Op zoek naar het naadje van iedere kous Het lidwoord in ...

99
Op zoek naar het naadje van iedere kous Het lidwoord in idiomatische uitdrukkingen A. H. J. van Alem Studentnummer: 4004744

Transcript of Op zoek naar het naadje van iedere kous Het lidwoord in ...

Op zoek naar het naadje van iedere kousHet lidwoord in idiomatische uitdrukkingen

A. H. J. van Alem

Studentnummer: 4004744

Bachelor eindwerkstuk

Nederlandse taal & cultuur, richting: taalkunde

Cursuscode: NE3VD11017

ECTS: 7,5

Begeleider: dr. E. P. M. Boef

Tweede lezer: prof. dr. N. F. M. Corver

Blok 4, jaar 2014-2015

Abstract

Idiomatische uitdrukkingen wijken af van letterlijke taal en zijn daarom binnen de

taalwetenschappen een interessant fenomeen. In dit onderzoek is er gekeken naar het

gedrag en de functie van het definiete lidwoord in idiomatische uitdrukkingen. Op

basis van de dimensies letterlijkheid en decompositionaliteit is er een onderscheid

gemaakt tussen vier verschillende soorten idiomatische uitdrukkingen. Door middel

van een online enquête werd aan deelnemers gevraagd in hoeverre ze uitingen met

verschillende lidwoorden bij verschillende bekende en onbekende uitdrukkingen

figuurlijk zouden kunnen interpreteren. Uit de resultaten blijkt het volgende: (1) het

definiete lidwoord is een trigger voor idiomaticiteit, maar alleen bij letterlijke

uitdrukkingen, want (2) niet-letterlijkheid triggert ook een idiomatische interpretatie

en (3) lidwoordmodificatie wordt niet toegestaan bij niet-letterlijke uitdrukkingen,

maar wel bij letterlijke uitdrukkingen. In tegenstelling tot de verwachtingen lijkt

decompositionaliteit van uitdrukkingen geen rol te spelen. De resultaten vormen geen

ondersteuning voor een verklaring van het gedrag van idiomatische uitdrukkingen in

termen van decompositionaliteit, maar wijzen eerder in de richting van de lexicale

representatie hypothese.

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding: wat zijn idiomen? 4

2. Theoretisch kader 7

2.1. Idiomatische uitdrukkingen 7

2.1.1. Idiomatische combinaties 7

2.1.2. Idiomen 9

2.1.3. Letterlijke betekenis bij idiomatische uitdrukkingen 10

2.1.4. Samenvattend 11

2.2. Lidwoord bij idiomatische uitdrukkingen 12

2.2.1. Lidwoorden en het ‘idiomatisch’ lidwoord 13

2.2.2. Interne modificatie 15

2.3. Vraagstelling en hypothese 16

3. Methode 18

3.1. Algemeen 18

3.2. Testitems 19

3.3. Methode deelvraag 1 20

3.4. Methode deelvraag 2 23

3.5. Controle-items 26

4. Resultaten 28

4.1. Deelnemers 28

4.2. Resultaten deelvraag 1 28

4.3. Resultaten deelvraag 2 31

4.4. Controle-items 35

5. Discussie 36

5.1. Resultaten 36

5.2. Methode 39

6. Conclusie 41

Referenties 42

Appendix A: enquête 44

Appendix B: achtergrondinformatie statistieken 48

3

1. Inleiding: wat zijn idiomen?

Idiomen zijn in de taalkundige literatuur een veelbesproken fenomeen. Idiomen

worden gekenmerkt door hun gebrek aan compositionaliteit. Compositionaliteit houdt

in dat de betekenis van een uitdrukking het resultaat is van de samengestelde

betekenis van de delen (definitie van Lexicon of Linguistics:

http://www2.let.uu.nl/uil-ots/lexicon/). Het gebrek aan compositionaliteit bij idiomen

betekent dus in dat de betekenis van het idioom niet kan worden afgeleid uit de

betekenis van de delen. Dit wordt geïllustreerd door (1) en (2).

(1) de pijp uit gaan

‘doodgaan’

(2) de kar trekken

‘een project leiden’

De samenstellende delen van (1) (‘de pijp’ en ‘uit gaan’) en (2) (‘de kar’ en

‘trekken’), hebben geen enkele identificeerbare relatie met de figuurlijke betekenis,

respectievelijk ‘doodgaan’ en ‘een project leiden’. Daarnaast leiden gangbare

syntactische operaties, zoals passivisatie van een deel van het idioom, bij bepaalde

idiomen tot verlies van de figuurlijke betekenis, zoals in (3).

(3) *De pijp wordt uitgegaan door Jan.1

Idiomen vormen hiermee een interessante casus voor de taalwetenschap en zodoende

zijn er talloze theorieën in omloop over het taalgedrag van idiomen. Op basis van

bovenstaande kenmerken is bijvoorbeeld voorgesteld dat idiomen als lexicale items in

het mentale lexicon zitten (lexicale representatie hypothese, Swinney & Cutler, 1979).

Een idioom is binnen deze opvatting niet meer dan een lang woord. Een argument

tegen de lexicale representatie hypothese vormen de idiomen die wel gepassiviseerd

kunnen worden, bijvoorbeeld (4). Door passivisatie worden de delen van de

1Ik gebruik een asterisk (*) om aan te geven dat een uitdrukking zowel letterlijk als figuurlijk geen betekenis heeft, dus ongrammaticaal is.

4

uitdrukking uit elkaar gehaald, maar dat leidt in dit geval niet tot verlies van de

figuurlijke betekenis.

(4) De kar wordt getrokken door Jan.

‘Het project wordt geleid door Jan.’

Een alternatieve theorie over idiomen, voorgesteld door Nunberg (1978) en

uitgewerkt in Nunberg, Sag en Wasow (1994), geeft een verklaring voor het verschil

in flexibiliteit tussen idiomen. Nunberg heeft het idee geformuleerd dat er een

onderscheid gemaakt moet worden tussen idiomatische uitdrukkingen waarbij de

delen van de betekenis van het geheel aanwijsbaar zijn in het idioom

(decompositionele uitdrukkingen) en idiomatische uitdrukkingen waarbij dit niet kan

(niet-decompositionele uitdrukkingen). (5) is een voorbeeld van een decompositionele

uitdrukking: de betekenisdelen van de uitdrukking zijn te verbinden aan de

samenstellende delen van de uitdrukking (‘de kar’ heeft de betekenis ‘een project’, en

‘trekken’ de betekenis ‘leiden’). Decompositionele uitdrukkingen staan syntactische

flexibiliteit toe (6). Een voorbeeld van een niet-decompositionele uitdrukking is (7).

Bij deze uitdrukking is de betekenis ‘doodgaan’ niet te verbinden aan de

samenstellende delen ‘de pijp’ en ‘uitgaan’. Dit soort uitdrukkingen staan syntactische

operaties, zoals passivisatie, niet toe (8).

(5) de kar trekken (= 2)

(6) de kar wordt getrokken

(7) de pijp uit gaan (= 1)

(8) *de pijp wordt uitgegaan

In dit onderzoek houd ik de indeling tussen decompositionele en niet-

decompositionele uitdrukkingen van Nunberg (1978) aan. In de volgende sectie zal ik

dieper ingaan op de theoretische achtergrond van decompositionele en niet-

decompositionele uitdrukkingen. Ter verduidelijking introduceer ik hier alvast de

termen die ik vanaf nu ga gebruiken:

5

(9) Idiomatische uitdrukking: verzamelnaam voor alle niet-compositionele

uitdrukkingen

(10) Idioom: niet-decompositionele idiomatische uitdrukking

(11) Idiomatische combinatie: decompositionele idiomatische uitdrukking

Idiomatische uitdrukkingen komen voor in allerlei vormen en structuren. In deze

studie richt ik mij enkel op uitdrukkingen van de vorm DP-V met in de standaardvorm

een definiet lidwoord en een enkelvoudig naamwoord (zie het schema in (12) en een

voorbeeld in (13)). Als standaardvorm van de uitdrukking neem ik de vorm die de

uitdrukking in woordenboeken heeft.

(12) definiet lidwoord – enkelvoudig zelfstandig naamwoord – werkwoord

(13) de – kar – trekken

De opbouw van dit onderzoek ziet er als volgt uit: in het theoretisch kader (hoofdstuk

2) ga ik dieper in op de decompositionaliteit van idiomen en idiomatische

combinaties. Daarna bespreek ik de letterlijke interpretatie van idiomatische

uitdrukkingen. Dit levert vier klassen idiomatische uitdrukkingen op. Vervolgens

bespreek ik het lidwoord in idiomatische uitdrukkingen. Met Fellbaum (1993) als

uitgangspunt zal ik een onderzoeksvraag en hypothese over het definiete lidwoord in

idiomatische uitdrukkingen formuleren. In de methode (hoofdstuk 3) en de resultaten

(hoofdstuk 4) bepreek ik de operationalisatie van de onderzoeksvraag en de analyse

van de daaruit verkregen data. In de discussie (hoofdstuk 5) geef ik een interpretatie

van de resultaten en koppel ik deze terug naar de theorie. Tot slot zal ik in de

conclusie (hoofdstuk 6) een antwoord geven op de onderzoeksvraag en suggesties

doen voor vervolgonderzoek.

6

2. Theoretisch kader

2.1. Idiomatische uitdrukkingen

2.1.1. Idiomatische combinaties

Zoals ik in de inleiding al heb benoemd, heeft Nunberg (1978) voorgesteld dat er

idiomatische uitdrukkingen zijn waarvan aanwijsbare betekeniselementen beschikbaar

zijn. Dit noemt hij decompositionele uitdrukkingen. In Nunberg et al. (1994) wordt

een iets andere terminologie gehanteerd – compositionaliteit van betekenis2 – maar de

bedoeling is vergelijkbaar. Tevens introduceren zij de term ‘idiomatische combinatie’

voor idiomatische uitdrukkingen waarbij de samenstellende delen verwijzen naar

afzonderlijke elementen van de betekenis van het idioom. Een voorbeeld van een

idiomatische combinatie is (14).

(14) de knoop doorhakken

‘een belangrijke beslissing nemen’

In deze uitdrukking verwijst ‘de knoop’ naar ‘een belangrijke beslissing’.

‘Doorhakken’ verwijst naar ‘nemen’. De betekeniselementen zijn te koppelen aan de

samenstellende elementen van de idiomatische uitdrukking. Dit is alleen mogelijk

wanneer de idiomatische uitdrukking hetzelfde type betekenis heeft als de letterlijke

uitdrukking. Nunberg (1978) beschrijft het semantische type van DP-V-uitdrukkingen

als Rxb, waarbij ‘R’ de relatie is, ‘x’ het subject van de relatie en ‘b’ het object van de

relatie. De relatie en het object liggen vast, het subject varieert per context. Wanneer

de betekenis van een idiomatische uitdrukking met de vorm DP-V ook van het type

Rxb is, is het mogelijk de elementen van de betekenis aan de elementen van de vorm

te koppelen. Dit is decompositionaliteit. Een verklaring voor het gedrag van

idiomatische uitdrukkingen in termen van decompositionaliteit, is dus een verklaring

op basis van de relatie tussen de vorm en de betekenis van een uitdrukking (Nunberg).

2 Zoals Nunberg et al. (1994) zelf ook aangeven, kan deze term voor verwarring zorgen. Ik vind dat ‘decompositionaliteit’ een zeer treffende eigenschap is van idiomatische combinaties. Daarom kies ik ervoor deze term te blijven gebruiken. ‘Compositionaliteit’ impliceert een opbouwende betekenis (de betekenis van het geheel als de som van de betekenis van de samenstellende delen), terwijl ‘decompositionaliteit’ het geheel als uitgangspunt neemt, waarin delen herkend kunnen worden. Dit laatste komt beter overeen met idiomatische uitdrukkingen (delen krijgen betekenis ten gevolge van het voorkomen in het idioom – de uitdrukking krijgt niet de betekenis die de delen zonder elkaar dragen, Nunberg et al.).

7

Onder meer Ernst (1981) en Grégoire (2009) hebben geprobeerd een schematische

weergave van idiomatische uitdrukkingen te geven. In deze schema’s zijn twee

betekenislagen aan te wijzen: het idiomatische niveau en het letterlijke (Grégoire) of

niet-idiomatische (Ernst) niveau. De schematische weergave van een idiomatische

uitdrukking kan duidelijkheid verschaffen over de decompositionaliteit ervan:

wanneer er binnen het idiomatische niveau elementen zijn aan te wijzen die

verbonden kunnen worden aan delen van de uitdrukking op het letterlijke niveau, is er

sprake van decompositionaliteit. Ernst en Grégoire, en ook Nunberg (1978), wijzen

erop dat een precieze specificatie van de elementen binnen het idiomatische niveau

niet noodzakelijk is; het gaat erom dat er in principe aanwijsbare elementen bestaan.

De twee-niveaustructuur van een decompositionele idiomatische uitdrukking

(idiomatische combinatie) is gegeven in (15) en geïllustreerd aan de hand van (16).

(15) Twee-niveaustructuur idiomatische combinatie

DP V Letterlijk niveau

BETEKENISELEMENT

(OBJECT)

BETEKENISELEMENT

(RELATIE)

Idiomatisch niveau

(16) Twee-niveaustructuur ‘de knoop doorhakken’

DP de knoop V doorhakken Letterlijk niveau

een belangrijke beslissing nemen Idiomatisch niveau

De elementen van een idiomatische combinatie worden dus gebruikt als normale

semantische referenten (Nunberg, 1978). De verwachting is daarom dat ze dezelfde

modificaties als semantische referenten in letterlijke taal toestaan, zoals modificatie

door een adjectief (17), passivisatie (18) en topicalisatie (19). Ernst (1981) en

Nunberg et al. (1994) hebben laten zien dat dit inderdaad zo is.

(17) Jan hakt de flinke knoop door.

(18) De knoop wordt doorgehakt door Jan.

(19) De knoop heeft Jan doorgehakt.

8

Ernst (1981) noemt de modificatie door middel van een adjectief (17) ‘interne

modificatie’: modificatie van een deel van een uitdrukking. Door interne modificatie

wordt de semantiek van een uitdrukking gewijzigd. Passivisatie en topicalisatie zijn

modificaties waarbij semantische eenheden benadrukt worden (Nunberg, 1978;

Nunberg et al., 1994). Dit zijn discourse-gerelateerde modificaties (Fellbaum, 1993).

De theorie laat dus zien dat interne en discourse-gerelateerde modificaties bij

idiomatische uitdrukkingen alleen mogelijk zijn wanneer de elementen van de

uitdrukking semantisch aanwijsbare referenten hebben.

2.1.2. Idiomen

Een tweede groep idiomatische uitdrukkingen is niet-decompositioneel (Nunberg,

1978).3 Dit betekent dat de betekenis van deze uitdrukkingen niet te vatten is in de

open relatie Rxb; het is niet mogelijk de betekenis van de uitdrukking te verdelen over

de samenstellende delen ervan. Nunberg et al. (1994) noemen dit ‘idiomatic phrases’,

ofwel idiomen. De betekenis van deze uitdrukkingen wordt toegekend aan het hele

idioom (zie ook Grégoire, 2009). De twee-niveaustructuur van een idioom

verduidelijkt dit (schematische weergave in (20), voorbeeld in (21)):

(20) Twee-niveaustructuur idioom

DP V Letterlijk niveau

BETEKENISELEMENT Idiomatisch niveau

(21) Twee-niveaustructuur ‘de pijp uit gaan’

DP de pijp V uit gaan Letterlijk niveau

doodgaan Idiomatisch niveau

Omdat niet-decompositionele uitdrukkingen geen semantische referenten hebben,

zouden ze interne modificatie door middel van een adjectief en discourse-gerelateerde

modificatie niet toe mogen staan (Ernst, 1981; Nunberg et al., 1994). Kleinschalig 3 Nunberg (1978) noemt daarnaast ‘abnormaal decompositionele uitdrukkingen’: uitdrukkingen waarvan de referenten geïdentificeerd kunnen worden op basis van vaste metaforen. Dit soort idiomatische uitdrukkingen spelen in mijn onderzoek geen rol.

9

vooronderzoek lijkt dit te ondersteunen: interne modificatie (22), passivisatie (23) en

topicalisatie (24) leiden bij de niet-decompositionele uitdrukking ‘de pijp uitgaan’ tot

verlies van idiomaticiteit.

(22) *Jan gaat de roestige pijp uit.

(23) *De pijp wordt uitgegaan door Jan. (= 3)

(24) *De pijp gaat Jan uit.

Decompositionaliteit van een uitdrukking is betekenisafhankelijk: pas wanneer de

betekenis van een uitdrukking bekend is, kunnen er uitspraken gedaan worden over

eventueel identificeerbare semantische referenten (Nunberg et al., 1994)

2.1.3. Letterlijke betekenis van idiomen

Hoewel veel idiomatische uitdrukkingen, naast de figuurlijke betekenis, ook letterlijk

geïnterpreteerd kunnen worden, zijn er een aantal idiomatische uitdrukkingen waarbij

dit niet mogelijk is. Volgens Grégoire (2009) zijn er drie redenen waardoor een

letterlijke betekenis niet toegekend kan worden aan een idiomatische uitdrukking. Ten

eerste is het mogelijk dat een van de delen van de idiomatische uitdrukking geen

betekenis heeft buiten de uitdrukking. Dit is bijvoorbeeld het geval in (25), waarin het

woord ‘falie’ buiten de uitdrukking geen betekenis (meer) heeft.

(25) iemand op zijn falie geven

‘iemand een pak slaag geven’

Ten tweede kan het idiomatische uitdrukkingen ontbreken aan een letterlijke

betekenis doordat de delen op een ongrammaticale manier met elkaar gecombineerd

worden. Zin (26) heeft geen letterlijke betekenis doordat het verkeerde lidwoord

gebruikt wordt bij het naamwoord ‘beest’. Ondanks de ongrammaticaliteit in de

letterlijke betekenis, heeft de uitdrukking een figuurlijke betekenis.

10

(26) de beest uithangen

‘je verschrikkelijk misdragen’

Tot slot kan een letterlijke betekenis ontbreken bij een idiomatische uitdrukking

doordat de samengestelde betekenis onwaarschijnlijk of onmogelijk is. Dit is het

geval in (27).4

(27) een donkerbruin vermoeden hebben

‘de waarheid over ongunstige feiten weten’

2.1.4. Samenvattend

In deze sectie heb ik laten zien dat er twee dimensies zijn waarop idiomatische

uitdrukkingen kunnen verschillen: decompositionaliteit en letterlijkheid. De interactie

van deze dimensies levert vier verschillende klassen idiomatische uitdrukkingen op

(zie voor een schematische weergave grafiek 1):

Klasse 1: decompositionele uitdrukkingen met letterlijke betekenis

(+ decompositionaliteit, + letterlijkheid)

Klasse 2: decompositionele uitdrukkingen zonder letterlijke betekenis

(+ decompositionaliteit, - letterlijkheid)

Klasse 3: niet-decompositionele uitdrukkingen met letterlijke betekenis

(- decompositionaliteit, + letterlijkheid)

Klasse 4: niet-decompositionele uitdrukkingen zonder letterlijke betekenis

(- decompositionaliteit, - letterlijkheid)

Grafiek 1

Klassen van idiomatische uitdrukkingen

4 Vergelijk Chomsky’s (1957) beroemde colorless green ideas sleep furiously, waarmee hij liet zien dat zinnen semantisch ongewelvormd, maar syntactisch in orde kunnen zijn.

11

2.2. Lidwoorden bij idiomatische uitdrukkingen

In het eerste deel van het theoretisch kader heb ik voornamelijk eigenschappen van

idiomatische uitdrukkingen als geheel besproken. Het lidwoord, een functioneel

element dat in alle tot nu toe besproken idiomen aanwezig is, is nog weinig ter sprake

gekomen. Hiermee reflecteert het eerste deel van het theoretisch kader grotendeels het

onderzoek naar idiomatische uitdrukkingen: van de ontelbare stukken die over

idiomatische uitdrukkingen geschreven zijn, gaan er naar mijn weten maar enkele

over het lidwoord (uitzonderingen zijn Fellbaum, 1993 en Lebeaux, 2009). In deze

paragraaf besteed ik aandacht aan het lidwoord in idiomatische uitdrukkingen, op

basis van het hoofdstuk van Fellbaum. Dit zal leiden tot de formulering van mijn

onderzoeksvraag en hypothese.

2.2.1. Lidwoorden en het ‘idiomatisch’ lidwoord

12

Het Nederlands kent definiete (‘de’ en ‘het’) lidwoorden en een indefiniet lidwoord

(‘een’). Het lidwoord zegt iets over de semantische status van het zelfstandig

naamwoord waar het bij hoort: wanneer het naamwoord een bepaalde semantische

status heeft, wordt gebruik van het definiete lidwoord toegestaan; wanneer dit niet het

geval is, wordt over het algemeen het indefiniete lidwoord gebruikt. Fellbaum (1993)

onderscheidt de volgende semantische statussen van het naamwoord die gebruik van

het definiete lidwoord verantwoorden:

Uniek: het naamwoord is een uniek object (bijv. de zon, de koning). Het

definiete lidwoord kan hier nooit vervangen worden door een indefiniet

lidwoord.

Institutioneel: het naamwoord verwijst naar een instituut (bijv. de universiteit,

de dokter).

Af te leiden van algemene kennis/pragmatisch verondersteld: het naamwoord

is een object waarvan de aanwezigheid verklaard wordt doordat het over het

algemeen aanwezig is of doordat de buitentalige context veronderstelt dat het

aanwezig is. Bijvoorbeeld: ‘een luchtverfrisser zorgt voor een frisse geur in de

badkamer’.

Af te leiden uit de conversatie: het voorkomen van het naamwoord kan

afgeleid worden uit het noemen van een ander naamwoord. Een voorbeeld is:

‘op het festival heeft een band opgetreden, maar de zanger zong erg vals’.

Eerdere benoeming: het naamwoord is eerder in de conversatie al benoemd.

Definiet, specifiek: het naamwoord is bekend bij de deelnemers aan de

conversatie. Een voorbeeld is een gesprek onder studenten: ‘het boek dat we

voor statistiek 1 hebben gebruikt’.

Generiek: het naamwoord verwijst niet naar een specifieke referent, maar naar

de referent in het algemeen. Bijvoorbeeld: ‘de rechten van de mens’.

In idiomatische uitdrukkingen kunnen ook definiete (28) en indefiniete (29)

lidwoorden voorkomen.

(28) de kar trekken

‘een project leiden’

13

(29) een uiltje knappen

‘slapen’

Het grootste deel van de idiomen krijgt in de standaardvorm echter een definiet

lidwoord (Fellbaum, 1993). Het zelfstandig naamwoord vervult daarbij niet een van

bovenstaande semantische functies. Dit is zelfs principieel onmogelijk, omdat het

bijbehorende naamwoord geen semantische inhoud heeft: de uitdrukkingen zijn niet-

decompositioneel. Het definiete lidwoord veronderstelt daarentegen dat het

zelfstandig naamwoord semantische inhoud heeft. Voorbeelden van idiomen waarbij

het zelfstandig naamwoord niet een van de bovenstaande functies vervult zijn (30) en

(31).

(30) het loodje leggen

‘doodgaan’

(31) het hazenpad kiezen

‘vluchten’

Idiomen lijken zich hiermee niet te houden aan de regels die normaal gesproken

gelden voor de selectie van het lidwoord. Om dit opmerkelijke gedrag van het

definiete lidwoord in idiomen te verklaren, stelt Fellbaum (1993) voor dat het

definiete lidwoord bij idiomen de functie ‘idiomatisch’ vervult:

Idiomatisch: het definiete lidwoord activeert de figuurlijke interpretatie van

een uitdrukking.

Met andere woorden, het definiete lidwoord is bij idiomen de ‘trigger’ voor

idiomaticiteit: het element dat aangeeft dat de uitdrukking waarschijnlijk idiomatisch

is (Tabossi & Zardon, 1993). Wanneer een van de andere functies van het lidwoord

niet beschikbaar is, zoals het geval is in idiomen, zal de luisteraar het lidwoord

beschouwen als trigger voor idiomaticiteit en de uitdrukking idiomatisch

interpreteren. De figuurlijke lezing van een uitdrukking is dus niet afhankelijk van

bekendheid met de uitdrukking, maar wordt door het idiomatische lidwoord

geactiveerd. In dat geval is kennis van het idiomatische lidwoord onderdeel van de

14

‘competence’ van taal, ofwel de taalkennis die een moedertaalspreker bezit

(Chomsky, 1965). De veronderstelling dat er taalkennis over idiomatische

uitdrukkingen bestaat is niet nieuw. Wasow, Sag en Nunberg (1983, geciteerd in

Fellbaum, 1993) hebben laten zien dat sprekers in staat zijn te bepalen of een nieuwe

idiomatische uitdrukking al dan niet kan passiviseren. Omdat het hierbij ook om

nieuwe uitdrukkingen ging, is het niet mogelijk dat deelnemers hun beslissing

maakten op basis van eerder gehoorde uitingen. Hierbij werd dus ook een beroep

gedaan op taalkennis over idiomatische uitdrukkingen.

2.2.2. Interne modificatie

Eerder in het theoretisch kader heb ik laten zien dat discourse-gerelateerde mofidicatie

door middel van passivisatie en topicalisatie en interne modificatie met een adjectief

niet mogelijk is bij idiomen (Nunberg, 1978; Ernst, 1981; Nunberg et al., 1994). De

oorzaak hiervan is de niet-decompositionaliteit van idiomen: een semantisch leeg

element kan niet gemodificeerd worden. Bepaalde modificaties van het lidwoord zijn

ook vormen van interne of discourse-gerelateerde modificatie. Vervanging van het

lidwoord door een indefiniet lidwoord (32) of door een demonstratief (33) zijn

discourse-gerelateerde modificaties, respectievelijk introductie van een nieuw referent

in de discourse of verwijzing naar een eerder genoemd referent (Fellbaum, 1993).

Wanneer het lidwoord vervangen wordt door een kwantificeerder (34), is er sprake

van interne modificatie: door een kwantificeerder wordt de interne semantiek van de

uitdrukking gewijzigd (Fellbaum, 1993).

(32) een knoop doorhakken

(33) die knoop doorhakken

(34) iedere knoop doorhakken

2.3. Vraagstelling en hypothese

15

Zoals ik eerder opmerkte, is er weinig systematisch onderzoek gedaan naar het

lidwoord in idiomatische uitdrukkingen. De onderzoeksvraag in dit onderzoek is

daarom vrij algemeen:

Wat is de status van het definiete lidwoord in idiomatische uitdrukkingen?

Deze vraag valt uiteen in twee deelvragen, die gemotiveerd worden door

bovenstaande theorie.

De eerste deelvraag vloeit voort uit de bevindingen van Nunberg (1978), Ernst (1981)

en Nunberg et al. (1994). Zij hebben laten zien dat idiomatische combinaties interne

modificatie (met een adjectief) en discourse-gerelateerde modificatie (door middel

van passivisatie en topicalisatie) toestaan. Idiomen staan deze modificaties niet toe.

Modificatie van het lidwoord kan ook een vorm zijn van interne of discourse-

gerelateerde modificatie. Het is echter nog nooit systematisch onderzocht of de

mogelijkheid tot lidwoordmodificatie ook afhankelijk is van de decompositionaliteit

van uitdrukkingen. De eerste deelvraag is daarom:

1. Hoe flexibel is het lidwoord in bestaande uitdrukkingen?

De verwachting is dat idiomatische combinaties lidwoordmodificatie toestaan en dus

hun figuurlijke interpretatie behouden, terwijl idiomen lidwoordmodificatie niet

toestaan en daardoor niet idiomatisch geïnterpreteerd kunnen worden wanneer het

definiete lidwoord uit de standaardvorm vervangen wordt door een ander lidwoord.

De lidwoordflexibiliteit is in dat geval afhankelijk van de decompositionaliteit van de

uitdrukking. Ik heb geen specifieke hypothese over het effect van de verschillende

soorten lidwoordmodificaties, omdat er nooit is gekeken naar het effect op de ‘mate’

van idiomaticiteit door modificatie van idiomen.

Het definiete lidwoord heeft in idiomen volgens de theorie een opvallende status.

Fellbaum (1993) heeft voorgesteld dat het definiete lidwoord in idiomen het element

is dat aangeeft dat de uitdrukking een figuurlijke interpretatie moet krijgen. Met de

tweede deelvraag wil ik deze hypothese testen. De vraag is:

16

2. Activeert een definiet lidwoord een idiomatische lezing van niet-bestaande

uitdrukkingen?

Ik verwacht dat niet-bestaande uitdrukkingen met een definiet lidwoord meer

figuurlijk geïnterpreteerd zullen worden dan dezelfde uitdrukkingen met een

indefiniet lidwoord. Aangezien decompositionaliteit van een uitdrukking kennis is die

afhankelijk is van de betekenis van een uitdrukking, verwacht ik in dit geval geen

verschil tussen idiomen en idiomatische combinaties te vinden.

In de operationalisatie van beide deelvragen neem ik ook de dimensie letterlijkheid

mee. Ik verwacht dat uitdrukkingen zonder letterlijke interpretatie over het algemeen

meer figuurlijk geïnterpreteerd zullen worden dan uitdrukkingen die wel een

letterlijke interpretatie hebben. Verder verwacht ik dat het effect van lidwoord bij

letterlijke en niet-letterlijke uitdrukkingen wel overeenkomt. Dit betekent dat in het

geval van niet-bestaande uitdrukkingen het definiete lidwoord, bij letterlijke en niet-

letterlijke uitdrukkingen, tot een meer idiomatische interpretatie zal leiden dan het

indefiniete lidwoord. Bij bestaande uitdrukkingen verwacht ik dat bij letterlijke en

niet-letterlijke decompositionele uitdrukkingen lidwoordmodificatie wel wordt

toegestaan, maar dat dit niet het geval is bij letterlijke en niet-letterlijke niet-

decompositionele uitdrukkingen.

Dit onderzoek is relevant omdat er weinig bekend is over de functie en het gedrag van

lidwoorden in idiomatische uitdrukkingen. Dit onderzoek geeft daarin meer inzicht,

en daarmee een betere beschrijving van de eigenschappen van idiomatische

uitdrukkingen in het algemeen.

17

3. Methode

In dit onderzoek kijk ik naar de status van het definiete lidwoord in idiomatische

uitdrukkingen door middel van twee deelvragen: Hoe flexibel is het lidwoord in

bestaande uitdrukkingen? en Activeert een definiet lidwoord een idiomatische lezing

van niet-bestaande uitdrukkingen? De inspiratie voor de methode die ik gebruikt heb

om een antwoord op deze vragen te krijgen is Fellbaum (1993), voetnoot 9. Hierin

stelt zij voor om onbekende uitdrukkingen voor te leggen aan proefpersonen en hen te

vragen of ze de uitdrukking letterlijk of figuurlijk zouden interpreteren. In deze sectie

licht ik toe hoe ik deze methode heb uitgewerkt. In Appendix A zijn de

introductietekst, alle gebruikte zinnen en een voorbeeld van een testitem te vinden.

3.1. Algemeen

De data zijn verzameld door middel van een online enquête binnen Google Docs.

Binnen het tijdsbestek en de mogelijkheden van een bachelor eindwerkstuk is een

online enquête de best uitvoerbare methode: in een korte tijd kun je op een

eenvoudige manier relatief veel data verzamelen. Daarnaast vormde het een goede

methode om mijn onderzoeksvraag te testen.

De enquête had het volgende design: na een korte introductietekst en twee algemene

vragen (leeftijd en geslacht van de deelnemers) werden 70 zinnen (60 testitems en 10

controle-items) op 4 pagina’s aan de proefpersonen gepresenteerd. Op de eerste twee

pagina’s stonden 18 zinnen per pagina. Op de laatste twee pagina’s stonden 17 zinnen

per pagina. Deze indeling is schematisch weergegeven in tabel 1.

Tabel 1

Indeling items enquête

Pagina 1 2 3 4 Totaal

Testitems

Controle- items

15

3

15

3

15

2

15

2

60

10

Totaal 18 18 17 17 70

18

De zinnen waren semi-willekeurig op de pagina’s ingedeeld: op geen enkele pagina

kwam dezelfde uitdrukking meer dan één keer voor. De zinnen op iedere pagina

stonden vast; de onderlinge volgorde van de zinnen per pagina was voor iedere

deelnemer willekeurig. Idealiter had ik alle items op een nieuwe pagina en in

willekeurige volgorde aangeboden. Op die manier zou voorkomen worden dat de

volgorde van de testitems voor een effect zorgt en dat deelnemers hun antwoorden op

de verschillende items met elkaar gaan vergelijken. De mogelijkheden binnen Google

Docs stonden dit echter niet toe. De keuze voor de huidige opzet is een middenweg.

Deelnemers werd gevraagd aan te geven in hoeverre ze de zinnen figuurlijk zouden

kunnen interpreteren. Hiervoor kregen ze een 7-punts Likertschaal waarbij “1” stond

voor ‘helemaal niet figuurlijk’ en “7” voor ‘zeer figuurlijk’. In de introductietekst

werd uitgelegd wat bedoeld wordt met de ‘figuurlijke interpretatie’. Omdat ik wilde

voorkomen dat deelnemers voortijdig stopten met de enquête, heb ik het aantal zinnen

beperkt gehouden. De duur van het invullen van de enquête was 10 tot 15 minuten.

Op elke pagina van de enquête stond een voortgangsbalk, zodat deelnemers konden

zien hoe ver ze waren in de enquête.

Deelnemers werden geselecteerd uit mijn persoonlijke omgeving en werden benaderd

via e-mail. Deelname aan het onderzoek vond plaats op vrijwillige basis. Deelnemers

moesten het Nederlands als moedertaal hebben om in aanmerking te komen voor

deelname.

3.2. Testitems

Alle gebruikte uitdrukkingen hebben de standaardvorm (in het geval van bestaande

uitdrukkingen) of vertaalde vorm (in het geval van vertaalde uitdrukkingen) van (35):

(35) definiet lidwoord - enkelvoudig zelfstandig naamwoord – werkwoord (= 12)

Dit betekent dat uitdrukkingen die in de standaardvorm een indefiniet lidwoord

hebben worden uitgesloten. Ook uitdrukkingen met een niet-telbaar zelfstandig

naamwoord of een meervoudig naamwoord in de standaardvorm worden uitgesloten.

Zoals ik in het theoretisch kader besproken heb, zijn er twee dimensies te

19

onderscheiden waarop idiomatische uitdrukkingen kunnen variëren: letterlijkheid en

decompositionaliteit. Dit geeft vier verschillende klassen idiomatische uitdrukkingen.

Ik heb geprobeerd uitdrukkingen uit iedere klasse te vertegenwoordigen in dit

onderzoek.

De idiomatische uitdrukkingen worden in de voltooid verleden tijd in zinnen

aangeboden om de uitdrukking in een zo natuurlijk mogelijke setting te presenteren.

Ik verwacht dat deelnemers hierdoor makkelijker kunnen beslissen of ze een

uitdrukking figuurlijk zouden kunnen interpreteren. De context van de zinnen is

neutraal: de gebruikte subjecten zijn namen, voornaamwoorden of neutrale

onderwerpen zoals ‘de postbode’, ‘mijn moeder’ en ‘de scholieren’. De subjecten

hebben geen relatie met de figuurlijke of, indien beschikbaar, letterlijke betekenis van

de uitdrukking. Hierdoor wordt geen van beide lezingen door elementen van buiten de

uitdrukking geactiveerd. Alle testzinnen uit de enquête hebben de vorm van (36). (37)

is een voorbeeldzin.

(36) subject – hulpwerkwoord – idiomatische uitdrukking

(37) Heleen heeft de bal teruggekaatst.

3.3. Methode deelvraag 1

De eerste deelvraag die ik in dit onderzoek wil beantwoorden is: Hoe flexibel is het

lidwoord in bestaande uitdrukkingen? Om deze vraag te beantwoorden presenteer ik

zinnen met bestaande uitdrukkingen met verschillende lidwoorden aan de deelnemers.

In deze paragraaf laat ik zien welke lidwoordmodificaties en welke uitdrukkingen ik

hiervoor gebruikt heb.

In de paragraaf ‘testitems’ heb ik een aantal eisen geformuleerd waar de

uitdrukkingen aan moeten voldoen. Naast deze eisen heb ik de bestaande

uitdrukkingen geselecteerd op bekendheid: het moeten veelgebruikte uitdrukkingen

zijn die algemene bekendheid genieten. Kennis van de uitdrukking is noodzakelijk om

de figuurlijke betekenis te herkennen. Daarnaast moet de uitdrukking voor kunnen

komen in de voltooid verleden tijd, aangezien ik de uitdrukking op deze manier in de

20

zinnen presenteer. De meeste uitdrukkingen zijn afkomstig uit het proefschrift van

Grégoire (2009), behalve de uitdrukking ‘het hazenpad kiezen’ (deze uitdrukking is

afkomstig van de website van Genootschap Onze Taal, www.onzetaal.nl). Ik heb

ervoor gekozen de idiomatische uitdrukkingen voor een groot deel over te nemen van

Grégoire, omdat zij in haar studie uitgebreid heeft gekeken naar de

decompositionaliteit van uitdrukkingen. Hierdoor wordt de claim dat de gebruikte

uitdrukkingen al dan niet decompositioneel zijn versterkt.

Per klasse heb ik drie uitdrukkingen geselecteerd. Alle gebruikte uitdrukkingen

komen in hun oorspronkelijke vorm (met een definiet lidwoord) voor in de enquête.

Dit dient als controlemaat. Daarnaast komen alle uitdrukkingen met drie

lidwoordmodificaties voor: een indefiniet lidwoord (‘een’), een kwantificeerder

(‘ieder(e)’) en een demonstratief (‘die’ of ‘dat’). Dit levert 36 testzinnen voor de

bestaande uitdrukkingen op.

Klasse 1 (+ decompositionaliteit, + letterlijkheid)

In de enquête zijn drie uitdrukkingen uit klasse 1 gebruikt: ‘de kar trekken’, ‘de bal

terugkaatsen’ en ‘de knoop doorhakken’. Al deze uitdrukkingen zijn ook letterlijk te

interpreteren. Hieronder geef ik de twee-niveaustructuren van de uitdrukkingen om de

decompositionaliteit ervan te illustreren (38, 39, 40).

(38) twee-niveaustructuur ‘de kar trekken’

DP de kar V trekken Letterlijk niveau

een project leiden Idiomatisch niveau

(39) twee-niveaustructuur ‘de bal terugkaatsen’

DP de bal V terugkaatsen Letterlijk niveau

kwestie/opmerking terugkaatsen (fig.) Idiomatisch niveau

(40) twee-niveaustructuur ‘de knoop doorhakken’

DP de knoop V doorhakken Letterlijk niveau

een belangrijke beslissing nemen Idiomatisch niveau

Klasse 2 (+ decompositionalteit, - letterlijkheid)

21

In de enquête zijn ook drie uitdrukkingen opgenomen uit klasse 2: ‘de dans

ontspringen’, ‘de aftocht blazen’ en ‘de ban breken’. Deze uitdrukkingen hebben geen

letterlijke betekenis. Uit de hieronder gegeven twee-niveaustructuren blijkt dat deze

uitdrukkingen decompositioneel zijn (41, 42, 43).

(41) twee-niveaustructuur ‘de dans ontspringen’

DP de dans V ontspringen Letterlijk niveau

iets onaangenaams ontsnappen aan Idiomatisch niveau

(42) twee-niveaustructuur ‘de aftocht blazen’

DP de aftocht V blazen Letterlijk niveau

vertrek aanvatten Idiomatisch niveau

(43) twee-niveaustructuur ‘de ban breken’

DP de ban V breken Letterlijk niveau

iets wat al lange tijd

aanwezig is

beëindigen Idiomatisch niveau

Klasse 3 (- decompositionaliteit, + letterlijkheid)

Ik heb geen idiomen gevonden van de vorm DP-V die een letterlijke betekenis hebben

en voldoen aan mijn eisen. De idiomen uit de selectie die Grégoire (2009) heeft

gemaakt hebben een niet-telbaar zelfstandig naamwoord (‘het ijs breken’) of een

meervoudig zelfstandig naamwoord (‘de mouwen opstropen’).5 Bij de uitdrukkingen

die wel een telbaar, enkelvoudig zelfstandig naamwoord hebben, ontbreekt het aan

een letterlijke betekenis waardoor ze in klasse 4 vallen (bijv. ‘de stormbal hijsen’).

5 Ik ervoor gekozen deze uitdrukkingen niet alsnog te gebruiken, omdat een deel van de gebruikte modificaties (modificatie door een indefiniet lidwoord, (i, iii) en kwantificatie met ‘ieder’, (ii, iv)) tot ongrammaticaliteit leidt bij deze naamwoorden:

(i) *een ijs(ii) *ieder ijs(iii) *een mouwen(iv) *iedere mouwen

Het effect van de lidwoordmodificaties op idiomaticiteit in deze uitdrukkingen wordt in dat geval mogelijk verklaard door de eigenschappen van het zelfstandig naamwoord. Hierdoor kun je niet met zekerheid iets zeggen over eigenschappen van het idioom.

22

Een inspectie van de database DuELME (Dutch Electronic Lexicon of Multiword

Expressions, duelme.clarin.inl.nl) leverde ook geen bruikbare uitdrukkingen op.

Klasse 4 (- decompositionaliteit, - letterlijkheid)

Tot slot zijn er drie uitdrukkingen uit klasse 4 opgenomen in de enquête: ‘de

boventoon voeren’, ‘de geest geven’ en ‘het hazenpad kiezen’. Deze uitdrukkingen

kennen geen letterlijke betekenis. De hieronder gegeven twee-niveaustructuren laten

zien dat de uitdrukkingen niet-decompositioneel zijn (44, 45, 46).

(44) twee-niveaustructuur ‘de boventoon voeren’

DP de boventoon V voeren Letterlijk niveau

overheersen Idiomatisch niveau

(45) twee-niveaustructuur ‘de geest geven’

DP de geest V geven Letterlijk niveau

sterven/kapot gaan Idiomatisch niveau

(46) twee-niveaustructuur ‘het hazenpad kiezen’

DP de boventoon V voeren Letterlijk niveau

overheersen Idiomatisch niveau

3.4. Methode deelvraag 2

De tweede deelvraag is: Activeert een definiet lidwoord een idiomatische lezing van

niet-bestaande uitdrukkingen? Deze vraag test ik door vertaalde uitdrukkingen, die in

het Nederlands betekenisloos zijn, aan te bieden aan de deelnemers. De uitdrukkingen

en hun betekenissen zijn vergaard uit The Oxford Dictionary of Idioms (1999)

(behalve ‘run the show’; de bron hiervan is Cambridge Idioms Dictionary uit 2006).

Bij het vertalen van de uitdrukkingen heb ik geprobeerd de algemene strekking van de

letterlijke betekenis van de samenstellende woorden aan te houden. Uit iedere klasse

van idiomatische uitdrukkingen heb ik drie uitdrukkingen genomen. Iedere

uitdrukking komt twee keer voor in de enquête: een keer met een definiet lidwoord en

een keer met een indefiniet lidwoord. Dit resulteert in 24 testzinnen.

23

Klasse 1 (+ decompositionaliteit, + letterlijkheid)

De drie uitdrukkingen uit klasse 1 zijn ‘de wagen bespringen’ (vertaling van ‘jump on

the bandwagon’), ‘de muzikant betalen’ (vertaling van ‘pay the piper’) en ‘de boot

schudden’ (vertaling ‘rock the boat’). Deze uitdrukkingen zijn ook letterlijk te

interpreteren. Daarnaast zijn de uitdrukkingen decompositioneel, zoals blijkt uit de

hieronder gegeven twee-niveaustructuren (47, 48, 49).

(47) twee-niveaustructuur ‘jump on the bandwagon’

DP the bandwagon V jump on Letterlijk niveau

something fashionable or

likely to be successful

join others in supporting Idiomatisch niveau

(48) twee-niveaustructuur ‘pay the piper’

DP the piper V pay Letterlijk niveau

the cost of an enterprise pay Idiomatisch niveau

(49) twee-niveaustructuur ‘rock the boat’

DP the boat V rock Letterlijk niveau

an existing situation and

upset other people

say or do something to

disturb

Idiomatisch niveau

Klasse 2 (+ decompositionaliteit, - letterlijkheid)

Ook uit klasse 2 zaten er drie niet-bestaande uitdrukkingen in de enquête: ‘de wet

neerleggen’ (vertaling van ‘lay down the law’), ‘de vraag opblazen’ (vertaling van

‘pop the question’) en ‘het spektakel lopen’ (vertaling van ‘run the show’). Deze

uitdrukkingen kunnen niet letterlijk geïnterpreteerd worden. Wel zijn ze

decompositioneel, zoals uit de twee-niveaustructuren blijkt (50, 51, 52).

(50) twee-niveaustructuur ‘lay down the law’

DP the law V lay down Letterlijk niveau

instructions issue (in an authoritative Idiomatisch niveau

24

or dogmatic way)

(51) twee-niveaustructuur ‘pop the question’

DP the question V pop Letterlijk niveau

marriage (proposal) propose Idiomatisch niveau

(52) twee-niveaustructuur ‘run the show’

DP the show V run Letterlijk niveau

an organization or an

activity

to be in charge of Idiomatisch niveau

Klasse 3 (- decompositionaliteit, + letterlijkheid)

Uit klasse 3 zijn er ook drie uitdrukkingen opgenomen in de enquête: ‘de emmer

opschoppen’ (vertaling van ‘kick the bucket’), ‘het veld bespelen’ (vertaling van ‘play

the field’) en ‘het koekje nemen’ (vertaling van ‘take the biscuit’). Deze

uitdrukkingen zijn niet-decompositioneel, zoals blijkt uit de twee-niveaustructuren

(53, 54, 55). Wel zijn ze ook letterlijk te interpreteren.

(53) twee-niveaustructuur ‘kick the bucket’

DP the bucket V kick Letterlijk niveau

die Idiomatisch niveau

(54) twee-niveaustructuur ‘play the field’

DP the field V play Letterlijk niveau

avoid an exclusive commitment Idiomatisch niveau

(55) twee-niveaustructuur ‘take the biscuit’

DP the biscuit V take Letterlijk niveau

be the most remarkable Idiomatisch niveau

Klasse 4 (- decompositionaliteit, - letterlijkheid)

Tot slot zijn er drie uitdrukkingen uit klasse 4 opgenomen in de enquête: ‘het windje

afschieten’ (vertaling van ‘shoot the breeze’), ‘de pan ingaan’ (vertaling van ‘go down

25

the pan’) en ‘de stofwolk kussen’ (vertaling van ‘kiss the dust’). Een letterlijke

betekenis is bij deze uitdrukkingen niet beschikbaar. De uitdrukkingen zijn niet-

decompositioneel, zoals blijkt uit de twee-niveaustructuren (56, 57, 58).

(56) twee-niveaustructuur ‘shoot the breeze’

DP the breeze V shoot Letterlijk niveau

have a casual conversation Idiomatisch niveau

(57) twee-niveaustructuur ‘go down the pan’

DP the pan V go down Letterlijk niveau

to fail Idiomatisch niveau

(58) twee-niveaustructuur ‘kiss the dust’

DP the dust V kiss Letterlijk niveau

be overthrown Idiomatisch niveau

3.5. Controle-items

Naast de testitems heb ik 10 controle-items aan de enquête toegevoegd. De vorm van

de controle-items is vergelijkbaar met die van de testitems, op de aanwezigheid van

een idiomatische uitdrukking na (zie (59) voor het sjabloon en (60) voor een

voorbeeld).

(59) subject – hulpwerkwoord – lidwoord – object – voltooid deelwoord

(60) Rick heeft de koning begroet.

Ten eerste heb ik items toegevoegd om te controleren of deelnemers de zinnen wel

nauwkeurig lezen. Hiervoor heb ik twee ongrammaticale zinnen in de enquête gestopt.

Deze zinnen zijn ongrammaticaal door congruentiefouten. Deze zinnen hebben geen

betekenis, dus de verwachting is dat deelnemers aan deze zinnen een lage score op de

7-punts Likertschaal toekennen.

26

Daarnaast heb ik zinnen toegevoegd die moeten controleren hoe er gereageerd wordt

op zinnen waarbij het zelfstandig naamwoord een van de functies vervult die

Fellbaum (1993) voorgesteld heeft. Van de verschillende statussen die naamwoorden

volgens haar kunnen hebben, zijn er drie die in zinnen met een neutrale context voor

kunnen komen: uniek, institutioneel, en af te leiden uit algemene kennis/pragmatisch

verondersteld. Zinnen met een definiet lidwoord dat een van deze functies kan

vervullen, zullen volgens Fellbaum niet idiomatisch geïnterpreteerd worden en

daardoor een lage score op idiomaticiteit krijgen. Om te controleren of dit klopt, heb

ik van iedere categorie twee controlezinnen toegevoegd aan de enquête.

Tot slot heb ik twee zinnen met een indefiniet lidwoord toegevoegd. Het indefiniete

lidwoord heeft niet de functie als trigger voor idiomaticiteit. De verwachting is

daarom dat deze zinnen niet figuurlijk geïnterpreteerd zullen worden, en deelnemers

een lage score op de schaal zullen invullen.

27

4. Resultaten

4.1. Deelnemers

Aan het onderzoek hebben 21 mensen deelgenomen. Bij een eerste inspectie van de

resultaten bleek dat één van deze deelnemers op alle controle-items een hoge, en

daarmee afwijkende, score had gegeven. Uit een visuele inspectie van de controle-

items bleek dat deze deelnemer op alle controle-items een uitschieter was. Ook op

veel testitems week de score van deze deelnemer af van de overige deelnemers.

Daarnaast had deze deelnemer van slechts een deel van de 7-puntsschaal gebruikt (“2”

tot en met “6”), in tegenstelling tot bijna alle andere deelnemers. Op basis van de

afwijkende resultaten van de zojuist beschreven deelnemer, heb ik geconcludeerd dat

deze deelnemer de enquête niet op een juiste manier heeft ingevuld (ofwel

willekeurig, ofwel afwijkend door onbegrip). De resultaten van deze deelnemer zijn

hierdoor niet bruikbaar voor mijn onderzoek, en daarom heb ik verdere analyses

uitgevoerd zonder de resultaten van deze deelnemer. De gebruikte steekproef bestaat

uit 20 deelnemers (8 mannen en 12 vrouwen). De gemiddelde leeftijd van de

deelnemers was 25,15 jaar (SD = 10,574). De spreiding van leeftijd was erg ongelijk:

18 deelnemers hadden een leeftijd van 20 tot 27 jaar, terwijl de overige deelnemers 54

en 57 jaar oud waren. Hoewel de antwoorden van de deelnemer van 57 jaar enigszins

afwijkend waren (alleen de antwoordmogelijkheden “1”, “4” en “7” werden gebruikt),

vormde deze deelnemer geen uitschieter op de items. Ik heb ervoor gekozen de

antwoorden van deze deelnemer gewoon mee te nemen in de analyses.

4.2. Resultaten deelvraag 1

Om deelvraag 1 (Hoe flexibel is het lidwoord in bestaande uitdrukkingen?) te

beantwoorden, heb ik gevraagd naar de figuurlijke interpretatie van bekende

uitdrukkingen met verschillende lidwoorden. In de enquête zaten 36 items met

bestaande uitdrukkingen met vier verschillende lidwoorden. Er werden 9

verschillende uitdrukkingen gebruikt. Om de resultaten van de bestaande

uitdrukkingen goed te kunnen interpreteren, is het cruciaal dat deelnemers de

uitdrukkingen kennen. Om invloed van uitdrukkingen die onbekend waren bij

deelnemers uit te sluiten, heb ik de antwoorden op een uitdrukking geëxcludeerd

wanneer op alle vier de vormen van de uitdrukking een score van “3” of lager op

28

idiomaticiteit gegeven was. Hiermee heb ik de antwoorden op 10 minimale paren

geëxcludeerd (40 antwoorden), bij verschillende deelnemers en verschillende

uitdrukkingen.

Vervolgens heb ik gekeken naar de samenhang tussen de items met hetzelfde

lidwoord binnen de verschillende klassen door middel van Cronbachs α (tabel 1).

Over het algemeen wordt aangenomen dat items voldoende samenhangen wanneer

Cronbachs α een waarde van ,700 of hoger aanneemt (bijv. Allen & Bennett, 2012).

Uit tabel 1 blijkt dat dit niet bij alle variabelen het geval is. Verwijdering van een van

de uitdrukkingen leidde niet tot structurele verbetering van de samenhang. Ik heb

ervoor gekozen toch de gemiddelde score per variabele te berekenen om verdere

analyses mee uit te voeren.

Om te kijken hoe figuurlijk deelnemers uitdrukkingen uit een bepaalde klasse

interpreteren wanneer het lidwoord gemanipuleerd wordt, heb ik per klasse een one-

way repeated measures ANOVA uitgevoerd. Met deze test is het mogelijk meerdere

Tabel 1

Interne consistentie bestaande uitdrukkingen

Variabele Cronbachs α

Klasse 1 (N = 17) definiet lidwoord ,553

indefiniet lidwoord

kwantificeerder

demonstratief

,608

,620

,660

Klasse 2 (N = 17) definiet lidwoord ,627

indefiniet lidwoord ,825*

kwantificeerder

demonstratief

,726*

,434

Klasse 4 (N = 18) definiet lidwoord ,348

indefiniet lidwoord ,793*

kwantificeerder

demonstratief

,879*

,787*

*Cronbachs α > ,700

29

maten die gemeten zijn bij dezelfde groep deelnemers met elkaar te vergelijken. Een

voorwaarde voor deze test is dat de data normaal verdeeld zijn, hoewel een kleine

afwijking van de normaliteit meestal niet tot problemen leidt (Allen & Bennett, 2012).

Door middel van visuele inspectie en de Shapiro-Wilk test is vastgesteld dat de

variabelen, op een enkele kleine afwijking na, normaal verdeeld zijn (zie voor details

Appendix B). Daarnaast moet er voldaan worden aan de assumpties van homogeniteit

van varianties en sphericity (homogeniteit van de varianties van de verschillen tussen

de variabelen). Aan de assumptie van homogeniteit wordt voldaan wanneer Fmax

kleiner is dan 10 (Allen & Bennett). De assumptie van sphericity wordt getest tijdens

de one-way repeated measures ANOVA. Door middel van een Bonferroni-correctie is

er gecontroleerd voor kanskapitalisatie (de kans dat een significante p-waarde op

toeval berust wanneer er meerdere toetsen uitgevoerd worden).

De resultaten van de one-way repeated measures ANOVA voor klasse 1 laten zien dat

er sprake is van homogeniteit van varianties: Fmax = 1,309. Er wordt ook voldaan aan

de voorwaarde van sphericity (Mauchly’s W = ,740; p = ,413). Het model is

significant: F(3, 54) = 2,996; p = ,039; partial η2 = ,143. De gepaarde vergelijkingen

laten echter geen significante verschillen bestaan tussen de vier variabelen. De

gemiddelden en standaarddeviaties van de variabelen staan in tabel 2.

Uit de one-way repeated measures ANOVA voor klasse 2 blijkt dat hier ook sprake is

van homogeniteit van varianties: Fmax = 2,671. Mauchly’s test is significant

(Mauchly’s W = ,369; p = ,003), wat aangeeft dat er niet voldaan wordt aan de

voorwaarde van sphericity. Om deze reden wordt de Huynh-Feldt epsilon test

geïnterpreteerd. Het model is significant: F(2,003; 15,824) = 10,867; p < ,001; partial

η2 = ,364. De gepaarde vergelijkingen laten zien dat het definiet lidwoord een

significant hogere score heeft dan het indefiniet lidwoord, de kwantificeerder en het

demonstratief. Deze laatste drie verschillen niet significant van elkaar. De

gemiddelden en standaarddeviaties zijn na te lezen in tabel 2.

Tot slot blijkt uit de one-way repeated measures ANOVA voor klasse 4 dat er sprake

is van homogeniteit van varianties (Fmax = 5,024) en dat er wordt voldaan aan de

assumptie van sphericity (Mauchly’s W = ,689; p = ,253). Het model is wederom

30

Tabel 2

Gemiddelden en standaarddeviaties per lidwoord per klasse (M (SD))

Klasse 1 Klasse 2 Klasse 4

Definiet lidwoord 5,684 (1,235) 5,950 (,930) 6,358 (,769)

Indefiniet lidwoord 4,937 (1,241) 4,358 (1,520) 4,083 (1,592)

Kwantificeerder 5,167 (1,090) 4,492 (1,500) 3,808 (1,723)

Demonstratief 5,281 (1,173) 4,750 (1,202) 4,542 (1,587)

significant: F(3,57) = 18,473; p < ,001; partial η2 = ,493. Gepaarde vergelijkingen

laten hetzelfde patroon zien als in klasse 2: het definiete lidwoord heeft een significant

hogere score dan de overige drie lidwoorden; de overige drie lidwoorden verschillen

niet significant van elkaar. De gemiddelden en standaarddeviaties per lidwoord zijn

wederom na te lezen in tabel 2.

De resultaten van de bestaande uitdrukkingen laten dus het volgende zien. Ten eerste

is er geen verschil tussen de drie lidwoordmodificaties (indefiniet lidwoord,

kwantificeerder en demonstratief) binnen alle klassen. Voor het effect op figuurlijke

interpretatie maakt het dus niet uit of het definiete lidwoord vervangen wordt door een

indefiniet lidwoord, kwantificeerder of demonstratief. Ten tweede leidt vervanging

van het definiet lidwoord tot een significant minder figuurlijke interpretatie bij klasse

2 en klasse 4, maar niet bij klasse 1.

4.3. Resultaten deelvraag 2

Deelvraag 2 (Activeert het definiete lidwoord een idiomatische lezing bij niet-

bestaande uitdrukkingen?) werd getoetst met niet-bestaande uitdrukkingen. In de

enquête zaten 12 niet-bestaande uitdrukkingen met een definiet en een indefiniet

lidwoord. Een betrouwbaarheidsanalyse laat zien dat de onderlinge samenhang op de

items met hetzelfde lidwoord groot is: Cronbachs α heeft een waarde van ,799 voor de

items met een definiet lidwoord, en een waarde van ,843 voor de items met een

indefiniet lidwoord (tabel 3). Hoewel dit een acceptabele samenhang is, blijkt uit een

nadere inspectie dat de samenhang toeneemt wanneer items met de uitdrukking ‘de

wagen bespringen’ geëxcludeerd worden: Cronbachs α stijgt naar ,806 voor de items

met een definiet lidwoord, en voor items met een indefiniet lidwoord naar ,882.

31

Omdat verwijdering van de items met ‘de wagen bespringen’ in beide gevallen tot

verbetering van de samenhang leidt, heb ik besloten deze items te laten vallen.

Verdere analyses zullen uitgevoerd worden zonder items met de uitdrukking ‘de

wagen bespringen’.

Vanwege de hoge samenhang tussen de items met hetzelfde lidwoord, was het

gerechtvaardigd de items te reduceren tot twee variabelen: het gemiddelde van items

met het definiet lidwoord en het gemiddelde van items met een indefiniet lidwoord.

Uit een paired samples t test blijkt dat de score op idiomaticiteit voor items met een

definiet lidwoord (M = 3,605; SD = 1,049) significant hoger is dan de score op

idiomaticiteit op items met een indefiniet lidwoord (M = 3,155; SD = 1,132): t(19) =

Tabel 3

Interne consistentie vertaalde uitdrukkingen

Variabele Cronbachs α

Definiet lidwoord** (N = 20) ,806*

Indefiniet lidwoord** (N = 20) ,882*

Klasse 1** (N = 20) definiet lidwoord ,590

indefiniet lidwoord ,254

Klasse 2 (N = 20) definiet lidwoord ,406

indefiniet lidwoord ,863*

Klasse 3 (N = 20) definiet lidwoord ,411

indefiniet lidwoord ,261

Klasse 4 (N = 20) definiet lidwoord ,668

indefiniet lidwoord ,843*

Letterlijk (N = 20) definiet lidwoord ,613

indefiniet lidwoord ,503

Niet-letterlijk (N = 20) definiet lidwoord ,780*

indefiniet lidwoord ,920*

*Cronbachs α > ,700

**exclusief ‘de wagen bespringen’

-2,971; p = ,008, two-tailed. De effectgrootte is klein tot gemiddeld: d = 0,412. De

variabelen en de verschilscore zijn normaal verdeeld (zie ook Appendix B).

32

Hoewel er dus over het algemeen een effect van lidwoord gevonden wordt, heb ik in

mijn design onderscheid gemaakt tussen 4 klassen uitdrukkingen. Deze klassen

verschillen op letterlijkheid en decompositionaliteit (zie paragraaf 2.1.4.). Een

betrouwbaarheidsanalyse laat zien dat de interne consistentie tussen items met

hetzelfde lidwoord in de verschillende klassen niet altijd groot is (tabel 3). Het is

echter pas mogelijk iets te zeggen over de decompositionaliteit van een uitdrukking

wanneer de betekenis van de uitdrukking bekend is. Omdat bij deze deelvraag

gevraagd is naar de interpretatie van niet-bestaande uitdrukkingen die niet bekend

kunnen zijn bij deelnemers aan het onderzoek, verwachtte ik dat decompositionaliteit

niet voor een effect zou zorgen. Om dit te testen heb ik een one-way repeated

measures ANOVA met Bonferroni-correctie uitgevoerd met de gemiddelden van de

items met hetzelfde lidwoord per klasse. Voordat ik de analyse heb uitgevoerd, heb ik

gecontroleerd of de variabelen normaal verdeeld waren. Dit was op één variabele na

het geval (zie Appendix B). Omdat het hier om een kleine schending van de

normaliteit gaat, heb ik hier niets mee gedaan. Er wordt voldaan aan de voorwaarde

van homogeniteit van varianties: Fmax = 4,736. De voorwaarde van sphericity wordt

geschonden (Mauchly’s W = ,061; p = ,015), dus de Huynh-Feldt epsilon test wordt

geïnterpreteerd. Het model is significant: F(5,227; 99,322) = 17,247; p < ,001; partial

η2 = ,476. Uit de gepaarde vergelijkingen blijkt echter dat de vergelijkingen tussen de

variabelen die alleen verschillen op decompositionaliteit niet significant zijn. Dat wil

zeggen dat er geen verschil bestaat tussen klasse 1, definiet lidwoord en klasse 3

definiet lidwoord, klasse 1, indefiniet lidwoord en klasse 3, indefiniet lidwoord, klasse

2, definiet lidwoord en klasse 4, definiet lidwoord en tot slot klasse 2, indefiniet

lidwoord en klasse 4, indefiniet lidwoord. Een betrouwbaarheidsanalyse laat daarnaast

zien dat de interne consistentie tussen de letterlijke en niet-letterlijke items met

hetzelfde lidwoord toeneemt wanneer het onderscheid van decompositionaliteit

vervalt (zie tabel 3). Het lijkt dus gerechtvaardigd decompositionaliteit niet mee te

nemen in verdere analyses. Op basis van dit resultaat heb ik de letterlijke items met

hetzelfde lidwoord en de niet-letterlijke items met hetzelfde lidwoord samengenomen.

Hierdoor blijven er vier variabelen over. Deze variabelen, en de gemiddelden en

standaarddeviaties, staan in tabel 4.

Tabel 4

Gemiddelden en standaarddeviaties niet-bestaande uitdrukkingen

33

Variabele M(SD)

Letterlijk Definiet lidwoord 2,860 (1,028)

Indefiniet lidwoord 2,210 (,752)

Niet-letterlijk Definiet lidwoord 4,225 (1,322)

Indefiniet lidwoord 3,942 (1,631)

Om te kijken of letterlijke uitdrukkingen zich anders gedragen dan niet-letterlijke

uitdrukkingen, heb ik een one-way repeated measures ANOVA uitgevoerd. Visuele

inspectie van de data en de Shapiro-Wilk test laten zien dat de variabelen normaal

verdeeld zijn (zie ook Appendix B). Fmax heeft een waarde van 4,700, wat aangeeft dat

er sprake is van homogeniteit van varianties. Mauchly’s test of sphericity is niet

significant (Mauchly’s W = ,569; p = ,076): er wordt voldaan aan de assumptie van

sphericity. De resultaten laten zien dat het model significant is: F(3; 57) = 26,619, p <

,001, partial η2 = ,580. Uit de gepaarde vergelijkingen blijkt vervolgens dat de score

op de niet-letterlijke variabelen (definiet lidwoord en indefiniet lidwoord) hoger is dan

de score op de letterlijke variabelen (definiet lidwoord en indefiniet lidwoord).

Daarnaast heeft binnen de letterlijke variabelen het definiet lidwoord tot een

significant hogere score geleid dan het indefiniete lidwoord. Bij de niet-letterlijke

variabelen verschillen de scores op het definiete lidwoord en het indefiniete lidwoord

niet significant van elkaar.

De resultaten van de niet-bestaande uitdrukkingen laten dus zien dat er over het

algemeen een effect is van lidwoord: het definiete lidwoord leidt tot een hogere score

op idiomaticiteit dan het indefiniete lidwoord. Wanneer je gaat kijken naar de

verschillende klassen, blijkt er een verschil te bestaan tussen letterlijke en niet-

letterlijke niet-bestaande uitdrukkingen. Bij de letterlijke uitdrukkingen leidt het

definiete lidwoord tot een significant hogere score op idiomaticiteit dan het indefiniete

lidwoord, terwijl dit bij niet-letterlijke uitdrukkingen niet het geval is. Daarnaast

worden niet-letterlijke uitdrukkingen, onafhankelijk van het lidwoord, idiomatischer

geïnterpreteerd dan letterlijke uitdrukkingen.

4.4. Controle-items

34

Zoals verwacht werd op bijna alle controle-items de score “1” toegekend. De

gemiddelde score op de controle-items ligt tussen 1 en 1,9. De gemiddelde score op

de controle-items is 1,225 (SD = ,302). De Wilcoxon Signed-ranks test laat zien dat

dit significant lager is dan de laagste waarde op de testitems (niet-bestaande

uitdrukkingen: letterlijk, indefiniet lidwoord, M = 2,210; SD = ,752): z = -3,578; p

< ,001. Deze niet-parametrische test is gebruikt omdat de gemiddelde score van de

controle-items niet normaal verdeeld is (zie Appendix B).

35

5. Discussie

In de discussie geef ik een terugkoppeling van de resultaten van beide deelvragen naar

het theoretisch kader. Ook geef ik een mogelijke verklaring voor de gevonden

resultaten. Vervolgens bespreek ik de methodologische tekortkomingen van het

onderzoek.

5.1. Resultaten

Deelvraag 1 (Hoe flexibel is het lidwoord in bestaande uitdrukkingen?) heb ik getest

door bestaande uitdrukkingen met verschillende lidwoorden aan te bieden. In het

theoretisch kader heb ik de hypothese geformuleerd dat lidwoordmodificatie

toegestaan wordt bij decompositionele idiomen, maar dat het bij niet-

decompositionele idiomen tot verlies van idiomaticiteit zou leiden. De resultaten van

de bestaande uitdrukkingen laten zien dat flexibiliteit van het lidwoord afhankelijk is

van de letterlijkheid van de uitdrukking. Bij niet-letterlijke uitdrukkingen leidt

vervanging van het definiete lidwoord door een ander lidwoord tot een minder

idiomatische interpretatie. Bij letterlijke uitdrukkingen is de interpretatie bij alle

lidwoord even idiomatisch. Decompositionaliteit van de uitdrukking lijkt geen rol te

spelen. De hypothese wordt dus niet bevestigd door de resultaten.

De achterliggende theorie van dit onderzoek is gebaseerd op het idee dat sommige

uitdrukkingen decompositioneel zijn en dat deze uitdrukkingen zich gedragen zoals

letterlijke taal. De resultaten van mijn onderzoek vormen echter geen ondersteuning

voor een onderscheid op basis van decompositionaliteit. Een alternatieve hypothese

stelt dat idiomatische uitdrukkingen als lexicale elementen in het mentale lexicon

opgeslagen zitten (Swinney & Cutler, 1979). De verwachting op basis van deze

lexicale representatie hypothese is dat geen enkele idiomatische uitdrukking

gemodificeerd kan worden met behoud van idiomaticiteit. Deze verwachting komt

niet helemaal uit, maar de resultaten van dit onderzoek kunnen toch door middel van

de lexicale representatie hypothese verklaard worden. De niet-letterlijke

uitdrukkingen gedragen zich zoals verwacht: lidwoordmodificatie wordt niet

toegestaan. Het toestaan van lidwoordmodificatie bij idiomatische uitdrukkingen die

letterlijk geïnterpreteerd kunnen worden, wordt mogelijk verklaard door interferentie

36

uit de letterlijke taal: volgens de lexicale representatie hypothese worden idiomatische

uitdrukkingen figuurlijk (als lexicaal item) en letterlijk (woord voor woord)

geïnterpreteerd (Swinney & Cutler). Op het letterlijke niveau wordt

lidwoordmodificatie door een indefiniet, kwantificeerder of demonstratief toegestaan

(met uitzondering van bijv. niet-telbare naamwoorden). Deze mogelijkheid tot

lidwoordmodificatie wordt wellicht overgedragen op het idiomatische niveau,

waardoor het lijkt alsof lidwoordmodificatie bij letterlijk te interpreteren

uitdrukkingen wordt toegestaan.

Uit de resultaten van de bestaande uitdrukkingen kwam ook naar voren dat de soort

lidwoordmodificatie niet uit lijkt te maken: binnen de klassen bestaat er geen verschil

tussen de idiomaticiteit van uitdrukkingen met een indefiniet lidwoord, een

demonstratief of een kwantificeerder. Dit is opmerkelijk, omdat het om verschillende

soorten modificatie gaat, namelijk interne modificatie (kwantificeerder) en discourse-

gerelateerde modificatie (indefiniet lidwoord en demonstratief). Dit resultaat lijkt aan

te geven dat de semantische waarde van een bepaalde modificatie geen rol speelt bij

idiomatische uitdrukkingen. Hiermee gedragen idiomatische uitdrukkingen zich

anders dan letterlijke taal, omdat binnen letterlijke taal verschillende modificaties een

verschillend effect op de betekenis hebben. Ook dit is een argument tegen de

decompositionaliteit van idiomatische uitdrukkingen, omdat decompositionele

uitdrukkingen zich hetzelfde zouden gedragen als letterlijke taal. Aan de andere kant

is het ook mogelijk dat de invloed op idiomaticiteit van verschillende modificaties op

zichzelf niet verschilt. Verder onderzoek naar andere vormen van

lidwoordmodificatie, zoals negatie of modificatie door een possessief, zou meer

inzicht moeten geven in het gedrag van lidwoordmodificaties en de invloed ervan op

idiomaticiteit.

Door het aanbieden van niet-bestaande uitdrukkingen met een definiet en een

indefiniet lidwoord heb ik geprobeerd een antwoord te krijgen op de tweede

deelvraag: Activeert het definiete lidwoord een idiomatische lezing bij niet-bestaande

uitdrukkingen? De verwachting was dat het definiete lidwoord de functie

‘idiomatisch’ vervult, en dat uitdrukkingen met een definiet lidwoord daardoor meer

figuurlijk geïnterpreteerd worden dan uitdrukkingen met een indefiniet lidwoord. De

resultaten van de niet-bestaande uitdrukkingen bevestigen deze hypothese:

37

uitdrukkingen met een definiet lidwoord krijgen een hogere score op idiomaticiteit

dan uitdrukkingen met een indefiniet lidwoord. Ook hier lijken letterlijke

uitdrukkingen zich echter anders te gedragen dan niet-letterlijke uitdrukkingen: niet-

letterlijke uitdrukkingen worden, zoals verwacht, idiomatischer geïnterpreteerd dan

letterlijke uitdrukkingen, maar het lidwoord leidt niet tot een verschil. Bij letterlijke

uitdrukkingen is dit wel het geval: letterlijke uitdrukkingen met een definiet lidwoord

krijgen een hogere score dan letterlijke uitdrukkingen met een indefiniet lidwoord.

Ook dit resultaat kan verklaard worden vanuit de lexicale representatie hypothese. In

het geval van letterlijke uitdrukkingen worden de letterlijke en figuurlijke interpretatie

beide geactiveerd. Om de verwerking van de zin met de idiomatische uitdrukking

succesvol te laten verlopen, moet er een keuze gemaakt worden tussen een van beide

interpretaties. Het lidwoord is hier mogelijk het element dat de doorslag geeft: door

het idiomatisch lidwoord wordt aangegeven dat er sprake is van een figuurlijk

bedoelde uiting. Bij niet-letterlijke uitdrukkingen hoeft het definiete lidwoord deze

functie niet te vervullen, omdat hierbij niet sprake is van conflicterende activatie van

een letterlijke en figuurlijke betekenis; de letterlijke betekenis is niet beschikbaar. In

het onderzoek werden echter onbekende uitdrukkingen gebruikt. Een concrete

figuurlijke interpretatie was hierdoor niet beschikbaar bij de deelnemers. In de

vraagstelling was hier rekening mee gehouden door te vragen naar een mogelijk

figuurlijke interpretatie. Hoewel de deelnemers geen figuurlijke interpretatie van de

niet-bestaande uitdrukkingen kenden, blijkt dat ze zich wel voor konden stellen dat de

zinnen figuurlijk geïnterpreteerd konden worden.

De controle-items werden, zoals verwacht, niet idiomatisch geïnterpreteerd. Dit geldt

ook voor de controle-items met een definiet lidwoord en een zelfstandig naamwoord

dat uniek, institutioneel of af te leiden van algemene kennis/pragmatisch

verondersteld is. De lage score op deze items laat zien dat het definiete lidwoord niet

in alle gevallen tot een idiomatische interpretatie leidt: wanneer het zelfstandig

naamwoord een andere functie kan vervullen, krijgt deze functie voorrang. Daarnaast

laat dit zien dat de idiomatische interpretatie van de (figuurlijke) testitems hoger is

dan de idiomatische interpretatie van de (letterlijke) controle-items, en dat er dus

daadwerkelijk meer idiomaticiteit wordt toegekend aan de idiomatische zinnen dan

aan letterlijke zinnen.

38

5.2. Methode

Er zijn ook een aantal methodologische discussiepunten. Ten eerste is een online

enquête niet een ideaal meetinstrument, omdat je geen controle kunt uitoefenen op de

situatie waarin deelnemers de enquête invullen. Hierdoor kun je niets zeggen over de

eventuele invloed van externe factoren op de resultaten. Ten tweede bood Google

Docs niet de mogelijkheid aan om alle items te randomiseren en op een afzonderlijke

pagina te presenteren. Hierdoor stonden de items, wel in willekeurige volgorde, op

vier vaste pagina’s. Ik verwacht niet dat dit de resultaten sterk heeft beïnvloed, maar

in verder onderzoek zou ik bij voorkeur de items willekeurig én afzonderlijk

aanbieden. Daarnaast heb ik een vrij kleine steekproef gebruikt, die niet willekeurig is

geselecteerd uit de populatie. Dit zorgt ervoor dat de resultaten niet generaliseerbaar

zijn naar een grotere populatie. Binnen de steekproef was er een deelnemer die alleen

de antwoordmogelijkheden “1”, “4” en “7” heeft gebruikt. Omdat deze antwoorden

per item niet afwijkend, heb ik de deelnemer niet uitgesloten, maar het is wel

opmerkelijk. Mogelijk waren de instructies van het onderzoek niet duidelijk voor deze

deelnemer.

Ook wat betreft de gebruikte items zijn er een aantal verbeterpunten. Ten eerste is

klasse 3 van de bestaande idiomen niet vertegenwoordigd in dit onderzoek. De reden

hiervoor is dat ik geen uitdrukkingen heb gevonden die aan mijn criteria voldeden,

maar wellicht levert een uitgebreidere zoektocht naar uitdrukkingen uit deze klasse

wel voorbeelden op. Daarnaast heb ik binnen iedere klasse maar drie uitdrukkingen

genomen. De resultaten op basis van deze uitdrukkingen zijn wellicht niet

representatief voor alle uitdrukkingen uit een klasse. Bovendien ontbrak het soms aan

voldoende interne consistentie tussen de uitdrukkingen uit een klasse. In veel gevallen

leidde exclusie van een van de items niet tot verbetering, en heb ik niets gedaan aan

het gebrek aan interne consistentie. Ook om deze reden is de mogelijkheid tot

generalisatie naar andere uitdrukkingen beperkt. In het geval van de vertaalde idiomen

leidde exclusie van een van de items (‘de wagen bespringen’) wel tot een verbeterde

consistentie. Mogelijk was ‘de wagen bespringen’ geen goed item omdat een

letterlijke interpretatie van dit item moeilijk voor te stellen is. Mijn verwachting was

dat ‘bespringen’ als ‘springen op’ geïnterpreteerd zou worden, maar ‘bespringen’ kan

39

ook ‘aanvallen’ betekenen. In dat geval is een letterlijke interpretatie van ‘de wagen

bespringen’ minder waarschijnlijk.

Bij de bestaande uitdrukkingen was het moeilijk in te schatten of deelnemers bekend

waren met de bestaande uitdrukkingen. Ik heb de antwoorden per uitdrukking per

deelnemer verwijderd wanneer op alle vormen een score van “3” of lager werd

gegeven. Aan de ene kant is het echter mogelijk dat deelnemers, hoewel niet bekend

met de uitdrukkingen, toch een score hoger dan “3” gaven (vergelijkbaar met de niet-

bestaande uitdrukkingen). Aan de andere kant is het ook mogelijk dat deelnemers een

lage score toekenden omdat ze de uitdrukkingen niet in de voltooid verleden tijd

konden gebruiken. Voor vervolgonderzoek zou ik aanbevelen de deelnemers expliciet

te vragen of ze bekend zijn met de gebruikte uitdrukkingen. In het geval van de niet-

bestaande uitdrukkingen kan iets soortgelijks van toepassing zijn geweest. Deze

uitdrukkingen zijn vertalingen van Engelse uitdrukkingen, en het is mogelijk dat

deelnemers bekend zijn met de uitdrukking in het Engels. Hierdoor zouden ze de

vertaling idiomatisch kunnen interpreteren. Voor vervolgonderzoek zou ik ook

aanbevelen te vragen naar de bekendheid van de gebruikte (vertaalde) Engelse

uitdrukkingen.

40

6. Conclusie

De onderzoeksvraag in dit werkstuk was: Wat is de status van het definiete lidwoord

in idiomatische uitdrukkingen? Deze vraag viel uiteen in de deelvragen Activeert het

definiete lidwoord een idiomatische lezing bij niet-bestaande uitdrukkingen? en Hoe

flexibel is het lidwoord in bestaande uitdrukkingen? Uit de resultaten kan het

volgende geconcludeerd worden: het definiete lidwoord is, zoals Fellbaum (1993)

voorspelde, een trigger voor idiomaticiteit. Dit geldt echter alleen bij uitdrukkingen

die letterlijk geïnterpreteerd kunnen worden, omdat hierbij een keuze gemaakt moet

worden voor een letterlijke of figuurlijke betekenis. Het definiete lidwoord geeft

hierbij de doorslag. Niet-letterlijkheid van een uitdrukking leidt op zichzelf tot een

idiomatische interpretatie. De letterlijkheid van een uitdrukking is ook de bepalende

maat in het toestaan van vervanging van het definiete lidwoord bij bestaande

uitdrukkingen: bij letterlijke uitdrukkingen wordt lidwoordmodificatie wel toegestaan,

maar bij niet-letterlijke uitdrukkingen leidt dit tot verlies van idiomaticiteit. Welk

element hierbij de vervanger is, lijkt niet uit te maken.

Het definiete lidwoord heeft in idiomatische uitdrukkingen dus zeker de status als

trigger voor idiomaticiteit, maar wel op de tweede plaats na niet-letterlijkheid.

Daarnaast lijkt het definiete lidwoord een crucialer element te zijn bij niet-letterlijke

uitdrukkingen, maar mogelijk wordt dit verklaard door interferentie uit de letterlijke

taal.

Verder onderzoek naar het lidwoord in idiomatische uitdrukkingen waarbij het

zelfstandig naamwoord andere eigenschappen heeft zou erg interessant zijn,

bijvoorbeeld uitdrukkingen met een meervoudig zelfstandig naamwoord of een niet-

telbaar naamwoord. Daarnaast zou het interessant zijn te onderzoeken of het toestaan

van andere lidwoordmodificaties ook gebonden is aan de letterlijkheid van een

uitdrukking. Tot slot lijkt het veelbelovend het onderzoek naar het lidwoord in

idiomatische uitdrukkingen aan te vatten vanuit de lexicale representatie hypothese als

alternatief voor het idee van decompositionaliteit, omdat decompositionaliteit in dit

onderzoek niet tot een effect heeft geleid.

41

Referenties

Allen, P., & Bennett, K. (2012). SPSS statistics: A practical guide version 20.

Australia: Cengage Learning.

Chomsky, N. (1957). Syntactic structures. Den Haag: Mouton.

Chomsky, N. (1965). Aspects of the theory of syntax. Cambridge, MA: MIT Press.

Ernst, T. (1981). Grist for the linguistic mill: Idioms and ‘extra’ adjectives. Journal of

Linguistic Research, 1(3), 51-68.

Fellbaum, C. (1993). The determiner in English idioms. In C. Cacciari & P. Tabossi

(Eds.), Idioms: Processing, structure, and interpretation (pp. 271-296). New

York, NY: Psychology Press.

Gibbs, R. W., & Nayak, N. P. (1989). Psycholinguistic studies on the syntactic

behavior of idioms. Cognitive psychology, 21(1), 100-138.

Grégoire, N. H. W. (2009). Untangling Multiword Expressions, A study on the

representation and variation of Dutch multiword expressions (Proefschrift).

Landelijke Onderzoeksschool Taalwetenschap, Utrecht, Nederland.

Lebeaux, D. (2009). Where does binding theory apply? Cambridge, MA: MIT Press.

Nunberg, G. (1978).The Syntax of Idioms. The pragmatics of reference (pp. 117-135).

Bloomington, IN: Indiana University Linguistics Club.

Nunberg, G., Sag, I. A., & Wasow, T. (1994). Idioms. Language, 70, 491-538.

Speake, J. (Ed.) (1999). The Oxford Dictionary of Idioms. Oxford: Oxford University

Press.

42

Swinney, D. A., & Cutler, A. (1979). The access and processing of idiomatic

expressions. Journal of verbal learning and verbal behavior, 18(5), 523-534.

Tabossi, P., & Zardon, F. (1993). The activation of idiomatic meaning in spoken

language comprehension. Idioms: Processing, structure, and interpretation

(pp. 145-162). New York, NY: Psychology Press.

Walter, E. (Ed) (2006). Cambridge Idioms Dictionary. Cambridge: Cambridge

University Press.

43

Appendix A: enquête

Introductietekst

Figuurlijke interpretatie? Niet voor één gat te vangen!

Beste deelnemer,

Hartelijk dank voor je deelname aan dit experiment! Deelname zal ongeveer 10

minuten duren. Alle gegevens zullen anoniem en vertrouwelijk behandeld worden.

Je krijgt zo een aantal zinnen te zien. Lees de zinnen eerst nauwkeurig door. Geef

daarna aan in hoeverre je deze zinnen figuurlijk zou kunnen interpreteren. Geef dit

aan op een schaal waarbij (1) ‘helemaal niet figuurlijk’ en (7) ‘zeer figuurlijk’

betekent.

Figuurlijk wil zeggen dat de betekenis van de zin anders is dan de letterlijke

betekenis. Een voorbeeld van een figuurlijke interpretatie is het gebruik van de

uitdrukking ‘de pijp uit gaan’ met de betekenis ‘doodgaan’. Wanneer mensen ‘de pijp

uit gaan’ zeggen in plaats van ‘doodgaan’, wordt ‘de pijp uit gaan’ in de figuurlijke

betekenis gebruikt.

Let op! Het is niet erg als je sommige zinnen een beetje vreemd vindt of niet precies

weet wat ze betekenen. Jij hoeft alleen maar aan te geven in hoeverre je de zin

figuurlijk (op de manier zoals hierboven beschreven) zou kunnen interpreteren. Het is

dus ook mogelijk dat je vindt dat de zin helemaal niet figuurlijk geïnterpreteerd kan

worden. Dit kun je aangeven door (1) ‘helemaal niet figuurlijk’ te kiezen. Ook als je

denkt dat de zin niets betekent, kun je voor (1) kiezen.

Veel succes!

44

Voorbeelditem

Geef aan in hoeverre je onderstaande zitten figuurlijk zou kunnen interpreteren.

Onze buurman heeft de emmer omgeschopt. 

1 2 3 4 5 6 7

Helemaal niet

figuurlijkZeer figuurlijk

Alle testitems

Item Pagin

a

Vertaalde uitdrukkingenOnze buurman heeft de emmer omgeschopt 2

Onze buurman heeft een emmer omgeschopt 1

De man heeft het veld bespeeld 3

De man heeft een veld bespeeld 4

De danseres heeft het koekje genomen 4

De danseres heeft een koekje genomen 2

Els en Maria hebben het windje afgeschoten 3

Els en Maria hebben een windje afgeschoten 1

Tim is de pan ingegaan 2

Tim is een pan ingegaan 1

De bokser heeft de stofwolk gekust 3

De bokser heeft een stofwolk gekust 4

Harry heeft de muzikant betaald 2

Harry heeft een muzikant betaald 3

De studenten hebben de wagen besprongen 4

De studenten hebben een wagen besprongen 1

Thomas heeft de boot geschud 4

Thomas heeft een boot geschud 3

Zij heeft de wet neergelegd 1

Zij heeft een wet neergelegd 2

45

Mijn zus heeft het spektakel gelopen 2

Mijn zus heeft een spektakel gelopen 4

Mijn neef heeft de vraag opgeblazen 1

Mijn neef heeft een vraag opgeblazen 3

Bestaande uitdrukkingenAlexander heeft de boventoon gevoerd 3

Alexander heeft een boventoon gevoerd 1

Alexander heeft iedere boventoon gevoerd 2

Alexander heeft die boventoon gevoerd 4

De vrouw heeft de geest gegeven 3

De vrouw heeft een geest gegeven 4

De vrouw heeft iedere geest gegeven 2

De vrouw heeft die geest gegeven 1

De jongen heeft het hazenpad gekozen 1

De jongen heeft een hazenpad gekozen 2

De jongen heeft ieder hazenpad gekozen 3

De jongen heeft dat hazenpad gekozen 4

Heleen heeft de bal teruggekaatst 4

Heleen heeft een bal teruggekaatst 3

Heleen heeft iedere bal teruggekaatst 2

Heleen heeft die bal teruggekaatst 1

We hebben de knoop doorgehakt 2

We hebben een knoop doorgehakt 1

We hebben iedere knoop doorgehakt 3

We hebben die knoop doorgehakt 4

Pieter heeft de kar getrokken 3

Pieter heeft een kar getrokken 2

Pieter heeft iedere kar getrokken 1

Pieter heeft die kar getrokken 4

De postbode is de dans ontsprongen 1

De postbode is een dans ontsprongen 2

De postbode is iedere dans ontsprongen 3

De postbode is die dans ontsprongen 4

De scholieren hebben de aftocht geblazen 4

De scholieren hebben een aftocht geblazen 3

46

De scholieren hebben iedere aftocht geblazen 2

De scholieren hebben die aftocht geblazen 1

Kim heeft de ban gebroken 1

Kim heeft een ban gebroken 4

Kim heeft iedere ban gebroken 2

Kim heeft die ban gebroken 3

Controle-items: ongrammaticaalMijn moeder hebben de vakantie geboekt 3

De vrouw heeft de kastje geverfd 1

Controle-items: institutioneelIk heb de radio aangezet 2

Hij is naar het postkantoor gegaan 4

Controle-items: uniekRick heeft de koning begroet 4

De man heeft de maan bestudeerd 3

Controle-items: af te leiden van algemene kennis/pragmatisch verondersteldMijn zus heeft de tv aangezet 2

Mijn moeder heeft de vriezer gereinigd 1

Controle-items: indefiniet lidwoordIk heb een broek gekocht 2

Het meisje heeft een banaan gegeten 1

47

Appendix B: achtergrondinformatie statistieken

Distributie variabelen bestaande uitdrukkingen

Variabele DescriptievenKlasse 1, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 5,684 (1,235)

Mediaan 6Confidence interval (95%) 5,089 – 6,279Skewness -,596 (,524)Kurtosis -,497 (1,014)

N = 19

Shapiro-Wilk

Statistic df p,897 19 ,044

Uitleg: er is een kleine afwijking van de normaliteit (Shapiro-Wilk test is significant).

Visuele inspectie laat zien dat dit veroorzaakt wordt door een piek op de

antwoordmogelijkheid ‘7’.

Variabele DescriptievenKlasse 1, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,939 (1,241)

Mediaan 5Confidence interval (95%) 4,340 – 5,537Skewness -,100 (,524)Kurtosis -1,327 (1,014)

N = 19

Shapiro-Wilk

Statistic df p,930 19 ,175

Uitleg: hoewel er sprake is van negatieve kurtosis wat aangeeft dat de data ‘plat’

verdeeld zijn, is de Shapiro-Wilk test niet significant en kan geconcludeerd worden

dat de data normaal verdeeld zijn.

48

Variabele DescriptievenKlasse 1, kwantificeerder Gemiddelde (standaarddeviatie) 5,167 (1,090)

Mediaan 5,333Confidence interval (95%) 4,641 – 5,692Skewness -,482 (,524)Kurtosis -,253 (1,014)

N = 19

Shapiro-Wilk

Statistic df p,947 19 ,357

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

Variabele DescriptievenKlasse 1, demonstratief Gemiddelde (standaarddeviatie) 5,281 (1,173)

Mediaan 5,333Confidence interval (95%) 4,715 – 5,846Skewness -,505 (,524)Kurtosis ,066 (1,014)

N = 19

Shapiro-Wilk

Statistic df p,963 19 ,623

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

49

Variabele DescriptievenKlasse 2, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 5,950 (,930)

Mediaan 6Confidence interval (95%) 5,515 – 6,386Skewness -,694 (,512)Kurtosis ,163 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,919 20 ,094

Uitleg: hoewel er sprake is van licht negatief geskewede data, is de Shapiro-Wilk test

niet significant, dus wordt er niet afgeweken van de normaliteit.

Variabele DescriptievenKlasse 2, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,358 (1,520)

Mediaan 4Confidence interval (95%) 3,647 – 5,070Skewness -,253 (,512)Kurtosis -,379 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,959 20 ,523

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

50

Variabele DescriptievenKlasse 2, kwantificeerder Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,492 (1,500)

Mediaan 4,833Confidence interval (95%) 3,790 – 5,194Skewness -,566 (,512)Kurtosis -,118 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,948 20 ,342

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

Variabele DescriptievenKlasse 2, demonstratief Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,750 (1,202)

Mediaan 5Confidence interval (95%) 4,187 – 5,313Skewness -1,000 (,512)Kurtosis 1,263 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,928 20 ,140

Uitleg: hoewel er afwijkende waarden voor skewness en kurtosis zijn, is de Shapiro-

Wilk test niet significant. Visuele inspectie wijst daarnaast uit dat de data inderdaad

geen grote afwijkingen van de normaliteit laat zien.

51

Variabele DescriptievenKlasse 4, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 6,358 (,769)

Mediaan 6,667Confidence interval (95%) 5,998 – 6,718Skewness -1,039 (,512)Kurtosis ,234 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,819 20 ,002

Uitleg: de data is sterk negatief geskewed doordat er veel hoge waarden als antwoord

zijn gegeven. Dit verklaart de afwijking van de normaliteit die ook de Shapiro-Wilk

test laat zien.

Variabele DescriptievenKlasse 4, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,083 (1,592)

Mediaan 4,167Confidence interval (95%) 3,338 – 4,828Skewness -,034 (,512)Kurtosis -,702 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,977 20 ,884

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

52

Variabele DescriptievenKlasse 4, kwantificeerder Gemiddelde (standaarddeviatie) 3,808 (1,723)

Mediaan 4,167Confidence interval (95%) 3,338 – 4,828Skewness -,034 (,512)Kurtosis -,702 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,966 20 ,665

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

Variabele DescriptievenKlasse 4, demonstratief Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,542 (1,587)

Mediaan 4,417Confidence interval (95%) 3,799 – 5,284Skewness -,157 (,512)Kurtosis -1,013 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,940 20 ,239

Uitleg: hoewel de kurtosis afwijkend is, is de Shapiro-Wilk test niet significant. Ook

visuele inspectie laat geen grote afwijkingen van de normaliteit zien.

53

Distributie variabelen niet-bestaande uitdrukkingen

Variabele DescriptievenTotaal, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 3,605 (1,049)

Mediaan 3,727Confidence interval (95%) 3,114 – 4,095Skewness -,250 (,512)Kurtosis -,534 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,983 20 ,963

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

Variabele DescriptievenTotaal, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 3,155 (1,132)

Mediaan 3,318Confidence interval (95%) 2,625 – 3,685Skewness -,758 (,512)Kurtosis ,057 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,917 20 ,088

Uitleg: er is een uitschieter waardoor de Shapiro-Wilk test naar significantie neigt,

maar verder is de data normaal verdeeld.

54

Variabele DescriptievenVerschilscore totaal, definiet lidwoord en totaal, indefiniet lidwoord

Gemiddelde (standaarddeviatie) ,450 (,677)

Mediaan ,272Confidence interval (95%) ,133 - ,767Skewness 1,003 (,512)Kurtosis 1,244 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,927 20 ,137

Uitleg: de data is positief geskewed, maar de Shapiro-Wilk test is niet significant, wat

aangeeft dat de data normaal verdeeld zijn.

Variabele DescriptievenKlasse 1, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 2,775 (1,292)

Mediaan 3Confidence interval (95%) 2,170 – 3,380Skewness ,434 (,512)Kurtosis ,407 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,914 20 ,076

Uitleg: hoewel de Shapiro-Wilk test richting significantie gaat, laat een visuele

inspectie geen afwijkingen zien.

55

Variabele DescriptievenKlasse 1, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 2,300 (1,044)

Mediaan 2,5Confidence interval (95%) 1,812 – 2,789Skewness ,210 (,512)Kurtosis -1,035 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,900 20 ,041

Uitleg: de Shapiro-Wilk test is significant, waarschijnlijk door de afwijkende kurtosis.

Deze variabele is niet normaal verdeeld.

Variabele DescriptievenKlasse 2, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,333 (1,195)

Mediaan 4,5Confidence interval (95%) 3,774 – 4,892Skewness -,091 (,512)Kurtosis -,668 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,976 20 ,869

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

56

Variabele DescriptievenKlasse 2, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 3,983 (1,722)

Mediaan 3,833Confidence interval (95%) 3,178 – 4,789Skewness -,401 (,512)Kurtosis -,770 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,912 20 ,069

Uitleg: hoewel er een aantal uitschieters zijn, is de Shapiro-Wilk test niet significant.

Variabele DescriptievenKlasse 3, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 2,917 (1,128)

Mediaan 3Confidence interval (95%) 2,389 – 3,445Skewness -,150 (,512)Kurtosis -,608 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,969 20 ,728

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

57

Variabele DescriptievenKlasse 3, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 2,15 (,791)

Mediaan 2,167Confidence interval (95%) 1,790 – 2,520Skewness -,128 (,512)Kurtosis -1,330 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,916 20 ,082

Uitleg: er is sprake van afwijkende kurtosis (‘platte’ verdeling), maar verder lijkt de

data niet sterk af te wijken van de normaliteit.

Variabele DescriptievenKlasse 4, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,117 (1,594)

Mediaan 4,167Confidence interval (95%) 3,371 – 4,863Skewness -,478 (,512)Kurtosis -,463 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,941 20 ,249

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

58

Variabele DescriptievenKlasse 4, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 3,900 (1,672)

Mediaan 4Confidence interval (95%) 3,117 – 4,683Skewness -,512 (,512)Kurtosis -,708 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,927 20 ,135

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

Variabele DescriptievenLetterlijk, definiet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 2,860 (1,028)

Mediaan 3Confidence interval (95%) 2,379 – 3,341Skewness ,293 (,512)Kurtosis ,810 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,961 20 ,557

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

59

Variabele DescriptievenLetterlijk, indefiniet lidwoord Gemiddelde (standaarddeviatie) 2,210 (,752)

Mediaan 2,3Confidence interval (95%) 1,858 – 2,562Skewness -,353 (,512)Kurtosis -,976 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,919 20 ,095

Uitleg: hoewel de kurtosis vrij hoog is, is de Shapiro-Wilk test niet significant. Er

wordt niet afgeweken van de normaliteit.

Variabele DescriptievenNiet-letterlijk, definiet lidwoord

Gemiddelde (standaarddeviatie) 4,225 (1,322)

Mediaan 4,417Confidence interval (95%) 3,606 – 4,844Skewness -,210 (,512)Kurtosis -,917 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,952 20 ,399

Uitleg: er zijn geen afwijkingen, dus er wordt voldaan aan de assumptie van

normaliteit.

60

Variabele DescriptievenNiet-letterlijk, indefiniet lidwoord

Gemiddelde (standaarddeviatie) 3,942 (1,631)

Mediaan 3,917Confidence interval (95%) 3,179 – 4,705Skewness -,547 (,512)Kurtosis -,401 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,922 20 ,109

Uitleg: er is een uitschieter, maar dit leidt niet tot een significante afwijking van de

normaliteit.

Distributie variabelen controle-items

Variabele DescriptievenGemiddelde controle-items Gemiddelde (standaarddeviatie) 1,225 (,302)

Mediaan 1,1Confidence interval (95%) 1,084 – 1,367Skewness 1,714 (,512)Kurtosis 2,759 (,992)

N = 20

Shapiro-Wilk

Statistic df p,770 20 ,000

Uitleg: er is een groot aantal lage scores gegeven, en een zeer klein aantal hogere

scores. Hierdoor is de data sterk positief geskewed en heeft het een hoge piek (hoge

kurtosis). De data zijn, zoals ook de Shapiro-Wilk test aangeeft, niet normaal

verdeeld.

61