Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg...

90
Broekman, T.G., Rutten, R.J.T,, & Kersten, G.C.M. (2002). Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg Eindnotitie OSVI project Ontwikkeling Sociale Verslavingszorg Instrument Theo Broekman Ruud Rutten Truus Kersten Februari 2002

Transcript of Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg...

Page 1: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Broekman, T.G., Rutten, R.J.T,, & Kersten, G.C.M. (2002). Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg

Eindnotitie OSVI project

Ontwikkeling Sociale Verslavingszorg Instrument

Theo Broekman

Ruud Rutten

Truus Kersten

Februari 2002

Page 2: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 1

1 Inleiding Dit stuk is een besluitende en concluderende notitie van het OSVI project, het project van het

Ontwikkelcentrum Sociale Verslavingszorg om een instrument voor de sociale verslavingszorg te maken.

Eerst wordt een korte analyse gemaakt van de doelstelling van sociale verslavingszorg. Vervolgens worden

exemplarisch enkele meetinstrumenten besproken, zodat duidelijk wordt wat zoal de problematische aspecten

van die instrumenten zijn, zowel wat domeinkeuze en definitie, als item- en categoriekeuze betreft. Deze

problemen worden ook nog een keer toegelicht vanuit het gezichtspunt van de praktijk van de sociale

verslavingszorg.

Deze notitie mondt niet uit in een instrument of concrete richtlijnen voor een instrument. Binnen Resultaten

Scoren is er voor gekozen om de ontwikkeling van een instrument zowel te verbreden, niet alleen sociale

verslavingszorg, alsook te verdiepen. Daartoe zal een aanvraag voor een project gemaakt worden waarin een

verdere wetenschappelijke analyse van deze weerbarstige materie zal kunnen plaatsvinden.

2 Het doel van sociale verslavingszorg Sociale verslavingszorg richt zich niet op behandeling van de verslaving zelf maar op de gevolgen die de

verslaving heeft op het functioneren van de verslaafde. Het bestaan van de verslaving is het vertrekpunt en

beëindiging van de verslaving is niet de bestemming. Doel is hulp en zorg te bieden bij het leven van een

leefbaar leven. Van behandeling van de verslaving wordt afgezien. Geen cure, maar care.

Een minimaal hulpverleningsmodel in deze is wat wel als harm reduction of harm minimization bekend staat:

het beperken van gezondheidsschade en verminderen van risico’s die het verslavingsgedrag zowel voor de

verslaafde zelf als voor de maatschappij met zich meebrengt (Des Jarlais, 1995; MacCoun, 1998). Omdat het

hoofddoel niet meer persé het stoppen of verminderen van het middelengebruik is maar meer gericht is op

Substance Use Management (Bigg, 2001), kan de verslavingszorg veel meer mensen bereiken dan anders

het geval zou zijn (Marlatt, Blume & Parks, 2001).

Volgens het Referentiekader: Resultaten scoren in de sociale verslavingzorg (Wolf, 1999) heeft de sociale

verslavingszorg echter veel meer pretenties: “Inzet van de sociale verslavingszorg is het bieden van ...

hulpverlening ... met het oog op een verbeterde kwaliteit van leven en maatschappelijk herstel, en daarmee

een zinvoller bestaan met meer perspectieven” [cursiveringen toegevoegd] (p.6). Hier gaat het niet alleen

meer om het beperken van negatieve gevolgen, maar er worden veel bredere en positievere doelen

geformuleerd: een verbeterde kwaliteit van leven én maatschappelijk herstel, waardoor een zinvoller bestaan

met meer perspectieven zou moeten ontstaan.

Wat is kwaliteit van leven? Quality of Life (QoL) is een containerbegrip dat in de 80-er jaren in opkomst is

gekomen omdat er toen meer aandacht ontstond voor (het meten van) de gevolgen van ziekte voor het

functioneren van de zieke als persoon en niet alleen voor de ziekte zelf. “The QoL construct and more

particularly ‘health-related quality of life’ (HRQL), was introduced to assess and evaluate more

comprehensively the outcomes or effects of (chronic) illness and medical interventions” (Doeglas, 2000).

De World Health Organization Quality Of Life assessment – group definiëren quality of life als: “individuals'

perceptions of their position in life in the context of the culture and value systems in which they live and in

relation to their goals, expectations, standards and concerns. This definition reflects the view that quality of life

refers to a subjective evaluation, which is embedded in a cultural, social and environmental context.” (World

Health Organization Quality Of Life (WHOQOL) Group, 1995.

Page 3: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 2

Deze beide citaten geven goed de ontwikkeling aan van het begrip QoL. Het begrip is ontstaan vanuit de

behoefte om in wetenschappelijk onderzoek ook aandacht te besteden aan andere aspecten van de cliënt dan

alleen de strikte ziekteverschijnselen. Dit is natuurlijk een legitieme behoefte en doet ook recht aan de

werkelijkheid, maar om al deze andere aspecten dan QoL te noemen verduidelijkt weinig1. Wat dat betreft

schept de bovenstaande definitie uit 1995 van de WHO Quality Of Life assessment – group meer

duidelijkheid. Zij omschrijven QoL nadrukkelijk als de subjectieve waardering door het individu van zijn leven.

Het QoL-begrip krijgt door deze definitie een meer duidelijke en dus zinvollere betekenis dan het

oorspronkelijk had en ook nu nog steeds vaak heeft.

Het is niet zo vreemd dat juist de WHO de subjectieve waardering als essentieel element opvoert in haar

definitie van QoL. De WHO heeft onlangs de ICF2 ( World Health Organization, 2001a) gepubliceerd die in het

Nederlands vertaald is als: Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren (World Health

Organization, 2001b). Dit is een classificatiesysteem waarin alle aspecten van het menselijk functioneren (in

ieder geval voor zover deze met gezondheid te maken hebben) ondergebracht zijn. De ICD-10 (International

statistical classification of diseases and related health problems, World Health Organization, 1992) en de ICF

zijn complementair. “De ICD-10 voorziet in termen voor ziekten, aandoeningen en andere

gezondheidsproblemen, en de ICF in termen voor het beschrijven van het menselijk functioneren.” (World

Health Organization, 2001b). De ICF is dus nadrukkelijk als conceptueel kader bedoeld voor het bestuderen

van het functioneren van de mens in de context van gezondheid. In paragraaf 5 gaan we verder op de ICF in.

Het belangrijkste punt om hier te benadrukken is dat QoL een begrip is dat eigenlijk zo min mogelijk gebruikt

moet worden: alleen als het expliciet gaat om de persoonlijke waardering en evaluatie van het functioneren

van een persoon, en niet als het gaat om het functioneren van een persoon op zich. Het gebruik van QoL leidt

af van waar het om gaat namelijk: het functioneren van de verslaafde mens buiten de directe en specifieke

ziekte-effecten. Vanzelfsprekend valt onder functioneren ook maatschappelijk functioneren en dan kunnen we

de geciteerde zinsnede uit het referentiekader beter vervangen door: “Het doel van sociale verslavingszorg is:

verbetering van het functioneren van de cliënt”. Als de doelstelling zo geformuleerd wordt, is het duidelijker

waar een instrument voor de sociale verslavingszorg over moet gaan.

3 Meetinstrumenten: een exemplarische bespreking Zoals elders (Schippers & Broekman, 2001) uiteengezet, onderscheiden we drie functies van meten.

Screening is het vaststellen van de waarschijnlijkheid (ja, waarschijnlijk versus: nee, niet waarschijnlijk) dat er

sprake is van een probleem op een aantal vastgelegde, onderscheiden en relevante gebieden. Doel van

screening is het snel bepalen van die gebieden waarop verdere diagnostiek nodig is. Diagnostiek is het

vaststellen van de aard en omvang van de problemen en van de factoren die de problemen beïnvloeden en

verbetering in de weg staan of juist faciliteren. Doel van diagnostiek is het vinden van de juiste zorg voor de

cliënt. Monitoring (in de gaten houden) is het periodiek vastleggen van de toestand van de cliënt op relevante

gebieden. Doel van monitoren van de cliënt is om na te gaan of op bepaalde gebieden gewenste

verbeteringen optreden en op andere gebieden geen verslechteringen plaats hebben.

Voor het gemak en ook om niet op voorhand vele instrumenten uit te sluiten, hanteren we een zeer vrije

definitie van meetinstrument. Een meetinstrument is ”iets” waarmee op een gestandaardiseerde wijze een

getal aan “iets” aan toegekend wordt.

We bespreken exemplarisch een aantal meetinstrumenten. Het meest bekende instrument in de

verslavingszorg is de Addiction Severity Index die sinds het begin in 1980 al aan de in 1992 verschenen 5e

Page 4: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 3

editie toe is (ASI; McLellan et al., 1992; McLellan, Luborsky, Woody & Brien, 1980). In 1994 is de Nederlandse

versie van de EuropASI (de Europese versie) verschenen (Blanken et al., 1996), In het oog springende

kenmerken van de ASI zijn: de uitgebreidheid (ongeveer 200 items) die samen 7 domeinen dekken, de mix

van achtergrondinformatie uit het verleden en informatie over het heden, en het naast elkaar bestaan van

ernstscores op de domeinen die afhangen van de beoordelaar (ISR, Interviewer Severity Rating) en

objectieve scores uitgerekend op basis van een klein aantal items voor ieder domein, de zogeheten composite

scores (CS).

De ASI is een hybride instrument. Ten eerste omdat het zowel voor diagnostiek als voor monitoring gebruikt

wordt (in ASI terminologie wordt het gebruik voor monitoring “het follow-up vraaggesprek” genoemd). Er

bestaat niet een apart instrument voor monitoring: er worden gewoon een aantal vragen die niet relevant zijn

(voornamelijk achtergrondinformatie) overgeslagen. Ten tweede omdat het niet alleen een meetinstrument is

(ISR- en CS-scores) maar vooral ook een gestructureerd klinisch interview waarin allerlei informatie

nagevraagd en kwalitatief vastgelegd wordt die van belang is of kan zijn voor de concrete vorm van hulp en

zorg voor de betreffende cliënt, maar die geen rol speelt in het bepalen van de ASI-scores (ISR en CS).

Nieuwe instrumenten die verslaving op meerdere dimensies pretenderen te meten, geven vrijwel altijd een

verantwoording ten opzichte van de ASI. Marsden et al., 1998 positioneren de Maudsley Addiction Profile

(MAP) ten opzichte van de ASI als een vergelijkbaar omnibus (meet alle aspecten van verslaving) instrument

dat vooral het grote bezwaar van een lange afnameduur wegneemt: “Given the importance of minimizing the

administrative burden on treatment personnel there are important benefits from developing a brief, core

instrument for outcome research.” (p. 1858). Gemiddelde duur van afname van de MAP was 11.7 minuten in

het betreffende onderzoek; de auteurs schatten de afname van de ASI op 45 minuten3.

Nog een stap verder gaan Christo, Spurrell & Alcorn, 2000. Zelfs de MAP is voor hen onwerkbaar: “To be

acceptable to busy workers, the instrument would have to be short, simple and not dependent on the

unreliable attendance of substance misuse service clients. Since workers generally have a wealth of

qualitative data from detailed client notes and assessment interviews, it may be assumed that workers are

able to furnish required information on their clients' behalf. Although the information would largely comprise of

subjective impressions which may be difficult to validate, a competent worker should be familiar with their

client's status within the relevant outcome areas. Thus the Christo Inventory for Substance-misuse Services

(CISS) was developed from elements within the aforementioned references to elicit workers’ assessments of

their clients in a quick, standardised and reliable way.”

Wat eenvoud betreft is de CISS vergelijkbaar met de GDZ (Geoperationaliseerde Domeinen

Zorgmentorschap; Smit, de Wildt, Osseman, Buntjer & Schramade, 2001). Bij de GDZ is de operationalisatie

van 8 leefgebieden echter direct gekoppeld aan het protocol zorgmentorschap (een vorm van case-

management). De items en antwoordmogelijkheden zijn dan ook doelstellend binnen het protocol. In fase 1

(contact en inventarisatie) scoort de zorgmentor de 8 leefgebieden, en bepaalt welke aandacht en zorg

behoeven. In fase 2 (opstellen van zorgplan) worden voor de gekozen domeinen activiteiten gepland die in

fase 3 uitgevoerd worden. In de 4e fase (evaluatie) worden de leefgebieden weer gescoord. Overigens

behoren, naast de scores op de leefgebieden, in de evaluatie ook nog de EuroQol en de “satisfactiemonitor”

gescoord te worden.

Ook binnen het OSVI project is een instrument gemaakt: OSVI-Statusbepaling Leefgebieden (OSVI-SL).

Verdeeld over 9 domeinen worden 17 items nagevraagd met een wisselend aantal antwoordcategorieën (van

3 tot 7) die tamelijk precies omschreven zijn. OSVI-LS is tamelijk goed vergelijkbaar met GDZ omdat ook

melding wordt gemaakt van de mogelijkheid het instrument voor bepaling van zorgdoelen te gebruiken, het is

echter niet in een specifiek protocol ingebed zoals de GDZ wel is.

Het ontwerp van de MAP en de CISS wordt gemotiveerd vanuit een bijzonder praktisch gezichtspunt: snel en

Page 5: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4

gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst motivatie niet zozeer het

gebruiksgemak van de snelheid van afname te zijn, maar meer de concreetheid van de waarden op de

domeinen. Deze werken daardoor sturend op de zorgverlening: dit en dat is de bedoeling, niets anders. Het

levert wel een instrument op dat snel en gemakkelijk is te gebruiken. OSVI-LS is door beide motieven

geïnspireerd: een snel en gemakkelijk meetinstrument, én een instrument dat gebruikt kan worden voor het

stellen en evalueren van doelen in de zorg.

De Health of Nations Outcome Scales (HONOS) is in deze bespreking opgenomen omdat vooral de

motivering om deze schaal te ontwikkelen aansluit aan bij de MAP en CISS motivering. Mulder, Sytema &

Wierdsma, 2000 vatten Wing et al., 1998 als volgt samen: “De HONOS werd ontwikkeld in opdracht van de

Engelse regering die de volgende eisen stelde: 1) het instrument zou kort genoeg moeten zijn voor

routinematig gebruik, 2) het zou in staat moeten zijn om algemene klinische problemen en sociaal

functioneren in kaart te brengen, 3) gevoelig moeten zijn voor verandering, 4) betrouwbaar moeten zijn en 5)

goede correlaties dienen te vertonen met bestaande schalen.”. Een duidelijk eisenpakket dat ook voor het

OSVI zou kunnen gelden.

De Psychosociale Ressourcenorientierte Diagnostik (PREDI) is vooral vanuit zorginhoudelijke argumenten

ontwikkeld. Küfner, Vogt & Indlekofer, 2000 stellen dat de huidige diagnostiek teveel ziektegericht is en

onvoldoende houvast biedt voor het oplossen van problemen die de cliënten ervaren. Zij proberen met behulp

van de PREDI te bereiken dat diagnostische informatie ten behoeve van psychosociale hupverlening en

behandeling van chronisch zieken (rehabilitatie) wordt vastgelegd. Opvallend en sterk punt is de expliciete

keuze voor het onderscheid tussen kurzdiagnose en feindiagnose. 16 items (verdeeld over 9 domeinen)

worden in de kurzdiagnose (korte diagnose) op een schaaltje van 1 tot 5 beoordeeld voor drie aspecten, nl:

(a) ernst van het probleem, (b) positieve factoren (ressourcen), (c) wens van cliënt tot verandering. Dichotoom

wordt op ieder van de 9 domeinen gescoord of er hulp nodig is en/of verdere (feindiagnose “nauwkeurige

diagnose”) gewenst is. De PREDI is ook voor de nauwkeurige diagnose uitgerust. Voor ieder van de

domeinen zijn vervolginstrumenten, zowel voor de cliënt zelf als voor de beoordelaar gemaakt. Deze

instrumenten zijn echter nogal adhoc van opzet en zijn misschien praktisch bruikbaar in de (Duitse) zorg maar

niet als meetinstrument.

Van de genoemde instrumenten is in Tabel 1 in een soort drieluik een analyse gemaakt van de domeinen die

de instrumenten pretenderen te meten. In het middenpaneel zijn domeinen weergegeven zoals in het

instrument genummerd en benoemd. Domeinen waarvoor een score berekend wordt op basis van een aantal

items zijn cursief vermeld. Bijna alle andere domeinen bestaan gewoonweg uit één item, of in sommige

gevallen uit enkele items, maar dan is er geen domeinscore te berekenen.

Domeinen die lichamelijke en psychische gezondheid en het middelengebruik betreffen, zijn in het bovenste

paneel van het drieluik ondergebracht. Alle andere domeinen zijn in het onderste paneel ondergebracht; op

dezelfde hoogte als het om (ongeveer) hetzelfde domein gaat. Het drieluik kan optimistisch of pessimistisch

geïnterpreteerd worden: “Het gaat toch ongeveer wel allemaal om hetzelfde, dat valt niet tegen” of “Wat een

allegaartje van termen en een willekeur van opsomming”.

Om meer concreet inzicht te verschaffen hebben we in Tabel 2, als voorbeeld, het domein, wat we maar even

sociaal functioneren noemen, geanalyseerd: hoe wordt dit domein door ieder van de instrumenten gemeten?

Page 6: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op

weg

naa

r mee

tinst

rum

enta

rium

voo

r de

vers

lavi

ngsz

org

p.

5

Tabe

l 1 D

omei

nen

in d

e AS

I, M

AP, C

ISS,

GD

Z, O

SVI-S

L, P

RED

I en

HO

NO

S, v

erde

eld

over

gez

ondh

eid

en g

ebru

ik (b

oven

pane

el),

en a

nder

e do

mei

nen

(ond

erpa

neel

)

Inst

rum

ent AS

I M

AP

CIS

S G

DZ

OSV

I-SL

PRED

I H

ON

OS

1 Li

cham

elijk

e ge

zond

heid

3a

Hea

lth s

ympt

oms

phys

ical

2

Gen

eral

hea

lth

2

Lich

amel

ijke

gezo

ndhe

id

6 Li

cham

elijk

b

4 Li

cham

elijk

e ge

zond

heid

of h

andi

caps

G

ezon

dhei

d 7

Psyc

hisc

he, e

mot

ione

le k

lach

ten

3b H

ealth

sym

ptom

s ps

ycho

logi

cal

4 Ps

ycho

logi

cal

3

Psyc

hisc

he g

ezon

dhei

d 7

Psyc

hisc

h

3 Al

coho

lgeb

ruik

1

Subs

tanc

e us

e 7

Dru

g/al

coho

l use

5

Geb

ruik

1

Mid

dele

ngeb

ruik

/gok

ken

6 Li

cham

elijk

c

3 Pr

oble

mat

isch

alc

ohol

- dru

gs o

f med

icijn

gebr

uik

Mid

dele

n-ge

brui

k 4

Dru

ggeb

ruik

1 Li

cham

elijk

e ge

zond

heid

1

Subs

tanc

e us

e 1

Soci

al fu

nctio

ning

1

Hui

sves

ting

1 M

idde

leng

ebru

ik/g

okke

n 1

Dag

elijk

s 1

Hyp

erac

tief,

agre

ssie

f, de

stru

ctie

f, ge

agite

erd

gedr

ag

2 Ar

beid

, opl

eidi

ng, i

nkom

en

2 H

ealth

risk

beh

avio

ur

2 G

ener

al h

ealth

2

Inko

men

2

Lich

amel

ijke

gezo

ndhe

id

2 W

oon

2 Ze

lfver

won

ding

incl

usie

f ten

tam

en s

uici

dii

3 Al

coho

lgeb

ruik

3a

Hea

lth s

ympt

oms

phys

ical

3

Sexu

al/in

ject

ing

risk

3 Zo

rg

3 Ps

ychi

sche

gez

ondh

eid

3 Fi

nanc

ieel

3

Prob

lem

atis

ch a

lcoh

ol- d

rugs

of m

edic

ijnge

brui

k

4 D

rugg

ebru

ik

3b H

ealth

sym

ptom

s ps

ycho

logi

cal

4 Ps

ycho

logi

cal

4 D

agbe

sted

ing

4 O

plei

ding

, arb

eid,

dag

best

edin

g4

Jurid

isch

4

Lich

amel

ijke

gezo

ndhe

id o

f han

dica

ps

5 Ju

stiti

e/po

litie

5a

Fun

ctio

ning

soc

ial

5 O

ccup

atio

n 5

Geb

ruik

5

Just

itie

5 W

erk/

scho

ling

5 Pr

oble

men

als

gev

olg

van

hallu

cina

ties

of w

anen

6 Fa

milie

en

soci

ale

rela

ties

5b F

unct

ioni

ng w

ork

6 C

rimin

al in

volv

emen

t 6

Just

itie

6 So

ciaa

l net

wer

k

6 Li

cham

elijk

abc

6 P

robl

emen

met

dag

elijk

se a

ctiv

iteite

n (A

DL)

7 Ps

ychi

sche

, em

otio

nele

kla

chte

n 5c

Fun

ctio

ning

crim

inal

7

Dru

g/al

coho

l use

7

Psyc

hoso

ciaa

l fun

c.7

Zorg

cont

acte

n 7

Psyc

hisc

h ab

cd7

Prob

lem

en m

et w

oon-

en

leef

omst

andi

ghed

en

8 O

ngoi

ng s

uppo

rt 8

Psyc

hiat

risch

e zo

rg8

Won

en e

n op

vang

8

Rel

atio

neel

abc

8 Pr

oble

men

met

arb

eid

en d

agbe

sted

ing

9 C

ompl

ianc

e

9 Fi

nanc

iën

9 So

cioc

ultu

reel

9

Prob

lem

en m

et s

ocia

le re

latie

s

10 W

orki

ng re

latio

nshi

p

10

Cog

nitie

ve p

robl

emen

11 P

robl

emen

met

dep

ress

ieve

ste

mm

ing

Dom

ein

zoal

s in

het

in

stru

men

t ge

noem

d en

ge

num

mer

d

12 O

verig

e ps

ychi

sche

of g

edra

gspr

oble

men

1

Dag

elijk

s 6

Prob

lem

en m

et d

agel

ijkse

act

ivite

iten

(AD

L)

1

Hui

sves

ting

8 W

onen

en

opva

ng

2 W

oon

7 Pr

oble

men

met

woo

n- e

n le

efom

stan

digh

eden

6 Fa

milie

en

soci

ale

rela

ties

5a F

unct

ioni

ng s

ocia

l 1

Soci

al fu

nctio

ning

7

Psyc

hoso

ciaa

l fun

c.6

Soci

aal n

etw

erk

8 R

elat

ione

el

9 Pr

oble

men

met

soc

iale

rela

ties

2 Ar

beid

, opl

eidi

ng, i

nkom

en

5b F

unct

ioni

ng w

ork

5 O

ccup

atio

n 4

Dag

best

edin

g 4

Opl

eidi

ng, a

rbei

d, d

agbe

sted

ing

5 W

erk/

scho

ling

8 Pr

oble

men

met

arb

eid

en d

agbe

sted

ing

2

Inko

men

9

Fina

ncië

n 3

Fina

ncie

el

5 Ju

stiti

e/po

litie

5c

Fun

ctio

ning

crim

inal

6

Crim

inal

invo

lvem

ent

6 Ju

stiti

e 5

Just

itie

4 Ju

ridis

ch

2

Hea

lth ri

sk b

ehav

iour

3

Sexu

al/in

ject

ing

risk

1 H

yper

actie

f, ag

ress

ief,

dest

ruct

ief,

geag

iteer

d ge

drag

2 Ze

lfver

won

ding

incl

usie

f ten

tam

en s

uici

dii

5 Pr

oble

men

als

gev

olg

van

hallu

cina

ties

of w

anen

10 C

ogni

tieve

pro

blem

en

11 P

robl

emen

met

dep

ress

ieve

ste

mm

ing

12 O

verig

e ps

ychi

sche

of g

edra

gspr

oble

men

3

Zorg

7

Zorg

cont

acte

n

8 O

ngoi

ng s

uppo

rt 8

Psyc

hiat

risch

e zo

rg

9 C

ompl

ianc

e

Dom

eine

n an

ders

dan

G

ezon

dhei

d en

m

idde

len-

gebr

uik

10 W

orki

ng re

latio

nshi

p

Page 7: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 6

Tabel 2 Het domein sociaal functioneren in de ASI, MAP, CISS, GDZ, OSVI-SL, PREDI en HONOS

ASI Addiction Severity Index

Familie en sociale relaties Beoordelaar vraagt 49 items na (voor follow-up: 22) . De beoordelaar geeft de ernstschatting ISR. De ISR is de domeinscore.

ISR Interviewer Severity Rating (alleen bij intake, niet bij follow-up)

Hoe ernstig is volgens de interviewer de noodzaak van hulp bij familie en/of sociale problemena (F36)

geen behandeling nodig behandeling noodzakelijk om in te grijpen in een levensbedreigende

situatie

0-9

CS Composite Score (wordt vrijwel alleen in

wetenschappelijk onderzoek gebruikt)

Wordt berekend met onderstaande 5 vragen en levert een continue score van 0 tot 1 op.

0...1

Bent u tevreden over deze (huwelijkse) situatie? (F3) 0-2b

Hoeveel dagen van de afgelopen 30 heeft u ernstige conflicten gehad met uw familie (F30)

Aantal dagen

In welke mate heeft u de afgelopen 30 dagen last gehad van problemen met uw familie (F32)

0-4c

In hoeverre vindt u op dit moment behandeling of hulp belangrijk bij deze problemen met uw familie (F34)

0-4 c

Zijn er belangrijke periodes geweest waarin u de afgelopen 30 dagen ernstige problemen had in de omgang met: (F18-F26)

• Vader • Broers/Zussen • Seksuele partner/echtgeno(o)t(e) • Kinderen • Andere belangrijke familieleden • Echte goede vrienden/vriendinnen • Buren • Mensen op uw werk

0-1d

MAP Maudsley Addiction Profile

Sociaal functioneren 6 items (betrekking op de laatste 30 dagen), geen domeinscore.

Aantal dagen contact met partner

Aantal van deze dagen met conflict

Aantal dagen contact met familieleden

Aantal van deze dagen met conflict

Aantal dagen contact met vrienden

Aantal van deze dagen met conflict

CISS Christo Inventory for Substance-misuse Services

Sociaal functioneren Beoordelaar: 1 item.

Stabiele leefplek en niet-gebruikende familie/vrienden, niet stabiel óf verslaafde vrienden niet stabiel én (verslaafde vrienden óf geen vrienden)

0-2

GDZ Geoperationaliseerde domeinen Zorgmentorschap

Psychosociaal functioneren Beoordelaar: 1 item.

Zelfstandig functioneren met sociaal netwerk (diverse sociale rollen, levensproblemen lopen niet uit de hand, probleemoplossend vermogen)

Beperkte afhankelijkheidsrelatie / sociaal netwerk (regelmatig patroon relaties, niet uit nood geboren, beperking rollen vanwege verslaving, enkele rollen worden vervuld)

Labiele afhankelijkheidsrelatie / sociaal netwerk (zowel de gebruikerswereld als de andere wereld speelt een rol)

Instrumentele relaties (bekend bij zorg en gemotiveerd, rol in scene, in staat tot overlastprojecten weet manieren te vinden om zich te

1-5

Page 8: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 7

handhaven, maar komt niet verder. Isolement / paria (geen sociale positie, zorgmijder, vervuiler van

openbaar domein)

OSVI-SLOSVI-Statusbepaling Leefgebieden

Sociaal netwerk Beoordelaar: 1 item.

Sociale contacten (met familie, vrienden en kennissen) voornamelijk of uitsluitend buiten de scene zowel binnen als buiten de scene voornamelijk of uitsluitend binnen de scene nauwelijks of geen sociale contacten

1-4

PREDI Psychosociale Ressourcenorientierte Diagnostik

Relationeel 3 items door beoordelaar beoordeeld op de 2 dimensies probleem en hulpbron, geen totaalscore. Ook beoordeling door cliënt van veranderingswens (0 helamaal niet – 5 zeer gewenst) en door hulpverlener van hulpbehoefte (ja/nee).

Partnersituatie Probleem:

e Niet verwerkte scheiding, gevoelsarme relatie, geen communicatie, ruzies en conflicten, moeilijkheden met seksueel leven

0-5

Hulpbron:

e Tevredenheid, verkeert met, goede relatie (instrumenteel, probleemoplossend, seksueel, affectief, gedeelde belangstelling)

0-5

Familie/leefgemeenschap Probleem:

e Opvoedingsproblemen, geen structuur, gevoelloos, ruzies en conflicten, seksueel misbruik

0-5

Hulpbron:

e Gezin functioneert goed (wonen, eten, orde), cohesie, ondersteuning, gezellig, gezamenlijke activiteiten

0-5

Sociaal netwerk Probleem:

e Niet aanwezig, eenzijdig (scene), geen ondersteuning van, gestigmatiseerd door.

0-5

Hulpbron:

e Wel aanwezig, veel verschillende bekenden en sociale activiteiten, ontvangt waardering van.

0-5

HONOS Health of Nations Outcome Scales

Problemen met sociale relates Beoordelaar: 1 item

Beoordeel het meest ernstige probleem van de cliënt dat te maken heeft met actieve of passieve terugtrekking uit sociale relaties, en/of niet-steunende, destructieve of zelfbeschadigende relaties

Geen significante problemen gedurende de periode Voorbijgaande of langerdurende kleine problemen geaccepteerd

door cliënt en anderen. Duidelijk problemen bij het aangaan of onderhouden van

ondersteunende relaties: de klachten van de cliënt zijn zichtbaar voor anderen.

Voortdurende behoorlijke problemen veroorzaakt door actieve of passieve terugtrekking uit sociale relaties, en/of veroorzaakt doordat relaties weinig of geen steun bieden.

Ernstige en leed veroorzakende sociale isolatie veroorzaakt door onvermogen om sociaal te communiceren en/of door terugtrekking uit sociale relaties.

1-5e

Noten NB Niet alle informatie (items en antwoordmogelijkheden) is volledig letterlijk vertaald en/of weergegeven.

: omschrijving van item antwoordmogelijkheid a Uit de handleiding van de ASI: “We have established a two-step method for estimating severity. In the first step, the interviewer considers only the objective data from the problem area with particular attention to those critical items (see Appendix I) in each problem area which our experience has shown to be most relevant to a valid estimate of severity. Using the "objective" data the interviewer makes a preliminary rating of the patient's problem severity (need for treatment) based only upon this objective data. In the second step, the patient's subjective reports are considered and the interviewer can modify the preliminary rating accordingly.” b 0 = Nee, 1 = Niet tevreden, niet ontevreden, 2 = Ja c 0 = Helemaal niet, 1 = Een beetje, 2 = Nogal, 3 = Tamelijk veel/tamelijk belangrijk, 4 = Erg veel, erg belangrijk d 0 = Nee, 1 = Ja e Alleen antwoordmogelijkheid 5 is omschreven f Ook deze omschrijvingen worden genoemd: 1 = Geen probleem, 2 = Licht probleem, geen actie nodig, 3 = Mild probleem, maar zeker aanwezig, 4 = Tamelijk ernstig probleem, 5 = Ernstig tot zeer ernstig probleem

Page 9: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 8

Tabel 3 Het domein sociaal functioneren: naamgeving en feitelijke inhoud

Instrument Omschrijving domein Feitelijke Inhoud

ASI Addiction Severity Index Familie en scociale relaties Noodzaak tot hulp vanwege problemen en ruzies / Aantal en last van ruzies en problemen, alles met familie

MAP Maudsley Addiction Profile Sociaal functioneren Aantal dagen contact / aantal dagen ruzie, familie, vrienden

CISS Christo Inventory for Substance-misuse Services

Sociaal functioneren Stabiele leefplek - verslaafde vrienden

GDZ Geoperationaliseerde domeinen Zorgmentorschap

Psychosociaal functioneren Sociaal isolement

OSVI-SL OSVI-Statusbepaling Leefgebieden Sociaal netwerk Eenzijdigheid (scene) of sociaal isolement

PREDI Psychosociale Ressourcenorientierte Diagnostik

Relationeel, sociaal netwerk Sociaal isolement of eenzijdig (scene)

HONOS Health of Nations Outcome Scales Problemen met sociale relaties Sociaal isolement

Tabel 3 maakt duidelijk dat onder hetzelfde domein, in dit geval sociaal functioneren, verschillende fenomenen

schuil gaan. Om het simpel te zeggen: de ASI en de MAP tellen vooral het aantal ruzies binnen het gezin en

met vrienden. De HONOS en de GDZ gaan vooral over het sociaal geïsoleerd zijn van de persoon. De PREDI

betrekt daar ook de eenzijdigheid van het sociaal netwerk (scene) bij, wat weer het voornaamste onderwerp in

de OSVI-SL lijkt te zijn. Het overzichtelijke en simpele van de CISS combineert twee dimensies (contacten in

de scene, en stabiliteit van leefplek) tot drie mogelijkheden: 1: niet in de scene, met stabiele leefplek, 2: in de

scene óf een labiele leefplek, 3: beide*.

Conclusie: een gemeenschappelijke taal ontbreekt. Onder (ongeveer) dezelfde begrippen of domeinen gaan

verschillende empirische fenomenen schuil waardoor het lijkt alsof men het over hetzelfde heeft, terwijl dat

maar in beperkte mate het geval is. Meestal ontbreekt een verantwoording van domeinkeuze, en is er geen

domeindefinitie. Verantwoording van keuze van items en antwoordmogelijkheden wordt meestal niet

gegeven, en het sterkste meetmodel wat we, en dan nog in zeldzame gevallen, aan kunnen aantreffen is een

factoranalyse of de betrouwbaarheidscoëfficient Cronbach’s alpha. Theorie, of op zijn minst een ordenend

kader, over verslaving, over functioneren van mensen, over zorg, over evaluatie ontbreekt.

4 Cliëntkenmerken in de sociale verslavingszorg Niet alleen aan de hand van een analyse van een aantal (meet)instrumenten, wordt duidelijk dat een

(gemeenschappelijke) taal ontbreekt. Binnen het OSVI-project is ook een praktijkonderzoek verricht naar

zorgaanbod, doelen, voortgangscriteria en indicatiecriteria binnen de sociale verslavingszorg. De bedoeling

hiervan was om domeinen, dimensies en items te kunnen benoemen en te kunnen onderscheiden zoals die in

de praktijk van de sociale verslavingszorg gebruikt worden. Zoals beschreven door Kersten, Rutten, Grijsbach

& Van der Plas, 2002 heeft dit geresulteerd in 33 beschrijvingen van zorgeenheden.

In een eerder stadium van het OSVI-project zijn hier 34 cliëntkenmerken in onderscheiden. Deze zijn

teruggebracht tot 9 domeinen op basis waarvan het OSVI-SL is ontwikkeld. Op een later moment in het

project is besloten om de analyse van de cliëntkenmerken in de voornoemde beschrijvingen van de

zorgeenheden opnieuw te verrichten, en wel op een meer systematische en reproduceerbare manier. Alle

Page 10: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 9

beschrijvingen van cliëntkenmerken zijn toen uit de beschrijvingen van de zorgeenheden gelicht en

vervolgens zoveel mogelijk uniform gemaakt wat woordgebruik betreft.

Van kenmerken die in eerste instantie niet eenduidig identificeerbaar in beschrijvende en “lopende” teksten

voorkwamen, zijn toen uniforme beschrijvingen gemaakt. Bij de uniforme beschrijving staat het kenmerk zelf

voorop (zodat ze alfabetisch geordend kunnen worden). De nadere bepaling van het kenmerk wordt

voorafgegaan door een +-teken. Tussen []-tekens, staat eventueel nog de soort verandering die nagestreefd

op het kenmerk†.. Als voorbeeld is in Tabel 4 de lijst met cliëntkenmerken die in de beschrijvingen voorkomen

en die beginnen met de letters socia (n = 47).

Ten eerste wordt uit de tabel duidelijk dat ook het uniform maken van woordgebruik moeilijk is als er geen

definities worden gehanteerd. Zijn de termen sociaal netwerk, sociale contacten, en sociale situatie, drie

verschillende begrippen, zijn het drie woordcombinaties die onderling uitwisselbaar zijn, of zijn het drie

verschillende aspecten van een en hetzelfde begrip? Heeft dat begrip iets te maken met het domein dat wij

besproken hebben: sociaal functioneren? Wat is dan de relatie tussen deze termen en het domein?

Dat het uniform maken niet helemaal gelukt is moge ook blijken uit het feit dat we beschikken over 652 van

deze uniforme beschrijvingen. Deze beschrijvingen konden in een volgende poging wel weer terugbracht

worden tot ongeveer 120 cliëntkenmerken, maar bij een poging om deze kenmerken vervolgens in domeinen

te clusteren, is het proces gestopt. Om te voorkomen dat er weer een nieuwe ad hoc definitie en vorming van

domeinen zou ontstaan, is toen besloten na te gaan of de nieuwe ICF van de WHO niet het kader zou

kunnen bieden waarbinnen, of ten minste aan de hand waarvan, de verdere analyse van cliëntkenmerken

vooral van belang voor de verslavingszorg zou kunnen plaatsvinden.

* Blijkbaar is de logische mogelijkheid: “niet in de scene, met labiele leefplek” iets wat niet voorkomt (voor kan komen?). † Een niet volledige opsomming: [afbouwen], [begeleiden], [gecontroleerd], [herstellen], [inschakelen], [leren], [opzetten], [reactiveren], [reduceren], [stabiliseren], [verbeteren], [voorkomen].

Page 11: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 10

Tabel 4 Uniforme beschrijvingen van cliëntkenmerken beginnend met socia in de beschrijvingen van de zorgeenheden

Sociaal / maatschappelijke rehabilitatie Sociaal maatschappelijke contacten Sociaal netwerk Sociaal netwerk + [herstellen] Sociaal netwerk + [opbouwen / herstellen] zonder teveel afhankelijkheid van hulpverlening Sociaal netwerk + [verbeteren] Sociaal netwerk + bij een intact gezins/familieverband wordt een hetero-anamnese afgenomen Sociaal netwerk + contacten met partners en kinderen, familie, vrienden en buren [opzetten of herstellen] Sociaal netwerk + gedetailleerde beschrijving Sociaal netwerk + gegevens uit het netwerk Sociaal netwerk + omgang met primair [verbeteren] Sociaal netwerk + omgang met primair netwerk (bijv. buurt) [verbeteren] Sociaal netwerk + partner /familie/ vrienden Sociaal netwerk + stabiliteit [op gebied van …] Sociaal netwerk + sterkte van Sociaal netwerk + voldoende stabiel Sociaal netwerk + weinig of slecht functionerend Sociale contacten Sociale contacten + [herstellen] Sociale contacten + [opzetten en/of onderhouden] Sociale contacten + [opzetten] Sociale contacten + [verbeteren / herstellen] Sociale contacten + [verbeteren] Sociale contacten + concreet in contact brengen met kennissen / familie, bijv. door het sturen van een kaartje, of door te bellen Sociale contacten + contact met familie, contact met kennissen / vrienden Sociale contacten + contact met medebewoners, contact met personeel, samenwerken in groep Sociale contacten + mantelzorgmogelijkheden familie, relatie, vrienden Sociale contacten + met familie, kennissen / vrienden Sociale contacten + met medebewoners, personeel, samenwerken in groep Sociale contacten + versterken, d.m.v. voorlichting, bellen met familie, vrienden Sociale contacten + zicht krijgen op belang van, bijv. het verschil tussen vrienden en kennissen leren onderscheiden Sociale factoren + belemmerend, bv. een cliënt die vrachtwagenchauffeur is, of gevangenisbewaarder Sociale informatie + uitsluitend info noodzakelijk voor verwijzing Sociale netwerk + wensen van de cliënt m.b.t. Sociale omgeving + betrekken bij cliënt Sociale situatie Sociale situatie + [stabiliseren] Sociale situatie + cliënt heeft verkeert in een niet al te ernstige sociale crisis Sociale situatie + evaluatie na afloop van contact Sociale vaardigheden Sociale vaardigheden + [aanleren] Sociale vaardigheden + [leren] Sociale vaardigheden + basaal [aanleren] Sociale vaardigheden + basale [leren / verbeteren] Sociale vaardigheden + cliënt bezit … Sociale vaardigheden + dagelijkse problemen aanpakken, luisteren, iets bespreken, informatie verzamelen, beslissingen nemen, opkomen voor je mening, geven van complimenten, reageren op complimenten, uiten van irritatie, reageren op irritatie, tegen de ander ingaan, een praatje maken Sociale vaardigheden + rekening houden met anderen

Page 12: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 11

5 Het functioneren van de mens: van handicap naar functie De ICF Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren (World Health Organization, 2001b) is

ontwikkeld om het menselijk functioneren wat alle facetten van gezondheid betreft in kaart te brengen. Het is

geen meetinstrumentarium maar een classificatie. In het begin van deze notitie hebben aangekondigd om de

ICF wat nader te introduceren zodat men een indruk kan krijgen van wat de classificatie inhoudt. We citeren

eerst uit de Nederlandse vertaling (World Health Organization, 2001b, p.14):

De ICF is een taal die de termen bevat waarmee het menselijk functioneren kan worden beschreven en vormt zo een raamwerk voor het ordenen van gegevens. De ICF biedt een structuur om die gegevens op zinvolle wijze, in onderling verband, te presenteren in een gemakkelijk toegankelijke vorm. In de ICF zijn termen geordend in twee delen: (1) het menselijk functioneren en de problemen daarmee en (2) externe en persoonlijke factoren. Elk deel heeft twee componenten. 1. De twee componenten van het menselijk functioneren en de problemen daarmee De eerste component is die van het menselijk organisme en bestaat uit twee classificaties, een voor functies en een voor anatomische eigenschappen. De hoofdstukken in beide classificaties zijn grotendeels geordend volgens orgaansystemen. De tweede component is die van activiteiten en participatie en beslaat het geheel van aspecten van het menselijk functioneren vanuit het perspectief van het menselijk handelen en dat van deelname aan het maatschappelijk leven. 2. De twee componenten externe factoren en persoonlijke factoren De ICF bevat een lijst van externe factoren. Deze zijn van invloed op alle componenten van het functioneren en de problemen daarmee. Ze zijn geordend, beginnend bij de onmiddellijke omgeving van het individu en eindigend bij de omgeving in het algemeen. Persoonlijke factoren worden wel genoemd, maar niet als zodanig geclassificeerd in de ICF vanwege de grote sociale en culturele verschillen die erin voorkomen. Deze componenten van het menselijk functioneren en de problemen daarmee kunnen op twee manieren worden weergegeven. Enerzijds kunnen ze gebruikt worden om problemen aan te duiden, zoals een stoornis, beperking en participatieprobleem met als overkoepelende term functioneringsproblemen, anderzijds kunnen er niet problematische aspecten van het menselijk functioneren mee worden aangeduid, met als overkoepelende term (menselijk) functioneren.

In Tabel 5 zijn de hoofdstukken van de ICF binnen de componenten weergegeven.

Tabel 5 ICF Classificatie op het eerste niveau

Het menselijk organisme: Functies

b1 Mentale functies

b2 Sensorische functies en pijn

b3 Stem en spraak

b4 Functies van hart en bloedvatenstelsel, hematologisch systeem, afweersysteem en ademhalingsstelsel

b5 Functies van spijsverteringsstelsel, metabool stelsel en hormoonstelsel

b6 Functies van urogenitaal stelsel en reproductieve functies

b7 Functies van bewegingssysteem en aan beweging verwante functies

b8 Functies van huid en verwante structuren

Het menselijk organisme: Anatomische eigenschappen

s1 Anatomische eigenschappen van zenuwstelsel

Page 13: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 12

s2 Anatomische eigenschappen van oog, oor en verwante structuren

s3 Anatomische eigenschappen van structuren betrokken bij stem en spraak

s4 Anatomische eigenschappen van hart en bloedvatenstelsel, afweersysteem en ademhalingsstelsel

s5 Anatomische eigenschappen van spijsverteringsstelsel, metabool stelsel en hormoonstelsel

s6 Anatomische eigenschappen van urogenitaal stelsel

s7 Anatomische eigenschappen van structuren verwant aan beweging

s8 Anatomische eigenschappen van huid en verwante structuren

Activiteiten en participatie

d1 Leren en toepassen van kennis

d2 Algemene taken en eisen

d3 Communicatie

d4 Mobiliteit

d5 Zelfverzorging

d6 Huishouden

d7 Tussenmenselijke interacties en relaties

d8 Belangrijke levensgebieden

d9 Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven

Externe factoren

e1 Producten en technologie

e2 Natuurlijke omgeving en door de mens aangebrachte veranderingen daarin

e3 Ondersteuning en relaties

e4 Attitudes

e5 Diensten, systemen en beleid

De ICF gebruikt een alfanumeriek systeem met letters b, s, d en e voor de componenten gevolgd door cijfers:

1cijfer voor het hoofdstuk, 2 cijfers voor het 2e niveau, en 1 voor het 3e en eventueel 1 voor het 4e niveau:

c12234

Binnen het hoofdstuk d7 Tussenmenselijke interacties en relaties wat een classificatie op het eerste niveau is,

bestaat de bloktitel Bijzondere tussenmenselijke relaties die de categorieëen (d730-d779) beslaat. Een van de

categorieën is bijvoorbeeld d750: Informele sociale relaties, (2e niveau) waarbinnen de categorie bestaat:

d7504 Informele relaties met personen met gemeenschappelijk kenmerk (3e niveau). Deze categorie is

gedefinieerd als: “Informele relaties aangaan en onderhouden met personen van dezelfde leeftijd, met

dezelfde interesses of met een ander gemeenschappelijk kenmerk”. Als we dit gemeenschappelijk kenmerk

voor verslaafden definiëren als “harrdruggebruik” dan hebben we “al dan niet in de scene verkeren”, een

kenmerk, item dat we tegenkwamen bij de bespreking van meetinstrumenten, een keurige plek kunnen in het

ICF kunnen geven binnen het hoofdstuk Tussenmenselijke interacties en relaties de categorie d7504.

Vanzelfsprekend is dit maar een voorbeeld van hoe een van de vele kenmerken die we zijn tegen gekomen in

de verkenning van relevante cliëntkenmerken binnen de verslavingszorg in de ICF ondergebracht kan worden.

Waar het om gaat, is dat de ICF een ordening biedt en een taal is waarvan we verwachten dat veel relevante

aspecten benoemd kunnen worden en een plek kunnen krijgen. Daardoor verbetert de communicatie, weet

men beter waar men het over heeft, en kan meer bewust gekozen worden welke aspecten van het menselijk

functioneren van belang geacht worden voor de verschillende functies van het meten: screening, diagnostiek

en monitoring.

Page 14: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 13

6 Conclusie Binnen het OSVI-project een instrument ontworpen: OSVI-SL Statusbepaling Leefgebieden. Een instrument

dat vergelijkbaar is met de CISS en de GDZ. De verdere ontwikkeling van de OSVI-SL is echter stilgezet om,

met de inzichten die gaandeweg verkregen zijn, opnieuw naar de tekentafel te gaan. Een nadere verkenning

zal plaatsvinden binnen de kaders van de ICD-10 en vooral de ICF van de WHO om te bezien of er met

gebruikmaking van het conceptueel kader van de ICF meetinstrumentatrium ontwikkeld kan worden dat

gebaseerd is op een wereldwijde gemeenschappelijke taal. Daarbij zullen de inventarisatie van zorgeenheden

en cliëntkenmerken alsmede de bestudering van bestaand meetinstrumentarium zoals verricht binnen het

OSVI-project zeker waardevol blijken.

Referenties

Bigg, D. (2001). Substance use management: a harm reduction-principled approach to assisting the relief of drug-related

problems. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 33, 33-38.

Blanken, P., Hendriks, V. M., Pozzi, G., Tempesta, E., Hartgers, C., Koeter, M., Fahrner, E.-M., Gsellhoefer, B., Küfner, H.,

Kokkevi, A., & Uchtenhagen, A. (1996). European Addiction Severity Index EuropASI. Handleiding voor de training en

afname van EuropASI vraaggesprekken (3 horende bij EuropASI Versie III ed.). Amsterdam: AIAR.

Christo, G., Spurrell, S., & Alcorn, R. (2000). Validation of the Christo Inventory for Substance-misuse Services (CISS): a

simple outcome evaluation tool. Drug and Alcohol Dependence, 59, 189-197.

De Vries, J., & Van Heck, G. L. (1997). The World Health Organization Quality of Life Assessment Instrument (WHOQOL-

100): Validation study with the Dutch version. European Journal of Psychological Assessment, 13, 164-178.

Des Jarlais, D. C. (1995). Harm reduction--a framework for incorporating science into drug policy. American Journal of

Public Health, 85, 10-12.

Doeglas, D. M. (2000). Functional ability, social support and quality of life. A longitudinal study in patients with early

rheumatoid arthritis. Rijksuniversiteit Groningen, Groningen

Kersten, G. C. M., Rutten, R. J. T., Grijsbach, R., & Van der Plas, A. (2002). Ontwikkeling Sociale Verslavingszorg-

Instrument (OSVI): Verslag veldonderzoek en ontwikkeling concept-instrument . Utrecht: Ontwikkelcentrum Sociale

Verslavingszorg.

Küfner, H., Vogt, M., & Indlekofer, W. (2000). PREDI Psychosoziale ressourcenorientierte Diagnostiek. Ein problem- und

lösungsorientierter Ansatz. Manual Version 1.1. München: IFT, Institut für Therapieforschung.

MacCoun, R. J. (1998). Toward a psychology of harm reduction. American Psychologist, 53(11), 1199-1208.

Marlatt, G. A., Blume, A. W., & Parks, G. A. (2001). Integrating harm reduction therapy and traditional substance abuse

treatment. Journal of Psychoactive Drugs, 33, 13-21.

Marsden, J., Gossop, M., Stewart, D., Best, D., Farrell, M., Lehmann, P., Edwards, C., & Strang, J. (1998). The Maudsley

Addiction Profile (MAP): a brief instrument for assessing treatment outcome. Addiction, 93(12), 1857-1867.

McLellan, A. T., Kushner, H., Metzger, D., Peters, R., Smith, I., Grissom, G., Pettinati, H., & Argeriou, M. (1992). The Fifth

Edition of the Addiction Severity Index. Journal of Substance Abuse Treatment, 9, 199-213.

McLellan, A. T., Luborsky, L., Woody, G. E., & Brien, C. P. (1980). An improved diagnostic evaluation instrument for

substance abuse patients. The Addiction Severity Index. Journal of Nervous and Mental Disease, 168, 26-33.

Metzger, D. S., & O'Brien, C. P. (1990). Substance abuse: The challenge od assessment. In B. Spilker (Ed.), Quality of life

assessments in clinical trials (pp. 237-246). New York: Raven.

Mulder, C. L., Sytema, S., & Wierdsma, A. I. (2000). Statusmeting en instrumentgestuurde planning in de GGz. Een

zoektocht naar de heilige graal. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 55, 790-799.

Schippers, G. M., & Broekman, T. G. (2001). Evalueren en meten in de verslavingszorg. Notitie ten behoeve van de

programmacoördinatiecommissie Resultaten Scoren. Amsterdam AIAR & Nijmegen Bureau Bêta.

Smit, R., de Wildt, W., Osseman, D., Buntjer, R., & Schramade, M. (2001). Module zorgmentorschap. Amsterdam: Jellinek.

Wing, J. K., Beevor, A. S., Curtis, R. H., Park, S. B., Hadden, S., & Burns, A. (1998). Health of the Nation Outcome Scales

Page 15: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 14

(HoNOS). Research and development. British Journal of Psychiatry, 172, 11-18.

Wolf, J. (1999). Referentiekader: Resultaten scoren in de sociale verslavingzorg. Utrecht: Ontwikkelcentrum Sociaal

Verslavingsbeleid,Trimbos Instituut.

World Health Organization. (1980). International classification of impairments, disabilities and handicaps. A manual of

classifications relating to the consequences of disease. Geneva: Author.

World Health Organization. (1992). International statistical classification of diseases and related health problems (10th

revison ed.). Geneva: Author.

World Health Organization. (2001a). International classification of functioning, disability and health: ICF. Geneva: Author.

World Health Organization. (2001b). Internationale classificatie van het menselijk functioneren: ICF (Concept 15-11-2001,

Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre, Trans.). Bilthoven: Author.

World Health Organization Quality Of Life (WHOQOL) Group. (1995). Position paper from the World Health Organization.

Social Science & Medicine, 41, 1403-1409.

Noten

1 Veel zogenaamde QoL-meetinstrumenten zijn ziektespecifiek omdat de inhoud van het instrument vooral op aspecten gericht is die bij bepaalde ziekten van belang zijn (bijvoorbeeld voor artritis, kanker), sommigen zijn generiek, zoals de WHOQOL. Daarnaast zijn er nog instrumenten die specifiek op een domein gericht zijn. Hier wordt het containerkarakter van het QoL begrip wel erg goed zichtbaar als de Beck Depression Inventory als voorbeeld van een “domain-specific”, in casu psychologische gezondheid, of depressie wordt opgevoerd in De Vries & Van Heck, 1997. Overigens wordt in Spilker’s Quality of life assessments in clinical trials door Metzger & O'Brien, 1990 de ASI besproken. 2 De ICF (de concept-versie staat bekend als de ICDH-2) is de opvolger van de ICIDH (International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps. A manual of classifications relating to the consequences of disease, World Health Organization, 1980). “Werd de ICIDH uit 1980 nog beschreven als een classificatie van de gevolgen van ziekten, bij de ICF is dat standpunt verlaten. De uitdrukking gevolgen van ziekten legde teveel de nadruk op de manier waarop problemen in het functioneren tot stand komen, hetgeen op gespannen voet stond met het feit dat oorzakelijkheid geen rol speelt bij de ordening van de begrippen in de ICIDH. De ICF wordt gezien als een classificatie van “gezondheidscomponenten”, waarmee de samenstellende elementen van de gezondheid bedoeld worden. Met betrekking tot de etiologie neemt de ICF een neutraal standpunt in.”, (World Health Organization, 2001b, p.4.) 3 Deze afnametijden zijn eigenlijk niet goed te vergelijken omdat, als de ASI als outcome maat gebruikt zou worden, er een aantal vragen met achtergrondinformatie die onveranderbaar is, overgeslagen worden. De auteurs claimen dat de afnameduur dan 15 tot 20 minuten zou zijn. Overigens worden ook de ISR, de ernstschattingen van de interviewer overgeslagen. Toch lijken 15 tot 20 minuten een behoorlijke onderschatting, want de meeste vragen worden gewoon gesteld en dat zijn er dan toch ongeveer 125. De schattingen over de duur van afname van de volledige ASI lopen ook nogal uiteen. De ASI wordt in de VS tegenwoordig ook als computerprogramma met de computer als (virtuele) interviewer (ASI-MV) aangeboden. De makers hiervan: “While the regular ASI tool is helpful, administering it is labor intensive. Clinicians generally spend about an hour with a client during the administration of the questions and then another 15 to 20 minutes putting in the data, a narrative, and the scoring of the ASI.” (http://www.aishealth.com/ManagedCare/MgdCareAdvisor/ASI.html)

Page 16: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

1

Ontwikkelcentrum Sociaal Verslavingsbeleid

‘Resultaten Scoren’

Project ‘Ontwikkeling Sociale Verslavingszorg-Instrument’ (OSVI)

Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument

Truus Kersten Ruud Rutten Rutger Grijsbach Annicka van der Plas

TACTUS, Instelling voor Verslavingszorg

Page 17: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

2

1. Inleiding...............................................................................................................................3

2. Vraagstellingen en opzet veldonderzoek.............................................................................4

2.1 Vraagstellingen ..............................................................................................................4 2.2 Opzet veldonderzoek .....................................................................................................4

3. Procesverslag en resultaten veldonderzoek.........................................................................5

3.1 Verslag van het explicitatie- en beschrijvingsproces.....................................................5 3.2 Resultaten veldonderzoek ..............................................................................................7

4. Eerste analyse beschrijvingen zorgeenheden ......................................................................7

5. Tweede analyse beschrijvingen zorgeenheden..................................................................10

6. Resultaten en conclusie .....................................................................................................10

Literatuur ...............................................................................................................................13

Bijlage 1: Vragenlijst veldonderzoek ....................................................................................14

Bijlage 2: Beschrijving ‘Arbeidsgewenningsproject de Plantage’, Boumanhuis..................16

Bijlage 3: Verslag interviews allochtonenproblematiek .......................................................18

Bijlage 4: Voorbeeld eerste analyse cliëntkenmerk gebruik .................................................21

Bijlage 5: OSVI-Statusbepaling leefgebieden (OSVI-SL)....................................................22

Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod............................................................................... 39

Page 18: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

3

1. Inleiding In dit verslag wordt gerapporteerd over het veldonderzoek en de stappen die we hebben genomen bij de ontwikkeling van een instrument voor de sociale verslavingszorg. Eerder zijn twee verslagen verschenen, namelijk een literatuurverslag (Grijsbach, Kersten en Rutten, 2001) en een veldwerkverslag (Kersten, Grijsbach en Rutten, 2001). Het verslag dat voor u ligt vervangt het eerder geschreven veldwerkverslag (het eerste deel is een herziening en updatering hiervan) en is aangevuld met een verslag van de stappen die nadien zijn ondernomen om tot een instrument te komen en de problemen die we daarbij tegenkwamen. Tegelijkertijd met dit verslag verschijnt een notitie met een kritische analyse van een aantal bestaande instrumenten (o.m. de ASI). In deze notitie wordt beredeneerd dat een gebrek aan een alomvattend conceptueel- en ordeningskader (classificatiesysteem) een belangrijk obstakel vormt bij de ontwikkeling van een instrument (Broekman, Rutten en Kersten, 2002). Probleemstelling en doel OSVI-project De (sociale) verslavingszorg beschikt nog niet over een goed assessment-instrument dat tevens de basis kan vormen voor doelbepaling, indicatiestelling en benchmarking, dat eenvoudig, betrouwbaar, valide en voldoende gedifferentieerd is en dat tevens genuanceerd de vorderingen en regressies van cliënten volgt in het kader van het verloop van hun meerdimensionele problematiek. De ASI (McLellan, e.a., 1980) is een veel gebruikt instrument, maar heeft een aantal belangrijke beperkingen. Zie voor een bespreking hiervan Schippers en Broekman (2001) en Broekman, Rutten en Kersten (2002). Doel van het OSVI-project was aanvankelijk een instrument te ontwikkelen voor ‘assessment, doelbepaling, indicatiestelling en monitoring’ dat kan worden gebruikt binnen de (sociale) verslavingszorg. Deze zeer brede doelstelling bleek, althans vanuit OSVI-kader, te ambitieus. In de loop van het project is duidelijk geworden dat het van belang is de verschillende functies die een instrument kan hebben uit elkaar te halen en te beslissen waar het beoogde OSVI-instrument op gericht is. We onderscheiden drie functies van meten (zie ook Schippers en Broekman, 2001), namelijk screening, diagnostiek en monitoring. Het OSVI-project was tot op heden vooral gericht op de ontwikkeling van een instrument voor monitoring, waarbij we uitgingen van een basismeting en vervolgmetingen van de toestand (status) van de cliënt op verschillende gebieden. Tevens was ons streven om per leefgebied tot een statushiërarchie te komen (oplopend van ‘laagst mogelijke’ tot ‘hoogst mogelijke’ status). Uitgangspunten waren verder dat uitsluitend cliëntkenmerken gevolgd worden waar binnen de sociale verslavingszorg ook daadwerkelijk doelen en een zorgplan op gebaseerd kunnen worden, dat het instrument snel en eenvoudig af te nemen is, dat onderdelen ook apart af te nemen zijn, etc. Hoewel het doel en de functie van het beoogde instrument in de loop van het project steeds verder zijn aangescherpt en er ook een instrument geconstrueerd is, zijn we nadien tot de conclusie gekomen dat we pas een eerste stap hebben gezet in het proces dat tot een instrument moet leiden. Zoals gezegd komen twee onderdelen van het onderzoek in dit verslag aan de orde: het veldonderzoek en de ontwikkeling van het instrument. Het veldonderzoek waarvan we hier verslag doen had een tweeledig doel: Op de eerste plaats wilden we zicht krijgen op de zogenaamde sociale verslavingszorg als zodanig en op de inhoud van het zorgaanbod. Op de tweede plaats waren we geïnteresseerd in wat er in de praktijk ‘gemeten’ wordt, welke doelen en voortgangscriteria men onderscheidt en welke

Page 19: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

4

indicatiecriteria worden gehanteerd. Dit had als doel tot een aantal relevante gebieden/items voor een te construeren instrument te komen. Bij de ontwikkeling van het instrument zijn twee fasen te onderscheiden: (1) de eerste analyse en constructie van een instrument (tot september 2001) en (2) de tweede analyse en een evaluatie hiervan (van september 2001 tot februari 2002). De opzet van dit verslag sluit hier bij aan en is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de vraagstellingen en de opzet van het veldonderzoek. Hoofdstuk 3 doet verslag van het verloop en de resultaten van het veldonderzoek, de beschrijvingen van het zorgaanbod. In hoofdstuk 4 wordt uiteengezet hoe de eerste analyse van de zorgbeschrijvingen heeft plaatsgevonden. Hoofdstuk 5 gaat in op de tweede analyse van de beschrijvingen en hoofdstuk 6 tot slot bevat een aantal resultaten en conclusies. 2. Vraagstellingen en opzet veldonderzoek 2.1 Vraagstellingen De vraagstellingen van het veldonderzoek waren: 1. Wat is het zorgaanbod van de Sociale Verslavingszorg? Welke

programma’s/voorzieningen/zorgeenheden gericht op chronisch verslaafden bestaan er in enkele instellingen voor verslavingszorg en zijn deze te beschouwen als ‘het’ zorgaanbod van de sociale verslavingszorg?

2. Welke cliënt-informatie wordt in de sociale verslavingzorg verzameld, welke indicatiecriteria, doelen en voortgangscriteria worden gehanteerd?

3. Welke leefgebieden/domeinen, dimensies en items zijn hier uit af te leiden? Een belangrijke achtergrondvraag binnen het OSVI-onderzoek was en is nog steeds: Hoe is de verhouding van het te ontwikkelen instrument tot bestaande instrumenten, met name de ASI? 2.2 Opzet veldonderzoek De respondenten en de instellingen De respondenten in het veldonderzoek waren leidinggevenden en hulpverleners van het Boumanhuis en Symbion (per 1 januari 2000 gefuseerd tot ‘Bouman Verslavingszorg’) in Rotterdam en omgeving en leidinggevenden/hulpverleners van Tactus en Instelling voor Verslavingszorg Stedendriehoek (IVS) (per 1 januari 2000 gefuseerd tot ‘TACTUS’) regio Oost-Nederland. De respondenten zijn geworven via contactpersonen van de betrokken instellingen. De vraag aan deze contactpersonen was sleutelfiguren aan te wijzen die goed op de hoogte waren van een sociale verslavingszorgvoorziening/programma/project. Meestal waren dit de inhoudelijk verantwoordelijken. De vragenlijst Het veldonderzoek vond plaats aan de hand van een vragenlijst die voorafgaand aan het interview al was ingevuld door de respondenten. Deze vragenlijst had tot doel een aantal relevante aspecten van de geboden zorg te inventariseren. Zo werd onder meer gevraagd naar: in- en uitstroom van cliënten; hoe vindt assessment plaats; welke fasering kent assessment en indicatiestelling; welke indicatiecriteria, voortgangscriteria en doelen worden gehanteerd; welke methodieken worden gebruikt, etc. De vragenlijst is bijgevoegd in bijlage 1 van dit verslag. De procedure bij explicitatie en beschrijving van zorgaanbod sociale verslavingszorg De procedure die is gehanteerd bij het veldonderzoek was als volgt: 1. Opstellen overzicht zorgaanbod sociale verslavingszorg betrokken instellingen

Page 20: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

5

Per instelling is in overleg met contactpersonen bepaald welke zorgeenheden1 onderdeel uit maken van de sociale verslavingszorg. Bij twijfel is de betreffende zorgeenheid wel betrokken. In een paar gevallen is later besloten de zorgeenheid te laten vervallen (zie hoofdstuk 3). 2. Via contactpersonen benaderen van respondenten, introduceren onderzoek en uitdelen of

opsturen van vragenlijsten In iedere instelling is in overleg bepaald hoe het onderzoek geïntroduceerd werd. In meeste gevallen hebben de onderzoekers de bedoeling van het veldonderzoek zelf uitgelegd aan degenen die geïnterviewd zouden worden in een gezamenlijke bijeenkomst binnen de instelling. Nadat de respondenten hun medewerking hadden toegezegd, ontvingen zij een toelichting op het onderzoek en een vragenlijst met instructies, met het verzoek deze vragenlijst terug te sturen naar de onderzoekers vóór het interview. 3. Interviewen van respondenten aan de hand van ingevulde vragenlijsten De interviews in de regio Rotterdam zijn uitgevoerd door Truus Kersten; in de regio Oost-Nederland zijn deze uitgevoerd door Rutger Grijsbach. De interviews vonden plaats in de periode maart tot en met augustus 2000. 4. Uitwerken interviews volgens een vast format, terugkoppelen naar respondenten en

bijstellen tot definitieve versie. Ieder interview is volgens een vast format uitgewerkt tot een beschrijving van de zorgeenheid. Deze beschrijving werd teruggekoppeld naar de betreffende respondent (en eventueel leidinggevende of beleidsmedewerker) met het verzoek om commentaar te geven. Dit werd verwerkt tot de definitieve versie van de beschrijving. Per regio (Rotterdam en Oost-Nederland) zijn de beschrijvingen gebundeld en destijds opgestuurd naar de directies van de betreffende instelling. In bijlage 2 treft u een voorbeeld aan van een dergelijke beschrijving. Interviews over allochtonenproblematiek Omdat de polulatie cliënten van de sociale verslavingszorg voor een groot deel uit allochtonen bestaat en dus het te ontwikkelen instrument hier ook op afgestemd zal moeten zijn, is nog een drietal interviews gevoerd met hulpverleners die deskundig zijn m.b.t. allochtonenproblematiek. Deze interviews zijn tot stand gekomen in overleg met het Platform Multiculturele Verslavingszorg. In bijlage 3 is een puntsgewijs verslag van deze interviews toegevoegd. 3. Procesverslag en resultaten veldonderzoek 3.1 Verslag van het explicitatie- en beschrijvingsproces De eerste stap, de indeling van te beschrijven zorgeenheden, was niet altijd eenvoudig. Op de eerste plaats speelde de vraag welke zorgeenheden wel en welke niet tot de sociale verslavingszorg gerekend moesten worden. In eerste instantie hebben we geprobeerd criteria op te stellen voor selectie van sociale verslavingszorg-eenheden. Bijvoorbeeld dachten we dat een criterium kon zijn dat er geen regels t.a.v. gebruik gesteld werden in een zorgeenheid (dat een cliënt dus mocht gebruiken). Dit bleek echter geen adequaat criterium, want in sommige zorgeenheden mocht wel gebruikt worden, in andere mochten cliënten alleen methadon gebruiken, in nog andere eenheden mochten ze geen middelen gebruiken (werkprojecten bijvoorbeeld). We hebben daarom besloten de term sociale verslavingszorg ruim op te vatten: alle zorgeenheden die gericht zijn op rehabilitatie van cliënten oftewel, zoals in het

1 Onder een zorgeenheid wordt verstaan: een samenhangende bundeling activiteiten die aan een cliënt afzonderlijk aangeboden wordt of afzonderlijk aangeboden kan worden als een afgebakend geheel met een duidelijk doel en daarop afgestemde indicatiestelling. Een zorgeenheid kan bestaan uit gesprekken, een groep, het aanbieden van opvang, het verstrekken van vervangende middelen, etc.

Page 21: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

6

visiedocument van het ontwikkelcentrum sociaal verslavingsbeleid staat, het verbeteren van kwaliteit van leven en maatschappelijk herstel. Op de tweede plaats bleken organisatorische eenheden niet steeds samen te vallen met inhoudelijke zorgeenheden. Het kwam ook voor dat een organisatorische eenheid uit twee of meer inhoudelijke eenheden bestond. Zo bestaat bijvoorbeeld het ‘Opvang en Advies Centrum’ in Deventer feitelijk uit twee zorgeenheden met verschillende doelen en functies: een gebruikersruimte en een huiskamer. Tot slot bestonden soms verschillende benamingen voor een zorgeenheid en was de inhoud aan het veranderen, hetgeen tot verwarring kon leiden. Bij het Boumanhuis bijvoorbeeld veranderden het ‘Medisch Aids Team’ en de ‘Intensieve Ambulante Zorg’ in ‘Outreachende ondersteunende zorg’ en ‘Outreachende ziekenzorg’. We hebben getracht in overleg met de zorgeenheden tot een zo adequaat mogelijke indeling, benaming en beschrijving te komen. In het algemeen was de medewerking van de respondenten van de betrokken instellingen goed. Meestal was men gemotiveerd om mee te werken aan het onderzoek. Er moest wel eens een afspraak verzet worden, omdat de respondent andere prioriteiten had, maar dat kwam niet vaak voor. Bij de feedbackronde hebben de meeste respondenten nog wat commentaar geleverd op de zorgbeschrijving. Veelal bestond dit uit kleine wijzigingen. Bij het Boumanhuis, Cluster Sociale Verslavingszorg, werd een aantal fundamentele wijzigingen aangebracht. Met name binnen het genoemde Cluster Sociale Verslavingszorg was het niet gemakkelijk om tot een passende beschrijving van de werkelijkheid te komen, onder meer omdat er nogal wat inhoudelijke en organisatorische veranderingen plaatsvonden ten tijde van het onderzoek. Hier was men begonnen een nieuwe visie van trajectmatig werken in te voeren in de praktijk, hetgeen in een aantal gevallen een discrepantie opleverde tussen de feitelijke en de nieuwe, wenselijke praktijk. We hebben steeds getracht bij de beschrijving van de geboden zorg te focussen op het heden, maar voor zover veranderingen al ingezet waren hebben we ons gericht op de nieuwe praktijk. De zorgbeschrijvingen leidden in een paar gevallen tot discussie tussen leidinggevende en respondent over de inhoud van de zorg. Ook kwam het voor dat de vorm en inhoud van bepaalde zorgeenheden nog onvoldoende uitgekristalliseerd waren. Getracht is dit in de beschrijvingen zoveel mogelijk aan te geven. Opvallend was dat er bij de meeste van de zorgeenheden moeite moest worden gedaan om concrete, haalbare doelen op cliëntnivo te expliciteren. Concrete voortgangscriteria worden nog nauwelijks gehanteerd. Dit geldt met name voor zeer laagdrempelige projecten die zijn ontstaan vanuit overlastbestrijding; binnen de meer op verandering gerichte zorgeenheden zijn doelstellingen meer expliciet. Ook de indicatiecriteria die voor de verschillende zorgeenheden worden gehanteerd, zijn nog onvoldoende uitgewerkt. Het bleek voor de geïnterviewde hulpverleners vaak moeilijk om te denken op het nivo van individuele cliëntdoelen. De methode van het interview ter nadere explicitatie was hierbij van groot belang. Een tweede punt is dat er nog nauwelijks volgens principes van case- en trajectmanagement wordt gewerkt momenteel. Een aantal respondenten had wel ideeën over hoe case- en trajectmanagement verder vormgegeven zou kunnen worden. Ook was er nog geen sprake van zorgplannen voor cliënten. Tot slot viel op dat er veelal sterk werd uitgegaan van de behoeften van de cliënt. Alleen als een cliënt zelf een vraag had, werd een advies gegeven of hulp geboden. Dit gold bij uitstek binnen de meest laagdrempelige voorzieningen, zoals opvangvoorzieningen.

Page 22: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

7

3.2 Resultaten veldonderzoek Het veldonderzoek leverde beschrijvingen op van 35 zorgeenheden waarvan hieronder in Tabel 1 een overzicht wordt gegeven. De zorgeenheden 1 t/m 18 zijn van TACTUS, de zorgeenheden 31 t/m 47 van Bouman verslavingszorg en twee andere instellingen in de regio Rotterdam. Tabel 1 Overzicht beschreven zorgeenheden

1 Resocialisatie voor ex-verslaafden 2 Veldwerk: allochtonenwerk & marokkanenproject 3 Trajectbureau scholing en arbeid 4 IMC 5 Inloop 6 Methadonpost 7 Dagopvang / Inloop 8 Begeleid wonen project: Trainingshuis 9 Begeleid Wonen Project (BWP), de HAT-eenheid

10 Begeleid Wonen Project (BWP), Ambulante woonbegeleiding

11 Maatschappelijk werk Sociale Verslavingszorg. 12 Sector Maatschappelijke Integratie, outreachend werk 13 Herstel Sociaal Netwerk 14 Huiskamer 15 Arbeidsgewenningproject ‘De Kelder’ 16 Arbeidstoeleiding 17 Begeleid wonen 18 Opvang en Advies Centrum (OAC) 31 Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) 32 Seniorenpand 33 Outreachende ondersteunende zorg 34 Het Tussenhuis 35 Outreachende ziekenzorg 36 Cluster Sociale Verslavingszorg, Kerntaak Woon-werk

begeleiding 37 Boumanhuis (Symbion), Methadonprogramma Symbion

Noord 38 Methadonprogramma Symbion Zuid 39 Veldwerk 40 Opvang- en Crisis-Centrum (OCC) 41 Keetje Tippel 42 Arbeidsgewenningsproject de Plantage 43 Huiskamer en Aanloop Zuid 44 Gebruikersruimtes 45 Activiteitencentrum 46 Topscore, uitzendbureau voor verslaafden 47 Delta Psychiatrisch ziekenhuis, afdeling de LooDDs

4. Eerste analyse beschrijvingen zorgeenheden De gevolgde werkwijze bij de eerste analyse van de beschrijvingen van zorgeenheden was als volgt: 1. Opstellen overzicht cliëntkenmerken Er is een overzicht opgesteld van 34 cliëntkenmerken2 die in de beschrijvingen voorkwamen en die als relevante elementen werden beschouwd voor de constructie van een instrument. Deze verzamelde cliëntkenmerken zijn, in willekeurige volgorde, weergegeven in Tabel 2. 2 Met cliëntkenmerken wordt hier bedoeld: kenmerken of aspecten van de cliënt, zijn/haar omgeving, functioneren of gedrag die beoordeeld of gemeten kunnen worden. Deze term wordt hier neutraal bedoeld: we doen hier geen uitspraken over de latere indeling in domeinen/(leef)gebieden, dimensies en items.

Page 23: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

8

Tabel 2 Overzicht geselecteerde cliëntkenmerken

1 Gebruik 2 Psychisch functioneren 3 Lichamelijk functioneren 4 Systeem 5 Sociale contacten 6 Hulpverleningscontacten VZ 7 Contacten met ander instanties dan VZ 8 Wonen 9 Werken

10 Dagbesteding 11 Structuur/dagritme 12 Zelfverzorging/leefstijl 13 Huishouding 14 Financiën 15 Justitie 16 Opvang/verblijf 17 Overlast

18 Crisis 19 Medicatie 20 Opleiding/training 21 Geslacht 22 Nationaliteit/culturele achtergrond 23 Leeftijd 24 HIV/Aids 25 Afspraken nakomen 26 Zelfstandigheid 27 Stabiliteit 28 Onaangepast gedrag 29 Algemene ontwikkleing 30 Sociale vaardigheden 31 Methadon 32 Motivatie 33 Prostitutie 34 Overige (moeilijk in te delen)

2. Ordenen ruwe data naar cliëntkenmerk Alle indicatiecriteria, contra-indicaties, doelen, voortgangscriteria en eindtermen die in de beschrijvingen voorkwamen zijn vervolgens geordend naar cliëntkenmerk. Dit betekende dat ieder genoemd indicatiecriterium, doel, etc. werd ondergebracht bij één of soms meerdere van de 34 cliëntkenmerken. In bijlage 4 is een voorbeeld gegeven van het cliëntkenmerk ‘gebruik’. Hier treft u dus aan: alle indicatiecriteria, contra-indicaties, doelen, voortgangscriteria en eindtermen die in de beschrijvingen genoemd worden en die te maken hebben met ‘gebruik’. Tussen haakjes wordt steeds aangegeven in welke beschrijving(en) de statements voorkomen. Zie voor de nummering Tabel 1. 3. Clustering cliëntkenmerken in leefgebieden Vervolgens zijn de 34 cliëntkenmerken in negen voorlopige leefgebieden/domeinen ingedeeld. Bij gebrek aan een eenduidig ordeningskader, dat ook niet uit de gebrekkige data gehaald kon worden, hebben we ervoor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de indeling in leefgebieden van andere instrumenten, met name de ASI. Hieronder worden de gebieden weergegeven. Eerst wordt de benaming voor het gebied gegeven, vervolgens de cliëntkenmerken die hierin ondergebracht zijn. 1. Middelengebruik en gokken: gebruik, methadon 2. Lichamelijke gezondheid: lichamelijk functioneren, crisis, medicatie, HIV/AIDS 3. Psychische gezondheid: psychisch functioneren, crisis 4. Opleiding, arbeid, dagbesteding: werken, dagbesteding, opleiding/training, algemene

ontwikkeling 5. Justitie: overlast, prostitutie 6. Sociaal netwerk: systeem, sociale contacten, sociale vaardigheden 7. Zorgcontacten: hulpverleningscontacten VZ, contacten met andere instanties dan VZ,

afspraken nakomen, onaangepast gedrag 8. Wonen en opvang: wonen, structuur/dagritme, zelfverzorging/leefstijl, huishouding,

opvang/verblijf 9. Financiën: financiën/schulden Een aantal cliëntkenmerken was niet onder te brengen in de onderscheiden domeinen. Een deel van deze cliëntkenmerken was te typeren als ‘demografische kenmerken’, namelijk:

Page 24: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

9

geslacht, nationaliteit, culturele achtergrond, leeftijd. Deze cliëntkenmerken zijn wel van belang vast te stellen bij een assessment, maar zijn niet van belang voor een instrument voor monitoring. Over blijven de cliëntkenmerken zelfstandigheid, stabiliteit, motivatie en een categorie ‘overige’ die niet zijn in te delen. Naast ‘niet in te delen’ cliëntkenmerken waren er veel ‘moeilijk in te delen’ cliëntkenmerken. We geven ter illustratie puntsgewijs een aantal voorbeelden van discussiepunten en problemen die niet zijn opgelost, maar waarbij we op een bepaald moment de knoop hebben doorgehakt. Vragen op domein-niveau - Welke domeinen moeten worden onderscheiden? Moeten we aansluiten bij de ASI of

niet? - Is ‘financiën’ een apart domein of niet? En zo nee, en we beschouwen het als

cliëntkenmerk/item, valt het dan onder ‘wonen en opvang’ (bijv. omgaan met geld), valt het onder ‘opleiding, arbeid en dagbesteding’ (een aspect van financiën is inkomsten uit arbeid) of onder justitie (een aspect van financiën is schulden).

- Is ‘zorgcontacten’ een apart domein of kan dit beter samengevoegd worden met ‘sociaal netwerk’?

- Moeten de domeinen wel of niet unidimensioneel zijn? Bijvoorbeeld bij ‘wonen en opvang’ zijn twee dimensies onderscheiden.

Vragen op domein- en cliëntkenmerknivo - Moeten we wel een onderscheid maken in domeinen en cliëntkenmerken? Is het niet beter

cliënten te monitoren op een aantal aspecten van hun functioneren, zonder deze in te willen delen? Zo kan het zinnig zijn ‘gebruik van medicijnen’ bij een cliënt te volgen. Maar moet dit ingedeeld worden in het domein ‘gebruik’ of ‘lichamelijk gezondheid’ of ‘psychische gezondheid’, wanneer spreek je van medicijngebruik, wanneer van middelenmisbruik?

- Uit het veldonderzoek komt duidelijk naar voren dat ‘nakomen van afspraken’ en de ‘grilligheid in zorgcontacten’ belangrijke aspecten zijn waar de sociale verslavingszorg op gericht is. Het binden van cliënten is een belangrijk doel. Maar hoe zouden deze aspecten het beste in een monitorings-instrument vormgegeven kunnen worden?

- Risicogedrag m.b.t. infecties en SOA: hoort dit wel onder ‘lichamelijke gezondheid’? Het zou ook onder een nieuwe dimensie ‘zelfverzorging’ kunnen vallen.

Tot zover een aantal voorbeelden van vragen en discussiepunten waar geen oplossing voor te vinden was, maar waarbij we uiteindelijk wel keuzes hebben gemaakt bij de constructie van het instrument. Deze voorbeelden illustreren een belangrijk probleem bij de ontwikkeling van het instrument, het ontbreken van een conceptueel- en een ordeningskader. 4. Constructie instrument De indeling in de negen leefgebieden/domeinen vormde het voorlopige kader voor verdere invulling. Deze invulling heeft in de loop van de tijd veel verschillende varianten gekend, van een zeer uitgebreid instrument met een screenings, anamnese- en diagnostiek-deel (dat voor een deel ook uit ASI-gegevens putte) tot een beknopter instrument dat meer was toegespitst op monitoring. Van dit laatste type instrument zijn vele verschillende versies verschenen. De laatste versie (september 2001) van dit instrument (genaamd ‘Statusbepaling Leefgebieden’) voegen wij uitsluitend ter illustratie toe in bijlage 5.

Page 25: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

10

5. Tweede analyse beschrijvingen zorgeenheden Omdat de ontwikkeling van het instrument stagneerde en we het onvoldoende konden funderen op de eerdere analyse, is een tweede analyse van de data van het veldonderzoek uitgevoerd. Toen hebben we ook twee zorgeenheden laten vervallen omdat deze bij nader inzien niet thuis leken te horen in het aanbod van de Sociale Verslavingszorg, namelijk de dubbele diagnosekliniek ‘de LooDDs’ en resocialisatie-afdeling ‘De Weerd 10’. Ten behoeve van deze nieuwe analyse heeft een bewerking van de oorspronkelijke teksten van de zorgeenheden plaatsgevonden gericht op consistentie en het ontdoen van lokale elementen. Daarbij zijn de volgende stappen genomen: 1. Alle ‘couleur locale’ is daar waar mogelijk uit de beschrijvingen gehaald, zodat deze ook

begrijpelijk zijn voor een breder lezerspubliek. Zo zijn bijvoorbeeld alle plaatsnamen uit de beschrijvingen gehaald (‘Ingeschreven staan bij de gemeente Enschede’ wordt ‘ingeschreven staan bij de gemeente’).

2. De tekst is zoveel mogelijk uniform gemaakt. Met name de tekst van de volgende beschreven elementen is consistent gemaakt: indicaties, contra-indicaties, informatieverzameling, doelen en voortgangscriteria. De consistentie betreft twee punten: eenheid van taal en eenzelfde notatie-wijze. Met eenheid van taal wordt bedoeld dat voor verschillende termen met eenzelfde betekenis één term is gekozen (bijvoorbeeld ‘vrij van gebruik’ en ‘clean’ worden ‘middelenvrij’; ‘geestelijke’ wordt ‘psychische’; ‘zelfzorg’ wordt ‘zelfverzorging’). De notatiewijze is bij alle beschrijvingen identiek gemaakt. Bij de eerder genoemde elementen is steeds de volgende notatiewijze gehanteerd: het kenmerk zelf staat voorop, de nadere bepaling van het kenmerk wordt voorafgegaan door een +-teken. Tussen []-tekens staat eventueel nog de soort verandering die nagestreefd wordt op het kenmerk.Bijvoorbeeld staat bij cliëntdoelen en voortgangscriteria: - huisvesting + contact zoeken met de woningbouw - zelfverzorging + [verbeteren] - hulpverlening + doorverwijzing naar De uniforme beschrijvingen zijn te vinden in bijlage 6.

De cliëntkenmerken uit de uniforme beschrijvingen zijn uit de tekst gedestilleerd en opnieuw is onderzocht of hier een duidelijker fundering voor (de opzet van) het instrument uit te halen was. Dit bleek niet het geval. 6. Resultaten en conclusie De resultaten van het OSVI-project tot nu toe kunnen we het beste bespreken en evalueren aan de hand van de vraagstellingen. 1. Wat is het zorgaanbod van de Sociale Verslavingszorg? Welke

programma’s/voorzieningen/zorgeenheden gericht op chronisch verslaafden bestaan er in enkele instellingen voor verslavingszorg en zijn deze te beschouwen als ‘het’ zorgaanbod van de sociale verslavingszorg?

Zoals eerder besproken was het niet eenvoudig om te bepalen welke zorgeenheden tot de sociale verslavingszorg behoren. Uiteindelijk zijn we hier toch redelijk goed in geslaagd naar ons idee en zijn we tot een overzicht van het aanbod gekomen. Dit overzicht staat in onderstaande Figuur 1 in een diabolo weergegeven. De diabolo weerspiegelt in de bovenste helft, de steeds groter wordende controle die de zorg uitoefent op de cliënt en het verslavingsgedrag. Men zou kunnen zeggen van buiten (veldwerk) naar binnen (opname). De onderste helft biedt het perspectief van het maatschappelijk herstel dat begint met een primaire behoefte, namelijk wonen en verder gaat naar scholing en arbeid: steeds minder controle door de zorg. Aan de rechter buitenzijde zijn

Page 26: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

11

de typen zorg in algemene termen weergegeven. In het middenstuk van de diabolo zijn dan alle beschreven zorgeenheden, i.c. de geselecteerde voorzieningen van de twee instellingen, gesorteerd volgens het diabolomodel weergegeven. (De aanduidingen van deze zorgeenheden zijn ook wat meer algemeen gemaakt, in bijlage 6 staan ook de concrete benamingen).

Beschreven zorgeenheden Zorgindeling

Veldwerk

Veldwerk, allochtenwerk

Outreachend werk

Outreachende ondersteunende zorg

Outreachende ziekenzorg

Inloop

Dagopvang / Inloop

Huiskamer

Huiskamer

Opvang- en Adviescentrum

Inloop en gebruiksruimte prostitutie

Gebruiksruimtes

Methadonpost

Methadonprogramma

Methadonprogramma

Opvang- en Crisis-Centrum

Intramuraal Motivatie Centrum

Intramuraal Motivatie Centrum

Tussenhuis

Begeleid wonen, trainingshuis

Begeleid wonen, semi-zelfstandig

Begeleid wonen, ambulante woonbeg.

Begeleid wonen

Seniorenpand

Woon-werk begeleiding

Activiteitencentrum

Trajectbureau scholing en arbeid

Arbeidstoeleiding

Arbeidsgewenning

Arbeidsgewenning

Uitzendbureau

Maatschappelijk werk

Herstel Sociaal Netwerk

Wonen

Scholing & arbeid

Maatschappelijkedienstverlening

Veldwerk

Outreachend werk

Inloop

Inloop/gebruiksruimte

Gebruiksruimte

Methadonverstrekking

Klinische opvang

Intramuraal Motivatie Centrum

Figuur 1 Diabolo van het aanbod van de sociale verslavingszorg

2. Welke cliënt-informatie wordt in de sociale verslavingszorg verzameld, welke

indicatiecriteria, doelen en voortgangscriteria worden gehanteerd? De tweede vraagstelling is ten dele beantwoord. Door de analyse van de zorgbeschrijvingen is enig zicht verkregen op de cliëntinformatie die verzameld en gebruikt wordt binnen de sociale verslavingszorg. Echter, het verzamelde materiaal is gebrekkig en niet goed te ordenen. Bovendien is op basis van dit veldonderzoek (en literatuuronderzoek) niet aan te geven welke cliëntkenmerken wel

Page 27: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

12

en welke niet in een instrument opgenomen moeten worden en waarom wel of niet. Tot slot is het ook nog maar de vraag of de vigerende praktijk de norm zou moeten zijn voor de constructie van een instrument. 3. Welke leefgebieden en eventueel welke items zijn hier uit af te leiden? Zoals eerder al is aangegeven hebben we weliswaar een instrument ontwikkeld, OSVI-Statusbepaling Leefgebieden (OSVI-SL), met een negental leefgebieden en 17 items, maar dit instrument kan onvoldoende gefundeerd worden op het veldonderzoek of literatuurstudie. Het grootste probleem is het ontbreken van een alomvattend conceptueel- en ordeningskader. Mogelijk kan de ICF hier uitkomst bieden (zie Broekman, Rutten en Kersten, 2002). Op dit moment moeten we echter concluderen dat de OSVI-SL niet zonder meer geschikt is voor gebruik of verdere ontwikkeling.

Page 28: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

13

Literatuur Broekman, T., Rutten, R. & Kersten, T. (Concept februari 2002). Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg. Eindnotitie OSVI-project. Ontwikkelcentrum Sociaal Verslavingsbeleid. Grijsbach, R., Kersten, T., & Rutten, R. (Concept januari 2001). Voorzieningen en instrumenten op het gebied van de Sociale Verslavingszorg: Verslag van een literatuurstudie. Ontwikkelcentrum Sociaal Verslavingsbeleid, Project OSVI. Kersten, T., Grijsbach, R. & Rutten, R. (Concept februari 2001). Inventarisatie zorgaanbod, doelen, voortgangscriteria en indicatiecriteria sociale verslavingszorg: Verslag veldonderzoek. Ontwikkelcentrum Sociaal Verslavingsbeleid, Project OSVI. McLellan, A.Th., Luborsky, L., Woody, G.E., & O’Brien, Ch.P. (1980). An improved diagnostic evaluation instrument for substance abuse patients. The Addiction Severity Index. The Journal of Nervous and Mental Disease, 168, 26-33. Schippers, G.M. & Broekman, T. (december 2001). Evalueren en meten in de verslavingszorg. Notitie ten behoeve van de programmacoördinatiecommissie Resultaten Scoren. Amsterdam : AIAR en Nijmegen : Bureau Bêta.

Page 29: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

14

Bijlage 1: Vragenlijst veldonderzoek

Ontwikkeling van een Sociale Verslavingszorg Instrument (OSVI)

Vragenlijst t.b.v. inventarisatie zorgeenheden, doelen en voortgangscriteria 23 maart 2000

Naam zorgeenheid*: Naam invuller vragenlijst: Datum: * met zorgeenheid wordt bedoeld: een programma, voorziening, project; kortom: een eenheid van zorg Vragen over instroom, assessment (cliëntgegevensverzameling ) en uitstroom 1. Hoe vindt de instroom van cliënten plaats? Melden ze zich zelf? Worden ze verwezen en zo ja door wie? Komen

ze binnen via outreachende hulpverlening? Welke indicatiecriteria worden gehanteerd?

2. Welke informatie wordt verzameld bij een cliënt met het oog op de indicatiestelling, het zorgplan? 3. Welke vragenlijsten of methodieken worden gebruikt bij assessment (cliëntgegevensverzameling) en

indicatiestelling? (evt. vragenlijsten, bijvoorbeeld van intake of registratie s.v.p. opsturen aan onderzoekers) 4. Welke eventuele fasering kent de assessment en indicatiestelling? 5. Hoe lang duurt de assessment (aantal gesprekken, periode verblijf/opname)? 6. Op welke moment(en) tijdens of aan het einde van de assessment vindt indicatiestelling plaats? 7. Welke toewijzings- of verwijsmogelijkheden zijn er vanuit de zorgeenheid, zowel binnen als buiten de

verslavingszorg? Naar welke zorgeenheden wordt het meeste verwezen? 8. Welke indicatieregels (of contra-indicaties) worden voor deze toewijzingsmogelijkheden gebruikt (voor zover

zonder al te veel moeite te expliciteren)? Vragen over de inhoud van de geboden zorg 9. Welke zijn de belangrijkste doelen van de zorgeenheid, m.a.w. wat wilt u met een cliënt bereiken, welke

eindtermen streeft u na? Op welke leefgebieden liggen deze doelen? Denk aan: middelengebruik, veiligheid, huisvesting, huishouding, zelfverzorging, inkomen en administratie, dagactiviteiten/dagstructurering, sociaal netwerk, psychisch functioneren, lichamelijk functioneren, justitie.

10. Welke voortgangscriteria worden er gehanteerd binnen de zorgeenheid, m.a.w. hoe worden vorderingen van cliënten m.b.t. de beoogde doelen eventueel vastgesteld, bijgehouden?

Page 30: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

15

11. Op welke doelgroep is de zorgeenheid gericht? In termen van (soorten) middel, psychiatrische problematiek en problematiek op overige ASI-gebieden, zoals medisch, wonen, werken/dagbesteding, justitie/politie, financiën (zie ook omschrijving ‘doelgroep sociale verslavingszorg’ OSVI-informatiefolder)?

12. Welke aanvullende cliëntinformatie wordt eventueel tijdens het zorgtraject nog verzameld met het oog op de

indicatiestelling voor een volgende of parallelle zorgeenheid? 13. Welke fasering kent de geboden zorg? 14. Uit welke inhoudelijke onderdelen bestaat de geboden zorg? 15. Welke methodieken worden gebruikt binnen de zorgeenheid (eventueel literatuur vermelden)? 16. Hoe lang duurt de geboden zorg gemiddeld en hoe intensief is deze (aantal gesprekken, periode verblijf/opna-

me)? 17. Welke eventuele knelpunten en lacunes bestaan er naar uw mening binnen het zorgaanbod van de sociale

verslavingszorg ? 18. Eventuele aanvullende informatie:

Page 31: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

16

Bijlage 2: Beschrijving ‘Arbeidsgewenningsproject de Plantage’, Boumanhuis 1. Instroom cliënten

a. verwijzende instanties, voorafgaand traject Methadonprogramma’s, Huis ter Schie en andere klinieken, activiteitencentrum, arbeidsbureau’s, sociale dienst. b. indicatiecriteria - cliënt kan aantonen dat hij/zij geen middelen (meer) gebruikt (schone urine), (methadon mag wel) - cliënt beschikt over stabiele woonsituatie (niet zwervend) - cliënt heeft geen ernstige psychiatrische problematiek - cliënt is gemotiveerd om terugplaatsing in de maatschappij te bewerkstelligen c. contra-indicaties - ernstige psychiatrische en/of somatische problematiek - oncorrigeerbare agressie - middelenmisbruik - onvoorwaardelijke detentie op korte termijn d. instroomvoorwaarden en –procedure - cliënt is geregistreerd bij RCI - cliënt staat ingeschreven bij arbeidsbureau - cliënt heeft ziektekostenverzekering - cliënt heeft een legale verblijfsstatus - cliënt heeft financiële verplichtingen (schulden) en justitiële sancties zodanig geregeld dat deze geen

belemmering vormen voor het project

Daarnaast is een instroomvoorwaarde dat een zorgplan voorhanden is. Dit is helaas vaak nog niet de praktijk.

2. Uitstroom cliënten a. mogelijke verwijzingen Binnen Verslavingszorg: activiteitencentrum (terugverwijzing), methadonprogramma’s, ambulante zorg (bij psychische problematiek gerelateerd aan verslaving), Huis ter Schie (alcoholproblematiek), Sector kindverzorging (ouders met kinderen), reclassering (alternatieve straffen). Buiten Verslavingszorg: Sociale Dienst (schuldsanering, financiën), Arbeidsbureau (bemiddeling, scholing), CVV (scholing) b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment) a. bij aanvang zorgcontact Cliënt krijgt een intake, waarin een intakeformulier wordt ingevuld door de hulpverlener. De informatie die wordt verzameld betreft: Verslavingsgeschiedenis, huisvesting, financiën, justitie, psychische en lichamelijke gezondheid, sociaal netwerk, scholing, arbeidsverleden, (on)mogelijkheden tot uiteindelijk doel, inzicht in verslavingsproblematiek. b. later tijdens zorgcontact

4. Fasering en tijdsduur assessment, indicatiestelling en zorg

Het intakegesprek duurt ongeveer 30 minuten. De verblijfsduur op het project is afhankelijk van de opgelopen achterstand van een cliënt. Er is geen minimale of maximale verblijfsduur. Gemiddelde verblijfsduur in 1999 was 4,5 maand. Fasen: 1) Proefperiode 2 weken: tijdens deze weken wordt nog weinig actie ondernomen m.b.t. problemen

leefgebieden. 2) Arbeidsgewenningsperiode: er wordt daadwerkelijk gewerkt aan een cliënt en eventuele hiaten in

arbeidsdiscipline worden opgevuld. Zodra een cliënt voldoende discipline en een goede werkhouding heeft, gaat hij over naar de derde fase.

Page 32: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

17

3) Bemiddeling: cliënt wordt voorgedragen aan bemiddelaar (arbeidsbureau), wanneer deze voldoet aan uitstroomcriteria.

5. Doelgroep

In de regio Rotterdam verblijvende ex-druggebruikers die aan het (vrijwilligers-)werk willen of een opleiding willen volgen of anderszins zich zelfstandig willen handhaven, onafhankelijk van de drughulpverlening. Subdoelgroep: alternatief gestraften.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Algemeen: - het (her)integreren van cliënten door arbeid en scholing Specifieker: - aanleren van sociale vaardigheden - vergroten van probleemoplossend vermogen - verbeteren omgang met primair sociaal netwerk - gedragsmatig veranderen verslavingsgedrag - sociaal/maatschappelijke rehabilitatie

Eindtermen/uitstroomcriteria: - cliënt is in staat zich onafhankelijk van de verslavingszorg zelfstandig te handhaven - cliënt kan drugsgerelateerde problematiek onafhankelijk van de verslavingszorg hanteren - cliënt heeft een zinvolle vrijetijdsbesteding - cliënt heeft justitiële zaken geregeld - cliënt heeft schuldsanering geregeld (Uitzondering bij genoemde eindtermen vormen cliënten die worden (terug)verwezen, omdat binnen Plantage doelen niet haalbaar blijken.)

7. Inhoudelijke beschrijving en onderdelen zorgeenheid

De Plantage is een project waar ex-druggebruikers door middel van werkgewenning een opstap maken naar hetzij betaald werk, vrijwilligerswerk, studie of een taak in een huishoudelijke setting, verzorging en opvoeding van kinderen. In het project wordt gewerkt aan tekortkomingen die participatie op de arbeidsmarkt in de weg staan. Werktijden zijn van 8.30 uur tot 16.00 uur. De werkzaamheden zijn uiteenlopend en bestaan onder ander uit: autoreparaties, fietsenreparaties en metaalbewerking, houtbewerking, werkzaamheden op schoolpleinen en in openbaar groen, administratie, sport en het opknappen van klussen (schilderwerk, sloopwerkzaamheden etc.). Behalve werken in één van de werkplaatsen, neemt een cliënt deel aan sociale vaardigheden- en sollicitatietraining, itembesprekingen (individuele gesprekken m.b.t. ontwikkeling in werk), gesprekken met maatschappelijk werk (moeilijkheden, evt. verleden), training budgetbeheer.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

Vooral praktisch gericht, verder een mix van gedragstherapie en sociotherapie, gericht op corrigeren van gedrag.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

Er zijn nog geen zorgplannen, waardoor bij de Plantage nog veel informatie (opnieuw) verzameld moet worden. Het zou veel beter zijn, wanneer een cliënt met een zorgplan binnenkomt.

Page 33: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

18

Bijlage 3: Verslag interviews allochtonenproblematiek juni 2001 Inleiding In dit samenvattend verslag worden de verschillende groepen allochtonen die gebruik maken van de Nederlandse verslavingszorg gekarakteriseerd en een aantal conclusies getrokken m.b.t. een te ontwikkelen instrument. Interviews zijn gehouden met: - Johan Rabun, Regiomanager, Tactus Apeldoorn - Walid Attakatka, hoofd IMC Rotterdam - Bert Feiken, Afdeling Forensische Verslavingszorg Enschede en lid Platform Multiculturele Verslavingszorg Verschillende groepen allochtonen 1. Surinamers 2. Antillianen 3. Marokanen 4. Turken 5. Molukkers In mindere mate: 6. Kaap-verdianen

Bosniers Somaliers Irakezen

Kenmerken verschillende groepen: 1. Surinamers Cultuur en sociale omstandigheden: • Vaak oudere mannen • Dakloos • Uitkering • Lichamelijke slechte conditie • Soms DD. • Collectivistische cultuur • Veel alleenstaande moeders met verslaafde kinderen Gebruik: Hoofdmiddelen: • Alcohol • Cocaïne Hulpvraag en relevante gegevens voor de zorg • staan (meer) open voor emotionele hulp • moeite met afspraken nakomen • Surinamers hebben over het algemeen een langere hulpverleningsgeschiedenis • Oudere Surinamers hebben als hulpvraag vaak basale behoeften zoals: eten, onderdak. 2. Antillianen Cultuur en sociale omstandigheden: • Minder van bekend • Zijn vaak alleen, minder hechte familieband • Machocultuur, agressief, hard • Jongere groep • Zwak sociaal netwerk • Integratieproblematiek Gebruik Hoofdmiddelen: • Cocaïne • Alcohol In deze groep wordt minder gespoten Hulpvraag en relevante gegevens voor de zorg • Hulpvraag meer t.a.v. praktische zaken: huisvesting, financiën etc.

Page 34: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

19

3. Marokkanen Cultuur en sociale omstandigheden: • Redelijk sociaal netwerk • Worden sneller verstoten door familie, ook vanuit het geloof • Machocultuur • 2de generatie heeft vaak onderwijsachterstand, meer heroinegebruik • 3de generatie heeft minder achterstand, meer cocainegebruik, snel geld verdienen. Gebruik • Cocaine • Heroine Hulpvraag en relevante gegevens voor zorg • Opportunistische instelling • Somatiseren van klachten • Marokkanen zijn vaak meer losgeslagen dan andere groepen. • Bij Marokkanen komt vaker gezinsproblematiek voor 4. Turken Cultuur en sociale omstandigheden: • 2 groepen: Turken die geen bestaan opgebouwd hebben en Turken die uit mafiafamilie komen en uit de

eigen pot snoepen, ze zijn dan vaak uit deze mafiafamilie getoten en aan lager wal geraakt. • Hebben een sterkere band met elkaar dan bijv. Marokkanen • Meer familie om op terug te vallen Gebruik • heroine • cocaine • benzodiazepines • amfetamine • veel gebruik van medicatie Hulpvraag en relevante gegevens voor zorg • hebben veel zelforganisaties voor hulp • somatiseren van psychische problematiek 5. Molukkers Cultuur en sociale omstandigheden: • hebben een hele hechte familieband, worden niet snel verstoten • sterk sociaal netwerk • Molukkers zijn gemiddeld wat hoger opgeleid dan ander allochtone groepen • Voornamelijk 2de generatie Molukkers (± 40jarigen) in zorg Gebruik • heroine, bijna nooit spuiten • cocaine Hulpvraag en relevante gegevens zorg • materiele hulpvraag: uitkering huisvesting • zijn vaak al lang in zorg • snel het gevoel dat blanke boven hem /haar staat (de blanke ‘dominee’) • Hulp wordt vaker gezocht binnen de eigen: -familieverbanden

-kerk • Sociale systeem van Molukkers moet betrokken worden bij hulpverlening 6. Kaap-verdianen, Bosniers, Somaliers, Irakezen Deze groepen zijn veel kleiner dan de andere groepen. • Deze groepen zoeken niet snel hulp • Veel medicijngebruik onder Irakezen

Page 35: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

20

Samenvattend: Algemene kenmerken allochtonen en hulpverlening 1) Laconieker m.b.t. regels hulpverlening 2) Willen hulp op niet gebruikelijke momenten 3) Vertrouwen opbouwen moeilijk en belangrijk 4) Waar mogelijk het soc. systeem erbij betrekken 5) Taalbarrière 6) Behoefte aan materiele hulpverlening Conclusies Hieronder worden de belangrijkste conclusies opgesomd m.b.t. allochtonenproblematiek in de verslavingszorg: A. Bij het bereiken van deze doelen moet specifiek gelet worden op:

1) Vertrouwen winnen 2) Flexibel hulp kunnen aanbieden 3) Familie / sociale netwerk erbij betrekken 4) Somatisatie van psych. problematiek→ psycho-educatie 5) Medische visie op verslavingsproblematiek, leidt tot andere, meer

praktische hulpvragen 6) Taalbarrière / communicatieproblemen met hulpverleners

B. De bovenstaande punten, met uitzondering van punt 5, zijn ook belangrijk in de hulpverlening aan

autochtonen. Ze lijken echter een belangrijkere rol te spelen of moeilijker te bereiken bij allochtonen. Punt 1, vertrouwen winnen is erg belangrijk en heeft te maken met punt 2 t/m 4.

C. De instrumenten die ingezet kunnen worden om aan bovenstaande aandachtspunten te voldoen kunnen

anders zijn bij de hulpverlening aan allochtone verslaafden. Hierbij wordt gedacht aan het inzetten van allochtone hulpverleners en stilstaan bij cultuurverschillen.

Eindconclusie is dat er (natuurlijk) verschillen zijn tussen allochtone en autochtone verslaafden (punt 1 t/m 5), wat betreft problematiek, maar vooral ook qua aanpak. Er lijken geen grote algemeen geldende verschillen te zijn tussen allochtonen en autochtonen wat betreft clientdoelen / eindtermen in de sociale verslavingszorg. Deze worden individueel bepaald en liggen bij zowel allochtonen als autochtonen op dezelfde leefgebieden. Wel zullen bepaalde doelen moeilijker te behalen zijn bij allochtone verlaafden en zal er wellicht meer nadruk liggen op praktische doelen. Maar het gaat vooral dan om een andere aanpak/ benaderingsmethodiek, maar heeft geen directe consequenties voor een instrument voor statusbepaling (leefgebieden en items).

Page 36: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

21

Bijlage 4: Voorbeeld eerste analyse cliëntkenmerk gebruik Cliëntkenmerk 1: gebruik Indicatiecriteria - Cliënt heeft chronische verslavingsproblematiek (1) - Cliënt is verslaafd (2, 32, 33, 36, 40, 43, 44, ) - Cliënt heeft het gebruik onder controle. In principe moet de cliënt vrij zijn van gebruik (5) - Cliënt heeft langdurige verslavingsproblematiek, langer dan 5 jaar (9, 31) - Verslaving staat niet meer centraal (11) - Cliënt is opiaatverslaafd (15, 37,38) - Cliënt heeft een onregelmatig gebruik tijdens methadonprogramma (15) - Cliënt is polydruggebruiker, er is ook sprake van bijgebruik (15) - Cliënt kan het verslavingsprobleem op enige wijze voor zichzelf hanteren (15) - Cliënt is gedurende langere tijd (4 tot 6 maanden) vrij van gebruik (16) - Cliënt heeft voldoende controle over zijn middelengebruik en kan terugvallen adequaat opvangen, eventueel

m.b.v. zijn omgeving. (17) - Cliënt gebruikt geen middelen op het moment van ontslag uit detentie (m.u.v. methadon) en is gemotiveerd

middelenvrij te blijven (34) - Cliënt heeft verslaafd en heeft Aids of HIV (35) - Cliënt gebruikt harddrugs en heeft nog geen contact met de hulpverlening (39) - Cliënt kan aantonen dat hij/zij geen middelen (meer) gebruikt d.m.v. schone urine (methadon mag wel) (42) - Cliënt heeft ‘schone’ urine (na de eerste week activiteitenprogramma), methadon, sociaal alcoholgebruik en

blowen is wel toegestaan (45) Contra-indicaties - acute verslavingsproblematiek (1) - stabiliseren van het middelengebruik (3) - geen verslavingsproblematiek (4) - cliënt heeft herhaalde terugval in gebruik (5) - druggebruik (7) - te zeer onder invloed zijn tijdens het contact met de begeleider (18) - dealen (33, 44) - middelenmisbruik (42) Doelen - een middelenvrij bestaan op de hoofdverslaving (1) - middelengebruik stabiliseren (4, 32, 36) - middelengebruik minderen (4) - middelengebruik stoppen (4, 45) - zelfstandig wonen en functioneren in de maatschappij zonder harddrugs te gebruiken (9) - hygiënisch gebruik van harddrugs (10) - motiveren om te stoppen met gebruik van harddrugs (10) - voorkomen van overdosis na een detentieperiode (10) - stabilisatie (31) - detoxificatie (31) - middelengebruik reguleren (32) - gecontroleerd middelengebruik (37) - onder controle brengen en stabiliseren verslaving (38) - het voorkomen en/of reduceren van schadelijke effecten als gevolg van druggebruik, waaronder preventie

(safe sex, safe use) (39) - gedragsmatig veranderen verslavingsgedrag (42) - veilig gebruik (44) Voortgangscriteria Eindtermen - Cliënt kan zich houden aan de ‘niet gebruiken binnenshuis-regel’ (35) - Cliënt gebruikt veilig (41)

Page 37: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

22

Bijlage 5: OSVI-Statusbepaling leefgebieden (OSVI-SL)

Page 38: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

OSVI – Statusbepaling Leefgebieden

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 23

Toelichting

Ontwikkelcentrum Sociaal Verslavingsbeleid

Instrument voor Assessment en Voortgangsbewaking

Statusbepaling Leefgebieden Voor u ligt een (concept) instrument dat de leefsituatie van een cliënt met verslavingsproblematiek in kaart brengt. Dit gebeurt door de stand van zaken, de status, te bepalen op negen leefgebieden. Op elk leefgebied wordt door de hulpverlener de status bepaald van één of meerdere cliëntkenmerken (m.b.t. leefsituatie, gedrag). Deze statusbepaling kan plaatsvinden bij het eerste contact met een cliënt, als eerste assessment, maar ook later in het zorgtraject, als vorm van voortgangsbewaking en evaluatie van gestelde zorgdoelen. De beoordeling van cliëntkenmerken vindt plaats aan de hand van voorgestructureerde statustabellen. De verschillende antwoordcategorieën in een statustabel zijn feitelijk de verschillende waarden die een cliëntkenmerk kan aannemen. Op basis van de tabellen kunnen zorgdoelen voor een cliënt bepaald worden. Hierbij kunnen de antwoordcategorieën een leidraad vormen; bij het formuleren van zorgdoelen kan gekeken worden welke status de cliënt op dit moment heeft, en welke status haalbaar en wenselijk is voor de cliënt om naar toe te werken in de komende periode. Hoewel de waarden in een bepaalde genummerde volgorde geplaatst zijn, is waarde 1 voor uw cliënt niet perse de meest wenselijke status. Dit hangt af van de individuele omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt. Aan het begin van elk leefgebied staat een korte instructie voor het invullen van de tabellen. De tabellen kunnen worden ingevuld op basis van al beschikbare informatie over een cliënt (zoals in de sociale verslavingszorg vaak het geval), op basis van een gesprek ‘in de wandelgangen’ of op basis van of als onderdeel van een ‘officiële intake’. Het instrument is dus zowel bruikbaar voor cliënten die zorg mijden als voor cliënten die een hulpvraag hebben. Van belang is dat de tabellen ingevuld worden op basis van de actuele situatie, de status op dit moment. In het geval dat informatie ontbreekt moet de betreffende tabel leeg gelaten worden. Aan het einde van elk leefgebied wordt ruimte vrij gelaten voor opmerkingen m.b.t. het betreffende gebied.

Page 39: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

OSVI – Statusbepaling Leefgebieden

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 24

Naam cliënt: Dossier nummer cliënt: Geboortedatum cliënt: Geslacht cliënt: Naam instelling: Naam beoordelaar: Functie beoordelaar: Etc.

Page 40: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 1: Middelengebruik en gokken

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 25

Gebied 1: MIDDELENGEBRUIK en GOKKEN

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment (bekeken over de afgelopen 7 dagen). Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. Het gaat bij dit leefgebied met name om de mate van controle en het gebruikspatroon. Bij drugs wordt een onderscheid gemaakt tussen "illegale drugs" (tabel 1 – B), “methadon / LAAM" (tabel 1 – C) en "psychofarmaca” (tabel 1 – D). Dit wil zeggen dat middelen als heroïne, cocaïne en tripmiddelen in tabel B gescoord worden, en middelen die doorgaans op doktersvoorschrift verkregen worden in tabel C en D (let op: ook als die middelen via het illegale circuit verkregen zijn moeten ze worden ingevuld in tabel 1 – C en D). Tabel 1 - A. Alcoholgebruik

Status Omschrijving 1. Geen gebruik Cliënt drinkt geen alcohol.

2. Sociaal gebruik Cliënt drinkt maximaal 30 (voor vrouwen) / 40 (voor mannen)

glazen per week. Cliënt heeft 1 à 2 “voorkeursdranken” (bier, wijn, likeur, enz.) waartoe hij / zij zich doorgaans beperkt.

3. Incidenteel misbruik / binge drinking

Cliënt valt over het algemeen in de groep "sociaal drinkers" (zie 2), maar er is daarnaast maximaal 2 keer per week sprake van zogenaamd binge drinking: (schijnbaar) zonder controle snel en veel drinken in een relatief korte periode (bijvoorbeeld 1 fles whisky in 1 uur), veelal leidend tot braken en / of blackouts.

4. Regelmatig misbruik

Cliënt drinkt tussen de 31 en 40 (voor vrouwen) / 41 en 50 (voor mannen) glazen alcohol per week. Cliënt heeft 1 à 2 “voorkeursdranken” (bier, wijn, likeur, enz.).

5. Excessief misbruik Cliënt drinkt minimaal 41 (voor vrouwen) / 51 (voor mannen) glazen alcohol per week. Cliënt heeft 1 à 2 “voorkeursdranken” (bier, wijn, likeur, enz.).

6. Zeer excessief, misbruik

Cliënt drinkt minimaal 41 (voor vrouwen) / 51 (voor mannen) glazen alcohol per week. Er is geen patroon en geen duidelijke “voorkeursdrank”.

Opmerkingen met betrekking tot alcoholgebruik:

Page 41: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 1: Middelengebruik en gokken

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 26

Tabel 1 – B. Drugs 1

Status Omschrijving 1) Geen gebruik Cliënt gebruikt geen drugs.

2) Incidenteel

misbruik Cliënt gebruikt 1 of 2 dagen per week in een min of meer vast

patroon (1 of 2 soorten drugs). 3) Regelmatig

misbruik Cliënt gebruikt 3 of 4 dagen per week drugs in een min of meer vast

patroon (1 of 2 soorten drugs). 4) Excessief misbruik Cliënt gebruikt 5 dagen of meer in een min of meer vast patroon (1

of 2 soorten drugs). 5) Zeer excessief

misbruik Cliënt gebruikt 5 dagen of meer zonder patroon, zonder duidelijke

“voorkeursdrug” (3 of meer soorten drugs). 1 Onder drugs worden hier de volgende middelen verstaan: heroïne, cocaïne, cannabis, hallucinogenen / tripmiddelen, inhalantia zoals lijm, amphetamines. Medicijnen / reguliere psychofarmaca en methadon / LAAM worden in tabel 1 – C en D gescoord, ook als ze via de illegale markt verkregen zijn. Opmerkingen m.b.t. drugsgebruik:

Page 42: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 1: Middelengebruik en gokken

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 27

Tabel 1 – C. Methadon / LAAM

Status Omschrijving 1. Geen gebruik Cliënt gebruikt geen methadon.

2. Gebruik van

methadon / LAAM op voorschrift

Cliënt gebruikt methadon of LAAM op en volgens doktersvoorschrift.

3. Misbruik methadon / LAAM

Cliënt gebruikt methadon of LAAM, maar niet op of volgens doktersvoorschrift. Cliënt gebruikt de middelen die hij voorgeschreven krijgt op de verkeerde manier, of koopt binnen het illegale circuit middelen.

Opmerkingen m.b.t. methadon / LAAM:

Page 43: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 1: Middelengebruik en gokken

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 28

Tabel 1 – D. Psychofarmaca

Status Omschrijving 1. Geen gebruik Cliënt gebruikt geen methadon of psychofarmaca.

2. Gebruik van

psychofarmaca op voorschrift

Cliënt gebruikt 1 of meerdere psychofarmaca1 op en volgens doktersvoorschrift.

3. Misbruik psychofarmaca

Cliënt gebruikt 1 of meerdere psychofarmaca1, maar niet op of volgens doktersvoorschrift. Cliënt gebruikt de middelen die hij voorgeschreven krijgt op de verkeerde manier, of koopt binnen het illegale circuit middelen.

1 Onder psychofarmaca worden de volgende middelen verstaan: • barbituraten, • kalmerende middelen / angstremmers / antidepressiva, • lithium • pijnstillers, • slaappillen, • antipsychotica (bv. haldol, zyprexa)

Opmerkingen m.b.t. psychofarmaca:

Page 44: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 1: Middelengebruik en gokken

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 29

Tabel 1 – E. Gokken

status Omschrijving 1. Geen gokgedrag

Cliënt gokt nooit.

2. Beperkt gokgedrag

Cliënt gokt maximaal 1 keer per week.

3. Regelmatig gokgedrag

Cliënt gokt 1 à 3 keer per week.

4. Excessief gokgedrag Cliënt gokt 4 of 5 keer per week. 5. Zeer excessief,

gokgedrag Cliënt gokt 6 of 7 keer per week.

Opmerkingen m.b.t. gokken:

Page 45: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 2: Lichamelijke gezondheid

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 30

Gebied 2: LICHAMELIJKE GEZONDHEID

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment . Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. Wat betreft de behandeling van lichamelijke problematiek (tabel 2 – B) gaat het om de mate waarin de cliënt actie heeft ondernomen; heeft hij afspraken gemaakt met huisarts of andere behandelaars, en is hij / zij die afspraken nagekomen? En staat het eventuele contact van cliënt in het teken van diagnostiek of behandeling (wat is het primaire doel in het contact)? Tabel 2 – A. Risicogedrag m.b.t. infecties en SOA status Omschrijving 1. Geen risicogedrag¹ Cliënt vertoont geen risicogedrag. 2. Regelmatig

risicogedrag¹ Cliënt vertoont 1 of 2 keer per maand risicogedrag.

3. Zeer regelmatig risicogedrag¹

Cliënt vertoont minimaal 3 keer per maand risicogedrag.

¹ risicogedrag: gebruik van niet-schone naalden en lepels en onveilig vrijen. Tabel 2 – B. Behandeling van lichamelijke problematiek status Omschrijving 1. Geen lich.

problematiek Cliënt heeft geen lichamelijke klachten.

2. Problematiek in behandeling²

Cliënt heeft lichamelijke klachten en is hiervoor in behandeling of onder controle bij een huisarts of specialist. Of cliënt heeft lichamelijke klachten maar is uitbehandeld; heeft de behandeling doorlopen zonder dat klachten volledig verdwenen.

3. Contact in kader van diagnostiek

Cliënt heeft lichamelijke klachten en heeft contact met een huisarts of specialist voor diagnostiek³. Cliënt is (nog) niet in behandeling voor zijn klachten.

4. Lich. klachten, geen contact

Cliënt ervaart lichamelijke klachten, maar heeft (nog) geen contact met een huisarts of specialist hierover opgenomen.

² ‘behandeling’: interventies die worden uitgevoerd om de lichamelijke klachten te behandelen en/of stabiliseren. ³ ‘diagnostiek’: het vaststellen van de aard van een toestand of een aandoening. Opmerkingen m.b.t. lichamelijke gezondheid en risicogedrag:

Page 46: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 3: Psychische gezondheid

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 31

Gebied 3: PSYCHISCHE GEZONDHEID

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment . Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. Wat betreft de behandeling van psychische problematiek (tabel 3 – A) gaat het om de mate waarin de cliënt actie heeft ondernomen; heeft hij afspraken gemaakt met huisarts of andere zorgverleners (psycholoog, psychiater, psychiatrisch verpleegkundige, maatschappelijk werker, enz.), en is hij / zij die afspraken nagekomen? En staat het eventuele contact wat cliënt heeft in het teken van diagnostiek of behandeling (wat is het primaire doel in het contact)? Tabel 3 – A. Behandeling van psychische problematiek status omschrijving 1. Geen psych.

problematiek Cliënt heeft geen psychische klachten, anders dan de verslaving.

2. Problematiek in behandeling¹

Cliënt heeft psychische klachten anders dan de verslaving, en is hiervoor in behandeling bij een psycholoog of psychiater, of heeft hiervoor contact met een psychiatrisch verpleegkundige of maatschappelijk werker. Cliënt kan ook onder controle staan of "uitbehandeld zijn" zonder dat de klachten volledig verdwenen zijn.

3. Contact in kader van diagnostiek

Cliënt heeft psychische klachten anders dan de verslaving, en heeft contact met een psycholoog of psychiater voor diagnostiek³. Cliënt is (nog) niet in behandeling.

5. Psych. klachten, geen contact

Cliënt ervaart psychische klachten anders dan de verslaving, maar heeft (nog) geen contact met een huisarts of specialist hierover opgenomen.

¹ ‘behandeling’: interventies die worden uitgevoerd om psychische klachten te behandelen en/of stabiliseren. ² ‘diagnostiek’: vaststellen van de aard van een toestand of een aandoening. Opmerkingen m.b.t. psychische gezondheid:

Page 47: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 4: Opleiding, arbeid en dagbesteding

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 32

Gebied 4: OPLEIDING, ARBEID EN DAGBESTEDING

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment . Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. Het gaat hier uitsluitend om legale dagbesteding, illegale activiteiten moeten buiten beschouwing worden gelaten (zijn dat bijvoorbeeld de enige activiteiten van cliënt dan valt hij in categorie 6). Kies de hoogst mogelijke optie (1 is hoogste en 6 is laagste), waarvoor geldt dat deze van toepassing is voor minstens 2 (werk)dagen / 16 uur verdeeld over de 5 werkdagen. Tabel 4 – A. Opleiding, arbeid en dagbesteding

status omschrijving 1. Zelfstandig werk Cliënt werkt zelfstandig, heeft geen begeleiding vanuit verslavingszorg of

andere zorginstelling m.b.t. uitvoering van het werk en het werk is geen onderdeel van een rehabilitatietraject. Zelfstandig werk kan bijvoorbeeld bestaan uit: betaald werk, vrijwilligerswerk, het verzorgen en opvoeden van jonge kinderen (huisvrouw/man).

2. Studie / Opleiding Cliënt volgt een studie, cursus of opleiding, in het kader van een traject gericht op het verkrijgen van een baan/werk, bijv. middelbare school, middelbaar beroepsonderwijs, HBO of WO opleiding, LOI cursus, vakopleiding. Deze studie, cursus of opleiding is niet georganiseerd voor of specifiek bestemd voor cliënten van een zorginstelling.

3. Arbeidsrehabili-tatie Cliënt volgt een arbeidstrainingstraject of arbeidsgewenningstraject vanuit de verslavingszorg of een andere zorginstelling. Cliënt is een tijd werkeloos geweest, is in de ziektewet of WAO geweest of heeft een opleiding afgebroken. Nu volgt cliënt een opleiding, cursus of werkt, maar dan met begeleiding vanuit de zorg. Belangrijk doel is doorstroming naar zelfstandig werk (zonder begeleiding vanuit de zorg).

4. Sociale werkvoorziening / bezigheidsthe-rapie

Cliënt voert werkzaamheden uit vanuit de verslavingszorg, een sociale werkvoorziening of binnen een ander (werk)project waarbij het primaire doel is zinvolle dagbesteding en niet arbeidsrehabilitatie. Kenmerkend is dat het werk georganiseerd wordt vanuit een sociaal-maatschappelijke instantie.

5. Dagopvang Cliënt heeft geen werkzaamheden, valt buiten bovenstaande categorieën en maakt gebruik van dagopvang, georganiseerd door de verslavingszorg of andere zorginstelling (bijvoorbeeld een huiskamerproject).

6. Geen dagbesteding, geen dagopvang

Cliënt werkt niet, heeft geen andere gestructureerde werkzaamheden en heeft geen contact met dagopvang of andere projecten gericht op dagbesteding of werk.

Opmerkingen m.b.t. opleiding, arbeid en dagbesteding:

Page 48: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 5: justitie

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 33

Gebied 5: JUSTITIE

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment (bekeken over de afgelopen 7 dagen). Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. Het gaat hier uitsluitend om hulpverlening die binnen het justitiële kader valt, overige hulpverleningscontacten kunnen op de leefgebieden “lichamelijke” en “psychische problematiek” vermeld worden. Tabel 5 - A. Justitiële1 contacten

status omschrijving 1. Geen justit.

Problematiek Cliënt heeft geen contacten met justitie1.

2. In detentie, wel hulp / begeleiding

Cliënt zit een vrijheidsstraf uit in de vorm van detentie of TBS met verpleging van overheidswege en is in behandeling voor verslavingsproblematiek, bijvoorbeeld door plaatsing op een Drugs Vrije Afdeling of wekelijkse gesprekken met een psycholoog / hulpverlener.

3. Justitiële maatregel in uitvoering

Cliënt heeft contact met justitie in de vorm van een openstaande straf (gevangenis, boetes of alternatieve werkstraf) die op dit moment nog niet afgerond is, contacten met reclassering of andere hulpverlening (bijvoorbeeld in het kader van justitiële voorwaardelijke straf of TBS met voorwaarden)

4. In afwachting van justitiële maatregel

Cliënt heeft contact met justitie in de vorm van een openstaande straf (gevangenis, boetes of alternatieve werkstraf) die op dit moment nog niet begonnen is, of heeft nog voorwaardelijke straffen open staan zonder in contact te zijn met hulpverlening. De rechter heeft uitspraak gedaan of de zaak geschorst. Cliënt staat op een wachtlijst.

5. In politiecel, en vroeghulp / adviesrappor-tage

Cliënt zit vast in een politiecel of Huis van Bewaring en er is contact met reclassering, psychiatrische dienst of andere hulpverleningsinstanties binnen het justitiële kader gericht op psychische problematiek, verslaving, crisisinterventie, diagnostiek en / of reclassering. Het gaat hier om rapportage / contact binnen het justitiële kader voorafgaand aan het strafproces.

6. In politiecel, geen hulpverlenings-contacten

Cliënt zit vast in een politiecel of Huis van Bewaring, maar er is (nog) geen contact met reclassering, psychiatrische dienst of andere hulpverleningsinstanties binnen het justitiële kader gericht op psychische problematiek, verslaving, crisisinterventie, diagnostiek en / of reclassering.

7. In detentie, geen hulp / begeleiding

Cliënt zit een vrijheidsstraf uit en is niet in behandeling voor verslavingsproblematiek.

1 Justitie kan zijn: politie, advocaat, rechtbank, detentie, forensisch psychiatrische kliniek, reclassering. Opmerkingen m.b.t. justitie:

Page 49: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 6: sociaal netwerk

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 34

Gebied 6: SOCIAAL NETWERK

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment . Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. Tabel 6 – A. Sociale contacten status omschrijving 1. Sociale contacten1

vnl. of uitsluitend buiten de scene

Cliënt heeft voornamelijk of uitsluitend sociale contacten met mensen die niet verslaafd zijn aan alcohol, drugs en / of gokken.

2. Sociale contacten1 zowel binnen als buiten de scene

Cliënt heeft ongeveer evenveel sociale contacten met mensen die verslaafd zijn aan alcohol, drugs, en / of gokken, als met mensen die dat niet zijn.

3. Sociale contacten1 vnl. of uitsluitend binnen de scene

Cliënt heeft voornamelijk sociale contacten met mensen die verslaafd zijn aan alcohol, drugs en / of gokken.

4. Nauwelijks of geen sociale contacten1

Cliënten heeft nauwelijks of geen sociale contacten.

1 Contacten met familie, vrienden en kennissen. Opmerkingen m.b.t. sociaal netwerk:

Page 50: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied7: zorgcontacten

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 35

Gebied 7: ZORGCONTACTEN

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment . Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. In tabel 7 – A gaat het om de regelmaat en patroon van zorgcontacten. In tabel 7 – B kan aangegeven worden of de cliënt zich aan afspraken houdt. Tabel 7 – A. Zorgcontacten¹ status omschrijving 1. Regelmatige

zorgcontacten Cliënt heeft minimaal 4 keer per maand contacten met zorg- en

uitkeringsinstanties. 2. Inadequate, grillige

zorgcontacten Cliënt heeft geen contact volgens een vast patroon, er is sprake van periodes

van zeer claimend gedrag, van overconsumptie en periodes van zorgmijdend gedrag. Cliënt doet bovendien beroep op instanties die niet kunnen voldoen aan de betreffende zorgvraag (spreekt de verkeerde instanties aan).

3. Incidentele zorgcontacten

Cliënt heeft 2 of 3 keer per maand contacten met de verschillende instanties.

4. Nauwelijks zorgcontacten

Cliënt heeft maximaal 1 keer per maand contact met een uitkerings- of hulpverleningsinstantie.

¹ zorgcontacten: Hieronder wordt verstaan alle contacten van de cliënt met instanties, zowel zorgverlenende instanties (verslavingszorg, GGZ etc.) als dienstverlenende instanties (Sociale Dienst, arbeidsbureau etc.). Let op: contacten met hulpverlening specifiek gericht op arbeid en dagbesteding worden gescoord onder gebied 4.

Page 51: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied7: zorgcontacten

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 36

Tabel 7 – B. Afspraken nakomen. Status omschrijving 1. Nooit onttrekking aan

afspraken Cliënt houdt zich aan gemaakte afspraken met zorginstellingen¹ en

justitie. 2. Soms schending /

minder ernstige schending afspraken

Cliënt houdt zich niet altijd aan gemaakte afspraken in de zin dat hij soms te laat komt, en / of niet of slechts voor klein gedeelte voldoet aan opdrachten.

3. Regelmatig schending / ernstige schending afspraken

Cliënt houdt zich regelmatig en / of in ernstige mate niet aan gemaakte afspraken. Onder ernstig wordt verstaan dat hij vaak niet komt opdagen (zonder bericht), of nog delicten pleegt.

Opmerkingen m.b.t. zorgcontacten:

Page 52: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 8: wonen en opvang

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 37

GEBIED 8: WONEN en OPVANG

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment (bekeken over de afgelopen 7 dagen). Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. In tabel 8 – A kan beschreven worden hoe de woonsituatie van cliënt is. In tabel 8 – B wordt ingegaan op de vaardigheden van de cliënt om zichzelf te verzorgen. Gebrek aan motivatie om zelfzorg - handelingen voldoende uit te voeren moet meegenomen worden in de score. Tabel 8 - A. Wonen en opvang status omschrijving 1. Zelfstandig wonen Cliënt woont zelfstandig. Er is geen begeleiding vanuit de

verslavingszorg of een andere zorginstelling met betrekking tot het voeren van het huishouden (hygiëne, koken).

2. Wonen bij ouders, familie of bekenden (buiten de scene)

Cliënt woont bij ouders, familie of bekenden (buiten de scene). Er is geen begeleiding vanuit de verslavingszorg of een andere zorginstelling met betrekking tot het voeren van het huishouden (hygiëne, koken).

3. Wonen in een “drugspand” (binnen de scene)

Cliënt woont in een huis met andere gebruikers (familie, ouders of bekenden). Er is geen begeleiding vanuit de verslavingszorg of een andere zorginstelling met betrekking tot het voeren van het huishouden (hygiëne, koken).

4. Ambulante woon-begeleiding

Cliënt woont zelfstandig of deelt een woning (binnen of buiten de scene) maar ontvangt begeleiding vanuit verslavingszorg of andere zorginstellingen met betrekking tot het voeren van het huishouden.

5. Beschermende woonvormen

Cliënt woont in een “begeleide woonvorm”; het huis is eigendom van / wordt gehuurd door een zorginstelling en cliënt woont een woongroep. Begeleiding wordt geboden vanuit de verslavingszorg of een andere zorginstelling. Nadruk van de begeleiding ligt op woonrevalidatie en resocialisatie.

6. Nachtopvang intensief Cliënt verblijft minimaal 2 keer per week in een nachtopvang van bijvoorbeeld het Leger des Heils.

7. Zonder vaste woon- of verblijfplaats, nauwelijks / nooit nachtopvang

Cliënt verblijft maximaal 1 keer per week in een nachtopvang. Cliënt slaapt regelmatig buiten / op stations, e.d. en incidenteel bij vrienden of kennissen.

Tabel 8 – B. Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) 1 status omschrijving 1. Goede ADL-

vaardigheden Cliënt functioneert goed, problemen zijn zeer licht en tijdelijk en te

verklaren uit omstandigheden. 2. Matige ADL-

vaardigheden Cliënt heeft kleine problemen met ADL-vaardigheden.

3. Slechte ADL-vaardigheden

Cliënt heeft moeite met basale ADL-vaardigheden als douchen, eten en schoonhouden woning.

4. Afwezigheid ADL-vaardigheden

Cliënt heeft zeer ernstige problemen met het uitvoeren van alle of bijna alle ADL-activiteiten.

1 Onder ADL-vaardigheden worden onder andere verstaan: eten, wassen, aankleden, naar toilet gaan, regelen van financiën en woonruimte, schoonhouden van woonruimte, gebruik van openbaar vervoer, omgaan met dagelijkse gebeurtenissen. Opmerkingen m.b.t. de woonsituatie en ADL:

Page 53: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebied 9: financiën

Bijlage 5: OSVI–Statusbepaling Leefgebieden 38

Gebied 9: FINANCIËN

Instructie: Geef d.m.v. een kruisje aan hoe de situatie is op dit moment . Kies in geval van twijfel de status die het meest van toepassing is op uw cliënt. Het gaat bij inkomen (tabel 9 – A) alleen om legaal verkregen gelden; illegale inkomsten dienen buiten beschouwing te worden gelaten. In tabel 9 – B gaat het om de afbetaling van eventuele schulden, hierbij worden ook boetes meegerekend. Tabel 9 - A. Inkomen status omschrijving 1. Regelmatig inkomen

(werk, pensioen, WAO, AOW)

Cliënt ontvangt periodiek en regelmatig (wekelijks of maandelijks) een inkomen uit legale bron(nen). Voorbeelden hiervan zijn werk, pensioen, WAO, AOW etc.

2. Onregelmatig inkomen

Cliënt ontvangt onregelmatig (niet wekelijks of maandelijks) een inkomen uit legale bron(nen), zonder aanvullende bron van inkomsten. Denk hierbij aan bijvoorbeeld onregelmatig uitzendwerk, of recht op uitkering waarbij inkomensbriefjes niet altijd tijdig worden ingeleverd.

3. Vnl. illegale inkomsten / geen inkomsten

Cliënt heeft geen (legale) bron van inkomsten.

Tabel 9 - B. Schulden status omschrijving 1. Geen schulden Cliënt heeft geen noemenswaardige schulden. 2. Wel schulden,

saneringsregeling getroffen

Cliënt heeft schulden, maar er is een regeling voor afbetaling getroffen waar cliënt zich aan houdt.

3. Wel schulden, geen saneringsregeling getroffen

Cliënt heeft schulden, er is hier geen regeling voor getroffen, of cliënt houdt zich niet aan de regeling.

Opmerkingen m.b.t. inkomen en schulden:

Page 54: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

39

Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod

Page 55: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Inhoud

Veldwerk 41

Veldwerk, allochtenwerk 42

Outreachend werk 43

Outreachende ondersteunende zorg 44

Outreachende ziekenzorg 45

Inloop 46

Dagopvang / Inloop 47

Huiskamer 48

Huiskamer 49

Opvang- en Adviescentrum 50

Inloop en gebruiksruimte prostitutie 51

Gebruiksruimtes 52

Methadonpost 53

Methadonprogramma 54

Methadonprogramma 56

Opvang- en Crisis-Centrum 57

Intramuraal Motivatie Centrum 58

Intramuraal Motivatie Centrum 59

Tussenhuis 60

Begeleid wonen, trainingshuis 61

Begeleid wonen, semi-zelfstandig 62

Begeleid wonen, ambulante woonbeg. 63

Begeleid wonen 64

Seniorenpand 65

Woon-werk begeleiding 66

Activiteitencentrum 68

Trajectbureau scholing en arbeid 69

Arbeidstoeleiding 70

Arbeidsgewenning 71

Arbeidsgewennings 72

Uitzendbureau 73

Maatschappelijk werk 74

Herstel Sociaal Netwerk 75

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 40

Veldwerk

Outreachend werk

Inloop

Inloop/gebruiksruimte

Gebruiksruimte

Methadonverstrekking

Klinische opvang

Intramuraal Motivatie Centrum

Wonen

Scholing & arbeid

Maatschappelijke dienstverlening

Page 56: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Veldwerk

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

Cliënten worden opgezocht in hun eigen omgeving en trends

worden gesignaleerd. Er is geen sprake van verwijzende

instanties; wel kunnen meldingen van een buurt of vragen van

de gemeente de aanleiding zijn om een bepaalde plaats te

bezoeken.

b. indicatiecriteria

— drugs + hard-, gebruik

— hulpverlening + hebben nog geen contacten met

— zorg mijdend

c. contra-indicaties

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Het veldwerk bezoekt potentiële cliënten op plaatsen waar zij

zich ophouden, bijv. panden waar gedeald wordt of gebieden

in de stad waar overlast is van druggebruikers. Hier wordt

contact gelegd en onderhouden met druggebruikers, die veelal

dakloos zijn. Getracht wordt cliënten naar één van de twee

aanlooppanden te laten komen, in Noord of Zuid.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

Het veldwerk vormt de vooruitgeschoven post van de

hulpverlening. Vaak via de aanloop, waar cliënten vanuit ‘het

veld’ naar toe gekomen zijn, vinden verwijzingen plaats naar

met name:

— Rotterdamse Centrale intake (RCI) voor methadon,

— IMC,

— Sociale Dienst,

— EHBO (arts),

— dagopvang,

— gebruikersruimte,

— SOV,

— Leger des Heils.

Bij crisissen van cliënten geldt:

— somatische crisis: naar EHBO

— psychiatrische crisis: naar crisisdienst RIAGG

b. vervolgtraject

Voor cliënten waarbij afkicken, behandeling en zelfstandig of

begeleid wonen niet haalbaar zijn, zou ‘begeleid zwerven’ een

goede optie kunnen zijn, zoals dit in Amsterdam ook gebeurt.

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Op individueel cliëntnivo vindt in eerste instantie nauwelijks

assessment plaats, er worden groepen cliënten geobserveerd

en er worden materialen verstrekt (condooms, spuiten e.d.).

Sinds kort wordt een registratieformulier voor gedane

observaties gebruikt, waarop de veldwerker onder meer

registreert:

1. aantal dealers en gebruikers;

2. aantal prostituees,

3. allochtoon/autochtoon,

4. gebruikte middelen,

5. wijze van gebruik,

6. aantal gezondheidsklachten,

7. aantal dakloos etc.

b. later in het zorgcontact

In tweede instantie kan er wel op individueel nivo assessment

plaatsvinden ten behoeve van verwijzing.

— Verwijzing + basale informatie ten behoeve van

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

In eerste instantie worden groepen potentiële cliënten gezocht

en opgezocht.

— Als een cliënt een hulpvraag heeft (gekregen),

— vindt basale informatieverzameling plaats, nodig voor

verwijzing, in een gesprek of een aantal telefoontjes.

— Vervolgens wordt een cliënt verwezen of weggebracht

naar hulpverlening.

Geen fasering anders dan de wachtlijsten van de

hulpverlening.

5. Doelgroep

— Harddrugs gebruik

— Contacten met hulpverlening; nog geen contact hebben

— Zorgmijdende harddruggebruikers.

(Veelal hebben deze cliënten tevens psychiatrische problematiek en

zijn dakloos.)

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Op cliëntnivo:

Algemeen

— schadelijke effecten + als gevolg van druggebruik [reduceren]

— schadelijke effecten + preventie, (safe-sex, safe-use)

— hulpverlening + het begeleiden en verwijzen naar

Specifieker het verbeteren / aanleren / vergroten van:

— zelfverzorging / ADL-vaardigheden + [verbeteren]

— sociale vaardigheden + [aanleren]

— probleemoplossend vermogen + [vergroten]

— sociaal netwerk + omgang met primair netwerk (bijv. buurt)

[verbeteren]

Eindterm:

— verwijzing

Op maatschappelijk nivo:

— overlast + [voorkomen en beperken]

— signaleren van trends + het verzorgen van informatie inzake

groepen druggebruikers, het gebruik, de problematiek en het bereik

van de hulpverlening

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Veldwerk bestaat uit het

— opsporen van verblijfplaatsen van harddrugsverslaafden:

dealpanden, basements (illegale gebruikersruimtes), pleinen, parken,

Pauluskerk of overige verblijfplaatsen van harddrugverslaafden,

— het bezoeken van deze plaatsen

vervolgens

— het verstrekken van condooms, schone spuiten, filters, containers

voor vuile spuiten,

— het geven van voorlichting over veilig vrijen, veilig gebruik en over

hulpverlening.

Vaak probeert men een dealer contactpersoon te maken om meer

mensen te kunnen bereiken en om veiliger binnen de scene te kunnen

bewegen. In Rotterdam-Noord zijn de belangrijkste

aandachtsgebieden: Spangen en het Oude Noorden, in Zuid zijn dit:

Millingsbuurt en de Tarwewijk.

Zodra het veldwerk binnen is in een groep, wordt ook getracht

— cliënten individueel te benaderen

— en uit te nodigen om naar de aanloopplaatsen te komen, voor een

afspraak.

Hier kan een individueel gesprek plaatsvinden en getracht worden de

hulpvraag van de cliënt te verhelderen en cliënt vervolgens te

verwijzen.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

Bezoeken van dealpanden, basements en veldwerk als

— outreachende methodiek.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Wachtlijsten IMC

— Crisisopnames zijn moeilijk te realiseren

— Slechte samenwerking psychiatrie

— Er is een gebrek aan een laagdrempelige klinische voorziening

(waar het doel niet afkicken is)

— Veldwerk moet zich voortdurend snel aanpassen door snelle

ontwikkelingen.

39. Boumanhuis (Symbion), Veldwerk

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 41

Page 57: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Veldwerk, allochtenwerk

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— huisarts

— politie

— outreachende hulpverlening, bijv. via het bezoeken van

plaatsen waar veel allochtone jongeren samenkomen

— cliënt meldt zichzelf aan

b. indicatiecriteria

— alcohol + verslaafd

— drugs + verslaafd

— gokken + verslaafd

— allochtoon

c. contra-indicaties

— autochtoon

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Veel cliënten komen in contact met de allochtonenwerker via

de politie. Nadat er contact is gelegd vinden er gesprekken

plaats tussen cliënt en werker. In eerste instantie wordt er, om

een vertrouwensband te scheppen vooral praktische hulp

geboden, zoals hulp op het gebied van financiën en

huisvesting.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Sociale dienst

— Huisvesting

b. vervolgtraject

— verslavingskliniek

— IMC

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— Problematiek + ontstaansgeschiedenis van

— levensverhaal

— middelengebruik + functie van het

— SCL-90 + klachteninventarisatie m.b.v.

— gezin van herkomst + cultuur, religie etc.

— maatschappelijke situatie + positie

— hulpvraag + van cliënt

b. later in het zorgcontact

— zie 3a

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— Contact leggen en vertrouwen winnen

— Informatie verzamelen, hulpvraag duidelijk krijgen

— Praktische zaken regelen (uitkering, huisvesting schulden

etc.)

— Aan psychosociale problematiek werken of doorverwijzen

De tijdsduur van deze fasen is onbepaald.

5. Doelgroep

— Allochtoon

— Gokken + verslaafd

— Alcohol + verslaafd

— Opiaat + verslaafd

— leeftijd tussen 18 en 35

De 3 grootste groepen zijn Turks (gokverslaafd / alcohol),

Marokkaans (opiaatverslaafd) en Moluks (alcohol/opiaat).

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— vertrouwen winnen m.b.t. de (Nederlandse)

gezondheidszorg

— Middelengebruik + [stabiliseren]

— Uitkering + zorgdragen voor continuering

— schuldensanering

— sociaal netwerk + [herstellen]

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De allochtonenwerker gaat veelal als outreachend werker te

werk door plaatsen te bezoeken waar veel allochtone

verslaafden komen. Een eerste stap is om vertrouwen te

winnen en als brug te fungeren naar de hulpverlening. De hulp

die geboden is:

— psychosociale begeleiding, in de vorm van gesprekken

— bemiddeling en begeleiding in contacten met verschillende

instanties

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Geen op cultuur gematchte voorzieningen

Er zijn verder geen specifieke voorzieningen voor allochtone jongeren,

ze zijn aangewezen op de reguliere voorzieningen welke puur zijn

toegesneden op Nederlandse jongeren. Dit zorgt voor drop-out. De

zakelijke opstelling en strakke structuur botst met veel buitenlandse

culturen.

2. TACTUS Almelo, Enschede. Veldwerk: allochtonenwerk & marokkanenproject

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 42

Page 58: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Outreachend werk

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— verslavingszorg

— Huisarts

— Riagg

— Woningbouwvereniging

— GGD

— Thuiszorg

— Politie

— Psychiatrisch ziekenhuis

— SD

— Instelling maatschappelijke opvang

— Jeugdhulpverlening

b. indicatiecriteria

— Hulpvraag + praktisch en kortdurend

hulp is gewenst bij het regelen van praktische zaken (dit geldt

voor interne verwijzing)

externe aanmelding:

— Verslavingsproblematiek + ernstig

— Hulp + zoekt geen

— Overlast + veroorzaakt

c. contra-indicaties

— Verslavingsproblematiek + geen

— Hulpverlening + komt in aanmerking voor psychosociale

hulpverlening en heeft zich aangemeld

— woonachtig buiten de regio

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Naast bovenstaande criteria zijn er geen voorwaarden om voor

hulp in aanmerking te komen. De procedure kan op 2

manieren verlopen:

Intern: cliënt is al in contact met de verslavingszorginstelling,

bijv. de huiskamer, en de outreachend werker wordt via een

medewerker van de betrokken zorgeenheid ingeschakeld.

Extern: De outreachend werker wordt door een externe

instantie ingeschakeld voor de bemiddeling tussen instantie en

cliënt en /of voor advies aan de betrokken instantie

Cliënt meldt zichzelf niet aan

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Intern binnen verslavingszorginstelling

— naar verslavingskliniek

— Riagg

— Psychiatrisch ziekenhuis

— Maatschappelijke opvang instellingen

— Algemeen ziekenhuis

— PAAZ

— Sociale dienst

— Thuiszorg

— Politie

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Als een cliënt via een interne verwijzing in contact komt met de

outreachend werker dan is er vaak al een dossier aanwezig.

Als een cliënt via een externe instantie wordt aangemeld dan

wordt er informatie verzameld op de volgende gebieden:

— verslavingsgedrag

— psychiatrische problematiek

— hulpvraag / wensen + van de cliënt

— gedrag

— sociale situatie

— praktische zaken

b. later in het zorgcontact

— aanvullende informatie + op bovenstaande gebieden

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Intern:

— Fase 1: inschakelen outreachend werker door collega

— Fase 2: praktische zaken in gang zetten

— Fase 3: terugkoppelen naar de betreffende collega

(trajectbegeleider)

— Extern:

— Fase 1: het inschakelen van de outreachend werker door derden (

instelling(en) in de stad)

— Fase 2: naar de cliënt toe (in instelling of op huisbezoek)

— Fase 3: het eventueel opbouwen van een vertrouwensrelatie

— Fase 4: het regelen van praktische omtrent omgeving (vnl.

overlast)

— Fase 5: cliënt in de hulpverlening proberen te krijgen of het contact

stopzetten. Daarnaast terugkoppeling en /of advies naar de

betrokken organisatie

5. Doelgroep

Er zijn 3 cliëntgroepen te onderscheiden:

1) cliënten die al jaren bekend zijn (bijv. via methadonpost of

huiskamer)

2) cliënten die niet bekend zijn bij de verslavingszorginstelling, maar

via een externe instelling in contact komen met de verslavingszorg.

3) Cliënten die door de ARBO-dienst (bedrijfsarts) worden verwezen

De Doelgroep bestaat, behalve groep 3) uit

— Verslaafd, langdurig / ernstig

— zorg mijdend

— overlast veroorzakend

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— middelengebruik + [stabiel houden, minderen, stoppen]

— veiligheid aanbrengen in de leefsituatie + harm reduction

— overlast + [beperken en voorkomen] voor buren

— postadres + het vertrekken van

— woningurgentie + aanvragen

— woningbouwvereniging + contact leggen met

— mantelzorg + hulp in huishouding door

— thuiszorg + inschakelen hulp van

— zelfverzorging + [stabiliseren]

— zelfverzorging + externe hulp inschakelen mbt

— uitkering + [regelen]

— schuldensanering + verwijzen naar kredietbank

— sociaal netwerk + [verbeteren]

— RIAGG + contact leggen met, waardoor psychisch functioneren

[stabiliseren / verbeteren]

— ziekenhuis specialist / huisarts + contact leggen met, waardoor

lichamelijk functioneren [stabiliseren / verbeteren]

Een ander doel van de outreachend werker is er voor te zorgen dat de

— communicatie tussen verschillende betrokken instellingen soepel

laten verlopen

De voortgang wordt in de eerste plaats afgemeten aan praktische

zaken (uitkering, schuldensanering etc. ). Daarnaast is de vermindering

van overlastmelding een indicatie dat er vooruitgang is. Tenslotte kun

je, indien er nog contact is, aan de cliënt zelf merken dat het beter

gaat.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

— kortdurende hulpverlening

— signaleren, observeren

— praktische zaken regelen

— advies terugkoppelen naar betrokken instellingen

— cliënt steunen m.b.v. psychosociale gesprekken

— bemiddeling tussen cliënt en instellingen

De outreachend werker is het gezicht van de verslavingsinstelling naar

andere instellingen in de stad. Zij onderhoudt contacten en bemiddelt

tussen cliënt en betrokken instelling(en) voor het regelen van

praktische zaken (huisvesting, uitkering etc.). Er zijn 2 manieren

waarop cliënten in contact komen met de outreachend werker:

1) Intern

Een cliënt wordt door een collega verwezen naar de outreachend

werker voor het regelen van praktische zaken.

2) extern

Een instelling belt de outreachend werker over een verslaafde die

overlast bezorgt.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

Nog niet alle instanties zijn ervan op de hoogte dat de outreachend

werker kan worden ingeschakeld indien er problemen zijn met een

verslaafde.

— onbekendheid instanties met outreachend werk

12. TACTUS Deventer (IVS), Sector Maatschappelijke Integratie, outreachend werk

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 43

Page 59: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Outreachende ondersteunende zorg

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— lokale zorgnetwerk (wijkagent, veldwerk,

woningbouwvereninging, etc.),

— acute dienst verslavingszorg

— algemeen maatschappelijk werk

b. indicatiecriteria

— verslaafd

— overlast + lawaai, stank, dreigend brandgevaar

— schulden + cliënt voldoet niet (meer) aan financiële

verplichtingen, bijv. huurachterstand

— zorg mijdend

— zelfverzorging + krijgt onvoldoende aandacht

c. contra-indicaties

— dealen

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Na een melding vindt een huisbezoek plaats, er volgt overleg

met de verwijzer en een zorgaanbod wordt geboden.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Maatschappelijke dienstverlening,

— verslavingshulpverlening,

— vele andere instanties

b. vervolgtraject

— Terug naar de verwijzer

— of cliënt wordt vanuit outreachende hulpverlening

overgedragen naar een woon/werkbegeleider.

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— naam

— adres

— woonplaats

In eerste instantie is geen sprake van systematische

informatieverzameling. Het eerste doel is binnen te komen bij

een cliënt en te inventariseren welke bedreigingen er voor een

cliënt zijn (financieel, medisch, psychiatrisch).

— Financiën + bedreigingen inventariseren

— Lichamelijke gezondheid + bedreigingen inventariseren

— Psychische gezondheid + bedreigingen inventariseren

b. later in het zorgcontact

Zowel bij cliënt als in buurt en bij zorgnetwerk wordt informatie

verzameld over welke problematiek op welke leefgebieden

speelt. Ook wordt bekeken welke contacten er zijn met welke

instanties en hoe contacten hersteld of opgestart kunnen

worden.

— leefgebieden + problematiek inventariseren / informatie

verzamelen op verschillende

— instanties + Contacten inventariseren

— instanties + Contacten [herstellen of opstarten]

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— Kennismaking en vertrouwen winnen,

— inventarisatie problematiek en wensen cliënt,

— vervolgens wordt zorg aangeboden of instanties worden

ingeschakeld

— respectievelijk wordt een cliënt begeleid naar instanties.

5. Doelgroep

— Overlastgevend

— verslaafd

— zorg mijdend

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Chaos in leven cliënt ordenen, door onder meer het leren /

verbeteren / regelen van :

— huisvesting + trachten een uithuiszetting te voorkomen

— huisvesting + proberen te bemiddelen voor een andere

woning

— lichamelijke conditie + [verbeteren] o.a. door bevorderen

beter eten, bijv. ‘tafeltje dekje’ inschakelen

— hygiëne in woning + [verbeteren]

— GGD of anderen inschakelen voor opruimen troep woning + oi

— sociale omgeving + betrekken bij cliënt

— budgetteren

— huishoudelijke vaardigheden + huishouding voeren; poetsen,

boodschappen, koken, etc.

— zelfverzorging + wassen kleding, douchen, tanden poetsen etc.

— instanties + cliënt wegwijs maken bij

— dagbesteding + trachten te komen tot daginvulling in de wijk

(vrijwilligerswerk, Onbenutte Kwaliteiten-project)

— thuiszorg + [inschakelen] specialistische

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De inhoud van de geboden zorg bestaat uit

— materiële dienstverlening,

— inschakelen van instanties,

— motivatie en

— training van cliënten in basale vaardigheden.

In eerste instantie wordt een cliënt bezocht door twee hulpverleners,

daarna door een hulpverlener en na een maand nog een keer door

twee hulpverleners (vanuit het idee dat het goed is een second opinion

te krijgen over een cliënt).

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— Bemoeizorg.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

De organisatie en inhoud van de zorg is nog sterk in ontwikkeling.

De bedoeling is dat een cliënt vanuit de outreachende ondersteunende

zorg wordt overgedragen/doorverwezen naar ondersteunende zorg

en/of woonbegeleiding

33. Boumanhuis, Outreachende ondersteunende zorg

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 44

Page 60: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Outreachende ziekenzorg

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

De outreachende ziekenzorg is bedoeld voor drie Doelgroepen

met verschillende verwijzers:

* HIV- en Aidscliënten:

— Aids: Aidsconsulenten van het ziekenhuis

— HIV: huisarts, ziekenhuis, interne geneeskunde

* Cliënten die zorg (bijv. woon/werkbegeleiding) ontvangen,

die ziek zijn en medicatie nodig hebben:

— woon/werkbegeleiding

* Cliënten die in een methadonprogramma zitten en op

medische gronden (door huisarts vastgesteld) niet hun

methadon kunnen ophalen:

— methadonprogramma’s,

— huisarts

b. indicatiecriteria

groep 1

— verslaafd

— HIV of Aids + heeft

groep 2; cliënt krijgt woon / werkbegeleiding en:

— medicatie + nodig, is ziek, en heeft

— medicatie + beheer is een probleem

groep 3: cliënt zit in een methadonprogramma en

— medische redenen + kan methadon niet ophalen door

c. contra-indicaties

— medische noodzaak + geen

d. instroomvoorwaarden en -procedures

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Methadonprogramma,

— verpleegtehuis (als cliënt in terminale fase is),

— verzorgingshuis,

— hospishuis,

— etc.,

— of terug naar verwijzer.

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

HIV- en Aidscliënten:

— cliëntgegevens + basale

— lichamelijke problematiek

— zelfverzorging + vermogen tot

— hulpverlening + contact met andere hulpverleners

— sociale contacten + mantelzorgmogelijkheden familie,

relatie, vrienden

Bij overige cliënten:

afhankelijk van verwijzing worden dezelfde gegevens

verzameld of er vindt geen specifieke informatieverzameling

plaats, met name als deze al bekend is.

b. later in het zorgcontact

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

HIV- en Aidscliënten

Na de aanmelding door de verwijzer krijgt een cliënt allereerst

een

— kennismakingsgesprek (huisbezoek)

dat ongeveer een uur duurt.

Afhankelijk van hoe een cliënt reageert op Aidsmedicatie, is

het streven

— de eerste maand cliënt dagelijks te bezoeken.

— Na controle bij de internist

— wordt het bezoek 3 keer per week.

— Na ongeveer 3 maanden vindt in principe evaluatie plaats,

— wordt de begeleiding afgerond en

— wordt een cliënt eventueel verwezen.

Overige cliënten:

— Afhankelijk van de duur van de ziekte wordt medicatie of

methadon aan huis gebracht.

— Zodra de cliënt in staat is zelfstandig medicatie te beheren

of methadon zelf te halen, houdt de outreachende

ziekenzorg (het verstrekken van medicatie/methadon aan huis) op

— en wordt de cliënt terugverwezen.

5. Doelgroep

1. Verslaafde cliënten met Aids of HIV.

De Doelgroep wordt gekenmerkt door problemen op verschillende

leefgebieden, met name

— zelfverzorging,

— sociaal netwerk,

— psychisch functioneren (depressies en angsten komen het meeste

voor)

— lichamelijk functioneren.

— Hulpvraag; De doelgroep is niet zorgmijdend, cliënten vragen vaak

zelf om hulp.

Cliënten die

— Contacten met hulpverlening aanwezig (bijv. woon /

werkbegeleiding),

— medicatie gebruiken,

— lichamelijke gezondheid; ziek zijn,

— mogelijkheden; niet in staat zelfstandig medicatie te beheren.

Cliënten die

— Contact met hulpverlening; in een methadonprogramma zittend

— Lichamelijke gezondheid; op medische gronden methadon niet

kunnen ophalen.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

HIV- en Aidscliënten

Algemeen:

— Voorlichting + over HIV/Aids, zorgnet veld, vrij- en spuitveilig

gedrag

— hulpverlening + thuiszorg, (aids)pastoraat, buddy [het inschakelen

van]

— ziekenhuizen + het begeleiden naar

— familie, relatie + het ondersteunen van

— medicatiebeheer + gekoppeld aan methadonverstrekking

Op cliëntnivo:

— medicatie + het inpassen van in het verslaafde leven

— medicatie + het adequaat leren gebruiken van

Eindtermen:

Bij verwijzing naar methadonprogramma of andere hulpverlening:

— lichamelijke gezondheid + is lichamelijk opgeknapt

— medicatie + weinig problemen met inname en bijwerkingen

— Afspraken + [nakomen]

Of bij verwijzing naar verpleegtehuis:

— Lichamelijke gezondheid + is in terminale fase van ziekte beland en

redt het thuis niet meer

— Huisregel + kan zich houden aan ‘niet-gebruiken binnenshuis’

–regel

Zieke cliënten:

— medicatie en/of methadon + het verstrekken van, en toezicht

houden op inname

— medicatie + het adequaat leren gebruiken van

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De zorg bestaat uit

— huisbezoeken door verpleegkundigen en

— begeleiding in de thuissituatie.

In eerste instantie is de ingang

— medische zorg,

met name gericht op voorlichting en adequate inname van medicatie,

in tweede instantie wordt ook aandacht besteed aan

— huishouden,

— sociale contacten/netwerk,

— psychische problemen.

Aidscliënten hebben vaak naast Aidsmedicatie ook seresta/valium en

evt. methadon.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— inperking werkgebied

In het verleden werden ook daklozen met Aids/HIV bezocht in bijv.

Pauluskerk, Leger des Heils-opvang; dit gebeurt nu niet meer.

— Er zijn te weinig vrijwilligers bij mensen met Aids.

— Teveel kosten voor cliënten:

Thuiszorg moet betaald worden door cliënten, terwijl de meesten geen

geld hebben. Cliënten hebben vaak vervoersproblemen; ziekentaxi is

duur, moet zelf betaald worden.Eigen bijdrage tandarts is te hoog.

35. Boumanhuis, Outreachende ziekenzorg

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 45

Page 61: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Inloop

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— methadonpost

— andere instellingen binnen verslavingszorg

— outreachende hulpverlening: veldwerk, straathoekwerk

— cliënt meldt zichzelf

b. indicatiecriteria

— verslaafd

c. contra-indicaties

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Eenieder die verslaafd is kan binnenlopen bij de inloop. Er is

verder geen specifieke procedure die moet worden doorlopen.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— IMC

— Diagnostiekafdeling

— Forensische verslavingskliniek

— Kliniek

— Landelijk Ontwenning Centrum Molukken (LOCM):

afkickcentrum

— Sociaal maatschappelijk werk Humanitas

— De Hoop: kliniek met christelijke inslag in Dordrecht

b. vervolgtraject

zie 2a

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— Hulpvraag + wensen, van de cliënt

b. later in het zorgcontact

— zie 3a

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Er zijn geen fasen te onderscheiden. Indien een cliënt een

hulpvraag heeft, dan zal deze in de vergadering besproken

worden. Er wordt dan beslist of er ingegaan kan worden op de

hulpvraag, bijv. verwijzing naar een IMC. De volgende stap is

dan het contact leggen met het IMC en de cliënt verwijzen.

5. Doelgroep

— Verslaafd [vnl. opiaat en polidruggebruik]

— uit de regio.

Het grootste deel van de groep

— huisvesting [heeft een woning]

— werkeloos

— uitkering [heeft een uitkering]

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Huisvesting:

— huisvesting + contact zoeken met de woningbouw

— huisvesting + bemiddelen tussen cliënt en woningbouw

Inkomen:

— uitkering + bemiddelen tussen Sociale Dienst en cliënt

voor een uitkering

— zelfverzorging + [verbeteren] (cliënten kunnen douchen en

kleding wassen in de inloop)

— hulpverlening + eerste contact met

— hulpverlening + doorverwijzing

Cliënten kunnen douchen en kleding wassen in de inloop.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De Inloop bestaat uit een ruimte waar koffie kan worden

gedronken en eventueel een gesprek met een hulpverlener

kan worden gevoerd. Verder is er de mogelijkheid tot

medische zorg, wassen, douchen, soep. Ook worden af en toe

uitjes georganiseerd (bijv. vissen).

De inloop is op werkdagen van 10 tot 12.15 geopend (tegelijk

met de methadonpost).

— Gesprekken

— Medische zorg

— Mogelijkheid tot zelfverzorging

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— ruimere openingstijden

— geen structurele activiteiten gericht op probleemgebieden

De inloop zou langer open moeten zijn dan nu het geval is, zoadat er in

de middag ook opvang is.

Daarnaast zou het goed zijn om structurele activiteiten aan te bieden

gericht op de probleemgebieden.

5. TACTUS Almelo, Inloop

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 46

Page 62: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Dagopvang / Inloop

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— methadonpost

— reguliere hulpverleningsinstellingen, bijv. Algemeen

Maatschappelijk Werk (AMW)

— outreachende hulpverlening

— politie

b. indicatiecriteria

— alcohol + verslaafd

— drugs + verslaafd

c. contra-indicaties

— huisregels + schenden van de , agressie, gebruik binnen

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Cliënt kan gewoon binnenlopen. Er volgt dan een kort

gesprek. Cliënt kan vervolgens gebruik maken van de

voorziening.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— methadonpost

— ambulante verslavingszorg gericht op behandeling, wonen,

werken

— Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO)

— Sociaal maatschappelijk werk Humanitas

— Huisarts

— Klinische verslavingszorg

— Mediant (voorheen RIAGG)

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— personalia

— middelengebruik

b. later in het zorgcontact

Er worden korte aantekeningen gemaakt van observaties of

van gesprekken met een cliënt deze worden bewaard in het

centrale dossier.

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— “intakegesprek”

— Informele gesprekken

Tijdens het eerste contact vindt er een gesprek plaats (zie 3a).

Daarna volgen er op informele basis verdere gesprekken. Er

zijn hierin geen duidelijke fasen aangegeven.

De tijdsduur van de zorg is onbepaald en varieert van cliënt tot

cliënt.

5. Doelgroep

— Verslaafd [voornamelijk druggebruikers]

Kenmerken van de groep:

— leeftijd [tussen 25 en 40]

— geslacht [man, merendeel]

— hulpverleningsgeschiedenis [merendeel van de mensen

hebben al een heel hulpverleningstraject doorlopen]

— huisvesting [ongeveer 90 % is gehuisvest]

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— verslavingszorg + leggen van contact tussen cliënt en

verslavingshulpverlening

— motivatie + tot verdere hulpverlening

stabiliseren en /of verbeteren van de leefsituatie op de

volgende gebieden:

— middelengebruik + mate van [stabiliseren / verbeteren]

— huisvesting + bemiddelen en contact leggen met Leger

des Heils, Sociaal Maatschappelijk Werk Humanitas

— dagbesteding + [stabiliseren / verbeteren]

— structuur + [stabiliseren / verbeteren]

— zelfverzorging + hygiëne [stabiliseren / verbeteren]

— financiën + [stabiliseren / verbeteren]

— sociale vaardigheden + basale [leren / verbeteren]

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Deze voorziening wordt officieel verdeeld in de dagopvang en

de inloop.

De inloop bestaat uit een ruimte waar cliënten

— koffie kunnen drinken

— en terechtkunnen voor een praatje.

— Mogelijkheid tot zelfverzorging (wassen van kleding en douchen)

— Er vindt praktische hulp plaats op het gebied van financiën en

huisvesting.

De dagopvang biedt

— sport en bewegingsactiviteiten en

— maaltijdvoorzieningen.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— motiverende gesprektechnieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

7. TACTUS Enschede, Dagopvang / Inloop

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 47

Page 63: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Huiskamer

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— cliënt meldt zichzelf (via familie, andere cliënten)

— verslavingszorg

— politie

— sociaal pension

Sommige cliënten hebben een lange

hulpverleningsgeschiedenis achter de rug.

b. indicatiecriteria

— alcohol + verslaafd

— drugs + verslaafd

— gokken + verslaafd

c. contra-indicaties

— psychiatrische problematiek + overlast veroorzakende

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Om de drempel van de huiskamer zo laag mogelijk te houden

zijn er naast bovenstaande criteria geen verdere

instroomvoorwaarden. Een huisregel is dat er geen sprake

mag zijn van overlast of agressief gedrag. Daarnaast mag er

niet gedeald worden in de huiskamer.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— sociale dienst

— politie

— bureau rechtshulp

— methadonvoorziening

— arts

— begeleid wonen

— arbeidstoeleiding

— sociaal maatschappelijk werk

b. vervolgtraject

— detox

— klinische opname

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— middelengebruik

Er vindt geen aanmeldingsgesprek plaats. Er is vaak al

informatie bij andere programma’s, zoals de methadonpost.

Verder wordt er met het oog op de laagdrempeligheid weinig

informatie verzameld.

b. later in het zorgcontact

— detentie + achtergrondinformatie m.b.t.

— hulpverleningsgeschiedenis + achtergrondinformatie m.b.t.

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Er is geen fasering aangebracht in de aangeboden zorg.

De tijdsduur van de zorg is onbepaald. Deze kan variëren van

een week tot jaren.

5. Doelgroep

De huiskamer is gericht op

— verslaafd, langdurig (alcohol en drugs)

Enkele kenmerken van de groep zijn:

— mannen [voornamelijk]

— justitie, contact met [veel mensen die in aanraking zijn

geweest met justitie / politie]

— uitkering [vnl. mensen met een uitkering]

— huisvesting [meeste mensen hebben een woning]

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Het stabiliseren van de situatie van de cliënt m.b.t.

— middelengebruik + [stabiliseren]

— gezondheid + [stabiliseren]

— politie + contacten met [stabiliseren]

— ander project + doorstromen naar een

— Hygiënisch gebruik + Voorlichting over drugs, zodat er op

een hygiënische manier gebruikt gaat worden

— Instanties + contact leggen, bijv. sociale dienst

— Budgetteren + boodschappen doen

— Koken + [Leren]

Doelen laagdrempelige praatgroep:

— Praten over persoonlijke zaken + [leren]

— contact onderling + [bevorderen]

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De huiskamer is een laagdrempelige voorziening die bestaat uit een

ruimte waarin mensen terechtkunnen voor de volgende zaken:

— Eten / drinken; koffie, thee, soep, fruit

— spellen: tafeltennis, tafelvoetbal, darts, kaarten, bordspelen,

tv/video

— wondverzorging (kleine wondjes, voor grotere wonden vindt

doorverwijzing naar de methadonpost plaats)

— spuitomruil (dit kan in de huiskamer, maar vindt normaal gesproken

plaats bij de methadonpost of bij de balie)

— individuele gesprekken

— laagdrempelige praatgroep

Naast deze voorzieningen is er voor de mensen die gebruik maken van

de huiskamer ook de mogelijkheid tot deelname aan een

laagdrempelige praatgroep. Dit is een groep waarin onder begeleiding

gepraat kan worden over verschillende thema’s die door cliënten

kunnen worden ingebracht.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

Er wordt geen gebruik gemaakt van Methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

14. TACTUS Deventer (IVS), de Huiskamer

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 48

Page 64: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Huiskamer

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Cliënten melden zichzelf,

vaak via mond op mond-reclame van cliënten onderling.

b. indicatiecriteria

— verslaafd

Verder zijn er eigenlijk geen indicatiecriteria. Wel kan gesteld

worden dat cliënten die in de huiskamer/aanloop komen veelal

dakloos zijn

c. contra-indicaties

— agressief gedrag + onhanteerbaar

d. instroomvoorwaarden en -procedures

geen

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Rotterdamse centrale intake (RCI),

— Opvang- en Crisis-Centrum (OCC),

— GGD,

— EHBO (ziekenhuis),

— arts,

— verpleegkundige,

— Activiteitencentrum,

— Pauluskerk,

— Maatschappelijk werk

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Een cliënt kan zijn naam in het gastenboek schrijven. Dit geldt

als een inschrijving. Verder is er vaak een kort gesprekje (5

minuten) als een cliënt voor het eerst komt, waarin basale

informatie gevraagd wordt, zoals

— naam

— geboortedatum

— methadon en methadonprogramma + (als een cliënt

althans methadon gebruikt)

— reden van bezoek

— Middelengebruik

— medicatie

— methadon + behoefte (eventueel)

— uitkering

— verzekering

b. later in het zorgcontact

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

geen

5. Doelgroep

— Polygebruikers

— die veelal dakloos zijn,

— illegale verslaafden.

Kenmerken van deze verslaafden qua gedrag: structuurloos

straatgedrag, paranoïde (coke), ziek zijn (dopeziek).

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— vertrouwen in hulpverlening + [herstellen]

— thuisgevoel + [creëren] onder meer door het verstrekken

van maaltijden en drinken, mogelijkheid verschaffen tot

douchen, kleding wassen

bieden van:

— rust + [bieden]

— regelmaat + [bieden]

— veiligheid + [bieden]

— methadon + beheer (als de cliënt dat wil)

— budgetbeheer + (als de cliënt dat wil)

— hygiënisch gebruik + namelijk schone spuiten

[verstrekken]

— veilig vrijen + namelijk condooms [verstrekken]

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De huiskamer/aanloop bestaat uit een ‘huiskamer’ met een TV

en videorecorder, een voetbalspel, gezelschapsspellen, krant

en lectuur, er is een balie waar tegen kostprijs eten en drinken

wordt verstrekt, er zijn twee wasmachines en twee drogers, twee

douchecabines en een fitnessruimte. Tevens is tweedehands kleding

beschikbaar.

— bezigheden

— eten drinken

— zelfverzorging

— beweging

Hulpverleners

— geven voorlichting over safe-sex, safe-use,

— gaan in op vragen van cliënten

— en verwijzen naar de hulpverlening.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

geen

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

43. Boumanhuis (Symbion), Huiskamer en Aanloop Zuid

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 49

Page 65: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Opvang- en Adviescentrum

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— cliënt meldt zichzelf

— geen schriftelijke verwijzing door derden

— politie

b. indicatiecriteria

— alcohol + jarenlange verslaving

— drugs + jarenlange verslaving

— dak- en thuisloos zijn

— leeftijd + tenminste 18 jaar oud

c. contra-indicaties

— groep + onhanteerbaar gedrag binnen de bestaande groep

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— leeftijd [tenminste 18 jaar oud]

— ingeschreven staan in de gemeente

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— ambulante zorg

— maatschappelijke opvang (slaaphuis / sociaal pension)

— IMC.

— Detox / diagnostiek

— JVZ

— RIAGG

— Politie

Verwijzing vindt plaats op verzoek van de cliënt. In sommige

gevallen kan van verschillende zorgeenheden tegelijk gebruik

gemaakt worden, bijv. onderdak krijgen in het slaaphuis en

gebruiken van middelen in het OAC.

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— indicatiecriteria worden gecheckt

— Personalia

— Middelengebruik

— Probleem Taxatie Formulier.

b. later in het zorgcontact

— Hulpverleningsgeschiedenis

— hulpverleningscontacten

— financiën + ook boetes etc.

— juridisch gebied

— uitkering

— verzekering

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— aanmelding

— intake

— cliëntbespreking, dit is het beoordelingsmoment t.a.v. het

al dan niet verstrekken van een OAC toegangspas

Het intakegesprek duurt 1 uur.

De duur van de zorg is onbepaald.

5. Doelgroep

— leeftijd; Volwassen

— dak- en thuislozen

— alcohol [verslaafd]

— drugs [verslaafd]

— in de regio verblijvend

Er is vaak sprake van jarenlange verslaving.

Er zijn problemen op verschillende ASI-gebieden.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— hygiënisch gebruik + harddrugs

— middelengebruik + [stabiliseren]

— overdosis + [voorkomen] na een detentieperiode

— motiveren + om te stoppen

— gezondheidsschade + [beperking] en ziektes [voorkomen]

— signalering van ziekte

— zelfverzorging + [verbeteren]

— maatschappelijke acceptatie + gevoel krijgen van

— uitkering

— schuldensanering

— sociale contacten + [verbeteren]

— motiveren + om meer hulp te zoeken

Vervolggesprekken vinden plaats op verzoek van de cliënten.

Vorderingen en voortgang wordt bijgehouden met behulp van

dergelijke gesprekken en door observatie in het OAC.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Het OAC bestaat uit een gebouw waarin opgenomen zijn:

gebruiksruimten, huiskamer, keuken en bar. De volgende diensten

worden aangeboden:

— huiskamerfaciliteiten: frisdrank, eten, TV, spellen, kranten, dak

boven hoofd.

— Verschaffen van spuiten, folie en andere gebruikersbenodigdheden

— Eenvoudige medische zorg, wondverzorging

— Informatie, advies en zorg t.a.v. materiele problemen

— Verwijzingsactiviteiten.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— groeps- en individueel gericht benadering binnen een

gestructureerd kader.

— Dit kader bestaat uit strikte huisregels waar men zich aan moet

houden.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— De personele bezetting is aan de krappe kant.

Dit komt mede doordat er zowel aandacht uit moet gaan naar de cliënt

(zorg), als aandacht naar de omgeving (omgevingszorg), zoals de

gemeente, de buurt, de politie etc.

Een ontwikkeling voor de toekomst is het opzetten van dagbesteding

voor bezoekers OAC.

Daarnaast is het ook wenselijk iets op het gebied van wonen aan te

kunnen bieden.

18. Opvang en Advies Centrum Apeldoorn (OAC)

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 50

Page 66: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Inloop en gebruiksruimte prostitutie

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Cliënten melden zichzelf aan; Keetje Tippel is een

aanloopproject.

b. indicatiecriteria

— Prostitutie [tippelt]

— leeftijd + ouder dan 18 jaar

c. contra-indicaties

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Voor de gebruikersruimte, een onderdeel van Keetje Tippel,

krijgt een cliënt een pasje. Hiervoor wordt de naam, evt. adres

en woonplaats geregistreerd. Dit pasje is gekoppeld aan

SOA-onderzoek, dat iedere drie maanden wordt uitgevoerd

door de arts.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

In het algemeen naar laagdrempelige voorzieningen binnen

verslavingszorg en maatschappelijke opvang,

met name naar

— RCI (methadonintake),

— opvang- en crisiscentrum,

— Leger des Heils (slaapproject en dagopvang),

— Voorzieningen binnen verslavingszorg op gebied van

wonen en werken

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Hulpverlener in huiskamer: Er is geen intake o.i.d.

Als een cliënt gebruik wil maken van de gebruikersruimte

wordt

— naam

— adres + eventueel

— woonplaats + eventueel

en cliënt krijgt een pasje.

Als een cliënt voor het eerst komt bij Keetje Tippel, in de

huiskamer, dan stapt een hulpverlener op deze cliënt af, stelt

zich voor, legt uit wat Keetje Tippel te bieden heeft (tippelzone,

huiskamer, gebruikersruimte, medische zorg), welke regels er

zijn, geeft voorlichting over veilig vrijen en veilig gebruiken, etc.

Meestal wordt er dan nog weinig informatie over een cliënt

verzameld.

b. later in het zorgcontact

De informatie over cliënten wordt over een langere tijd

verzameld in korte gesprekjes.

— Arts + oi, als een cliënt medische klachten heeft.

— Arts + houdt een dossier bij (met naam, evt. adres,

uitkering, familierelatie en medische gegevens)

— Aanvullende informatie + in loop van tijd door gesprekjes

— Verwijzing + indien hulpvraag dan relevante gegevens

nodig voor verwijzing

Meestal komt de hulpverlener pas veel later, na een aantal

gesprekjes de naam (of werknaam) van de cliënt en evt.

andere gegevens te weten, als er wat meer vertrouwen is

ontstaan. Deze gegevens worden niet direct gevraagd, maar

een hulpverlener begint een gesprekje door bijvoorbeeld

observatiegegevens te gebruiken. Voorbeeld: ‘Wat zie je er

moe uit’, ‘wat ben je laat vandaag’. Cliëntgegevens worden

nog niet geregistreerd. Indien cliënt een hulpvraag heeft

ontwikkeld en gegevens nodig zijn voor doorverwijzing worden

alleen relevante gegevens gevraagd.

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Er is geen echte fasering in de assessment en zorg aan te

geven. Vaak wordt een jarenlange relatie met een cliënt

opgebouwd. Stukje bij beetje wordt meer bekend over de

cliënt. Zodra een cliënt aangeeft actie te willen ondernemen,

een hulpvraag heeft, wordt hierop ingesprongen door de

hulpverlener en vindt een verwijzing plaats. Het signaal van de

cliënt is uitgangspunt.

5. Doelgroep

— Harddruggebruikende

— vrouwen (prostituées),

— tippelend op en rond de zône (70%).

— Niet-gebruikende prostituées, travestieten/transseksuelen (30%).

(Veelal hebben deze cliënten tevens psychiatrische problematiek,

somatische klachten en zijn vaak dak- of thuisloos.)

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— Rust + [bieden]

— veiligheid + [bieden]

— voorlichting + over veilige werkomstandigheden, veilige seks en

veilig gebruik

— medische zorg + [bieden] (huisartsenzorg), met name ook

SOA-onderzoek

— zelfzorg + [verbeteren] (hygiëne, voeding) (er worden broodjes

gesmeerd en men kan douchen)

— aandacht of gezelligheid + [geven]

— sociale vaardigheden + [aanleren]

— probleemoplossend vermogen + [vergroten]

— contact met andere cliënten + [verschaffen van mogelijkheid tot]

(aanspraak)

— doorverwijzing + [het voorbereiden op]

Eindtermen:

— veilig vrijen

— veilig gebruik

— hulpverleningsvoorzieningen + maakt gebruik van andere

— rust + voelt zich rustig(er)

— afspraken + kan zich houden aan

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Keetje Tippel bestaat uit een huiskamer, waar drank en broodjes

worden verstrekt, een gebruikersruimte, er zijn douches en wc’s, er

worden condooms en schone spuiten verstrekt en er zijn kluisjes,

waarin cliënten spullen kunnen opbergen.

De zorg is in principe individueel. De cliënt wordt meestal in de

huiskamer door een hulpverlener benaderd. Daar waar de zorg

betrekking heeft op sociaal gedrag, wordt wel eens de groep erbij

betrokken. De zorg bestaat uit:

— gesprekken met een hulpverlener (in huiskamer of apart) en

— medische consulten.

De inhoud van de gesprekken met de hulpverlener is afhankelijk van

de cliënt.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Er zou een cliëntregistratie- en volgsysteem ontwikkeld moeten

worden. Dit bestaat nog niet.

— Daarnaast zou de informatie-uitwisseling met vooral het

Boumanhuis verbeterd kunnen worden.

— Tot slot is een lacune dat er geen voorziening voor tippelende

mannen bestaat.

41. Boumanhuis (Symbion), Keetje Tippel

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 51

Page 67: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Gebruiksruimtes

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Cliënten melden zichzelf

— buurtbewoners,

— buurtwerk,

— junkiebond.

b. indicatiecriteria

— verslaafd

— woonachtig / leeft + in de omgeving van de

gebruikersruimte (deelgemeente)

— dakloos

c. contra-indicaties

— dealen

— agressie

— aangepast gedrag + on-

d. instroomvoorwaarden en -procedures

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Rotterdamse Centrale Intake (RCI),

— huiskamer,

— opvang Nora Storm,

— Pauluskerk,

— Opvang en Crisiscentrum,

— IMC.

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— Naam

— geboortedatum

— foto

— middelengebruik + welke middelen, wijze van gebruik en

hoeveel dagen per week

b. later in het zorgcontact

— Methadon + dosering

— verzekering

— uitkering

— postadres

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— Intakegesprek

Cliënt krijgt een intakegesprek (ca. 25 minuten) waarin basale

informatie wordt gevraagd, die genoteerd wordt op een

screeningsformulier. Dit formulier dient de cliënt te

ondertekenen. Huisregels worden uitgelegd en

huisregelsformulier dient te worden ondertekend. Cliënt krijgt

een pasje met foto, dat hij/zij moet kunnen tonen om te

gebruiken in de ruimte. Dit pasje blijft in bezit van het project.

De periode waarin een cliënt gebruik maakt van de

gebruikersruimte varieert van 1 dag tot ca. 2 jaar.

5. Doelgroep

— Polygebruikers

— die dakloos zijn

— en verblijven in betreffende deelgemeente.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— hulpverlening + Contact [herstellen]

— Rustige omgeving

— veilige omgeving

— Veilig en hygiënisch gebruik

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De gebruikersruimte is bedoeld om te gebruiken in een veilige

omgeving. Er is een aparte rookruimte en spuitruimte. Naast

de mogelijkheid tot gebruik, kan een cliënt er ook TV kijken en

iets te drinken krijgen. Er staat een wasmachine en droger, er

worden schone spuiten en condooms verstrekt en er is een

mogelijkheid tot geldbeheer en methadonbeheer.

— Veilig gebruik

— Bezigheden

— Drinken

— Zelfverzorging

— Geldbeheer

— methadonbeheer

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— Individuele benadering.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

44. Boumanhuis (Symbion), Gebruiksruimtes

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 52

Page 68: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Methadonpost

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

cliënten melden zichzelf aan

b. indicatiecriteria

Algemeen

— opiaat + verslaafd

5daagse verstrekking

— methadon + gebruik onregelmatig tijdens het

methadonprogramma

— polidruggebruik

— bijgebruik + er is ook sprake van

— afspraken + [nakomen] vaak niet

— hulpverlening + afwijzing van andere contacten

— justitie / politie + contact, in de afgelopen 12 maanden

— overlast + vertoont deviant gedrag c.q. verstoort de

openbare orde

— agressief gedrag

— psychiatrische stoornis

— persoonlijkheidsstoornis + waaronder door de omgeving

van de cliënt wordt geleden

— leefpatroon + niet maatschappelijk aanvaard

— structuur + geen vaste structuur zoals werk, opleiding,

cursus

— structuur + geen vaste structuur door vaste partner of

gezin

3daagse verstrekking

Cliënten die aan minimaal 4 van onderstaande criteria voldoen

vallen in deze categorie.

— Aanspreekbaar op gedrag

— sociale vaardigheden + cliënt bezit

— structuur + aanwezig, in het dagelijks leven, bijv.

activiteiten

— structuur + aanwezig, in het dagelijks leven, bijv. een

relatie, kinderen

— verslavingsproblematiek + hanteerbaar op enige wijze

— hulpverlening + ontvankelijk voor contacten met

— justitie / politie + contact, in de afgelopen 12 maanden

2daagse verstrekking

1) Cliënten die aan minimaal 4 van de onderstaande criteria

voldoen vallen in deze categorie of

2) Cliënten die niet op de reguliere 3daagse verstrekking

kunnen komen i.v.m. werkzaamheden of cursus.

— Aanspreekbaar op gedrag

— sociale vaardigheden + cliënt bezit

— structuur + aanwezig, in het dagelijks leven, bijv.

activiteiten

— structuur + aanwezig, in het dagelijks leven, bijv. een

relatie, kinderen

— verslavingsproblematiek + hanteerbaar op enige wijze

voor zichzelf

— justitie / politie + contact, in de afgelopen 12 maanden

— werk + tijdelijk, minstens 3 dagen per week

— arbeidsproject + deelname aan

— opleiding / cursus + cliënt volgt cursus die voldoet aan

opgestelde criteria

Cliënt heeft tijdelijk werk (bijv. via uitzendbureau) gedurende

minstens 3 dagen per week. Of er is sprake van deelname aan

arbeidsproject, (bijv. sloopproject CBB / Activa / project CAD),

of een cursus die voldoet aan de criteria t.b.v.; arbeid,

persoonlijke ontwikkeling, cursusduur 1 week – 3 maand].

wekelijkse verstrekking (avondverstrekking)

— werk + cliënt heeft

— opleiding / cursus + duur langer dan 3 maanden

— structuur + aanwezig in het dagelijks leven

— verslavingsproblematiek + hanteerbaar voor zichzelf en

zijn omgeving

cliënten die aan 3 criteria voldoen vallen binnen deze groep

verstrekking via de apotheek

— methadon + verstrekking jaar lang probleemloos

Cliënt heeft een jaar lang zonder problemen deelgenomen aan

de verstrekking via TACTUS

c. contra-indicaties

— psychiatrische problematiek + ernstige, is onder behandeling van

een psychiater

— medicatie + die niet samengaat met het gebruik van methadon

— lichamelijke problematiek + waardoor het gebruik van methadon te

risicovol wordt

— Sociale factoren + belemmerend, bv. een cliënt die

vrachtwagenchauffeur is, of gevangenisbewaarder

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— cliënt meldt zichzelf aan bij het pand waar de methadon verstrekt

wordt.

— cliënt krijgt een gesprek waarin de regels worden uitgelegd

— cliënt wordt geplaatst in het programma

bij verstrekking via apotheek;

— cliënt bezoekt 1 maal per 3 maanden een arts / verpleegkundige

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— sociaal maatschappelijke begeleiding

— schuldhulpverlening

— IMC

— Detox-kliniek

— RIAGG

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— Middelengebruik + ernst, duur

— lichamelijke conditie

— gezinssamenstelling

— woonsituatie

— medische anamnese

— sociaal maatschappelijke contacten

— financiële situatie

b. later in het zorgcontact

— voortgang + van de geboden hulpverlening

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— Intakegesprek

Cliënt krijgt eerst een intakegesprek waarin de voorlopige dosering van

de methadon wordt vastgesteld en waarin wordt bepaald in welk

programma de cliënt past.

— Consult met arts

Cliënt krijgt gesprek met een arts waarin de definitieve dosering van de

methadon wordt vastgesteld. Het intakegesprek duurt tussen de 15 en

30 minuten. Het consult met de arts duurt 15 minuten. De tijdsduur van

de zorg is onbepaald.

5. Doelgroep

— Opiaat verslaafd

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— Middelengebruik + [stabiliseren / reduceren]

— lichamelijke conditie + [verbeteren] antibiotica, wondverzorging,

tandverzorging

— Motivatie + tot hulpverlening, opname of verdere ambulante

hulpverlening

— psychisch functioneren + [stabiliseren]

— structuur + bieden, door dagelijkse afspraak op de methadonpost

— hygiënisch gebruik + Preventie van infectieziekten die door vuile

naalden verspreid kunnen worden

De voortgang wordt bijgehouden door evaluatiegesprekken (na

ongeveer 3 maanden), cliëntenbespreking door het team

(maatschappelijk werker, arts, verpleegkundige) en door observaties

van cliënten. Daarnaast zijn er ook urinecontroles. Deze worden

gebruikt bij de intake, om aan te tonen dat iemand opiaatafhankelijk is

en incidenteel ook als stok achter de deur voor cliënten.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De zorg bestaat uit de volgende onderdelen

Verstrekking van:

— adequate dosis methadon

— condooms,

— spuitomruil

— medicatie

— medisch onderzoek

— (voortgangs)gesprekken met verpleegkundige

6. TACTUS Almelo, Enschede, Methadonpost

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 53

Page 69: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Methadonprogramma

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Rotterdamse Centrale Intake,

— overige methadonprogramma’s,

— outreachende hulpverlening (o.a. veldwerk),

— andere instellingen buiten verslavingszorg (LooDDs,

RIAGG, RPV, psychiatrische ziekenhuizen)

— oud-cliënten kunnen zich direct aanmelden

b. indicatiecriteria

Bij de RCI worden de volgende criteria voor Symbion Noord

gehanteerd:

— opiaat + verslaafd

— methadon + willen, en in een methadonprogramma

opgenomen worden

— psychiatrische problematiek + blijkend uit

hulpverleningsgeschiedenis (o.a. psychiatrische opnames,

niet nakomen van afspraken)

— psychiatrische problematiek + is heel angstig of

psychotisch (direct waarneembaar tijdens intake)

c. contra-indicaties

— agressief gedrag + zodanige As II - problematiek dat

onvoldoende veiligheid gewaarborgd is voor staf en

cliënten

problematiek bijvoorbeeld ernstige borderline

persoonlijkheidsstoornis of ASP,

— psychiatrische symptomen + acuut, waarbij cliënt een

gevaar is voor zichzelf of anderen

symptomen als psychotisch, agressief, etc.

In dit geval is interventie van de acute dienst (RIAGG) gewenst

en evt. opname (IBS). Daarna, wanneer acute symptomen zijn

gestabiliseerd, is cliënt welkom op Symbion Noord.

— Leeftijd + is nog jong en nieuw in de drugsscene

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Verwijzers:

1) Telefonische aanmelding door verwijzer van een

cliënt. De hulpvraag dient helder te zijn, bijvoorbeeld

observatie of instellen op (psychiatrische) medicatie.

2) Verwijzer stuurt verwijsbrief.

3) Symbion Noord maakt een afspraak met cliënt en

evt. verwijzende hulpverlener.

4) Cliënt en evt. verwijzende hulpverlener krijgt een

kennismakingsgesprek, waarin ook programmaregels worden

uitgelegd en besloten wordt in welk programma cliënt terecht

kan (7-daags of 5 daags).

5) Cliënt wordt geplaatst in het gekozen programma.

Oud-cliënten:

1) Cliënt meldt zich aan bij het pand of de

methadonbus. In de overdrachtboeken wordt gekeken of er

afspraken zijn over instroommogelijkheden (over sommige

cliënten zijn methadondosis-afspraken gemaakt met de arts).

Bij twijfel wordt contact opgenomen met de arts.

2) Cliënt krijgt een gesprek op het pand, waarin

programmaregels worden uitgelegd.

3) Cliënt wordt geplaatst in het programma.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— Gegevens + basale (personalia, ziekenfonds e.d.)

b. later in het zorgcontact

Oude/ nieuwe informatie die zich in het dossier bevindt dat is

aangelegd door de RCI en/of vorige deelname aan ander

programma en/of Symbion Noord.

— verwijzers + Informatie van de (intaker van de RCI,

verwijsbrief van verwijzende instelling, eerdere eventuele

opnames).

— dossierinformatie

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Aan de hand van het zorgplan worden contacten onderhouden met

cliënt en getracht doelen te bereiken.

Er is geen tijdslimiet verbonden aan contact. Meestal is de zorg

langdurig, kan soms decennia duren.

Indicatiestelling: bij telefonische aanmelding, tijdens

kennismakingsgesprek/intake, tijdens bespreking zorgplan, aan het

einde van de observatieperiode, tijdens bijstellen zorgplan, bij grote

veranderingen van cliënt (moederschap, willen afkicken, gaan werken,

verhuizing e.d.), bij veranderingen in gedrag en voor en na een

opname.

5. Doelgroep

— Verslaafd

— psychiatrische problematiek, chronisch

Voorbeelden: schizofrenie, borderline-persoonlijkheidsstoornis,

manisch-depressieve stoornis, minder begaafden met aan drugs

gerelateerde angststoornissen en psychosen.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— veilig + een veilige plek bieden

— binding aan kunnen gaan met hulpverleners

Stabiliseren van de gehele situatie:

— middelengebruik + (drugs) [stabiliseren]

— lichamelijke gezondheid + [stabiliseren]

— psychische gezondheid + [stabiliseren]

— sociale situatie + [stabiliseren]

Wanneer cliënt gestabiliseerd is worden er nieuwe doelen gesteld om

zijn/haar situatie te verbeteren.

— Medicatie / Methadon + Instellen op methadon en/of adequate

medicatie m.b.t. zijn/haar ziektebeeld.

— Middelengebruik + [Gecontroleerd]

— instanties + Contacten inventariseren

— instanties + opzetten of gebruik maken van bestaand netwerk

namelijk door: Inventariseren netwerken (instanties) van cliënt. Daarna

gebruik van bestaande netwerken. Wanneer er geen netwerken

aanwezig zijn worden deze opgezet.

— Wonen + Op zoek gaan naar een passende woonvorm voor de

cliënt

— Dagbesteding + Aanbieden of organiseren van een dagactiviteit

(binnen of buiten Symbion Noord)

Aanleren / verbeteren van

— ADL-vaardigheden + [leren / verbeteren]

— Budgettering + (binnen of buiten Symbion Noord)

— sociaal netwerk + contacten met partners en kinderen, familie,

vrienden en buren [opzetten of herstellen]

— psychisch functioneren + [verbeteren]

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De geboden zorg bestaat uit medische, psychiatrische, materiële en

immateriële zorg. Verder zijn preventie en signalering belangrijke

aspecten. Cliënt krijgt gesprekken met een mentor waarin in de regel

de volgende worden genomen:

— regelen uitkering en ziekenfonds,

— adequaat instellen op methadon en (psychiatrische) medicatie

(arts, psychiater),

— training ADL vaardigheden (douchen, kleding, wassen, koken etc.).

Tevens is er in het verleden activiteitenbegeleiding geweest (plan is dit

weer op te pakken). Cliënten kregen dan soc. vaardighedentraining,

konden video kijken, wandelingen werden georganiseerd

Symbion Noord heeft vijf verstrekkingsprogramma’s, waar cliënten hun

methadon kunnen innemen. Er zijn drie pandprogramma’s (innemen

methadon in een pand) en twee busprogramma’s. De cliënten worden

in één van deze programma’s ingedeeld.

Deze programma’s richten zich op verschillende subDoelgroepen

cliënten en kunnen bestaan uit 7-, 5- en meerdaagse verstrekking.

— 7-daags:

voor cliënten die wel of niet gestabiliseerd zijn. Ook voor cliënten die

niet met meegegeven medicatie of methadon kunnen omgaan

— 5-daags:

voor redelijk gestabiliseerde cliënten, zowel medisch, psychiatrisch als

sociaal

— meerdaags:

voor werkende cliënten, maatschappelijk herstel-cliënten voor wie het

niet noodzakelijk is dagelijks hulpverleningscontact te hebben.

37. Boumanhuis (Symbion), Methadonprogramma Symbion Noord

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 54

Page 70: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— Emancipatorische hulpverlening (bijv. bevorderen

assertiviteit),

— bemoeizorg (soms tijdelijk verantwoordelijkheid

overnemen, bijv. bij psychose),

— gedragsmatige aanpak (met name bij autistische- en

persoonlijkheidsstoornissen worden contracten opgesteld).

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Lange wachtlijsten m.b.t. beschermd of begeleid wonen.

— Personeelsgebrek in verslavingssector.

— Steeds meer instellingen, zowel binnen als buiten VZ

richten zich op DD-cliënt, waardoor er voor hulpverlener

en cliënt onduidelijke situaties ontstaan.

— Activiteitenbegeleiding zou weer opgepakt moeten

worden.

37. Boumanhuis (Symbion), Methadonprogramma Symbion Noord

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 55

Page 71: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Methadonprogramma

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Rotterdams Centrale Intake (RCI)

— veldwerk,

— psychiatrische ziekenhuizen,

— huisarts (m.n. DD-cliënten)

— cliënten die in detentie zijn geweest en hier al methadon

voorgeschreven hebben gekregen die zich binnen drie

dagen melden, hoeven niet via de RCI – moet dit een item

of gewoon platte tekst zijn? -

b. indicatiecriteria

— opiaat + verslaafd

c. contra-indicaties

d. instroomvoorwaarden en -procedures

In principe komt een cliënt binnen via de RCI. Hier wordt een

ASI ® afgenomen en een medisch onderzoek verricht. Cliënt

wordt naar aanleiding hiervan ingeschaald op methadon.

Daarna wordt cliënt verwezen naar een van de Rotterdamse

methadonprogramma’s (Symbion Zuid, Symbion Centrum,

Symbion West, Symbion Noord of de Baan). Bij cliënten die

direct worden aangemeld (zie 1a) wordt binnen het

programma een ASI® afgenomen en medisch onderzoek

verricht.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Sociale diensten,

— ziektekostenverzekeringen,

— huisartsen,

— arbeidsgewenningprojecten,

— voogdij-instellingen,

— raad voor kinderbescherming,

— kindertehuizen,

— ziekenhuizen,

— psychiatrisch ziekenhuizen,

— detox-klinieken,

— motivatiecentra

— reclassering.

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— medisch onderzoek + korte diagnose door RCI op basis

van

— ASI

— hulpvraag

b. later in het zorgcontact

De cliëntinformatie wordt bijgewerkt door de gesprekken die

de mentor heeft met de cliënt.

— voortgang + ASI® follow-up versie na ca. ½ jaar

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Aan de hand van gegevens van medisch onderzoek en de

ASI® is al een voorlopige korte diagnose gesteld door de

maatschappelijk werker van de RCI.

Als een cliënt verwezen is naar het methadonprogramma,

— krijgt hij/zij een mentor (maatschappelijk werker)

— die een aantal (meestal drie) kennismakingsgesprekken.

Op basis van de hierin verzamelde informatie en de ASI®

wordt er door de mentor

— een handelingsplan wordt opgesteld.

Bij een reeds bekende cliënt wordt met de cliënt

— een gesprek

gehouden over de huidige situatie en wordt samen met de

cliënt bekeken in hoeverre hij/zij hulp nodig heeft.

Dit vormt de basis voor

— Het opstellen van een handelingsplan.

— Dit plan kan evt. worden besproken in een

teamvergadering.

De duur en inhoud van de zorg is verder afhankelijk van de

hulpvraag van de individuele cliënt. De duur varieert tussen

enkele dagen en een aantal jaren.

5. Doelgroep

— Opiaatverslaafd

— methadon [wil methadon]

SubDoelgroepen zijn:

— Middelengebruik; ongestabiliseerde druggebruikers

(opiaatafhankelijk)

— ongestabiliseerde druggebruikers met hulpvraag

— middelengebruik; gestabiliseerde druggebruikers

— gestabiliseerde druggebruikers met hulpvraag

— zwangere druggebruikers

— sociaal netwerk; druggebruikers met kinderen

— psychiatrische problematiek

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Stappen:

— vertrouwen + [winnen] en vertrouwensband [opbouwen]

— verslaving + [onder controle brengen en stabiliseren]

— lichamelijke gezondheid + [verbeteren] d.m.v.

medicatie-verstrekking, behandeling abcessen door spuiten,

— voorlichting + over voeding door middel van ontbijtprogramma

(aanbieden voedsel en tevens voorlichting)

— voorlichting + over HIV/AIDS, veilig gebruiken en veilig vrijen

verbeteren zelfredzaamheid dmv:

— budgetteren + [leren]

— sociale vaardigheden + [aanleren]

— zelfverzorging + [verbeteren] (cliënten kunnen komen douchen en

hun was doen in het pand)

Voortgang wordt gemeten door de ASI® follow-up versie. Deze geeft

inzicht over voortgang op verschillende leefgebieden. Deze wordt

afgenomen na ca. ½ jaar.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Binnen Symbion Zuid zijn verschillende programma’s (met eraan

gekoppeld bep. tijdstippen op een dag, waarop een cliënt methadon

kan drinken) m.b.t. methadonverstrekking.

— Er zijn twee instroom- en stabilisatieprogramma’s (3 x per week

verstrekking),

— één programma voor mensen die langdurig in een

methadonprogramma verblijven (2 x per week verstrekking),

— één werkersprogramma (1 x per week verstrekking)

— en een programma voor DD-cliënten (5 x verstrekking).

Cliënten die meer zorg behoeven halen methadon in het pand, cliënten

die minder zorg nodig hebben (stabiel zijn) of geen hulpvraag hebben

halen methadon in de bus.

Na de kennismakingsgesprekken wordt de inhoud van de geboden

zorg bepaald. Deze kan bestaan uit

— psychosociale hulp,

— informatie verstrekking en voorlichting,

— medicatie verstrekken

— etc.

Symbion Zuid is in principe een onderhoudsprogramma, wanneer

cliënten willen afbouwen dan kan dat wel, maar meestal worden deze

cliënten verwezen naar het Boumanhuis, met name als cliënten

behandeling willen. Symbion is niet behandelingsgericht.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— social case work

— taakgericht case work

— systeembenadering

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— gebruik van de ASI en de folluow-up versie is niet praktisch:

De ASI® afnemen kost veel tijd, gegevens zijn niet betrouwbaar en de

ASI levert te weinig zinnige informatie op, met name bij de follow-up

versie is de ervaring van de hulpverlening dat een evaluatie-interview

meer oplevert. Ook is een probleem dat hulpvragen vaak in de loop

van de tijd verschoven zijn.

38. Boumanhuis (Symbion), Methadonprogramma Symbion Zuid

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 56

Page 72: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Opvang- en Crisis-Centrum

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Rotterdamse Centrale intake (RCI),

— andere verwijzers

— cliënt meldt zichzelf (terugkoppeling naar RCI)

b. indicatiecriteria

— verslaafd

— lichamelijke problematiek + cliënt heeft verkeert in een niet

al te zware somatische (evt. nazorg na ziekenhuisopname)

crisis

— psychiatrische problematiek + cliënt heeft verkeert in een

niet al te zware crisis

— sociale situatie + cliënt heeft verkeert in een niet al te

ernstige sociale crisis

— geslacht + vrouw

c. contra-indicaties

— automutilatie

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— nieuwe cliënten die nog niet bekend zijn binnen de

instelling moeten binnenkomen via een intake bij de RCI

— bekende cliënten krijgen een intakegesprek bij het OCC

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Activiteitencentrum

— Arbeidsgewenningsproject de Plantage,

— licht therapeutische klinische voorzieningen.

b. vervolgtraject

Een goed vervolgtraject vanuit OCC zou zijn: Zodra een cliënt

‘rust, reinheid en regelmaat’ heeft bereikt, volgt deelname aan

het Activiteitencentrum. Daarna zou Wonen en Werken een

goede optie kunnen zijn en vervolgens evt.

arbeidsgewenningsproject de Plantage.

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Nadat de cliënt een intakegesprek bij de RCI heeft gehad,

krijgt de cliënt binnen het OCC nog een intakegesprek van ca.

30 minuten

— persoonsgegevens

— middelengebruik

— sociale situatie

— lichamelijk onderzoek

— methadon + inschaling op

Voor de intake wordt een summier intakeformulier gebruikt,

waar persoonsgegevens op aangegeven worden. Tevens

vindt inschaling plaats op methadon (voor zover dat bij de RCI

nog niet is gebeurd).

— Medische zorg

— HIV, SOA, TBC + Controle op

— Sociale informatie + uitsluitend info noodzakelijk voor

verwijzing

Sociale informatie wordt uitsluitend verzameld voor zover

noodzakelijk voor verwijzing.

b. later in het zorgcontact

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Na intake en opname in het OCC

— acclimatiseren,

— stabilisatie,

— doelen stellen.

— Eventueel doorverwijzen naar andere voorzieningen,

Doorverwijzing met name naar Activiteitencentrum, een

arbeidsgewenningsproject of therapeutische programma’s.

Gemiddeld blijven cliënten 3 weken, (tussen 1 dag en 2

maanden).

De zorg kent de volgende fasering:

— uitrusten,

— dag- en nachtritme krijgen (ook eten en hygiëne vormen

hiervan een onderdeel),

— aanleren basaal sociaal gedrag (bijv. rekening houden met

elkaar, niet te veel eten opscheppen),

— meer verantwoordelijkheid nemen naar instanties toe (bijv. Sociale

Dienst, verzekering),

— wensen en mogelijkheden m.b.t. wonen verkennen,

— sociale contacten verbeteren.

5. Doelgroep

— middelengebruik; Drugs

— geslacht; Vrouwen

— crisis; die in crisis verkeren

— leefgebieden, problemen op verschillende

Licht psychiatrische problematiek is geen contra-indicatie.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— rust

— reinheid

— regelmaat

— veiligheid + bieden

— mentoren + aan het werk zetten i.v.m. inkomen, justitie, schulden

— dagbesteding + [activering]

— sociale contacten + [herstellen]

— sociale vaardigheden + basaal [aanleren]

— methadon + [afbouwen]

Eindtermen: Client is / heeft / kan:

— rust + tot rust gekomen

— dag- en nachtritme + [aanwezig]

— zelfverzorging + [goed] (wassen, haren verzorging, tanden etc.)

— sociale vaardigheden + rekening houden met anderen

— instanties + verantwoordelijkheid nemen naar instanties

— verwijzing + wil verwezen worden naar andere voorzieningen

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Een cliënt kan maximaal 2 maanden worden opgenomen in het OCC;

dit gebeurt incidenteel. Na ongeveer 5 dagen opname dienen cliënten

mee te doen aan activiteiten van het Activiteitencentrum.

Een cliënt krijgt regelmatig

— individuele gesprekken

Verder is er wekelijks een

— groepsgesprek,

waarin gedragscorrecties plaatsvinden. Veel cliënten vertonen namelijk

onaangepast straatgedrag. Zie ook 4.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

De bedoeling is dat het OCC wordt uitgebreid en dat er ook mannen

opgevangen kunnen worden. Hiermee voorziet het centrum in een

lacune. Immers is er momenteel in Rotterdam

— geen klinische voorziening voor mannelijke cliënten die niet per se

willen afkicken.

40. Boumanhuis (Symbion), Opvang- en Crisis-Centrum (OCC)

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 57

Page 73: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Intramuraal Motivatie Centrum

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— verslavingszorg

— Eerste lijnshulpverlening

— Reclassering

— CAD

— Andere klinieken

— Cliënt kan zich ook zelf aanmelden (krijgt dan verwijzer

toegewezen)

b. indicatiecriteria

— verslavingsproblematiek

— Overlast + (justitieel) overlast veroorzaken, of hiertoe

geneigd zijn (er kan ook preventief ingegrepen worden)

— Aanspreekbaar op gedrag

— Groep + moet enigszins kunnen functioneren in

c. contra-indicaties

— Aanspreekbaar + niet

— psychotisch

— agressief gedrag + te

— taalkennis + onvoldoende

Cliënt is Nederlandse taal onvoldoende machtig.

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Cliënt wordt na verwijzing middels een intakegesprek

geïnformeerd over het IMC.

Voorwaarde voor instroom is, dat de cliënt akkoord gaat met

de huisregels. Daarnaast moet de verwijzer een ingevulde

verwijsbrief sturen.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— terug naar verwijzer (ambulant)

— RIBW of andere beschermde woonvormen

— Andere klinieken

b. vervolgtraject

— Behandelafdelingen verslavingszorg

— Andere klinieken

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— Drijfveer om hulp te zoeken

— Aanspreekbaar + In welke mate

— Middelengebruik + overzicht

Overzicht van de gebruikte middelen

b. later in het zorgcontact

— testen + geheugen en IQ

— testen + persoonlijkheid

— conflicthantering + [observaties]

— aandacht / concentratie + mate van [observaties]

— coöperatieve instelling + [observaties]

— sociaal netwerk + partner /familie/ vrienden

Observaties op het gebied conflicthantering, mate van

aandacht / concentratie en coöperatieve instelling.

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— voorlichtingsbijeenkomst met als doel het geven aan

informatie en wegnemen van angst bij de cliënt.

— Intakegesprek

— Evaluatiegesprekken met verwijzer: begin – halverwege –

eind

Er zijn 3 trajecten:

1. Arbeidstoeleidingstraject

2. Behandeltraject

3. Verblijfs- en motivatieontwikkelingstraject

Deze trajecten bestaan weer uit verschillende fasen:

Ad 1. :

— Motivatiefase, deelname aan dagactiviteiten.

— Arbeidstoeleidingsfase.

(dit houdt in: Contact met arbeidsconsulent om een plan op te

stellen voor de terugkeer in het arbeidsproces).

Ad 2. :

— Diagnostiekfase

(op IMC of op diagnostiekafdeling)

— Behandelingstoeleidingsfase

(voorlichting, verwijzing)

Ad 3. :

— Bezinningsfase

(afkicken & lichamelijk herstel)

— Verblijfsfase

(stabilisatie / verbetering conditie)

Na 13 weken volgt ontslag en eventueel doorverwijzing. Hier worden

uitzonderingen op gemaakt, er is zowel verlenging als verkorting

mogelijk.

5. Doelgroep

Cliënten hebben de volgende kenmerken:

— verslavingsgeschiedenis van langer dan 5 jaar

— overlast; (justitieel) overlast veroorzakend, en komen hierdoor vaak

in contact met politie

— behoefte aan zorg

— beperkingen op meerdere levensgebieden

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— motivatie + ontwikkelen van interne motivatie tot verandering

— methadon + gebruik stabiel

— woonvaardigheden + [verbeteren]

— Lichamelijk herstel + leren goed eten en sporten

— gebitssanering

— Budgethulp

— Uitkering + [aanvragen]

— structuur + aanbrengen, in het dagelijks leven [leren]

— opleiding + uitzoeken wat cliënt wil

— werk + uitzoeken wat cliënt wil

— Sociale contacten + versterken, d.m.v. voorlichting, bellen met

familie, vrienden

— Educatie op cultureel gebied en ontspanning + samen naar musea

gaan etc.

— klinische behandeling + [voorbereiding op]

Uitzoeken wat cliënt wil op het gebied van scholing en arbeid. Sociale

omgeving van de cliënt versterken (d.m.v. voorlichting, bellen met

familie, vrienden). Lichamelijk herstel wordt nagestreefd door cliënt

goed te leren eten en te sporten. Daarnaast is gebitssanering een

onderdeel van het programma.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Het IMC is een laagdrempelige verslavingskliniek. In het IMC kunnen

gelijktijdig maximaal 10 mensen opgenomen zijn.

Er zijn 3 trajecten, te weten:

1. Arbeidstoeleidingstraject

2. Behandeltraject

3. Verblijfs- en motivatie-ontwikkelingstraject

Het IMC heeft een intensieve 24-uurs begeleiding. Er is een dagelijks

programma waarin verschillende activiteiten zijn gepland. Hierdoor

wordt de dag gestructureerd.

De nadruk ligt op concrete activiteiten zoals:

— tuinonderhoud

— sporten

— koken

— dagbestedingactiviteiten

Andere onderdelen:

— diagnostiek (t.a.v. scholing en arbeid en persoonlijke problematiek)

— individuele gesprekken

— geheugen en concentratietesten

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— Gesprekstechnieken (gedragsgericht, directief)

— cue-exposure

— ontspanningsoefeningen

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

Het IMC is het scharnierpunt tussen ambulante en klinische zorg.

— De aansluiting op de klinische zorg is niet altijd goed.

Voorbeeld: Als een cliënt methadon gebruikt als enige werkzame

medicatie kan hij niet doorstromen naar de behandelafdeling. Ook het

afbouwen van methadon kan alleen nog op het IMC en niet op de

diagnostiek / crisisafdeling.

4. TACTUS Zutphen / Enschede, IMC

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 58

Page 74: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Intramuraal Motivatie Centrum

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Rotterdamse Centrale Intake (RCI)

— outreachende intake veldwerk

— Pauluskerk

— ambulante hulpverlening

— verslavingsreclassering

— centrale indicatie verslavingszorg

b. indicatiecriteria

— verslaafd + langdurig

— allochtoon

— justitie + cliënt is justitiabel

— geslacht + man

c. contra-indicaties

— psychiatrische problematiek + ernstig

d. instroomvoorwaarden en -procedures

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— ambulante of klinische behandeling,

— laagdrempelige hulpverlening,

— activiteitenprojecten in werkomgeving,

— woonbegeleiding

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Het intakegesprek bestaat uit een inventarisatie van de

volgende gegevens:

— Naam

— Adres

— woonplaats

— leefgebieden + beperkingen / problematiek op

verschillende

— verslavingsgeschiedenis

— verslavingsproblematiek

— taalvaardigheid + algemene

— culturele en religieuze achtergrond

b. later in het zorgcontact

Bij beknopte intake wordt deel gegevens later verzameld (zie

4).

— Sociaal netwerk + bij een intact gezins/familieverband

wordt een hetero-anamnese afgenomen

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Bij de assessment zijn twee opties:

— Na het intakegesprek volgt een cliëntbespreking,

vervolgens rapportage aan cliënt

— Bij een indicatie voor snelle plaatsing op IMC volgt een

beknopte intake; de rest van de gegevens wordt dan pas

tijdens de opname verzameld.

— opname

— detoxificatie en stabilisatie (3 weken).

— motivatie voor vervolghulpverlening (van 3 weken tot 3

maanden).

5. Doelgroep

— geslacht; Man

— allochtoon

— middelengebruik; langdurig verslaafden

— zorg mijdend

— justitiabelen

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— time-out

— stabilisatie

— lichamelijke gezondheid + [verbeteren]

— psychische gezondheid + [verbeteren]

— detoxificatie

— motivatie + tot vervolghulpverlening

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Het IMC heeft een klinisch programma, cliënten worden opgenomen en

volgen een programma dat bestaat uit verschillende individuele- en

groeps-onderdelen, zoals

— individuele begeleiding,

— training sociale vaardigheden,

— voorlichting over vervolghulpverlening,

— groep waarin het gebruik geanalyseerd wordt,

— sporten,

— budgetteren,

— dagbesteding.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

De Doelgroep van het IMC heeft behoefte aan

— educatieve voorzieningen.

Deze zijn thans in ontwikkeling.

31. Boumanhuis, Intramuraal Motivatie Centrum (IMC)

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 59

Page 75: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Tussenhuis

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Buiten-reclassering,

— penitentiaire instellingen

b. indicatiecriteria

— middelenvrij + op het moment van ontslag uit detentie (met

uitzondering van methadon)

— motivatie + middelenvrij te blijven

— detentie + is gedetineerd geweest

— dakloos

c. contra-indicaties

— gevaar voor zichzelf of omgeving

— psychiatrische problematiek + ernstig

— agressief gedrag + was veroordeeld voor ernstige

geweldsdelicten

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— cliënt is afkomstig uit gemeente

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Arbeidsgewenning/

— regulier werk,

— psychiatrie,

— CAD,

— reclassering,

— Sozawe,

— project schuldhulpverlening en budgettering en eigen

woonplek.

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Intake waarin aan de orde komt:

Achtergrondsituatie cliënt / verslavingsproblematiek:

— middelengebruik + hoofdmiddel

— middelengebruik + mogelijkheden gecontroleerd gebruik

cannabis- en alcohol

— medicatie + gebruik op doktersadvies

— psychiatrische problematiek

— lichamelijke conditie

— psychische conditie

— schulden

— justitiële zaken

— sociaal netwerk

— arbeid

— opleiding

— zelfverzorging

b. later in het zorgcontact

— Aanvullende informatie + over alle bij a) genoemde

gebieden

— voorgeschiedenis + van cliënt en algemeen

— hulpverleningsgeschiedenis

— dagbesteding of arbeid + keuze [observaties en informatie

gericht op keuze]

— wonen + keuze [observaties en informatie gericht op

keuze van woonvorm]

Daarnaast informatie / observaties die helpen de volgende

vragen te beantwoorden:

1. Welke vorm van dagbesteding of arbeid gaat cliënt

kiezen?

2. Welke vorm van wonen is mogelijk voor de cliënt na

verblijf in het Tussenhuis?

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— Kennismakingsgesprekken met cliënt en Penitentiar

inrichtingswerker (PRA) door Externe reclasseringswerker

(ERW-er) tijdens detentie (1 gesprek)

— Intake Tussenhuis door reclassering

— Opstellen individueel zorgplan door reclassering

— Uitvoeren zorgplan: werken aan actiepunten die zijn

opgesteld.

De totale duur van het verblijf in het Tussenhuis is per cliënt

verschillend, maar er is een maximale verblijfsduur van een half jaar.

Het voortraject duurt ca. 2 maanden.

5. Doelgroep

— Geslacht; Man

— Middelengebruik; poly-druggebruikers

— Justitie; uit detentie komend

— intentie een zoveel mogelijk drugsvrij bestaan op te bouwen

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— Overlast + [verminderen] door eerste opvang na detentie

— levensbehoeften + basale, bieden van (bad, brood en bed)

verkrijgen van:

— werk + [regelen]

— Opleiding + [regelen]

— Dagbesteding + [regelen]

— sociale contacten + [opzetten]

binnen 6 maanden:

— huisvesting + verkrijgen van woonruimte, begeleid of zelfstandig

[binnen 6 maanden]

Eindtermen:

— dagbesteding + cliënt heeft

— huisvesting + cliënt heeft

— functioneert + zelfstandig, op alle leefgebieden

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Het Tussenhuis is een pas gestarte voorziening waar cliënten die uit

detentie komen max. een half jaar kunnen verblijven; iedere cliënt krijgt

een kamer, om van daar uit een sociaal leven op te bouwen, met name

eigen woonruimte en dagbesteding/werk te zoeken.

De geboden zorg bestaat uit zowel psychosociale begeleiding als

praktische ondersteuning.

De onderdelen zijn op dit moment:

— individuele gesprekken met cliënt over dagelijkse zaken en

problematiek,

— bewonersvergadering,

— gesprekken van cliënt met ERW over voortgang actiepunten

zorgplan en functioneren in Tussenhuis,

groepsactiviteiten, zoals

— sporten en

— voorlichting,

— ADL training.

Het plan is in de toekomst een fasering aan te brengen in de

zorg/begeleiding:

Voorfase (kort):

Regelen verzekeringen, uitkering, contact leggen met instanties,

aanmelden bij huisarts, tandarts, etc.

Fase 1:

Verkrijgen zinvolle dagbesteding en het uitvoeren hiervan.

Fase 2:

Verkrijgen van een zelfstandige woonsituatie.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— Maatwerk.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

Het tussenhuis is pas recent gestart en is nog in een ontwikkelingsfase.

34. 10. Boumanhuis, het Tussenhuis

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 60

Page 76: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Begeleid wonen, trainingshuis

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

Cliënt wordt door verwijzer aangemeld, kan in principe vanuit

elke instantie. Meest voorkomende instanties:

— Arts

— Inloopcentrum

— Methadonpost

— JVZ (justitiele verslavinszorg)

— verslavingskliniek

— IMC

— RIAGG

b. indicatiecriteria

— Middelenvrij + 4 tot 6 maanden

— Dagbesteding + voldoende stabiliteit

— sociaal netwerk + voldoende stabiel

— woonvaardigheden + voldoende stabiliteit

c. contra-indicaties

— middelengebruik + structureel

d. instroomvoorwaarden en -procedures

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— crisis/detox/ time-out binnen verslavingszorg

— laagdrempelige Opvang CMO.

Andere dan bovenstaande verwijzingen worden door de

oorspronkelijke verwijzer gedaan.

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Informatie op gebied van

— levensloop

— hulpverleningsgeschiedenis

— middelengebruik

— lichamelijke gezondheid

— psychische gezondheid

— financiën

— zelfverzorging

— huishoudelijke vaardigheden

— dagbesteding

— algemene ontwikkeling

— sociale vaardigheden

— sociale contacten

— wonen

Wijze van infoverzameling: mondeling, vragenlijst, info van

vorige hulpverlenende instanties.

b. later in het zorgcontact

— test + psychologisch, oi

— overleg en samenwerking met andere disciplines [die

betrokken zijn bij de begeleiding van de cliënt]

Er vind overleg en samenwerking plaats met andere

disciplines die betrokken zijn bij de begeleiding van de cliënt.

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— aanmelding door verwijzer

— kennismakingsgesprek

— info opvragen bij verwijzer

— intake n.a.v. aanmeldingsformulier

— bespreking in teamvergadering en beslissing

— vervolggesprek: zo ja dan afspraken maken, zo nee dan

terug naar verwijzer

— beoordeling hulpvraag cliënt, verdere afspraken maken

— proeftijd van 2 maanden

— begeleiding op verschillende leefgebieden, m.b.v.

individueel begeleidingsplan

— evaluatie voortgang

— voorbereiding zelfstandig wonen, eventueel met

ambulante begeleiding

De assessmentfase duurt ongeveer een maand.

De periode van verblijf is afhankelijk van de ontwikkeling van

de cliënt. Contractueel wordt uitgegaan van een jaar.

5. Doelgroep

— harddrugs, (ex) - [verslaafd]

— middelengebruik, functioneert relatief stabiel ten aanzien van

— terugval hanteerbaar [voor cliënt]

— Middelenvrij [gedurende langere tijd (vier tot zes maanden) vrij van

gebruik]

Dit zijn cliënten die vanuit een behandelprogramma zijn verwezen.

Wanneer er sprake was van een ‘terugval’ in het gebruik, is dit

hanteerbaar geworden voor de cliënt.

— dagbesteding, voldoende stabiliteit [om zelfstandig de draad weer

op te pakken]

— sociaal netwerk, voldoende stabiliteit [om zelfstandig de draad

weer op te pakken]

— woonvaardigheden, voldoende stabiliteit [om zelfstandig de draad

weer op te pakken]

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Einddoel:

— leefgebieden + stabiliteit op de verschillende

— functioneert + zelfstandig in de samenleving

— ritme + (her)vonden in het dagelijks leven

— structuur + (her)vonden in het dagelijks leven

Tussendoelen:

— middelenvrij + [blijven]

vaardigheden aanleren op gebied van:

— zelfverzorging + [aanleren] wassen, scheren, gebitsverzorging,

toiletspullen, regelmatig verschonen van kleding, over voldoende

kleding beschikken, kapper bezoek

— huishoudelijke vaardigheden + [aanleren] bed opmaken,

stofzuigen, opruimen, dweilen, koken

— budgetteren + uitkomen met zakgeld, bijhouden kasboek, sparen,

inzicht in inkomsten- en uitgavenpatroon

— schuldensanering

— lichamelijke gezondheid + gezondheid belangrijk vinden, naar arts

gaan indien nodig, tandarts, specialist, psychiater, RIAGG, JHW,

behandeling volhouden

— psychische gezondheid

— dagbesteding + (vrijwilligers)werk, volgen van opleiding,

verenigingen, hobby’s, reguliere arbeidsmogelijkheden

— motivatie + tot werk

— sociale contacten + contact met familie, contact met kennissen /

vrienden

— sociale contacten + contact met medebewoners, contact met

personeel, samenwerken in groep

— algemene ontwikkeling + lezen, rekenen, schrijven,

uitdrukkingsvaardigheid, invullen formulieren

— sociale vaardigheden + dagelijkse problemen aanpakken, luisteren,

iets bespreken, informatie verzamelen, beslissingen nemen,

opkomen voor je mening, geven van complimenten, reageren op

complimenten, uiten van irritatie, reageren op irritatie, tegen de

ander ingaan, een praatje maken

— zelfbeeld

— problematiek + (verslavings) -

— wonen + zelfstandig, inschrijven SWE

— werk + verantwoordelijkheid nemen

— werk / arbeid + contact leggen met

— opleiding + contact leggen met

Met behulp van het begeleidingsplan waarin doelen staan

geformuleerd.

Criteria zijn afgestemd op het individu.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

— woonvoorziening

— individuele begeleiding

— ondersteuning op vastgelegde leefgebieden (zie 8)

— urine controles

— bewonersoverleg m.b.t. het samenleven/ omgang met andere

bewoners

8. Methodieken

— in ontwikkeling

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

8. TACTUS Enschede, Begeleid wonen project: Trainingshuis

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 61

Page 77: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Begeleid wonen, semi-zelfstandig

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— arts

— inloopcentrum

— methadonpost

— JVZ

— verslavingskliniek

— IMC

— RIAGG

— cliënt stroomt door vanuit het trainingshuis

b. indicatiecriteria

— middelengebruik + onder controle

— terugval + kan adequaat opvangen, evt. m.b.v. omgeving

cliënt heeft voldoende controle over middelengebruik en kan

terugvallen adequaat opvangen eventueel m.b.v. zijn

omgeving

— dagstructuur + aanwezig, minimaal 20 uur per week,

verdeeld over 4 dagen, onder begeleiding verslavingszorg

Dagstructurering aanwezig, in de vorm van werk, additioneel

werk, scholing etc. onder begeleiding van de arbeidsconsulent

uit de verslavingszorg.

c. contra-indicaties

d. instroomvoorwaarden en -procedures

cliënt:

— acceptatie; is bereid mee te werken aan urinecontroles

— acceptatie; is bereid zijn inkomens- en budgetbeheer

(tijdelijk) uit handen te geven

— accepteert woonbegeleiding en houdt zich aan de

huisregels

— is een begeleidingscontract overeengekomen dat

verschillende gebieden bestrijkt, o.a. werken, wonen,

ontwikkeling sociale netwerk, financiën justitie en

gezondheid

— er is een crisisplan met de cliënt vastgelegd ten aanzien

van gebruik en overtreden van de huisregels

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

De oorspronkelijke verwijzer blijft de verwijzer bij uitstroom

b. vervolgtraject

Voor huisvesting na ontslag bv:

— Laagdrempelige opvang CMO

— Sociaal maatschappelijk werk Humanitas

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Informatie om te bepalen of de cliënt behoort tot de doelgroep:

— Middelenvrij + 4 tot 6 maanden of 1 tot 1,5 jaar [(twee

doelgroepen!)]

— terugval + hanteerbaar

— Dagbesteding + stabiliteit [op gebied van]

— sociaal netwerk + stabiliteit [op gebied van]

— woonvaardigheden + stabiliteit [op gebied van]

Stabiliteit op gebied van dagbesteding, sociaal netwerk en

woonvaardigheden.

b. later in het zorgcontact

— aanvullende informatie + op gebieden genoemd bij 3a

— test + beroepskeuze / scholing

— overleg en info uitwisseling met samenwerkende

hulpverleners

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

assessment:

— aanmelding door verwijzer

— kennismakingsgesprek

— info opvragen bij verwijzer

— intake n.a.v. aanmeldingsformulier

— bespreking in teamvergadering en beslissing

— vervolggesprek: zo ja dan afspraken maken, zo nee dan

terug naar verwijzer.

— beoordeling hulpvraag cliënt en verdere afspraken maken

De fase van assessment en indicatiestelling duurt ongeveer

een maand, daarna begint de zorg:

— proeftijd van 2 maanden

— begeleiding a.d.h. van begeleidingsplan

— evaluatie voortgang van cliënt

— voorbereiding zelfstandig wonen (zonodig met ambulante

woonbegeleiding)

5. Doelgroep

2 groepen:

A) De groep

— Harddrugs, (ex) – [verslaafd]

— Middelengebruik, relatief stabiel [functioneren t.a.v. gebruik]

— Middelenvrij, [gedurende langere tijd (vier tot zes maanden)]

— terugval hanteerbaar [voor de cliënt]

Dit zijn cliënten die vanuit een behandelprogramma zijn verwezen.

Wanneer er sprake was van een ‘terugval’ in het gebruik, is dit

hanteerbaar geworden voor de cliënt.

— dagbesteding, voldoende stabiliteit [om zelfstandig de draad weer

op te pakken]

— sociaal netwerk, voldoende stabiliteit [om zelfstandig de draad

weer op te pakken]

— woonvaardigheden, voldoende stabiliteit [om zelfstandig de draad

weer op te pakken]

De groep

— Middelenvrij [langer (1 tot 1,5 jaar) vrij van gebruik]

— Middelengebruik, terugvallen hanteerbaar [eventuele terugvallen

zijn adequaat opgevangen door cliënt en omgeving]

— dagstructuur is geregeld [door middel van werk, scholing,

additioneel werk, etc.]

— woonvaardigheden, voldoende [zijn voldoende toegenomen]

— sociale netwerk buiten de gebruikerswereld

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

einddoel:

— leefgebieden + stabiliteit op de verschillende

— functioneert + zelfstandig in de samenleving

— ritme + (her)vonden in het dagelijks leven

— structuur + (her)vonden in het dagelijks leven

tussendoelen:

— middelenvrij + [blijven]

vaardigheden aanleren op gebied van:

— zelfverzorging + wassen, scheren, gebitsverzorging, toiletspullen,

regelmatig verschonen van kleding, over voldoende kleding

beschikken, kapper bezoek [aanleren]

— huishoudelijke vaardigheden + bed opmaken, stofzuigen,

opruimen, dweilen, koken [aanleren]

— schuldensanering

— budgetteren + uitkomen met zakgeld, bijhouden kasboek, sparen,

inzicht in inkomsten- en uitgavenpatroon

— lichamelijke gezondheid + gezondheid belangrijk vinden, naar arts

gaan indien nodig, tandarts, specialist, psychiater, RIAGG, JHW,

behandeling volhouden

— psychische gezondheid

— dagbesteding + (vrijwilligers)werk, volgen van opleiding,

verenigingen, hobby’s, reguliere arbeidsmogelijkheden

— motivatie + tot werk

— sociale contacten + met familie, kennissen / vrienden

— sociale contacten + met medebewoners, personeel, samenwerken

in groep

— algemene ontwikkeling + lezen, rekenen, schrijven,

uitdrukkingsvaardigheid, invullen formulieren]

— sociale vaardigheden + dagelijkse problemen aanpakken, luisteren,

iets bespreken, informatie verzamelen, beslissingen nemen,

opkomen voor je mening, geven van complimenten, reageren op

complimenten, uiten van irritatie, reageren op irritatie, tegen de

ander ingaan, een praatje maken

— zelfbeeld

— problematiek + (verslavings) -

— wonen + zelfstandig, inschrijven SWE

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De HAT-eenheid bestaat uit een tweepersoons woning waar

zelfstandig cliënten kunnen wonen. Ze krijgen de volgende begeleiding:

— Begeleidingscontact (3 * per week)

— individuele begeleiding / gesprekken n.a.v. begeleidingsplan

— ondersteuning op vastgelegde leefgebieden

— verplichte urinecontroles

— evaluatie begeleidingsplan (minimaal 1 * per 3 maanden)

9. TACTUS Enschede, Begeleid Wonen Project (BWP), de HAT-eenheid

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 62

Page 78: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Begeleid wonen, ambulante woonbegeleiding

Er zijn twee vormen van begeleiding:

1) met begeleidingsplan, het verbetertraject

2) zonder begeleidingsplan, het opvangtraject

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Methadonpost

— verslavingskliniek

— IMC

— Centrale Maatschappelijke opvang (CMO)

— Via outreachend werk opgepikt bij het CMO of Humanitas

‘onder dak’

b. indicatiecriteria

Verbetertraject:

— woonachtig in gemeente + heeft echter vaak geen vaste

woon of verblijfsplaats

— verslaafd + (ex) -

— middelengebruik + onder controle

— terugval + hanteerbaar, kan dit m.b.v. de omgeving

adequaat opvangen

Opvangtraject:

— Woonachtig in gemeente + heeft echter vaak geen vaste

woon of verblijfsplaats

— Verslaafd + (ex) -

c. contra-indicaties

— agressief gedrag

— onder invloed + te zeer, tijdens contact met begeleider

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Verbetertraject

— Cliënt heeft een gestructureerde daginvulling

— Cliënt is bereid zijn inkomens- en budgetbeheer tijdelijk uit

handen te geven

— Cliënt’ zijn woonvaardigheden zijn voldoende om met

ondersteuning een zelfstandige huishouding te voeren

— Het sociale netwerk ligt buiten de gebruikerswereld

— Vooraf wordt een begeleidingscontract opgesteld t.a.v. de

leefgebieden waarop de cliënt ondersteuning vraagt

— Er is een crisisplan opgesteld

Opvangtraject

— geen vooraf vastgelegde regels

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— IMC.

— Schuldhulpverlening

— methadonpost

— maatschappelijke opvang

Het is ook mogelijk dat de cliënt gelijktijdig ambulante hulp

krijgt en hulp van bovenstaande instanties.

b. vervolgtraject

— Trainingshuis BWP

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— Motivatie + van cliënt

informatie op gebied van

— middelengebruik

— woonsituatie

b. later in het zorgcontact

— hulpverleningsgeschiedenis

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— 1 gesprek met cliënt

— vergadering met het team, waarin besloten wordt welke

weg gevolgd wordt (met of zonder begeleidingsplan)

— motiveren tot verandering en contact zoeken met de

verslavingszorg

— doorverwijzen naar de verslavingszorg,

— eventueel kan tijdens of na het contact met andere

zorgprogramma’s contact gehouden worden vanuit

ambulante begeleiding.

De tijdsduur van de zorg is onbepaald.

5. Doelgroep

2 Doelgroepen:

1) De groep cliënten die nog wel gebruikt, maar contact heeft met de

hulpverlening via het inloopcentrum, maatschappelijke opvang b.v. het

Leger des Heils, Humanitas, methadonpost, verschillende

arbeidsprojecten etc.

2) De groep die 1 tot 1,5 jaar vrij is van gebruik. Eventuele terugvallen

zijn adequaat opgevangen door cliënt en omgeving. Cliënt’s

dagstructurering is geregeld door middel van werk, scholing,

additioneel werk, etc. Cliënt’s woonvaardigheden zijn voldoende

toegenomen en het sociale netwerk ligt buiten de gebruikerswereld.

— Middelengebruik + gebruikt nog

— Middelenvrij + 1 tot 1,5 jaar

— Hulpverlening + heeft contact met

— terugval + adequaat kunnen opvangen

— Dagstructuur + geregeld, dmv werk, scholing, enz.

— Woonvaardigheden voldoende toegenomen

— Sociaal netwerk buiten gebruikerswereld

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Verbetertraject:

— Financiën + omgaan met [verbeteren]

— sociale contacten + [verbeteren]

— zelfverzorging + [verbeteren]

— huishoudelijke vaardigheden + [verbeteren]

— vrijetijdsbesteding + [begeleiden]

Opvangtraject:

— Motiveren + tot contact met verslavingszorg

De voortgangscriteria zijn individueel bepaald, aan de hand van

begeleidingsplan.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Deze vorm van begeleiding bestaat uit de volgende onderdelen:

— gesprekken (evt. op afspraak) met cliënt

— ondersteuning van leefgebieden m.b.t. hulpvraag

— volgen van de cliënt (“bemoeizorg”)

— praktische ondersteuning (o.a. huishouding / zelfverzorging etc.)

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— gedragstherapeutische motivatietechnieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

10. TACTUS Enschede, Begeleid Wonen Project (BWP), Ambulante woonbegeleiding

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 63

Page 79: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Begeleid wonen

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Cliënt meldt zichzelf

— Via verwijzing: verslavingskliniek (breder dan TACTUS)

— Penitentiaire inrichting

— ambulante zorg

b. indicatiecriteria

— middelenvrij

— verslavingsgeschiedenis + langdurig, gemiddeld 5 jaar

— structuur nodig + cliënt kan zonder gestructureerde

omgeving niet vasthouden aan zijn voornemen clean te

blijven

c. contra-indicaties

— leeftijd + lager dan 23 jaar

— middelenmisbruik + acuut

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— cliënt moet instemmen met inkomensbeheer, urinecontrole

— geen harddruggebruik, geen softdruggebruik, geen

alcoholmisbruik

— cliënt moet voldoende zelfredzaam zijn om met

ondersteuning aanvaardbaar woongedrag te vertonen

— cliënt moet een dagbesteding hebben

— cliënt tekent een begeleidingsovereenkomst

— cliënt moet over een inkomen beschikken waaruit de

woonlasten kunnen worden voldaan en hem/haar in staat

stelt in het verdere levensonderhoud te voorzien.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— arbeidstoeleiding

— Herstel Sociaal Netwerk (project 13)

— Arbeidsgewenningproject

— Kliniek

— Hulpverleningsteam verslavingszorg

b. vervolgtraject

De grootste groep stroomt uit naar zorgeenheden binnen de

verslavingszorg en de eigen instelling. Buiten de

verslavingszorg is er vooral contact met de sociale dienst en

de kredietbank voor schuldhulpverlening.

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Na het kennismakingsgesprek wordt een intakeformulier

toegezonden, waarin informatie wordt gevraagd op de

volgende gebieden:

— personalia

— werk

— opleiding

— instantie + verwijzende

— instantie + begeleidende

— verzekeringen + ziekenfonds / particulier, WA verzekering

— justitie + contacten met

— drugs + gebruik

— alcohol + gebruik

— voorgeschiedenis

— reden voor aanmelding begeleid wonen

— financiën

In het intakegesprek wordt het intakeformulier besproken en

wordt verdere informatie ingewonnen op het gebied van :

— gezin van herkomst

— verslavingsgeschiedenis

— financiën + wat wil cliënt leren

— wonen + wat wil cliënt leren

b. later in het zorgcontact

— Probleem Taxatie Formulier

— psychiatrische klachten + oi

Het Probleem Taxatie Formulier (PTF.) vraagt verdere

informatie op de hierboven genoemde gebieden. Daarnaast

wordt de ernstscore, de lastscore en de hulpscore gescoord.

Idealiter wordt het PTF. bij aanmelding TACTUS / IVS ingevuld

en gaat dit formulier met de cliënt mee van de ene

zorgeenheid naar de volgende. In de praktijk gebeurt dit vaak

niet.

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— informatief gesprek

— intakegesprek

— wachtlijst

— deelname

— intern in het project.

— nazorgwoning.

— De woning staat eerst een jaar op naam van de instelling en wordt

na een jaar op naam van de bewoner gezet.

Tussen het informatieve gesprek en het intakegesprek zit 14 dagen. De

gesprekken duren ieder ongeveer een uur. Gemiddeld staat men een

half jaar op wachtlijst.

Het streven is iemand 12 maanden in begeleid wonen te hebben en

daarna 12 maanden in een nazorgwoning.

5. Doelgroep

— verslaafd, Ex – [met name (poli)harddruggebruik]

— zelfstandig wonen, nog niet in staat tot

— klinische behandeling niet (meer) nodig hebben of afwijzen

— structuur nodig [na ontslag uit een penitentiaire inrichting of een

behandelsetting zonder een gestructureerde omgeving niet kunnen

vasthouden aan voornemen geen drugs te gebruiken]

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Het einddoel is

— wonen + zelfstandig kunnen

— functioneert + zelfstandig in de maatschappij

— Middelenvrij + [harddrugs]

Andere doelen:

Verbeteren / aanleren van de volgende vaardigheden:

— Budgettering + [leren / verbeteren]

— schuldensanering

— huishoudelijke vaardigheden + [leren]

— afspraken + [nakomen]

— zelfverzorging + [verbeteren]

— gezondheid + [verbeteren]

— sociale contacten + [verbeteren / herstellen]

— dagbesteding + [verbeteren]

Vooruitgang op het gebied wonen zie je aan het feit of de bewoners

hun appartement als hun thuis zien, of ze de huishouding bijhouden.

Op het gebied financiën kun je vooruitgang merken als een bewoner

niet meer komt vragen of hij geld kan lenen.

Er is momenteel nog geen systeem om vorderingen en doelen

systematisch bij te houden.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Het begeleid wonen is onder te verdelen in 2 modulen, te weten:

Praktische begeleiding en psychosociale begeleiding.

Praktische begeleiding:

— gesprekken; wekelijks gesprek over de gang van zaken

— beheren van inkomen, aflossing van schulden

— toezicht houden op, en aansturen bij zelfverzorging en

huishoudelijk werk

— toezicht houden op en aansturen bij het nakomen van afspraken

met instanties

— Het functioneren binnen de voorziening en het omgaan met

medecliënten begeleiden

— Het uitvoeren van urinecontroles

— Aandacht schenken aan de risico’s op terugval in druggebruik

— Ondersteunen en begeleiden van de wekelijkse bewoners/ cliënten

vergadering

Psychosociale begeleiding

— Het verkennen van persoonlijke problemen aan de hand van het

PTF.

— Het procesmatig begeleiden en beïnvloeden van denken en doen

van cliënten met psychische problemen.

— Het toezicht houden op en het begeleiden van het functioneren van

de cliënten.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Er is te weinig aansluiting van de diverse projecten op elkaar.

Hierdoor komt er te weinig informatie van de verwijzer over de cliënt.

— Er is geen trajectmanager, deze is wel gewenst.

— Intakeformulier (PTF) wordt telkens opnieuw afgenomen

17. TACTUS Deventer (IVS), Begeleid wonen

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 64

Page 80: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Seniorenpand

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— outreachende hulpverlening

b. indicatiecriteria

— verslaafd

— leeftijd + ouder dan 55 jaar

— psychiatrische problematiek + [hanteerbaar]

— somatische problematiek + [hanteerbaar]

c. contra-indicaties

— psychiatrische problematiek + ernstig

— somatische problematiek + ernstig

d. instroomvoorwaarden en -procedures

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

Tot op heden is er nog geen uitstroom geweest, wel zijn

cliënten tijdelijk naar een kliniek verwezen voor nadere

diagnostiek of instellen op medicatie.

b. vervolgtraject

Voor de meeste cliënten zal deze woonvoorziening een

eindstation zijn, enkele cliënten zullen misschien door kunnen

stromen naar een algemene ouderenvoorziening.

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

De volgende informatie wordt verzameld aan de hand van een

checklist:

— Middelengebruik

— ADL

— hygiëne

— financiële situatie

— leeftijd

— leefstijl

— sociale contacten

— justitie + contacten met

— hulpverleners + contacten met

— middelengebruik + aanvullende informatie

— ADL + aanvullende informatie

— medische gegevens

— sociaal netwerk + gegevens uit het netwerk

b. later in het zorgcontact

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Een cliënt krijgt in eerste instantie gemiddeld

— 2 gesprekken waarin informatie wordt verzameld.

— opname in het seniorenpand.

Dit houdt in dat een cliënt daar een kamer huurt en deelneemt

aan gemeenschappelijke (huishoudelijke) activiteiten.

Tot op heden verblijven cliënten er ongeveer 6 maanden.

5. Doelgroep

— Verslaafd

— Leeftijd ouder dan 55 jaar

— psychiatrische problematiek hanteerbaar

— somatische problematiek hanteerbaar

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— veiligheid + een veilige woonomgeving bieden

— middelengebruik + [reguleren / stabiliseren]

— zelfstandigheid + [bevorderen]

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Aan de hand van een individueel behandelingsplan leert een

cliënt

— huishoudelijke vaardigheden,

— wordt sociaal geactiveerd

— en er wordt onderzocht of de cliënt een vorm van

(vrijwilligers)werk op zich kan nemen.

— Iedere cliënt krijgt een mentor

— en er vinden ook leefgroepgesprekken plaats.

Er is 24-uurs begeleiding in het seniorenpand. Cliënten mogen

wel gebruiken op hun kamer, maar er mag niet gedeald

worden.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

Geen vaste Methodieken.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

32. Boumanhuis, Seniorenpand

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 65

Page 81: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Woon-werk begeleiding

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— cliënten melden zichzelf aan tijdens een open spreekuur

— daklozencircuit

— klinische voorzieningen en intensieve zorg

— lokale zorgnetwerken

b. indicatiecriteria

— middelengebruik + gebruikt verslavende middelen

— dakloos + is, of dreigt te worden

— wonen + bereid zelfstandig te

— wonen + wil intensief getraind worden in zelfstandig wonen

— huishouding voeren + zelfstandig, (nog) niet in staat om

Aan de volgende twee criteria hoeft de cliënt nog niet te

voldoen bij aanmelding, maar wel als hij/zij op de wachtlijst

staat voor een woning

— verzekering ziektekosten

— uitkering + recht op

c. contra-indicaties

— agressie + ernstige problemen in de agressieregulatie

— gevaar voor zichzelf of voor omgeving

d. instroomvoorwaarden en -procedures

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Projecten arbeidsgewenning/regulier werk,

— budgettering, schuldhulpverlening,

— therapeutische hulpverlening,

— Sozawe,

— reclassering,

— verslavingsklinieken

— psychiatrie.

b. vervolgtraject

De werkwijze is er op gericht om cliënten via begeleiding van

Woonbegeleiders te leren “zelfstandig” te wonen en tevens tot

een zinvolle dagbesteding te komen (zie ook 7).

Het traject zou moeten zijn:

— intensieve ambulante zorg (bemoeizorg),

— begeleid wonen,

— zelfstandig wonen,

— dagbesteding.

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Cliënten melden zich aan via een open spreekuur. Tijdens het

intakegesprek wordt bekeken of cliënt in aanmerking komt

voor een kamer binnen één van de woningen die door de

woningbouwvereniging beschikbaar worden gesteld. Hierbij

wordt een intakeformulier gebruikt

— persoonsgegevens + standaard

worden aangevuld met o.a.

— verslavingscarrière

— huisvesting + op dit moment

— financiële situatie

— dagbesteding

— sociale contacten

— gezondheid

— zelfverzorging

b. later in het zorgcontact

Een cliënt die nog geen woonruimte heeft neemt deel aan een

voorbereidingsgroep. Doel hiervan is meer zicht te krijgen op

de cliënt en zijn problematiek en een juiste matching van cliënt

en het pand waarin cliënt (samen met andere cliënten) gaat

wonen tot stand te brengen.

— Matching cliënt – woonpand + door deelname aan

voorbereidingsgroep

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

De fasering in de zorg is te kenmerken als:

— stabilisatie,

— oriëntatie,

— verandering en

— consolidatie.

Gestreefd wordt naar het bereiken van de doelstelling, overdracht naar

gespecialiseerde thuiszorg e.d. De tijdsduur is variabel.

De indicatiestelling wordt grotendeels autonoom vormgegeven in het

cluster Centrale Indicatiestelling, in alle gevallen wordt alles centraal

geregistreerd.

Na het intakegesprek volgt een cliëntbespreking, daarna een

terugkoppeling naar cliënt. Een cliënt die nog geen woonruimte heeft

neemt vervolgens deel aan een voorbereidingsgroep. Zodra er plaats is

in een pand, wordt cliënt geplaatst. De cliënt krijgt, vervolgens en

conform de afspraken in het behandelplan, minimaal 1 maal per week

huisbezoek van de woonbegeleiding waarbij de afgesproken stappen in

het behandelplan ten uitvoer worden gebracht.

5. Doelgroep

— Langdurig verslaafden

— woonsituatie; zonder vaste verblijfplaats

— onvoldoende in staat om zelfstandig een huishouding te voeren

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— huishoudelijke vaardigheden + [leren] (schoonmaken,

boodschappen doen, koken etc.)

— zelfverzorging + [verbeteren] (wassen, douchen, etc.)

— leefstijl + [verbeteren] (bv. dagritme)

— stabilisatie

— middelengebruik + [stabiliseren, terugbrengen in frequentie /

hoeveelheid, excessen voorkomen]

— dagbesteding

Per fase zijn er verschillende doelen en voortgangscriteria (zie punt 7).

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Het programma ‘Wonen en werken’ beoogt door het aanbieden van

een woning aan cliënten en vervolgens een traject gericht op leren

wonen en werken cliënten ‘van de straat’ te halen en te houden.

Momenteel zijn er ca. 40 woningen (via woningbouwverenigingen)

beschikbaar die door ca. 80 cliënten bewoond worden.

Geplande fasen en Inhoudelijke onderdelen, doelen en

voortgangscriteria.

Fase 1:

Beginterm: het leven van cliënt is ongestructureerd en het gebruik is

ongecontroleerd.

De eerste fase is gericht op

— verbetering van de leefstijl en

— stabilisatie.

De cliënt leert hierin een dagritme te krijgen, een huishouding te voeren

(koken, schoonmaken, wassen), samen te wonen met anderen,

zichzelf te verzorgen (hygiëne, bezoek huisarts, tandarts indien nodig).

Tevens wordt in deze fase getracht het gebruik te stabiliseren of de

frequentie of hoeveelheid terug te brengen; vooral wordt ernaar

gestreefd excessen in gebruik te voorkomen.

Regels voor het wonen: geen overlast bezorgen, niet dealen in huis,

wel evt. gebruiken, geen bezoek dat gebruikt.

Eindterm: het leven van cliënt is gestructureerd in termen van

dag-nachtritme, eten, drinken, huishouding voeren en het gebruik is

stabiel, d.w.z. er zijn geen excessen meer.

Fase 2:

Beginterm: zie eindterm fase 1.

De tweede fase is met name gericht op

— het zoeken van een zinvolle dagbesteding en

— hiermee aan de slag te gaan.

Bijvoorbeeld kan een cliënt deel gaan nemen aan een

activiteitenprogramma, een opleiding of cursus volgen of

vrijwilligerswerk gaan zoeken.

Eindterm: cliënt heeft een zinvolle dagbesteding gevonden en heeft het

gebruik voor een deel afgebouwd en gebruikt gecontroleerd

(bijvoorbeeld alleen buiten werktijden, ’s avonds).

Fase 3:

Beginterm: zie eindterm fase 2.

De derde fase is gericht op

— het instandhouden van het evenwicht in wonen,

— dagbesteding,

— en het verder afbouwen van het gebruik

— en verder ontwikkelen van sociale contacten.

Eindterm: doorstromen naar zelfstandig wonen.

De fasering zou gekoppeld kunnen worden aan ‘type woningen’: fase

1, 2 en 3 woningen. Het zal voor de meeste cliënten waarschijnlijk niet

haalbaar zijn om alle drie de fasen te doorlopen. Deze cliënten kunnen

in een fase 1 of fase 2 woning blijven en bijvoorbeeld uitstromen naar

beschermd wonen, sociaal pension, psychiatrische woonvormen etc.

36. Boumanhuis, Cluster Sociale Verslavingszorg, Kerntaak Woon-werk begeleiding

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 66

Page 82: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— Bemoeizorg,

— taakgerichte hulpverlening,

— crisisinterventie,

— gedragsbeïnvloeding

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

Zie 7 voor ontwikkelingen.

— Er zijn te weinig klinische voorzieningen waar een cliënt

een korte time-out kan krijgen.

— Psychiatrische ondersteuning is vaak noodzakelijk.

— Aansluiting met andere zorginstellingen is vaak moeilijk

gelet op het gebruik van middelen, b.v. gespecialiseerde

thuiszorg, Riagg en Ouderenzorg.

36. Boumanhuis, Cluster Sociale Verslavingszorg, Kerntaak Woon-werk begeleiding

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 67

Page 83: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Activiteitencentrum

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Methadonprogramma’s,

— Opvang- en Crisiscentrum,

— Justitie (taakstraffen),

— overige hulpverleningsinstanties,

— cliënten melden zichzelf

b. indicatiecriteria

— middelenvrij + ‘schone’ urine (na een week

activiteitenprogramma), methadon, sociaal alcoholgebruik

en blowen is wel toegestaan

— aangepast gedrag

c. contra-indicaties

— psychiatrische problematiek + ernstig (bijv. ernstige

psychosen)

— aangepast gedrag + on-, (bijv. fysiek of verbaal geweld,

pikken, ‘straatgedrag’)

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Cliënt krijgt na aanmelding een korte intake.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— Therapeutische programma’s,

— afkickprojecten,

— werkprojecten

b. vervolgtraject

Het plan is om het activiteitencentrum een plaats te geven in

het traject wonen� activiteiten� werken. Er zou naast een

traject voor cliënten die hun gebruik onder controle hebben

ook een traject moeten komen voor cliënten die nog

gebruiken.

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Korte intake, waarin

— persoonsgegevens

— methadon

— mentor binnen VZ en ziekenfonds

worden geïnventariseerd.

— Verwijzing + eventuele informatie en observaties die nodig

zijn voor

b. later in het zorgcontact

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— Intakegesprek

Na de intake kan een cliënt deelnemen aan meerdere

activiteiten die het centrum biedt.

— Inventarisatie verwachtingen en doelen

Na ongeveer een maand vindt een gesprek plaats over

verwachtingen en doelen van een cliënt.

— voortgangsgesprekken

Daarna vindt regelmatig een voortgangsgesprek plaats.

Het einddoel wordt door de cliënt bepaald, de tijdsduur van

verblijf in overleg.

De cliënt kan zelf kiezen voor activiteiten en zich hiervoor

inschrijven. In principe neemt een cliënt 9 dagdelen per week

deel aan het activiteitenprogramma, uitgezonderd moeders

met kinderen. De totale duur van deelname aan het

activiteitenprogramma varieert van enkele weken tot een jaar

en evt. nog langer.

5. Doelgroep

— Harddruggebruikers

— die het gebruik willen staken

— en een daginvulling willen krijgen

(met uitzondering van methadon en gecontroleerd alcohol- en

marihuanagebruik).

SubDoelgroepen:

— (vrouwelijke)

— cliënten van het Opvang- en Crisiscentrum,

— cliënten met een taakstraf,

— cliënten die gematigd gebruiken (dit is nog een

experiment, voor een beperkte groep cliënten).

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— middelengebruik + [stoppen] (behalve methadon of medicatie op

doktersvoorschrift)

het leren van:

— dagstructuur + aanbrengen van [leren]

— afspraken + [leren nakomen]

— zelfverzorging + [leren] wassen, kleding wassen, douchen, tanden

poetsen

— manieren + [leren] (bijvoorbeeld tafelmanieren)

— huishoudelijke vaardigheden + [leren] tafel dekken, afruimen,

afwassen, afdrogen, schoonmaken, boodschappen doen, koken,

naaien/verstellen

— sociale contacten + [opzetten en/of onderhouden]

— budgetteren + [leren]

— mentoren + aansporen (van methadonprogramma’s) tot het

ondernemen van stappen voor schuldregeling, uitkering, justitiële

zaken

Eindtermen/uitstroomcriteria:

cliënt kan

— afspraken + kan zich houden aan

— huishouding voeren + zelfstandig

— budgetteren

— zelfverzorging + goed

— dagstructuur + kan aanbrengen

Algemeen:

— doorstromen + naar een arbeidsgewenningsproject, kan niks meer

leren, gaat zich vervelen

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Het activiteitenprogramma bestaat uit de volgende activiteiten, waar

een cliënt zich voor kan inschrijven:

— creatieve activiteiten (sieraden, decoraties),

— sport (fittness, steps, zwemmen),

— houtbewerking,

— fietsenreparatie,

— schoonheidsbehandeling (sauna, zonnebank,

gezichtsbehandeling),

— naaiatelier (kleding en huisdecoraties),

— computerles (bij RAP),

— koken,

— bezoek aan de markt en bibliotheek.

Daarnaast en daarbinnen leert men de volgende vaardigheden:

— sociale vaardigheden,

— persoonlijke verzorging en hygiëne,

— huishoudelijke taken.

Cliënten krijgen ook taken toebedeeld door middel van een corveelijst

(tafel deken, afruimen, afwassen, schoonmaken ruimtes etc).

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— Direct en confronterend,

— gericht op gedragscorrecties

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Er is nog geen goed zorgtraject;

het activiteitencentrum is nog te zeer een apart onderdeel. Met name is

het wenselijk dat goede samenwerking met Boumanhuis ontstaat,

zodat een traject: wonen� activiteiten� werken kan ontstaan, zowel

voor cliënten die niet gebruiken als die wel gebruiken. Dit laatste is er

nu nog niet

45. Boumanhuis (Symbion), Activiteitencentrum

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 68

Page 84: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Trajectbureau scholing en arbeid

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Sociaal maatschappelijk werk Humanitas

— RIAGG

— Sociale Dienst

— Leger des Heils

— Arbeidsbureau

— GAK

— Verslavingszorg

— Cliënt meldt zichzelf

b. indicatiecriteria

Zijn 3 fases met verschillende criteria:

Arbeidsgewennings- of voorbereidingsfase

— Drugs + problematische achtergrond t.a.v.

— Motivatie + trajectmatige hulp, werk en scholing

[gemotiveerd voor]

— Drugs + stopt op korte termijn met gebruik

— Methadon + gebruik stabiele dosis

— gezondheid + voldoende op peil

— financiële situatie + niet te storend

— justitie + niet acuut [er spelen geen acute justitiezaken]

— Aanspreekbaar op gedrag

Toeleidingsfase

— criteria van gewennings- of voorbereidingsfase [zie boven]

— verslaving + staat niet centraal

— dag- en nachtritme + normaal

— op tijd komen + in staat om, op zijn werk

— in staat om te werken + psychisch

— in staat om te werken + lichamelijk

— werkprestatie + kan voldoende leveren

— werkbegeleiding + accepteert

— vaardigheden + basale, zijn voldoende

Bemiddelings- en plaatsingsfase

— criteria toeleidingsfase [zie boven]

— inzicht + in lichamelijke mogelijkheden en beperkingen,

voldoende

— justitie + is geregeld, er zijn geen openstaande

vrijheidsstraffen

c. contra-indicaties

— zie 1b

d. instroomvoorwaarden en –procedures

— cliënt staat ingeschreven in de gemeente

— cliënt staat ingeschreven bij arbeidsbureau

— cliënt heeft (recht op) huisvesting in gemeente

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— arbeidsgewenningsprojecten verslavingszorg

(fietsenwerkplaats, Zorgboederij)

— Forensische verslavingszorg

— Centrum voor Beroepsoriëntatie en Beroepsscholing

(CBB)

— Vrijwilligerscentrale

— arbeidsbureau,

— Start

— Regionale arbeidsintegratie en

arbeidstoeleidingsinstellingen:

Activa vrijwilligerswerk / werkbemiddeling,

Arbeidsintegratieproject Meander, Bureau Passage, Job

Coach Company,

b. vervolgtraject

zie 2a

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

informatie op het gebied van:

— verslaving

— verslaving + samenhang met scholing en arbeid

— arbeidshandicaps en/of vaardigheidstekort(en)

— hulpvraag

— huisvesting

— inkomen

— vrije tijd

— relaties

— justitie

— sociale vaardigheden

b. later in het zorgcontact

— testen + IQ, geheugen, taalniveau, op indicatie

— draagkracht / belastbaarheid [door meedraaien in interne

werkplaatsen]

draagkracht / belastbaarheid testen door mee te laten draaien in

interne werkplaatsen

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— In maximaal 3 gesprekken wordt een diagnose gesteld en een

traject aan de cliënt voorgelegd

Er zijn drie fasen te onderscheiden:

— arbeidsgewennings- of voorbereidingsfase

— toeleidingsfase

— bemiddelings-plaatsingsfase

5. Doelgroep

— Verslaafd

— wenst hulp t.a.v. scholing en arbeid

De Doelgroep is aanspreekbaar op gedrag c.q. coachbaar.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Het hoofddoel is

— werk + dagbesteding, al dan niet betaald

Andere leefgebieden worden uitbesteed naar andere zorgeenheden

binnen de verslavingszorg

Subdoelen m.b.t. werk:

— op tijd komen + [leren om]

— ziekteverzuim + [terugdringen]

— dagritme + regelmaat

— afspraken + maken / afzeggen [leren]

— werk + interesses en mogelijkheden exploreren t.a.v. werk

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Door middel van gesprekken wordt gekeken welke vorm van werk

geschikt lijkt voor de cliënt. Daarna wordt gekeken of er intern

(fietsenwerkplaats, boerderij) een plaats is waar cliënt ervaring op kan

doen. Tenslotte wordt er in samenwerking met andere instanties een

externe werkplek gezocht.

Onderdelen:

— individuele gesprekken, begeleiding

— arbeidsgewenning (intern / extern)

— testen:

— beroepskeuze Zelf Onderzoek (BZO)

— geheugentesten

— IQ-testen

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— het model van Prochaska en Di Clemente

— het model van Miller

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Sommige behandelaars denken nog te afkickgericht of zien alleen

behandelen als optie

— Methadon wordt nog te snel als contra-indicatie voor

behandelafdelingen gezien.

— Sommige steden hebben al een redelijk sluitend netwerk van

verschillende voorzieningen zoals wonen, schuldenaanpak,

werken. Andere steden, binnen de regio hebben dit nog niet.

— Er is nog weinig visie en aanpak om zware verslaafden te

begeleiden en arbeidsdagbesteding aan te bieden.

3. TACTUS Enschede, Trajectbureau scholing en arbeid

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 69

Page 85: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Arbeidstoeleiding

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— client meldt zichzelf

— verslavingszorg

— arbeidsbureau

— banencentra

b. indicatiecriteria

— verslavingsgeschiedenis

— werkeloosheid + langdurig

c. contra-indicaties

— drugs + gebruik van hard-…

— psychiatrische problematiek + ernstig

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— indien er sprake is van schulden dan eerst schuldsanering

via de kredietbank

— er mag geen sprake zijn van een nog uit te zitten straf

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— arbeidsbureaus / banencentra

— arbeidsmarktinstrumenten (In en Doorstroom banen,

arbeidsintegratie b.v. GAK)

— Andere werkprojecten

— klinische behandeling

— Ambulante hulpverlening

b. vervolgtraject

— arbeidsgewenningstrajecten

— opleidingen

— Uitzendbureau’s

3. Informatieverzameling (assessment)

a. Bij aanvang zorgcontact

Het Probleem Taxatie Formulier (PTF) wordt afgenomen.

Hierin wordt naar informatie gevraagd op de volgende

gebieden:

— Alcohol + gebruik

— Drugs + gebruik

— financiën

— opleiding + bijzondere aandacht voor

— werk + bijzondere aandacht voor

— familie

— sociale contacten

— huisvesting

— lichamelijke gezondheid

— psychische klachten

— justitie / politie

Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan informatie op

het gebied van arbeid en scholing.

b. later in het zorgcontact

— andere projecten + deelname aan

— uitkerende instanties + gegevens

— arbeidsvoorziening + gegevens

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— oriënterend gesprek

— intake

— opstellen trajectplan

— uitvoeren van trajectplan

— behoud van arbeid / nazorg

De gemiddelde trajectduur varieert van enkele maanden tot

maximaal ongeveer twee jaar.

5. Doelgroep

Mensen met een

— verslavingsgeschiedenis + alcohol, drugs, gokken

— middelenvrij zijn

— schulden, vaak

— justitie - achtergrond

— arbeids- en scholingsmarkt, grote afstand tot

De duur en ernst van de verslaving loopt uiteen.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— werk / vrijwilligerswerk

— opleiding

— arbeidsgewenning + het leren nakomen van afspraken, het wennen

aan structuur en regelmaat

— schuldensanering

— test + beroepskeuze [m.b.v. beroepskeuzetests tot een

beroepskeuze komen]

Voortgang wordt gemeten in evaluatiegesprekken en overleg met de

werkverschaffende instantie.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

— introductie en kennismaking

— gesprekken; begeleiden van de cliënt in zijn / haar werkzaamheden

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

— integrale trajectbemiddeling

— hulpverleningsinterventies zoals terugvalpreventie

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

16. TACTUS (IVS) Deventer / Zutphen, Arbeidstoeleiding

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 70

Page 86: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Arbeidsgewenning

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— consulent arbeidstoeleiding

— taakstrafmedewerkers

— cliënt meldt zichzelf

— kliniek

— begeleid wonen

— andere instanties

b. indicatiecriteria

— verslavingsgeschiedenis

c. contra-indicaties

— drugs + gebruik

— psychiatrische problematiek + ernstig, waardoor

groepsongeschikt

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— geen druggebruik in de periode dat men deelneemt aan

het project

— geen agressief gedrag

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— terug naar oude baan

— er is plaats voor 2 a 3 mensen om te blijven werken in de

Kelder

b. vervolgtraject

— een vaste baan

— kliniek

— uitzendbureau

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

— reden van verwijzing

indien dit nog niet eerder gebeurd is:

— Probleem Taxatie Formulier

b. later in het zorgcontact

— sociale contacten

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— Cliënt meldt zich aan,

— wordt besproken in de teamvergadering en krijgt een

hulpverlener toegewezen

— Intakegesprek

— Werkplan opstellen

— Start werkzaamheden / wachtlijst

Als er geen sprake is van een wachtlijst, dan duurt de

assessment fase een week. De zorg kent geen verdere

fasering.

Aan de duur van de deelname is geen limiet gesteld. Wel

worden cliënten op inzicht van de begeleiding gepusht om op

een gegeven moment een nieuwe stap te zetten. Dit om te

voorkomen dat cliënten te lang blijven hangen en zo de

doorstroom te stagneren.

5. Doelgroep

Mensen met een

— verslavingsgeschiedenis (drugs, alcohol, gokken)

— arbeid, ofwel geen werk of in de ziektewet

— Justitie; alternatieve straf uitdienen [Er zijn ook mensen die

een ]

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— structuur + aanbrengen, in het leven

— werkritme + opdoen

— middelenvrij + [blijven]

— schuldensanering

— sociale vaardigheden + [aanleren]

— conflicten + [hanteren]

— hygiëne + [aanleren van] persoonlijke

— financiën + [omgaan met]

— vaardigheden + technische [leren]

— op tijd komen

— afspraken + [nakomen]

— werken + [steeds zelfstandiger]

Voortgangscriteria worden door de hulpverlener bijgehouden. Het

belangrijkste criterium is het op tijd komen en nakomen van de

gemaakte afspraken. Daarnaast is het van belang dat cliënten steeds

zelfstandiger kunnen werken en meer technische vaardigheden

aanleren. Cliënten kunnen zelf aangeven wat voor werkzaamheden ze

willen gaan doen. Dit geldt echter niet voor de cliënten die via justitie

geplaatst zijn.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Deze zorgeenheid bestaat uit een kelder waar onder begeleiding van

een werkmeester de volgende werkzaamheden kunnen worden

uitgevoerd:

— fietsenwerkplaats

— opknappen kinderspeelgoed

— repareren van verschillende dingen

— onderhoudswerkzaamheden binnen het pand

— buiten projecten van andere instellingen

— maken of verstellen van kleding

— kleine verhuizingen

— klein tuin onderhoud

— schoonmaakwerkzaamheden

— verf & lakwerk

— het ontwerpen en maken van speelgoed of kunst

Daarnaast zijn er

— voortgangsgesprekken met een hulpverlener.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

Er worden geen specifieke Methodieken gehanteerd.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

15. TACTUS Deventer (IVS), Arbeidsgewenningproject ‘De Kelder’

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 71

Page 87: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Arbeidsgewennings

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Methadonprogramma’s,

— Huis ter Schie en andere klinieken,

— activiteitencentrum,

— arbeidsbureau’s,

— sociale dienst.

b. indicatiecriteria

— middelenvrij + aantoonbaar (schone urine), (methadon

mag wel)

— woonsituatie + [stabiel] (niet zwervend)

— psychiatrische problematiek + geen ernstige

— motivatie + aanwezig om terugplaatsing in de

maatschappij te bewerkstelligen

c. contra-indicaties

— psychiatrische problematiek + ernstig

— somatische problematiek + ernstig

— agressie + oncorrigeerbaar

— middelenmisbruik

— detentie + onvoorwaardelijk, op korte termijn

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— cliënt is geregistreerd bij RCI

— cliënt staat ingeschreven bij arbeidsbureau

— cliënt heeft ziektekostenverzekering

— cliënt heeft een legale verblijfsstatus

— cliënt heeft financiële verplichtingen (schulden) en justitiële

sancties zodanig geregeld dat deze geen belemmering

vormen voor het project

— Daarnaast is een instroomvoorwaarde dat een zorgplan

voorhanden is. Dit is helaas vaak nog niet de praktijk.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

Binnen Verslavingszorg:

— activiteitencentrum (terugverwijzing),

— methadonprogramma’s,

— ambulante zorg (bij psychische problematiek gerelateerd

aan verslaving),

— Huis ter Schie (alcoholproblematiek),

— Sector kindverzorging (ouders met kinderen),

— reclassering (alternatieve straffen).

Buiten Verslavingszorg:

— Sociale Dienst (schuldsanering, financiën),

— Arbeidsbureau (bemiddeling, scholing),

— CVV (scholing)

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Cliënt krijgt een intake, waarin een intakeformulier wordt

ingevuld door de hulpverlener.

De informatie die wordt verzameld betreft:

— Verslavingsgeschiedenis

— huisvesting

— financiën

— justitie

— psychische gezondheid

— lichamelijke gezondheid

— sociaal netwerk

— opleiding

— werkverleden

— mogelijkheden + en onmogelijkheden, tot uiteindelijk doel

— inzicht + in verslavingsproblematiek

b. later in het zorgcontact

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Het intakegesprek duurt ongeveer 30 minuten.

De verblijfsduur op het project is afhankelijk van de opgelopen

achterstand van een cliënt. Er is geen minimale of maximale

verblijfsduur. Gemiddelde verblijfsduur in 1999 was 4,5

maand.

Fasen:

— Proefperiode 2 weken:

tijdens deze weken wordt nog weinig actie ondernomen m.b.t.

problemen leefgebieden.

— Arbeidsgewenningsperiode:

er wordt daadwerkelijk gewerkt aan een cliënt en eventuele hiaten in

arbeidsdiscipline worden opgevuld. Zodra een cliënt voldoende

discipline en een goede werkhouding heeft, gaat hij over naar de derde

fase.

— Bemiddeling:

cliënt wordt voorgedragen aan bemiddelaar (arbeidsbureau), wanneer

deze voldoet aan uitstroomcriteria.

5. Doelgroep

— In de regio verblijvende

— ex-druggebruikers

— die aan het (vrijwilligers-)werk willen

— of een opleiding willen volgen

— of anderszins zich zelfstandig willen handhaven, onafhankelijk van

de drughulpverlening.

SubDoelgroep:

— alternatief gestraften.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Algemeen:

— (her)integreren + door arbeid en scholing

Specifieker, het aanleren / verbeteren / vergroten van :

— sociale vaardigheden + [aanleren]

— probleemoplossend vermogen + [vergroten]

— sociaal netwerk + omgang met primair [verbeteren]

— verslavingsgedrag + gedragsmatig veranderen

— sociaal / maatschappelijke rehabilitatie

Eindtermen/uitstroomcriteria, cliënt is / kan / heeft:

— verslavingszorg + zelfstandig handhaven, onafhankelijk van de

— verslavingszorg + drugsgerelateerde problematiek hanteren,

onafhankelijk van

— vrijetijdsbesteding + zinvol

— justitiële zaken + [geregeld]

— schuldensanering + [geregeld]

(Uitzondering bij genoemde eindtermen vormen cliënten die worden

(terug)verwezen, omdat binnen Plantage doelen niet haalbaar blijken.)

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De Plantage is een project waar ex-druggebruikers door middel van

werkgewenning een opstap maken naar hetzij betaald werk,

vrijwilligerswerk, studie of een taak in een huishoudelijke setting,

verzorging en opvoeding van kinderen. In het project wordt gewerkt

aan tekortkomingen die participatie op de arbeidsmarkt in de weg

staan. Werktijden zijn van 8.30 uur tot 16.00 uur.

De werkzaamheden zijn uiteenlopend en bestaan onder ander uit:

— autoreparaties, fietsenreparaties en

— metaalbewerking, houtbewerking,

— werkzaamheden op schoolpleinen en in openbaar groen,

— administratie,

— sport en

— het opknappen van klussen (schilderwerk, sloopwerkzaamheden

etc.).

Behalve werken in één van de werkplaatsen, neemt een cliënt deel aan

— sociale vaardigheden- en

— sollicitatietraining,

— itembesprekingen (individuele gesprekken m.b.t. ontwikkeling in

werk),

— gesprekken met maatschappelijk werk (moeilijkheden, evt.

verleden),

— training budgetbeheer.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

Vooral praktisch gericht, verder een mix van

— gedragstherapie en

— sociotherapie,

gericht op corrigeren van gedrag.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Er zijn nog geen zorgplannen,

waardoor bij de Plantage nog veel informatie (opnieuw) verzameld

moet worden. Het zou veel beter zijn, wanneer een cliënt met een

zorgplan binnenkomt.

42. Boumanhuis (Symbion), Arbeidsgewenningsproject de Plantage

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 72

Page 88: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Uitzendbureau

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Cliënten melden zichzelf

of door verwijzingen

— inloopcentra,

— veldwerk

b. indicatiecriteria

— verslaafd

— werkloos

— in staat om te werken

c. contra-indicaties

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Een cliënt die een werkloosheidsuitkering heeft van de Sociale

Dienst mag één dag in de week werken bij Topscore

(maximaal 24 dagen per jaar). Een cliënt die geen uitkering

heeft mag meerdere dagen per week werken.

Topscore hanteert een aantal regels over o.a. werktijden,

verbod gebruik tijdens het werk, het dragen van een geel pak,

geen spullen van grofvuil meenemen e.d.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

Er is niet echt sprake van verwijzingen. Als cliënten vragen

hebben of ergens naar toe willen, dan geeft de hulpverlening

hen tips.

Wel is er een uitstroom naar regulieren banen. In 1999 zijn

ongeveer 40 mensen doorbemiddeld naar vast werk.

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Alleen heel basale informatie wordt verzameld:

— Naam

— adres + voor bereikbaarheid, eventueel

— methadon + gebruik, eventueel

— werkervaring

— werkverleden + nader geïnventariseerd

— pasfoto

De cliëntgegevens worden op een kaart geschreven, hier

wordt een pasfoto bij geplakt. Op deze kaart worden

afspraken, werkschema genoteerd. Alle cliëntkaarten zitten in

een kaartenbak. Informatie over het werkverleden wordt nader

geïnventariseerd.

Als er wijzigingen zijn of nieuwe afspraken, dan wordt dit op de

kaart geschreven.

b. later in het zorgcontact

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Assessment en indicatiestelling kennen geen fasering. Er is

een kort gesprekje (geen intake) en daarna kan een cliënt aan

het werk, als hij of zij ingeroosterd is.

De zorg, dat wil zeggen het werken kent wel een fasering.

— Iedere cliënt begint met het vegen van de straat.

De werktijden zijn van 8 tot 16 uur. Als een cliënt deze

werkzaamheden goed uitvoert, zich aan de regelgeving van

Topscore kan houden, dan kan hij of zij in aanmerking komen

voor

— Vervolgens evt. ander werk.

Dit kan zijn: tuinonderhoud bij particulieren, folders

verspreiden, fietsenvervoer, koeriersdiensten, schoonmaken

bedrijfsterreinen, uitruimen en opknappen verwaarloosde

woningen.

Cliënten verschillen sterk in de duur die zij werk verrichten.

Sommige mensen werken maar één keer, andere werken er

jaren.

5. Doelgroep

— Werkloze

— drugsverslaafden.

— Ook mensen met psychiatrische problematiek zijn welkom.

Daar wordt extra op gelet.

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Algemeen:

— maatschappelijke participatie + [reactiveren]

— werk + Cliënten weer aan het werk krijgen

— werkritme + [leren krijgen]

— gevoel van eigenwaarde + [bewerkstelligen verhoogd]

— maatschappij + bewerkstelligen van waardering en erkenning door

— Taken uitvoeren + ja of nee, er is toezicht of taken uitgevoerd

worden

— Afspraken houden + ja of nee

— Samenwerking + ja of nee

Als cliënten bezig zijn met werken is er toezicht op of iemand zijn taken

uitvoert, er wordt gekeken of een cliënt zich aan afspraken kan houden

of hij/zij kan samenwerken e.d.

Aan de hand daarvan wordt overlegd of een cliënt kan doorstromen

naar ander werk, in de werkprojecten of uiteindelijk in een reguliere

baan.

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Topscore is geen concurrerend uitzendbureau, maar richt zich op

kortlopende arbeidsbemiddeling voor de moeilijk bemiddelbare groep

van werkloze drugsverslaafden.

— Cliënten die willen werken melden zich aan.

— Zij beginnen met het vegen van straten,

— daarna kunnen zij doorstromen

naar ander werk in een van de werkprojecten of uiteindelijk naar een

betaalde baan. Behalve Nora Storm zijn er vijf werkbegeleiders die

zorgen voor de organisatie (planning) en begeleiding van cliënten bij

het werk. Als het nodig is overleggen zij.

Naast werk kunnen ook

— budgetbeheer,

— kamerbemiddeling,

— maatschappelijk werk en

— reclasseringsvoorzieningen

worden aangeboden.

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

— Soms zijn er te weinig gebruikers om het werk aan te kunnen en

soms te veel

— Cliënten vinden het soms vervelend dat er meer op ze gelet wordt.

46. Topscore, uitzendbureau voor verslaafden

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 73

Page 89: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Maatschappelijk werk

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— methadonpost

— cliënt meldt zichzelf of via andere cliënten

— arbeid en scholing

— IKB

— SD

b. indicatiecriteria

— Hulpvraag + praktisch, [op gebied van] financiën,

huisvesting of eten / drinken

praktische hulpvraag op het gebied van financiën, huisvesting

of eten /drinken

c. contra-indicaties

d. instroomvoorwaarden en -procedures

Om hulp te kunnen krijgen moet de cliënt ingeschreven

worden c.q. staan bij de verslavingszorg

Verder is er geen vaste procedure. Als de hulpvraag duidelijk

is wordt er zo snel mogelijk mee aan de slag gegaan.

— Contact met hulpverlening; cliënt moet ingeschreven staan

of worden bij verslavingszorg

— cliënt mag geen psychiatrisch patiënt van streekziekenhuis

zijn

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

— behandeling en begeleiding

— IMC

— verslavingsklinieken

— opvangplaatsen (Leger des Heils)

— andere zorginstellingen (psychiatrisch ziekenhuis,

thuislozenteam)

b. vervolgtraject

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Het ‘addictis inschrijfformulier’ wordt ingevuld. Er wordt

informatie verzameld op het gebied van

— verslaving

— huisvesting

— financiën

b. later in het zorgcontact

— zie 3a

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

Er is geen duidelijke fasering aangebracht.

5. Doelgroep

De doelgroep bestaat uit verslaafden, waarvan ongeveer 80%

een lange hulpverleningsgeschiedenis heeft. Kenmerken van

deze groep zijn:

— woonsituatie onzeker

— werk, geen

— justitie, veel contact

— schulden

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

— huisvesting + [regelen]

— Schuldensanering

— eten en drinken + voorzien van

— Hygiëne + [verbeteren] door de cliënt te laten douchen

In ontwikkeling:

— voorlichting + over zaken als ‘schoon’ intraveneus

druggebruik, en hygiëne

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

De maatschappelijk werkster verleent praktische hulp op het

gebied van financiën, huisvesting en schuldsanering.

Inhoudelijke onderdelen zijn:

— Gesprekken

— Praktische zaken regelen

— Douchen

— Eten / drinken

— Verwijzingen

— Huisbezoeken

— Meegaan naar instanties, bemiddelen tussen cliënt en instantie

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

De verschillende zorgeenheden zouden beter op elkaar afgestemd

kunnen worden. Nu is het zo dat elke eenheid zijn eigen belangen

heeft waardoor er soms teveel eisen aan de cliënt worden gesteld.

— Betere afstemming zorgeenheden

11. TACTUS Hengelo, Enschede. Maatschappelijk werk Sociale Verslavingszorg.

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 74

Page 90: Op weg naar meetinstrumentarium voor de …Op weg naar meetinstrumentarium voor de verslavingszorg p. 4 gemakkelijk. Ook de GDZ is snel en gemakkelijk, maar hier lijkt de voornaamst

Herstel Sociaal Netwerk

1. Instroom van cliënten

a. verwijzende instanties

— Interne verwijzing vanuit een andere, eventueel parallelle,

zorgeenheid (voornamelijk werk of woonproject)

— Penitentiaire inrichting

— verslavingskliniek

— IMC

b. indicatiecriteria

— sociaal netwerk + weinig of slecht functionerend

— Middelengebruik + onder controle

— Middelenvrij + In principe, methadon is wel toegestaan

c. contra-indicaties

— Terugval + herhaalde

— psychiatrische problematiek + fors, vnl. psychotische

problematiek

d. instroomvoorwaarden en -procedures

— Cliënt wordt door zijn verwijzer verwezen.

2. Uitstroom van cliënten

a. mogelijke verwijzingen

Er vindt alleen toewijzing plaats binnen de verslavingszorg na

het HSN-traject. Mogelijke verwijzingen zijn:

— begeleid wonen, arbeidstoeleiding (paralleltraject)

— terugverwijzing na oorspronkelijke verwijzer bij herhaald

terugval in gebruik

b. vervolgtraject

Er is vaak sprake van een parallelle zorgeenheid gedurende

het HSN-traject. In veel gevallen is dat het begeleid wonen

traject of arbeidstoeleiding.

3. Informatieverzameling (assessment)

a. bij aanvang zorgcontact

Voor deelname aan het HSN-traject wordt er door de verwijzer

een screeningslijst ingevuld.

Hierin wordt naar informatie gevraagd op het gebied van:

— middelengebruik

— sociaal netwerk + sterkte van

— sociale vaardigheden

— woonsituatie

— dagbesteding

— sociale situatie

b. later in het zorgcontact

— sociaal netwerk + gedetailleerde beschrijving

— sociale netwerk + wensen van de cliënt m.b.t.

— aanvullende informatie + er wordt dieper ingegaan op de

bij a. genoemde gebieden

Na afsluiting van een HSN-traject wordt er nog een

evaluatieformulier ingevuld waarin door de cliënt kan worden

aangegeven hoe deze de hulp ervaren heeft. Daarnaast wordt

gevraagd naar de sociale situatie en de

verslavingsproblematiek zoals die is na het HSN-traject.

— Hulp + evaluatie na afloop hoe cliënt de hulp ervaren heeft

— Sociale situatie + evaluatie na afloop van contact

— Verslavingsproblematiek + evaluatie na afloop van contact

4. Fasering en tijdsduur assessment en zorg

— 1) Verwijzing, invullen screeningslijst

— 2) Kennismaking, uitleg en bedoeling van HSN duidelijk

maken

— 3) Intake waarin begin wordt gemaakt met de diagnose

van het sociale netwerk

— 4) Verdere diagnose en plan van aanpak maken

— 5) Evaluatie en bijstelling van plan van aanpak

De diagnose van de sociale situatie duurt 2-5 gesprekken. Het

uitvoeren, bijstellen en evalueren van het plan van aanpak

duurt tussen de 3 maanden en 2 jaar.

5. Doelgroep

De Doelgroep bestaat uit

— alcohol, ex-gebruikers

— drugs, ex-gebruikers

— sociaal netwerk slecht functionerend of niet bestaand.

— Leeftijd [vrijwel allemaal ouder dan 30 jaar]

— opleidingsniveau laag [over het algemeen]

6. Cliëntdoelen en voortgangscriteria

Hoofddoel:

— sociaal netwerk + [verbeteren]

— sociaal netwerk + [opbouwen / herstellen] zonder teveel

afhankelijkheid van hulpverlening

Zelf eigen netwerk van belangrijke personen opbouwen of herstellen

van contacten zonder teveel afhankelijkheid van de hulpverlening.

Subdoelen:

Het leren:

— sociale vaardigheden + [leren]

— hulp + leren vragen

— contact + onderhouden en verdiepen [leren]

— Sociale contacten + zicht krijgen op belang van, bijv. het verschil

tussen vrienden en kennissen leren onderscheiden

— Sociale contacten + concreet in contact brengen met kennissen /

familie, bijv. door het sturen van een kaartje, of door te bellen

7. Inhoudelijke onderdelen zorgeenheid

Het HSN-traject bestaat uit individuele contacten tussen cliënt en

hulpverlener. In de gesprekken wordt gekeken naar de sociale situatie

van de cliënt, de wensen die hij heeft t.a.v. zijn sociale netwerk en de

mogelijkheden. De frequentie van de gesprekken is in het begin eens

in de 14 dagen, na een tijd wordt dit afgebouwd naar eens per maand

enz. Soms zijn er in het traject ook kontakten met het systeem van de

cliënt.

— Individuele gesprekken

8. Binnen de zorgeenheid gehanteerde methodieken

HSN maakt gebruik van verschillende formulieren:

— Sociogrammen:

Deze bestaan uit een cirkel waarin de het sociale netwerk van de cliënt

wordt weergegeven en een cirkel waarin de gewenste veranderingen

kunnen worden weergegeven.

— Netwerkschema’s:

Hierin kunnen belangrijke personen en gewenste veranderingen

worden weergegeven.

— Actieboekje:

Hiermee wordt bijgehouden welke acties er gepland en ondernomen

zijn door de cliënt om gewenste veranderingen door te voeren.

9. Lacunes, toekomstige ontwikkelingen

Een punt van aandacht is dat de verschillende trajecten onderling goed

op elkaar moeten worden c.q. zijn afgestemd.

Daarnaast moet er in geval van terugval goede terugverwijzing

plaatsvinden.

— Afstemming trajecten

— Terugverwijzing bij terugval

13. TACTUS Deventer (IVS), Herstel Sociaal Netwerk

OSVI Verslag veldonderzoek en ontwikkeling instrument Bijlage 6: Uniforme beschrijvingen zorgaanbod 75