Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator)...

40
Onze kijk op Afrika is te negatief Kunst kan dokters beter maken Bijblijven op je vakgebied, je kennis verbreden en interessante evenementen en cursussen ontdekken. Dat is de belofte van Radboud Recharge, een nieuwe service van de Radboud Universiteit. Met in dit nummer een overzicht van activiteiten in dit lustrumjaar en een cursus voor nieuwe gemeenteraadsleden > zie katern Radboud Recharge magazine #55 INGRID VAN ENGELSHOVEN, MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERSCHAP ALS KROON OP HET WERK

Transcript of Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator)...

Page 1: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Onze kijk op Afrika is te negatief

Kunst kan

dokters beter maken

Bijblijven op je vakgebied,

je kennis verbreden en

interes sante evenementen en cursussen

ontdekken. Dat is de belofte van Radboud

Recharge, een nieuwe service van de Radboud

Universiteit. Met in dit nummer een overzicht

van activiteiten in dit lustrumjaar en een

cursus voor nieuwe gemeenteraadsleden

> zie katern Radboud Recharge

m a g a z i n e #55

INGRID VAN ENGELSHOVEN, MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERSCHAP ALS KROON OP HET WERK

Page 2: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

REDACTIONEEL Studenten vonden dat het niet kon, een universiteit zonder cultuur­centrum. Jarenlang knokten ze voor een plek met een volwaardig podium en een goede akoestiek in het hart van de campus. Al in 1995 publiceerde universiteitskrant KUnieuws, de voorloper van Vox, een artikel met de kop ‘Frustraties. Cultureel centrum terug bij af.’ Het zou tot 2013 duren tot er

op initiatief van cultuurkoepel CHECK weer schot in de zaak kwam. Er verschenen gelikte schetsen van een cultuurcentrum met theater­zaal, repetitieruimtes, vergaderzalen, een expositieruimte en een atelier, die net zo hard weer in de prullenbak verdwenen. Maar toen de managementfaculteit ging verhuizen van de Thomas van Aquinostraat naar het Gymnasion aan de Heijendaalseweg, werd de

colofon Radboud Magazine

is het kwartaalblad voor alumni en

relaties van de Radboud Universiteit

Alumnirelaties

Postbus 9102 | 6500 HC Nijmegen

Tel: 024­361 29 79

e­mail: [email protected]

Redactieadres

Afdeling Communicatie

Postbus 9102 | 6500 HC Nijmegen

Tel: 024­361 27 75

Fax: 024­361 287 4

[email protected]

Redactie

Paul van den Broek (bladcoördinator)

Medewerkers aan dit nummer

René ten Bos,

Jan Brabers,

Susanne Geuze,

Annemarie Haverkamp,

Jos Joosten,

Bea Ros,

Machiel van Zanten (eindredactie)

Fotografie

Dick van Aalst,

Bert Beelen,

Marjolein van Diejen,

Duncan de Fey,

Erik van ’t Hullenaar,

Rob Johannesma

Illustraties

Esther Aarts,

Miesjel van Gerwen

Vormgeving en opmaak

gloedcommunicatie, Nijmegen

www.gloedcommunicatie.nl

Drukwerk

Groen Media, Rotterdam

Redactieraad

prof. dr. Otto Boerman,

dr. mr. Maarten Hageman,

prof. dr. Margot van Mulken (voorzitter),

drs. Koen Overeem,

prof. dr. Floris Rutjes,

drs. Mascha van Vark

Adreswijzigingen

Alumnirelaties

Postbus 9102 | 6500 HC Nijmegen

Tel: 024­361 29 79

Fax: 024­361 60 22

[email protected]

m a g a z i n e #55

Page 3: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

foto

: dun

can de fey

coverfoto: remko de waal, anp

Minister Van Engelshoven ontmoet oud­ studiegenoot Interview vanaf pagina 6

Inhoud

droom van vele generaties cultuurminnende studenten dan toch werkelijkheid – zij het in afgeslankte vorm. Cultuurzaal ‘C’ was in februari van dit jaar een feit. Op de begane grond van het Gymnasion wordt gezongen, gedanst en toneelgespeeld. Eindelijk heeft de universiteit weer hart voor cultuur.Zie ook pagina 20 voor een beeldreportage van de nieuwe cultuurzaal en de faculteit.

12 Vriendenrubriek: het klikte vanaf het eerste college

14 ‘We weten onthutsend weinig over armoedebestrijding’

19 Boekenrubriek: wiskundige Klaas Landsman dook niet toevallig in het toeval

26 Artsen werken met houtskool om het lichaam te doorgronden

30 Exit Evert van Leeuwen: ‘Universiteit wordt productiemachine’

Bewogen oorlogsjaar 1943

herdacht met escape room

Zie pagina 35

Page 4: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

voorbestemd om een van onze VN­organisaties te leiden”, aldus hoogleraar Politicologie Marcel Wissenburg. Een stage bij de Wereldbank, een onderzoeks­project bij de Johns Hopkins University, gepromoveerd aan de universiteit van Harvard, mede­werker bij de Clinton Foundation: ze wist het in korte tijd ver te schoppen. Wissenburg: “We hopen dat ze een inspiratiebron zal zijn voor nieuwe studenten.” De officiële opening van de lounge, in bijzijn van onder meer Elifs moeder, is in mei.

RADBOUD UNIVERSITEIT

Carolien Roelants wint Leon WeckeprijsJournalist en Midden­Oosten­expert Carolien Roelants heeft de eerste Leon Weckeprijs gewon­nen. Die werd op 16 maart uit­gereikt door het Centrum voor Internationaal Conflict – Analyse & Management (CICAM). De prijs is in het leven geroepen als eer ­ betoon aan Leon Wecke (1932­2015) en zijn werk voor het CICAM en de Nederlandse samenleving. Elke twee jaar wordt de prijs toegekend aan iemand die in Nederland werkt en een kritisch en/of dwars geluid laat horen in de publieke discussie rondom oorlog, vrede en internationale politiek. Roelants was dertig jaar Midden­Oostenredacteur voor NRC Handelsblad en schreef diverse boeken over de regio, waaronder Saoedi-Arabië, de revolutie die nog moet komen.

genoeg was F.C. Donders van huis uit geen hersenwetenschap­per, maar oogarts. Hij werd beroemd binnen de neuroweten­schappen omdat hij de eerste was die psychische processen probeerde vast te leggen met behulp van experimenten.

STUDENTEN

Eerbetoon voor ElifOud­student politicologie Elif Yavuz kwam vijf jaar geleden om bij een aanslag in Nairobi. Nu wordt de studentenlounge in het nieuwe gebouw van de managementfaculteit naar haar vernoemd. Yavuz was niet zomaar een student. “Je voelde, ze is

ONDERZOEK

Herseninstituut viert geboortedag DondersPrecies tweehonderd jaar gele­den werd Franciscus Cornelis Donders, de man naar wie het Donders Instituut is genoemd, geboren. Het herseninstituut viert dat met een wetenschaps­symposium, publiekslezingen en een festival. Rond de geboorte­dag van F.C. Donders, 27 mei, vindt een wetenschappelijk con­gres plaats. Daarnaast verzorgt het instituut vier publiekslezin­gen over de hersenwetenschap en is er op 18 september een fes­tival over ethische vraagstukken van hersenonderzoek. Opvallend

tekst: paul van den broek & marlieke van schalkwijknieuwsRADBOUD UNIVERSITEIT

10.000ste promotie aan de Radboud Universiteit

De 10.000ste promotie aan de Radboud Universiteit is een feit. Op 23 februari promoveerde psychologe Sterre Simons op haar onderzoek naar stresssystemen bij kinderen. Rector Han van Krieken verraste haar met een aantal cadeaus en een speciale oorkonde. De eerste promotie vond plaats in 1924, toen Rein van der Velde promoveerde op zijn onderzoek naar Thessalische dialektgeographie, aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen. Dat was opvallend want Van der Velde was protestants. De eerste vrouwelijke promovendus aan de universiteit, Katrien van Munster, promoveerde in 1929 met haar proefschrift Die junge Ida Gräfin Hahn-Hahn.

foto

: marjo

lein van

diejen

‘WE PROBEREN DE ALLEDAAGSHEID

TE VERDRINGEN DOOR TE DOEN

ALSOF WE AVONTUREN

BELEVEN.’ FILOSOOF SIMON GUSMAN

SCHREEF – SAMEN MET COLLEGA ARJEN KLEINHERENBRINK – EEN BOEK

OVER HET AVONTUURLIJK LEVEN. TROUW, 21 FEBRUARI

4 radboud magazine 55

Page 5: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

RADBOUD UNIVERSITEIT

Zeven vrouwen hoogleraar met nieuwe subsidieUniversiteiten krijgen dankzij een nieuwe subsidie van de overheid de kans om honderd vrouwelijke hoofddocenten te promoveren tot hoogleraar. Deze zogeheten ‘Westerdijk Talenten­impuls’ is voor de Radboud Uni­versiteit goed voor zeven nieuwe hoogleraren. De benoemingen binnen dit nieuwe programma, genoemd naar de eerste vrouwe­lijke hoogleraar in Nijmegen, gelden voor vijf jaar. De Radboud Universiteit staat er met haar aandeel vrouwelijke hoogleraren (26,8 procent) al goed op in Nederland: het lande­lijk gemiddelde ligt iets beneden de 20. Alleen de Open Univer­siteit doet het nog beter, met ruim 29 procent vrouwelijke hoogleraren. De zeven nieuwe hoogleraren bestrijken het hele pallet van de universiteit, met onder meer twee nieuwe hoog­leraren aan de bèta­faculteit.

STUDENTEN

Carolus bestaat negentig jaarMet twee lustrumweken viert Carolus Magnus dit voorjaar zijn negentigjarig bestaan. In de

eerste week, begin februari, pre­senteerde de vereniging onder andere een expositie over de universiteit in de oorlogsjaren. De tweede week staat gepland in mei. Dan zullen verschillende feesten, waaronder een ‘geschei­den dag’, ‘geheime dag’ en een reünistenfeest plaatsvinden. Het thema van het achttiende lustrum

is dynastie. Want, zoals de ver­eniging op de lustrumwebsite schrijft: Carolus Magnus bestaat al negentig jaar uit ‘een opeen­volging van heersers die tot dezelfde familie behoren’.

RADBOUD UNIVERSITEIT

Minder studentikoosStudentensteden worden minder studentikoos, zo blijkt uit CBS­cijfers van begin dit jaar: bedroeg in 2014 het aandeel universitaire studenten op kamers nog 61 pro­cent, een jaar later – na invoering van het leenstelsel – liep dit terug naar 45 procent. De afname spoort met de cijfers van de gemeente Nijmegen, waar sinds 2015 een kwart minder 17­tot 21­jarigen staan ingeschreven. Carmen Quint, voorzitter van studentenvakbond AKKU: “Van

veel studenten hoor ik dat ze even willen afwachten voordat ze op kamers gaan. Ze willen door het leenstelsel toch sneller afstuderen.” Quint spreekt van een jammerlijke lijn, omdat “op kamers gaan echt een onderdeel is van je ontwikkeling”.

sahar noor, religiewetenschapper

Moslimvrouwen in de media

Sahar Noor promoveerde in februari op haar onderzoek naar de manier waarop Nederlandse en Vlaamse vrouwen omgaan met vroomheid, kennis en autoriteit binnen de Islam. In eerste instantie bleef het stil, maar de week voor haar promotie doken de media op haar promotie. Onder andere Trouw, het Algemeen Dagblad en De Morgen benaderden Noor voor een verhaal.

“Voor mijn promotie deed ik onderzoek naar de rol van Nederlandse en Vlaamse vrouwen binnen de Islam. Dat onderzoek was heel breed. Journalisten wisten niet goed hoe ze het konden verwerken in een verhaal. Maar toen ik zelf een aantal statements uit mijn onderzoek had gedestil­leerd die relevant zijn voor de islamdiscussie in Nederland, liep het ineens storm.In Europa is het heersende beeld nog steeds dat moslimvrouwen passief en minder ontwikkeld zijn. Dat beeld klopt niet. Veel Nederlandse moslimvrouwen zijn vrije, moderne mensen. Ze werken, zijn

moeder, zetten zich in voor de samenleving. Het was wel eens lastig om dat duidelijk te maken in de inter­views. Dan vroeg een journalist mij ‘Welke kant gaat het op: meer of minder hoofddoeken?’, terwijl het daar helemaal niet om gaat. Zo’n hoofddoek is gewoon een lapje stof. Zolang vrouwen zelf kiezen wat ze willen, zegt dat niets over hoe zelfstandig en geëmancipeerd ze zijn.Interessant is dat journalisten altijd anderen de maat nemen, maar soms onvoldoende slagen zelf

te reflecteren op de wijze waarop ze minderheden in beeld brengen. Daar

is nog veel werk in te doen, wat mij betreft. Gelukkig is mijn promotie uiteindelijk goedbezocht, en heb

ik veel verzoeken voor lezingen en gastcolleges gekregen. Ik kijk tevreden terug.”

foto

: marjo

lein van

diejen

foto

: bert beelen

5ko rt n i e u w s maart 2018

Page 6: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Ingrid van Engelshoven

6 radboud magazine 55

Page 7: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

‘Het minister-schap is de

kroon op alles wat ik gedaan

heb’

foto

: robin

van lo

nkh

uijsen

, anp

7maart 2018i n te rv i ew

Page 8: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

tekst: peter van der heiden

fotografie: erik van ’t hullenaar

“Ach ja, Stella Maris, daar begonnen we met de opleiding”, herinnert Ingrid van Engelshoven zich. De alumnus

beleidswetenschappen begon haar studie in 1984, toen nog onder de vlag van politi­cologie. Een jaar later vertrok het instituut uit het statige pand aan de Van Schaeck Mathonsingel naar de campus, naar de Thomas van Aquinostraat. Weer later scheidde bestuurskunde zich af van poli­ticologie om een eigen opleiding en later zelfs een eigen faculteit te worden. Een tamelijk brute scheiding indertijd, waar de studenten ook wel wat van meekregen: “Die beginperiode van bestuur en beleid was wat rommelig. Het leverde wél een pioniersgevoel op.” Van Engelshoven is de voorlopig laatste in een indrukwekkende rij van onderwijs­ministers met Nijmeegse roots. In 1948 was Theo Rutten de eerste, opgevolgd door misschien wel de bekendste: Jo Cals (1951­1963). Maar ook Jos van Kemenade (1973­1977), Gerard Veringa (1967­1971) en Loek Hermans (1998­2002) hadden banden met de Nijmeegse universiteit. De Radboud Universiteit als hofleverancier voor het ministerie van OCW dus. En staat de universiteit er een beetje goed op? “Met mij als minister hoeft de Radboud Univer­siteit zich absoluut geen zorgen te maken.” De keuze om politicologie in Nijmegen te gaan studeren, lag niet voor de hand. Allereerst omdat de familie Van Engelshoven een echte bèta­familie was, die voornamelijk bestond uit ingenieurs. “Ik was zelf ook een enorme bèta en heb heel lang gedacht: zo doen wij dat thuis. Pas in mijn eindexamenjaar heb ik een andere keuze gemaakt. Dat leidde tot teleurstelling bij vader Van Engelshoven, die er maar moeilijk van te overtuigen was

Ze kwamen elkaar tegen in 1984 als eerstejaars politicologie in Nijmegen: Peter van der Heiden, tegenwoordig columnist, politicoloog en Amerika­deskundige aan de Radboud Universiteit, en onderwijsminister Ingrid van Engelshoven. Een ont moeting in Den Haag na vijf maanden ministerschap. “Achteraf ben ik erg blij met mijn studiekeuze.”

dat politicologie een serieuze studie met een heus beroeps­perspectief was. “Een beetje kletsen en boekjes lezen, dat doe je voor je hobby”, vond haar vader. Het duurde een tijdje voor hij om was. “Hij had later, maar toen was ik echt al een heel eind verder, toch wel het gevoel dat ik echt iets geleerd had. Mijn minister­schap heeft hij helaas niet meer meegemaakt, maar wel mijn partijvoorzitterschap en wethouderschap. Toen was ook voor hem duidelijk dat je echt iets kunt met zo’n opleiding.”

Ondanks de bedenkingen van haar vader zette Van Engelshoven door. Daarmee kwam ze bij de volgende horde: de locatie. Het gezin Van Engelshoven woonde al jaren in België – wie het weet, hoort het nog vaag als ze praat – en haar blik ging daarom eerst richting Leuven. Ook daar kon je politieke en sociale weten­schappen studeren, maar die opleiding richtte zich vooral op de overheid als carrièreperspec­tief. Daar zou Van Engelshoven met haar Nederlandse natio­naliteit direct op achterstand staan en die nationaliteit inwisselen voor de Belgische, dat was “wel een ding”. Daarom ging de blik over de grens, naar Nederland – maar niet te ver. De grote rivieren waren toch wel de noordgrens en dus werd het Nijmegen. Daar woonde en studeerde al een zus, dus dat kwam mooi uit. Zo toog Van Engelshoven in 1984, vers van de Belgische middelbare school – waar ze

8 radboud magazine 55

Page 9: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

nog een uniform droeg – naar Nijmegen, om aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen te starten met politicologie; de meest alternatieve oplei­ding, gevuld met anarchis­ten, communisten en zelfs nog een verdwaalde student met hanenkam.

Beviel het een beetje? “Ik vond het prachtig. Kijk, ik zag het eigenlijk als opleiding om te gaan werken in de diplomatieke dienst of de interna­tionale samenwerking, maar die ambitie raakte steeds meer op de achtergrond. Al snel werd ik veel meer gegrepen door de Nederlandse politiek en het Nederlands bestuur, dáár gingen de grote discussies over tijdens de opleiding. Over verzuiling, politieke stromingen. Toen ik in mijn tweede jaar actief werd bij D66, al snel als afdelingsvoorzitter in Nijmegen, was de keuze voor de Nederlandse politiek snel gemaakt.Van de opleiding herinner ik me vooral de colleges van Leon Wecke erg goed, ik kan ze nog bijna horen. Maar de grote inspirator vond ik toch wel Grahame Lock. De manier waarop hij logica en argumentatieleer gaf, vond ik geweldig. Hij bracht heel veel praktijk in zijn colleges, door hem ging je de krant anders lezen. Hij leerde studenten kritisch te zijn op wat ze lazen, maar ook op wat ze zelf schreven, in ieder geval werkte dat bij mij zo. Het boek dat hij gebruikte, Logic, is een van de weinige uit die tijd dat ik nog altijd heb, en ook nog

'Met mij als minister hoeft de Radboud Universiteit zich geen zorgen te maken'

weleens opensla. Achteraf ben ik erg blij met mijn studiekeuze. Het is een opleiding waarin je heel goed processen en situaties leert analyseren. Dat doet mij denken aan een ander boek dat ik heb bewaard: Essence of Decision. Een prachtig boek waarin de Cubaanse rakettencrisis van drie compleet verschillende kanten wordt benaderd. Het heeft me geleerd dat er aan elk probleem en elke situatie meerdere kanten zitten. Die genuanceerde manier van kijken past ook politiek bij me. Wat voor mijn huidige werk erg handig is, is dat je tijdens de opleiding bestuurskunde ook leert hoe je beleidspro­cessen beïnvloedt. (Lachend) Nu is dat op een departement als minister niet zo heel moeilijk, maar je hebt ook met een buiten­wereld te maken, waar je af en toe moet kunnen sturen. Ook prettig: ik heb door

9maart 2018i n te rv i ew

Page 10: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

mijn opleiding heel goed in de gaten wanneer anderen mij proberen te beïn vloeden.” Hoe was het om als student in de jaren tachtig in Nijmegen te wonen? “Ik vond Nijmegen als studentenstad echt geweldig. Ik kom er nog vaak en graag. Tijdens mijn studie woonde ik op een fantastische centrale plek: Oranjesingel 7, op zolder. Ook handig dicht bij het stadhuis, waar ik veel kwam als afdelingsvoorzitter van D66. De meeste contacten, naast die met studie­genoten, had ik dan ook met lokale politici. Gelukkig werden in die tijd politieke discus­sies ook veel in de kroeg gevoerd, dus daar kwam ik ook weleens … Voor echt uitgaan had ik niet veel tijd, maar zo nu en dan ging ik wel naar Doornroosje.

'Jammer dat de discussie over Engels in het onderwijs met zo weinig nuance wordt gevoerd'

Ik ben bewust nooit lid geworden van een studentenvereniging. Ik vond het belangrijk om met allerlei mensen te kunnen omgaan en als je je ergens bij aansloot, sloot je vooral ook anderen uit. Er waren ontzettend veel hokjes. Je hoorde bij een bepaalde kring of niet en je werd niet geacht daartussen te bewegen. Daar had ik moeite mee. Door nergens lid van te worden, had ik heel uiteen­lopende vrienden: van Carolusleden tot mensen uit de kraak­beweging. Er liep heel veel interessant volk rond in Nijmegen in de jaren tachtig. Het kritische van de studentenpopulatie vond ik heel prettig. Al die avonden dat ik in de kroeg gezeten heb, het gíng altijd ergens over.”

Wat is het hoogtepunt van uw carrière tot nu toe? “Dat is toch wel de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Tijdens de aanloop ernaartoe was er in Den Haag een nek­aan­nek race tussen de PVV en D66, waarvan ik lijsttrekker was. Het zag er zelfs op de uitslagenavond nog een tijdje naar uit dat de PVV zou winnen en de grootste partij in Den Haag zou worden. Het moment waarop ik, om een uur of één die nacht, hoorde dat D66 de grootste was

geworden en de PVV ruim had verslagen, ja, dat zijn momenten in je leven die je nooit vergeet. Vergeleken met het ministerschap … het is natuurlijk fantastisch om minister te worden, alle dagen groot plezier, maar die verkiezings­avond in 2014 zal me altijd bijblijven. Dat geldt ook voor de verkiezingsuitslag van vorig jaar maart, toen D66 met negentien zetels in de Kamer kwam. Ik werd partijvoorzitter toen de partij meer dood dan levend was. Dat je dan als

10 radboud magazine 55

Page 11: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

LevensloopGeboren: Delfzijl, 1966. Studie: beleids­ en bestuurswetenschappen, Radboud Universiteit (1984­1989); Nederlands recht, differentiatie staats­recht, Universiteit Leiden (1990­1995). Loopbaan: beleidsmedewerker bij de Tweede Kamerfractie van D66 (1989). 1994­1996: secretaris van de Tweede Kamerfractie. Daarna adviseur bij de Nederlandse Orde van Advocaten en bij Pauw & Van Spaendonck. 2000­2004: hoofd Strategie, ministerie van Verkeer en Waterstaat. 2004­2008: directeur Stichting Verantwoord Alcoholgebruik. Daarna: partner Public Affairs en Corporate Communi­cation bij Dröge en Van Drimmelen. Politiek: 2007­2013: partijvoorzitter van D66. 2010: wethouder Onderwijs en dienstverlening voor D66, Den Haag. 2014­2017: wethouder Kennis­economie, Internationaal, Onderwijs en Jeugd, Den Haag. Maart 2017: lid van de Tweede Kamer voor D66. 26 oktober 2017: benoeming tot minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kabinet Rutte III.

kandidaat op de Kamerlijst meemaakt dat je partij het op een­na­beste resultaat ooit haalt, ja, dat zijn wel hoogtepunten. Maar het ministerschap is echt de kroon op alles wat ik tot nu toe gedaan heb.”

Is het leuk om minister te zijn? “Het is heel erg leuk om minister te zijn, het is geweldig! Ik hou van besturen – dat moet je wel echt leuk vinden. Ik ben ook een dossiertijger, weet van veel dingen graag veel. Sommige bewindslieden klagen over zware tassen, maar ik kan me met groot enthousiasme op de stukken storten en ze tot me nemen, analyseren en er iets van vinden. Ik heb ook echt iets met onderwijs. Als sociaal­liberaal is dat hetgeen waarin je mensen heel veel kunt meegeven, zorgen dat men­sen kansen krijgen. Als je daar iedere dag aan mag werken, is dat heel mooi. Het is een fantastische plek om te zitten.Het ministerschap is echt anders dan het wethouderschap van onderwijs, dat ik hiervoor vervulde in Den Haag. Het mechanisme van besluiten is wel redelijk hetzelfde, maar er zijn ook grote verschil­len. Het publieke vergrootglas, bijvoorbeeld. Alles wat je doet, krijgt wel ergens aandacht en je moet continu opletten wat je zegt en doet. Je publieke profiel is veel groter, dat is echt aanpassen. Ook de impact van je besluiten is veel groter. Je kunt als wet­houder van onderwijs heel veel, maar als minister ga je ook over de wettelijke kaders en de grote geldstromen. Dat is een grote verantwoordelijkheid, maar dat maakt het ook zo boeiend. Het gáát echt ergens over. Dit departement heeft een begroting van 36 miljard!”

Had u verwacht dat u minister zou worden? “Ik denk niet dat het veel mensen verbaas­de dat ik op het lijstje van Pechtold stond. Zelf wist ik natuurlijk ook dat de kans erin zat, maar je weet het nooit zeker, het moet allemaal maar net passen in de formatie. Je moet in de politiek nooit op iets rekenen,

maar toen ik uiteindelijk de vraag kreeg van Pechtold was het niet de grootste verrassing aller tijden.”

Waar liggen uw prioriteiten wat betreft de universiteiten? “Gelukkig hebben we 450 miljoen euro extra om uit te geven aan onderzoek en wetenschap. We zijn nog bezig met de invulling daarvan, maar ik vind het heel belangrijk dat het funda­menteel onderzoek versterkt wordt. Het is verontrustend om te zien hoe de private investeringen in fundamenteel onderzoek teruglopen. Nederland zit inmiddels behoorlijk onder het OESO­gemiddelde. Ik hoop dat de extra investeringen van het kabinet de private sector uitdagen om ook een steentje bij te dragen. Een volgende Ben Feringa, een volgende Nobelprijs, komt er niet als we niet juist in fundamenteel onderzoek investeren. Bèta­onderzoek in de breedte verdient daarnaast meer aan­dacht. En we hebben natuurlijk de natio­nale wetenschapsagenda. Die hebben we niet voor niks. Ik merk in de discussie in Europa dat Nederland als voorbeeld wordt gezien hoe je met breed draagvlak zo’n discussie kunt voeren. Een deel van die 450 miljoen zal besteed moeten worden om die nationale wetenschapsagenda uit te voeren.Iets heel anders: ik vind het jammer dat de discussie over Engels in het onderwijs met zo weinig nuance wordt gevoerd. Je bent voor of je bent tegen. Veel opleidingen zijn gericht op een carrière in een internatio­naal veld. Voor die studies is het natuurlijk verstandig om het onderwijs in het Engels te geven. Dan moet dat Engels wel van topkwaliteit zijn. “Tegelijkertijd moet inter­nationalisering ten dienste staan van de kwaliteit van het onderwijs. Bij sommige opleidingen is sprake van krimp. Om vol­doende geld uit de ruif te krijgen, moeten universiteiten de studentenaantallen op peil houden, maar als je alléén om die reden buitenlandse studenten gaat aan­trekken, ben je niet goed bezig.”

11maart 2018i n te rv i ew

Page 12: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Dedie Akkerman (51) was erbij toen Mascha van Vark (50) haar man leerde kennen in de UB. Mascha was er toen Dedie’s moeder overleed. De twee docenten Nederlands zijn niet alleen vriendinnen, maar ook collega’s.

Vrienden voor het

leven

tekst: annemarie haverkamp | foto: bert beelen

op tijd af, altijd voorbereid. Dedie is een fladderaar – soms in paniek als ze weer eens een nacht moet doorstuderen. Mascha is dan ook eerder afgestudeerd. Als Dedie bijna zover is, slaat het noodlot toe. Haar moeder overlijdt. “Mascha was er meteen”, vertelt ze. “Andere vriendinnen wisten er geen raad mee, maar Mascha kwam gewoon naar het huis van mijn ouders in Overasselt.”Het emotioneert haar en ze zwijgt even. Mascha neemt het over: “Ja, dat was pittig.” Twee jaar later overlijdt ook de vader van Dedie. Ze heeft op dat moment geen vriend en Mascha houdt haar stevig vast. Vraagt de begrafenisondernemer aan Dedie: “Moet de naam van uw vriendin ook op de rouwkaart?” De meiden lachen alweer. Die man had het verkeerd begrepen. Maar het zegt iets over hoe hecht de vriendschap is.Naast vriendinnen, zijn Dedie en Mascha ook al een jaar of tien collega’s. Allebei geven ze het vak Nederlands bij rechten aan de HAN. Dat was wel even spannend. Mascha: “Op het werk kunnen we heel anders reageren.” Maar het drijft ze niet uit elkaar. “We voelen elkaar aan.” Als de hond van Dedie op sterven ligt, is Mascha er meteen. En als Mascha op controle moet voor de borstkanker die haar leven een paar jaar geleden ontregelde, zit Dedie naast haar.

Ze volgen samen zelfs nascholingscursussen Nederlandse literatuur aan de Radboud Uni­versiteit; in de collegebanken treffen ze weer andere vrienden van vroeger. Dedie: “Meestal heeft Mascha de boeken al gelezen en leen ik ze van haar. Maar dit jaar ben ik braaf op tijd.”Mascha: “Ja, wat is er met je gebeurd?”

Leuven, half vijf ’s ochtends, ergens in 1991. In hun minirokken staan Dedie Akkerman en Mascha van Vark op de stoep bij de paters. De studenten komen uit de stad en zijn hun sleutels vergeten. Oeps, moeten ze aanbellen. Dedie vertelt: “Die man deed open in zijn pij en zei boos: dit kan dus echt niet!” Mascha giert het uit van het lachen. Ja, dat was wat zeg. “En het mooiste was”, gaat Dedie door, “we waren niet alleen. We hadden de politie bij ons.”De twee studenten Nederlands wonen op dat moment vijf maanden in Leuven voor een literaire stage. Boven de parochie huren ze een appartement. Politieagenten hadden hun gevraagd om een ID­bewijs, dat thuis lag. Mascha: “Ze hadden niks te doen en vonden ons wel leuk. In hun busje reden ze achter ons aan terwijl wij naar huis liepen.”Later verhuisden de studenten naar een obscuur huis in de stad. Niks deed het. Mascha: “Als ik koffiezette, ging volgens mij bij jou het licht uit.”Als Mascha en Dedie samen naar Leuven gaan, zijn ze al een paar jaar bevriend. Het klikt meteen als ze tijdens het eerste college naast elkaar zitten. Ze gaan samen in het bestuur van de studievereniging en gaan samen uit. Dedie is er zelfs bij als Mascha de man leert kennen met wie ze dertig jaar later nog altijd samen is. Dedie: “Het was in de UB. Mascha zei ‘kom, we moeten bij de trap gaan staan, want hij komt zo naar beneden’.” ‘Hij’ was een knappe geschiedenisstudent in een zwart leren jack, op wie Mascha een oogje had. Ze kende zijn schema en wist precies wanneer ze waar moest zijn om hem ‘toevallig’ tegen te komen.Mascha is een gestructureerde student. Alles

12 radboud magazine 55

Page 13: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Uw Radboud­vriendschap ook in deze rubriek? Mail naar de redactie: [email protected]

MASCHA VAN VARK (LINKS) STUDEERDE EERST TWEE JAAR SPAANS, DAARNA NEDERLANDS (1988 - 1992).WERKZAAM ALS DOCENT NEDERLANDS OP DE HAN.DEDIE AKKERMAN DEED EERST TWEE JAAR SOCIALE ACADEMIE, DAARNA NEDERLANDS (1988 - 1993). WERKZAAM ALS DOCENT NEDERLANDS OP DE HAN (NET ALS MASCHA).

v r i e n d e n

mascha en dedie bij café eten en drinken in nijmegen

‘Andere vriendinnen wisten er geen raad mee, maar Mascha kwam gewoon’

13maart 2018

Page 14: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

In Afrika gaat het niet zo slecht als u denkt

14 radboud magazine 55

Page 15: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Tijdens haar bezoeken aan Afrikaanse landen zag journalist Mirjam Vossen hoe de armoede daalt, onder meer dankzij ontwikkelingshulp. Tegelijkertijd hoorde ze steeds meer Nederlanders zeggen dat Afrika steunen geen zin heeft. Haar verontwaardiging daarover leidde tot een promotieonderzoek naar armoedeberichtgeving in de media. tekst: susanne geuze | illustratie: esther aarts

15maart 2018we te n s c h a p

Page 16: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Verontwaardigd is ze. Misschien zelfs een beetje boos. Met lede ogen ziet Mirjam Vossen toe hoe de Nederlandse politiek steeds minder heil ziet in ontwikkelings­samenwerking. Hoe steeds meer burgers

vinden dat de geldkraan dicht moet. Hoe hulppro­gramma’s voor Afrikaanse landen worden stopgezet. “Al dat cynisme komt voort uit de basisgedachte dat er geen vooruitgang is. Dat beeld – je gooit geld in een bodemloze put – klopt gewoon niet. Die vooruitgang is er wél.”Het gaat veel beter met ontwikkelingslanden dan we denken, wil ze maar zeggen, júíst dankzij hulp­programma’s. Vossen (1965) schrijft als freelance­journalist al jaren over ontwikkelingssamenwerking en mondiale armoede. Als expert mengt ze zich in de publieke discussie over die onderwerpen. In januari promoveerde ze aan de Radboud Universiteit, op een studie naar beeldvorming van armoede in ontwik­kelingslanden en de invloed van de media daarop. Haar verontwaardiging ontstaat als ze vanaf 2005 drie keer een periode in Malawi woont. “Ik zag hoe daar heel goede dingen gebeurden met ontwikkelingsgeld. Een vriendin van mij verloor twintig jaar geleden haar man aan aids; zelf heeft ze dankzij hulpfondsen nu al vijftien jaar medicijnen, het gaat goed met haar. Tegelijkertijd zag ik hoe de discussie over ontwikke­lingssamenwerking in Nederland almaar zuurder en cynischer werd. Er ontstaat een steeds grotere spagaat

tussen de vooruitgang daar en hoe wij in het Westen over ontwikkelingslanden denken. Dat fascineerde me. Ik dacht:

wat hebben de media daarmee te maken? Want daar haalt

het doorsnee publiek in Europa zijn informatie vandaan.”

hongerbuikjeDe cijfers liegen er niet om: slechts 14 procent van de Nederlanders

weet dat de extreme armoede in de wereld de afgelopen jaren sterk is gedaald. “Onthutsend weinig”,

vindt Vossen. Ze begint haar onderzoek daarom

met de vraag: wat krijgt de gewone, door snee Europeaan mee van armoede in ontwikkelingslanden? “Ik had steeds mijn moeder voor ogen. Wat krijgt zij mee, zon­der dat ze daar speciaal moeite voor doet?”Vossen bekeek berichten van zowel nieuws­media als ontwikkelingsorganisaties. Samen met een groep (oud­)studenten onderzocht ze welke ‘frames’ terugkomen in de berichtgeving. “Een frame is een meta­boodschap over een bepaald onder­werp”, legt ze uit. “Een manier waarop of perspectief van waaruit je een onderwerp kunt belichten.” Over armoede zijn er negen frames, zoals ‘het slachtoffer’, waarbij mensen als ‘zielig’ worden afgebeeld. “Maar ook vooruitgang, sociale rechtvaardigheid en bad governance: het idee dat armoede te maken heeft met leiders in ontwikkelingslanden die corrupt en dictatoriaal zijn.”Naast haar framingonderzoek stelt Vossen drie vragen. Ten eerste: hoe vaak zien we eigenlijk dat expliciete beeld van het kindje met een hongerbuikje? Ten tweede: wat is de tone of voice in de berichten: legt die nadruk op problemen of juist op wat al is gebeurd of bereikt? En tot slot: is het Westen verantwoordelijk voor betere berichtgeving of ligt die taak bij de lokale mensen en landen zelf?Wat betreft dat hongerbuikje ontdekte ze iets opvallends. Ze keek naar berichtgeving in Nederland, Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk. “Die zielige slachtofferbeelden zijn er in Engeland nog veel, maar in Nederland en Vlaanderen zie je zulke expliciete foto’s niet of nauwelijks meer. De meeste hulporganisaties en kranten gebruiken wél het slachtofferframe, maar ze ondersteunen hun verhaal met neutrale beelden. Het idee bestaat soms dat we overspoeld worden met schrijnende beelden uit Afrika. Maar dat is niet zo.”

afhankelijkSchokkender vindt Vossen haar bevinding hoezeer berichtgeving de afhankelijkheid van mensen in ontwikkelingslanden bena­drukt. “Ja, daar schrok ik echt van. Ik zag

16 radboud magazine 55

Page 17: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

NICKY BOR (1990) studeerde in 2015 af in Ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit. Ze werkt als pro-grammamanager bij het Liliane Fonds, een organisatie die zich inzet voor kinderen met een handicap in ontwikkelingslanden. “Ik herken veel van Mirjams conclusies. Het klopt dat de behaalde resultaten bij de meeste organisaties niet vooropstaan in de berichtgeving en ik geloof daarnaast dat lokale betrokkenen te weinig aan het woord komen. Ook al zijn het vaak prachtige initia­tieven en zijn het de lokale contactpersonen die het verschil maken, ontwikkelingsorgani­saties spreken toch vaak óver de lokale orga­nisatie, de contactpersoon of het kind. Zo lijkt het of ontwikkelingslanden zelf niks doen om het daar beter te maken.Qua resultaten is een probleem dat hulp van buitenaf geen dominante factor is. Het kan functioneren als katalysator, maar binnen­

landse factoren zullen het uiteindelijk moeten doen. Dat kan het lastig maken om de behaal­de resultaten aan jouw organisatie toe te schrijven. Het werkelijke plaatje van armoede­bestrijding en ontwikkeling is vaak een stuk complexer.Ook herken ik haar zorgen over het draagvlak voor armoedebestrijding en internationale samenwerking. Ik merk het bijvoorbeeld als ik anderen vertel over mijn werk; dan hoor ik veel twijfel over het nut van ontwikkelings­samenwerking. Volgens Mirjam wordt dat onder andere veroorzaakt door het slacht­offer­frame: de gedachte dat mensen slacht­offer zijn van tragische omstandigheden buiten hun schuld en dat je die toch niet kunt veranderen. Ik geloof dat het anders kan. Bij het Liliane Fonds praten we bijvoor­beeld nooit over ‘gehandicapte kinderen’, maar over ‘kinderen met een handicap’. De kracht

van het kind staat altijd voorop. Die kinderen kunnen namelijk zóveel. Het zijn vechters, ze hebben alleen een steuntje in de rug nodig. Dat is anders dan wanneer je zegt: kijk, dit kindje is zielig, zonder jou is het machteloos. Mirjams onderzoek is een goed begin om iedereen in de sector nog bewuster te maken van het beeld dat wordt neergezet. Niet dat ontwikkelingsorganisaties daar totaal niet mee bezig zijn – er wordt echt wel nagedacht over de juiste communicatiestrategie – maar het blijft zoeken. Natuurlijk wil je bij werving van donaties ook de urgentie laten zien die er ondanks de vooruitgang vaak is. Het onder­zoek heeft mij in elk geval aan het denken

gezet. Ik hoop dat we als sector gezamenlijk een bijdrage kunnen leveren aan een positievere beeldvorming

over ontwikkeling.”

het vooral bij ontwikkelingsorganisaties: hun spotjes leggen keer op keer de nadruk op hoe nodig de hulp uit het Westen is. Ze brengen nauwelijks in beeld wat men­sen in ontwikkelingslanden zélf doen om het daar beter te maken.”Hulporganisaties berichten bovendien vooral over wat nog moet gebeuren, wat ze nog gaan doen en welke doelen ze willen behalen, signaleert Vossen. Kortom: ze laten de problemen zien. “Bijna nooit krijgen wij als burgers te horen wat er van alle inspanningen terechtkomt.”Dat is natuurlijk ook lastig, geeft ze toe. “Die campagnes zijn bedoeld om geld op te halen. De communicatiebudgetten zijn beperkt, dus als je kunt kiezen tussen terugkoppelen wat je hebt bereikt of een campagne optuigen voor nieuwe fondsen­werving, ga je voor het laatste. En toch: in hooguit een op de acht spotjes zie je bijvoorbeeld naast westerse helpers een

lokale groep boeren die in actie komt, of een verhaal over een gewone Afrikaan die initiatief toont. Ngo’s hebben allemaal de mond vol van hoe belangrijk lokaal eige­naarschap is, maar in hun spotjes laten ze het nauwelijks zien.”En journalistieke berichten dan? Die zijn drie keer zo vaak negatief als positief, blijkt uit de studie van Vossen. “Op zich niet ver­rassend”, zegt ze, “maar wel een punt van aandacht. In 60 procent van de berichten ligt de nadruk op het negatieve, tegenover

‘Bijna nooit krijgen wij als burgers te horen wat er van alle inspanningen terechtkomt’

20 procent positieve berichten. Dus er wordt heus wel positief geschreven, maar die berichten sneeuwen onder in het totaal.”De negatieve berichtgeving leidt tot de vraag: weten jour­nalisten die schrijven over ont­wikkelingslanden wel hoe het daar in werkelijkheid is? Klopt hun beeld wel? Vossen: “Dat blijkt wel degelijk het geval. 72 procent van de journalisten in

17maart 2018we te n s c h a p

Page 18: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

HANS ARIËNS (1960) studeerde van 1979 tot 1988 aan de Radboud Universi-teit. Hij is medeoprichter en redacteur van OneWorld, een journalistiek tijdschrift over duurzaamheid, migratie en mensenrechten.

“De uitkomsten van dit onderzoek zijn voor mij niet erg schokkend of verrassend. Sterker nog, ik denk dat het belang van ontwikkelings­samenwerking – in de zin van: wij geven geld en helpen met de ontwikkeling van arme landen – überhaupt is afgenomen. Daar kun je verdrietig over zijn, maar ik vind het een goede zaak. We gaan steeds meer de kant op van economische samenwerking. Dat is veel gelijkwaardiger. Hulp brengt al gauw afhankelijkheid met zich mee.Vanuit mijn vakgebied ken ik Mirjam al lang en ik heb veel waardering voor wat ze doet. Ze bedrijft construc­tieve journalistiek, die

mijn onderzoek weet best dat de armoede daalt. Tegenover dus 14 procent van alle Nederlanders. Tegelijkertijd ontdekte ik dat het eigen beeld van journalisten over ont­wikkelingslanden nauwelijks wordt weerspiegeld in de stukken die ze schrijven.” Naar eigen zeggen laten jour­nalisten zich leiden door de

nieuwswaarde van hun onderwerpen en door wat bronnen hun vertellen. “Dat zit ingebakken in de journalistieke werkwijze. Nieuws is nu eenmaal datgene wat plotse­ling en onverwacht is. Je antenne is als journalist gericht op drama en conflict. Dan kun je als buitenlandcorrespondent wel weten dat de werkelijkheid divers is, maar als je moet kiezen waar je je aandacht op vestigt, ga je toch weer voor die losge­barsten machtsstrijd tussen twee leiders.”

onbegrijpelijkDie journalistieke routines zijn een probleem, concludeert Vossen. “Het is

absoluut niet zo dat journalisten dingen schrijven die niet waar

zijn of dat ze ons bewust een negatief beeld aanpraten. Elk verhaal op zich klopt. Maar als je kijkt naar de

optelsom van die journalistieke verhalen én de campagnes van organisaties, dan ontstaat een beeld van ontwikkelings­landen met een sterke hang naar het negatieve. En dat vertaalt zich in de beleving van het publiek.” Hoe kan het anders? Zowel journalisten als ontwikkelingsorganisaties moeten hun verantwoordelijkheid pakken, stelt Vossen. “Eigenlijk is het onbegrijpelijk hoe weinig aandacht organisaties schenken aan de resultaten van hun eigen werk. Op lange termijn ondermijnen ze hun eigen draag­vlak. Mensen denken: ik doneer niet meer, dat heeft toch geen zin. En ik denk dat we als journalisten opnieuw moeten naden­ken over wat we nieuwswaardig vinden. Natuurlijk kunnen we discussiëren over het nut van ontwikkelingshulp. Maar die discussie moeten we wel voeren op basis van feiten.”

niet alleen maar signaleert maar ook mee­werkt aan oplossingen. Beide doet ze erg betrokken, met deskundigheid en liefde. Toch denk ik dat sommige factoren in haar onderzoek te weinig worden belicht. Volgens mij heeft het afgenomen draagvlak voor ont­wikkelingshulp niet zozeer te maken met de rol van media of ngo’s, maar met het maat­schappelijk klimaat van toenemend populis­me. We trekken ons terug achter de dijken en zijn meer gericht op ons eigen belang. Ik denk ook dat Mirjam de vooruitgang die er is, te makkelijk toeschrijft aan ontwikkelings­samenwerking. Afnemende armoede heeft veel meer te maken met de economische opkomst van China, India en Brazilië, en met stijgende grondstoffenprijzen in Afrika. Investeringen uit het Westen in zulke landen zijn vele malen groter dan wat we overmaken

aan ontwikkelingssamenwerking.Dat wil niet zeggen dat we moeten ophouden met alle hulp. Zeker als je kijkt

naar het medische vlak is er veel bereikt en als het gaat om noodhulp kun je inderdaad laten zien hoeveel mensen je hebt gevoed of onderdak hebt gegeven. Maar het blijft lastig om te zeggen wat een hulp­euro precies oplevert.Ik zie wel dat er nu anders over Afrika wordt geschreven dan een aantal jaren terug. Toen was het the lost continent, nu is het Africa rising. Soms zelfs op het overdrevene af. Aan de andere kant is er ook gewoon nog veel ellende en zijn er vergeten conflicten. Denk aan Darfur en Congo. Deels heeft die ellende te maken met ons consumptiepatroon: de gewapende strijd wordt gefinancierd uit de opbrengst van metalen die nodig zijn om onze mobieltjes te maken. Daar mag best veel meer aandacht voor komen.”

18 radboud magazine 55 we te n s c h a p

Page 19: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Hij was in 2016 actief bij de Week van het Toe­val aan de Radboud Universiteit, nu verschijnt zijn boek Naar alle onwaarschijnlijkheid. Hoog­leraar Mathematische fysica Klaas Landsman: “Het schrijven is een aangename verslaving.”

Toeval heeft u niet meer losgelaten? “Het is na die Week van het Toeval steeds blijven borrelen, maar pas na een paar publiekslezingen, een halfjaar later, besloot ik er een boek over te schrijven. Mai Spijkers van Prometheus had me al jaren eerder om een boek gevraagd en dat inspireerde me om het thema verder uit te werken.

Heeft u door het schrijven een vinger kunnen leggen op wat toeval is? “Integendeel. Gaandeweg het schrijven werd mijn idee versterkt dat er juist geen definitie van toeval bestaat. Veel mensen noemen het voorbeeld dat ze op vakantie bij toeval die en die zijn tegengekomen, maar dat is coïnci­dentie – iets dat me niet zo interesseert en waarmee ik in het eerste hoofdstuk afreken. Ik heb daarnaast gekozen voor vijf invalshoeken: toeval in de kosmos, in de kwantumme­chanica, in de biologie, in de vrije wil en ten slotte in de his­torische figuur van Jezus. Waar ik nu een beetje tegenop zie, is dat een recensent in het boek geen samenhang ontdekt.”

Die samenhang is er wel? “Zeker, vooral dankzij het hoofd­stuk over toeval en biologie. Dat verbindt de mens met de kosmos. Tijdens het schrijven overleed mijn vader aan een bijzonder carcinoom in de twaalfvingerige darm, terwijl in zijn familie tot dan toe geen enkele vorm van kanker voor­kwam. De medische wetenschap is er steeds meer van door­drongen dat de meeste vormen van kanker puur toeval zijn, alleen bij huid­ en longkanker speelt gezond of ongezond leven een grote rol. Ik vind dat wel troostend: mijn vader was al 91 en kon er echt niks aan doen. Als je maar lang genoeg leeft, ga je ooit dood aan kanker. Pure biologie.”

Heeft u een bijzondere schrijfplek? “Midden in de woon­kamer aan tafel, met polyfone koormuziek uit de renaissance om me heen. Ik probeer elke dag om vier uur thuis te zijn en dan begint mijn geluk: kop thee, chocolade, schrijven. En dat duurt dan tot een uur of tien.”

En de katten zijn deel van dit geluk? “Ja, die zijn er bijna altijd bij: een aan mijn voeten, een op het bureau. Ze leiden me op een aangename manier af. Doordat ze me af en toe storen, verbreken ze het monotone proces. Ik lees dan even terug en herschrijf wat, dan wordt het beter. Zonder katten en kinderen is schrijven maar een eenzaam proces.”

“Toeval is een onderdeel van dit grote mysterie, temeer daar het ondanks alle pogingen om het te beschrijven uiteindelijk ongrijpbaar blijft.” (p. 230).

Boek,zweet entranen

tekst: paul van den broek | foto: duncan de fey

Klaas Landsman. Naar alle onwaarschijnlijkheid. Uitgeverij Prometheus.

19maart 2018

Page 20: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Nieuw leven faculteit ma

20 radboud magazine 55

Page 21: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Nieuw leven faculteit maDe Faculteit der Managementwetenschappen onderging aan het begin van dit jaar een ware metamorfose. De door velen als wat bedompt ervaren huisvesting aan de Thomas van Aquinostraat werd ingeruild voor een gebouw van moderne, transparante snit. De open en levendige sfeer is nog kracht bijgezet met het ook al nieuw geopende cultuurcentrum van de universiteit. Deze zaal C (als het Engelse see) heeft als entree dezelfde hal als de faculteit, een ruim bemeten dorpsplein met bar dat ook toegang biedt tot het sportcentrum.fotografie: marjolein van diejen

21

Page 22: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

managementwet enschappenin uitnodigend gebouw

22 radboud magazine 55

Page 23: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

managementwet enschappen

23maart 2018

Page 24: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

column mensbeeld

Niet lang geleden kreeg ik een brief van een lezeres. Ze bekende dat ze mijn boeken uitermate deprimerend vond. Al dat klimaatgedoe, al dat uitsterven, al die complexiteit. Ze vroeg zich af of ik met dergelijke sombere vergezichten nog wel verder kon en wilde leven. Ik heb een negatief mensbeeld, zei ze. Ik vatte het op als een opdracht en moest over mijn mensbeeld nadenken. Ik dacht eerst aan Donald Trump. Hij is een interessant mens, waarschijnlijk omdat hij vergeten is dat hij een mens is.Ik dacht aan Mies Bouwman. Mies was een interessant mens, waarschijnlijk omdat ze nooit vergeten is dat ze een mens was. Mijn moeder keek altijd naar haar programma’s. Daarom had ik een hekel aan Mies. Maar eigenlijk had ik geen hekel aan Mies, maar aan haar programma’s. Mies zelf was in een enkel woord fantastisch. Wijsheid komt met de jaren.Ik dacht aan Adam Maher, ooit een groot voetbaltalent, maar nu bij een degradatiekandidaat uit Enschede beland. Hij is ook een interessant mens. Hij heeft een beschaafd soort droefheid, waarbij empathie en professionalisme om voorrang strijden. Jazeker, een teamgenoot lag in de kleedkamer met een gebroken been te creperen van de pijn, maar dat mag onder geen enkele voorwaarde een verklaring bieden voor wederom een ontluisterende nederlaag.Ik dacht aan Thomas Hobbes, de grote staatsfilosoof uit de twintigste eeuw, die dacht dat de mens een door passies beheerst wezen was en daarom niet te vertrouwen. Hij is

René ten Bos is hoogleraar Filosofie van de Managementwetenschappen en Denker des Vaderlands.

interessant omdat hij ondanks zijn mensbeeld zelf de belichaming van goedheid leek te zijn.Ik dacht aan nog heel wat meer mensen, maar mijn mensbeeld werd er niet duidelijker op. Ik begon dus na te denken over mensbeelden zelf. Mensen, las ik laatst, zijn proteïnecomputers, vleesmachines, niets anders dan instrumentalistische systemen van prikkels en reacties. Ik vond dit geen bevredigend mensbeeld. Ik zag Trump, Bouwman, Maher en Hobbes niet op deze manier. Maar hoe ik ze precies zag, wist ik ook niet. Ik dacht aan bekenden en aan geliefden. Ik dacht aan hoe zij zouden nadenken over hun mensbeelden. Kon ik hun mens­beelden begrijpen?Ik begon langzamerhand naar een conclusie te neigen. De filosoof Wittgenstein schrijft ergens dat we het denken van anderen misschien wel kennen, maar niet het denken van onszelf. Ik voelde de troost bij deze gedachte door mijn proteïnemachine vloeien. Het is alsof ieder mens­beeld verdraaid wordt omdat je geen zelfbeeld hebt. Onwetendheid heeft altijd iets troostrijks. Maar toen dacht ik weer aan die lezeres. Hoe kan ik haar enigszins opvrolijken, vroeg ik me af. Zeggen dat ik het ook niet weet met die mensbeelden, gaat waarschijnlijk niet werken.En toen zag ik het ineens voor me: ik zag een vrouw die een brief schreef. Hoe lang is het geleden dat ik een echte brief kreeg in plaats van een aanmaning? Mijn mensbeeld is vanaf nu onmiskenbaar epistolair. We zijn niets anders dan brieven naar elkaar.

24 radboud magazine 55

Page 25: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

tekst: annemarie haverkamp | foto’s: rob

johannesma

25maart 2018co lum n

Page 26: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Hoe de kunstenaar

de dokter beter maakt

gerben lassche bij de expositie van ‘de kunst van kijken en zien voor de medische professie’ in het radboudumc.

foto

: bert beelen

26 radboud magazine 55

Page 27: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Het klinkt zo logisch: patiënt komt spreek­kamer binnen, dokter observeert patiënt tot in detail. Toch gaat het niet altijd zo. Gerben Lassche is sinds april basisarts. Het zal heus voorgekomen zijn, bekent

hij, dat hij patiënten met bijvoorbeeld buikklachten op zijn onderzoekstafel heeft gehad, zonder dat hij op hun huid lette. En dat terwijl je aan de huid zoveel kunt aflezen. Blauwe plekken kunnen duiden op een auto­immuunziekte, om maar iets te noemen.Het zal de jonge arts nu niet meer gebeuren. In het laatste jaar van zijn opleiding geneeskunde volgde hij het vak ‘De kunst van kijken en zien voor de medische professie’. Een van de dingen die hij leerde: kijken. En dan écht kijken. Lassche: “Als een kunstenaar naar een schilderij kijkt, kan hij niet veel meer doen dan obser­veren. Zijn de anatomische verhoudingen juist? De schaduwen? Klopt het perspectief? Wij medici hebben een heel scala aan technieken dat we kunnen inzet­ten.” Een dokter kan, behalve observeren, luisteren naar de patiënt en overgaan tot inwendig onderzoek. De vraag is: past de arts al die mogelijkheden ook toe?

geen studiepuntenHet Radboudumc is het eerste academische ziekenhuis in Nederland dat het keuzevak – in samenwerking met kunstenaars – heeft geïntroduceerd. Zeven zaterdagen

achter elkaar, een vrijwillige module die geen studie­punten oplevert. Zo’n zestig artsen in spe hebben de afgelopen twee jaar meegedaan en deze winter is het vak geëvalueerd. De conclusie: doorgaan (zie kader op pagina 28). Eind mei start een derde cyclus voor geneeskunde studenten.Het concept van kijken naar kunst komt uit Amerika. Op Amerikaanse universiteiten is het al niet meer bij­zonder dat geneeskundestudenten met een historicus naar het museum gaan om kunst te kijken. In de Verenigde Staten volgen zelfs politieagenten zulke museumlessen. Het idee: door op de details in de kunst te letten, kun je ook op een plaats delict beter observeren.Lassche deed in 2017 mee aan de tweede editie van het vak. Hij meldde zich aan omdat hij zijn horizon wilde verbreden, vertelt hij bij een foto­expositie van de cursus in het Radboudumc. “Ik kom normaal gesproken totaal niet met kunst in aanraking. Het was helemaal nieuw en ik dacht: hier kan ik iets aan heb­ben. De namen van de kunstenaars die ons les zouden geven, kende ik niet eens.”Een van de eerste opdrachten die Lassche van de kunstenaars Hans Aarsman en Roy Villevoye kreeg, was: in een museum tien minuten naar een schilderij kijken en dan ‘blind’ opsommen wat je hebt gezien. Opmerkelijke uitkomst: iedereen ziet iets anders.

Word je een betere arts als je samenwerkt met kunstenaars? De Radboud Universiteit en het ziekenhuis denken van wel.

Geneeskundestudenten kunnen sinds twee jaar het keuzevak ‘De kunst van kijken en zien voor de medische professie’

volgen. Ze gebruiken niet alleen hun ogen, maar ook bijvoor­beeld houtskool om zelf een naaktmodel te tekenen.

tekst: annemarie haverkamp

27maart 2018

Page 28: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Niet alle dokters hebben oog voor dezelfde details.Bij een opdracht op een volgende zaterdag moesten de studenten een bekende ruimte in gedachten nemen – hun studenten­kamer of de kinderkamer thuis – en die uit het hoofd op papier zetten. “Wat we niet konden tekenen, mochten we beschrijven”, vertelt hij. Bij deze opdracht was kunste­naar Jan Rothuizen de ingehuurde docent. Hij is bekend van zijn pentekeningen van steden en ruimtes. Zijn illustraties gaan altijd gepaard met uitlegtekstjes. Wat wilde hij de studenten bijbrengen aan de hand van deze opdracht? “Belemmer jezelf niet”, zegt Rothuizen aan de telefoon vanuit Amsterdam. “Dat is het inzicht dat ik ze wilde geven. We zijn geneigd te denken in categorieën. Als je naar een schilderij kijkt, doe je dat op een bepaalde manier. Je bent gepreoccupeerd met hoe je je aan­dacht verdeelt. Nu vroeg ik de studenten juist: voeg aan de feitelijkheden ook subjectieve dingen toe.”

Teken wat je niet kunt beschrijven, beschrijf wat je niet kunt tekenen. Met die opdracht aan geneeskundestudenten hoopte Rothuizen een automatisme te doorbreken. “Het automatisme is dat je al iets invult. Meestal als je dit en dit ziet, is de uitkomst dat en dat. Artsen hebben maar weinig tijd en moeten presteren. Ik begrijp dat het dan zo gaat.”

tijdgebrekGerben Lassche vond het een leerzame opdracht. Sommige aandoeningen laten zich moeilijk beschrijven, zoals huid­

Patiënten krijgen een rol in derde editie kunstvakLet Geerling is hoofd van het beeldende­kunstprogram­ma van ziekenhuis en universiteit. Zij las een aantal jaren geleden een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde over positieve ervaringen met kunstobservatie in medische curricula. Aan Amerikaanse universiteiten deden ze dat al. “Dat inspireerde mij om in Nijmegen iets soortgelijks op te zetten”, vertelt ze. Geerling trok samen op met oogarts Jan Keunen en onder­wijs onder zoeker Jur Koksma. Ze kwamen met een plan. Geerling vertelt dat Nijmegen een stap verder gaat. “Hier kijken we niet alleen naar kunst, maar werken we ook samen met kunstenaars. Zij ontdekken op hun beurt nieuwe dingen door het werken met studenten. Een voorbeeld is de expositie die Rob Johannesma sinds januari heeft in het Radboudumc. De masterclass heeft geleid tot nieuw werk.”Afgelopen winter is ‘De kunst van kijken en zien voor de medische professie’ intern geëvalueerd. Een van de belangrijkste conclusies is volgens Geerling dat het vak positief beoordeeld wordt omdat er geen studiepunten mee te verdienen vallen. “Bij anders leren kijken gaat het niet om goed of fout, je kunt daarom niet beoorde­len of een student het goed of slecht heeft gedaan.” Bovendien is het belangrijk dat de motivatie om vrijwillig zeven zaterdagen lang met een kunstenaar op pad te gaan vanuit de studenten zelf komt.De kunstenaars die tot nu toe participeerden, zijn niet de minsten: behalve Jan Rothuizen schoven onder anderen Ruth van Beek, Roy Villevoye en Hans Aarsman aan. Geerling: “De studenten en het academisch onder­wijs zijn in Nijmegen van hoog niveau, daar horen vooraanstaande, vernieuwende kunstenaars bij.” De ‘docenten’ worden daarnaast geselecteerd op hun didactische vaardigheden. “Ze moeten het leuk vinden om kennis over te brengen en te delen met een heel andere beroepsgroep.”Let Geerling vindt het belangrijk dat het vak elk jaar anders wordt ingericht. De deelnemende kunstenaars wisselen, net als de opdrachten. Er mag niets voorspel­baars in zitten. ‘De kunst van kijken en zien voor de medische professie’ leidde de afgelopen twee jaar tot behoorlijk wat media­aandacht. Medisch Contact en NRC Handelsblad wijdden er lijvige artikelen aan. Voor Geerling is de meest bijzondere publicatie die in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, waaraan ze zelf meeschreef. “Wetenschap pelijk bewijs dat je door het kijken naar kunst een betere dokter wordt, hebben we nog niet, maar toch mochten we dit stuk publiceren. Dat is nogal wat.” Overigens wordt aan dat weten­schappelijk bewijs gewerkt: een onder zoeker heeft zich erop gestort.Eind mei wordt het vak voor de derde keer gegeven. Nieuw is dat er dit jaar ook patiënten en verpleeg­kundigen aan meewerken.

‘Het was helemaal nieuw en ik dacht: hier kan ik iets aan hebben’

28 radboud magazine 55

Page 29: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

afwijkingen. Dan is het zinvol gebruik te maken van foto’s. Maar het kan ook andersom zijn. Foto’s van een bepaald ziektebeeld werken niet, probeer het dan zo goed mogelijk in woorden te vatten. De com binatie is het geheim.Natuurlijk herkent hij het tijdgebrek bij artsen. Voor een consult staan vaak maar een paar minuten. “Maar terwijl je met een patiënt aan het praten bent, kun je ook kijken. Ik ben dat meer gaan doen. Ik let ook op de ogen, daar kun je veel in zien. Het heeft bovendien de functie van contact maken. Dat kost geen extra tijd. Als je in de spreekkamer achter je computer gedoken zit, zie je de emoties bij je patiënten niet.”Sinds de cursus is hij zich bewuster van hoe hij als dokter werkt. Nog een aparte

opdracht die hem een nieuw inzicht verschafte: de stu­denten moesten naaktmodellen tekenen. Op de eerste verdieping van het ziekenhuis wijst hij naar de hout­skoolschetsen die de studenten hebben gemaakt en die nu zijn geëxposeerd. Waar de een van bovenaf meteen gedetailleerd begon te priegelen, zette de ander eerst de grote lijnen op papier. “Halverwege moesten we onze tekeningen overdragen aan een andere student. Die moest het afmaken. Dat stuitte op veel weerstand. Gek, want we vinden het bij een patiënt heel normaal dat we hem op een bepaald moment overdragen aan een andere arts. Ik had daar nooit zo bij stilgestaan.”Ook voor de kunstenaars was de uitwisseling leerzaam, zegt Jan Rothuizen. “Ik denk dat we dit veel vaker zou­den moeten doen, met allerlei beroepsgroepen. Elkaar anders laten kijken. Ik zou ook kunnen leren van een journalist. Die inzichten heb ik weer nodig voor mijn eigen werk.”

‘Ik let ook op de ogen, daar kun je veel in zien’

foto

: rob jo

han

nesm

a

kunstenaar jan rothuizen geeft les aan geneeskundestudenten

29maart 2018

Page 30: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

exit evert van leeuwen

‘Zorg is bedrijf dat zich economisch moet handhaven’

tekst: bea ros | foto: bert beelen

30 radboud magazine 55

Page 31: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Het goede handelen. Dat was de rode draad

in het werk van Evert van Leeuwen als hoog­

leraar Medische ethiek. Het leverde meer vragen

dan antwoorden op. Hoe kiezen arts,

verpleeg kundige én patiënt het goede?

Hoever gaat de auto­nomie van de patiënt? En wat is kwaliteit van

leven?

Waarom volgen we patronen? Die vraag hield Evert van Leeuwen als student filosofie, met bijvak wiskunde,

al bezig. Omdat ze houvast bieden, ja, dat ervoer hij zelf ook als hij stoeide met wis­kunde of orgel speelde. En omdat een mens nou eenmaal bepaald en gestuurd wordt door culturele regels en biologische proces­sen. Zijn hamvraag: “Hoe kom je dan ten slotte toch tot de vrijheid om te zeggen: ik wil nu dit doen, omdat ik denk dat daar het goede of het geluk is te vinden?”Als hoogleraar Medische ethiek, eerst aan de VU en sinds 2006 aan de Radboud Universiteit, spitste hij die vraag toe op medisch handelen, protocollen en keuzes van patiënten. “Ethiek gaat over keuzes en hoe je kunt vaststellen wat het goede handelen is.” Absolute antwoorden kan hij niet oplepelen. “De antwoorden schuiven we, denk ik, voor ons uit en misschien zijn ze wel niet te vinden. Daarom is het filo­sofisch blijven onderzoeken van de vraag het belangrijkst.”

Welke ontwikkelingen op dit punt ziet u binnen uw vakgebied? “Vanaf 1976 staat de autonomie van de patiënt op de voorgrond: wat goed voor jou is, moet jij uiteindelijk zelf kunnen uitmaken. Bij abortus was de slogan ‘baas in eigen buik’ en bij euthana­sie: als de patiënt dood wil, moeten we dat serieus nemen. Vanaf de jaren negentig kwam er meer aandacht voor de vraag of burgers wel altijd in staat zijn keuzes te maken. Weet een patiënt altijd wat goed voor hem is of mag een arts daar vragen bij stellen? Toen kwam de nadruk op het belang van goede zorgzaamheid en geza­menlijke besluitvorming. Autonomie bete­kent niet dat iemand maar kan zeggen ‘ik wil nu dit en dus gebeurt het’ of dat de arts louter doet wat de patiënt vraagt. Ik denk dat dat een verbetering is, maar we zien de laatste tien jaar, zeker met het huidige zorg­stelsel, dat de economisering van de zorg toch verder toeneemt. Daar ben ik niet mee akkoord.”

Vanwege de te grote nadruk op de eigen verantwoordelijkheid? “Ja. En ook omdat het beperken van medische hulp tot een vraag­aanbod­systeem niet overeenkomt

31maart 2018ex i t

Page 32: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

met de sociale betekenis van zorg. Neem dat nieuwe geneesmiddel Orkambi, voor mensen met taaislijmziekte. Dat vinden we te duur voor zo’n kleine groep van 750 patiënten. Maar is dat de afweging die we moeten maken? Of moeten we zeggen: gelukkig maar dat zo weinig mensen die ziekte hebben en wat fijn dat we voor hen kunnen zorgen?”

Dat zou uw antwoord zijn? “Ja, en als samenleving dan zegt dat de geneesmidde­len als totaal te duur worden in het pakket, dan moeten we daar ook reëel over praten. Maar dat doen we niet. Dit gaat verder dan een politiek principe van solidariteit, het gaat over hoe mensen met elkaar omgaan en betrokken zijn op elkaar: het besef dat als mij iets overkomt, jij bereid bent mij te helpen, ook al krijg je die ziekte zelf niet. En dat als je geboren wordt met aandoe­ningen als taaislijmziekte, je daar zelf niets aan kunt doen. Het huidige stelsel heeft daar weinig aandacht voor en probeert juist groepen mensen tegen elkaar uit te spelen. Binnen het geneesmiddelenbudget, dat maar 5 procent uitmaakt van alle zorg­kosten, gaat trouwens het meeste geld naar goedkope middelen als diclofenac en anti­biotica. Een miljoen mensen slikt antide­pressiva, misschien slikt de helft het wel zonder dat het nodig is. Hetzelfde geldt voor bètablokkers. Dat mag niet bespreek­baar zijn, in plaats daarvan focussen we op die 750 mensen die iets hebben wat we niet kennen. Zo’n verandering in het morele patroon vind ik gevaarlijk voor de samenle­ving en voor de moraal in die samenleving. Het is zorgelijk dat kosten van de zorg het enige criterium is voor goed handelen.”

U bent van gereformeerde huize en werkte de laatste jaren aan een katholieke universiteit. Kleurt uw geloof uw werk? “Ja, in de zin dat je staat voor bepaalde waarden, bijvoor­beeld in de omgang met anderen. Daarmee kan het Radboudumc ook kleur geven aan het eigen bedrijf. Dat heb ik destijds aan de VU ook bepleit met de transgenderkliniek: als er niemand voor deze mensen opkomt, doen wij het.”

Wat ziet u als hoogtepunten in uw carrière? “Toen ik in 1994 hoogleraar aan de VU werd, zei ik: we gaan onder­zoeken hoe mensen medische keuzes maken. Op een empirische manier ethiek bedrijven was destijds nieuw. Mijn collega­ethici vonden dat dat sociologie was. Maar ik zei: nee, het gaat om normen en normatieve rechtvaardigingen, dat is wel degelijk ethiek, alleen niet cerebraal. Ik ben geen ethicus die achter zijn bureau zit en denkt: de wereld moet er morgen zo uit zien. Ik vroeg mensen naar hun keuzes en welke overwegingen daarbij een rol spelen, eerst bij mensen met hiv, later bij men­sen met kanker, dementie, psychiatrische patiënten, beslissingen bij vruchtbaarheid en zwangerschap. Inmiddels is mijn benadering mainstream geworden in de medische ethiek. Het leidt tot verdieping. Bij abortus kun je wel zeggen ‘de vrouw beslist’, maar als je het vrouwen vraagt, zeggen ze dat ze helemaal niet in hun eentje beslissen. Ze praten met vriendinnen, familie, partner en nemen dan een weloverwogen beslissing. Dat is dus een heel ander patroon.”

Hoe is dat bij mensen met een levensbedreigende ziekte, zoals kanker? “Een van de casussen die ik me nog goed kan herinneren, is die van een weduwe met een hond­je. Ze had al chemotherapie gehad en het hondje had toen in een asiel gezeten. Nu was er nog levensverlen­ging van drie maanden mogelijk, maar wel met een opname voor een paar weken. Dus het hondje moest weer naar het asiel. Ze zei: ik lever mijn drie maanden in, want dan kan ik bij mijn hondje blijven. Haar arts vond dat volstrekt irrationeel en nergens op slaan. Die vond: als u doodgaat, moet dat hondje hoe dan ook naar het asiel. Dat vond de vrouw beledigend.”

Kon u dat navoelen? “Nou, dat doet er in een onderzoek niet toe, ik wilde alleen haar morele afwegingen in kaart brengen. Die vrouw maakte een weloverwogen

Het laatste woord“Blijf jezelf. Verlies nooit de kriti­sche zin en zeg wat je denkt. In wetenschappelijk opzicht, maar ook in de kliniek. Kom uit voor wat je bevindingen zijn. Durf de patiënt gewoon te zien als part­ner en medemens tegen wie je wat mag en kunt zeggen. En leer te luisteren naar wat hij terug­zegt. Laat de universiteit vooral de broedplaats blijven van maat­schappelijk ongewenst gedrag.”

Hoe komen die waarden bijvoorbeeld tot uiting in de regeling voor euthanasie van het Radboudumc? “Toen ik hier in 2006 kwam werken, heerste er over euthanasie veel onduide­lijkheid. Er waren afdelingen die zeiden: bij ons mag dat niet. Bij andere kon het wel. Die onduidelijkheid hebben we opgeheven: bij ons kun je, net als bij andere academische ziekenhuizen, terecht voor euthanasie bij ondraaglijk lijden. De katholieke achter­grond zit wel in de regeling, niet meer als een beperking of dogma, maar als punt van overweging: wat is iemands zingeving in het leven? Moet je niet iets verder kijken dan ‘ik wil’? We trekken de grens bij de voltooid­leven­problematiek. Dat is niet iets wat in ons ziekenhuis moet gebeuren.”

32 radboud magazine 55

Page 33: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

beslissing. Maar wat heeft ze nu precies overwogen en wat niet? Wat maakt het rationeel of irra tioneel? Ik heb deze casus met de arts helemaal uitgeplozen en hij bleef bij zijn standpunt. Hij zei: ‘Ik kan me niet voorstellen dat je voor je hond leeft. Dat betekent dat mensen geen wil hebben om te overleven.’ Ja, zei ik, dat zou het wel­eens kunnen betekenen. Dan komt er een gesprek op gang, alleen binnen een ander compartiment dan het advies over de beste behandeling op dat moment. Dat zijn zaken voor het moreel beraad in de zorg. Als wij vinden dat in leven blijven het eerste biolo­gische doel is voor elke mens, wat betekent het dan als iemand zegt: ik hoef niet per se te overleven?”

Dan hebben we het over kwaliteit van leven, dunkt me. “Ja, maar wat we daarmee bedoelen, weten we eigenlijk niet.”

Ik kan me er wel iets bij voorstellen. “Juist! Het is een belangrijk begrip, omdat we kennelijk geen ander woord hebben om te zeggen waar het wel over gaat. En omdat we tegelijkertijd weten: het gaat dus niet om die kwantificeerbare zaken alleen, maar om iets anders in het leven dan alleen maar adem­halen en kunnen traplopen. Waar gaat het

dan om? En hoe kom je dan tot een antwoord? Door er met mensen over te praten en erover na te denken.”

Hebben artsen daar te weinig aandacht voor? “Nee, iedere arts en verpleegkundige voelt dat probleem in het werk. Het maakt ze ook af en toe somber en verdrietig, omdat er weinig tijd en ruimte is om daarover te praten. Je kunt niet even een kwartier met iemand gaan zitten en doorvragen. Open vragen stellen is al lastig, en daar­naar luisteren en er samen op reflecteren, is helemaal moeilijk. Want de zorg is een bedrijf dat zich econo­misch moet handhaven. We moeten beter inzichtelijk maken dat heel dure zorg armzalig maakt en dat je, als je het iets anders regelt, een veel rijkere zorg krijgt voor misschien wel minder geld. Ik kan het nog niet bewijzen, maar ga dat eens onderzoeken!”

Wat zijn de frustraties in uw loopbaan geweest? “Ik had graag een groot filosofisch programma op willen zetten, met een paar jonge mensen. Dat is niet van de grond gekomen, omdat er voor puur beschouwend weten­schappelijk onderzoek nauwelijks geld te krijgen is. Ik vind het frustrerend dat de universiteit geen vrijplaats meer is van vreemde ideeën en dat alles op elkaar gaat lijken. De universiteit dreigt een productiemachine van gewenste kennis te worden.”

Waar zou dat filosofische programma over zijn gegaan? “Over de vrije wil en hoe morele beslissingen in ons brein tot stand komen. Ooit heeft Sint Augustinus de vrije wil ingebracht: dat mensen zelf kunnen kiezen tussen goed en kwaad. Nu staat die vrije wil ter discussie. Victor Lamme van de UvA zegt bijvoorbeeld op basis van MRI­onderzoek dat we een willoos instrument van allerlei prikkels zijn. Maar diezelfde Lamme richt ook een marketingbedrijfje op om mensen te helpen bij het maken van gewenste keuzes. Dat gaat helemaal niet

Foto’s van links naar rechts

Met kleinkinderen |

Uit familiealbum, met zonen

en schoonzoon | 2013 met

inmiddels overleden echt­

genote | 2014 Diploma­

uitreiking | 2017 Voor een

lezing in Chili

meer over wetenschap, maar over geld verdienen. Ik vind dat er te weinig fundamentele onder zoeks vragen over dit thema worden gesteld. Harde rotsen waar je op moet timme­ren voordat er water uit komt. Morele beslissingen zijn heel complex, die kun je niet vangen in een hersenscan. Een van de beperkingen van MRI is dat het beeld ontstaat door zuurstofrijk bloed. In onze oude hersenen, waar ons gevoel en onze driften zitten, zit heel veel bloed. Dus zeggen dat alles wordt bepaald door onze emoties, ja, lange neus.”

Wat is uw hypothese? “Dat morele beslissingen een samen­spel zijn tussen emoties, ratio en hormonen. Dick Swaab zegt: het brein beslist. Maar dat brein staat in interactie met de hele wereld. Dat is voor mij destijds de grondthese geweest om naar de geneeskunde te gaan. Er is geen ikje, geest of klein man­netje dat in die grijze stof loopt te spitten en te harken en zegt: nou, dit is klaar, de gevoelens zijn in orde. Het is een voort­durende interactie met je omgeving en je omgang met andere mensen. Juist daar begint ethiek.”

‘Je kunt niet even een kwartier met iemand praten’

33maart 2018ex i t

Page 34: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Op last van de bezetter en met een knoop in de maag meld­de Hans Bornewasser zich op 6 mei 1943 in kamp Erica te Ommen. Hij was een

schriele jongen van achttien jaar, eerste­jaars student geschiedenis. Vermoedelijk op dezelfde dag dook de 22­jarige Joop Kaulingfreks, vierdejaars rechtsgeleerd­heid, onder bij kennissen in Den Haag. Alle studenten van de Katholieke Univer­siteit Nijmegen werden voor de zware keuze gesteld: onderduiken of gaan werken voor de Duitsers.Andere opties waren er niet. Rector magni­ficus Bernard Hermesdorf had de universi­teit op 11 april voor onbepaalde tijd op slot gegooid, omdat hij niet wilde meewerken aan het bevel van de Duitsers om alle stu­denten een loyaliteitsverklaring te laten tekenen. Die verklaring hield in dat stu­denten zich loyaal toonden aan de bezetter. Deden ze dat niet, dan moesten ze als dwangarbeider aan de slag in Duitsland.De weigering van Hermesdorf had tot woede geleid bij de bezetter: op 5 mei 1943 eisten de Duitsers dat alle mannelijke niet­tekenaars van de loyaliteitsverklaring zich binnen 24 uur in Ommen zouden melden om tewerkgesteld te worden in Duitsland. Kwamen ze niet opdagen, dan werden de ouders verantwoordelijk gehouden. Alle Nijmeegse studenten kwamen op een kruispunt in hun jonge leven te staan. De consequenties van hun moeilijke keuze konden ze amper overzien.

scharniermaandIn de geschiedenis van de Nijmeegse studenten gemeenschap tijdens de Tweede

In de weken na 11 april 1943 kwamen Nijmeegse studenten voor een moeilijke keuze te staan: onderduiken of tewerkgesteld worden in Duitsland. Dit jaar is het 75 jaar geleden dat de universiteit haar deuren sloot uit protest tegen maatregelen van de nazi’s. Om dit te gedenken, opent de universiteit dit voorjaar een educatieve escape room in museum Het Valkhof. Universiteitshistoricus Jan Brabers beschrijft alvast hoe het studentenleven er tijdens de oorlogsjaren uitzag.

tekst: jan brabers | fotografie: katholiek documentatie centrum

34 radboud magazine 55

Page 35: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

‘Alle overige mannelijke studenten doken onder, verspreid over Nederland. Vanaf toen had iedere student zijn eigen verhaal’

Wereldoorlog vormde de aprilmaand van 1943 het scharnier. Daarvoor leek de oorlog op sommige momenten ver weg. In april 1943 echter werd iedereen persoonlijk getroffen. Daarna verkeerden de studenten in verstrooiing, onder zeer uiteenlopende omstandig­heden, een situatie waaraan pas na de bevrijding een einde kwam.De Radboud Universiteit (toen Rooms Katholieke Universiteit geheten) was bij het uitbreken van de oorlog jong, klein en kwetsbaar. Ze gold als de ‘kroon op de katholieke emancipatie’ en was in 1923 opgericht en sindsdien in stand gehouden zonder rijkssubsidie, maar dankzij de opbrengst van jaarlijkse collectes onder katholieken. In het academisch jaar 1939­1940 telde de universiteit ruim vijfhonderd studenten (van wie een vijfde vrou­welijk was) en veertig hoogleraren en lectoren, verdeeld over drie ‘goedkope’ faculteiten: god geleerdheid, letteren & wijsbegeerte en rechtsgeleerdheid. Zij huisde in vier gebouwen in en rond het stadscentrum, waar ook de meeste studenten en hoog leraren woonden. Iedereen kende iedereen. De meeste studenten waren van goede komaf en de jonge­heertjescultuur van het Nijmeegs Studentencorps Carolus Magnus overheerste het gezel­ligheidsleven. De studenten, in veel opzichten bevoor­recht, leefden in een eigen, tamelijk zorgeloos wereldje, afgezonderd van maatschappij en politiek.

mobilisatieDie zorgeloosheid bleek bijvoorbeeld in september 1939 aan het begin van de oorlog in Europa, toen het Nederlandse leger werd gemobiliseerd en ook 72 Nijmeegse studenten (naast twee docenten en vijf personeelsleden) onder de wapenen werden geroepen. Op het station van Nijmegen zwaaiden corpsstudenten hun gemobiliseerde broeders uit, onder het zingen van allerlei liederen, waaronder – Nederland was neutraal en de studenten studentikoos – ook Duitse soldatenlie­deren, zoals ‘Denn wir fahren gegen England’. Tijdens de meidagen van 1940, toen de nazi’s Nederland onder

rector-magnificus bernard hermesdorf in studeerkamer, 1947. foto: kdc / j. trum, (fotopersbureau gelderland / gemeentearchief nijmegen)

de voet liepen en bij de gevechten op de Grebbeberg twee Nijmeegse studenten en drie alumni sneuvelden, drong de ernst des te harder door. Dat gevoel werd versterkt toen in dezelfde maand de hoogleraren Jean Dagens en Walter Doyle Davidson werden opgepakt en geïnterneerd op grond van hun Franse respectievelijk Engelse nationaliteit. Kort daarna werden nog eens vier hoogleraren opgepakt, ditmaal op verdenking van Deutschfeindlichkeit: Gerard Brom, Johannes Hoogveld, Alphons Mulders en Robert Regout. Vooral de arrestatie van Regout deed pijn. Behalve hoogleraar was deze fijnzinnige priester studenten­moderator; in die hoedanigheid werd hij op handen gedragen. Zijn collega’s werden na verloop van tijd op vrije voeten gesteld, maar Regout niet: hij zou in december 1942 in Dachau overlijden. Al met al stonden de eerste oorlogsmaanden bol van nervositeit. De col­leges werden gestaakt en veel studenten probeerden snel hun studie af te ronden voordat de situatie wel­licht zou verslechteren: de hoeveelheid afgelegde doctoraalexamens steeg tot ongekende hoogte.

studentenleven hervatNa de zomer trad een zekere normalisatie in. Net als zovelen raakten de universiteit en haar studenten gewend aan de gewijzigde omstandigheden en pasten zij zich aan. Zo goed en zo kwaad als dat ging, werd het traditionele studentenleven hervat. Dat Jo Cals, de praeses van Carolus Magnus, in september werd gearresteerd en vier weken vastgezet na een vechtpartij op de sociëteit (die was ontstaan na de weigering van een Duitse student om het Wilhelmus mee te zingen) bracht daarin nauwelijks verandering. Wel organiseerde Carolus Magnus in november een herdenkingsfietstocht naar de Grebbeberg, wat kan worden beschouwd als een voorzichtige uiting van groepsprotest tegen de bezetting. Een maand later ver­ordonneerde de bezetter dat voor een samenkomst van meer dan twintig studenten voortaan toestemming nodig was van de procureur­generaal in Arnhem.

35maart 2018ge s c h i e d e n i s

Page 36: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

De universiteit werd in die maanden ern­stiger in haar vrijheden beknot dan de stu­denten. Zo verwijderde de Sicherheitsdienst zogenaamde ‘anti­Duitse werken’ uit de Universiteitsbibliotheek. Bovendien kon­den hoogleraren alleen worden benoemd na goedkeuring van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur­bescherming (dat werd bestierd door handlangers van de bezetter) en was het verboden geldinzamelingen voor de universiteit te organiseren. Zulke oekazes hadden als doel de confes­sionele instellingen van hoger onderwijs op termijn te elimineren. In een genazifi­ceerd Nederland zou voor een katholieke universiteit geen plaats zijn.

anti-joodse maatregelenEnkele anti­Joodse maatregelen waren in 1941 aanleiding voor hernieuwde onrust onder studenten. Eerst werd een studen­tenstop voor Joden afgekondigd, later mochten Joden geen lid meer zijn van studentenverenigingen. Uit protest hieven corpora in andere academiesteden zich op. Carolus Magnus, dat geen Joodse leden had, bleef het nog even aanzien. Wel ver­scheen een protest tegen de maatregelen in de Vox Carolina, het Nijmeegse studenten­

‘Niet gaan, bij moeilijkheden

thuis je zelf gereed houden

en desnoods laten oppakken, doch nooit zelf gaan!’

blad, dat prompt door de bezetter werd verboden. De weigering om een bordje ‘verboden voor Joden’ op de voorgevel van de sociëteit aan de Oranjesingel te plaatsen betekende in mei 1942 het einde voor Carolus Magnus. Met het ophangen van zo’n bordje werd een grens overschreden, vonden de studenten, zich gesteund wetend door aartsbisschop Jan de Jong. De sociëteit werd gesloten en het gebouw ging dienen als Wehrmachtsheim. Sindsdien zette het corpsleven zich illegaal voort in kroegen, De Vereeniging en op studen­tenkamers. Zelfs de ontgroening in september 1942 ging door. Het inauguratiebal werd gehouden in Arnhem; daar liep het minder in de gaten. In dezelfde tijd viel het besluit om Carolus Magnus in de toekomst voor alle studenten toegankelijk te maken. Deze door­braak van corps naar algemene studentencorporatie was een rechtstreeks gevolg van een saamhorigheid die onder de bezettingsdruk was gegroeid.

raad van negenIn het najaar van 1942 maakte de Raad van Negen, het landelijke studentenverzet waarin Nijmegen werd vertegenwoordigd door Jozef baron van Hövell van Wezeveld en Westerflier, de praeses van het illegale Carolus Magnus, gewag van plannen van de bezetter om studenten in te schakelen in de Arbeitseinsatz. De raad adviseerde studenten zich voor te bereiden op de onderduik.In januari en februari 1943 hadden in diverse univer­siteitssteden razzia’s en arrestaties plaats. Studenten reageerden met stakingen. Dat initiatief werd in Nijmegen door de hoogleraren (met uitzondering van de germanist Theodoor Baader, een aanhanger van het nazisme) gesteund: zij schortten de colleges op.Aan de universiteit streden in die dagen verdriet en walging om voorrang. Begin januari kwam het nieuws dat de geliefde moderator Regout in Dachau was over­leden. Een halfjaar daarvoor had zijn collega­hoog­leraar Titus Brandsma, die was gearresteerd wegens verzetsactiviteiten, in hetzelfde concentratiekamp het leven gelaten. Beide professoren werden in januari 1943 tijdens een indrukwekkende plechtigheid door de Nijmeegse universitaire gemeenschap herdacht.

conflict naar kookpuntIn maart en april bereikte het conflict met de bezetter het kookpunt. De bezetter eiste van alle studenten in

hans bornewasser na het afleggen van zijn kandidaatsexamen in 1948, te midden van leden van zijn dispuut. foto: archief familie bornewasser

Page 37: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

Nederland de ondertekening van een loyaliteits­verklaring. Weigeraars mochten niet verder studeren en zouden moeten aantreden voor tewerkstelling in Duitsland. De Nederlandse regering in ballingschap drong er vanuit Londen, hartgrondig gesteund door de Raad van Negen, op aan niet te tekenen. In het hele land, ook in Nijmegen, vormden studenten ‘omkletsploegen’ om twijfelaars voor het zetten van een handtekening te behoeden. Maar in Nijmegen zou het zover niet komen. Voor Hermesdorf en zijn Senaat (wederom op één na) was de maat vol. Van katholieke studenten kon geen loyaliteit jegens de bezetter worden verlangd. Hij weigerde als enige Nederlandse rector, om ‘principiële redenen’, de voorbedrukte loyaliteitsverkla­ringen onder de studenten te verspreiden. Sindsdien hield hij een koffertje met kleding gereed, voor het geval de bezetter hem zou komen oppakken, hetgeen tot zijn verbazing nooit zou gebeuren. De omstandig­heden lieten Hermesdorf geen andere keus dan de deuren van de universiteit per 11 april te sluiten, in afwachting van betere tijden.In de dagen ervoor legden tal van gevorderde studenten nog gauw examen af. Maar op zondag 11 april brak een tijd aan van stilte, van afwachten en van spanning. De mogelijkheid om de loyaliteitsverklaring alsnog op het departement of aan een andere universiteit te tekenen, bleef nog een tijdje bestaan. Uiteindelijk tekenden drie Nijmeegse studenten, met afstand het laagste aantal van alle universiteiten. Op 5 mei kwam de gewraakte verordening, die mannelijke niet­tekenaars verplichtte zich binnen 24 uur in Ommen te melden. Wat te doen? Het devies van moderator Bernard van Ogtrop, de opvolger van Regout, was helder: ‘Niet gaan, bij moeilijkheden thuis je zelf gereed houden en desnoods laten oppakken, doch nooit zelf gaan!’ Samen met 82

andere Nijmeegse studenten durfde Hans Bornewasser echter de verordening niet te weerstaan.

clandestien studerenAlle overige mannelijke studenten doken onder, verspreid over Nederland. Vanaf toen had iedere student zijn eigen verhaal. Joop Kaulingfreks wist een valse verklaring van arbeidsongeschiktheid te bemachtigen en kreeg daarmee vrijstelling voor de Arbeitseinsatz. Net als veel anderen zette hij zijn studie clandestien en vrijwel alleen voort, daarbij gesteund door de Universiteits­bibliotheek en enkele voor de rechtenstudie belangrijke repetitoren die hem van boeken en dictaten voorzagen. De afgelegde ‘zwarte tentamens’ kregen later erkenning. De grote contactfiguur en spin in het web, zelfs voor studenten in Duitsland, was moderator Van Ogtrop, die stad en land afreisde naar ondergedoken en andere studenten, circulaires schreef, een wijd­vertakte correspondentie verzorgde, een pakketdienst dreef en daarmee voor menig­een de moed erin wist te houden. De uni­versiteit was gesloten, maar dankzij hem bleef zij tegelijkertijd voortbestaan, al was het maar in de gedachten van de verspreid levende studenten. Naar verluidt raakte veertig studenten, ook meisjes, verzeild in het zware verzet. Sommigen moesten dat met de dood bekopen.Van de 83 ‘Omme(n)gangers’, zoals ze na de oorlog met venijnige spot werden

installatie bestuur carolus magnus, met jo cals (achterste rij, derde van rechts) en links robertregout sj, 21 juni 1940. dit is wellicht de laatste foto van regout, anderhalve week voor zijn arrestatie. foto: kdc

Deze tekst schreef Jan Brabers voor een speciale uitgave van universiteitsblad Vox die zal verschijnen rond de opening van de educatieve escape room begin mei. Brabers baseert zich onder meer op zijn eerdere werk Proeven van eigen cultuur, in 1998 verschenen bij het 75­jarig bestaan van de universiteit, en op Johannes Antonius Bornewasser (Leiden, 2017), gepubliceerd in het Jaarboek van de Maatschappij der Neder-landse Letterkunde. Andere bronnen voor dit verhaal zijn Tot hier en niet verder! De RK Universiteit in oorlogstijd (Jac. Bosmans e.a., Nijmegen 1993) en Studeren in Nijmegen voor, in en na de oorlog van Claartje Bulten e.a., verschenen in Meesterlijk Nijmegen, de in 2013 verschenen lustrum­bundel bij het 90­jarig bestaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Als laatste steunt Brabers’ tekst op een verhaal van Herman van Run in Kuzien (voorloper van Radboud Magazine): Evenveel verhalen als er studenten waren, uit 1993.

37maart 2018ge s c h i e d e n i s

Page 38: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

genoemd, werden er zes op medische gronden afgekeurd en wisten er twee meteen te vluchten. Dat vluchten ontpopte zich tot een gewoonte. Van de 75 gedeporteer­de studenten waren er met de kerst van 1943 ongeveer veertig uit Duitsland gevlucht; in september 1944, bij de bevrijding van Nijmegen, was dat aantal tot 53 gestegen. Ook Hans Bornewasser ondernam een – mislukte – vluchtpoging. Hij was terechtgekomen in Berlijn, waar hij in een kabelfabriek werd aangesteld om draad te trekken. Ruim twee jaar verbleef hij daar als dwang arbeider. De omstandigheden, zo weten we uit brieven van andere studenten aan rector magnificus Hermesdorf, waren verschrikkelijk. Voor Bornewasser was het een indringende tijd van ontberingen en span­ningen en vol van luchtalarmen, bombardementen, brand, vernietiging en andere oorlogskrankzinnigheid. Hij was getuige van de verovering van Berlijn door de Russen: ‘Alles lag in puin en het stonk er naar gas en lijken’. Na de bevrijding werd hij zo ziek dat hij zijn studie pas in januari 1946 kon hervatten.

opkrabbelenTegen die tijd was de zwaar geschonden universiteit alweer enigszins opgekrabbeld. De universitaire infrastructuur was grotendeels vernietigd, maar de

studenten keerden toch druppelsgewijs terug naar hun alma mater. Weldra werden de eerste doctoraalexamens afgenomen en in maart werden de colleges provisorisch hervat, meestal in de voormalige sociëteit aan de Oranjesingel. In het najaar startte een – toen al controversieel – proces van ‘zuiveringen’ onder hoogleraren en studenten. Welke criteria moesten worden gehanteerd om studenten te berispen of ze voor kortere of langere tijd uit te sluiten van inschrijving aan de universiteit? Van de 76 studenten die moesten verschijnen voor de zuiverings­commissie, waarvan ook twee studenten lid waren, werden er 25 onschuldig bevonden. De meeste anderen kwamen er met een berisping vanaf; enkelen werden voor langere tijd uitgesloten omdat zij de loyali­teitsverklaring alsnog hadden getekend of lid waren geweest van de NSB of het Nationaal Front.Hoewel niet bestraft, werd de handelwijze van de ‘Omme(n)gangers’ algemeen gelaakt. Dit achteraf onheuse oordeel kan alleen worden verklaard uit de overspannen, ongenuanceerde scheiding tussen ‘goed’ en ‘fout’ die in die warrige naoorlogse tijd gold en menigeen verblindde voor redelijk­heid en empathie. Aan de juistheid van zijn beslissing om zich in april 1943 bij de bezettingsautoriteiten te melden, heeft ook Bornewasser nadien soms getwijfeld. Het dreigement van represailles tegen de ouders was voor de achttienjarige student doorslaggevend. Bornewasser senior was schoolhoofd in Voorst en daarmee een lokaal bekende figuur. Zijn naam prijkte al op een lijst van gijzelaars. Kon zijn zoon, de Nijmeegse geschiedenisstudent, ook maar overwegen tot een ander besluit te komen?

pater bernhart van ogtrop sj in 1949, op zijn door studenten en reünisten geschonken motor als blijk van waardering voor zijn niet aflatende inzet in de oorlog. foto kdc / jan funneman

38 radboud magazine 55 ge s c h i e d e n i s

Page 39: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

plekken het uur u

In het midden van de jaren zeventig sleepte ik me als tienjarige wekelijks naar buitengewoon perspectief- en succesloze judolessen bij

de Nijmeegse Judo Vereniging, nog altijd gevestigd in hetzelf-de merkwaardige vrijstaande gebouw op de puntige hoek van de Fagelstraat en de Fort Kijk in de Potstraat.

Wat ik in die totaal vergeten uren van interesseloses Unbefinden – ik vond het niet leuk, ik vond het niet erg, ik vond het niks – niet wist, was dat enkele tientallen Nijmegenaren op diezelfde plek dertig jaar eerder onvergetelijke doodsangsten hadden doorstaan.Het gebouwtje van de judo ver­eniging werd eind jaren dertig neergezet als kleedruimte voor de – nog steeds bestaande – sportvelden ernaast. Maar al snel, in 1940, werd het de centrale post van de LBD, de Luchtbe­schermingsdienst. Gedurende de bezetting werd van hieruit alles gecoördineerd wat te maken had met luchtaanvallen en bombardementen.

Op dinsdag 19 september 1944 zijn in Nijmegen­Oost de gevech­ten tussen geallieerden en Duit­sers in volle gang: overal brand,

huizen in puin. Het is levens­gevaarlijk, soldaten in schutters­putten; tanks, granaten, mitrail­leurs. Lijken op straat, talloze gewonden.

In deze chaos bedreigt de Nijmeegse politieman J. van Dijk met zijn pistool een Duitse soldaat, precies voor het gebouw van de Luchtbescherming. De Duitser ontsnapt, keert snel erna met een groep militairen terug en gijzelt alle aanwezigen: een dertigtal luchtbeschermers, brandweermannen en ambu­lancepersoneel. De militairen zijn halfdronken en zeer geagi­teerd. Ze willen Van Dijk. A.F. Uijen schreef (in Met de dood in de schoen uit 1984) zijn verslag: ‘De spanning is onhoudbaar. Wij staan in drie rijen, met de handen omhoog, mogen geen woord meer spreken en kijken tegen de opgewonden heren aan, die ons met hun auto­matische wapens in bedwang houden. (...) Eén militair is iets hoger in rang en rustiger dan zijn metgezellen. Met hem wordt de kwestie onderling nogeens fluisterend besproken. Zelf schijnen zij de verantwoor­ding niet te durven nemen om ons zonder meer neer te schieten, ofschoon de bedrei­

gingen nog steeds worden geuit.’De Duitsers besluiten de Gestapo te halen. Ze zeggen snel terug te keren. Eén bewaker blijft.Dan is toeval doorslaggevend. LBD­commandant Bitters had per telefoon in bedekte termen de situatie aan enkele mensen kunnen melden. Het bericht bereikte toevallig de Nijmeegse brandweercommandant, die meteen op weg ging en, al even toevallig, op de Groesbeekse­dwarsweg vier Engelse tanks zag. Hij vertelde de Britse officier dat Duitsers vlakbij een belangrijke commandopost bezet hielden. De Brit besloot meteen tot actie en de tanks ratelden naar het gebouw.De achtergebleven Duitse bewaker vluchtte ijlings.‘Het tijdsverloop tussen het opbellen en de komst van de tanks heeft hooguit vier á vijf minuten belopen, zodat door dit doortastend optreden ongetwijfeld een groot onheil is voorkomen.’Dit is toch net iets anders dan de totaal vergeten uurtjes saaie judo die ik jaren later in het­zelfde gebouw doormaakte.

jos joostenalumnus en voorzitter historische vereniging numaga

foto

: dun

can de fey

Page 40: Onze kijk op Afrika is te negatief maken · 2018-04-12 · Paul van den Broek (bladcoördinator) Medewerkers aan dit nummer René ten Bos, Jan Brabers, Susanne Geuze, Annemarie Haverkamp,

EEN HERSENSCANNER GEBRUIKEN OM IEMANDS

GEDACHTEN TE LEZEN, MAG DAT?

lees het op www.radboudrecharge.nl

RADBOUD RECHARGE IS ONZE NIEUWE SERVICE VOOR EEN LEVEN LANG LEREN. ONTDEK ONZE BESTE

WETENSCHAPPELIJKE VERHALEN EN ACTIVITEITEN, OVERZICHTELIJK OP ÉÉN PLEK EN AFGESTEMD OP JOUW

INTERESSES. VAN ROBOTICA EN CYBER SECURITY TOT FILOSOFIE EN RECHT: ER IS VOOR IEDER WAT WILS.

MELD JE GRATIS AAN OP WWW.RADBOUDRECHARGE.NL

EN START MET HET VERBREDEN VAN JE HORIZON.