de opnameplanning. Opmerkelijk is dat enkel ziekenhuizen met een

“centrale opnameplanning” gebruik maken van een wachtlijst. Geen enkel ziekenhuis met

een “centrale opnameadministratie” geeft aan bij de opnameplanning met een

wachtlijstsysteem te werken. Deze vaststelling is consequent met het feit dat “service naar

patiënten / geneesheren” één van de belangrijkste doelstellingen is van de opnameplanning

van deze ziekenhuizen. Wanneer ziekenhuizen met wachtlijstsysteem werken is er namelijk

onzekerheid over de opnamedatum en dit wordt negatief gepercipieerd door de patiënten.

Opnameplanning Opnameadministratie Totaal

Totaal = 21 Totaal = 8 Totaal = 29

Aantal % Aantal % %

Ja 7 33% 0 0% 24,14%

Neen 13 62% 7 88% 68,97%

Missing 1 5% 1 13% 6,89%

Tabel 17: Wordt bij de opnameplanning gebruik gemaakt van een wachtlijstsysteem?

Page 54: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

46

2.4.1.3.3. Verdeling van de bedden in het ziekenhuis

Zowel bij ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” als bij ziekenhuizen met een

“centrale opnameadministratie” zijn de bedden voornamelijk toegewezen aan specialismen

(respectievelijk 61,90% en 75%). In geen enkel van de ondervraagde ziekenhuizen is er

“geen toewijzing van bedden”.

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Individuele artsen 0 0,00% 1 12,50%

Afdelingen 8 38,10% 1 12,50%

Specialismen 13 61,90% 6 75,00%

Geen toewijzing 0 0,00% 0 0,00% Tabel 18: Waaraan zijn de bedden in het ziekenhuis toegewezen?

2.4.1.3.4. Tijdstip van bedtoewijzing

Uit Tabel 19 blijkt dat bijna alle ondervraagde ziekenhuizen, waarin de opnames centraal

gepland worden (zowel opnameplanning als opnameadministratie), het toewijzen van een

bed aan een patiënt zo lang mogelijk uitstellen. Meestal gebeurt de toewijzing de dag voor

de opname (72,41%).

Opnameplanning Opnameadministratie Totaal

Totaal = 21 Totaal = 8 Totaal = 29

Aantal % Aantal % %

Bij de opnameplanning 5 23,81% 1 12,50% 20,69%

Eén dag voor opname 14 66,67% 7 87,50% 72,41%

Op de dag van opname 2 9,52% 0 0,00% 6,90% Tabel 19: Wanneer wordt aan een bepaalde patiënt een bed toegewezen?

2.4.1.3.5. Procedures bij overbezetting van de afdeling

Wanneer er geen bedden meer beschikbaar zijn op de afdeling waarnaar een aanvraag

gericht is, zullen zowel de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” (95,24%) als de

Page 55: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

47

ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” (87,50%) er in eerste instantie voor

opteren om de patiënt een bed van een andere afdeling of specialiteit toe te wijzen.

Andere opties die bij beide methodieken toegepast worden zijn het bespoedigen van het

ontslag van een andere patiënt en het bijschuiven van een bed op een kamer.

Respondenten hadden bij deze vraag de mogelijkheid om meerdere antwoorden aan te

duiden.

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Patiënt krijgt een bed van een andere afdeling, 20

95,24%

7

87,50%

specialiteit of geneesheer

Bespoedigen van het ontslag van een andere patiënt 11 14,29% 2 12,50%

Bijschuiven van bedden (op een kamer, in de gang...) 3 28,57% 1 0,00%

Arts/opnameplanner moet het probleem zelf oplossen 6 9,52% 0 0,00%

Andere 2 9,52% 0 0,00% Tabel 20: Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn op de afdeling waarnaar de aanvraag tot

opname gericht is?

Geen enkele respondent duidde enkel de optie “arts / opnameplanner moet het probleem

zelf oplossen” aan. Dit wijst erop dat wellicht binnen alle ziekenhuizen procedures bestaan

voor situaties van overbezetting.

2.4.1.3.6. Procedures bij overbezetting van het ziekenhuis

Ziekenhuizen hebben niet alleen nood aan procedurele afspraken voor het geval een

afdeling overbezet is, maar ook aan procedures voor het geval het volledige ziekenhuis

overbezet is.

Indien er geen bedden meer beschikbaar zijn in het ziekenhuis zullen ziekenhuizen met een

“centrale opnameplanning” vooral hun toevlucht nemen tot volgende twee opties: “de

opname van de patiënt wordt uitgesteld en het ontslag van andere patiënten wordt

Page 56: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

48

bespoedigd” (52,38%) en “noodbedden worden gebruikt” (52,38%). Het verschil met het

gebruik van de andere opties is echter verwaarloosbaar.

Ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” daarentegen zullen in geval van

overbezetting eerder trachten het ontslag van andere patiënten te bespoedigen zonder

daarbij de opname van de patiënt zelf uit te stellen (75%).

Wanneer we dieper onderzoeken welke combinaties van maatregelen ziekenhuizen het

meest toepassen, stellen we vast dat zowat alle combinaties van maatregelen evenveel

voorkomen. Er is met andere woorden op dit vlak niet echt een duidelijk verschil in beleid

waar te nemen tussen de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” en de

ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie”.

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Patiënt wordt doorverwezen naar een ander ziekenhuis 10 47,62% 1 12,50%

De opname wordt uitgesteld 10 47,62% 1 12,50%

Het ontslag van andere patiënten wordt bespoedigd 10 47,62% 6 75,00%

De opname wordt uitgesteld en het ontslag van andere 11

52,38%

3

37,50%

patiënten wordt bespoedigd

Gebruik van noodbedden 11 52,38% 3 37,50%

Andere 2 9,52% 0 0,00% Tabel 21: Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn in het ziekenhuis?

2.4.1.4. Kenmerken van het planningssysteem

2.4.1.4.1. Opleiding en functie van de opnameplanner Tabel 22 geeft de verdeling van de functiebenamingen van de verantwoordelijken voor de

opnameplanning in de verschillende Vlaamse ziekenhuizen weer. Uit deze tabel kan men

concluderen dat de functie van de verantwoordelijke voor de opnameplanning in

ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” hiërarchisch hoger geplaatst is dan in

ziekenhuizen met een “opnameadministratie”. In ziekenhuizen met een “centrale

opnameplanning” zijn 33,33% van de verantwoordelijken voor de opnameplanning namelijk

diensthoofd (opname/onthaal). De functieomschrijving van de verantwoordelijke bij de

ziekenhuizen met een opnameadministratie is meestal “opnameplanner” (75%).

Page 57: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

49

Functie

Opnameplanning Opnameadministratie

Aantal % Aantal %

Diensthoofd (opname /onthaal) 7 33,33% 0 0,00%

Middenkader 1 4,76% 0 0,00%

Verantwoordelijke (opname) 2 9,52% 0 0,00%

Opnameplanner 5 23,81% 6 75,00%

Hoofdgeneesheer 1 4,76% 0 0,00%

Andere 5 23,81% 2 25,00% Tabel 22: Welke functie heeft de verantwoordelijke van de opnameplanning?

2.4.1.4.2. Geautomatiseerde of manuele planning

Slechts bij 24,14% van alle Vlaamse ziekenhuizen met een planning die centraal plaatsvindt,

gebeurt de opnameplanning geautomatiseerd. Het automatisatiepercentage ligt beduidend

hoger bij ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning”.

Opnameplanning opnameadministratie Totaal

Totaal = 21 Totaal = 8 Totaal = 29

Aantal % Aantal % %

Geautomatiseerde planning 6 28,57% 1 12,50% 24,14%

Manuele planning 15 71,43% 7 87,50% 75,86%

Tabel 23: Gebeurt de opnameplanning geautomatiseerd of manueel?

Hoewel de planning bij ziekenhuizen met een centrale opnameplanning (71,43%) en -

administratie (87,50%) hoofdzakelijk manueel gebeurt, blijkt uit verder onderzoek dat

respectievelijk 63,16% en 28,57% inzicht verwerft in de patiëntenstromen aan de hand van

hun computersysteem (infra p. 52, Tabel 27). De vraag kan dus gesteld worden in welke

mate de planning van deze respondenten volledige manueel dan wel gedeeltelijk

geautomatiseerd verloopt.

Opnameplanning Opnameadministratie

Aantal % Aantal %

Stand-alone systeem 1 16,67% 0 0,00%

Ziekenhuisinformatiesysteem 5 83,33% 1 100,00% Tabel 24: Welk soort geautomatiseerd systeem wordt er gebruikt bij de opnameplanning?

Page 58: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

50

Indien de ziekenhuizen aangeven dat hun planning geautomatiseerd gebeurt, wordt meestal

gebruik gemaakt van een ziekenhuisinformatiesysteem. Slechts één respondent duidt aan

over een stand-alone planningssysteem te beschikken.

Hoewel uit de literatuurstudie blijkt dat automatisatie van de opnameplanning ruimte biedt

voor kostenbesparing in ziekenhuizen, blijkt uit de gegevens in Tabel 23 dat de

opnameplanning bij slechts een minderheid van de respondenten gedeeltelijk

geautomatiseerd is.

2.4.1.4.3. Samenwerking met andere diensten

Bij de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” is er bij 66,67% overleg tussen de

opname- en operatiekamerplanning. Bij de ziekenhuizen met een “centrale

opnameadministratie” is dit 37,50%. Dit wijst erop dat vooral ziekenhuizen met een centrale

opnameplanning de operatiekamerplanning betrekken bij de opnameplanning en dus niet

enkel rekening houden met de bedbezetting.

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Ja 14 66,67% 3 37,50%

Nee 7 33,33% 5 62,50% Tabel 25: Is er overleg tussen opname- en de OK-planning?

2.4.1.5. Inzicht in de patiëntenstromen

2.4.1.5.1. Zicht op bedbezetting

In de meeste ondervraagde ziekenhuizen (89,66%) heeft de opnameplanner op elk ogenblik

zicht op de bedbezetting. Dit wil zeggen dat hij inzicht heeft in de stroom van patiënten die

het ziekenhuis binnenkomen, verlaten of van afdeling veranderen.

Page 59: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

51

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Ja 19 90,48% 7 87,50%

Nee 2 9,52% 1 12,50% Tabel 26: Heeft de opnameplanner op elk ogenblik zicht op de bedbezetting in het ziekenhuis?

Hoe de opnameplanner dit inzicht in de patiëntenstromen bekomt, is duidelijk verschillend

voor ziekenhuizen met een opnameplanning en een opnameadministratie. Ziekenhuizen met

een “centrale opnameadministratie” verkrijgen dit inzicht vooral telefonisch (57,14%) en op

basis van de “tragere” communicatievormen (schriftelijk (42,86%), bezoeken van afdelingen

(28,57%)). Bij ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” daarentegen gebeurt deze

communicatie vooral telefonisch (78,95%) en via het computersysteem (63,16%).

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Telefonisch 15 78,95% 4 57,14%

Computersysteem 12 63,16% 2 28,57%

Schriftelijk 3 15,79% 3 42,86%

Bezoeken afdelingen 6 31,58% 2 28,57%

Andere 1 5,26% 0 0,00% Tabel 27: Hoe wordt het zicht op de bedbezetting verkregen?

2.4.1.5.2. Instroom van patiënten

De beleidsbepaling van een ziekenhuis gebeurt op het niveau van de strategische planning

(raamwerk Vissers, supra p. 6-7). Daarbij wordt ondermeer bepaald hoe de opnameplanning

omgaat met de verschillende opnametypes (spoed, semi-urgent en gepland).

Uit de enquête blijkt dat de meeste respondenten een onderscheid maken tussen de

verschillende opnametypes (Tabel 28).

Page 60: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

52

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Ja 20 95,24% 7 87,50%

Nee 1 4,76% 1 12,50% Tabel 28: Wordt er bij de opnameplanning een onderscheid gemaakt tussen geplande, semi-urgente en spoedopnames?

In tien van de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” worden de geplande

opnames prioritair behandeld voor de spoedopnames. Twee respondenten combineren deze

methode met het reserveren van bedden voor spoedopnames. Eén respondent geeft aan de

geplande opnames voorrang te geven ten opzichte van spoedopnames maar houdt toch

rekening met de spoedopnames door hun aantal te voorspellen.

Negen ziekenhuizen met een centrale opnameplanning geven voorrang aan de

spoedopnames ten opzichte van de geplande opnames. Eén ziekenhuis daarvan combineert

deze methode met het reserveren van bedden voor spoedopnames.

Eén ziekenhuis duidde aan zowel voorrang te geven aan geplande opnames als aan

spoedopnames. Mogelijk werd de vraag door deze respondent inconsistent ingevuld maar

wellicht zijn de prioriteitsregels in dit ziekenhuis situatiegebonden.

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Geplande opnames krijgen voorrang op spoedopnames 11 55,00% 5 71,43%

Spoedopnames krijgen voorrang op geplande opnames 10 50,00% 0 0,00%

Bedden worden gereserveerd voor spoedopnames 3 15,00% 1 14,29%

Spoedopnames worden voorspeld 1 5,00% 0 0,00%

Andere 0 0,00% 1 14,29%

Missing 0 0,00% 1 14,29% Tabel 29: Hoe wordt in de opnameplanning rekening gehouden met dringende opnames en spoedopnames?

De meeste respondenten (71,43%), die de opnames administreren, geven voorrang aan de

geplande opnames ten opzichte van de spoedopnames.

Page 61: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

53

2.4.1.5.3. Patroon van patiënteninstroom De meerderheid van de respondenten die hun opnames centraal plannen / administreren

(93,10%) herkennen een patroon in het aantal opnames per dag van de week. Een groot deel

van hen zegt echter dat dit patroon afhankelijk is van het operatiekamerschema. Een ander

vaak herkend patroon is veel opnames in het begin van de week en minder naar het einde

van de week toe (Tabel 30).

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Geen patroon 2 9,52% 0 0,00%

Veel opnames begin week, 7 33,33% 2 25,00%

minder naar einde week toe

Afhankelijk van het OK-schema 9 42,86% 4 50,00%

Afhankelijk van het type patiënt 1 4,76% 0 0,00%

Minder opnames op woensdag 0 0,00% 1 12,50%

Ander patroon 1 4,76% 1 12,50%

Missing 1 4,76% 0 0,00% Tabel 30: Welk patroon is er herkenbaar in het totaal aantal opnames per dag van de week?

2.4.1.5.4. Uitstroom van patiënten Van de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” doen 66,67% aan ontslagplanning,

ten opzichte van 50% van de ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie”.

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Ja 14 66,67% 4 50,00%

Nee 7 33,33% 4 50,00% Tabel 31: Wordt er aan ontslagplanning gedaan binnen het ziekenhuis?

Zowel bij ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” als bij ziekenhuizen met een

“centrale opnameadministratie” wordt bij de ontslagplanning het meest gebruik gemaakt

van de doorgegeven ontslagdata van de verplegers. Een andere veelgebruikte methode om

aan ontslagplanning te doen is via het gebruik van de vermoedelijke verblijfsduur. Vele

Page 62: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

54

respondenten combineren twee of meerdere methodes om de ontslagdata van patiënten te

bepalen.

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Gebruik van de vermoedelijke verblijfsduur 8 57,14% 1 25,00%

Doorgave van de datum door de verpleegeenheid 10 71,43% 2 50,00%

Overleg tussen opname, arts en verpleegeenheid 5 35,71% 1 25,00%

Speciale opnameplanner 0 0,00% 0 0,00%

Andere 1 7,14% 0 0,00% Tabel 32: Hoe wordt er aan ontslagplanning gedaan?

2.4.1.6. Rapportage met betrekking tot de opnameplanning

Uit Tabel 33 blijkt dat de ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” iets meer

rapporten generen met betrekking tot de opnameplanning. Zo generen 75% van alle

ondervraagde ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” rapporten met

betrekking het aantal ontslagen patiënten, terwijl deze rapporten slechts door 57,14% van

de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” gegenereerd worden.

Opnameplanning Opnameadministratie

Totaal = 21 Totaal = 8

Aantal % Aantal %

Lijst van patiënten per opnamedatum, per 14 66,67% 7 87,50%

specialist, per afdeling

Overzicht van de bedbezetting 20 95,24% 8 100,00%

Overzicht van het aantal ontslagen patiënten per… 12 57,14% 6 75,00%

Overzicht van het aantal ligdagen per… 11 52,38% 6 75,00%

De gemiddelde verblijfduur per… 8 38,10% 5 62,50%

De gemiddelde operatieduur per… 4 19,05% 4 50,00%

Andere 0 0,00% 0 0,00% Tabel 33: Welke rapporten worden er gegenereerd met betrekking tot de opnameplanning?

Wanneer we kijken naar de frequentie waarmee deze rapporten gegenereerd worden,

kunnen we vaststellen dat in het algemeen de rapporten “lijst van patiënten per

opnamedatum, per specialist, per afdeling”,”overzicht van de bedbezetting” en “overzicht

Page 63: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

55

van het aantal ontslagen patiënten per…” met een grotere frequentie gegenereerd worden

dan de rapporten “overzicht van het aantal ligdagen per…”, “gemiddelde verblijfduur

per…”en “gemiddelde operatieduur per…”.

2.4.1.7. Ervaring met en evolutie van het planningssysteem

2.4.1.7.1. Succesfactoren van opnameplanning Aan elke respondent werd gevraagd wat volgens hem/haar de succesfactoren zijn voor een

succesvolle opnameplanning. Zij kregen hierbij de mogelijkheid om 7 keuzeantwoorden te

rangschikken volgens hun relatieve prioriteit

Om voor elke keuzemogelijkheid een gewogen gemiddelde te kunnen berekenen werd bij

elke respondent een waarde van 1 (zeer belangrijk) tot 6 (minst belangrijk) toegekend aan

de verschillende gescoorde succesfactoren volgens hun relatieve prioriteit. Wanneer een

respondent een bepaalde factor niet gescoord heeft, werd aan deze keuzemogelijkheid de

waarde 7 toegekend vanuit de veronderstelling dat een niet-gescoorde succesfactor minder

belangrijk is dan een gescoorde factor.

Opnameplanning Opnameadministratie

Gemiddelde Rang Gemiddelde Rang

Overleg, medewerking en samenwerking met 3,62 5 3,38 2

Artsen

Overleg, medewerking en samenwerking met 3,29 3 3,25 1

verpleegkundigen

Bekwaamheid van de opnameplanner 3,05 1 3,50 3

Sterke persoonlijkheid van de opnameplanner 3,24 2 3,25 1

Communicatie/informatiedoorstroming 3,57 4 3,88 4

Steun van de directie 4,52 6 4,75 5

Andere 7,29 7 6,88 6 Tabel 34: Wat zijn de kritische succesfactoren om een centraal opnamesysteem te doen werken in een ziekenhuis?

Volgens de respondenten met een “centrale opnameplanning” is de bekwaamheid van de

opnameplanner het meest cruciaal voor een goedwerkende opnameplanning. De

respondenten met een “centrale opnameadministratie” vinden daarentegen dat “overleg,

medewerking en samenwerking met verpleegkundigen“ en “de sterke persoonlijkheid van

de opnameplanner” het belangrijkste zijn voor het welslagen van de opnameplanning.

Page 64: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

56

“Steun van de directie” wordt door beide methodes als minst belangrijk ervaren.

2.4.1.7.2. Voordelen van een centraal opnamesysteem

De belangrijkste voordelen van een centrale opnameplanning zijn volgens de respondenten

die werkelijk centraal “plannen” een optimale bedbezetting, een overzicht van de

patiëntenstromen en dienstverlening naar patiënten toe.

Volgens de respondenten die centraal “administreren” zijn de belangrijkste voordeling van

centralisatie van de opnameplanning het beter inpassen van de spoedopnames, een

optimale bedbezetting en een overzicht van de patiëntenstromen.

Samenvattend kan men stellen dat de respondenten met een “centrale opnameplanning” en

de ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” zowat dezelfde voordelen ervaren

van het “centraal” gebeuren van hun opnameplanning / -registratie.

Hoewel de respondenten met een “centrale opnameplanning” een optimale bedbezetting

niet als hoofddoel van de opnameplanning aanduidden (supra p. 45) , blijkt dit toch het

grootste voordeel van centralisatie van de opnameplanning te zijn. Er is dus met andere

woorden een discrepantie tussen hetgeen men als doelstelling vooropstelt en hetgeen men

uiteindelijk met een centraal opnamesysteem bereikt.

Opnameplanning Opnameadministratie

Aantal Rang Aantal Rang

Optimale bedbezetting 20 1 8 1

Overzicht van de patiëntenstromen 18 2 7 2

Goede inschatting van de werkdruk 10 7 0 7

Dienstverlening naar patiënt toe 18 2 6 3

Controle op misbruiken en vergissingen 11 6 3 4

Elimineren van problemen tussen vraag en aanbod 12 5 3 4

Beter inpassen van de spoedopnames 15 3 8 1

Verminderde autonomie van de artsen 8 8 1 6

Financiële voordelen 7 9 2 5

Service naar afdelingen / artsen toe 14 4 3 4

Andere 2 10 0 7 Tabel 35: Op welke vlakken liggen de voordelen van een centrale opnameplanning?

Page 65: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

57

2.4.1.7.3. Nadelen van een centraal opnamesysteem

Zowel voor ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” als ziekenhuizen met een

“centrale opnameadministratie” blijken de belangrijkste nadelen van centralisatie van de

opnameplanning: het arbeidsintensieve karakter, tegenkanting op de verpleegafdelingen en

de opnameplanner, die de zondebok wordt en bovendien moeilijk vervangbaar is.

Opnameplanning Opnameadministratie

Aantal Rang Aantal Rang

Minder flexibiliteit 3 5 2 3

Arbeidsintensief 14 1 6 1

De opnameplanner wordt de zondebok 13 2 6 1

Verminderde autonomie van de artsen 5 4 1 4

Tegenkanting op de verpleegafdelingen 13 2 2 3

De opnameplanner is moeilijk vervangbaar 11 3 5 2

De investering 3 5 0 5

Andere 1 6 0 5 Tabel 36: Op welke vlakken liggen de nadelen van een centrale opnameplanning?

2.4.1.8. Decentrale opnameplanning In dit onderdeel worden kort de resultaten besproken van de negen respondenten met een

decentrale opnameplanning. Hieronder vallen alle instellingen die bij vraag 2 van de enquête

“neen” antwoordden. Vooral de belangrijkste en meest opvallende verschillen in vergelijking

met de ziekenhuizen met een centraal opnamesysteem worden aangegeven.

Van de negen ziekenhuizen met een decentraal opnamesysteem hebben vier ziekenhuizen

(44,44%) meer dan 500 bedden. Drie van deze ziekenhuizen bestaan uit meerdere

campussen. Dat deze ziekenhuizen een decentrale opnameplanning eerder dan een centrale

opnameplanning hebben, kan erop wijzen dat het voor grotere ziekenhuizen moeilijk is om

de opnameplanning van de verschillende campussen te integreren en te coördineren.

Page 66: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

58

2.4.1.8.1. Overschakeling naar centrale opnameplanning

Aangezien de ziekenhuizen met een “centrale” planning aangeven dat er erg veel voordelen

verbonden zijn aan een centraal opnamesysteem, lijkt het niet uit te sluiten dat ziekenhuizen

met een decentrale opnameplanning overwegen om over te schakelen op een centraal

opnamesysteem.

De resultaten van de enquête blijken dit vermoeden te bevestigen aangezien vijf van de

negen ziekenhuizen met een decentraal opnamesysteem (55,56%) eraan denken om over te

schakelen naar een centrale opnameplanning. Vier onder hen willen deze verandering zelfs

doorvoeren binnen een tijdsspanne van 5 jaar.

De belangrijkste motivaties voor de implementatie van een centraal opnamesysteem zijn

een betere organisatie van het ziekenhuisgebeuren, een efficiënter gebruik van de

ziekenhuismiddelen en een beter overzicht op het ziekenhuisgebeuren.

De meeste ziekenhuizen verwachtten echter niet dat de overschakeling naar een centraal

opnamesysteem rimpelloos zal verlopen. De grootste hinderpaal die de respondenten hierbij

voorzien is het overtuigen van de artsen en het laten naleven van de nieuwe procedures

door de artsen.

2.4.1.8.2. Opnameplanning In vergelijking met ziekenhuizen met een “centrale planning / administratie” blijkt dat in

ziekenhuizen met een decentrale opnameplanning meer rekening wordt gehouden met de

bezetting van de operatiekamers, de werklast van de verpleegkundigen en de verlofregeling

van de artsen. Met de bedbezetting op de afdeling wordt dan weer minder rekening

gehouden dan bij respondenten met een “centrale planning”.

In vergelijking met ziekenhuizen met een centraal opnamesysteem is er in ziekenhuizen die

decentraal plannen bij de opnameplanning vaker informatie beschikbaar met betrekking tot

Page 67: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

59

de mate van verdoving, de voeding, de afdeling en de preoperatieve onderzoeken van de

patiënt. Dit is wellicht het gevolg van een grotere betrokkenheid van de artsen (die over

deze informatie beschikken) bij de opnameplanning. De overige informatie daarentegen

(verblijfsduur, opnamereden, datum ingreep en kamerkeuze) is bij de opnameplanning van

ziekenhuizen met een decentraal opnamesysteem minder aanwezig of wordt minder

gebruikt.

Alle ziekenhuizen met een decentraal opnamesysteem geven aan dat er op elk ogenblik

iemand in het ziekenhuis beschikt over een inzicht in de patiëntenstroom. In de meeste

gevallen is het de opnamedienst en de directie die inzicht hebben in de stroom van

patiënten die het ziekenhuis binnenkomen, verlaten of van afdeling veranderen. Opmerkelijk

is dat dit inzicht, in vergelijking met ziekenhuizen met een centrale planning, voornamelijk

via het computersysteem en niet telefonisch verkregen wordt.

Wanneer er geen bedden meer beschikbaar zijn in heel het ziekenhuis, zullen de meeste

ziekenhuizen met een decentrale planning het ontslag van andere patiënten bespoedigen of

het beddentekort oplossen door gebruik te maken van noodbedden. Vooral het gebruik van

noodbedden (77,78%) ligt opmerkelijk hoger dan bij ziekenhuizen met een centraal

opnamesysteem.

De bovenvermelde verschillen ten opzichte van ziekenhuizen met een centrale

opnameplanning wijzen erop dat de “opnameplanners” in ziekenhuizen met een decentrale

opnameplanning dichter bij de patiënt staan.

Page 68: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

60

3. Evolutie van de theorie en de praktijk

In dit onderdeel van deze studie wordt nagegaan hoe de theorie en de praktijk in de

afgelopen tien jaar geëvolueerd zijn.

De theoretische evoluties worden vastgesteld op basis van de literatuurbeschrijving in deel

één van deze studie.

Om te kunnen bepalen welke evoluties de praktijk ondergaan heeft in het laatste

decennium, worden de resultaten van de enquêtes van Gemmel en Van Hoof vergeleken

met de bevindingen uit de empirische studie in dit werk.

3.1. Informatie bij de opnameplanning

Opnameplanners hebben behoefte aan informatie met betrekking tot vraag en aanbod om

de opnames van patiënten te kunnen plannen.

Op theoretisch vlak is de belangrijkste evolutie, die in dit kader kan worden vastgesteld

worden, dat onderzocht wordt hoe ziekenhuizen hiervoor gebruik kunnen maken van

informatietechnologie. Zo zouden “Enterprise Resource Planning” -systemen ervoor kunnen

zorgen dat alle informatie, die doorheen het ziekenhuis verzameld wordt, beschikbaar is

voor de personen die deze informatie nodig hebben.

Hoewel in de praktijk kon vastgesteld worden dat in 2001 een groter percentage

respondenten bij de opnameplanning over informatie beschikt met betrekking tot de

(vermoedelijke) verblijfsduur dan in 1997, is dit percentage op dit moment toch ietwat lager

dan in 2001.

Wanneer we onderzoeken vanwaar de aanvraag tot opname van patiënten afkomstig is dan

kunnen we vaststellen dat net zoals in 2001 de aanvraag tot opname vooral van de artsen

van het ziekenhuis zelf komt. In de enquête van 2001 was de keuzemogelijkheid

Page 69: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

61

“spoedgevallen” niet opgenomen in deze vraag. Toen was er een vermoeden dat ongeveer

30 à 40% van de opnames via de dienst spoedgevallen verliep. Dit vermoeden werd door de

huidige enquête bevestigd.

3.2. Planningssysteem

Zoals reeds eerder vermeld werd, kunnen er verschillende opnamesystemen onderscheiden

worden naargelang wie beschikt over de autonomie en de verantwoordelijkheid om

patiënten op te nemen. Opdat een opnamesysteem zou geclassificeerd worden als zijnde

een “centrale opnameplanning” dient ze te voldoen aan drie voorwaarden.

De eerste voorwaarde is dat de opnameplanning centraal in het ziekenhuis dient te

gebeuren. In vergelijking met 2001 geven ongeveer evenveel ziekenhuizen aan dat hun

planning centraal gebeurt.

De tweede voorwaarde is dat de opnameplanner de bevoegdheid dient te hebben om de

opnamedatum te wijzigen in samenspraak met de artsen. In vergelijking met 2001

beschikken ongeveer 10% meer respondenten over deze bevoegdheid.

De laatste voorwaarde is dat de opnameplanners informatie dienen te hebben over

minstens één van de vier meest beperkende variabelen. Wanneer we de resultaten van de

enquête van 1997 vergelijken met die van 2001, kunnen we concluderen dat meer rekening

gehouden wordt met de bedbezetting, de bezetting van de operatiekamers en de werklast

van de verpleegkundigen. Wanneer we deze resultaten op hun beurt vergelijken met de

huidige situatie, kunnen we vaststellen dat deze evolutie zich slechts gedeeltelijk heeft

voortgezet. In vergelijking met 2001 wordt momenteel meer rekening gehouden met de

bedbezetting en de bezetting van de operatiekamers. Met de werklast van de

verpleegkundigen daarentegen wordt minder rekening gehouden.

Page 70: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

62

Wanneer we bovenstaande (drie) voorwaarden combineren kunnen we constateren dat het

percentage respondenten met een “centrale opnameplanning” in het laatste decennium

sterk gestegen is (zie Figuur 3).

Figuur 3: Evolutie van de procentuele verdeling van de verschillende opnamesystemen

Om de opname van patiënten te kunnen plannen, heeft de opnameplanner nood aan

informatie over diens (vermoedelijke) middelenvereisten. In deze context wordt in de

theorie vaak verwezen naar de “Diagnosis Related Groups” -aanpak. Omdat aan deze aanpak

enkele nadelen verbonden zijn, werd in het laatste decennium een alternatief

patiëntenclassificatiesysteem ontwikkeld, dat patiënten indeelt op basis van

patiëntengroepen en trajectpaden.

3.3. Opnamebeleid

Uit de literatuurstudie blijkt dat de basis van de hedendaagse opnameplanning in de meeste

ziekenhuizen het “Maximus Resource Use” -concept is. Omdat er nogal wat kritiek is op deze

werkwijze wordt recent onderzocht wat de toepasbaarheid is van andere beleidsconcepten:

het “Booked Admissions”-concept, het “Zero Waiting Time”-concept en het opnemen van

een aantal vaste patiënten per dag. Het MRU-concept kan ook verbeterd worden door

gebruik te maken van een dienst “vooropname”.

Page 71: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

63

Daarnaast wordt recentelijk ook onderzocht op welke wijze het best omgegaan wordt met

spoedopnames: o.a. voorspellen van het aantal spoedgevallen, opname op basis van

urgentiecode.

Wanneer we de evolutie van de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning”

onderzoeken, kunnen we vaststellen dat de doelstellingen van de opnameplanning in 1997

en 2001 vooral “service naar artsen en patiënten” en “maximale bedbezetting” waren. In de

afgelopen tien jaar blijken de doelstellingen “stabiele werkstroom” en “maximale bezetting

van de operatiekamers” aan belang te hebben toegenomen.

Voor ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” blijven “maximale

bedbezetting” en “service naar artsen en patiënten” de belangrijkste doelstellingen.

Bij de ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” is er, in tegenstelling tot bij de

ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie”, een evolutie in het operationele

denken waar te nemen. De opnameplanners van ziekenhuizen met een “centrale

opnameplanning” zien de “flow” (dynamisch) van de patiënten terwijl de opnameplanners

van ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” eerder een statische visie

hebben.

Men kan dus stellen dat wanneer ziekenhuizen overschakelen van een “centrale

opnameadministratie” naar een “centrale opnameplanning”, deze evolutie gepaard gaat met

meer aandacht voor de patiëntenstroom.

Net zoals tien jaar geleden zijn de bedden in de Vlaamse ziekenhuizen met een centrale

opnameplanning / -administratie vooral toegewezen aan specialismen.

Ook het tijdstip van de bedtoewijzing aan patiënten is in de laatste tien jaar nauwelijks

veranderd. De meeste respondenten wijzen een bed toe één dag voor de opname van de

patiënt. Toch wijzen, in vergelijking met 2001, meer opnameplanners reeds een bed toe bij

de opnameplanning zelf.

Page 72: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

64

Op vlak van de procedures die toegepast worden bij overbezetting van een afdeling in het

ziekenhuis zijn weinig verschuivingen merkbaar. De optie “patiënt krijgt een bed van een

andere afdeling, specialiteit of geneesheer” wordt in deze situatie nog steeds het meest

toegepast.

Bij de procedures voor overbezetting van het ziekenhuis daarentegen is het aangewezen om

een onderscheid te maken tussen ziekenhuizen die centraal “plannen” en diegene die eerder

“administreren”.

Bij ziekenhuizen met een “centrale opnameplanning” blijft de optie “opname van patiënt

wordt uitgesteld en het ontslag van een andere patiënt wordt bespoedigd” het populairst.

Deze ziekenhuizen maken in het geval van overbezetting echter ook meer gebruik van

noodbedden.

Ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” zullen in het geval van overbezetting

van het ziekenhuis minder gebruik maken van noodbedden in vergelijking met 2001. Zij

zullen vooral het ontslag van andere patiënten trachten te bespoedigen zonder de opname

van de patiënt in kwestie uit te stellen.

3.4. Kenmerken van het planningssysteem

In de recente literatuur met betrekking tot de opnameplanning zijn een aantal artikels terug

te vinden over automatisatie van de planning. Omdat de opnameplanning van een

ziekenhuis erg tijdrovend is en de planning voortdurend aangepast moet worden aan nieuwe

informatie, kan de gedeeltelijke automatisatie van deze planning ruimte voor

kostenbesparing bieden. Een volledig autonoom systeem is echter niet haalbaar omdat de

menselijke tussenkomst in bepaalde situaties nodig is om nuttige beslissingen te nemen.

Naast de automatisatie van de opnameplanning wordt in de theorie ook onderzocht wat de

voordelen zijn van integratie van verschillende planningen. Zo kan de opnameplanning

ondermeer geïntegreerd worden met de planning van de verplegers.

Page 73: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

65

Wanneer we onderzoeken in hoeverre de opnameplanningen in de Vlaamse ziekenhuizen

geautomatiseerd zijn, stellen we verrassend genoeg vast dat het automatisatiepercentage

beduidend lager ligt dan in 2001.

We stellen vast dat er in vergelijking met 2001 een grotere integratie is van de verschillende

planningen. De respondenten geven namelijk aan dat er meer overleg is tussen de opname-

en de operatiekamerplanning. Deze vaststelling is consistent met het feit dat de doelstelling

“maximale bezetting van de operatiekamers” belangrijker wordt geacht dan in 2001.

3.5. Inzicht in de patiëntenstromen

In de literatuur wordt vooral benadrukt hoe belangrijk het is dat het ziekenhuismanagement

op elk ogenblik een overzicht heeft van de bedbezetting in het ziekenhuis. Daarnaast is ook

communicatie van het grootste belang voor een goed functionerende opnameplanning.

In de praktijk kan men vaststellen dat in vergelijking met 2001 minder ziekenhuizen inzicht

hebben in de patiëntenstromen doorheen het ziekenhuis. In ziekenhuizen met een “centrale

opnameplanning” wordt dit inzicht vooral telefonisch en via het computersysteem bekomen.

Voor ziekenhuizen met een “centrale opnameadministratie” kan vastgesteld worden dat zij

dit inzicht vooral telefonisch bekomen. In vergelijking met 2001 wordt hiervoor veel minder

beroep gedaan op het computersysteem van het ziekenhuis.

Wanneer we de instroom van patiënten in het ziekenhuis bestuderen, kunnen we

constateren dat de meeste ziekenhuizen een onderscheid maken tussen de verschillende

opnametypes (spoed-, semi-urgente en geplande opnames). Dit was ook het geval in 1997

en 2001.

Wanneer ziekenhuizen een onderscheid maken tussen de verschillende opnametypes dan

krijgen de geplande opnames meestal voorrang op de spoedopnames. Vooral bij

ziekenhuizen met een “opnameadministratie” is dit het geval. Wanneer we hierbij de

vergelijking maken met 1997, kunnen we vaststellen dat de situatie veranderd is. In

Page 74: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

66

tegenstelling tot in 2009 kregen de spoedgevallen toen meestal voorrang op de geplande

patiënten.

In 2001 gaf het merendeel van de ziekenhuizen aan dat ze een patroon herkenden in het

aantal opnames per dag van de week. Zij stelden namelijk vast dat er veel opnames waren in

het begin van de week en minder naar het einde van de week. Anno 2009 blijken de meeste

opnameplanners nog steeds een patroon te herkennen in het aantal opnames per dag van

de week. Dit patroon is op dit moment echter afhankelijk van het OK-rooster. Men kan

hierbij de link leggen met de eerdere vaststelling dat er meer overleg is tussen de opname-

en de OK-planning dan in 2001.

In vergelijking met 2001 is er een stijging waar te nemen van het percentage respondenten

dat aan ontslagplanning doet. Ook de manier waarop aan ontslagplanning gedaan wordt, is

veranderd. In 2001 gebeurde de ontslagplanning voornamelijk op basis van de vermoedelijke

verblijfsduur van de patiënt. In 2009 wordt hiervoor vooral gebruik gemaakt van de

ontslagdata die doorgegeven worden door de verpleegeenheden. Dit is consistent met het

feit dat in de literatuur beklemtoond wordt dat communicatie erg belangrijk is voor het

welslagen van de ziekenhuisplanningen.

3.6. Rapportage met betrekking tot de opnameplanning

In 2001 werd vastgesteld dat rapporten met betrekking tot de opnameplanning meer

gegenereerd werden door respondenten met een “centrale opnameplanning” in vergelijking

met respondenten met een “centrale opnameadministratie”. Anno 2009 blijkt deze situatie

net omgekeerd te zijn.

3.7. Ervaring met en evolutie van het planningssysteem

Aan alle respondenten met een centrale planning / administratie werd gevraagd om aan te

geven wat de succesfactoren zijn van hun opnameplanning. In vergelijking met 2001 vinden

de meeste respondenten hun rol als opnameplanner veel belangrijker voor een

Page 75: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

67

goedwerkende opnameplanning. Ook het overleg, de medewerking en samenwerking met

verpleegkundigen is volgens de respondenten belangrijker voor het welslagen van de

opnameplanning in vergelijking met tien jaar geleden.

De respondenten werd ook gevraagd wat volgens hen de belangrijkste voordelen en nadelen

zijn van een centraal opnamesysteem. Het beter inpassen van de spoedopnames is voor de

respondenten met een centrale “planning / administratie” een groter voordeel dan in 2001.

De tegenkanting op de verpleegafdeling daarentegen blijkt sterker door te wegen als nadeel

in vergelijking met 2001.

Page 76: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

68

4. Discussie

In 1997 stelden Gemmel en Van Dierdonck vast dat er een kloof was tussen de theorie en de

praktijk van de opnameplanning. Slechts één derde van de Vlaamse ziekenhuizen deed

werkelijk aan “opnameplanning”. De meeste ziekenhuizen beschikten namelijk niet over

informatie met betrekking tot de verwachte werklast en de vermoedelijke verblijfsduur van

de patiënt bij de opnameplanning. Bovendien maakten de meeste ziekenhuizen geen

voorspellingen over de vermoedelijke consumptie van ziekenhuismiddelen door de

patiënten.

Gemmel en Van Dierdonck stelden vast dat er twee mogelijke verklaringen waren voor de

kloof tussen de theorie en de praktijk van de opnameplanning. Ten eerste was de theorie

van de opnameplanning nogal “operations research” gericht, terwijl uit de praktijk bleek dat

de inter-persoonlijke relaties tussen de verschillende belanghebbenden bij de

opnameplanning cruciaal zijn. Een tweede verklaring voor deze kloof was dat de

theoretische planningsmodellen te rigide zijn om te passen bij de dagelijkse werking van een

specifiek ziekenhuis. Dit toont aan dat een model voor de opnameplanning flexibel moet zijn

om werkbaar te zijn binnen de ziekenhuiscontext.

Anno 2009 stellen we vast dat er in de laatste tien jaar relatief weinig vernieuwende

literatuur gepubliceerd werd met betrekking tot de planning van patiëntenopnames. De

weinige literatuur die in het afgelopen decennium gepubliceerd werd, behandelt vooral

thema’s zoals gebruik van informatietechnologie, automatisatie van de opnameplanning,

integratie van de opnameplanning met andere planningen,…

Aangezien er voor 1997 veel literatuur over de opnameplanning in ziekenhuizen

gepubliceerd werd, kan dit er enerzijds op wijzen dat er op dit moment minder interesse is in

dit onderwerp. Anderzijds kan dit er ook op wijzen dat de publicatiemarkt van dit vakgebied

enigszins verzadigd is.

Page 77: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

69

Na het onderzoeken van de praktijk op het gebied van opnameplanning kan men

constateren dat de praktijk van de opnameplanning in de Vlaamse ziekenhuizen, in

tegenstelling tot de theorie, in de laatste 10 jaar wel grondig gewijzigd is.

Figuur 4: Grafische voorstelling onderzoeksvragen

Wanneer we de theoretische publicaties met betrekking tot de opnameplanning tot en met

1997 in beschouwing nemen, kunnen we vaststellen dat de praktijk in de laatste tien jaar

geëvolueerd is in de richting van de theorie (zie Tabel 37). De kloof tussen de theorie (tot en

met 1997) en de praktijk (in 2009) is met andere woorden kleiner geworden.*

Wanneer we de literatuur die tussen 1997 en 2009 gepubliceerd werd over de

opnameplanning vergelijken met de praktijksituatie anno 2009 kunnen we daarentegen

vaststellen dat de kloof tussen de theorie en praktijk opnieuw groter is (Tabel 38).

* De groen gearceerde delen in de tabellen (37 en 38) wijzen erop dat de kloof tussen theorie en praktijk kleiner geworden is. De rood geardeerde delen daarentegen zijn een aanwijzing dat de kloof tussen theorie en praktijk groter geworden is.

Page 78: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

70

Tabel 37: Vaststelling kloof tussen de theorie van 1997 en de praktijk van 2009

Tabel 38: Vaststelling kloof tussen de theorie en de praktijk anno 2009

Page 79: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

71

Uit de vergelijking van de theorie van 1997 en 2009 met de praktijksituatie anno 2009

kunnen we concluderen dat de praktijk de theorie langzaam, maar zeker volgt. De

belangrijkste theoretische vaststellingen (uit het onderzoek van Gemmel en Van Dierdonck)

werden namelijk gedurende het laatste decennium door vele ziekenhuizen

geïmplementeerd. Dit doet vermoeden dat wanneer een gelijkaardige studie binnen tien

jaar zou uitgevoerd worden, de recente theoretische bevindingen ook dan in praktijk zullen

gebracht zijn.

We moeten echter voorzichtig zijn bij het trekken van deze conclusies. Aan de opzet van

deze studie zijn namelijk enkele beperkingen verbonden. Hoewel de responspercentages bij

de drie studies (1997, 2000 en 2009) relatief hoog lagen (respectievelijk 72%, 68,47% en

69,50%), kan men zich de vraag stellen in hoeverre het hier om dezelfde ziekenhuizen gaat.

Deze beperking wordt bovendien nog versterkt door het feit dat het ziekenhuislandschap in

de afgelopen tien jaar sterk veranderd is, wat de vergelijking van de verschillende studies

bemoeilijkt.

Het is bovendien ook niet duidelijk of de aangetoonde verschillen tussen de verschillende

studies significant zijn. Door de manier waarop de oorspronkelijke vragenlijst - waarop de

huidige vragenlijst gebaseerd is - opgesteld was, is het enkel mogelijk om de resultaten van

de enquête te bespreken aan de hand van beschrijvende statistiek. Het gebruik van

verklarende statistiek zou echter toegelaten hebben om na te gaan of de aangetoonde

evoluties / verschillen significant zijn.

Page 80: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

72

5. Algemeen besluit

In 1997 constateerden Gemmel en Van Dierdonck dat er een grote kloof was tussen de

theoretische vereisten voor een opnameplanningssysteem en de praktische toepassing voor

de opnameplanning in ziekenhuizen. Aan de hand van deze studie wordt getracht na te gaan

of er op dit moment nog steeds een kloof is tussen de theorie en de praktijk van

opnameplanning (in de Vlaamse ziekenhuizen).

De theorie die in de laatste tien jaar gepubliceerd werd, behandelt vooral thema’s zoals

automatisatie van de opnameplanning, integratie van de opnameplanning met andere

planningen en het gebruik van informatietechnologie bij de opnameplanning.

In de praktijk merken we dat de manier waarop de Vlaamse ziekenhuizen hun

opnameplanning voeren, veranderd is. Ten eerste hebben meer ziekenhuizen informatie

over de (vermoedelijke) verblijfsduur van de patiënten en gebruiken zij deze informatie ook

effectief bij het plannen van de patiëntenopnames. Ten tweede is een sterke stijging waar te

nemen in het percentage ziekenhuizen dat werkelijk de patiëntenopnames “plant”. Ten

derde kan gesteld worden dat “maximale bedbezetting” voor veel ziekenhuizen niet langer

het hoofddoel van de opnameplanning is. De doelstellingen van de opnameplanning van de

Vlaamse, acute ziekenhuizen blijken op dit moment vooral een “stabiele werkstroom” en de

“maximale bezetting van de operatiekamers” te zijn. Ten slotte stellen we vast dat in

vergelijking met 2001 minder ziekenhuizen inzicht hebben in de patiëntenstromen doorheen

het ziekenhuis.

We komen dus tot de constatering dat er in de afgelopen tien jaar relatief weinig

vernieuwende literatuur gepubliceerd werd met betrekking tot de planning van

patiëntenopnames. De praktijk van opnameplanning in de Vlaamse, acute ziekenhuizen

daarentegen is wel grondig gewijzigd.

Page 81: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

73

Na vergelijking van de theorie anno 1997 en de praktijk anno 2009 kunnen we vaststellen

dat de meeste zaken die in de literatuur voor 1997 besproken werden in de laatste tien jaar

in de praktijk geïmplementeerd werden. We constateren dus dat de praktijk, weliswaar met

enige vertraging, evolueert in de richting van de theorie.

Wanneer we daarentegen de theorie en de praktijk anno 2009 vergelijken, stellen we vast

dat de meest recente theoretische ontwikkelingen nog niet op grote schaal doorgevoerd

zijn. Dit wijst er opnieuw op dat de praktijk trager evolueert dan de theorie. De kloof tussen

de theorie en de praktijk van de opnameplanning is wel iets kleiner geworden, maar is zeker

(nog) niet volledig verdwenen.

Bij het trekken van deze conclusies is echter enige voorzichtigheid geboden aangezien we

moeten rekening houden met de beperkingen van deze studie. Hoewel de

responspercentages bij de drie opeenvolgende studies (1997, 2000 en 2009) relatief hoog

lagen (respectievelijk 72%, 68,47% en 69,50%), moet men zich hier afvragen in hoeverre de

respondenten van de drie studie overlappen. Deze beperking wordt daarenboven versterkt

door het feit dat het ziekenhuislandschap in de afgelopen tien jaar sterke veranderingen

heeft ondergaan.

Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met het feit dat de aangetoonde verschillen

tussen de verschillende studies mogelijk niet significant zijn. Aangezien we, voor de

vergelijkbaarheid van de drie studies, zoveel mogelijk gebruik gemaakt hebben van de

oorspronkelijke enquête, is het - door de manier waarop de oorspronkelijke vragenlijst

opgesteld was – enkel mogelijk om de resultaten van de enquête te bespreken op basis van

beschrijvende statistiek. Door gebruik te maken van verklarende statistiek zou echter

kunnen aangetoond worden of de aangetoonde evoluties / verschillen al dan niet significant

zijn.

Het is aan te raden dat deze studie binnen een aantal jaar herhaald wordt om vast te stellen

of de in deze studie geconstateerde evoluties zich verder zetten en de kloof tussen de

theorie en de praktijk effectief kleiner wordt.

Page 82: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

vii

Referenties Fetter, R.B. en Thompson, J.D. (1969) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Fetter, R.B. en Freeman, J.L. (1986) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Garg, L., Mc Clean, S., Meenan, B. en Miljard, P. (2008). Optimal control of patient admissions to satisfy resource restrictions. Norhern Ireland: University of Ulster. Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Groot, P.M.A. (1993) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Harvey, J. (1990) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Haux R., Winter, A., Brigl, B. en Ammenwerth, E. (2004). Strategic information management in Hospitals: an introduction to hospital information systems. Springer. Hancock, W.M. en Walter, P.F. (1984) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Hancock, W.M. en Warner, D.M. (1976) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Jones S.A. en Joy, M.P. (2002). Forecasting Demand of Emergency Care. Health Care Management Science 5 , 297-305. Kinsella, R. (2003). Acute hopsital waiting lists: Analysis, Evalutation and recommendations. Irish Journal of Management , 79-104. Kusters, R.J. (1985) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Kusters, R.J. (1988) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878.

Page 83: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

viii

Luck, G.M., Luckman, J., Smith, B.W. en Stringer, J. (1971) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Magerlein, J.M. en Martin, J.B. (1978) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Meriënboer, H. v. (2001). Verbeteren van Patiëntenlogistiek: een logische keuze voor ziekenhuisorganisaties. Milsum, J.H., Turban, E. en Vertinsky, L. (1973) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Niemann, C. en Eymann, T. (2008). Beyond automation: Hybrid Human-Computer Decision Support Systems in Hospitals. Bayreuth: University of Bayreuth. Offensend, F.L. (1972) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Paré, G. en Sicotte C. (2001). Information technology sophistication in health care: an instrument validation study among Canadian hospitals. International Journal of Medical Informatics 63 , 205-223. Rainio, A.-K., Ohinmaa, A.E. (2005). Assessment of nursing management and utilization of nursing resources with the RAFAELA patient classification system. Journal of Clinical Nursing, 14 , 674–684. Reid B. en Sutch S. (2008). Comparing diagnosis-related group systems to identify design improvements. Health Policy, 87, 82-91. Roth, A. en Van Dierdonck, R. (1995) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Shukla, R.K. (1985) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Schukla, R.K. (1990) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Siferd, S.P. en Benton, W.C. (1992) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878.

Page 84: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

ix

Smith-Daniels, V.L., Schweikhart, D.B. en Smith-Daniels, D.E. (1998) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Van den Holen, P. en Deraedt L. (2008). Toekomstig ziekenhuislandschap in Vlaanderen. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Van Dierdonck, R. en De Moor, G. (1997). Een haalbaarheidstudie voor de ontwikkeling en implementatie van een beslissingsondersteunend systeem voor geïntegreerde capaciteitsbehoefteplanning in acute, algmene ziekenhuizen. Gent: Vlerick Management School. Van Merode, G.G., Groothuis, S. en Hasman, A. (2004). Enterprise resource planning for hospitals. Interantional Journal of Medical Informatics , 493-501. Vanhoof, G. J. (2001). Opnameplanning in Belgische, acute ziekenhuizen. Gent: Universiteit Gent - Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen. Vissers J.M.H. (1994) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878. Vissers, J.M., Van der Bij, J.L. en Kusters, R.J. (2001). Towards decision support for waiting lists: An operations management view. Health Care Management Science 4(2) , 133-143. Vissers, J. en Beech, R. (2005). Health operations management. New York: Routledge. Vissers, J.M.H., Adan, I.J.B.F. en Dellaert, N.P. (2006). Developing a platform for comparison of hospital admission systems: An illustration. European Journal of Operational Research , 1290-1301. de Vries, G. (1987) zoals beschreven in Gemmel, P., & Van Dierdonck, R. (1999). Admission scheduling in acute care hospitals. International Journal of Operations & Production Management , 863-878.

Page 85: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

x

Bijlage 1

Vraag 1:

Krijgt opnameplanning op dit ogenblik speciale aandacht binnen het ziekenhuis?

• Ja

• Nee

Vraag 2:

Worden de opnames op één centraal punt in het ziekenhuis gepland?

• Ja

• Nee

Indien het antwoord op vraag 2 “Nee” is, ga dan direct naar vraag 18

Indien het antwoord op vraag 2 “Ja” is, ga dan door naar vraag 3

Vraag 3:

Welke functie heeft de verantwoordelijke voor de opnameplanning en welke opleiding heeft

hij/zij genoten?

NAAM:

FUNCTIE:

OPLEIDING:

DIENST:

Vraag 4:

Wat is het doel van de centrale opnameplanning? Indien U meerdere objectieven aanduidt,

gelieve deze te ordenen volgens prioriteit (1= zeer belangrijk, 5= minst belangrijk).

1 2 3 4 5

o o o o o Maximale bedbezetting

o o o o o Maximale bezetting van de operatiekamers

o o o o o Stabiele werkstroom / beperkte fluctuaties in de werklast

o o o o o Service naar patiënten / geneesheren (patiënten zoveel

mogelijk op te nemen op de door hen geplande dag en uur)

o o o o o Ander objectief:

Page 86: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xi

Vraag 5:

A. Van wie komt de aanvraag tot opname? Gelieve het procentuele aandeel van elke

“aanvrager” in het totaal aantal aanvragen tot opname in te vullen.

Van wie komt de aanvraag tot opname? Procentueel aandeel

Patiënt

Geneesheer/specialist van het ziekenhuis

Geneesheer/specialist NIET van het

ziekenhuis

Spoedgevallen

Huisarts

Andere:

B. Waar komt de aanvraag tot opname binnen?

• Centrale opnameplanner

• Opnamedienst

• Verpleegafdeling

• Andere:

C. Is er een patroon herkenbaar in het totaal aantal opnames per dag van de week

• Ja

o Veel opnames begin week, minder naar het einde van de week toe

o Afhankelijk van het type patiënt

o Minder opnames op woensdag

o Afhankelijk van het OK-schema

o Ander patroon:

• Nee

Page 87: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xii

Vraag 6:

Wanneer een geneesheer/specialist een opnamedatum voorstelt, wordt die datum dan altijd

aanvaard door de opnameplanner of kan de opnamedienst deze datum – weliswaar in

samenspraak met de geneesheer – wijzigen?

• Ja, deze wordt altijd aanvaard

• Neen, er is wijziging mogelijk omwille van:

o Overbezetting

o Betalingsstatus van de patiënt

o Niet-beschikbaarheid van de kamerkeuze van de patiënt

Vraag 7:

A. Wanneer wordt een bed toegewezen aan een patiënt?

• Bij de opnameplanning

• Op de dag van opname

• Voor de dag van opname (hoeveel dagen ervoor)? …

B. Zijn de bedden binnen het ziekenhuis toegewezen aan:

i. Individuele geneesheren

ii. Afdelingen

iii. Specialismen

iv. Geen toewijzing van bedden

v.

Vraag 8:

A. Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn op de afdeling waarnaar de

aanvraag tot opname gericht is?

• Patiënt krijgt een bed van een andere afdeling, specialiteit of geneesheer

• Bespoedigen van het ontslag van een andere patiënt

• Bijschuiven van bedden (op een kamer, in de gang…)

• Arts/opnameplanner moet het probleem zelf oplossen

• Andere:

Page 88: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xiii

B. Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn in het ziekenhuis?

• Patiënt wordt doorverwezen naar een ander ziekenhuis

• De opname wordt uitgesteld

• Het ontslag van andere patiënten wordt bespoedigd

• De opname wordt uitgesteld en het ontslag van andere patiënten wordt

bespoedigd

• Gebruik van “nood”-bedden (op een kamer, op spoedgevallen…)

• Andere

Vraag 9:

Waarmee houdt u rekening bij het plannen van de opnames?

• De bedbezetting op de afdeling

• De bezetting van de operatiekamers

• De werklast van de verpleegkundigen

• De verlofregeling van de geneesheren/specialisten

• Kamerkeuze patiënt

• Geslacht patiënt

• Taal

• Discipline

• Andere:

Vraag 10:

A. Doet u als opnameplanner ook de planning van andere diensten in het ziekenhuis?

• Ja, de planning van

o Operatiekamers

o Preoperatieve onderzoeken

o Verpleegkundigen

o Andere

Page 89: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xiv

B. Gebeurt de OK-planning gecentraliseerd?

• Ja

• Nee

C. Is er overleg tussen opname- en OK-planning?

• Ja

• Nee

D. Bestaat er een automatisch verbinding tussen de opnameplanning en de OK-

planning?

• Ja

• Nee

Vraag 11:

A. Waarvan wordt er bij de opnameplanning een indicatie gegeven?

• De voorziene opnameduur/verblijfsduur

• De opnamereden (operatie, observatie of andere)

• De datum van de heelkundige ingreep

• De mate van verdoving

• De voeding

• De kamerkeuze

• De afdeling

• Preoperatieve onderzoeken die moeten plaatgrijpen (labo, radiologie,

cardiologie, pneumologie…)

• Andere:...

Page 90: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xv

INDIEN ER EEN INDICATIE GEGEVEN WORDT VAN DE VERMOEDELIJKE VERBLIJFSDUUR

B. Hoe wordt de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur verkregen?

• Via de arts

• Via de verpleegkundige

• Via de patiënt

• Op basis van historische gegevens

• Andere:…

C. Wat wordt er gedaan met de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur?

• Niets

• Gebruikt bij de opnameplanning

• Gebruikt bij de ontslagplanning

• Gebruikt als instrument voor het meten van de performantie

• Andere:…

INDIEN ER EEN INDICATIE GEGEVEN WORDT VAN DE PREOPERATIEVE ONDERZOEKEN

D. Hoe wordt de indicatie van de preoperatieve onderzoeken verkregen?

• Via de arts

• Via de verpleegkundige

• Via de patiënt

• Andere:…

Vraag 12:

A. Heeft de opnameplanner op elk moment zicht op de bezetting van de bedden op de

verschillende afdelingen in het ziekenhuis? Dit betekent dat de opnameplanner op

elk ogenblik inzicht heeft in de stroom van patiënten die het ziekenhuis

binnenkomen, verlaten of van afdeling veranderen.

• Ja

• Nee

Page 91: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xvi

INDIEN HET ANTWOORD “JA” IS

Op welke wijze wordt informatie m.b.t. ontslag en interne transfers verkregen?

• Telefonisch

• Via het computersysteem

• Schriftelijk

• Door het bezoeken van alle afdelingen

• Andere:…

B. Wordt er aan ontslagplanning gedaan?

• Ja

• Nee

INDIEN HET ANTWOORD “JA” IS

Hoe wordt aan ontslagplanning gedaan?

• Gebruik van de vermoedelijke verblijfsduur

• Doorgave van de datum door de verpleegeenheid

• Overleg tussen opname, arts en verpleegeenheid

• Speciale opnameplanner

• Andere:…

Vraag 13:

Wordt er een onderscheid gemaakt bij de opnameplanning tussen geplande opnames, semi-

urgente opnames en spoedopnames?

• Ja

• Nee

Page 92: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xvii

INDIEN HET ANTWOORD “JA” IS

Hoe wordt in de opnameplanning rekening gehouden met dringende opnames en

spoedopnames?

• Geplande opnames krijgen voorrang op spoedopnames

• Spoedgevallen/semi-urgente opnames krijgen voorrang op geplande

opnames

• Het reserveren van bedden voor spoedopnames/semi-urgente

opnames

• Het voorspellen van het aantal spoedopnames

• Andere:…

Vraag 14:

Is de opnameplanning geautomatiseerd of gebeurt het manueel?

• Geautomatiseerd

• Manueel

INDIEN HET GEAUTOMATISEERD IS

Betreft het hier een stand-alone systeem of een systeem dat aangesloten is op het

ziekenhuisinformatiesysteem?

• Stand alone systeem

• Ziekenhuisinformatiesysteem

Page 93: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xviii

Vraag 15:

Welke rapporten worden gegenereerd met betrekking tot opnameplanning, met welke

frequentie en voor wie zijn ze bestemd?

Lijst van patiënten per opnamedatum, per specialist, per afdeling

Frequentie:

Bestemd voor:

Een overzicht van de bedbezetting

Frequentie:

Bestemd voor:

Een lijst van het aantal ontslagen patiënten per…

Frequentie:

Bestemd voor:

Een overzicht van het aantal ligdagen per…

Frequentie:

Bestemd voor:

De gemiddelde verblijfduur per…

Frequentie:

Bestemd voor:

De operatieduur per…

Frequentie:

Bestemd voor:

Andere:

Frequentie:

Bestemd voor:

Vraag 16:

Wat zijn volgens u de kritische succesfactoren om een centraal opnamesysteem te doen

werken in het ziekenhuis? Indien U meerdere objectieven aanduidt, gelieve deze te ordenen

volgens prioriteit (1= zeer belangrijk, 5= minst belangrijk).

1 2 3 4 5

o o o o o Overleg, medewerking en samenwerking met artsen

o o o o o Overleg, medewerking en samenwerking met verpleegkundigen

o o o o o Bekwaamheid van de opnameplanner (correct werken, goede

afspraken, kennis van het ziekenhuis)

o o o o o Sterke persoonlijkheid van de opnameplanner (kunnen

onderhandelen)

o o o o o Communicatie/informatiedoorstroming

o o o o o Steun van de directie

o o o o o Andere:…

Page 94: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xix

Vraag 17:

Op welke vlakken liggen volgens u de voor - en nadelen van centrale opnameplanning?

VOORDELEN NADELEN

• Optimale bedbezetting • Minder flexibiliteit

• Overzicht van de patiëntenstromen • Arbeidsintensief

• Goede inschatting van de werkdruk • De opnameplanner wordt de

zondebok

• Dienstverlening naar patiënt toe • Verminderde autonomie van de

artsen

• Controle op misbruiken en

vergissingen

• Tegenkanting op de

verpleegafdelingen

• Elimineren van problemen tussen

vraag en aanbod

• Opnameplanner is moeilijk

vervangbaar

• Beter inpassen van spoedopnames • De investering

• Verminderde autonomie van de

artsen

• Andere:…

• Financiële voordelen

• Service naar de afdelingen/artsen

toe

• Andere:…

Vraag 18:

Wordt er bij de opnameplanning van patiënten gebruik gemaakt van een wachtlijst voor

patiënten?

• Nee

• Ja

Hier eindigt de enquête indien u werkt via een centrale opnameplanner

Page 95: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xx

Vraag 19:

Zal in de toekomst overgeschakeld worden naar centralisatie van de opnameplanning?

• Nee

• Ja

INDIEN HET ANTWOORD “JA” IS

Waarom denkt u aan centrale opnameplanning?

• Efficiënter gebruik van middelen

• Betere organisatie van het ziekenhuisgebeuren

• Beter overzicht op het ziekenhuisgebeuren

• Andere:…

Op welke termijn wordt er gedacht aan het implementeren van centrale opnameplanning?

• < 5 jaar

• > 5 jaar

• Geen idee

Welke zijn de voornaamste hinderpalen die u voorziet bij het centraliseren van de

opnameplanning?

• Overtuigen van artsen / het laten naleven van de nieuwe procedure van artsen

• Ontwerpen van computersoftware en –ondersteuning

• Andere:…

Vraag 20:

Plannen de geneesheren/specialisten hun opnames zelf/individueel?

• Ja

• Nee

Page 96: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xxi

Vraag 21:

Waarmee wordt er rekening gehouden bij het plannen van de opnames?

• De bezetting van de bedden op de afdeling

• De bezetting van de operatiekamers

• De werklast van de verpleegkundigen

• De verlofregeling van geneesheren/specialisten

• Andere factoren:…

Vraag 22:

Waarvan wordt er bij de opnameplanning een indicatie gegeven?

• De voorziene opnameduur/verblijfsduur

• De opnamereden (operatie, observatie of andere)

• De datum van de heelkundige ingreep

• De mate van verdoving

• De voeding

• De kamerkeuze

• De afdeling

• Preoperatieve onderzoeken die moeten plaatgrijpen (labo, radiologie,

cardiologie, pneumologie…)

• Andere:...

INDIEN ER EEN INDICATIE GEGEVEN WORDT VAN DE VERMOEDELIJKE VERBLIJFSDUUR

A. Hoe wordt de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur verkregen?

• Via de arts

• Via de verpleegkundige

• Via de patiënt

• Op basis van historische gegevens

• Andere:…

Page 97: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xxii

B. Wat wordt er gedaan met de indicatie van de vermoedelijke verblijfsduur?

• Niets

• Gebruikt bij de opnameplanning

• Gebruikt bij de ontslagplanning

• Gebruikt als instrument voor het meten van de performantie

• Andere:…

INDIEN ER EEN INDICATIE GEGEVEN WORDT VAN DE PREOPERATIEVE ONDERZOEKEN

C. Hoe wordt de indicatie van de preoperatieve onderzoeken verkregen?

• Via de arts

• Via de verpleegkundige

• Via de patiënt

• Andere:…

Vraag 23:

Heeft er iemand in het ziekenhuis op elk moment zicht op de bezetting van de bedden op de

verschillende afdelingen in het ziekenhuis? Dit betekent inzicht in de stroom van patiënten

die het ziekenhuis binnenkomen, verlaten of van afdeling veranderen.

• Ja

• Nee

INDIEN HET ANTWOORD “JA” IS

Wie beschikt er over dit overzicht?

• Directie

• Opnamedienst

• Administratie

• Receptie

• Andere:…

Page 98: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xxiii

Hoe wordt dit overzicht verworven?

• Telefonisch

• Via het computersysteem

• Schriftelijk

• Door het bezoeken van alle afdelingen

• Andere:…

Vraag 24:

A. Wanneer wordt een bed toegewezen aan een patiënt?

• Bij de opnameplanning

• Op de dag van opname

• Voor de dag van opname (hoeveel dagen ervoor)? …

B. Zijn de bedden binnen het ziekenhuis toegewezen aan:

vi. Individuele geneesheren

vii. Afdelingen

viii. Specialismen

ix. Geen toewijzing van bedden

Vraag 25:

A. Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn op de afdeling waarnaar de

aanvraag tot opname gericht is?

• Patiënt krijgt een bed van een andere afdeling, specialiteit of geneesheer

• Bespoedigen van het ontslag van een andere patiënt

• Bijschuiven van bedden (op een kamer, in de gang…)

• Arts/opnameplanner moet het probleem zelf oplossen

• Andere:…

Page 99: OPNAMEPLANNING IN ZIEKENHUIZEN: 10 JAAR LATERlib.ugent.be/.../251/RUG01-001392251_2010_0001_AC.pdf · van opnameplanning in ziekenhuizen anno 2009. Om te kunnen vaststellen hoe de

xxiv

B. Wat gebeurt er als er geen bedden meer beschikbaar zijn in het ziekenhuis?

• Patiënt wordt doorverwezen naar een ander ziekenhuis

• De opname wordt uitgesteld

• Het ontslag van andere patiënten wordt bespoedigd

• De opname wordt uitgesteld en het ontslag van andere patiënten wordt

bespoedigd

• Gebruik van “nood”-bedden (op een kamer, op spoedgevallen…)

• Andere:…

Vraag 26:

Gebeurt de planning van de operatiekamers centraal?

• Ja

• Nee