Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van...

84
Studiesucces in de G5 Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes Randstadhogescholen 2015

Transcript of Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van...

Page 1: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

Studiesucces in de G5Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes Randstadhogescholen

2015

Page 2: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

ColofonTitel Studiesucces in de G5 Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes RandstadhogescholenAuteurs Rutger Kappe, Marjon Molenkamp, Domien Wijsbroek, Zuke van Ingen, Olof Wiegert,

Gerwin Hendriks, Jaap van Zandwijk.

Uitgavedatum november 2015

Overname van teksten, ideeën, en resultaten uit deze publicatie is vrij toegestaan, mits metbronvermelding. Kappe, F.R., Molenkamp, M.J.D., Wijsbroek, D.H.J., Wiegert, O., Hendriks,G., van Ingen, J.A., van Zandwijk, J. (2015) G5-onderzoeksteamNovember 2015

Het G5-onderzoeksteam bestaat uit:• Rutger Kappe (Hogeschool Inholland, voorzitter)• Marjon Molenkamp (Hogeschool Rotterdam)• Domien Wijsbroek (De Haagse Hogeschool)• Zuke van Ingen (Hogeschool Inholland)• Olof Wiegert (Hogeschool van Amsterdam)• Gerwin Hendriks (Hogeschool Utrecht)• Jaap van Zandwijk (Hogeschool Leiden)

Page 3: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

Woord voorafOpbrengsten studiesucces onderzoek door G5-hogescholen

De bestuurders van de vijf grote Randstadhogescholen hebben in 2013 besloten samen te werken op onder meer het gebied van onderzoek naar studiesucces1. In 2014 heeft Hogeschool Leiden zich aangesloten bij deze G5-samenwerking. Om meer inzicht te krijgen in de studentenpopulatie van onze instellingen heeft de onderzoeksgroep van de G5-hogescholen afgelopen jaar drie doelgroepenstudies uitgevoerd. Gekeken is naar het studiesucces van zogeheten ‘late switchers’, de groeiende groep langstudeerders in het hbo en het studiesucces van studenten gerelateerd aan de sociaal-economische status van hun ouders/ verzorgers. Belangrijk aandachtspunt is in hoeverre er sprake is van een zogenaamd Randstadeffect, dat wil zeggen dat wij een steeds grotere groep studenten binnen krijgen die, gezien hun achtergrondkenmerken, minder kans hebben op studiesucces. Uit de studies komt naar voren dat op de Randstadhogescholen dezelfde factoren een rol spelen bij studiesucces als bij andere hogescholen, maar dat er wel sprake is van een Randstad-effect. In die zin dat factoren die negatief samenhangen met studiesucces vaker voorkomen bij de G5-hogescholen. Daarmee is de uitdaging om het studiesucces te verbeteren voor de G5-hogescholen nog groter dan voor de rest van het hbo.Uit de onderzoeken blijkt ook dat de heterogeniteit van onze studentenpopulatie daarbij een belangrijke rol speelt. De veranderende samenstelling van de bevolking in de Randstad is zichtbaar in de toegenomen diversiteit van onze studentengroepen. De diversiteit in de klas uit zich niet alleen in verschillen in voor-opleiding of etniciteit, maar ook in verschillen in leeftijd. Dit feit stelt ons voor grotere uitdagingen in de klas en daar zullen we dan ook het verschil moeten maken.De studie over switchgedrag laat zien dat - ook al is er sprake van meer uitval bij de Randstad-hogescholen- de studenten, al dan niet na een onderbreking, hun opleiding succesvol vervolgen bij een hogeschool in de regio.

Voor de G5-hogescholen is een belangrijke vraag hoe wij - met het oog op studiesucces - de meerwaarde van de diversiteit optimaal in onze onderwijspraktijk kunnen benutten.

Voor 2015-2016 staat daarom het doen van kwalitatief onderzoek naar ‘best practices’ in verschillende contexten op de agenda van het G5-onderzoeksteam om van elkaar te leren ‘wat werkt’. Ook daarover zullen zij weer publiceren.

Ik beveel de studies in dit boek van harte bij u aan!

Namens de besturen van de G5-hogescholen,

Drs. Huug de DeugdLid College van Bestuur Hogeschool Inholland

1 “Studiesucces in de G5: opbrengsten studiesucces onderzoek door vijf Randstandhogescholen”

Page 4: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

Inhoud1. Studiesucces van ‘late switch’ binnen de G5-hogescholen 12

Managementsamenvatting 13

1. Inleiding 15 1.1 Vraagstelling 15 1.2 Afbakeningengehanteerdedefinities 15 1.3 Opbouw rapportage 17

2. Rendementscijfers van ‘late switch’ 18 2.1 Uitval van late switch 18 2.2 Switch cijfers van late switch 18 2.3 Rendementscijfers: bachelor behaald, nominaal+1 19

3. Late switch in kaart 21 3.1 Opbouw G5-instroomcohort 2013 21 3.2 Aandeel late switch binnen de verschillende clusters 22 3.3 Pauzejaren van late switch 22 3.4 Verblijfsduur van late switch in hoger onderwijs 23

4. Achtergrondkenmerken van late switch G5 24 4.1 Vooropleiding late switch G5 24 4.2 Late switch G5 naar sector 25 4.3 Late switch G5 naar geslacht 26 4.4 Late switch G5 naar etniciteit 27

Bijlage 1 Gebruikte definities 29

2. Langstudeerstudie 30

Managementsamenvatting 31

1. Inleiding 33 1.1 Vraagstelling 33 1.2 Gehanteerdedefinities 34 1.3 Opbouw rapportage 35

2. Langstudeerders in kaart 36 2.1 Omvang groep langstudeerders 36 2.2 Onderverdeling langstudeerders en uitvallers na 5 jaar 38 2.3 Conclusies 39

Page 5: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

3. Achtergrondkenmerken langstudeerders bij G5-hogescholen 40 3.1 Gender 40 3.2 Etnische afkomst 41 3.3 Vooropleiding 42 3.4 Sector opleiding 44 3.5 Conclusies 45

4. Ontwikkeling in rendement na 6, 7 en 8 jaar 46 4.1 G5-hogescholen: groep langstudeerders na 6, 7 en 8 jaar 46 4.2 Beeld bij de andere hogescholen 48 4.3 Conclusies 49

Bijlage I groep langstudeerders 2003-2008 50

Bijlage II tabel Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij grote, niet-G5-hogescholen 52

Bijlage III tabel Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij hbo-overig 53

3. Sociaal-economische status 54

Managementsamenvatting 55

1. Inleiding 57 1.1 Vraagstelling 58 1.2 Gehanteerdedefinities 58 1.3 Verdere toelichting van het begrip SES 59

2. Studieresultaten in kaart; G5, hbo groot, hbo overig 63

3. Studieresultaten en SES bij G5, hbo groot, hbo overig 64 3.1 Studieresultaten in het eerste jaar naar inkomensgroep. 64 3.2 Afstudeerrendement naar inkomensgroep. 70

4. SES bij G5, hbo-groot, hbo-overig 73 4.1 Verdeling van de inkomensgroepen bij de hbo-clusters 73 4.2 Beschrijving van de inkomensgroepen 74

5. Regressieanalyses 77

6. SES als verklaring voor verschillen in studievoortgang tussen de hbo-clusters 78

7. Conclusies en Discussie 80

8. Literatuur 82

Page 6: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

6

Bestuurlijke duiding van de rapportages van het G5-onderzoeksteam Hogescholen hebben tot taak zoveel mogelijk jongeren zo goed mogelijk op te leiden tot start-bekwame,hooggekwalificeerdeprofessionals.Kwaliteitenstudiesuccesgaanindezedoelstellinghand in hand. De Randstadhogescholen zien zichzelf daarbij voor een bijzondere opgave gesteld. In de dichtbevolkte steden van de Randstad lijkt het behalen van studiesucces net wat minder van-zelfsprekend dan in andere delen van het land. Om nader inzicht te krijgen in de onderliggende factoren zijn de Randstad-hogescholen de onderlinge samenwerking gaan zoeken. (Beleids)onder-zoekers van de betrokken hogescholen onderzoeken sinds twee jaar die factoren. Doel daarvan is zo een betere, empirische, basis te verkrijgen voor beleidsinitiatieven rond kwaliteit en studie-succes.

De betrokken hogescholen kennen elk doelstellingen ten aanzien van studiesucces, uitval en switchen. Deze doelstellingen hebben de afzonderlijke hogescholen vervat in prestatieafspraken met de minister van OCW. De prestatieafspraken maken duidelijk dat de hogescholen ernaar streven dat het studiesucces gelijk blijft of zelfs verbetert met behoud van kwaliteit. In de afgelopen jaren heeft de nationale dialoog over de noodzaak van het versterken van het eindniveau van de hbo-bachelor ertoe geleid dat de hogescholen ook veel werk hebben gemaakt van dat kwaliteits-thema.

De onderzoeksgroep van de G5-hogescholen heeft in zijn tweede bestaansjaar een aantal studies verricht die hieronder voorzien zijn van een bestuurlijke duiding. Het betreft drie doelgroepen studies die inzicht geven in de studentpopulaties van onze instellingen. De onderzoeken bieden nader inzicht in de resultaten van studenten aan de grote Randstadhogescholen in vergelijking met twee andere groepen hogescholen: de grote hogescholen buiten de Randstad en het overig hbo (kleinere multisectorale hogescholen en gespecialiseerde hogescholen).

De onderzoeken hebben betrekking op: 1. Het studiesucces van zogeheten ‘late switchers’ (studenten die na meer dan één jaar

de opleiding staken en, al dan niet na een onderbreking, een andere opleiding kiezen).2. De groeiende groep langstudeerders in het hbo.3. Het studiesucces van studenten gerelateerd aan de sociaaleconomische status

van hun ouders/verzorgers.

Alle drie de onderzoeken laten zien dat de relatie van de factoren die samenhangen met studie-succes niet anders zijn voor de Randstadhogescholen dan voor andere hogescholen. Wel lijkt zichtbaar te worden dat factoren die negatief samenhangen met studiesucces vaker voorkomen bij de G5-hogescholen.

Page 7: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

7

Het aantal studenten dat switcht neemt in de loop van de jaren toe. Bijna 17% van het cohort 2013 switcht (in 2008 was dit ongeveer 13%). Het aandeel studenten dat kiest voor een andere hogeschool ligt bij de Randstadhogescholen hoger dan bij het overig hbo.

Datkangeografischwordenverklaard.Studentenkunnen,andersdaninveelregio’sbuiten de Randstad, in hun woonplaats en regio kiezen tussen verschillende hogescholen. In de afgelopen jaren hebben de hogescholen ingezet op meer aandacht voor een goede matching tussen student en opleiding. Dat heeft nog niet geleid tot een afname van het aantal late switchers. Pas vanaf cohort 2014 is overigens de Studiekeuzecheck landelijk ingevoerd. De resultaten van dat cohort zullen we daarom met belangstelling volgen. Hoewel de hogescholen streven naar een beperking van de switch, laat het onderzoek zien dat switchen niet per se slecht hoeft te zijn. Veel studenten halen na een switch, al dan niet na een onderbreking van de studie van een jaar of langer, toch nog een getuigschrift. Wel blijkt dat ook na een switch voor studenten het behalen van het eerste studiejaar van de nieuwe opleiding een goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift.

Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks verschil tussen grote hogescholen binnen en buiten de Randstad. Hier lijkt het effect zichtbaar van het aanscherpen van het niveau van de bacheloropleidingen. De afgelopen jaren hebben veel opleidingen de lat hoger gelegd, daartoe aangespoord door de hogere eisen vanuit de beroepspraktijk en het geïntensiveerde toezicht van de NVAO hierop. Een groeiende groep studenten lijkt hier moeite mee te hebben. Met name mannen, studenten met een havo-vooropleiding en niet-westerse allochtonen lopen het risico langer over de opleiding te doen. Dit zijn ook de groepen studenten die een hoger risico hebben uit te vallen.

Velen in en rond het onderwijs verwachten een positieve samenhang tussen de sociaaleconomische status van studenten en hun ouders en studiesucces. Dit is onderzocht en een dergelijk verband kan niet worden aangetoond. Het onderzoek laat zien dat studenten afkomstig uit gezinnen met een middeninkomen het relatief goed doen: zij behalen betere resultaten dan de andere groepen studenten. Studenten uit hogere inkomensgroepen doen het ook vrij goed. In deze groepen is uitval uit het hbo als gevolg van een overstap naar de universiteit het vaakst aan de orde. Gecorrigeerd voor deze uitval doen zij het bijna even goed als de studenten uit gezinnen met een middeninkomen. Het onderzoek laat wel zien dat groepen met een hoger risico op uitval (niet-westerse allochtonen, mbo-instromers) veel sterker vertegenwoordigd zijn in de lagere inkomensgroepen.

De drie onderzoeken gecombineerd leveren een totaalbeeld op waarin verschillende zaken opvallen: - De problematiek van de Randstadhogescholen wijkt in haar aard niet af van die van de overige,

grote, hogescholen. Wel is de intensiteit vaak net wat groter.- De onderzoeken laten, net als onderzoek naar studiesucces en uitval in het algemeen, zien dat

er groepen zijn met een verhoogd risico op een kink in de kabel: havo-instromers, niet-westerse allochtonen, mannen. Tegelijkertijd zijn zulke relaties niet altijd sterk en zij mogen niet gebruikt worden om te generaliseren.

- Bij de G5-hogescholen wordt al jaren heel consistent meer geswitcht dan bij andere hoge-scholen. De aanwezigheid van andere hogescholen met een alternatief aanbod lijkt hierbij een

Page 8: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

8

belangrijke rol te spelen. Switchen als zodanig hoeft niet problematisch te zijn: studenten blijven immers binnen het hoger onderwijs en houden perspectief op een getuigschrift. Wel is het zinvol deze studenten intensief te begeleiden, zeker in het eerste jaar van de nieuwe opleiding.

- Alle drie de onderzoeken onderstrepen, elk op hun eigen wijze, nog eens de enorme diversiteit in het hbo. De heterogeniteit in de klas wordt niet alleen veroorzaakt door vooropleiding of etniciteit. Veel studenten switchen en komen na een jaar of meer weer terug in het hbo. Ook deze vorm van diversiteit is bij de Randstadhogescholen in sterkere mate aanwezig dan elders.

De toegenomen diversiteit van de studentenpopulatie van de Randstadhogescholen weerspiegelt de veranderende samenstelling van de bevolking in de Randstad en representeert ook de grotere keuzevariëteit die studenten vandaag de dag hebben. De Randstedelijke hogescholen zien deze diversiteitalseenprofileringskenmerkvanhuninstelling.Zijverwelkomendediversiteitenwillenvoor al die verschillende studenten een toegankelijke hogeschool zijn. Zij zien het als hun opdracht om, zoals in de inleiding reeds gesteld, die diverse populatie zo goed mogelijk op te leiden, waarbij de inhoud en het niveau van het onderwijs van onbetwiste kwaliteit is.

De onderzoeken roepen wel de vraag op hoe we goed om kunnen gaan met die diversiteit en wat het betekent voor de pedagogiek en didactiek van het hoger beroepsonderwijs. In de komende tijd gaan we dat gezamenlijk onderzoeken, onder meer door best practices te verkennen en van elkaar te leren wat werkt. Studie 1: Studiesucces van ‘late switch’Het onderzoeksrapport bevat een nadere analyse van het switchgedrag van G5-studenten. Onze instellingen kenmerken zich ten opzichte van andere hogescholen door relatief veel externe switchers (en een relatief laag aantal interne switchers). Uit de vorige switchstudie (Zicht op een 2e start, 2014) kwam naar voren dat het percentage externe switchers al jaren hoog en stabiel is. Ongeveer 50% van hen kiest voor voortzetting van de studie bij een andere G5-hogeschool. Het beeld dat studenten vooral kiezen voor een studie in de regio wordt dus bevestigd: Na afbreken van de eerste studie wordt het alternatief vooral gezocht bij een andere grote hogeschool in de Randstad. Uit de eerdere switchstudie kwam tevens naar voren dat een grote groep switcht na een periode van meer dan 1 jaar afwezigheid in het hoger onderwijs. Deze studenten breken hun studie dus langer dan een jaar af en besluiten dan toch weer een voltijdse bacheloropleiding op te pakken.

OmvangGekeken is naar de omvang en ontwikkeling van het aantal ‘late switchers’. In de onderstaande tabel wordt aangegeven om welke aantallen en percentages het gaat.

Cohort N (=100%) aantal late switchers % (van N)2008 42.507 5.473 12,9%2009 46.915 6.791 14,5%2010 47.530 6.972 14,7%2011 47.555 7.561 15,9%2012 47.596 7.542 15,8%2013 53.308 8.896 16,7%

Page 9: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

9

Het gaat om een jaarlijks groeiend aantal studenten: van 5.473 in cohort 2008 naar 8.896 in cohort 2013. Ook procentueel gezien gaat het om een jaarlijks groeiend aandeel binnen de cohorten van 13% in 2008 tot inmiddels bijna 17%. Van deze groep is 85% 1 of 2 jaar gestopt alvorens weer een nieuwe studie op te pakken.

StudiesuccesEr is qua omvang en studiesuccescijfers van de groep ‘late switch’ een interessante vergelijking gemaakt met de clusters “hbo-groot” en “hbo-overig”.

Omvang in % Cohort 2013

Uitval %Cohort 2012

Switch%Cohort 2012

Hoofdfase rendement%Cohort 2008

G5 16,7% 34,8% 7,0% 39,1%Hbo-groot 13,5% 21,9% 9,1% 22,5%Hbo-overig 13,4% 20,1% 7,0% 30,2%

Geconstateerd kan worden dat:• Er bij de G5 relatief meer late switchers zijn (+3%). De G5 biedt vaker dan de overige hbo-

clusters late switchers een tweede (22%) en/of derde kans (44%) op het volgen van een hbo-studie. Dit betekent dus dat deze studenten al twee bekostigingsjaren of een groot gedeelte hiervan hebben verbruikt alvorens zich opnieuw in te schrijven.

• Binnen de G5 de late switchers vaker alsnog uitvallen (+12%). Het uitvalpercentage van late switchers ten opzichte van HO debutanten is 3% hoger.

• Zij relatief minder vaak switchen binnen de G5 (-2%).• Zij relatief een hoger hoofdfaserendement kennen (+17% t.o.v. Hbo-groot). Let wel dat het

hoofdfaserendement van de groep ho-debutanten gemiddeld op 63% ligt voor cohort 2008.

Wanneer bovenstaande bevindingen gecombineerd worden lijkt het beeld te ontstaan dat studenten in de Randstad vaker een tweede of derde poging wagen (mede doordat er een alternatief in de regio is), zij ook vaak weer eerder stoppen, maar als zij het eerste jaar afmaken, zij het binnen de G5, qua rendement relatief goed doen in vergelijking met de andere hbo-clusters.

DoelgroepenQua doelgroepen kwamen er niet zozeer nieuwe inzichten uit deze studie met uitzondering dat het vooral havisten zijn die vertegenwoordigd in de groep late switch met ruim 40%. En in vergelijking met de groep ho-debutanten wordt de groep late switch gekenmerkt door een relatief hoog aandeel niet-westerse allochtonen. Bij de Studiekeuzecheck is het nuttig om met bovenstaande bevindingen rekening te houden en de achtergrond van de instromende studenten scherp in kaart te hebben om de student goed te kunnen adviseren.

Studie 2: een groeiende groep langstudeerdersUit het eerdere onderzoeksrapport over de ontwikkeling van de prestatieafspraken (Monitoring PA: het Randstad-effect) kwam naar voren dat het rendement bij de G5-hogescholen vergelijkbaar is als bij de andere grote hogescholen ondanks dat er relatief meer studenten met een hoger risico-profielinstromen.Datiseengoedeprestatietenoemen.Indetoekomstblijftheteenuitdagingomdie prestatie te handhaven omdat uit die eerdere studie naar voren kwam dat bij de G5-instellingen

Page 10: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

10

steeds iets meer risicostudenten op gebied rendement instromen. Ondanks de beperkte verschillen tussen de G5- en grote hogescholen moeten we constateren dat het rendement daalt. Het doel van de huidige doelgroepenstudie was om meer zicht te krijgen op de kenmerken van de studenten die langer dan 5 jaar over hun studie doen.

Omvang en ontwikkelingDe groep langstudeerders is een groep met een groeiend aantal studenten in absolute en relatieve termen. Van cohort 2003 was na 5 jaar 3.049 studenten langstudeerder (16,4%), van cohort 2009 was dit aantal 5.767 studenten groot (25,7%). Uit de studie blijkt dat de situatie omtrent lang-studeren vergelijkbaar is tussen G5 en hbo groot, conform bevindingen uit het bovengenoemde onderzoek.

Aandeel langstudeerders van groep herinschrijvers naar hbo-cluster (cohorten 2003 – 2008)

Wat kenmerkend is voor het hele hbo, is dat vanaf cohort 2003 de groep langstudeerders geleidelijk groeit en dat de cohorten 2008 en 2009 een sterke stijging hebben van het aantal langstudeerders. Dit wijst mogelijk op focus op kwaliteit en niveau afstuderen in breed hbo.

Voor alle groepen is de kans om langstudeerder te worden, gestegen. Echter de kans om langer dan vijf jaar te studeren is groter bij: a) mannen dan bij vrouwen, b) studenten van niet-westers allochtone afkomst dan bij studenten van andere afkomst, c) havisten dan mbo’ers of vwo’ers, d) studenten aan een economische opleiding dan aan een opleiding in een andere sector.

Tussen de G5-instellingen (in bijlagen van het rapport) zijn er verschillen in het aandeel lang-studeerders. In het kader van de kwalitatieve studie die het G5-onderzoeksteam van plan is komend jaar uit te gaan voeren is het wenselijk om in te zoomen op verschillen in het aandeel langstudeerders tussen opleidingen en te duiden welke interventies werkzaam zijn in het kader van preventie van het aantal langstudeerders en aanpakken om het stuwmeer te reduceren. Hoewel uit de cijfers (tabel 4.2) blijkt dat het aandeel langstudeerders afneemt met elk jaar dat men langer studeert, is wellicht een versnelling mogelijk.

Page 11: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

11

Studie 3: Sociaal Economische Status (SES) en studievoortgang Uit het eerdere onderzoeksrapport over de ontwikkeling van de prestatieafspraken (Monitoring PA: het Randstad-effect) kwam naar voren dat de uitval van voltijds bachelorstudenten bij de G5-hoge- scholen hoger is dan bij de andere grote hogescholen, ook als we corrigeren voor achtergrondken-merken als etniciteit en vooropleiding. Gevraagd is om uit te zoeken of, en in welke mate Sociaal Economische Status (SES) een verklaring kan zijn voor de verschillen in uitval.

De SES-studie heeft van vrijwel alle Nederlandse voltijd hbo-studenten een schatting gemaakt van de inkomenspositie van hun ouders en verzorgers op basis van hun adres aan het einde van hun vooropleiding. Op basis van deze schatting zijn de volgende constateringen gedaan:

• De G5 heeft een relatieve hoge vertegenwoordiging vanuit de hogere inkomensgroepen en een iets hogere vertegenwoordiging vanuit de laagste inkomensgroep.

• Er is geen lineair verband tussen SES en studiesucces. De middenklasse is meer succesvol dan de hoge of lage inkomensgroepen.

• Een deel van de geconstateerde 10% hogere uitval uit de G5 instellingen in het eerste studiejaar is in deze studie geduid:

o 1,7% hangt samen met de samenstelling van de inkomensgroepen in de G5 o Ook bleek dat 1% is te verklaren doordat de G5 een 1% hogere uitval naar het wo heeft.

Deze uitval betreft succesvolle studenten.

Verder is in deze studie gebleken dat het Randstad-effect vooral betrekking heeft op student-beweging binnen het hoger onderwijs. Het aandeel studenten dat zich in hun tweede jaar niet meer inschrijft in het hoger onderwijs is bij de G5 nagenoeg even hoog als bij de grote hoge-scholen. Een deel van deze studenten zal later terugkeren in het hoger onderwijs, bij dezelfde opleiding of als late switcher.

Figuur 2.1 Wat Ho debutanten (geen buitelands diploma) doen direct na afloop van hun eerste jaar hbo.

Page 12: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

12

Studiesucces van ‘late switch’ binnen de G5-hogescholenVervolgstudie op de groep late switchers uit “Zicht op een tweede start”

G5-onderzoeksteam

Page 13: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

13

Managementsamenvatting

Een groep die in de studie “Zicht op een 2e start”1 onderbelicht is gebleven is de groep late switchers, ofwel studenten die langer dan een jaar actief waren in het hoger onderwijs voordat zij naar een andere instelling switchten of die niet direct na hun uitval voor een andere opleiding kozen. Deze groep vormt met zo’n 17% van de totale jaarlijkse instroom bij de G5-instellingen een aanzienlijk aandeel en deze studenten zijn vanuit bekostigingsperspectief dure studenten. Immers, zolang de student geen graad heeft behaald voor de reguliere bacheloropleiding tellen eerder gevolgde jaren mee in het maximum aantal van vier bekostigingsjaren.

De onderzoeksvragen die in deze studie beantwoord worden zijn:• Hoe presteert de groep late switch ten opzichte van de debutanten in het hoger onderwijs

en studenten die direct (intern- of extern) switchten? • Wat zijn de (achtergrond)kenmerken van de groep late switch?

UitvalDe uitvaltrend van late switch van de laatste cohorten is stijgend. Voor cohort 2012 is het percen-tage uitval van late switch verder opgelopen van 30% in 2009 naar bijna 35%. Deze groep is al eerder tijdelijk gestopt en valt dus nu opnieuw uit. In vergelijking met bijvoorbeeld ho-debutanten en interne switchers liggen deze cijfers ook (iets) hoger.

SwitchVan de groep late switchers, switcht na één jaar gemiddeld 6% over de laatste vijf cohorten (2007 t/m 2011) tegenover 10% van de eerste inschrijvers. Er is dus sprake van een relatief laag aandeel switchers na één jaar in vergelijking met ho-debutanten. Gezien de relatief hoge uitvalcijfers van late switch lijkt het er dus op dat zij eerder uitvallen dan dat zij opnieuw van bachelor voltijd oplei-ding switchen.

HoofdfaserendementHet hoofdfaserendement van late switch ligt met gemiddeld 39% fors lager dan het hoofdfaseren-dement van de groep eerste inschrijvers, die een gemiddeld rendement van 63% laten zien. Ten opzichte van late switch bij de andere clusters (hbo-groot en hbo-overig) scoort late switch bij G5 relatief goed.

De trend in hoofdfaserendement is vooral dalende voor ho-debutanten, en doet zich voor bij alle clusters (G5, hbo-groot en hbo-overig). Bij de groep late switch lijkt het hoofdfaserendement zich te stabiliseren tot bijna 40%.

• Wat zijn de (achtergrond)kenmerken van de groep late switch?

1 Februari 2014,“Zicht op een 2e start”, Het externe switchgedrag na 1 jaar van G5-studenten, voor het eerst in kaart gebracht

Page 14: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

14

SectorLate switch is vooral vertegenwoordigd in de sector economie, gemiddeld 41% over cohort 2009 t/m 2013. De trend is echter wel dalende, voor cohort 2013 bedraagt het aandeel 37%. Een opval-lende stijging is te zien bij de sector gezondheidszorg van 9% in 2009 tot 12% in 2013. De sector gedrag en maatschappij laat een groei zien van 17% in 2009 tot 19% in cohort 2013. Verder valt het toenemende aandeel van late switch binnen de sector onderwijs op, 14% voor cohort 2013.

Vooropleiding van late switchMeer dan 40% van de late switch bestaat uit havisten. Ook de groep mbo’ers is met 21% relatief groot en vertoont in de laatste drie cohorten een stijgende lijn in het aandeel. Het aandeel late switch met al een behaalde hbo-propedeuse loopt richting 12%. Verder is het aandeel van vwo’ers met ruim 10% opvallend. Een groep die ook een stijgende lijn laat zien is de groep Overig2.

Geslacht en etniciteit van late switchHet geslacht vertoont over meerdere cohorten (cohort 2011 t/m 2013) een vrij stabiel beeld, er zijn meer mannelijke dan vrouwelijke switchers, de verhouding is grofweg 60-40. Als we vervolgens kijken naar etniciteit dan is er sprake van een jaarlijks stijgend aandeel niet-westerse allochtonen en een stijgend aandeel mannelijke studenten tot inmiddels net iets meer dan de helft (52%) in cohort 2013.

Verblijfsduur in het hoger onderwijsOver de cohorten 2009 t/m 2013 heeft bijna de helft (gemiddeld 46%) van de late switch voor de derde keer een inschrijving. Dit percentage neemt de laatste cohorten wel licht af en bedraagt in cohort 2013 44%. Dit betekent dus dat deze studenten al twee bekostigingsjaren of een groot gedeelte hiervan hebben verbruikt alvorens zich opnieuw in te schrijven. De groep die zich voor de tweede keer inschrijft bedraagt gemiddeld 22%.

2 501 “overig getuigschriften”; 502 “overig buitenlands diploma / Europees baccalaureaat”; 503 “overig beschikking College van Bestuur”; 504 “overig ministeriële beschikking”; 505 “overig toelatingsexamen”; 506 “overig colloquium doctum / vooropl. onderzoek / besch. CvB”

Page 15: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

15

3 Februari 2014,“Zicht op een 2e start”, Het externe switchgedrag na 1 jaar van G5-studenten, voor het eerst in kaart gebracht

1. Inleiding

Tot het verschijnen van het rapport “Zicht op een 2e start”3 van de G5-onderzoeksgroep was er weinig bekend over het switchgedrag van studenten binnen de G5, het studiesucces van switchers en in het bijzonder het studiesucces van switchers met een bindend studieadvies (BSA). De rapportage van 2013 laat onder meer zien dat de helft van de externe switchers binnen de G5 van instelling switcht en de andere helft (tijdelijk) uitvalt. Verder toont de rapportage aan dat de groep studenten met een negatief bindend studieadvies (NBSA) die overstapt naar eenzelfde opleiding bij een andere instelling zeer klein is. Een groep die in deze studie onderbelicht is gebleven is de groep late switchers, ofwel studenten die langer dan een jaar actief waren in het hoger onderwijs voordat zij naar een andere instelling switchten of niet direct na hun uitval voor een andere opleiding kozen. Deze groep vormt een aanzienlijk deel van de totale jaarlijkse instroom bij de G5-instellingen en deze studenten zijn vanuit bekostigingsperspectief dure studenten. Deze rapportage is het tweede project van de G5-onderzoeksagenda 2014-2015.

1.1 Vraagstelling

Het doel van deze studie is om verder in te zoomen op de groep late switchers gezien het relatief grote aandeel in de totale jaarlijkse instroom bij de G5-instellingen. De onderzoeksvragen die beantwoord dienen te worden zijn:• Hoe presteert de groep late switch ten opzichte van de debutanten in het hoger onderwijs en

studenten die direct (intern- of extern) switchten? • Wat zijn de (achtergrond)kenmerken van de groep late switch?

1.2 Afbakening en gehanteerde definities

De focus in deze rapportage ligt op de groep late switchers in onderstaande Tabel 1 G5 cohorten naarinstroomgroepen,diegeïdentificeerdzijnindeeerderuitgevoerdestudie“Zichtopeen 2e start”.

Page 16: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

16

Tabel 1 G5 cohorten naar instroomgroepen

Instroomgroepen2008

(N=48.902)2009

(N=53.649)2010

(N=55.216)2011

(N=54.714)2012

(N=49.827)

1e Inschrijvers (ho-debutanten in T) 58% 57% 54% 54% 58%

Interne NBSA-switch (ho-debutanten in T-1)

3% 3% 3% 3% 4%

Interne switch overig (ho-debutanten in T-1)

3% 3% 3% 3% 2%

Externe G5-NBSA-switch (ho-debutanten in T-1)

2% 2% 2% 2% 3%

Externe G5-switch overig (ho-debutanten in T-1) 2% 2% 2% 2% 2%

Externe switch van buiten G5 (ho-debutanten in T-1) 4% 4% 5% 4% 4%

Instroom overig (incl. neveninschr.) (ho-debutanten T-1) 9% 8% 9% 9% 3%

Instroom late switchers (ho-debutanten in T-2 of eerder) 19% 21% 22% 24% 23%

Indestudie“Zichtopeen2estart”isdegroepInstroomlateswitchersgedefinieerdals:Voltijd bachelorstudenten die instromen in een hbo-opleiding en eerder actief zijn geweest in het hbo, echter niet in het studiejaar voor het huidige studiejaar.

Naar nu blijkt zitten in deze groep echter ook studenten die in T-1 actief waren en die niet in de voor de switchstudie bepaalde groepen met betrekking tot switch in te delen waren, zoals colloquium doctum en associate-degreestudenten.Indezestudiewordthiervoorgecorrigeerdzodateenzuiverderedefinitievan late switch ontstaat.

Om de T-2 instroom nader te onderzoeken is gebruik gemaakt van het 1cijferHO bestand wat verderbewerktisinSPSS.Ditleverteengroeplateswitchopvolgensonderstaandedefinitie: Late switcher: student die ooit is gestart voor een bachelor voltijdopleiding, minimaal één jaar is gestopt en zich vervolgens opnieuw inschrijft voor een andere bachelor voltijdopleiding. Het gebruikte databestand gaat hierbij terug tot 2002. Waarbij opgemerkt dient te worden dat een als late switcher aangemerkte student wel in T-1 als deeltijd of duale student ingeschreven kan zijn geweest bij een ho-instelling.

In deze groep zitten dus niet de interne- en of externe switchers, geen ho-debutanten, feitelijk betreft het dus eigenlijk een subgroep van de groep instroom ‘late switchers’ (ho-debutanten in T-2 of eerder) uit de eerder vermelde tabel 1.

Degebruiktedefinitiesvoorhetstudiesuccesmetbetrekkingtotuitval,switchenrendementzijn gelijkaandedefinitiesdiedoorhetministerievanOCWindeprestatieafsprakenwordengebruikt.De sectorindeling die gebruikt wordt in deze studie is gelijk aan de door DUO-gehanteerde indeling van opleidingen. Deze indeling kan afwijken van de door hogescholen gemaakte opleidingsindelingen naar domeinen, instituten, academies of schools.

Om na te gaan hoe de groep late switch van het cluster van G5-hogescholen presteert wordt enerzijds de vergelijking gemaakt met de groep ho-debutanten (eerste inschrijvers) van de G5.

Page 17: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

17

Anderzijds wordt de groep late switch vergeleken met de groepen late switch van andere clusters van hogescholen, namelijk hbo-groot en hbo-overig. De vergelijking vindt plaats op de gebieden van de prestatieafspraken uitval, switch en rendement.

In de tabellen worden de volgende clusters onderscheiden:1. G5: de zes Randstadhogescholen. Hogeschool Rotterdam, Hogeschool van Amsterdam,

Hogeschool Inholland, Hogeschool Leiden, Haagse Hogeschool en Hogeschool Utrecht2. Hbo-groot: grote niet-G5-hogescholen. Dit zijn de hogescholen met een 20.000+ studenten-

populatie. Hieronder vallen Hogeschool Windesheim, Avans Hogeschool, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en Fontys Hogescholen;

3. Hbo-overig: de kleinere hogescholen zowel binnen als buiten de Randstad.

Bij de vergelijking tussen G5 en andere clusters worden de cijfers per cohort of als een gemiddelde over een aantal cohorten gepresenteerd. Van een aantal tabellen is de ontwikkeling per afzonderlijke G5-instelling ook weergegeven, deze zijn opgenomen in de bijlagen.

1.3 Opbouw rapportage

Hoofdstuk 2 heeft betrekking op het studiesucces van late switch op de gebieden uitval, switch en rendement. In hoofdstuk 3 komen de omvang en ontwikkeling van de groep late switch aan de orde. In hoofdstuk 4 tot slot wordt gekeken naar de (achtergrond)kenmerken van deze groep.

Page 18: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

18

2. Rendementscijfers van late switch

2.1 Uitval van late switch

De gemiddelde uitval van late switchers over de cohorten 2007 t/m 2011 bedraagt 30,1% (Tabel 2). Deze groep is al eerder tijdelijk gestopt en valt dus nu opnieuw uit. In vergelijking tot de andere clusters zoals ho-debutanten is dit percentage vergelijkbaar. Opvallend is dat de groep externe switch (van buiten G5) relatief laag scoort op uitval met 22%. Deze groep doet het dus na geswitcht te zijn relatief goed bij een G5-instelling.

Tabel 2 Gemiddeld uitval uit de instelling (cohort 2007 t/m 2011)Uitval gemiddelde uitval cohort 2007 t/m 2011Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overigDebutanten in het ho 30,2% 19,7% 19,2%Interne switch 29,1% --- ---Externe switch (van binnen G5) 31,7% 28,2% 26,2%Externe switch (van buiten G5) 21,6% 18,3% 18,1%Overige instroom - late switch* 30,1% 21,3% 19,8%Overige instroom - restgroep 36,6% 25,2% 26,0%

*Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt student

De uitvaltrend van de laatste cohorten is stijgend. Voor cohort 2012 is het percentage uitval van late switch verder opgelopen van 30,1%, naar bijna 35%. Ook de andere groepen laten een (lichte) stijging zien (Tabel 3).

Tabel 3 Uitval uit de instelling (cohort 2012)Uitval cohort 2012Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overigDebutanten in het ho 31,2% 19,6% 18,3%Interne switch 31,9% --- ---Externe switch (van binnen G5) 35,3% 26,8% 22,0%Externe switch (van buiten G5) 23,5% 18,2% 18,0%Overige instroom - late switch* 34,8% 21,9% 20,1%Overige instroom - restgroep 38,7% 24,3% 24,9%

*Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt student

2.2 Switch cijfers van late switch

Van de groep late switchers, switcht na één jaar gemiddeld 6% over de laatste 5 cohorten (2007-2011) tegenover 10% van de eerste inschrijvers. Er is dus sprake van een relatief aandeel lage switch na één jaar in vergelijking met bijvoorbeeld ho-debutanten. Aangezien de uitvalcijfers van late switch ook hoger liggen lijkt het er dus op dat late switchers eerder uitvallen dan dat zij opnieuw van bachelor voltijdopleiding gaan switchen.

Page 19: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

19

Tabel 4 Switchcijfers groep late switch (gemiddelde cohort 2007 t/m 2011)Switch Gemiddelde cohort 2007 t/m 2011Instroomgroepen G5 hbo-groot Hbo-overigDebutanten in het ho 9,7% 17,0% 10,5%Interne switch 9,8% --- --- Externe switch (van binnen G5) 7,3% 8,6% 5,0%Externe switch (van buiten G5) 4,0% 11,9% 9,2%Overige instroom - late switch 5,8% 8,0% 5,2%Overige instroom - restgroep 8,2% 12,6% 7,7%

Late switch:hoO-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in H actief als vt-student

Tabel 5 Switchcijfers groep late switch (cohort 2012)Switch Cohort 2012Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overigDebutanten in het ho 11,5% 17,6% 11,0%Interne switch 10,7% --- --- Externe switch (van binnen G5) 9,3% 11,9% 5,8%Externe switch (van buiten G5) 4,9% 13,2% 10,1%Overige instroom - late switch 7,0% 9,1% 7,0%Overige instroom - restgroep 7,1% 15,0% 13,0%

Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt-student

2.3 Rendementscijfers: bachelor behaald, nominaal+1

Als gekeken wordt naar het hoofdfaserendement van late switch, dan valt af te lezen in tabel 6 dat het gemiddelde rendement van deze groep met 43% fors lager ligt dan het hoofdfaserendement van de groep eerste inschrijvers, die een gemiddeld rendement van 63% laten zien. Dit valt enigs-zinsteverklarendoorhetfeitdatvolgensdeDUOdefinitievoordegroepeersteinschrijversgeldtdat zij ook geswitcht mogen zijn binnen de instelling exclusief de uitval na één jaar. Hierdoor is dus niet echt sprake van een zuivere vergelijking maar het geeft wel een goede indicatie. Ten opzichte van de andere hbo-clusters scoort late switch bij G5 nog relatief goed.

Page 20: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

20

Tabel 6 hoofdfaserendement van late switch (gemiddelde cohort 2003 t/m 2007)Hoofdfaserendement Gemiddelde cohort 2003 t/m 2007Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overigDebutanten 63,3% 64,9% 71,3%Interne switch --- --- ---Externe switch (van binnen G5) 48,5% 51,1% 63,7%Externe switch (van buiten G5) 62,1% --- ---Overige instroom - late switch 43,0%* 25,4%* 33,6%*Overige instroom - restgroep 47,2% 23,3% 36,2%

Definities: Hoofdfaserendement: diploma herinschrijvers na 4 jaar (n+1). Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt-student. *Cohort 2004 t/m 2007. --- cijfers niet beschikbaar voor deze groep volgens de gebruikte definitie.

De trend in hoofdfaserendement is vooral dalende voor ho-debutanten, voor alle clusters. Bij de groep late switch lijkt het hoofdfaserendement zich te stabiliseren rond 40% (tabel 7).

Tabel 7 hoofdfaserendement van ‘late switch’, cohort 2008Hoofdfaserendement Cohort 2008Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overigDebutanten 57,9% 61,0% 66,6%Interne switch --- --- --- Externe switch (van binnen G5) 39,7% 48,7% 62,5%Externe switch (van buiten G5) 58,9% --- ---Overige instroom - late switch 39,1% 22,5% 30,2%Overige instroom - restgroep 38,8% 18,3% 8,0%

Definities: Hoofdfaserendement: Diploma herinschrijvers na 4 jaar (n+1). Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt student. --- cijfers niet beschikbaar voor deze groep volgens de gebruikte definitie.

Page 21: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

21

3. Late switch in kaart

In tabel 8 is per instroomcohort het totaal aantal studenten en de aantallen late switch weer-gegeven. Het gaat om een jaarlijks groeiend aantal studenten: van 5.473 in cohort 2008 naar 8.896 in cohort 2013. Ook procentueel gezien gaat het om een jaarlijks groeiend aandeel binnen de cohorten van 13% tot inmiddels bijna 17%.

Tabel 8 Aandeel en aantal ‘late switch’ binnen G5-cohortenCohort N (=100%) aantal late switchers % (van N)2008 42.507 5.473 12,9%2009 46.915 6.791 14,5%2010 47.530 6.972 14,7%2011 47.555 7.561 15,9%2012 47.596 7.542 15,8%2013 53.308 8.896 16,7%

Bron: 1CijferHO, bewerking: G5-ozgroep

3.1 Opbouw G5-instroomcohort 2013

Inonderstaandefiguur1isdesamenstellingvanG5-instroomcohort2013weergegeveninabsoluteaantallen en in percentages. De samenstelling naar de verschillende instroomgroepen van cohort 2013 komt in grote lijnen overeen met die van voorafgaande cohorten: een grote meerderheid, bijna 65%, bestaat uit ho-debutanten, gevolgd door een jaarlijks licht toenemend aandeel late switchers rond de 17 procent, ongeveer 7%‘vroege’ interne switchers en rond de 9% vroege externe switchers (studenten die een jaar na hun ho-debuut van instelling zijn gewisseld, binnen of buiten de G5).

Figuur 1: Samenstelling G5-instroomcohort 2013, Bron: 1CijferHO bestanden G5-hogescholen, bewerking: G5-ozgroep.

Page 22: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

22

3.2 Aandeel late switch binnen de verschillende clusters

Inonderstaandefiguur2ishetaandeellateswitchG5binnendecohortenoverdeperiode2011t/m2013vergelekenmetlateswitchbinnendeanderehboclusters.Uitdefiguurvaltaftelezendatbinnen de G5 de groep late switch relatief gezien het grootst is met bijna 17% in 2013. Dit geldt ook als gekeken wordt naar de absolute aantallen (Cohort 2013: G5, N=8.896, hbo-groot, N=6.577 en hbo-overig, N=3.233).

Figuur 2: Aandeel late switch G5 vergeleken met late switch binnen de andere clusters.

3.3 Pauzejaren van ‘late switch’

Uitonderstaandefiguur3isaftelezendathetgrootstegedeeltevandelateswitch,namelijkmeerdan 60%, na één jaar tijdelijke stop weer terugkeert als voltijd bachelorstudent. Ook de groep die twee jaar niet ingeschreven heeft gestaan is met bijna 25% nog vrij groot. Meer dan 85% van de late switch is dus één of twee jaar gestopt alvorens zich opnieuw in te schrijven voor een bachelor voltijdopleiding. Er is ook nog een redelijk aantal studenten, zeven procent, die drie jaar niet ingeschreven hebben gestaan, alvorens zich opnieuw in te schrijven. Daarna lopen de percentages snel terug.

Page 23: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

23

Figuur 3: Aantal jaren na laatste ho-inschrijving tot huidige inschrijving.

3.4 Verblijfsduur van late switch in hoger onderwijs

Als gekeken wordt naar de verblijfsduur van late switch, dan blijkt in een eerste analyse dat het grootste gedeelte voor de derde keer een inschrijving heeft. Dit geldt voor gemiddeld 46% van de late switch over de cohorten 2009 t/m 2013. Dit percentage neemt de laatste cohorten wel licht af en bedraagt 44% in cohort 2013. De groep die zich voor de tweede keer inschrijft bedraagt gemiddeld 22% en in cohort 2013 21,5%. Over de genoemde periode is het percentage vrij stabiel. Dit betekent dus dat van de groep late switch zo’n 65% al een of twee bekostigingsjaren of een groot gedeelte hiervan heeft verbruikt alvorens zich opnieuw in te schrijven voor een bachelor voltijdopleiding.

Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat in deze groep ook studenten kunnen zitten die in hun tweede jaar ingeschreven staan tot het moment dat zij hun propedeuse behaald hebben of studenten die zich voor 1 februari weer uitschrijven. In een eventuele vervolgstudie kan dieper worden ingegaan op de precieze achtergronden van de verblijfsduur.

Page 24: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

24

4. Achtergrondkenmerken van late switch G5

In dit hoofdstuk wordt verder ingezoomd op de groep late switch G5 aan de hand van onderstaande indeling:

Vooropleiding Belangrijkste sectoren

Etnische afkomst Geslacht

Mbo, havo, vwo, hbo-p, hbo--overig,

wo-p, wo-overig, overig

Gezondheidszorg, gedrag & maatschap-pij, economie onder-

wijs techniek

Autochtoon, niet- westerse allochtoon

Vrouw, man

4.1 Vooropleiding late switch G5 Als gekeken wordt naar de hoogst genoten vooropleiding waarvoor een diploma is behaald dan valt uit figuur3.1.1aftelezendatmeerdan40%vandelateswitchbestaatuithavisten.Ookdegroepmbo’ersis met 21% relatief groot en vertoont in de laatste drie cohorten een stijgende lijn in het aandeel. Het aandeel late switch met al een behaalde propedeuse loopt weer richting 12%, net zoals in 2011.

Figuur 4: vooropleiding late switch uitgesplitst naar de belangrijkste categorieën.

Een groep die ook een stijgende lijn laat zien is de groep overig4. Binnen deze groep zijn het vooral de studenten met een overig buitenlands diploma / Europees baccalaureaat (rond de 70%) en de studenten met een colloquium doctum/vooropl. onderzoek/besch. CvB (rond de 25%) die voor de groei zorgen.

4 501 “overig getuigschriften”; 502 “overig buitenlands diploma / Europees baccalaureaat”; 503 “overig beschikking College van Bestuur”; 504 “overig ministeriële beschikking”; 505 “overig toelatingsexamen”; 506 “overig colloquium doctum / vooropl. onderzoek / besch. CvB”

Page 25: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

25

Als we vervolgens deze cijfers afzetten tegen de aandelen van de hoogst behaalde vooropleiding van de groep eerste inschrijvers dan volgt daar logischerwijs de verklaring uit voor het grote aan-deel mbo’ers en havisten. Opvallend hierbij is dat de groep vwo’ers bij de eerste groep inschrijvers met zo’n 6% relatief klein is terwijl bij de late switch dit aandeel ruim 10% is.

Figuur 5: vooropleiding eerste inschrijvers uitgesplitst naar de belangrijkste categorieën.

4.2 Late switch G5 naar sector

Infiguur6ishetaandeelvanlateswitchbinnendebelangrijkstesectorentezien.Lateswitchis vooral vertegenwoordigd in de sector economie, echter de trend van de laatste cohorten is dalende. Een opvallende stijging is te zien bij de sector gezondheidszorg, van 9% in 2009 tot 12% in 2013. Ook de sector gedrag en maatschappij laat een groei zien, van 17% in 2009 tot 19% in cohort 2013. Verder valt het stijgende aandeel van late switch binnen de sector onderwijs op tot 14% in cohort 2013, zeker als gekeken wordt naar de verdeling van ho-debutanten over de sector onderwijs, dat de laatste cohorten gemiddeld 9% bedraagt.

Page 26: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

26

Figuur 6: ‘late switch’ uitgesplitst naar de belangrijkste sectoren.

Figuur 7: Ho-debutanten uitgesplitst naar de belangrijkste sectoren.

4.3 Late switch G5 naar geslacht

Het geslacht vertoont over meerdere cohorten (cohort 2011 t/m 2013) een vrij stabiel beeld, er zijn meermannelijkedanvrouwelijkeswitchers,deverhoudingisgrofweg60-40.Inonderstaandefiguur8 zijn de aantallen voor cohort 2013 weergegeven.

Page 27: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

27

Figuur 8: Man/vrouw-verhouding van late switch G5 voor cohort 2013.

Dit grotere aandeel mannelijke studenten zien we ook terug bij de andere hbo-clusters. Opvallend is dat bij het cluster hbo-groot het aandeel mannen met 64% (cohort 2013) fors hoger ligt dan bij de G5 en het cluster hbo-overig (tabel 9).

Tabel 9 Man/vrouw-verhouding van late switch cohort 2011 t/m 20132011 2012 2013

M V M V M VG5 57,0% 43,0% 57,0% 43,0% 58,0% 42,0%Hbo-groot 62,0% 38,0% 63,0% 37,0% 64,0% 36,0%Hbo- overig 56,0% 44,0% 56,0% 44,0% 55,0% 45,0%

In bijlage 2 zijn de tabellen voor late switch van de verschillende G5-instellingen opgenomen, in vergelijking tot de groep ho-debutanten.

4.4 Late switch G5 naar etniciteit

Inonderstaandefiguur9isdeetniciteitvandegroepenlateswitcheneersteinschrijversweer-gegeven voor cohort 2013. In vergelijking met de groep eerste inschrijvers wordt de groep late switch gekenmerkt door een relatief hoog aandeel niet-westerse allochtonen van 37%. Deze groep vertoont jaarlijks een groei, zo bedroeg het aandeel in cohort 2009 nog 28% en is dus in een aantal jaar verder toegenomen met bijna 10 procentpunten.

Page 28: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

28

Figuur 9: G5 late switch en 1e inschrijvers uitgesplitst naar etniciteit, cohort 2013.

Binnen dit jaarlijks stijgende aandeel van niet-westerse allochtonen is er ook sprake van een oplo-pend aandeel mannelijke studenten. Voor cohort 2013 is dit inmiddels opgelopen tot iets meer dan de helft, namelijk 52%.

Page 29: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

29

Bijlage 1 Gebruikte definities

In deze rapportage is een aantal analysegroepen samengesteld, zoals eerste inschrijvers zonder enige hoger onderwijservaring (ho-debutanten), interne- en externe switchers en late switch. Voordeverschillendeanalysegroepenwordendevolgendedefinitiesgehanteerd.

Ho-debutanten: Dit is de groep de eerste inschrijvers ho, ofwel alle studenten die eerstejaars ho zijn en zich als voltijd hbo-bachelorstudent hebben ingeschreven. Bij studenten die zowel een hoofd- als neveninschrijving hebben, wordt alleen de hoofdinschrijving meegeteld. Daarnaast is dehoogsteopleidingvoorhethogelijkaandehoogstevooropleiding.DezedefinitieisgelijkaandedoorDUO-gehanteerdedefinitievan1einschrijvers.Hetjaarvaneersteinschrijvinghoishetcohortjaar.

Interne switch: Alle studenten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho voor een andere opleiding aan dezelfde instelling als voltijdstudent hebben ingeschreven als in het cohortjaar, of dezelfde opleiding op dezelfde instelling niet als voltijdstudent voortzetten.

Externe switch (van binnen G5): Alle G5-studenten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho hebben ingeschreven aan een andere G5-instelling als in het cohortjaar.

Externe switch (van buiten G5): Alle studenten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho hebben ingeschreven aan een G5-instelling maar in hun eerste jaar niet bij een G5-instelling ingeschreven stonden.

Overige instroom - late switch: student die ooit is gestart voor een bachelor voltijdopleiding, minimaal één jaar is gestopt en zich vervolgens opnieuw inschrijft voor een andere bachelor voltijdopleiding. Het gebruikte databestand gaat hierbij terug tot 2002. Waarbij opgemerkt dient te worden dat een als late switcher aangemerkte student wel in T-1 als deeltijd of duale student ingeschreven kan zijn geweest bij een ho-instelling.

De gebruikte sectorindeling in deze rapportage is gelijk aan de door DUO-gehanteerde indeling van opleidingen. Deze kan afwijken van de door hogescholen gemaakte opleidingsindelingen (zoals in instituten, academies, schools of domeinen). In het kader van vergelijkbaarheid van studenten-populaties van hogescholen is hiervoor gekozen.

Page 30: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

30

Een groeiende groep langstudeerdersVergelijkende analyse in het kader van de prestatieafspraken op het gebied van rendement na 5 jaar, van cohort 2003 tot en met cohort 2009

G5-onderzoeksteam

Page 31: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

31

Managementsamenvatting

Zicht op de steeds groter wordende groep studenten die langer dan 5 jaar studeertVoor de groep studenten die langer dan nominaal plus één jaar studeert, de zogenaamde lang-studeerders, is al vele jaren aandacht binnen het hoger onderwijs. Door de sterke daling van het rendement is er sprake van hernieuwde aandacht voor deze groep. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de samenstelling van deze groep studenten, én in de ontwikkeling van de omvang van de groep langstudeerders. Dit onderzoek maakt deel uit van de derde onderzoekslijn in de G5-onderzoeksagenda 2014-2015. In deze lijn ‘Jaarlijkse monitoring prestatieafspraken’ wordt gedurende enkele jaren de ontwikke-ling op het gebied van de prestatieafspraken met betrekking tot de studiesucces-indicatoren uitval, switch en rendement gemonitord. In augustus 2015 is het onderzoek geactualiseerd met de gegevens van het 1CijferHO-bestand tot en met cohort 2014.

OnderzoeksvragenIn de analyse zijn drie onderzoeksvragen onderzocht. Deze komen hieronder aan bod inclusief de belangrijkste bevindingen.

1. Hoe groot is de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen, bij de grote niet-G5 hogescholen en bij de overige hogescholen? Welke trends zijn in de ontwikkeling van de groep langstudeer-ders te onderscheiden?

Het aantal langstudeerders stijgt bij alle hogescholen. Bij de G5-hogescholen was 16% van cohort 2003 na 5 jaar nog aan het studeren. Bij cohort

2009 was de groep gegroeid tot 26%. Bij de grote, niet-G5-hogescholen ging het om 17% bij cohort 2003 die is toegenomen tot 24% bij cohort 2009. Bij de overige hogescholen nam de groep langstudeerders toe van 11% bij cohort 2003 tot 17% bij cohort 2009.

Van cohort 2003 tot en met cohort 2007 is de stijging geleidelijk. De cohorten 2008 en 2009 laten een veel sterkere stijging zien. Landelijk is de stijging in deze twee jaren 4,5%.

De G5-hogescholen wijken bij de ontwikkeling van de groep langstudeerders nauwelijks af van de andere onderscheiden clusters van hogescholen.

2. Wat zijn kenmerken van de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen?

Voor alle groepen is de kans om langstudeerder te worden, gestegen. Maar de kans om langer dan 5 jaar te studeren is groter bij: - mannen dan bij vrouwen; - studenten van niet-westerse allochtone afkomst dan bij studenten van andere afkomst; - havisten dan mbo’ers of vwo’ers; - studenten aan een economische opleiding dan aan een opleiding in een andere sector. Naast kans bepaalt de grootte van de groep in het cohort hoe de groep langstudeerders is

samengesteld. Voor de geanalyseerde cohorten bestaat de groep langstudeerders voor het merendeel uit mannen, studenten van autochtone afkomst, havisten en studenten aan een economische opleiding.

Page 32: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

32

3. Wat is de ontwikkeling in het rendement na 6, 7 of 8 jaar studeren bij de G5-hogescholen en de andere hogescholen?

De stijging van het rendement leidt tot evenredige vermindering van de groep langstudeerders. De uitval uit de instelling is na 8 jaar nauwelijks hoger dan na 5 jaar. Voor de cohorten 2003

tot en met 2006 van de grote hogescholen (G5 en niet-G5) is na 8 jaar studeren van de groep langstudeerders nog 20% over. Een jaar langer studeren geeft steeds weer een groep studenten de kans om hun opleiding met een diploma af te ronden.

Page 33: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

33

1. Inleiding

De trendmatige daling van de diplomarendementen in de afgelopen jaren vormt een indicatie voor een groeiende groep studenten die om welke reden dan ook tijdens de studie vertraging oploopt. De oorzaken voor studievertraging zijn divers. Zo kan gedacht worden aan de groeiende groep studenten die switcht van opleiding en daardoor minder kans heeft om een diploma binnen 5 jaar te halen. Maar ook lopen studenten vertraging op die tijdelijk met hun studie stoppen. Zoals studen-ten die gaan ‘zwemmen’ wanneer keuzemogelijkheden worden aangeboden zonder voldoende studieloopbaanbegeleiding1 en studenten die bij terugkomst van een (buitenlandse) stage moeite hebben om hun studie weer op te pakken. Een andere mogelijke verklaring voor de daling van het studiesucces is de groeiende onbalans tussen beschikbare, de feitelijk bestede tijd en benodigde studietijd. Bijbanen naast de studie of andere activiteiten leiden ertoe dat de feitelijk bestede tijd en de geconcentreerdheid op de studie kunnen afnemen2. Terwijl de tijd die studenten nodig heb-ben voor hun studie de laatste jaren is toegenomen door verhoging van het (eind)niveau van de opleidingen. Maar ook de slechtere economische omstandigheden kunnen een factor zijn, waar-door studenten de keuze maken om langer te blijven studeren in plaats van zich aan te bieden op de arbeidsmarkt. Kortom: een zeer diverse verzameling van oorzaken die belemmerend werkt op uitstroom met een diploma.

Voor de groep studenten die langer dan 5 jaar studeert, de zogenaamde langstudeerders, is al vele jaren aandacht binnen het hoger onderwijs. Met het niet doorgaan van de langstudeerboete is de brede belangstelling voor deze groep studenten tijdelijk afgenomen. Echter door de sterke dalingvanhetrendement(volgensdedefinitievandeprestatieafspraak)isnuweersprakevanhernieuwde aandacht. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de samenstelling van deze groep studenten, én in de ontwikkeling van de omvang van de groep langstudeerders.

In 2013 is door de G5-onderzoeksgroep een onderzoek gedaan met de titel ‘het Randstad-effect’. Het onderzoek gaf inzicht in de risico- en succesgroepen voor uitval, switch en studierendement. De verwachting is dat de risicogroepen van switch en rendement grotendeels overeenkomen met de samenstelling van de groep langstudeerders. Dit onderzoek naar langstudeerders maakt deel uit van de derde onderzoekslijn in de G5-onderzoeksagenda 2014-2015 Deze lijn heet ‘Jaarlijkse monitoring prestatieafspraken’ en in deze lijn wordt gedurende enkele jaren de ontwikkeling op het gebied van de prestatieafspraken gemonitord, met betrekking tot de studiesuccesindicatoren uitval, switch en rendement. Dit onderzoek heeft gebruikgemaakt van het 1CijferHO-bestand tot en met cohort 2014.

1.1 Vraagstelling

De onderzoeksvragen van deze studie zijn als volgt geformuleerd:

1. Hoe groot is de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen, bij de grote niet-G5-hogescholen en bij de overige hogescholen? Welke trends zijn in de ontwikkeling van de groep langstudeer-ders te onderscheiden?

1 Onderwijsinspectie, Werken aan een beter rendement, mei 2009, blz. 38.2 v. Asselt, Analyse en mogelijke verklaringen van de dalingen van de studiesuccessen van mbo-ers en havo’ers na 5 jaar

voltijd hbo-studie, januari 2014, blz. 10.

Page 34: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

34

2. Wat zijn kenmerken van de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen?

3. Wat is de ontwikkeling in het rendement na 6, 7 of 8 jaar studeren bij de G5-hogescholen en de andere hogescholen?

Door het in kaart brengen van de groep langstudeerders en de groep studenten die na 5 jaar een diploma heeft behaald, wordt ook de groep studenten die binnen 5 jaar is uitgevallen zichtbaar. In deze studie wordt gerapporteerd op het G5-brede niveau.

1.2 Gehanteerde definities

In deze studie is een aantal analysegroepen gebruikt. Voor deze analysegroepen zijn de volgende definitiesgebruikt:

Ho-debutanten: de groep eerste inschrijvers hoger onderwijs (ho) voor een voltijd bachelor-opleiding. Bij studenten die zowel een hoofd- als neveninschrijving hebben, wordt alleen de hoofdinschrijving meegeteld. Daarnaast is de hoogste opleiding voor het ho gelijk aan de hoogstevooropleiding.DezedefinitieisgelijkaandedoorDUO-gehanteerdedefinitievan eerste inschrijvers. Het jaar van eerste inschrijving ho is het cohortjaar.

Herinschrijvers: alle ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho als voltijdstudent hebben ingeschreven bij dezelfde instelling als voltijdstudent als in het cohortjaar.

Langstudeerders: alle herinschrijvers van de cohorten 2003 tot en met 2009 die na 5 jaar nog geen diploma hebben behaald aan de instelling van hun cohortjaar maar nog wel staan ingeschreven als voltijdstudent bij deze instelling.

Langstudeerders na switch: alle herinschrijvers bij de instelling die na 5 jaar nog geen diploma heb-ben behaald en niet meer staan ingeschreven bij dezelfde opleiding als in het cohortjaar maar nog wel staan ingeschreven bij dezelfde instelling als in het cohortjaar.

Langstudeerders in dezelfde opleiding: alle herinschrijvers bij de instelling die na 5 jaar nog geen diploma hebben behaald maar nog wel staan ingeschreven bij dezelfde opleiding en instelling als in het cohortjaar.

Rendement: is het aandeel herinschrijvers dat binnen de nominale studietijd + één jaar bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt.

Uitvallers uit ho: alle herinschrijvers die na 5 jaar niet meer ingeschreven staan in het ho.

Uitvallers uit instelling: alle herinschrijvers die na 5 jaar niet meer ingeschreven staan bij de instel-ling van eerste inschrijving maar staan ingeschreven bij een andere ho-instelling.

DezedefinitieszijngelijkaandedefinitiesdiedoorhetministerievanOCWindeprestatieafsprakenworden gebruikt. Dit betekent dat de onderzoekspopulatie van deze studie een stuk kleiner is dan de gehele groep studenten op de G5-hogescholen.

Page 35: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

35

De sectorindeling die gebruikt wordt in deze studie is gelijk aan de door DUO-gehanteerde indeling van opleidingen. Deze indeling kan afwijken van de door hogescholen gemaakte opleidings indelingen naar domeinen, instituten, academies en/of schools.

Om na te gaan hoe het cluster van G5-hogescholen presteert ten opzichte van andere hoge-scholen, zijn de G5-ontwikkelingen vergeleken met de volgende clusters:1. Grote niet-G5-hogescholen: dit zijn de hogescholen met de 20.000+ studentenpopulatie te weten

Hogeschool Windesheim, Avans Hogeschool, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en Fontys Hogescholen;

2. Hbo-overig: de kleinere hogescholen zowel binnen als buiten de Randstad.Bij de vergelijking tussen de G5-hogescholen en de andere hbo-clusters worden de cijfers per cohort gepresenteerd.

1.3 Opbouw rapportage

In hoofdstuk 2 komen de omvang en de ontwikkeling van de groep langstudeerders bij de G5-hoge-scholen en de andere hogescholen aan de orde. Hoofdstuk 3 brengt de achtergrondkenmerken van de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen in beeld. Hoofdstuk 4 laat de ontwikkeling van het rendement na 6, 7 en 8 jaar zien van de langstudeerders bij de G5-hogescholen en bij de andere grote hogescholen.

Page 36: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

2. Langstudeerders in kaart

Dit hoofdstuk gaat in op deelvraag 1 en brengt het aantal langstudeerders in kaart. In tabel 2.1 is per instroomcohort aangegeven hoeveel langstudeerders de G5-hogescholen hebben. Daar deze studieuitgaatvandedefinitiesindeprestatieafsprakenisdezegroepbeperktquaaantallen studenten. Alleen de langstudeerders die gestart zijn als ho-debutant in een voltijdopleiding en na 5 jaar nog studeren bij dezelfde instelling als waar zij gestart zijn, zijn als langstudeerder geteld.In de dagelijkse praktijk beschouwen de opleidingen alle studenten als langstudeerder, die langer dan nominaal plus 1 jaar studeren. Dus ook studenten die niet als ho-debutant bij een opleiding zijn gestart maar intern switcher zijn of al bij eerder bij een andere hogeschool hebben gestudeerd, worden geteld als langstudeerder als zij langer dan 5 jaar studeren.

2.1 Omvang groep langstudeerders

De groep langstudeerders is een groep met een groeiend aantal studenten. Van cohort 2003 waren 3.049 studenten na 5 jaar langstudeerder, van cohort 2009 was dit aantal 5.767 studenten groot. Ook procentueel stijgt de groep langstudeerders jaarlijks. In tabel 2.1 is deze ontwikkeling per instroomcohort aangegeven.

Tabel 2.1 Aantal langstudeerders bij G5-hogescholencohort aantal eerstejaars aantal

herinschrijversaantal lang-studeerders

% langstudeerders van herinschrijvers

2003 24.824 18.563 3.049 16,4%2004 26.812 19.501 3.545 18,2%2005 26.371 19.232 3.516 18,3%2006 28.020 19.738 3.911 19,8%2007 29.513 20.479 4.089 20,0%2008 29.790 20.873 4.814 23,1%2009 32.007 22.408 5.767 25,7%

Tabel2.1geefthetbeeldvandegezamenlijkeG5-hogescholen.Infiguur2.1.iseenonderscheidgemaakt naar hbo-cluster te weten de G5-hogescholen, de grote niet-G5-hogescholen en de overi-ge hogescholen.

Figuur 2.1 Aandeel langstudeerders van groep herinschrijvers naar hbo-cluster (cohorten 2003 – 2009)

36

Page 37: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

37

De hogescholen laten allemaal eenzelfde ontwikkeling zien, te weten dat vanaf cohort 2003 de groep langstudeerders geleidelijk groeit en dat de cohorten 2008 en 2009 een sterke stijging hebben van het aantal langstudeerders. Dit hangt waarschijnlijk samen met de vergrote maat-schappelijkeaandachtvoordekwaliteitvanhbo-opleidingenenspecifiekhetafstudeerwerkvanaf2011. De G5-hogescholen en grote hogescholen wijken nauwelijks van elkaar af. De overige hogescholen hebben een kleinere groep langstudeerders dan de grote hogescholen.

Na herinschrijving in het tweede jaar zijn er vanuit het perspectief van een instelling drie mogelijk-heden na 5 jaar studie, te weten:- een student heeft een diploma;- een student is nog ingeschreven bij de opleiding; - een student is uitgevallen. Figuur 2.2. laat dit beeld voor de G5-hogescholen zien.

Figuur 2.2 Aandeel groep afgestudeerden, langstudeerders en uitvallers G5-hogescholen (cohorten 2003 – 2009)

Hetfiguurlaatziendatvanafcohort2003hetaandeelafgestudeerdeningelijkemateafnamals het aantal langstudeerders toenam ten opzichte van cohort 2009. Tegelijkertijd bleef het aandeel uitvallers nagenoeg gelijk. De studenten zijn dus langer over hun studie gaan doen.

Hoe ziet de ontwikkeling van de langstudeerders en het diplomarendement bij de andere grote niet- G5-hogescholen en overige hogescholen eruit? Is daar een vergelijkbare ontwikkeling te zien?Infiguur2.3wordtdezeontwikkelinggetoond.

Page 38: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

38

Figuur 2.3 Aandeel groep afgestudeerden en langstudeerders bij grote niet-G5- hogescholen en hbo-overig (cohorten 2003 – 2009)

Ook bij de overige instellingen is de afname van het rendement waarneembaar terwijl tegelijkertijd eveneens het aandeel langstudeerders toenam.

2.2 Onderverdeling langstudeerders en uitvallers na 5 jaar

De groep studenten die na 5 jaar bij de instelling nog geen diploma heeft, kan worden onderver-deeld in 4 subgroepen:1. Langstudeerders die nog bij hun oorspronkelijke opleiding zitten;2. Langstudeerders die tussentijds van opleiding zijn geswitcht;3. Uitvallers uit het hoger onderwijs;4. Uitvallers uit de instelling.Als de verdeling van deze subgroepen bij de G5-hogescholen wordt vergeleken met de verdeling bij de grote, niet-G5-hogescholen voor cohort 2009, dan blijken de verschillen beperkt.

Figuur 2.4 Verdeling studentpopulatie na 5 jaar studie: cohort 2009 van G5 en andere grote, niet-G5 hogescholen

De verdeling over de verschillende subgroepen komt in grote lijnen overeen met die van vooraf-gaande cohorten.

Page 39: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

39

Figuur 2.1 gaf aan dat in 2009 de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen net groter is dan bij de andere grote, niet-G5 hogescholen te weten 26% versus 24%. De verdeling over de subgroepen is wel verschillend. Bij de G5-hogescholen is de groep langstudeerders die bij dezelfde opleiding is gebleven groter dan bij de andere grote niet-G5 hogescholen (19% versus 13%). Bij de andere grote, niet-G5 hogescholen bestaat een groter deel van de langstudeerders uit studenten die bij of na hun herinschrijving zijn geswitcht van opleiding (11% versus 7%).

Tussen de G5-hogescholen en de grote, niet-G5 hogescholen is nauwelijks verschil in de omvang van de groep uitvallers uit het ho. Er is voor de onderzochte cohorten wel een constant, klein ver-schil in de groep studenten die kiest voor een opleiding bij een andere instelling. De uitvallers van de G5-hogescholen kiezen iets vaker voor een opleiding bij een andere hogeschool (studiewisse-laars). Dit onderscheid is ook geconstateerd in de G5-studie naar de prestatieafspraken3 en wel bij uitval en switch na 1 jaar.

2.3 Conclusies

Dit hoofdstuk levert de volgende inzichten op:• Voor alle hogescholen is het rendement na 5 jaar gedaald tussen cohort 2003 en cohort 2009.

De uitval is vrijwel niet gestegen. Dit heeft dus tot gevolg dat voor alle hogescholen de groep langstudeerders in omvang is toegenomen;

• Van cohort 2003 tot en met cohort 2007 was er een geleidelijke groei van zo’n 1% per jaar van de groep langstudeerders. De cohorten 2008 en 2009 laten een veel sterkere stijging zien. Landelijk is de stijging in deze twee jaren 4,5%;

• Het cluster G5-hogescholen wijkt in de trendmatige ontwikkeling van de groep langstudeerders nauwelijks af van de andere onderscheiden clusters van hogescholen.

3 Het Randstad-effect, monitoring prestatieafspraken 2013, november 2013

Page 40: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

40

3. Achtergrondkenmerken langstudeerders bij G5-hogescholen

Dit hoofdstuk gaat in op deelvraag 2 en brengt de achtergrondkenmerken van de groep lang-studeerders in kaart. In het G5-rapport ‘Monitoring Prestatieafspraken 2013’ zijn risico- en succes-groepen onderscheiden op de indicatoren uitval, switch en rendement. De verwachting is dat de risicogroepen van switch en rendement grotendeels overeenkomen met de samenstelling van de groep langstudeerders. Om tot aanvullende inzichten te komen over de groep langstudeerders zal niet opnieuw worden uitgegaan van de risico- en succesgroepen maar zal op basis van de achter-grondkenmerken gender, afkomst, vooropleiding en sector naar kansen op langstuderen worden gekeken. In de tabellen waarin de verdeling van de groep langstudeerders is aangegeven op basis van dezeachtergrondkenmerkenzijndecohorten2003en2009naastelkaargezet.Uitdefigurenvanhoofdstuk 2 is duidelijk geworden dat de groei van de groep langstudeerders een stijgende lijn is vanaf cohort 2003 naar cohort 2009. In bijlage I is de verdeling van de groep langstudeerders over de overige cohorten opgenomen.

3.1 Gender

Figuur 3.1 geeft aan het aandeel van de heringeschreven mannen en het aandeel van de heringeschreven vrouwen dat na 5 jaar nog studeert aan de instelling van het cohortjaar.

Figuur 3.1 Kans op langstuderen voor mannen en vrouwen (cohort 2003 – 2009)

Van cohort 2003 was 21% van de mannen aan de G5-hogescholen na 5 jaar nog aan het studeren. Voor cohort 2009 is dit percentage opgelopen naar 32%. Ook voor vrouwen is de kans om lang-studeerder te worden in de loop van de jaren toegenomen van 12% in 2003 naar 20% in 2009.

Page 41: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

41

Tabel 3.1 Aandeel mannen en vrouwen in de groep herinschrijvers en langstudeerders (cohort 2003 en 2009)

herinschrijver langstudeerder2003 man 47% 61%

vrouw 53% 39%2009 man 46% 57%

vrouw 54% 43%Tabel 3.1 geeft de verdeling aan van de groep langstudeerders verdeeld naar mannen en vrouwen. Als de groep wordt geanalyseerd dan blijkt dat er in de doorstroom nauwelijks veranderingen zijn opgetreden tussen cohort 2003 en cohort 2009.

Het percentage mannen in de groep langstudeerders is gedaald van 61% naar 57%. Voor een deel wordt dit verklaard door de daling van de groep mannen bij de herinschrijvers. Hoewel de groep vrouwen in de groep langstudeerders is toegenomen, blijft het merendeel van de langstudeerders man. Dit gold voor cohort 2003 en dat geldt voor cohort 2009 ook nog steeds.

3.2 Etnische afkomst Figuur 3.2 geeft aan het aandeel van de herinschrijvers dat na 5 jaar nog studeert, uitgesplitst naar autochtone -, niet-westerse allochtone - en westerse allochtone afkomst.

Figuur 3.2 Kans op langstuderen uitgesplitst naar afkomst (cohort 2003 – 2009)

Uithetfiguur3.2isaftelezendatvooralledriedegroependekansomlangstudeerdertewordenvanaf cohort 2003 is toegenomen. De sterke stijging van cohort 2008 is vooral bij de groep nw- allochtone studenten te zien maar ook voor de groep autochtone studenten zit hier een trendbreuk.

Page 42: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

42

Tabel 3.2 Groep herinschrijvers en langstudeerders van cohort 2003 en 2009 uitgesplitst naar afkomst

herinschrijver langstudeerder2003 autochtoon 70% 60%

westerse allochtoon 10% 10%niet-westerse allochtoon 20% 29%

2009 autochtoon 68% 59%westerse allochtoon 8% 8%niet-westerse allochtoon 24% 33%

Tabel 3.2 laat de verdeling van de groep langstudeerders over deze drie groepen zien. De groep autochtone studenten is de grootste groep bij herinschrijving en is ook de grootste groep binnen de groep langstudeerders. Door hun grote kans om langstudeerder te worden, is de groep nw-allochtone studenten binnen de groep langstudeerders procentueel toegenomen. Van de groep langstudeerders van cohort 2009 is 33% van de groep van nw-allochtone afkomst. Dat is 4% meer dan van de groep langstudeerders van cohort 2003.

3.3 Vooropleiding

Figuur 3.3. geeft voor de instroomcohorten 2003 tot en met cohort 2009 aan hoeveel procent van de herinschrijvers na 5 jaar studie langstudeerder is geworden. De gegevens zijn uitgesplitst naar de vooropleidingen mbo, havo en vwo. Bij de verdeling zijn de categorieën ‘buitenlands diploma’, ‘onbekend’ en ‘overig’ niet meegenomen. Deze groep is gemiddeld 8% van de studentenpopulatie van de onderzochte cohorten.

Page 43: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

43

Figuur 3.3 Kans op langstuderen uitgesplitst naar vooropleiding (cohort 2003 – 2009)

Studenten met een havo-vooropleiding hebben de grootste kans om langstudeerder te worden en deze kans is voor cohort 2009 10% groter dan voor havisten uit cohort 2003. De kansen van mbo’ers om langstudeerder te worden laat eenzelfde ontwikkeling zien tussen de cohorten 2003 en 2009.Ook het aandeel van studenten met een vwo-vooropleiding dat binnen 5 jaar een diploma haalt, is afgenomen. Van cohort 2009 was 14% van de herinschrijvers met een vwo-vooropleiding lang-studeerder.

Tabel 3.3 Groep herinschrijvers en langstudeerders van cohort 2003 en 2009 uitgesplitst naar vooropleiding

herinschrijver langstudeerder2003 mbo 29% 26%

havo 61% 69%vwo 9% 5%

2009 mbo 33% 30%havo 59% 65%vwo 8% 4%

Uit tabel 3.3. blijkt dat studenten met een havo-vooropleiding de grootste groep vormen binnen de groep herinschrijvers. Door hun grote kans om langstudeerder te worden, hebben deze studenten een nog groter aandeel in de groep langstudeerders. Dit geldt zowel voor cohort 2003 als voor cohort 2009.

Page 44: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

44

3.4 Sector opleiding

Figuur 3.4 laat de kans zien om een langstudeerder te worden verdeeld naar de sector van de opleiding. Voor deze verdeling zijn de sectoren onderwijs, techniek, gezondheidszorg, economie en gedrag & maatschappij in de analyse meegenomen. De sectoren taal & kunst en agrarisch zijn buiten beschouwing gelaten, gezien het beperkt aantal studenten in de opleidingen van deze sectoren bij de G5-hogescholen.

De kans van studenten om een langstudeerder te worden is het grootst bij een opleiding in de economische sector. Dit is niet verwonderlijk want de studenten van deze opleidingen zijn ver-houdingsgewijs veelal studenten met een havo-vooropleiding, van het mannelijk geslacht en van niet-westerse allochtone afkomst. Deze groepen hebben een grotere kans dan gemiddeld om langstudeerder te worden.

Figuur 3.4 Kans op langstuderen uitgesplitst naar opleidingssector (cohort 2003 – 2009)

De sector onderwijs is de sector die de grootste stijging in kans op langstudeerder laat zien tussen cohort 2003 en cohort 2009. Studenten van cohort 2003 hadden 13% kans om langstudeerder te worden. Voor cohort 2009 is deze kans opgelopen naar 23%. Alle sectoren laten een stijging zien vanaf cohort 2007.

Page 45: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

45

Tabel 3.4 Groep herinschrijvers en langstudeerders van cohort 2003 en 2009 uitgesplitst naar opleidingssector herinschrijver langstudeerder2003 onderwijs 13% 10%

techniek 21% 25%gezondheidszorg 12% 6%economie 27% 49%gedrag en maatschappij 28% 10%

2009 onderwijs 9% 8%techniek 19% 19%gezondheidszorg 11% 6%economie 36% 55%gedrag en maatschappij 24% 12%

Tabel 3.4 laat zien dat bij de verdeling van de herinschrijvers over de verschillende sectoren voor cohort 2003 de sectoren economie, gedrag & maatschappij en techniek de grootste groepen studenten hebben. Bij de verdeling van de langstudeerders van cohort 2003 hebben de economische opleidingen bijna de helft van de langstudeerders. Het aantal studenten van cohort 2009 dat een economische opleiding volgt, is sterk gestegen. Samen met de grote kans om lang-studeerder te worden, verklaart dit het grote aandeel van studenten van economische opleidingen in de groep langstudeerders van cohort 2009. Opvallend is het beperkte aandeel van de studenten aan de opleidingen in de sector gedrag & maatschappij in de groep langstudeerders ten opzichte van hun aandeel in de groep herinschrijvers.

3.5 Conclusies

Dit hoofdstuk levert de volgende inzichten op:• Uit de analyse van de achtergrondkenmerken blijkt dat voor alle onderscheiden kenmerken

de kans om langstudeerder te worden is toegenomen tussen cohort 2003 en cohort 2009. Grotendeels zijn de risicogroepen voor switch en rendement, zoals onderscheiden in het G5-rapport ‘Monitoring Prestatieafspraken 2013’, terug te vinden in de achtergrondkenmerken die een grote kans geven op langstuderen.

• De samenstelling van de groep herinschrijvers is anders dan van de groep langstudeerders. Dit wordt bepaald door de kansen van verschillende groepen om langstudeerder te worden.

Op basis van verdere analyses van deze verschillende kansen en de nu bekende samenstelling van de groep herinschrijvers tot en met cohort 2014 is het mogelijk om voorspellingen te doen over de samenstelling en omvang van de toekomstige groep langstudeerders.

Page 46: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

46

4 Ontwikkeling in rendement na 6, 7 en 8 jaar

In dit hoofdstuk wordt deelvraag 3 beantwoord. De deelvraag is ‘wat is de ontwikkeling in het rendement na 6, 7 of 8 jaar studeren bij de G5-hogescholen en de andere hogescholen?’In de vorige hoofdstukken is gekeken naar langstudeerders van de cohorten 2003 t/m cohort 2009. Cohort 2009 is het meest recente cohort waarvan de rendementgegevens na 5 jaar bekend zijn. Voor het beantwoorden van deelvraag 3 wordt van deze zelfde cohorten uitgegaan. Dit betekent dat alleen voor cohort 2003 tot en met cohort 2006 de rendementsgegevens na 8 jaar bekend zijn. Voor de daarop volgende cohorten is dit steeds een jaar korter.

4.1 G5-hogescholen: groep langstudeerders na 6, 7 en 8 jaar

Om het beeld te schetsen van de ontwikkeling van het rendement na 6, 7 of 8 jaar studeren is gebruik gemaakt van de gegevens van cohorten 2003 tot en met 2006 en zijn de ontbrekende gegevens van de cohorten 2007 tot en met cohort 2009 geschat op basis van gemiddelde door-stroomgegevens. Dit geeft het volgende beeld bij de G5-hogescholen:

Tabel 4.1 Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij G5-hogescholenCohort 5 jr 6 jr 7 jr 8 jr2003 65,5% 6,3% 71,8% 2,9% 74,7% 1,5% 76,2%2004 64,5% 6,6% 71,1% 2,7% 73,8% 2,0% 75,8%2005 63,7% 6,3% 70,1% 3,6% 73,7% 1,4% 75,1%2006 61,8% 7,5% 69,4% 2,8% 72,2% 1,6% 73,8%2007 60,7% 6,1% 66,8% 3,4% 70,2% 1,6% 71,8%2008 57,9% 7,6% 65,5% 3,1% 68,5% 1,6% 70,2%2009 54,6% 6,7% 61,3% 3,1% 64,4% 1,6% 66,0%

De rode percentages zijn de doorstroomgegevens. Dus het verschil in rendement van cohort 2003 na 6 jaar is 6,3% hoger dan na 5 jaar. De blauw gearceerde gegevens zijn geschat op basis van de gemiddelde doorstroompercentages in de voorgaande cohorten. Deze percentages geven de volgendegrafiek.

Page 47: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

47

Figuur 4.1 Aandeel diploma’s bij G5-hogescholen na 5, 6, 7 en 8 jaar voor cohort 2003-2009

De doorgetrokken lijn geeft de werkelijke rendementswaarden weer. Het gestippelde deel van de lijngeeftdegeschatterendementswaardenweer.Dezegrafiekgeefteengoedinzichtinhoederendementen na de verschillende jaren zich tot elkaar verhouden en in de ontwikkeling van de rendementen.De blauwe lijn geeft het rendement na 5 jaar weer, dit rendement is in de vorige hoofdstukken besproken. Het is opvallend dat de ontwikkeling van het rendement na 6, 7 en 8 jaar eenzelfde trend vertoont als na 5 jaar. Het was mogelijk geweest dat het rendement na 5 jaar daalt maar dat een groter deel van de langstudeerders toch na 6 jaar een diploma haalt. Dit is niet het geval. Ook is het verloop zodanig negatief dat het verschil tussen rendement na 5 jaar en rendement na 6 jaar tussen 2003 en 2008 ‘overbrugd’ is. Zo lag het rendement van cohort 2003 na 5 jaar op 65,5%. Precies ditzelfde rendementspercentage wordt door cohort 2008 gehaald na 6 jaar studie.

Hoe ontwikkelt de groep langstudeerders zich na 5 jaar studeren? Leidt de stijging van het rende-ment ook tot een evenredige daling van de groep langstudeerders? Tabel 4.2 laat de samenstelling van het cohort 2003 zien na 5, 6, 7 en 8 jaar sinds de start van de studie.

Tabel 4.2 G5-hogescholen: aandeel afgestudeerden, langstudeerders en uitgevallen na 5, 6, 7 en 8 jaar cohort 2003 2003 afgestudeerd langstudeerder uitgevallenna 5 jr 65,5% 16,4% 18,1%na 6 jr 71,8% 9,4% 18,7%na 7 jr 74,7% 6,0% 19,4%na 8 jr 76,2% 3,5% 20,3%

Het rendement van cohort 2003 loopt op van 65,5% na 5 jaar studeren tot 76,2% na 8 jaar studeren. De groep langstudeerders daalt navenant mee. Voor de cohorten 2004 t/m 2006 zijn deze percentages nauwelijks anders. De toename van het rendement leidt tot een evenredige daling van de groep langstudeerders.

Page 48: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

48

4.2 Beeld bij de andere hogescholen

In de vorige paragraaf is het beeld geschetst bij de G5-hogescholen. Komt dit beeld overeen met de ontwikkeling bij de andere grote, niet-G5 hogescholen? Grafiek4.2geeftderendementenna5,6,7en8jaarweervoordegrote,nietG5-hogescholen.Dezegrafiekisgebaseerdopdezelfdeaannamesalsgrafiek3.1.ZiebijlageIIvoordeonder-liggende cijfers.

Figuur 4.1 Aandeel diploma’s bij grote, niet-G5-hogescholen na 5, 6, 7 en 8 jaar voor cohort 2003-2009

Net als bij de G5-hogescholen is voor dit cluster hogescholen eenzelfde ontwikkeling te zien in het rendement na 6, 7 en 8 jaar.

Hoe groot is de omvang van de groep langstudeerders na 6, 7 of 8 jaar na de start van de studie? Tabel 4.3 laat de samenstelling van het cohort 2003 zien.

Tabel 4.3 Grote, niet-G5-hogescholen: aandeel afgestudeerden, langstudeerders en uitgevallen studenten na 5, 6, 7 en 8 jaar cohort 2003

2003 afgestudeerd langstudeerder uitgevallenna 5 jr 68,5% 16,8% 14,8%na 6 jr 75,5% 9,8% 14,7%na 7 jr 79,3% 6,2% 14,6%na 8 jr 81,0% 4,0% 15,0%

Ook bij deze groep hogescholen is te zien dat de stijging van het rendement na 8 jaar studeren de groep langstudeerders evenredig kleiner heeft gemaakt en de groep uitvallers nauwelijks heeft vergroot.

InbijlageIIIzijndetabelendegrafiekopgenomenvoorhetclusterhogescholendatbehoorttothbo-overig. Ook dit cluster laat eenzelfde beeld zien.

Page 49: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

49

4.3 Conclusies

Dit hoofdstuk levert de volgende inzichten op:• De stijging van het rendement na 6, 7 en 8 jaar leidt een evenredige verkleining van de groep

langstudeerders. De uitval uit de instelling is na 8 jaar nauwelijks hoger dan na 5 jaar. Een jaar langer studeren geeft steeds weer een groep studenten die met een diploma hun studie afrondt.

• Het is opvallend dat de verhoging van het rendement na een jaar langer studeren door de jaren heen zo stabiel blijft. De verwachting dat de verlaging van rendement na 5 jaar zou worden gecompenseerd door een verhoging van het rendement na 6 jaar, is niet uitgekomen.

Page 50: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

50

Bijlage I groep langstudeerders 2003-2008

Tabel I.1 Aandeel mannen in de groep herinschrijvers en langstudeerders van de cohorten 2003 tot en met 2008 Herinschrijvers G5 man Langstudeerder G5 man2003 47% 61%2004 47% 62%2005 47% 60%2006 46% 58%2007 46% 59%2008 45% 58%2009 46% 57%

Tabel I.2 Groep herinschrijvers en langstudeerders van de cohorten 2003 tot en met 2009 uitgesplitst naar afkomst Herinschrijvers G5 Langstudeerders G5 autoch-

toonw-alloch-

toonnw-alloch-

toonautoch-

toonw-alloch-

toonnw-alloch-

toon2003 70% 10% 20% 60% 10% 29%2004 70% 9% 22% 58% 10% 32%2005 70% 8% 22% 59% 9% 32%2006 69% 8% 23% 56% 10% 34%2007 68% 8% 24% 56% 10% 34%2008 67% 9% 24% 56% 8% 36%2009 68% 8% 24% 59% 8% 33%

Tabel I.3 Groep herinschrijvers en langstudeerders van de cohorten 2003 tot en met 2009 uitgesplitst naar vooropleiding Herinschrijvers G5 Langstudeerders G5 mbo havo vwo mbo havo vwo2003 29% 61% 9% 26% 69% 5%2004 31% 61% 8% 25% 62% 4%2005 33% 59% 8% 27% 62% 4%2006 35% 58% 7% 27% 61% 3%2007 34% 59% 8% 28% 72% 4%2008 33% 60% 8% 31% 65% 4%2009 33% 59% 8% 30% 65% 4%

Page 51: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

51

Tabel I.4 Groep herinschrijvers en langstudeerders van de cohorten 2003 tot en met 2009 uitgesplitst naar sector opleidingherinschrijver 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009onderwijs 13% 12% 12% 12% 11% 10% 9%techniek 22% 20% 21% 19% 19% 19% 19%gezondheidszorg 12% 11% 11% 11% 11% 12% 11%economie 27% 29% 32% 35% 38% 38% 36%gedrag en maatschappij 27% 27% 24% 23% 23% 22% 24%

langstudeerder 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009onderwijs 10% 11% 11% 9% 8% 8% 8%techniek 25% 23% 22% 20% 18% 19% 19%gezondheidszorg 6% 5% 5% 6% 5% 5% 6%economie 49% 52% 51% 54% 57% 56% 55%gedrag en maatschappij 10% 9% 11% 11% 11% 11% 12%

Page 52: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

52

Bijlage II tabel Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij grote, niet-G5 hogescholen

cohort 5 jr 6 jr 7 jr 8 jr2003 68,5% 7,0% 75,5% 3,8% 79,3% 1,8% 81,0%2004 66,8% 7,4% 74,2% 3,7% 77,8% 2,2% 80,0%2005 63,5% 7,9% 71,4% 4,2% 75,6% 1,8% 77,4%2006 62,4% 8,7% 71,2% 3,4% 74,5% 2,2% 76,7%2007 63,3% 7,4% 70,7% 4,3% 75,0% 2,0% 77,0%2008 61,0% 8,6% 69,6% 3,9% 73,4% 2,0% 75,4%2009 58,6% 7,8% 66,5% 3,9% 70,3% 2,0% 72,3%

Page 53: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

53

Bijlage III tabel Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij hbo-overig

cohort 5 jr 6 jr 7 jr 8 jr2003 72,4% 6,2% 78,6% 2,7% 81,3% 1,5% 82,8%2004 71,8% 6,4% 78,3% 2,9% 81,2% 1,8% 82,9%2005 71,3% 6,4% 77,8% 3,3% 81,1% 1,2% 82,3%2006 70,1% 7,2% 77,3% 2,7% 80,0% 1,3% 81,3%2007 70,6% 5,8% 76,4% 3,1% 79,5% 1,4% 81,0%2008 66,9% 7,1% 74,0% 2,9% 77,0% 1,4% 78,4%2009 65,1% 6,5% 71,6% 2,9% 74,5% 1,4% 76,0%

Figuur III.1 Diplomarendement bij hbo-overig na 5, 6, 7 en 8 jaar voor cohort 2003 - 2009

Page 54: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

54

‘Sociaal Economische Status en studievoortgang, een eerste verkenning’Het inkomensniveau van het gezin waar een student in opgroeit heeft enige invloed op studiesucces. Succes in de studie concentreert zich in de middengroepen. Arme en rijke studenten blijven achter.

Een deel van het Randstad-effect in het eerste studiejaar wordt verklaard door het inkomens-niveaus van de ouders.

G5-studenten komen vaker uit gezinnen met hogere inkomens dan studenten van andere hogescholen.

Page 55: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

55

Managementsamenvatting

Sociaal Economische Status en studievoortgangDe onderzoeksgroep G5 signaleerde in een eerdere studie het zogenaamde Randstad-effect: meer uitval en minder intern switchen bij G5-hogescholen dan bij andere hogescholen (in het eerste studiejaar). De oorzaak lijkt de nabijheid van andere hogescholen. Maar wellicht zijn er ook nog andere verklaringen voor dit verschil in uitval en switch. In deze studie wordt de rol van Sociaal Economische Status (SES) belicht voor studiesucces en keuzes die studenten maken in hun stu-dieloopbaan.

SES is een diffuus concept. In deze eerste verkenning is gekozen voor een operationalisatie die onderzoek bij alle studenten mogelijk maakt, helder is, en is gebaseerd op vrij beschikbare gege-vens. Het inkomen van ouders is geschat door een koppeling te maken tussen hun adresgegevens en het gemiddeld inkomen per postcode. Dit maakt het mogelijk een aantal vragen te beantwoor-den maar is ook beperkt. Het betreft namelijk geen exacte, individuele data en slechts één indicator van het concept SES. Het aanschaffen van individuele data via de MicrodataServices van het CBS is waarschijnlijk mogelijk, maar brengt administratie en een prijskaartje met zich mee. Dit onderzoek maakt deel uit van de derde onderzoekslijn in de G5-onderzoeksagenda 2014-2015. In deze lijn ‘Jaarlijkse monitoring prestatieafspraken’ wordt gedurende enkele jaren de ontwikkeling gemonitord op het gebied van de prestatieafspraken voor de studiesucces-indicatoren uitval, switch en rendement.

Onderzoeksvragen1. Hoe verloopt de studievoortgang van studenten uit verschillende SES-groepen bij de G5, bij

grote hogescholen (niet G5) en bij overige hogescholen? • De uitval uit de instelling in het eerste jaar is groter bij de lage én de hoge inkomens. • Switchen binnen de instelling komt vooral voor bij de grote hogescholen (niet G5) en is hier niet gerelateerd aan inkomen. Bij de G5 wordt vaker geswitcht bij de lagere inkomensgroepen en iets vaker bij de hoge inkomens. • G5-studenten gaan na het eerste jaar vaker studeren bij een universiteit dan andere hbo-

studenten. G5-studenten uit gezinnen met hogere inkomens maken vaker deze overstap. • Zowel bij de G5, bij hbo-groot als bij hbo-overig blijkt bij aanvang van het tweede jaar

ongeveer 15,8% van de studenten uitgevallen uit het systeem van hoger onderwijs. Deze uitval is het laagst bij de middengroepen.

• Het afstudeerrendement van herinschrijvers na vijf jaar studie is bij G5 en andere grote hogescholen vrijwel gelijk, maar bij de G5 scoren de lagere inkomensgroepen slechter en de hogere inkomensgroepen beter dan bij hbo-groot.

Page 56: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

56

2. Hoe zijn de verschillende SES-groepen vertegenwoordigd in de populatie van eerstejaars-studenten G5 en andere hogescholen en hoe zien deze groepen er uit?

• G5-studenten zijn ondervertegenwoordigd in de lagere inkomensgroepen en over-vertegenwoordigd in de hoogste en hogere inkomensgroepen, maar ook in de allerlaagste inkomensgroep.

• Mannen uit de lagere inkomensgroepen zijn bij de G5 en hbo-groot ondervertegenwoordigd in de eerstejaars studentenpopulatie. Bij de G5 zijn er bij alle inkomensgroepen (behalve de hoogste) meer vrouwen dan mannen.

• Bij de lagere inkomensgroepen zijn studenten met een mbo-achtergrond sterk over- vertegenwoordigd. Dit effect doet zich sterker voor bij de G5 dan bij de andere hogescholen.

• Studenten uit de lagere inkomensgroepen hebben vaker een niet-westerse achtergrond. Dit effect doet zich vooral voor bij de G5 waar de laagste inkomensgroep voor 90% bestaat uit deze groep terwijl de hoogste inkomensgroep voor 80% bestaat uit autochtonen. Westerse allochtonen zijn bij alle inkomensgroepen ongeveer gelijk vertegenwoordigd.

3. Hoe sterk is de relatie tussen SES en studiesucces? • Uit niet-lineaire logistische regressies blijkt dat de inkomensgroep maar een beperkt deel

van de variantie in de diverse studiesuccesindicatoren verklaart.

4. In hoeverre biedt SES een verklaring voor verschillen in de DUO-indicatoren uitval, switch en rendement tussen de G5, hbo-groot en hbo-overig?

Het Randstad-effect blijkt dan voor een deel samen te hangen met inkomens: • Door de inkomenssamenstelling konden G5-hogescholen in 2012 bijna een procent

meer uitval verwachten, hbo-groot kon juist een half procent minder uitval verwachten. • Een ongeveer half zo groot maar omgekeerd effect is er bij switchen. • Voor het DUO-rendement zijn de inkomens nauwelijks van belang.

Deze eerste verkenning roept ook vervolgvragen op, zowel inhoudelijk als methodologisch. Een voorbeeld is de vraag in hoeverre de instroom bij een instelling een afspiegeling vormt van de diverse inkomensgroepen in de stad of regio.

Page 57: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

57

1. Inleiding

In ‘Monitoring Prestatieafspraken 2013 - Het Randstad-Effect’, een eerdere rapportage van de G5-onderzoeksgroep, werden verschillen in studiesucces tussen G5-hogescholen en andere hogescholen onderzocht en geduid. Er zou sprake zijn van een Randstad-effect: vooral een hogere uitvalenminderinterneswitchersnaafloopvanheteerstestudiejaarbijdeG5-hogescholendan bij andere hbo’s. De redenen voor dit Randstad-effect lijken met name de nabijheid van andere instellingen voor hoger onderwijs. Maar speelt de Sociaal Economische Status (SES) van de ouders of het gezin waarin de student opgroeide ook een rol in studiesucces en de keuzes van studenten in hun studieloopbaan?

HetbegripSESiseendiffuusconcept.Erzijnverschillendedefinitiesinomloop1 waarbij vaak wordt gewezen op:1. Inkomen en/of status van het beroep van de ouders;2. Het opleidingsniveau van de ouders of moeder;3. Sociaal en cultureel kapitaal dat de student van huis uit meekrijgt.

In deze studie kiezen we voor inkomen (zie paragraaf 1.3 voor een motivatie hiervoor). Vaak wordt gesteld dat hbo-studenten uit gezinnen met een lagere SES minder studiesucces behalen. Hierbij zouden meerdere processen een rol kunnen spelen, al was het maar omdat er vaker gewerkt wordt naast de opleiding. Een hoge SES zou juist bevorderlijk zijn voor studie-resultaten.Anderzijds zijn er theorieën die er op wijzen dat SES op het niveau van het hoger onder-wijsweiniginvloedheeftomdatdestudentaldoormeerdereselectiefiltersinhetonderwijssysteemheen is gekomen2. Los van de invloed van SES op studiesucces wordt vaak gedacht dat er in de Randstad vaker sprake is van hbo-studenten uit gezinnen met een lage(re) SES.

Een grote metastudie van John Hattie3 ziet een beperkte relatie tussen SES en studiesucces. Factoren die te maken hebben met onderwijs zelf (processen in de collegezaal, klas of werkgroep) blijken in deze metastudies belangrijker voor studiesucces.

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verwerven in de rol van SES in de studievoortgang van hbo-studenten in de G5-hogescholen en daarbuiten. Dit onderzoek maakt deel uit van ‘Jaarlijkse monitoring prestatieafspraken’, de derde onderzoekslijn in de G5-onderzoeksagenda 2014-2015. In deze lijn worden gedurende enkele jaren de ontwikkelingen gemonitord op het gebied van de prestatie- afspraken voor de studiesucces-indicatoren uitval, switch en rendement.

De gebruikte literatuur is genummerd. De bijbehorende bronvermeldingen zijn te vinden in het laatste hoofdstuk.

Page 58: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

58

1.1 Vraagstelling

De onderzoeksvragen van deze studie zijn als volgt geformuleerd:

1. Hoe verloopt de studie van studenten uit de diverse SES-groepen bij de G5 en bij andere hoge-scholen (hbo-groot en hbo-overig)?

2. Hoe zijn de verschillende SES-groepen vertegenwoordigd bij de G5 en andere hogescholen en hoe zien deze groepen er uit?

3. Hoe sterk is de relatie tussen SES en studiesucces?

4. In hoeverre biedt SES een verklaring voor verschillen in uitval, switch en rendement tussen de G5, hbo-groot en hbo-overig?

1.2 Gehanteerde definities

Indezestudieiseenaantalgroepengedefinieerd.Voordezeanalysegroepenzijndevolgendedefinitiesgebruikt:

Ho-debutanten: de groep eerste inschrijvers in het hoger onderwijs voor een voltijd bachelors- opleiding. Bij studenten die zowel een hoofd- als neveninschrijving hebben, wordt alleen dehoofdinschrijvingmeegeteld.DezedefinitieisgelijkaandedoorDUO-gehanteerdedefinitie van eerste inschrijvers. Het jaar van eerste inschrijving ho is het cohortjaar.

Uitvallers uit de instelling (totaal): Ho-debutanten die na hun eerste jaar niet meer ingeschreven staan bij de instelling van eerste inschrijving.

Herinschrijvers: alle ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho als voltijdstudent hebben ingeschreven bij dezelfde instelling als in het cohortjaar.

Rendement: Rendement is het aandeel van de herinschrijvers dat in de nominale studietijd + één jaar (n +1) bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt.

Interne switchers: Ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho weer als voltijdstudent in hebben geschreven bij de instelling van eerste inschrijving, maar bij een andere (hoofd)opleiding.

BovenstaandedefinitieszijngelijkaandedefinitiesdiedoorhetministerievanOCWindeprestatie- afspraken worden gebruikt. Dit betekent dat de onderzoekspopulatie van deze studie een stuk kleiner is dan de gehele groep studenten op de G5-hogescholen. In deze studie worden verder gebruikt:

Uitvallers uit ho: Ho-debutanten die na hun eerste jaar ten minste één jaar niet meer ingeschreven staan in het HO. Sommigen zullen ooit verder gaan met een studie.

Uitval naar wo: Ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijfjaar HO inschrijven bij een universiteit.

Page 59: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

59

Door met opleiding: Ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijfjaar HO inschrijven bij dezelfde instelling en opleiding.

Inkomensgroep (als proxy voor SES): Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de wijk (vier cijfer postcode) waar de student woonde gedurende zijn opleiding die voorafging aan de studie in het ho bepaalt de inkomensgroep waarin een student wordt ingedeeld (dit is in de regel het ouderlijk huis).

Inkomensgroep 1: <15000Inkomensgroep 2: 15.000 tot 17.500Inkomensgroep 3: 17.500 tot 20.000Inkomensgroep 4: 20.000 tot 22.500Inkomensgroep 5: 22.500 tot 25.000Inkomensgroep 6: 25.000 tot 27.500Inkomensgroep 7: 27.000 tot 30.000Inkomensgroep 8: >=30.000

Het gemiddeld inkomen per hoofd in een wijk is vastgesteld door het CBS op basis van het persoonlijk inkomen van alle personen in de wijk. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:- inkomen uit arbeid;- inkomen uit eigen onderneming;- uitkering inkomensverzekeringen;- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).

Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon. De genoemde bedragen zijn afgerond op duizendtallen met één cijfer achter de komma, dus bijvoorbeeld een waarde van 14,9 moet worden gelezen als 14,9 duizend euro. De waarde is vermeld bij minimaal 200 inwoners per buurt.

Clusters van hogescholen. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende drie clusters:• G5: Haagse Hogeschool, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Leiden, Hogeschool Rotter-

dam, Hogeschool Utrecht, Hogeschool Inholland. • Hbo-groot: Hogeschool Windesheim, Avans Hogeschool, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool

Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Fontys Hogescholen.• Hbo-overig: dit zijn de overige, kleinere hogescholen in of buiten de Randstad.

1.3 Verdere toelichting van het begrip SES

In de inleiding werd aangegeven dat SES een diffuus concept is met de volgende aspecten:1. De inkomenssituatie en/of de status van het beroep van de ouders;2. Het opleidingsniveau van de ouders of moeder;3. Het sociaal en cultureel kapitaal dat de student van huis uit meekrijgt.

Page 60: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

60

Voorbeeld van cultureel kapitaal is de vraag of de student de mores in het hoger onderwijs begrijpt, zich er thuis voelt en studeren (en werk) op het niveau van hoger onderwijs heel normaal vindt. Sociaal kapitaal betreft vooral relevante sociale netwerken, bijvoorbeeld voor het vinden van een stageplaats of het verkrijgen van een beroepsbeeld.

Gegevens over het derde aspect, dat gebaseerd is op de analyse van de rol van sociaal en cultureel kapitaal in sociale reproductiesystemen die Bordieu4 beschrijft, is voor deze studie niet beschikbaar. Omdat dit ook bij andere studies vaak het geval is, wordt in onderzoek naar SES en hoger onderwijs in de regel gekozen voor de eerste en/of tweede factor5.

In het primair onderwijs (po) wordt van elke leerling vastgesteld of er sprake is van een laag opleidingsniveau van de ouders, zoals bij de zogenaamde ‘gewichtenleerling’. Het ministerie stelt aan de hand van het aantal gewichtenleerlingen vast welke cito-score van een po-school te verwachten valt. Deze waarde wordt afgezet tegen de gerealiseerde cito-scores om de kwaliteit van een school te beoordelen. Deze gegevens van alle po-scholen zijn openbaar beschikbaar op een website6. Het opleidingsniveau van de ouders komt ook in verschillende studies naar studiesucces in het hoger onderwijs naar voren. Van onze studenten is het opleidingsniveau van de ouders niet (vrij) beschikbaar. Ook gegevens over inkomens zijn niet (vrij) beschikbaar.

In de studentenmonitor (www.studentenmonitor.nl) is studenten gevraagd naar inkomen, beroep, opleiding en status van de ouders, maar dit betreft een steekproef. Deze studie wil bij voorkeur inzicht geven in verschillen tussen G5 en andere instellingen op basis van gegevens over álle hbo-studenten (dus geen steekproef). Onze eigen ervaring met studentvragenlijsten is verder dat studenten vragen over bijvoorbeeld inkomen van ouders beperkt in kunnen of willen vullen.

Gelukkig zijn er wel bronnen die een schatting van de SES per student mogelijk maken via koppeling met het adres van de student tijdens de vooropleiding. Het gaat om drie bestanden:1. Gegevens van het CBS met het inkomen per wijk. Dit is om te rekenen naar het inkomen per

postcodegebied (vier cijfers);2. Een bestand van het SCP met een SES-score per postcode (vier cijfers). Deze SES-indicator

is samengesteld uit meerdere variabelen (het gemiddelde inkomen in een wijk, het percentage mensen met een laag inkomen, het percentage laag opgeleiden en het percentage mensen dat niet werkt);

3. Een bestand van RIGO dat de basis vormt van de ‘leefbaarometer’ (www.leefbaarometer.nl). De leefbaarometer geeft van elke postcode (vier cijfers) de zogenaamde leefbaarheid weer, dit is een samengestelde indicator die beleidsinformatie geeft over de situatie van alle wijken (postcodes) in Nederland. Deze indicator zelf is niet geschikt omdat er ook gegevens inzitten over bijvoorbeeld voorzieningen en winkels in de buurt. Er is wel een samengestelde deelindicator over de inwoners van de wijken.

Page 61: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

61

Deze bestanden (bij de leefbaarometer is het deelbestand over inwoners genomen) kennen een middelmatige tot hoge onderlinge correlatie die steeds hoger is dan 0,6.

Professor Dronkers concludeert in een diepgaande methodologische internetdiscussie dat het gebruik van samengestelde indicatoren vaak problematisch is7, waardoor bestand twee en drie wegvallen. Dan blijven alleen de gemiddelde inkomensgegevens per postcode van het CBS over als eenduidige en heldere indicator voor SES. We hebben de beschikking over de postcode van studenten in het laatste jaar van hun vooropleiding. In de regel is dit de postcode van het gezin waarin zij opgroeiden. Door deze postcode te koppelen aan het gemiddelde inkomen in het betref-fende postcodegebied uit het CBS-bestand ontstaat een schatting van het inkomen van het gezin waarin de student opgroeide. We benadrukken dat het gaat om schatting van het inkomen, niet het exacte gezinsinkomen.

Het is aantrekkelijk om op een vergelijkbare manier te werken met opleidingsniveau. Er zijn helaas geen gegevens beschikbaar over het gemiddelde opleidingsniveau naar postcode (alleen het per-centage laag opgeleiden wordt per postcode bijgehouden). Individuele gegevens over inkomen en opleiding van ouders van hbo-studenten zijn hoogst waarschijnlijk bij het CBS aanwezig in de vorm van zogenoemde ‘microdata’, maar dit is kostbaar voor een explorerende studie en brengt een administratieve workload met zich mee. Hiervoor is bij deze verkennende studie niet gekozen. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de implicaties van de keuze voor inkomen en voor post-codekoppeling.

Page 62: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

62

2. Studieresultaten in kaart: G5, hbo-groot, hbo-overig

Indezestudiewordentweefigurenalsbasisgebruikt.Indeeerstefiguur(Figuur2.1)zienwewathbo-eerstejaars direct na hun eerste jaar doen. Dit betreft de ho-debutanten van cohorten 2009 tot en met 2012. Van deze studenten is bekend bij welk hbo-cluster ze studeren. Ze studeren bij een G5-instelling, een grote hbo-instelling met meer dan 20.000 studenten (niet G5) of bij overige hbo-instellingen.Bijdedefinitievandezehbo-clusterssluitenweaanbijeerdereG5-rapporten:• G5: Haagse Hogeschool, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Leiden, Hogeschool Rotter-

dam Hogeschool Utrecht, Hogeschool Inholland. • Hbo-groot: Hogeschool Windesheim, Avans Hogeschool, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool

Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Fontys Hogescholen.• Hbo-overig: dit zijn de kleinere hogescholen in of buiten de randstad

Figuur2.1Watho-debutanten(geenbuitenlandsdiploma)doendirectnaafloopvanhuneerstejaarhbo.

In deze studie zijn studenten met een buitenlands diploma als vooropleiding uitgesloten. Van deze studenten is in principe geen postcode beschikbaar waarmee hun inkomensgroep kan worden geschat. Het is mogelijk dat er hierdoor kleine verschillen ontstaan met gegevens die alle studenten betreffen.

Page 63: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

63

Infiguur2.1gaathetomdevolgendeaantallenstudenten.Cohort 2009-2012 G5 Hbo-groot Hbo-overig NederlandHo-debutanten (geen buitenlands diploma) 119335 115016 58169 292520

Infiguur2.1isdeuitvaluitdeinstelling(totaal)uitgesplitstnaaruitvaluithethogeronderwijs, uitval naar universiteiten (wo), en uitval uit de instelling. Het Randstad-effect is duidelijk te zien: waar studenten in hbo-groot vooral intern switchen, verruilen G5-studenten vaker van instelling. Grofweg 84% (100-16%) van de studenten gaat verder met een opleiding in het hoger onderwijs. Dit cijfer is bij alle hbo-clusters hetzelfde. G5-studenten gebruiken hun hbo-propedeuse vaker als springplank naar het wo. Studenten van de G5 gaan minder vaak verder met de opleiding waarmee ze starten. Het beeld ontstaat dat G5-studenten in hun eerste jaar vooral meer bewegen.

Figuur 2.2. Het afstudeerrendement van herinschrijvers in n+1 (vijf) jaren inschrijving, studenten zonder buitenlandse vooropleiding.

Figuur2.2betreftdestudiesuccesindicatorafstudeerrendementvolgensdeDUO-definitie. Hiervoor zijn ho-debutanten van cohort 2006-2008 geselecteerd die herinschrijver zijn en geen buitenlands diploma als vooropleiding hebben. Het gaat hierbij om de volgende aantallen studenten.

Cohort 2006-2008 G5 Hbo-groot Hbo-overig NederlandHo-debutanten (geen buitenlands diploma) 83445 76474 43983 203902Herinschrijvers (geen buitenlands diploma) 58739 60841 35018 154598

ErblijkenweinigverschilleninrendementtussenG5enhbo-groot(ziefiguur2.2). Studenten bij hbo-overig studeren vaker (tijdig) af.

Page 64: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

64

3. Studieresultaten en SES bij G5, hbo-groot, hbo-overig

Indithoofdstukwordendebasisfigurenuithetvorigehoofdstukperinkomensgroepweergegeven.Figuur 3.1 tot en met 3.3 zijn bedoeld als overzicht van de situatie van studenten direct na het eer-stejaarperinkomensgroepindeG5(figuur3.1),bijhbo-groot(figuur3.2)enbijhbo-overig(figuur3.3).Hiernawordendezefigurenindetailbesproken.Alslaatstewordthetafstudeerrendementnaar inkomensgroep bekeken.

3.1 Studieresultaten in het eerste jaar naar inkomensgroepDe acht inkomensgroepen zijn vastgesteld door een schatting van het inkomen van het gezin waar de student uit komt. Deze schatting is gemaakt door de postcode van de student in het laatste jaar van zijn vooropleiding (in de regel de postcode van zijn ouderlijk huis) te koppelen aan het gemid-deldinkomenperhoofdvandebevolkinginzijnpostcodegebied(ziedefinitiesinhoofdstuk1).Niet van alle studenten (ho-debutanten zonder buitenlandse vooropleiding) is een postcode of het gemiddelde inkomen in de postcode bekend. Van ongeveer 93% van de studenten is een schatting van de inkomensgroep wel mogelijk. Het gaat bij de resultaten van het eerste jaar om de volgende aantallen studenten (de studenten met een gekoppelde inkomensschatting).

Cohort 2009-2012 G5 hbo-groot hbo-overig NederlandHo-debutant zonder buitenlands diploma 119335 115016 58169 292520Idem met gekoppelde inkomensschatting 111365 106855 52653 270873

Het aantal studenten per inkomensgroep bedraagt:Cohort 2009-2012

IG 1 IG 2 IG 3 IG 4 IG 5 IG 6 IG 7 IG 8 totaal

G5 2118 5077 11752 30939 34283 16202 5566 5428 111365Hbo-groot 373 5538 27744 41758 20876 7609 1894 1063 106855Hbo-overig 377 3529 11974 19345 11025 3886 1277 1240 52653

Page 65: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

65

Figuur3.1.Watho-debutantenG5diectnaafloopvanhuneerstestudiejaardoen per inkomensgroep (IG)

Figuur3.2.Watho-debutantenhbo-grootdirectnaafloopvanhuneerstestudiejaardoen per inkomensgroep (IG)

Page 66: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

66

Figuur3.3.Watho-debutantenhbo-overigdirectnaafloopvanhuneerstestudiejaardoen per inkomensgroep (IG)

Het cluster dat het meest vergelijkbaar is met de G5 is hbo-groot. Verder blijkt dat er bij hbo-overig, om redenen die ons niet bekend zijn, dusdanig grote verschillen in studiesucces tussen studenten mét en studenten zónder postcode zijn dat het beeld van het hele cluster vertekend wordt (nietweergegeveninfiguren,effectweltezienbijfiguur3.8).Wehebbenbeslotenomde gegevens van het cluster hbo-overig daarom verder in grijs weer te geven.

Inderestvandithoofdstukwordenfiguur3.1t/m3.3perstudiesuccesindicatorbelicht en komt het rendement aan bod.

Aansluitend op eerdere studies van de G5-onderzoeksgroep, met name ‘Monitoring prestatie- afspraken 2013 – Het Randstad-Effect’, wordt eerst ingezoomd op de totale uitval uit de instelling. Infiguur3.4zienwedeuitvaluitdeinstelling(totaal)naarinkomensgroepenhbo-cluster.

Page 67: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

67

Figuur3.4.Totaleuitvaluitinstellingdirectnaafloopvanheteerstejaarnaarinkomensgroep(IG)

De stelling dat een lage SES leidt tot problemen met studieuitval, terwijl een hoge SES juist leidt tot een hoger studiesucces blijkt niet te kloppen. Juist de middengroepen kennen de minste totale uitval uit de instelling. Opvallend is dat het verschil in totale uitval tussen G5 en hbo-groot bij inko-mensgroepen 2 t/m 4 het grootst is.

Figuur3.5.interneswitchdirectnaafloopvanheteerstejaarnaarinkomensgroep(IG)

Page 68: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

68

De interne switch die vooral optreedt bij het cluster hbo-groot blijkt bij dit cluster, met uitzondering van de hele kleine groep met het laagste inkomen, niet gerelateerd aan de inkomensgroep. Bij de G5 is bij inkomensgroepen1en2meersprakevaninternswitchen.Deoverzichtsfiguren3.1–3.3latenziendattotale uitval en switch maar een deel van het verhaal vertellen. Wanneer we kijken naar het percentage vandestudentendatnaheteerstejaardoorgaatmethunopleiding(figuur3.6),blijkenhetweerdemiddengroepen die het best presteren. Is studiesucces vooral iets voor de middengroepen? De redenen hiervoor weten we niet. Kennen de lage en hoge inkomensgroepen ieder hun eigen krachten die zorgen voor een verlaagd studiesucces?

Figuur3.6.Herinschrijvingnaafloopvaneerstejaarbijzelfdeopleidingeninstelling naar inkomensgroep (IG).

Eénvanderedenenvooruitvalisdoorstroomnaarhetwo(ziefiguur3.7).Hetbetreftsuccesvollestudenten die uitvallen om hun ambities waar te kunnen maken. Dit lijkt vaker bij G5-studenten het geval en bij deze studenten in hogere mate voor de hoogste inkomensgroep en in mindere mate voor de inkomensgroepen 1 en 2.

Page 69: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

69

Figuur3.7.Uitvaluithbonaaruniversiteitdirectnaafloopvaneerstejaar,naarinkomensgroep(IG).

Alslaatstebekijkenwedeuitvaluithetho(ziefiguur3.8).Erresteertookzonderdesuccesvolleuitvallers naar het wo (zij vallen immers niet uit het systeem van hoger onderwijs) een effect waarin studiesucces in hogere mate voor de middengroepen bereikbaar is dan voor de lagere en hogere inkomensgroepen.Indezegrafiekisookgoedtezienwaaromwehebbengekozenomdegegevensvanhbo-overiginhetgrijsweertegeven.Alsweallestudentennemen(zoalsinfiguur2.1)isdeuitval uit het hoger onderwijs gelijk voor alle soorten hbo. Wanneer alleen de studenten worden meegenomendiegekoppeldkondenwordenaaninkomensgegevens(zoalsinfiguur3.8)ontstaatbij het cluster hbo-overig een ander, veel optimistischer beeld.

Page 70: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

70

Figuur3.8.Uitvaluithethogeronderwijsdirectnaafloopvanheteerstejaarnaarinkomensgroep(IG).

3.2 Afstudeerrendement naar inkomensgroep

Infiguur3.9komthetrendementvolgensdeDUO-definitieaanbod.Hetgaatomhetafstudeerren-dement van herinschrijvers (zonder buitenlands diploma) die met hun ho-studie in het hbo starten in 2006, 2007 en 2008 en waarvan een koppeling met de postcode leidt tot een vaststelling van de inkomensgroep. Het gaat om de volgende aantallen studenten:

Cohort 2006-2008 G5 Hbo-groot Hbo-overig NederlandHo-debutant met gekoppelde inkomensschatting 76262 70247 37945 184454Herinschrijver met gekoppelde inkomensschatting 54041 56583 30764 141388

Page 71: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

71

Figuur3.9.Rendementherinschrijvers(definitieduo)naarinkomensgroep(IG)

Infiguur3.9zienwedatdemiddengroepenookophetgebiedvanafstudeerrendementbeterpresteren.Bij de lagere inkomensgroepen doet de G5 het minder goed dan de grote hbo’s, bij inkomensgroepen 5, 6 en 8 doet de G5 het juist wat beter.

De G5-hogescholen hebben relatief weinig herinschrijvers omdat het aandeel switchers in/na het eerstejaar(diebijnaperdefinitieenigestudievertraginghebbenopgelopen)lagerisdanbijdegrote hogescholen en de uitval in/na het eerste jaar juist hoger.

Rendementenvanafdestartvandeopleiding(ziefiguur3.10),dushetbinnenvijfjaarafstuderenvan ho-debutanten binnen de instelling van eerste inschrijving, vallen ongunstiger uit voor de G5 omdat hier veel vaker sprake is van uitval uit de instelling na het eerste jaar (Randstad-effect).

Page 72: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

72

Figuur 3.10. Afstuderen van ho-debutanten bij de instelling van eerste inschrijving binnen 5 jaar na eerste inschrijving.

Alle studiesuccesgegevens van dit hoofdstuk zijn ook berekend met de indicator Sociaal Economische Status van het SCP in plaats van inkomen per hoofd van de bevolking (voor toelichting van deze indica-toren zie paragraaf 1.3). Dan blijkt dat alle figuren vergelijkbaar zijn. De enige afwijking betreft een iets kleiner verschil in het studiesucces tussen de middengroepen en de hogere inkomens/SES-groepen.Bij het SCP krijgen rijke wijken met relatief veel inwoners met een lagere opleiding een minder hoge score dan wat op basis van alleen het inkomen valt te verwachten. Helaas kunnen we de relatie tussen opleiding van ouders en studiesucces niet op dezelfde wijze in kaart brengen als bij inkomen. Er zijn immers geen gegevens van opleidingsniveau per wijk beschikbaar.

Page 73: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

73

4. Inkomensniveaus bij G5, hbo-groot, hbo-overig

Dit hoofdstuk geeft meer inzicht in de verdeling van de inkomensgroepen bij de hbo-clusters. Hiermee kan de vraag beantwoord worden of er bij de G5 sprake is van meer studenten uit lagere inkomensgroepen. Als tweede geeft dit hoofdstuk inzicht in de samenstelling van de diverse inkomensgroepen. Zijn er relaties tussen inkomensgroepen en andere variabelen die het studie-succes kunnen beïnvloeden?

4.1 Verdeling van de inkomensgroepen bij de hbo-clusters

De vraag naar eventuele verschillen tussen de inkomensverdeling bij G5 en andere hbo-clusters wordtbeantwoordingrafiek4.1entabel4.1.

Infiguur4.1isopdex-ashetaandeelho-debutantentezienwaarvanhetinkomenvanhunoudersvalt in de betreffende inkomensgroep. Het betreft weer de eerstejaars ho-debutanten zonder buiten-lands diploma en met gekoppelde inkomensschatting van cohort 2009-2012.

Grafiek4.1.Percentagevanhetaantalstudentenmetoudersmeteengeschatinkomenineeninkomensgroep per hbo-cluster (X-as is inkomensgroep)

In tabel 4.1 zijn de corresponderende aantallen studenten per inkomensgroep in de hbo-clusters nogmaals te zien.Cohort 2009-2012 IG 1 IG 2 IG 3 IG 4 IG 5 IG 6 IG 7 IG 8 totaal

G5 2118 5077 11752 30939 34283 16202 5566 5428 111365Hbo-groot 373 5538 27744 41758 20876 7609 1894 1063 106855Hbo-overig 377 3529 11974 19345 11025 3886 1277 1240 52653

Tabel 4.1. Ho-debutanten met gekoppeld inkomen per inkomensgroep naar cluster hogescholen.

Page 74: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

74

Uitfiguurentabel4.1blijktdatoudersvanG5-studentenveelvakerininkomensgroep5enhogervertegenwoordigd zijn, dus in de hogere (midden-)inkomens, en veel minder in groep 3 en 4. De enige uitzondering is dat er ongeveer 1.5% meer G5-studenten zijn met ouders in de allerlaagste inkomensgroep (groep 1) dan bij hbo-groot.

HetgemiddeldinkomenperhoofdindewijkenvanG5-studentenblijktooksignificanthogerbijG5-studenten dan bij hbo-groot of hbo-overig. De gedachte dat G5-hogescholen veel meer studen-ten hebben met een lager inkomen lijkt (met uitzondering van een beperkte groep met het laagste inkomen) niet te kloppen.

4.2 Beschrijving van de inkomensgroepen

Om meer inzicht te krijgen in de samenstelling van de verschillende inkomensgroepen worden de inkomensgroepen in de hbo-clusters vergeleken naar geslacht, etniciteit en vooropleiding.We be-kijken weer de ho-debutanten van cohort 2009-2012 met een gekoppelde inkomensschatting.

Figuur 4.2. Percentage mannelijke studenten naar inkomensgroep (IG) en hbo-cluster.

Figuur 4.2 laat zien dat er bij de G5 relatief weinig mannen studeren. Vooral in de lagere inkomens-groepen is de ondervertegenwoordiging van mannen opvallend. Ook bij de grote hogescholen studeren in de lagere inkomensgroepen minder mannen, maar het percentage mannen ligt over de hele lijn, behalve bij de hoogste inkomensgroep, hoger dan bij de G5. Hoe hoger het geschat inkomen van de ouders, hoe meer mannelijke studenten deelnemen aan het hoger onderwijs.

Page 75: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

75

Figuur 4.3. vooropleiding naar inkomensgroep (IG) en hbo-cluster.

BinnendeG5zijnmbo’ersoververtegenwoordigdindelaagsteinkomensgroepen(ziefiguur4.3).Inde hogere inkomensgroepen komen studenten met een havo- of vwo-achtergrond relatief veel vaker voor. Ook bij hbo-groot zijn deze verschijnselen aanwezig, maar minder uitgesproken dan bij de G5.

Figuur 4.4. Etniciteit naar inkomensgroep (IG) en hbo-cluster.

Page 76: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

76

Etniciteitblijktsterkgecorreleerdmetinkomensgroep(ziefiguur4.4).BinnendeG5bestaatdelaagsteinkomensgroepvoor90%uitnietwesterseallochtonen(infiguur:G5nw).Ditkanduidenopeensterkeondervertegenwoordiging van autochtone studenten in de laagste inkomensgroep(en), of op een sterke oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtone studenten in de laagste inkomensgroepen(en). Waarschijnlijk is er sprake van een combinatie. De hoogste inkomensgroep bestaat voor 80% uit au-tochtonen(infiguur:G5autoofhbo-gauto).Deoudersvanwestersallochtonestudenten(infiguur:G5waofhbo-gwa)wonenzowelinarme,gemiddeldealsrijkewijken.Wanneerdefigurenindithoofdstukin samenhang worden bekeken, blijkt dat niet-westerse jongens uit de armste wijken veel minder dan meisjes uit deze wijken doordringen tot het hbo. Als hbo-student hebben niet-westerse studenten vaker een mbo-vooropleiding.

Page 77: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

77

5. Regressieanalyses

In het vorige hoofdstuk werd geconstateerd dat de inkomensgroep en variabelen als vooropleiding en etniciteit een sterke relatie met elkaar hebben. Om inzicht te verwerven in het aandeel van de variabele geschat inkomen in het verklaren van studiesucces zijn logistische regressieanalyses uitgevoerd, waarbij de inkomensgroep als categorische predictor (indicator) is gebruikt. In de diversegrafiekenwasalzichtbaardatergeensprakeisvaneenlineairerelatietusseninkomens-groepen en studievoortgang, het lijkt eerder een kwadratische relatie. Een lineaire regressieanalyse zal zo’n relatie niet goed kunnen detecteren. Dit is de reden waarom de inmiddels bekende acht inkomensgroepen of -categorieën zijn gebruikt in de regressievergelijking (het is een zogenaamde categorische variabele die wordt geanalyseerd met een logistische regressieanalyse). Overigens zijn ook vooropleiding, etniciteit en geslacht variabelen die bestaan uit categorieën.

De relatie tussen inkomensgroep en uitval uit de instelling na het eerste jaar (ho-debutanten G5, gekoppeldinkomen,cohort2009t/m2012)issignificantmaarmeteenhelelageverklaardevariantiedie minder dan 1% bedraagt (als maatstaf gebruiken we steeds Nagelkerke R²). Als vooropleiding, etniciteit en geslacht worden gebruikt als predictoren, levert dit voor deze variabelen relaties op met vergelijkbare sterkte met uitval uit de instelling. Mogelijk heeft dit te maken met de uiteenlopende en individuele redenen waarom studenten uitvallen uit de instelling.

Degroepuitvallersuithethogeronderwijsnaafloopvanheteerstejaariswellichthomogenervansamenstelling. Van uitval uit het ho verklaart de inkomensgroep 1% van de variantie. Na controle voor etniciteit, vooropleiding en geslacht (deze variabelen worden eerst ingevoerd in de regressievergelijking, dan pas de inkomensgroepen) is de verklaarde variantie van de variabele inkomensgroep meer dan gehalveerd. Vooropleiding alleen verklaart 3% variantie. Al de genoemde variabelen samen verklaren 3.6% van de variantie in uitval uit het ho na één jaar.

Het maken van regressieanalyses over een periode van meerdere jaren waarin vele (onderwijs-) processen plaats hebben gevonden wordt vaak afgeraden. DUO-rendementen worden, als we dit toch doen, nauwelijks verklaard door inkomensgroep en de andere gebruikte variabelen.

Page 78: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

78

6. SES als verklaring voor verschillen in studievoortgang tussen de hbo-clusters

Uit de vorige hoofdstukken weten we:1. Wat de studievoortgang is van studenten uit verschillende SES/inkomensgroepen;2. Hoe de inkomensverdeling er uit ziet in de verschillende hbo-clusters;3. Dat er relaties zijn tussen SES en studentkenmerken als vooropleiding;4.DatSESeensignificantemaarkleinebijdragelevertaanhetverklarenvanstudiesucces.

Maar we weten nog niet wat SES betekent voor verschillen in studievoortgang tussen de hbo-clus-ters. Om uit te zoeken of en hoeveel van de geconstateerde verschillen in studievoortgang voortko-men uit alleen SES hebben we een andere methode gebruikt.

Alle ho-debutanten zonder buitenlandse vooropleiding zijn uitgesplitst in groepen naar de varia-belen etniciteit (autochtoon, niet westers en westers allochtoon), geslacht (mannen en vrouwen), vooropleiding (mbo, havo, vwo, overig maar niet buitenlandse vooropleiding) en de sector van de opleiding die wordt gevolgd op basis van croho-sectoren (zeven groepen: onderwijs, landbouw, techniek, gezondheid, economie, gedrag en maatschappij, taal en cultuur). Zo ontstaan 3*2*4*7=168 cellen of groepen. Van elk van deze cellen wordt de gemiddelde studievoortgang (uitval, switch, rendement) berekend. Dit gebeurt door het gemiddelde te nemen van de studie-voortgang van alle studenten in de betreffende cel. Van de clusters van hogescholen is bekend hoeveel studenten zij in elke groep/cel hebben. Op deze wijze kan berekend worden wat de gemiddelde studievoortgang van elk hbo-cluster zou moeten zijn als het cluster een studievoort-gang kent op het niveau van het landelijk gemiddelde. Dit noemen we het modelrendement. Dit modelrendement lijkt op de DUO-normalisatiescores, met als verschil dat bij de normalisatie-scoresnogfijnmazigergewerktwordt:metopleidingeninplaatsvansectoren.

Vervolgens herhalen we deze berekening, maar nu met negen keer zo veel cellen omdat de studenten ook worden verdeeld naar inkomensgroep (inkomensgroep 1 tot en met 8 en ‘inkomen onbekend’). Zo ontstaan 168*9=1512 cellen. Weer wordt berekend wat de gemiddelde studie-voortgang zou moeten zijn per hbo-cluster als dit cluster een studievoortgang kent op het landelijk gemiddelde. Dit noemen we het modelrendement inclusief inkomensgroepen.

Het verschil tussen de bovenstaande modelrendementen (zie tabel 6.1) laat zien welk percentage van de studievoortgang in de clusters alleen voortkomt uit de verschillen in inkomensgroepen. Er is immers gecontroleerd voor de variabelen etniciteit, vooropleiding, geslacht en sector. Eencontroleopsignificantievandegeconstateerdeverschillenisnietvantoepassingomdat deze modellen de hele populatie betreffen.

Er kunnen relatief grote verschillen optreden tussen de modelrendementen en de werkelijke gerealiseerde studievoortgang, bijvoorbeeld door het Randstad-effect. De gerealiseerde rendemen-ten zijn niet opgenomen in tabel 6.1 omdat ze niet relevant zijn voor de modelvergelijkingen.

Page 79: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

79

Tabel 6.1. Modelberekeningen voor studievoortgangsindicatoren uitval en switch na het eerste jaar van hbo- debutanten zonder buitenlands diploma. Tevens DUO-rendement van herinschrijvers zonder buitenlands diploma vijf jaar na aanvang van opleiding.

In tabel 6.1 is te zien dat de G5 hogescholen in bijvoorbeeld 2012, gecorrigeerd voor hun samen-stelling van studenten (model zonder SES) een uitval zouden hebben van 24.9% als hun studenten uitvalgedrag vertonen op het landelijk gemiddelde. Wanneer de inkomensgroepen worden opgenomen in het model (model met inkomen) zou deze uitval 25,8% bedragen. Bijna 1% van de uitval in de G5 is dus toe te rekenen aan de samenstelling van inkomensgroepen in de G5. Bij hbo-groot is dit juist andersom, door de samenstelling van inkomensgroepen kunnen zij 0,7% lagere uitvalcijfers verwachten. De overige hbo-instellingen kunnen iets lagere uitvalcijfers verwachten op basis van SES.

Bij switchen na het eerste jaar kunnen de G5 hogescholen op basis van inkomen een half procent minder switchers tegemoet zien. Bij hbo-groot is een iets hogere switch te verwachten. Het Randstad-effect lijkt dus voor een deel verklaard te worden door inkomensverschillen. Op het gebied van rendement zijn de verschillen tussen de modellen heel klein.

UITVAL eerste jaar SWITCH eerste jaar DUO RENDEMENT n+1

jaar

aantal eerste jaars

model met

inkomen

model zonder

ses

model met cbs

inkomen

model zonder

ses jaar

model met

inkomen

model zonder

sesG5 hogescholen 2009 30564 25,4% 24,6% 13,3% 13,9% G5 hogescholen

2010 30061 25,1% 24,3% 13,5% 14,1% 2006 61,2% 61,1%2011 29475 26,6% 25,7% 14,1% 14,7% 2007 60,6% 60,7%2012 29235 25,8% 24,9% 14,9% 15,4% 2008 58,1% 57,9%

HBO groot 2009 27157 22,6% 23,4% 13,7% 13,2% HBO groot2010 28025 22,4% 23,1% 13,9% 13,4% 2006 63,9% 64,0%2011 29698 24,1% 24,7% 14,0% 13,6% 2007 64,2% 64,2%2012 30136 23,3% 24,0% 14,6% 14,3% 2008 61,1% 61,3%

HBO overig 2009 14531 21,5% 21,8% 11,2% 10,9% HBO overig2010 13942 21,6% 22,0% 11,3% 11,0% 2006 67,5% 67,5%2011 14783 22,7% 23,2% 11,4% 11,1% 2007 68,0% 68,0%2012 14913 22,2% 22,6% 11,9% 11,7% 2008 64,6% 64,8%

UITVAL eerste jaar SWITCH eerste jaar DUO RENDEMENT n+1

jaar

aantal eerste jaars

model met

inkomen

model zonder

ses

model met cbs

inkomen

model zonder

ses jaar

model met

inkomen

model zonder

sesG5 hogescholen 2009 30564 25,4% 24,6% 13,3% 13,9% G5 hogescholen

2010 30061 25,1% 24,3% 13,5% 14,1% 2006 61,2% 61,1%2011 29475 26,6% 25,7% 14,1% 14,7% 2007 60,6% 60,7%2012 29235 25,8% 24,9% 14,9% 15,4% 2008 58,1% 57,9%

HBO groot 2009 27157 22,6% 23,4% 13,7% 13,2% HBO groot2010 28025 22,4% 23,1% 13,9% 13,4% 2006 63,9% 64,0%2011 29698 24,1% 24,7% 14,0% 13,6% 2007 64,2% 64,2%2012 30136 23,3% 24,0% 14,6% 14,3% 2008 61,1% 61,3%

HBO overig 2009 14531 21,5% 21,8% 11,2% 10,9% HBO overig2010 13942 21,6% 22,0% 11,3% 11,0% 2006 67,5% 67,5%2011 14783 22,7% 23,2% 11,4% 11,1% 2007 68,0% 68,0%2012 14913 22,2% 22,6% 11,9% 11,7% 2008 64,6% 64,8%

UITVAL eerste jaar SWITCH eerste jaar DUO RENDEMENT n+1

jaar

aantal eerste jaars

model met

inkomen

model zonder

ses

model met cbs

inkomen

model zonder

ses jaar

model met

inkomen

model zonder

sesG5 hogescholen 2009 30564 25,4% 24,6% 13,3% 13,9% G5 hogescholen

2010 30061 25,1% 24,3% 13,5% 14,1% 2006 61,2% 61,1%2011 29475 26,6% 25,7% 14,1% 14,7% 2007 60,6% 60,7%2012 29235 25,8% 24,9% 14,9% 15,4% 2008 58,1% 57,9%

HBO groot 2009 27157 22,6% 23,4% 13,7% 13,2% HBO groot2010 28025 22,4% 23,1% 13,9% 13,4% 2006 63,9% 64,0%2011 29698 24,1% 24,7% 14,0% 13,6% 2007 64,2% 64,2%2012 30136 23,3% 24,0% 14,6% 14,3% 2008 61,1% 61,3%

HBO overig 2009 14531 21,5% 21,8% 11,2% 10,9% HBO overig2010 13942 21,6% 22,0% 11,3% 11,0% 2006 67,5% 67,5%2011 14783 22,7% 23,2% 11,4% 11,1% 2007 68,0% 68,0%2012 14913 22,2% 22,6% 11,9% 11,7% 2008 64,6% 64,8%

Page 80: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

80

7. Conclusies en Discussie

Belangrijk bij deze conclusies is dat steeds bedacht moet worden dat de resultaten zijn gebaseerd op de gekozen operationalisatie van het concept SES en van schattingen van inkomens. Op deze manier was het mogelijk antwoord te geven op de onderzoeksvragen.

Over onderzoeksvraag 1, de studievoortgang van studenten bij de verschillende hbo-clusters (G5, hbo-groot, hbo-overig) kunnen de volgende conclusies worden getrokken:• De uitval uit de instelling in het eerste jaar is groter bij de lage én de hoge inkomens. • Switchen binnen de instelling komt vooral voor bij de grote hogescholen (niet G5) en is hier niet

gerelateerd aan inkomen. Bij de G5 wordt vaker geswitcht bij de lagere inkomensgroepen en iets vaker bij de hoge inkomens.

• G5-studenten gaan na het eerste jaar vaker studeren bij een universiteit dan andere hbo- studenten. Studenten uit gezinnen met hogere inkomens maken vaker deze overstap.

• ZowelbijdeG5,hbo-grootalsbijhbo-overigisnaafloopvanheteerstejaarongeveer15,8%van de studenten uitgevallen uit het systeem van hoger onderwijs. Deze uitval is het laagst bij de middengroepen.

• Het afstudeerrendement na 5 jaar studie van herinschrijvers is bij de G5 en hbo-groot vrijwel gelijk, maar bij de G5 scoren de lagere inkomensgroepen slechter en de hogere inkomensgroepen beter dan bij hbo-groot.

De conclusies over de vertegenwoordiging en samenstelling van de inkomensgroepen (onderzoeks-vraag 2) zijn als volgt:

• G5-studenten zijn ondervertegenwoordigd in de lagere inkomensgroepen en oververtegenwoor-digd in de hoogste en hogere inkomensgroepen, maar ook in de allerlaagste inkomensgroep.

• Mannen uit de lagere inkomensgroepen zijn bij de G5 en hbo-groot ondervertegenwoordigd in de eerstejaars studentenpopulatie. Bij de G5 zijn er bij alle inkomensgroepen (behalve de hoogste) meer vrouwen dan mannen.

• Bij de lagere inkomensgroepen zijn studenten met een mbo-achtergrond sterk oververtegen-woordigd. Dit effect doet zich sterker voor bij de G5 dan bij de andere hogescholen.

• Studenten uit de lagere inkomensgroepen hebben vaker een niet-westerse achtergrond. Dit effect doet zich vooral voor bij de G5 waar de laagste inkomensgroep voor 90% bestaat uit niet-westerse allochtonen, terwijl de hoogste inkomensgroep voor 80% bestaat uit autochtonen. Westerse allochtonen zijn bij alle inkomensgroepen ongeveer gelijk vertegenwoordigd.

Over de relatie tussen SES en studievoortgang (onderzoeksvraag 3) bij G5-studenten is te concluderen dat:• De variantie in uitval uit de instelling na het eerste jaar in kleine mate kan worden verklaard door

inkomen. Voor switchen en DUO-rendement is dit nog minder het geval. • De verklaarde variantie na controle voor de variabelen geslacht, vooropleiding en etniciteit nog

zwakker wordt.

Over de mate waarin SES/inkomen iets zegt over verschillen tussen de hbo-clusters (onderzoeks-vraag 4) is op basis van de gemaakte inkomensschattingen het volgende te concluderen:

Page 81: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

81

• Door de inkomenssamenstelling kon de G5 in 2012 bijna een procent meer uitval verwachten, hbo-groot juist een half procent minder.

• Bij switchen is dit effect ongeveer half zo groot, maar omgekeerd: ongeveer een half procent lagere switch bij de G5 hangt samen met inkomenssamenstelling.

• Voor het DUO-rendement zijn de inkomens nauwelijks van belang.

Verder valt op dat een bepaalde inkomensgroep vaak een andere studievoortgang heeft bij een anderhbo-cluster.BijhetDUO-rendementbijvoorbeeld(Grafiek3.9)doendelagereinkomens-groepen het relatief minder goed bij de G5-hogescholen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de grotere vertegenwoordiging van risicogroepen in de lagere inkomensgroepen van G5-studenten. Over risicogroepen en hun oververtegenwoordiging in de G5 hogescholen werd eerder gerappor-teerd in Monitoring Prestatieafspraken 2013, Het Randstad-effect.

De verklaarde variantie van studievoortgang door inkomen is laag. Dit past in een breder beeld. Wijsbroek en Van der Westen8 constateerden al dat studiesucces, en met name de indicator uitval uit de instelling, nauwelijks verklaard wordt door bekende studentvariabelen als vooropleiding, taalvaardigheid, etniciteit, etc. Studievoortgang lijkt een puzzel met heel veel kleine stukjes. Het percentageverklaardevariantiewordthogeralsnaarspecifieke,meerhomogenegroepenwordtgekeken, zoals naar studenten met een mbo-vooropleiding of uitvallers uit het hoger onderwijs.

Het is mogelijk dat de opleiding van de ouders een wat sterkere en mogelijk meer lineaire relatie heeft met studievoortgang dan het inkomen van de ouders. Dat hebben we hier niet onderzocht.Een belangrijke beperking van deze studie is dat de gebruikte inkomensgegevens niet de indivi-duele gezinsgegevens betreffen, maar een schatting op basis van de postcode. Deze schattingen werken het best in oude wijken waar het inkomen per hoofd van de bevolking relatief homogeen is samengesteld. Grote wijken in bijvoorbeeld Den Haag lijken hier goed aan te voldoen. Een wijk als IJburg, waar de gemeente Amsterdam het beleid voert om sociale woningbouw te mengen met duurdere koopwoningen, geeft een minder zuivere input voor analyses. Ook een klein dorp met één postcode waar zowel arm als rijk wonen is minder geschikt. Toch denken we dat met de postcode-benadering een redelijke indicatie kan worden gegeven, hoogstens worden inkomensverschillen verzwakt door middeling binnen de postcodegebieden. Mogelijk is een alternatief het aanschaffen van microdata bij het CBS over inkomen en opleiding van ouders van studenten. Een ander alter-natief is het zelf bevragen van studenten over bijvoorbeeld opleiding, inkomen, beroepsniveau en sociale status van de ouders.Dit wordt bij een sample van studenten gedaan in de studentenmoni-tor (www.studentenmonitor.nl).

Er zijn meerdere inkomensindicatoren beschikbaar die hun voor- en nadelen kennen.Wij hebben gekozen voor het inkomen per hoofd van de bevolking. In de vertaling van inkomen naar koop-kracht kunnen zich regionale verschillen voordoen. Daar is in deze eerste verkenning geen rekening mee gehouden.

Sommige hogescholen zien zichzelf als emancipatiehogeschool. Gezien het lage aantal studenten uit de laagste inkomensgroepen kan de vraag gesteld worden in hoeverre dit het geval is, en in hoeverre de studentpopulatie een goede afspiegeling vormt van de populatie van jongeren in de std of regio. Een nadere analyse is nodig om meer inzicht te krijgen in deze vraag.

Page 82: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks

82

8. Literatuur1bijvoorbeeldSaifi,Mehmood(2011).Effectsofsocioeconomicstatusonstudentachievement:

International Journal of Social Sciences and Education, 119-128.2 Werfhorst, H.G. van de & F. Van Tubergen (2007). Ethnicity, Schooling,

and Merit in the Netherlands. Ethnicities, 7(3), 416-444.3 Hattie, John (2008). Visible Learning: A Synthesis of Over 800 Meta-Analyses Relating to Achieve-

ment. NY: Routledge. p. 392. ISBN 978-0-415-47618-8.4 Bourdieu, P. (1973). Cultural Reproduction and Social Reproduction, in R. Brown (ed.) Knowledge, Education and Cultural Change: Papers in the Sociology of Education, London: Tavistock, 71-112.

5 Bijvoorbeeld Wolff, R., S. Rezai & S. Severiens (2010). ‘Het is maar in wat voor gezin je geboren bent..’. Een onderzoek naar de effecten van onderwijsniveau van ouders en van etnische afkomst op studiesucces. Rotterdam: Risbo, Erasmus Universiteit. Of Lacante, M., Almaci, M., Van Esbroeck, R., Lens, W., & De Metsenaere, M. (2007). Allochtonen in het hoger onderwijs: onderzoek naar factoren van studiekeuze en studiesucces bij allochtone eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs. Universiteiten Brussel/Leuven.

6 www.scholenopdekaart.nl7 http://stukroodvlees.nl/opleiding/dronkers-revisited-het-meten-van-de-kwaliteit-van-basisscholen/8 Westen, W. van der & Wijsbroek, D. (2014). Taalbeheersing een garantie voor studiesucces?

In Dynamic Dialogue pp157-180, Den Haag, Haagse Hogeschool (isbn 978-90-73077-58-4).

Page 83: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks
Page 84: Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes ... docu… · goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks