'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

41
ONS Met foto’s van Theo Baart

Transcript of 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Page 1: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

ONS ERFMet foto’s van Theo Baart

Page 2: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

2014 DE BEZIGE BIJ AMSTERDAM

ERFWARNA OOSTERBAAN

identiteit

erfgoed

culturele dynamiek

Page 3: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Inhoud

9 Inleiding

1 15 Het Nederlandse lopen

Debat over de nationale identiteit

2 39 Mauro op klompen

De culturalisering van het Nederlanderschap

3 59 Hutten en bezems

Cultuur als kwestie op Curaçao

4 75 Het fornuis en de grafkelder

De zeggingskracht van het cultureel erfgoed

5 97 Dansen en voetballen

De overtuigingskracht van ritueel en beweging

6 121 Erfgoed onder de naaimachine

Mode, cosplay en Turkse vroomheid

Page 4: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

7 141 Foto’s en fabeldieren

Afbeeldingen en de transformatie tot erfgoed

8 159 Claxons, gekuch en paardenhoeven

Historisch geluid en de herinnering aan het verleden

9 177 Wagons en prikkeldraad

De verbeelding van de Jodenvervolging

10 201 Schedels en wajangpoppen

Koloniale verhoudingen in Nederland en Indonesië

11 229 Het voorbeeld van Jan de Wasser

Epiloog

237 Dankwoord239 Noten

Page 5: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Inleiding

De lezer van dit boek moet zich voorbereiden op uiteenlopende onderwerpen.Hij krijgt verhalen voorgeschoteld over dansrituelen, over oorlogsmonumenten,mode, tijdcapsules, afbeeldingen van dieren, schedels, magische bezems,stadsgeluiden. En over familiefoto’s, wajangpoppen, hoofddoeken, musea envoormalige concentratiekampen. De verhalen spelen zich af in Nederland, Frank -rijk, Marokko, Indonesië, Brazilië en op Curaçao.Een bont geheel, maar in die diversiteit zit een centraal thema: cultureel erfgoed.De voorwerpen en gebruiken die uit het verleden stammen en nog steeds be-langrijk zijn. Omdat ze iets betekenen voor de huidige tijd, en misschien wel voorde toekomst.Dat erfgoed staat tegenwoordig sterk in de belangstelling. Steeds meer bijzon-dere gebouwen, plekken en kunstwerken komen op UNESCO-lijsten en krijgende erfgoedstatus. Datzelfde geldt voor de nieuwe categorie van immaterieelerfgoed: tradities, gebruiken, ambachten, kunstvormen.Die groei van dat betekenisvolle verleden weerspiegelt een zekere bezorgdheid.Veel erfgoed wordt bedreigd. Door klimaatverandering, door verwaarlozing,door geld gebrek of door agressie – zoals de twee Boeddhabeelden uit de zesdeeeuw in Afgha nistan die in 2001 door de Taliban werden opgeblazen.Dat is niet het enige. De toegenomen belangstelling voor erfgoed wordt ookveroorzaakt door de angst dat ‘onze’ cultuur en ‘onze’ identiteit ten onder gaanin een maalstroom van snelle veranderingen. Mondialisering en immigratiebrengen andere cul turen binnen de landsgrenzen en dat heeft onherroepelijkconsequenties voor alles wat op ons erf gebeurt. Tegelijkertijd komen doortechnologische veranderingen oude patronen onder druk te staan en hebbenmensen steeds meer de neiging om hun leven in te richten volgens hun eigenvoorkeuren: individualisering.Tegen die snelle veranderingen wordt het cultureel erfgoed in stelling gebracht.Als een houvast, als een baken dat de juiste richting wijst. Als een methode omte achterhalen wie we ‘eigenlijk’ zijn.Het is de these van dit boek dat het cultureel erfgoed die functie maar ten delekan vervullen. Erfgoed is belangrijk, maar het spreekt lang niet altijd een duide-

9

Page 6: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

lijke taal en de betekenis die we eraan geven verandert voortdurend. Is ZwartePiet een onschuldige figurant in een kinderfeest of de uitdrukking van een diep-geworteld racisme? Moet het bloemencorso in Zundert tot elke prijs behoudenblijven of kunnen we er ook mee ophouden? Moet het pistool waarmee PimFortuyn werd vermoord worden aangekocht door het Rijksmuseum? Het zijnvragen die over cultureel erfgoed gaan, maar eigenlijk gaan ze over onszelf. Wij staan voor nieuwe opgaven, en het is aan ons om daar oplossingen voor tevinden. En terwijl het lijkt alsof het cultureel erfgoed ons de weg wijst, zijn wejuist voortdurend bezig de betekenis ervan aan te passen aan onze huidige in-zichten en behoeften.

De directe aanleiding voor dit boek is een groot onderzoeksprogramma dat aaneen aantal Nederlandse universiteiten wordt uitgevoerd: ‘Culturele Dynamiek’.Dat programma wordt voor het grootste deel betaald door de NederlandseOrganisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de belangrijkste finan-cier van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland. De commissie die hetprogramma opstelde, signaleerde een maatschappelijk crisisgevoel.1 Bijna allewesterse samenlevingen zijn hun zelfverzekerdheid kwijtgeraakt, schreef decommissie in haar programma. Die samenlevingen zijn ‘in ongekende mate pluri-form en multicultureel geworden’. Hun historische iden titeit is geen garantiemeer voor sociale cohesie, vond de commissie, en de vorming van een nieuweidentiteit verkeert nog in een onzekere fase.Om deze problemen te verkennen kende de programmacommissie een sleutel-rol toe aan cultureel erfgoed. Niet in de ‘conservatieve, verstenende’ zin van hetwoord, maar als een dynamisch begrip, dat voortdurend wordt geproduceerd,geherinterpreteerd en opnieuw wordt toegeëigend. NWO stelde een aantaldeelprojecten vast waarop universitaire onderzoekers konden inschrijven. Nade beoordelingsronden bleven zestien onderzoeksgroepen over die voor hetmerendeel in 2008 aan de slag gingen. De meeste projecten zijn in 2014 afge-rond.

In het voorjaar van 2011 vroeg NWO mij over dat programma een boek te schrijven,om zo voor een breder publiek bekendheid te geven aan de onderzoeksresul -taten. Hoe ik dat wilde doen werd aan mij overgelaten. Dit boek is daarvan hetresultaat. Het behoort niet tot het genre van de wetenschap, het is een journa-listiek verslag van wat onderzoekers denken en doen. Ik heb met ze gesproken,ik heb hun publicaties ge lezen en ben met ze op stap geweest. Ik zag het alsmijn opgave hun onderzoek zo helder mogelijk te beschrijven en hun bevindingenop een zinvolle manier met elkaar te verbinden.Dat was niet heel eenvoudig, want in de zestien onderzoeksgroepen warenruim vijftig onderzoekers aan de slag gegaan. Onder hen waren historici, kunst-historici, sociologen, filosofen, cultureel antropologen, archeologen en linguïs -

10

Page 7: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

ten, ieder met zijn eigen expertise, benadering en voorkeur. Al het onderzoekhad wel betrekking op de vraagstukken die in het programma waren vastgelegd,maar die waren op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd. Dat is binnen de sociale en geesteswetenschappen niets bijzonders; het bètamodel, waarbij iedere onderzoeker een vooraf gedefinieerd stukje van een puzzel moet oplos-sen, werkt hier niet zo goed. Ik heb geprobeerd lijn in al die deelprojecten tebrengen door me te concentreren op een aantal thema’s die in de verschillendeonderzoeksprojecten vaak opdoemden en die ik als ‘attenderende begrippen’heb gebruikt.2 Om een beeld uit een andere tak van wetenschap te gebruiken:als de condensatiekernen waaraan de meer vluchtige bestanddelen van hetonderzoek zich konden hechten.

Ten eerste is er het erfgoed. Ik heb me daarbij vooral georiënteerd op het werkvan de historicus Willem Frijhoff. Zijn definitie van cultureel erfgoed luidt:‘Erfgoed is iets wat ons uit het verleden wordt toebedeeld met de opdracht eriets mee te doen en het door te geven aan de mensen die na ons komen’.3 Jekunt denken aan De Nachtwacht, de Elfstedentocht, Sinterklaas of het gebouwvan de Hollandsche Schouwburg in Amster dam. Het zijn niet alleen gebouwenof voorwerpen, maar ook tradities. En het zijn niet alleen schitterende cultuur-schatten, het zijn ook pijnlijke herinneringen.De betekenis van erfgoed kan veranderen. Nieuwe generaties kunnen het erf-goed herinterpreteren, er een nieuwe bestemming aan geven. Een voorbeeldvan zo’n dynamisch erfgoed is het terrein van het voormalige concentratiekampWesterbork. Tot in de jaren zeventig werd er nauwelijks naar omgekeken, maarsinds die tijd is de betekenis van die plek gegroeid en zijn er plannen voor her-inrichting opgesteld.

Ten tweede: identiteit. Een lastig begrip, omdat het zowel over het zelfbeeldvan een groep of een land kan gaan, als ook over alles waarop dat beeld is ge-baseerd: een als objectief ervaren werkelijkheid. Dat maakt identiteit gecompli-ceerd en tot een gelaagd begrip. In dit boek gaat het vooral over het zelfbeeld:hoe een groep of een natie zichzelf ziet.Er is een hechte verbinding tussen identiteit en erfgoed: erfgoed is een uit -drukking van de identiteit van de groep die dat erfgoed koestert of adopteert.De kunst van De Stijl is onderdeel van de identiteit van Nederland, evenals desinterklaasviering, fietsen of schaatsen op natuurijs. Een belangrijk element vandat zelfbeeld is dat er ook altijd een element van onderscheid in zit: gedeelderfgoed impliceert een positionering ten opzichte van de groepen die daaraangeen deel hebben – die bijvoorbeeld niet fietsen, schaatsen of aan Sinterklaasdoen.Een derde thema is zintuiglijkheid. Weten wat mensen met hun zintuigen erva-ren is belangrijk voor de verklaring van gedrag en dat is een betrekkelijk nieuw

INLEID

ING

11

Page 8: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

aandachtspunt binnen de sociale en historische wetenschappen. Niet alleenpsychologen, maar ook cultureel antropologen hebben zintuiglijkheid, en in hetalgemeen het lichaam, op de agenda gezet. Cultureel erfgoed, voeren zij aan,kan alleen maar als authentiek ervaren worden als het zulke kwaliteiten heeftdat het aanspreekt, ‘resoneert’ in een persoon. Pas dan kan erfgoed ook eenbijdrage leveren aan de vorming van identiteit.

Tot slot nog een begrip dat in veel onderzoek impliciet of expliciet terugkomt:materialiteit, ofwel dingen. Voorwerpen spelen een rol bij de uitdrukking vanidentiteit, ze zijn noodzakelijk bij rituelen en opvoeringen. Ze hebben ‘agency’,zou je kunnen zeggen, ze kunnen zelf ‘handelen’, doordat ze een bijzondere betekenis of functie hebben. Een sprekend voorbeeld zijn menselijke resten. De schedels en botten in hetTropen museum worden al sinds enige tijd niet meer als dood materiaal gezien,maar als precaire verwijzingen naar museumpraktijken die nu worden afgekeurd.Het pistool waarmee Fortuyn werd doodgeschoten kun je een ‘modern reliek’noemen. Dit soort voorwerpen zijn niet als gewone objecten te beschouwen.Ze hebben een cruciale rol gespeeld in de recente geschiedenis en, belangrijkernog, ze hebben het vermogen die episodes weer bij de toeschouwer in herin-nering te roepen.

Erfgoed, identiteit, zintuiglijkheid en materialiteit zijn de begrippen gewordenwaarmee ik heb geprobeerd het onderzoek in een samenhangend beeld te van-gen. Ik heb me overigens niet beperkt tot het NWO-programma. Over identiteit,erfgoed en culturele dynamiek is al heel wat geschreven en waar ik dat nuttigvond heb daarvan gebruikgemaakt.In de wetenschap draait het om publicaties, en de belangrijkste informatiebron-nen voor dit boek waren de artikelen en boeken die de onderzoekers haddengeschreven. Omdat het programma tijdens mijn werk nog in volle gang was,moest ik soms gebruikmaken van voorlopige concepten of nog niet gepubliceer-de artikelen. Een probleem waar de in wetenschap geïnteresseerde burger meete maken krijgt, is mij ook niet bespaard gebleven: veel gepubliceerd onder-zoek is achter betaalmuren opgeborgen. NWO heeft zich herhaaldelijk uitge-sproken voor het principe van de vrije toegang tot wetenschappelijk onderzoek(open access), in de praktijk is ook het door NWO gefinancierde onderzoekmeestal niet voor buitenstaanders toegankelijk.Ook ander materiaal komt in dit boek ter sprake: tekeningen, foto’s, expositiesen geluidsopnamen. De foto’s van Theo Baart in dit boek zijn bedoeld als een illustratie van de manier waarop erfgoed werkt: hoe het zich voordoet, hoe hetgepresenteerd wordt en hoe dat alles in de praktijk uitpakt.Een belangrijke informatiebron waren voor mij de gesprekken die ik met veelonderzoekers heb gevoerd. Dat waren soms interviews van een uur, soms waren

12

Page 9: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

het kortere gesprekken. Sommigen sprak ik één keer, de meesten vaker. Eenenkele keer heb ik mijn vragen per e-mail gesteld. Daarnaast heb ik congressenen seminars bezocht en ben ik ook met veel onderzoekers op pad geweest. Ik hebmet hen de plaatsen bezocht waar ze onderzoek doen of hebben gedaan. Datwas vaak in Nederland, maar omdat het onderzoeksprogramma internationaalvan opzet was, ook vaak daarbuiten. Kwes ties rond erfgoed en identiteit doenzich overal voor.Uiteindelijk is al het materiaal neergeslagen in tien hoofdstukken die min of meerthematisch van aard zijn. De eerste drie hoofdstukken gaan over identiteit, danvolgen vier hoofdstukken over verschillende vormen van erfgoed: voorwerpen,rituelen, afbeeldingen en mode. De laatste twee hoofdstukken hebben be -trekking op pijnlijk erfgoed: dat uit de Tweede Wereldoorlog en ons kolonialeverleden. In de epiloog probeer ik enkele conclusies te trekken.

WARNA OOSTERBAAN

Duivendrecht, 1 juli 2014

INLEID

ING

13

Page 10: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

1

Page 11: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Het Nederlandse lopenDebat over de nationale identiteit

Soms moet je tweeduizend kilometer ver vliegen om Nederland beter te kunnenzien. Dat gebeurt me als ik om negen uur ’s avonds over het grote plein van AlHoceima loop, een Marokkaans stadje aan de Middellandse Zee. Het is er druk,want het is zomer vakantie en veel jonge Marokkanen uit Nederland, Duits landen België zijn voor een paar weken naar hun vaderland teruggekeerd. Ze zwer-men uit over het plein, lopen een rondje door het stadje en keren dan weer ophet plein terug.Naast me loopt Fatima Ballah, een jonge Nederlandse vrouw met Marokkaansewortels. Ze ziet dingen die ik niet zie. Ze knikt naar een meisje dat voor ons loopten zegt: ‘H&M.’ Of, over een jongen: ‘Hij doet zijn best, maar zit ernaast.’ Overeen paar andere jongens: ‘Dat zijn Nederlanders.’ Of: ‘Belgen, denk ik.’ En die?‘Die zijn van hier.’We zijn in de Rif, en de meeste Marokkanen die naar Europa zijn getrokken ko-men hiervandaan. Nu flaneren hun kinderen door de straten en over het plein. Zemengen zich onder hun neefjes en nichtjes, vrienden en bekenden die de over -steek naar Europa nog niet gemaakt hebben. De sfeer is vrolijk en ontspannen.Onder de hoofddoeken schitteren meisjesogen in het licht van de lantaarns.Jongens lachen en roepen naar elkaar. Op een enorm podium speelt een bandpopmuziek met Marokkaanse inslag. Over een week begint ramadan, maar numag er nog plezier worden gemaakt. De jongens staan vlak bij de hekken rondhet podium, een jongen van een jaar of twintig heeft zijn arm over de schoudervan een vriend gelegd. De meisjes staan een flink stuk daarachter.De terrassen zitten vol met mannen. Op muurtjes zitten vrouwen zonnebloem-pitten te kauwen. In de straten rond het plein lopen de jongens bij de jongens.De meisjes lopen ook bij elkaar, vaak stijf gearmd. Ze kijken veel naar elkaar, afen toe zeggen ze wat, maar gemengd wordt er niet. Het is flirten op zijn Marok -kaans.De meisjes dragen een hoofddoek en een lange jurk, de jongens zijn gehuld in deuniversele jongerendracht: strakke spijkerbroek, dito T-shirt en sportschoe-nen. Fatima kan ze allemaal thuisbrengen. Ze ziet uit welk land ze komen.Maar hoe? Zie je het aan hun kleren? ‘Ja,’ zegt Fatima, ‘de kleding van de Euro -

15

Page 12: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

pe anen is vaak iets moderner en duurder. Maar het is ook iets in hun houding, hunoogopslag, hoe ze lopen. Europese Marokkanen lopen iets sneller. Als ik hierben ga ik zelf ook langzamer lopen.’ ‘Zien ze het ook aan jou?’ vraag ik. ‘Ik denkhet wel,’ zegt Fatima. ‘Mijn hoofddoek is misschien van iets betere stof.’

Al Hoceima is niet de meest voor de hand liggende plek als je wilt weten wathet nu eigenlijk is, Nederlander zijn. Maar als je een goede gids hebt, wordt datanders. Fatima is hier in Al Hoceima geboren, maar toen ze een halfjaar oudwas verhuisde ze naar Nederland. Ze studeerde Arabisch in Leiden en doet nuonderzoek naar Marokkaanse jonge vrouwen in Nederland en in Marokko. Zekent beide werelden goed, ze weet ook wat het is om er niet echt bij te horen.Misschien kent ze het typisch Nederlandse daarom wel beter dan ik.

Witte gewadenEen Palestijnse muziekgroep in witte gewaden betreedt het podium. Hun mu-ziek klinkt strijdbaar en ze maken er heldhaftige danspassen bij, maar een diepeindruk maken ze niet. Het publiek komt weer in beweging. Het moeten er eenpaar duizend zijn. Ze hebben allemaal zwart haar, donkere ogen en hun huid islichtgetint. Hun ouders zijn hier geboren.Dit plein is een huwelijksmarkt, een plek waar jongens en meisjes elkaar kunnenontmoeten. Het ouderlijk toezicht is hier veel minder strikt dan in Neder land,Duitsland of België, want dit is immers Marokko. Hier ben je onder elkaar, hiermag je van je ouders ’s avonds de straat op. Een Marokkaanse jongen of meisjeuit Europa is veel meer in trek dan een uit Al Hoceima, want trouwen met eenEuropese jongen of meisje is zo ongeveer de enige mogelijkheid om hier ooitnog weg te komen. ‘Dat willen ze eigenlijk allemaal,’ zegt Fatima. ‘Ze dromen vaneen bestaan in Europa.’In een van de zijstraten komen we de zus en het nichtje van Fatima tegen. Zezijn net aangekomen voor hun jaarlijkse vakantie en ze maken een verkennings-tocht door de stad. Ze hebben al een paar nieuwe winkels gespot, en een pasaangelegde ondergrondse parkeergarage. Het gaat de stad blijkbaar goed.‘Het is nu ook wat meer ontspannen,’ zegt Saliha, het nichtje van Fatima. ‘Eenpaar jaar geleden ging het er nog veel fanatieker aan toe.’ Jongens die hen hin-derlijk bleven volgen, tot aan de deur toe. En er de volgende dag weer stonden.Fatima knikt. ‘Wat vind je van “Papieren!?” als poging om met je in gesprek tekomen? Heb ik echt gehoord!’ Nederlanders zijn op het moment trouwens min-der in trek, vertelt Fatima. Iedereen weet dat de wetten strenger zijn geworden.‘De Belgen, die doen het nu goed.’

Voor de jongens en meisjes in Al Hoceima zijn hun vakantie vierende leeftijds-genoten ideale huwelijkspartners: moslim, Marokkaans en in het bezit van eenpaspoort dat toegang biedt tot een wereld waar werk, geld en modern leven zijn.

16

Page 13: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

En daarom zijn ze gespecialiseerd in het duiden van elk teken of detail dat wijstop een bestaan aan de andere kant van de Middellandse Zee.Een van de favoriete zinnen van de socioloog Johan Goudsblom schiet me tebinnen: ‘Mensen zijn door en door sociaal.’ Door het contact met anderen ga jeniet alleen anders praten en denken, maar blijkbaar ook anders kijken en lopen.Het neemt bezit van je geest en je lichaam. De nationaliteit trekt in je oogleden,vormt je mondhoeken en regelt je looptempo.

MengelmensDe Zuid-Afrikaanse schrijver Breyten Breytenbach bedacht het woord mengel-mens. Hij bedoelde er mensen mee met een meervoudige identiteit, mensendie in twee of meer culturen leven. Zijn die jonge Marokkanen uit Nederland diehier lopen mengelmensen? Ze kennen de culturele codes van Nederland én dievan Marokko. Misschien leven ze er niet altijd naar, maar of ze het nu willen ofniet, het Nederlandse heeft al bezit van hen genomen.Maar dat stelt veel Nederlanders niet gerust. De toestroom van migranten gaathun te snel, het zijn er te veel en ze respecteren de typisch Nederlandse nor-men en waarden niet. Jonge Marokkanen scoren hoog in de criminaliteitsstatis-tieken.Nieuwkomers moeten volledig kiezen voor Nederland, vinden gewone mensen,politici en opiniemakers. Ze moeten de Nederlandse identiteit omarmen. Be -houd van de eigen identiteit van immigranten, een van de doelen van het min-derhedenbeleid uit de jaren zeventig en tachtig, is geheel in diskrediet geraakt.Maar wat is dat, die Nederlandse identiteit?In het algemeen wordt onder nationale identiteit het zelfbeeld van de natie ver-staan, maar het is niet alleen dat. Het is ook alles waarop dat beeld is gebaseerd:het reilen en zeilen van die natie. Dat maakt identiteit tot een gecompliceerdbegrip, want het is de vraag hoe het beeld samenhangt met die werkelijkheid.Je kunt je zelfs afvragen of die ‘werkelijkheid’ wel objectief is vast te stellen. Hetprobleem is ‘dat we geen ongestoorde, objectieve toegang tot deze werkelijk-heid hebben’, zoals de socioloog Nico Wilterdink in een artikel over nationalekarakters schreef.1 Ons zicht op onze nationale identiteit wordt nu eenmaal óókgevormd door de opvattingen die we daarover met ons meetorsen.Frijhoff probeert beeld en werkelijkheid toch te ontwarren.2 Hij werpt de vraagop of identiteit uiteindelijk alleen maar verbeelding is. Dat is niet zo aanneme-lijk, vindt Frij hoff. Waarschijnlijker is dat die verbeelding in een zekere relatiestaat tot de werkelijkheid. Maar hoe ziet die relatie eruit? Er zijn twee mogelijk-heden. De eerste is dat het beeld een weerslag van de werkelijkheid is. Maareen andere optie is bevredigender. Daarin is aandacht voor de wisselwerkingtussen het handelen en het beeld: het beeld is wel het resultaat van het hande-len, maar het beeld beïnvloedt óók het handelen. Frijhoff spreekt van ‘voort -durende interactie tussen het groepsbeeld en de praxis van het individueel en

HET NEDERLANDSE LOPEN

17

Page 14: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

maatschappelijk handelen’. Er ontstaat een soort spiraalbeweging tussen beelden sociale werkelijkheid, waarin het ene het andere vormt, en omgekeerd.Daarmee is ook het belang van identiteit gegeven: het is de manier waarop desamenleving naar zichzelf kijkt.In het debat dat aan het einde van de jaren negentig ontbrandde, speelden dienuances geen belangrijke rol. Daarin werd de Nederlandse identiteit vooral op-gevoerd als een begrip dat nauwelijks toelichting behoefde. De identiteit werdbedreigd door een toestroom van nieuwkomers, vond menigeen, en daaromwas het van belang om eens helder te formuleren waar ‘het Nederlandse’ voorstond.Politici, columnisten en onderzoekers wierpen de vraag op of de pogingen omtot een multiculturele samenleving te komen wel geslaagd waren, ja, of eenmulticulturele samenleving überhaupt mogelijk was.De aanstichter van dit debat was Paul Scheffer, en zijn artikel uit 2000 ‘Hetmulti culturele drama’ sloeg in als een bom.3 Al eerder hadden ook de VVD-poli-ticus Frits Bolkestein en SCP-directeur Paul Schnabel zich openlijk afgevraagdof de toestroom van immigranten niet een bedreiging vormde voor de cohesieen het incasserings vermogen van de Nederlandse samenleving, maar hun bij-dragen waren veel minder opgemerkt.Scheffer twijfelde er niet aan: de multiculturele samenleving was bezig te mis-lukken. Werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit hoopten zich opbij de etnische minderheden en dat leidde tot het ineenstorten van ‘het kaar-tenhuis van de multicul turele samenleving’. Dat zouden kabinet en parlementeindelijk eens onder ogen moeten zien. Verder bepleitte hij versterking van hetnationaal zelfgevoel en een afscheid van de ‘kosmopolitische illusie’ waarin velen zich wentelen. Hoe kunnen we nieuwkomers duidelijk maken waarin zemoeten integreren als we zelf niet eens weten waarin precies? We brengen onvoldoende onder woorden wat onze samenleving bijeenhoudt, vond Schef -fer.De islam was in zijn ogen een belangrijke belemmering voor de integratie van mos limimmigranten. Er bestond volgens hem een flinke afstand tussen degangbare omgangsvormen in Nederland en ‘het normbesef binnen de islamiti-sche gemeenschappen’.Het debat ging spoedig voornamelijk over de islam, vooral nadat twee anderefelle critici van de islam werden vermoord: de politicus Pim Fortuyn en de film-maker Theo van Gogh. Toen Ayaan Hirsi Ali, een Somalische schrijfster en poli-tica die in 1992 in Nederland politiek asiel had gekregen, brak met de islam,werd ze bedreigd en moest ze onderduiken.

Dat alles gebeurde tegen de achtergrond van een reeks internationale gebeur-tenissen: de aanslagen op het World Trade Center in New York in 2001, de rel-len die op allerlei plaatsen in de wereld uitbraken naar aanleiding van enkele

18

Page 15: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

kritische cartoons in een Deense krant (2005), en tal van andere aanslagen diewerden opgeëist door radicale moslims.Nederland belandde in een identiteitscrisis, vonden waarnemers als Frijhoff.De politieke moorden, de eerste sinds het lynchen van raadspensionaris Johande Witt en zijn broer Cornelis in 1672, schokten en verwarden het land. Die moor-den maakten ook korte metten met de brede overtuiging dat Nederland ‘demeest vredelievende, eensgezinde en tolerante samenleving van het Westen’was.4 Het zelfbeeld van de natie onderging een gevoelige correctie.

Fijne vakantieVan islamitische onvriendelijkheid is op het plein in Al Hoceima niets te merken.Ik voel me hier veiliger dan op de Dam. Marokkaanse jongens die me als Neder -lander herkennen groeten me en wensen me ‘fijne vakantie’. Bij een taxi vragenze of ze kunnen helpen en onderhandelen voor ons met de chauffeur.‘Maar,’ zegt Fatima Ballah, ‘als ik hier alleen zou lopen, zouden ze me van alles toe-sissen. Dat gebeurt in Nederland niet. Ik kan daar steeds slechter tegen.’De volgende dag ga ik bij haar op bezoek. Ze verblijft in het huis dat haar vaderin Al Hoceima heeft laten bouwen. Een koel gebouw van vier verdiepingen, metoveral geglazuurde tegels. In de winter staat het leeg, in de zomer is het eenontmoetingsplaats voor de hele familie. Haar zus en haar nichtje zijn er al, haarouders komen nog.Ze vertelt over haar leven. Haar vader vertrok in de jaren zeventig via Spanje enCor sica naar Nederland. Daar vond hij werk in het Westland. Begin jaren tachtigliet hij zijn gezin overkomen. Daarmee was hij een van de tienduizenden Riffijnendie zich in Nederland vestigden.Fatima Ballah ging naar school. De eerste dag verstond ze niets. Thuis sprakenze Berbers, op straat speelde ze met Turkse kinderen. Maar ze kon goed leren,en ging naar het vwo. En daarna? ‘Ik ging naar zo’n voorlichtingsdag van deuniversiteiten. Toen zag ik ergens: Arabisch, en ik wist meteen: dát ga ik doen.Ik kon allang Arabisch lezen en schrijven, ik had in Maassluis op een moskee-school gezeten. Maar het kwam vooral neer op het uit je hoofd leren van deKoranverzen, ik wist nauwelijks wat die betekenden. Dat heeft me altijd geïrri-teerd.’Toen ze was afgestudeerd kreeg ze een promotieplaats aan de RijksuniversiteitGro ningen. Sinds die tijd verdiept ze zich in de levensloop van jonge Marok kaan -se vrouwen. Ze komt regelmatig in Al Hoceima. Om onderzoek te doen, maar ookom vakantie te houden. ‘Ik vind het heerlijk hier,’ zegt ze. ‘Ik luister naar de ver-halen van mijn familie, ik ga naar het strand. Het is hier mijn tweede thuis.’

Zo denken meer Marokkanen erover. Elk jaar vindt er in de straten en op deplei nen van Al Hoceima een massale reünie plaats. Het was een armetierigplaatsje, maar het is nu een stad met cafés, restaurants, terrassen en veel win-

HET NEDERLANDSE LOPEN

19

Page 16: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

kels. De migranten zijn een belangrijke bron van inkomsten. Ze bouwen huizen,ze komen elke zomer terug.

LevensverhalenVoor haar onderzoek spreekt Ballah uitgebreid met Marokkaanse vrouwen vanin de twintig die in Nederland wonen en in het Rifgebied, hier in Marokko. Zevraagt naar hun levensverhalen, en naar de thema’s die bepalend zijn voor hunidentiteit: vrouw-zijn, migratie en de islam. Die thema’s hangen nauw met el-kaar samen, maar er zijn belangrijke verschillen tussen vrouwen (‘meiden’, zegtBallah) in de Rif en in Neder land.‘Hier in de Rif is de islam helemaal geen thema. Je bent moslim, zo ben je gebo-ren en iedereen om je heen is het. Maar in Nederland is het anders. Daar moet jeover de islam nadenken, want het is niet vanzelfsprekend. Je wordt er voortdu-rend op aangesproken en zo wordt dat veel nadrukkelijker een deel van je iden-titeit. Veel meiden die ik in Nederland sprak vroegen zich af of ze wel een goedemoslim waren, dat was een belangrijke kwestie voor ze. Hier in Marokko kreeg ikheel andere antwoorden als ik vroeg wat de islam voor hen betekende. Dankreeg ik een vanbuiten geleerd lesje over de vijf zuilen van de islam.’Omgekeerd is er een thema waar de Marokkaanse vrouwen in Nederland nau-welijks mee bezig waren, maar hun zusters in Marokko weer wel: migratie. ‘Zedromen van Europa, ze dromen van trouwen met een Marokkaan uit Europa. Demeesten zijn nooit in Europa geweest, want ze krijgen zelfs geen toeristenvisum.Je moet dan aan heel veel voorwaarden voldoen. Je moet verzekerd zijn, je moeteen goede baan hebben. Het is een obsessie voor ze. Je hebt hier als jonge vrouwmaar twee mogelijkheden: of je zit thuis, of je bent getrouwd.’De zomerse invasie van generatiegenoten die wel zijn geslaagd draagt er niettoe bij dat de thuisblijvers zich verzoenen met hun lot. De clash is groot, zegtBallah, voor de thuisblijvers is het moeilijk daarmee om te gaan. ‘Dat doen zevaak door zichzelf moreel hoger te schatten. Die mensen uit Europa doen te wei -nig aan de Marokkaanse cultuur en de godsdienst, vinden ze, ze zijn arro gant,hun zeden zijn niet goed, ze zijn te bloot.’

BroodnuchterIn veel dingen is de Marokkaanse samenleving anders dan de Nederlandse.Hier in Al Hoceima is vrijwel nergens alcohol te krijgen. De jongens en meisjesop het plein zijn allemaal broodnuchter. Op het strand lopen de jongens en demannen in zwembroek, de vrouwen houden hun lange gewaden en hoofddoekaan. Zwemmen is er voor hen niet bij. Op het podium staat achter de popmuzi-kanten een enorm portret van koning Mohamed VI. Er zijn tientallen politieagen-ten op de been, die voortdurend op fluitjes blazen.In Nederland mag meer en kan meer, maar soms ook juist weer niet. In de ver-plichte inburgeringscursussen krijgen immigranten daarom een spoedcursus

20

Page 17: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Nederlandse omgangsvormen. Ze leren daar dat het niet gek is als twee homo’selkaar op straat kussen, dat Nederlanders prijs stellen op een opgeruimd erf endat een houten ooievaar in de tuin betekent dat daar een baby is geboren. En dathet de bedoeling is dat je dan een kaartje met felicitaties in de bus doet.Het zijn allemaal pogingen de Nederlandse cultuur voor dagelijks gebruik toe-gankelijk te maken, en ze zijn het gevolg van een nieuwe zoektocht naar deNederlandse identiteit. Scheffer had die kwestie ook aangesneden. Is het eengoed idee om te proberen wél onder woorden te brengen wat de Nederlandsesamenleving bijeenhoudt? En als je die Nederlandse identiteit kent, kan die daneen middel zijn om de integratie van minderheden te verbeteren?De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bracht in 2007een rapport uit dat gezien kan worden als een uiterst genuanceerd antwoordop die vragen: Identificatie met Nederland.5

De raad zag voor het opdoemen van de identiteitsvraag een aantal oorzaken. Deeerste: individualisering. Het proces waarin mensen zich steeds onafhankelij-ker opstellen van familie, kerk en andere instanties en zélf hun bestaan willeninrichten. Dat leidt onvermijdelijk tot meer pluriformiteit en die kan de cohesie inhet land bemoeilijken. Ten tweede: globalisering. Een land kan zich steeds min-der afsluiten voor de rest van de wereld, want je hebt met die andere landensteeds meer te maken, zeker een land als Nederland. De ingezetenen van dielanden komen ook hier en ze brengen hun leefstijlen mee. Dat alles leidt ertoedat veel mensen het gevoel hebben dat de samenhang verdwijnt, en dat hethoog tijd wordt de nationale identiteit te versterken.Maar identiteit vond de WRR eigenlijk een verkeerd begrip. Dat klinkt als ietswat af is en onwrikbaar, iets wat buiten de mensen bestaat en wat groepen uit-sluit. Veel beter is het, vond de raad, van identificatie te spreken. Een subtieleverschuiving, maar met belangrijke consequenties. Want opeens wordt identi-teit het gevolg van een handeling, iets waarvoor je kunt kiezen, niet een etiketdat op je wordt geplakt. Mensen voelen zich met verschillende groepen ver-bonden, vond de raad, en die bindingen kunnen voortdurend veranderen, naarplaats en naar tijd. Je kunt familielid, buurtbewoner, stedeling en Nederlandsingezetene zijn en sommige van die bindingen zijn intenser dan andere.Het debat over identiteit en nationaliteit wordt te veel in emotionele termen ge-voerd, vond de raad, en ten onrechte wordt vaak de loyaliteitsvraag gesteld:ben je bijvoorbeeld Marokkaan of Nederlander? Dat kan contraproductief wer-ken. De nadruk op de Nederlandse nationale identiteit ‘kan tot gevolg hebbendat mensen zich zodanig voor het blok gezet voelen dat de mogelijkheden vooridentificatie eerder af- dan toenemen’.6 Veel vruchtbaarder was het om te kijkenwat mensen bindt op functioneel vlak: als je dus niet primair gezien wordt alsbehorend tot een etnische groep, maar vooral als werknemer, lid van een ver-eniging, student, of lid van een politieke partij. Daar liggen ook mogelijkhedenvoor beleid om de identificatie met Nederland te versterken, vond de raad.

HET NEDERLANDSE LOPEN

21

Page 18: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Daarin investeren is vruchtbaarder dan een discussie over twee paspoorten tebeginnen.

Het WRR-rapport kreeg een gemengde ontvangst. Er was lof voor de genuan-ceerdheid, vooral in wetenschappelijke kringen. Maar in het openbare debatoverheerste de kritiek. Socioloog Ruud Koopmans vond in NRC Handelsbladhet rapport slecht onderbouwd en te normatief. In Trouw betoogde de Gro -ning se historicus Frank Anker smit dat identificatie altijd identificatie met iets is.‘Alles wat het WRR-rapport met het begrip “identiteit” buiten de deur dacht tezetten, komt daarom via de achterdeur van de “identificatie” automatisch weerbinnen’. Ook hij vond het rapport te normatief, hij sprak van ‘politieke privéopvat-tingen van enkele dames en heren in de WRR’. Geert Wilders (PVV) noemde deonderzoekers van de WRR ‘wereldvreemd’.De zaken werden er niet beter op toen prinses Máxima bij de presentatie vanhet rapport vertelde over haar kennismaking met de Nederlandse samenleving,en zei dat ze ‘dé Nederlandse identiteit’ niet had gevonden. ‘Dé Nederlander’bestaat niet, voegde ze eraan toe. Daarvoor bestaat er te veel veelzijdigheid,daarvoor is het beeld te ge varieerd.Dat schoot menig criticaster van de multiculturele samenleving in het verkeer-de keelgat. Op een bijeenkomst in de Rode Hoed in Amsterdam op 7 oktober2007 zei Paul Scheffer: ‘Ik vind het nogal hooghartig om jezelf tot wereldburgeruit te roepen wanneer je in een gated community in Wassenaar woont.’ Schefferdrukte zich nog genuanceerd uit. In andere bijdragen aan dit debat werden deaccenten weggelaten die Máxima steeds op het lidwoord dé had gezet. Zodatbij veel mensen het beeld bleef hangen dat een Argentijnse nieuwkomer deNederlander zijn identiteit had afgenomen, of erger nog, diens bestaan had ont-kend.Het rapport van de WRR werd het slachtoffer van zijn goede bedoelingen. Deanalyses werden in academische kringen gunstig onthaald, maar overtuigdenniet in het publieke debat. Ze sloten te weinig aan bij het heersende gevoel dater iets mis aan het gaan was. Dat gevoel was met de herdefiniëring van identiteitals identificatie niet de wereld uit geholpen. Die vondst heeft ook weinig schoolgemaakt – en dat hoeft weinig verbazing te wekken. Want identificatie mag daneen adequate beschrijving zijn van de manier waarop Nederlanders met elkaarrelaties opbouwen, dat begrip was weinig geschikt om de vraag te beantwoor-den die blijkbaar velen kwelde: wat is de kern van het Nederlanderschap?

CanonConcreter was een ander gevolg van de opgelaaide discussies over de Neder -landse identiteit. Zou het niet een goed idee zijn om de Nederlandse geschiede-nis tot leven te brengen door in een overzichtelijke lijst de hoogtepunten bijeente brengen? In 2005 signaleerde de Onderwijsraad ‘een tekort aan aandacht

22

Page 19: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

voor de canon als uiting van onze culturele identiteit’. Zeker nu er zoveel kinde-ren van buitenlandse herkomst de scholen bevolkten vond de raad het van be-lang op school goed les te geven over Nederlandse geschiedenis en cultuur.7

Een commissie onder leiding van de gerespecteerde literatuurhistoricus Fritsvan Oostrom, tevens president van de Koninklijke Nederlandse Akademie vanWetenschappen, werd aan het werk gezet. Precies een jaar later, in 2006, zaghaar rapport het licht.8

De commissie had vijftig belangrijke personen, voorwerpen en gebeurtenissengeselecteerd die als ‘vensters’ uitzicht boden op het ‘rijke verhaal van Nederlandin de wereld’. Die vijftig vensters zouden vooral in het onderwijs een rol moetenspelen, vond de commissie. Het begon met de hunebedden en het eindigdemet de euro, en daartussen doemden onder meer Rembrandt, de slavernij, deMax Havelaar, de gasbel, de televisie, Annie M.G. Schmidt, Aletta Jacobs,Willem Drees, De Stijl en de Eerste Wereldoorlog op. Het was een overzichtvan wat iedereen in elk geval zou moeten weten van de geschiedenis en cultuurvan Nederland.Wie het voorwoord van het rapport leest, kan zich niet aan de indruk onttrekkendat de opstellers zelf betwijfelden of het wel een zinvolle onderneming was. Zijgaven toe dat de canon ‘conceptueel kwetsbaar, ideologisch twijfelachtig enzelfs enigszins verdacht’ was, en als constructie ‘veel fragieler dan de pretentiessuggereren’. Toch had de com missie de opdracht aangenomen, omdat het vol-gens haar ging om kennis die iedereen zou moeten hebben en die dus opschool moet worden aangeleerd.De canon was niet bedoeld om het probleem van de integratie van nieuwko-mers op te lossen. Ook veel autochtone Nederlanders hebben weinig kennisvan het verleden van hun land. Maar het is de canon van het land dat wij geza-menlijk bewonen, schreef de commissie, en in die zin kon de canon zeker bij-dragen tot burgerschap. Van Oostrom nam wel nadrukkelijk afstand van hetbegrip nationale identiteit. De canon kon misschien wel het collectieve geheu-gen van een land weerspiegelen, maar nooit de identiteit ervan. In de interna-tionale, multiculturele wereld van vandaag was nationale identiteit trouwens‘een bedrieglijk, ja gevaarlijk begrip’.Het was duidelijk dat Van Oostrom en de zijnen hun canon flink uit de buurt vanelk chauvinisme wilden houden en niets moesten hebben van pogingen om denationale trots in te zetten voor het opvoeden van nieuwkomers. Daar kreeg decommissie van veel kanten waardering voor. Zo kort na de moord op Theo vanGogh had zij het hoofd koel gehouden. Ondanks veel maatschappelijke drukwas bijvoorbeeld Pim Fortuyn niet in de canon opgenomen.

Toch was lang niet iedereen overtuigd. De socioloog Jan Willem Duyvendakvond dat een canon onvermijdelijk tot uitsluiting van nieuwkomers leidt. Zehebben onze geschiedenis niet ervaren en dat wordt ze met de formulering van

HET NEDERLANDSE LOPEN

23

Page 20: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

een canon nog eens extra ingepeperd.9 Ook bij vakhistorici viel de canon niet inde smaak. Frijhoff sprak van een ‘nogal losse bundel’ zonder een echt verhaalover de historische samenhang, ‘laat staan over de complexe dynamiek van degeschiedenis binnen en buiten de nationale grenzen’.10 Anderen hekelden debetrokkenheid van de staat, zoals historicus Maria Grever. Zij waarschuwdevoor ‘instrumentalisering van het verleden’ in dienst van een nationale ideolo-gie. Er is geen bewijs, vond ze, voor de veronderstelling dat de creatie van eengemeenschappelijk nationaal verleden de nationale identiteit versterkt. En dateen sterke nationale identiteit de sociale cohesie ten goede komt staat ook nietvast, meende ze.11 Maar de kritiek won het niet van de ideeën en het prestigevan de commissie, en op 1 augustus 2010 werd de canon officieel onderdeel vande kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezetonderwijs. En niet alleen dat: de aandacht voor de canon gaf de aanzet totsoortgelijke initiatieven in andere gebieden. Zo kwamen er onder meer canonsvan Amsterdam, Friesland, Groningen, Eemland, Zeeland en IJssel stein, vanhet Nederlandse landschap, van de wiskunde, van de Nederlandse film en vande glastuinbouw.

MuseumMinder voorspoedig verliep een andere poging de kennis van het culturele ver-leden te bevorderen. In 2006 besloot de Tweede Kamer dat er een rijksmuseummoest komen waar de Nederlandse geschiedenis zou worden getoond, min ofmeer in navolging van buitenlandse voorbeelden als het Duitse ‘Haus derGeschichte’. Het idee was afkomstig van de Tweede Kamerleden Jan Marij nis -sen (SP) en Maxime Verhagen (CDA). Hun argumenten zetten ze uiteen in eeningezonden brief in Trouw van 13 mei 2006. Het lijkt wel alsof we geen gemeen-schappelijke identiteit meer hebben, schrijven de politici. Dat komt door ‘inter-net en globalisering, maar ook door individualisering van de samenleving en dekomst van meer mensen met een andere culturele achtergrond’. Toch zijn weallemaal de producten van de historie, en daarom is het hoog tijd om in eenHuis van de Nederlandse Geschiedenis meer aandacht te geven aan onze wor-dingsgeschiedenis, vonden Marijnissen en Verhagen.Hun plan kreeg aanvankelijk brede steun, maar het strandde in getouwtrek overde vestigingsplaats en de kosten. In 2010 besloot staatssecretaris Halbe Zijl -stra dat er wegens noodzakelijke bezuinigingen helemaal geen historisch mu-seum zou komen. Het parlement legde zich snel bij deze beslissing neer, wanthet aanvankelijke enthousiasme was bekoeld. Niet alleen door de financiële enpolitieke verwikkelingen. Ook was er inmiddels onenigheid over de opzet. Hetoorspronkelijke idee was de verse canon als uitgangspunt te gebruiken, in latereplannen was de opzet thematisch geworden. Met thema’s als: ‘vijf werelden’,‘rijk en arm’, ‘oorlog en vrede’, ‘land en water’. Een van de vaders van het plan,Jan Marijnissen, betitelde die opzet als een ‘postmoderne hutspot, hipdoenerij

24

Page 21: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

van museumbobo’s’. Later doemde er in de plannen toch nog een ‘historischetijd lijn’ op, maar dat mocht niet meer baten.

Zwak ontwikkeldHet is blijkbaar niet gemakkelijk de nationale identiteit van Nederland te ver-beelden, dat zou je uit de geschiedenis van de canon en het nationaal histo-risch museum kunnen afleiden. De canoncommissie nam uitdrukkelijk afstandvan het begrip identiteit, het museum strandde in geharrewar. Zou dat kunnensamenhangen met een zwak ontwikkeld of een onduidelijk ‘nationaal zelfge-voel’?In Amsterdam ga ik op bezoek bij Rogier van Reekum. Een vriendelijke blondereus van begin dertig. Hij doet onderzoek naar de manier waarop er in Neder -land over de nationale identiteit wordt gedacht en gediscussieerd.Ter inleiding laat Van Reekum in zijn werkkamer een filmpje zien dat op You -Tube staat. Het is een interview met filmmaker Theo van Gogh dat schrijfster enactrice Nazmiye Oral in het najaar van 2002 maakte voor de Moslim Omroep. Hijheeft het filmpje niet uitgekozen omdat Van Gogh zoveel voor de Neder landseidentiteit heeft betekend, zegt Van Reekum. De reden is dat het volgens hemheel goed laat zien hoe het concept van het Nederlanderschap is veranderd, enook hoe we tegenwoordig uitmaken wat typisch Nederlands is en wat niet. VanGogh zit thuis op de bank, trekt aan zijn sigaret en maakt van zijn hart geenmoordkuil: de islam is de grootste bedreiging van het vrije Westen, in de islamis het denken in de vijftiende eeuw opgehouden, ieder geloof mag belachelijkworden gemaakt.

‘Hirsi Ali moest onderduiken toen ze in navolging van Pim Fortuyn zei datde islam een achterlijke cultuur was. Ik heb verdomd weinig solidariteits -betuigingen vanuit de islam gehoord met die vrouw.’ Nazmiye Oral: ‘Ik benvoor Hirsi Ali.’ Van Gogh: ‘Zeg het eens in die camera: ik vind het eenschande dat ze heeft moeten onder duiken.’ Oral draait zich om en zegt: ‘Ikvind het een schande dat ze heeft moeten onderduiken.’ Van Gogh: ‘Je bentde eerste, duim omhoog. Maar wat voel jij je meer: Nederlander of Turk?’Oral: ‘Allebei, ik kan niet kiezen.’Van Gogh zegt dat hij dat niet begrijpt, we zijn toch in de eerste plaatsNeder lan ders?Even later vraagt Oral aan Van Gogh: ‘Voel jij je een echte Nederlander?’Van Gogh: ‘Dat is het laatste wat ik voel. Ik heb altijd het shirt van deDeutsche Mannschaft aangetrokken als ik op tv kwam. Ik krijg geen brok in mijn keel als het volkslied wordt gespeeld. Ik ben voor de republiek entegen die poppenkast van Oranje. Maar waar het om gaat is dat je eennormen- en waardenstelsel hebt met tolerantie voor andersdenkenden, endat geloven niet verplicht is. Vrijheid van meningsuiting.’ Oral: ‘Maar dat is

HET NEDERLANDSE LOPEN

25

Page 22: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

niet speciaal Nederlands.’ Van Gogh: ‘Nou ja westers dan. Ik groei hier op.Ik ben eerder Nederlander dan Belg.’

Als het filmpje afgelopen is zegt Van Reekum dat hij het gesprek tussen VanGogh en Oral tekenend vindt voor de manier waarop er over Nederlander-zijnwordt gesproken. Als voorbeeld noemt hij die verklaring van loyaliteit waaropVan Gogh aandringt. ‘Dat is blijkbaar een methode waarmee we kunnen bepa-len of iemand wel of niet deel uitmaakt van de nationale gemeenschap.’ Datpast in een nieuw en meer democratisch model voor het zoeken naar identiteit,vindt Van Reekum. ‘Het is niet meer zo dat een historicus of een socioloog be-paalt wat de identiteit van een samenleving is, zoals bijvoorbeeld Johan Hui zin -ga vroeger. Die dacht er een tijd over na en concludeerde dan: ‘De Neder -lander is burgerlijk.’Wat de Nederlander is, daar gaan we tegenwoordig zelf over, en wij allemaal,zegt Van Reekum. ‘Het lastige is dat je dan wel meteen te weten komt dat erveel onenigheid over de nationale identiteit bestaat. Dus dat je onder ogenmoet zien dat die er misschien helemaal niet is.’Maar je kunt het ook anders zien, zegt Van Reekum. We zijn het wellicht nieteens over een aantal inhoudelijke kwesties, er is wél een brede overeenstem-ming over de manier waarop het debat gevoerd moet worden: iedereen moetkunnen zeggen wat hij vindt en iedereen telt mee. ‘Dat vinden we heel belangrijkin Nederland. Je zou dat procedurele waarden kunnen noemen. En dáár gaat ver-volgens heel vaak het debat over. Vooral over de vrijheid van meningsuiting: datje alles moet kunnen zeggen.’Bijvoorbeeld dat je zegt dat je je helemaal geen Nederlander voelt. ‘Van Goghis daarvan blijkbaar vrijgesteld, maar Nazmiye Oral moet van hem kiezen. Hijgaat ervan uit dat het een zero-sumkwestie is: dat je Turks-zijn ten koste gaatvan je Nederlander schap.Maar voor hemzelf geldt dat dus niet. Dat past overigens wel in een bredetrend: het is door en door Nederlands om je niet Nederlands te voelen. Maarhoe moeten mensen die Nederlander willen worden daar in hemelsnaam meeomgaan? Zij kunnen dat in ieder geval niet zeggen.’Is dat niet het soort dedain dat mensen als Paul Scheffer tot wanhoop brengt?Hij schreef: ‘We slaan onszelf op de nationale borst omdat we denken er geente hebben.’‘Ja, de zwakte van de eigen cultuur, en dat je affirmatiever en explicieter zoumoeten zijn, dat is bij hem een terugkerend thema. Wij zijn niet zo heel nationa-listisch. Mensen als Geert Mak en Dick Pels vinden dat juist iets moois, waar weniet van af moeten. Het komt tot uitdrukking in de titels van hun boeken. Gedoemdtot kwetsbaarheid van Mak en Een zwak voor Nederland van Pels.’Ik vraag Van Reekum of hij een canon een werkbare manier vindt om het natio-naal zelfbewustzijn te stimuleren. ‘Van al dat soort pogingen kun je zeggen dat

26

Page 23: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

het heel moeizaam gaat. Er is altijd heel veel gedoe over. Als je naar de ge-schiedenis kijkt, dan moet je vaststellen dat het niet dit soort projecten zijn diede identiteit bevorderen, maar vooral heftig bevochten conflicten. Het is heelonwaarschijnlijk dat we dat op een niet-conflictueuze manier kunnen bereiken,dan staat er te weinig op het spel.’

OnenigheidHet debat blijft dus problematisch. We kunnen het erover eens worden dat ie-dereen evenveel over identiteit te zeggen heeft, maar tegelijk weet je dan dathet debat niet tot een bruikbaar resultaat leidt. Ja, zegt Van Reekum. ‘Zodra jedie paradox ziet denk je: hoe moet dat nu verder? We willen dat oude hiërarchi-sche model niet meer, we zijn met dat democratische model opgescheept.Maar we willen ook niet serieus af van het idee dat we een nationale gemeen-schap vormen. Zelfs Van Gogh, die zegt zich geen echte Nederlander te voe-len, wilde niet het einde van de Nederlandse gemeenschap. Niemand zegt let’scall the whole thing off.’Maar is een gedeeld besef van nationale identiteit niet noodzakelijk voor het levenbinnen een nationale gemeenschap? ‘Daar ben ik nog niet helemaal uit. Mis -schien zullen sommige mensen zich ontheemd voelen, allochtonen én autochto-nen. Je kunt ook zeggen dat we moeten accepteren dat het omstreden blijft.’Van Reekum denkt dat als we over twintig jaar op deze periode terugkijken, wezullen zeggen: ja, zo zijn Nederlanders. ‘Misschien helpt deze periode uiteindelijkom te komen tot een vorm van Nederlanderschap waarin veel meer past dan dater aanvankelijk in paste. Een opener en pluralistischer bestel. Dan zijn we ver-geten dat we ons twintig jaar lang zorgen hebben gemaakt over het feit dat on-ze nationale identiteit geen inhoud heeft.’Ik zeg tegen Van Reekum dat ik het merkwaardig vind dat je in discussies overidentiteit zo weinig hoort over de Nederlandse taal. Als er nu één ding is datNederlanders bindt, waarover ze het eens zijn en waarvan ze zich de hele dagbedienen, dan is dat toch wel het Nederlands?‘Het is inderdaad curieus dat er zo weinig mee gedaan wordt, terwijl er tocheen brede consensus is dat taalcursussen belangrijk zijn. Maar die consensusover het belang van taal heeft de verdere discussies en de onenigheid niet kun-nen stoppen. Taal is niet genoeg, taal wordt gezien als een stap in een omvang-rijker proces van aanpassing. Soms denk ik wel eens: had het bij de taal lerengehouden, want daar hebben mensen best iets aan, en laat het gezanik over“cultuur” achterwege. Juist door meer te willen is zichtbaar geworden dat ergeen overeenstemming te verwachten is over nationale identiteit.’

Mission statementWat moet je nu concluderen na ruim tien jaar praten en schrijven over de Neder -landse identiteit? In ieder geval dit: veel heeft het niet opgeleverd.

HET NEDERLANDSE LOPEN

27

Page 24: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

De invoering van de canon was vooral een onderwijskundige verandering, enhet valt niet uit te sluiten dat zij tot een vergroting van het historisch bewustzijnheeft geleid. Ook de canons die in het voetspoor van de grote canon zijn ont-wikkeld hebben mogelijk de kennis van het verleden vergroot. Als didactischeinstrumenten waren de canon en zijn navolgers zo gek nog niet en wellicht heb-ben ook nieuwkomers daar wat van opgestoken.Maar zijn de denkbeelden over de natie daarmee ook ‘nationaler’ geworden? Isde identiteit van Nederland door de canonvorming scherper in beeld gekomen?Dat was niet de bedoeling van de opstellers en het is ook hoogst onzeker of datis gebeurd.De inburgeringscursussen die sinds 2006 bestaan hebben ook weinig betekenisvoor het identiteitsbesef van het land. Daarvoor zijn ze te beperkt van inhoud ente zeer gericht op een kleine groep.En ondanks veel krantenartikelen en televisieprogramma’s zijn de Neder lan -ders nog steeds niet in staat om in een helder mission statement uit te sprekenwaar ze voor staan of wat de natie kenmerkt. Ook is er geen politicus, socioloogof cultuurhistoricus opgestaan die dat voor zijn rekening heeft genomen.Maar hoe erg – of hoe goed – is dat? Stel dat je tot een definitie van het Neder -lan der schap zou kunnen komen – heb je daar dan wat aan? Het is twijfelachtig.Benoemen van culturele kenmerken, met het doel ze vervolgens te bevorderen,is niet zo’n voor de hand liggende strategie. Ten eerste zijn die culturele ken-merken voortdurend aan het veranderen en ten tweede is culturele aanpassingnauwelijks te plannen.

Dat neemt niet weg dat er talrijke pogingen zijn gedaan het ‘Nederlandse’ inkaart te brengen. In 1991 schreven Herman Vuijsje en Jos van der Lans, beidenzowel journalist als socioloog, Typisch Nederlands, een onderhoudend naslag-werkje over wat zij als typische trekken van Nederlanders zien, de ‘vele kleineafzonderlijke elementen die meer of minder veelzeggend zijn voor onze maniervan denken en doen’.12 Het boekje is als een beknopte encyclopedie opgezet,het eerste lemma is Aardappeleters, het laatste Zwarte Piet en daartussen figu -reren Glasbakken, Inspanningsverplichting, Medelander, Klapschaats, Prak ken,Totaalvoetbal, Tippelzone, Vader Drees en bijna driehonderd andere gebruikenen begrippen.In 2011 schreven de journalisten Wilma de Rek en Bert Wagendorp een soort-gelijk boek, deze keer met 166 lemma’s: Encyclopedie der Nederlanden.13

Ze zijn het voor een groot deel eens met hun collega’s van twintig jaar eerder.Een flink aantal lemma’s tref je in beide boeken aan, onder meer Homohuwelijk,Drop, Kaasschaaf, Jenever, Fiets, Sinterklaas, Deltaplan, Gezelligheid, Gor dij -nen.Naast die pogingen tot zelfonderzoek zijn er ook buitenlanders geweest diezich aan een beschrijving van het typisch Nederlandse hebben gewaagd. Ze

28

Page 25: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

zijn meestal weinig complimenteus. De Belg Geert van Istendael heeft in MijnNederlandweinig goede woorden over voor de Nederlanders.14 Het land wordtoverwoekerd door afzichtelijke buitenwijken, beledigen is er verplicht en de bit-terballen zijn er niet te eten. Neder landers kunnen niet koken, ze zijn lomp enracistisch, meldde J. Rentes de Carvalho al in Waar die andere God woont.15 Zezijn achterdochtig, jaloers en meestal met vakantie, schrijven de auteurs van demalicieuze bestseller The Undutchables.16 Veel welwillender is de Amerikaansejournalist Russel Shorto, die een boek over de geschiedenis van Amsterdam enNederland schreef.17 Zijn verbazing over het Nederlandse poldermodel, de tolerantie en de vrijheidsdrang die hij om zich heen ziet, is een op steker voor ie-dere Nederlander die meende dat de natie daar inmiddels afscheid van heeftgenomen.Er zijn ook serieuzere buitenlandse studies naar de culturele eigenaardighedenvan de Nederlanders, zoals het onderzoek naar de jaren zestig in Nederlandvan de Ameri kaans-Nederlandse historicus James Kennedy, dat door zijn ana-lyse van die cruciale periode de Nederlandse samenleving in een helder lichtzet.18 Of het boek Eer, Con tract en Consensus van de Franse socioloog Phi lip -pe d’Iribarne die onderzoek deed naar het verschil in bedrijfscultuur van drievestigingen van dezelfde aluminiumfabriek: in Frankrijk, de Verenigde Statenen Nederland.19 Hij kwam tot de conclusie dat in de Nederlandse vestiging hetgeven van orders zo goed als onmogelijk is. Het enige wat werkte was uitleg-gen, bespreken en streven naar consensus.De in Amerika werkende en in Nederland geboren socioloog Frank Lechner zietals een kenmerkende Nederlandse trek de zoektocht naar ‘nationalisme vankosmopoli tische snit’.20 En hij geeft meteen toe dat dat niet klinkt als een inspi-rerende visie die de natie kan binden. Maar het maakt duidelijk, zegt Lechner,wat de Nederlanders nog te doen staat.In de combinatie van natie en buitenwereld lijkt de schets van Lechner op dievan de Nederlandse historicus Niek van Sas. Zijn diagnose is ook niet erg spe-cifiek, maar wordt niettemin veel geciteerd. De kracht van Nederland, schrijftVan Sas, ligt in het ‘samengaan van openheid en eigenheid’.21 Nederlandersstonden altijd open voor buitenlandse invloeden, mede als gevolg van de lig-ging van het land. Maar ze namen niet alles klakkeloos over, ze ontwikkelden‘de gave die invloeden te “nationaliseren” en waar nodig te weren’.

TerughoudendheidDe laatste auteurs doen overigens geen pogingen ‘de Nederlandse identiteit’in een paar woorden te definiëren, en dat is typerend voor de wetenschappelij-ke discussie over dit onderwerp. Onder sociologen, historici en antropologenbestaat een grote terughoudendheid op dit punt. Lechner zegt dat het ‘prema-tuur’ is om vast te stellen wat de Nederlandse identiteit ‘werkelijk’ is, ‘want die isin beweging’. Van Sas spreekt over een ‘permanent proces van nationale mythe -

HET NEDERLANDSE LOPEN

29

Page 26: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

vorming’. Hij heeft het dan weliswaar over ‘nationaal bewustzijn’, maar dat iswel een belangrijk onderdeel van de nationale identiteit.Bij die terughoudendheid speelt de besmette reputatie van het verwante begrip‘volks karakter’ een belangrijke rol. In de jaren dertig, veertig en vijftig doemdedat woord nog regelmatig op in het werk van bonafide wetenschappers als dehistorici Jan Romein en Johan Huizinga en de sociograaf Sebald R. Stein -metz.22 Maar het speelde ook een rol in het werk van onderzoekers die zich had-den uitgeleverd aan het bloed- en bodemdenken van fascisme en nationaalso-cialisme. Daardoor raakte het begrip ideologisch besmet, bovendien bleek hetook wetenschappelijk onhoudbaar. Het inzicht groeide dat een volk geen ka-rakter heeft. Karakter is een psychologisch begrip, met biologische elementen,en kan niet voor een grote groep mensen worden gebruikt.Nationale identiteit of ‘eigenheid’ zijn neutralere termen om de culturele trek-ken van de bevolking van een land aan te duiden, maar ook hier zien veel onder-zoekers grote problemen. De antropoloog Rob van Ginkel publiceerde in 1999een studie over de discussies over cultuur en identiteit in Nederland sinds deachttiende eeuw en kwam tot de conclusie dat de discussie over de Neder -landse eigenheid regelmatig gevoed wordt door ‘een irrationele angst voor eenverwatering van het eigene door invloeden van buitenaf’. Van Ginkel spreektvan het ‘construeren van grenzen tussen eigen en vreemd’ en over ‘mythevor-ming’.23 Daarbij was consensus over ‘wat nu de Neder land se eigenheid in-houdt’ overigens ver te zoeken.Toch merkt hij op dat er in de discussies een ‘opvallende continuïteit’ is te zien.Ele men ten als het Nederlandse flegma, bedaardheid, burgerlijkheid, middel-matigheid en gewoonheid keren vaak terug. Maar dat zijn ‘verhaaltradities’, zegtVan Ginkel, ‘door intellectuelen geconstrueerde zelfbeelden’. Veel nut hebbenze niet, zegt hij. Een unieke identiteit kan er niet mee worden gevormd, boven-dien gaan achter die constructies vaak grote verschillen schuil.

Best welEen van de jonge Marokkaanse vrouwen die Fatima Ballah in Nederland sprak zeitegen haar: ‘Ik ben best wel Nederlands hoor, ik kom ook op tijd.’ Het is een ter-loopse, maar veelzeggende mededeling. Je kunt eruit afleiden dat deze vrouwdie Nederlandse norm kent en dat ze weet dat het hier anders toegaat dan in deMarokkaanse gemeenschap. Er blijkt ook uit dat ze zich heeft aangepast, dat zeweet dat ze anders in moeilijkheden komt. En ten slotte zou je uit die medede-ling kunnen afleiden dat ze geen afscheid heeft genomen van haar Marok -kaanse identiteit – dat verraadt ze met het kleine voorbehoud dat in dat typischNederlandse best wel is opgesloten. Al dat soort aanpassingen zijn mogelijkdoordat de meeste mensen beschikken over een grote culturele sensitiviteit enflexibiliteit. Ze zien verschillen in gedragspatronen en ze houden er rekeningmee.

30

Page 27: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Ik blijf aan Al Hoceima denken. Nederlanders herkennen elkaar in het buiten-land, en Marokkaanse Nederlanders herkennen elkaar ook. ‘Het is ook iets inhun houding, hun oogopslag, hoe ze lopen,’ zei Fatima Ballah tegen me toen ikhaar vroeg hoe ze de Nederlandse Marokkanen eruit haalde. Onafhankelijk vanhet geleerde debat dat over identiteit wordt gevoerd, en zonder tussenkomstvan beleidsmakers, inburgeringscursussen of onderzoekers, nemen de mensenin het land elkaars gewoonten, gezichtsuitdrukkingen en looptempo over. Het isgeen programma, geen verzameling regels en standpunten. Het is implicieter,misschien ook wel ingrijpender: het Nederlandse zit uiteindelijk ook in je lichaam.Het is een automatisme, een manier om zonder te veel rompslomp aan het so-ciale verkeer te kunnen deelnemen. Ik besluit me daar eens in te verdiepen.

HET NEDERLANDSE LOPEN

31

Page 28: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

2

Page 29: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Mauro op klompenDe culturalisering van het Nederlanderschap

Op een regenachtige ochtend fiets ik langs de Joan Muyskenweg, een desolateplek in de buurt van de Utrechtse Brug in Amsterdam. Mijn reisdoel is een mo-dernistisch gebouw van lichtgrijs beton. Eens het Nederlandse hoofdkantoorvan Coca-Cola, tegen woordig het Meertens Instituut. Bekend van Het Bureau,de romancyclus van J.J. Vos kuil. Vroeger stond het instituut aan een Amster dam -se gracht, tegenwoordig in deze buitenwijk. De medewerkers van het instituutbestuderen en documenteren de Neder landse taal en cultuur en richten zichvooral op het alledaagse leven.In een van de brede gangen van het gebouw staat het echte bureau nog als cu-riositeit opgesteld. Een reusachtig meubelstuk met veel laatjes, aflegplanken enkastjes, lange tijd het bureau waaraan de oprichter en eerste directeur P.J. Meer -tens zijn werk deed.Tot in de jaren zeventig was het werk van het instituut vooral gericht op de be-schrijving en inventarisatie van Nederlandse dialecten en het Nederlandse‘volks eigen’, daarna is de aandacht verschoven naar taalkundig onderzoek enantropologische verkenningen van de Nederlandse cultuur.

Ik heb een afspraak met Herman Roodenburg, een vriendelijke zestiger in eenkamer met hoge stapels papier. Hij is van huis uit socioloog, en heeft een sterkhistorische belangstelling. Ik had in het tijdschrift Volkskunde gelezen dat er ophet Meertens Instituut een onderzoeksproject loopt dat gaat over ‘Nederlands -heid’.1 Daar wil ik meer van weten. Wat is dat precies, ‘Nederlandsheid’, en waar - om staat dat woord voort durend tussen aanhalingstekens?Roodenburg: ‘Je kunt in veel landen een beweging zien die je kunt aanduidenals de “herontdekking van het nationale”. Ook in Nederland. Onder invloed vanglobalisering, maar ook door gebeurtenissen als de aanslagen van 11 septem-ber in 2001 en de moorden op Fortuyn en Van Gogh, is er een nieuwe belang-stelling voor “Neder lands heid” ontstaan, dus voor wat beschouwd wordt als“echt” of “typisch” Nederlands. Vaak uit bezorgdheid over de samenhang in desamenleving. Wij willen onderzoeken welke vormen die belangstelling aanneemt,hoe het te gelde wordt gemaakt, hoe het in de politiek opduikt.’

39

Page 30: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Roodenburg benadrukt dat hij geen antwoord wil geven op de vraag wat typischof echt Nederlands is – vandaar die aanhalingstekens. Zoeken naar het echtNederlandse is de oude volkskunde, de traditie van Meertens, de studie vanoude en bedreigde fol klore en tradities.2 Tegenwoordig oriënteert het Meer -tens Instituut zich meer op de levende Nederlandse cultuur. Maar de belang-stelling voor uitstervende gebruiken en verdwijnende tradities bestaat nogsteeds, zegt Roodenburg, en hij wijst naar de UNESCO.‘De UNESCO heeft, met de beste bedoelingen, zich zeer ingespannen voor “im-materieel erfgoed”, dus voor traditionele patronen en gebruiken. In 2003 nam zijdaarover een internationale conventie aan, die op dit moment in alle landen diede conventie hebben geratificeerd ten uitvoer wordt gebracht. Ze hadden hetidee dat met het behouden en bevorderen van dit erfgoed, waar ook ter wereld,het onderlinge begrip van bevolkingsgroepen kon worden versterkt.Maar ik ben bang dat dat voor Europa niet meer zo simpel ligt. Neem Neder land:zodra je je gaat inspannen voor het behouden of bevorderen van Nederlandsetradities, sluit je mensen uit die daaraan geen deel hebben. Bovendien speel jegroeperingen in de kaart die zich zorgen maken over de nationale identiteit, enzich de ware bewaarders van het Nederlandse “volkseigen” wanen.’ Kijk naarSinterklaas, zegt Roodenburg. ‘Een mooie Nederlandse traditie. Maar wat moet jemet Zwarte Piet? Moet die ook bewaard blijven? Er zijn heel wat nieuwe Neder -landers die er grote moeite mee hebben, en niet ten onrechte.’

Roodenburg wil onderzoeken hoe de nieuwe belangstelling voor het ‘Neder -land se’ ingezet wordt in het maatschappelijk debat, de media en de commercie.Het accent zal op de afgelopen twintig jaar liggen, de periode waarin Neder landhet moeilijk kreeg met zijn identiteit. Kenmerkend voor die bezorgdheid is vol-gens Roodenburg het coalitieakkoord van het vierde kabinet-Balkenende (2007),waarin de bevordering van de Nederlandse volkscultuur is opgenomen, en datook het voornemen bevat de Nederland se taal in de grondwet op te nemen. Datlaatste gebeurde overigens niet.Maar naast die officiële pogingen de Nederlandse identiteit te versterken, is ervolgens Roodenburg ook in brede zin een nieuwe belangstelling voor hetNeder landse, zowel in de hoge als de lage cultuur. ‘Ik raak er langzamerhandvan overtuigd dat er zoiets is als wat in het Engels wel “everyday” of “vernacularnationalism” wordt genoemd. Het standaardvoorbeeld is de Amerikaanse vlagdie in de Verenigde Staten bij alle overheidsgebouwen hangt, maar die niemandmeer opmerkt. Het is lastig te benoemen, deels impliciet, en sterk zintuiglijk enemotioneel van karakter.’Roodenburg laat zich daarbij onder meer inspireren door een boek van deEngelse sociaal psycholoog Michael Billig: Banal Nationalism.3 Tegenover hetvirulente nationalisme zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in afschei dings -bewegingen, oor logen en etnische zuiveringen stelt Billig het gewone, alle-

40

Page 31: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

daagse nationalisme dat zich onnadrukkelijk en vrijwel onopgemerkt manifes-teert. In een vlag die slap langs de mast hangt bij een overheidsgebouw, in desport, in het spraakgebruik van politici, die het over ‘hier’, ‘wij’ en ‘ons’ hebben, inde media die aan het binnenlandse nieuws veel meer aandacht geven dan aanhet buitenlandse. Zelfs in het weerbericht, dat de meteorologie laat ophoudenbij de landsgrenzen. Al die routinematige uitdrukkingen van het ‘Engelse’,‘Amerikaanse’ of ‘Nederlandse’ maken het vaderland tot een soort ‘thuis’, zegtBillig. Dat nationalisme is zo alledaags dat het nauwelijks meer opvalt, maar daar -om is het niet minder sterk. Het natiegevoel wordt in al die terloopse uitingenvoortdurend gereproduceerd, en het kan onder bijzondere omstandigheden nogsteeds ‘de ultieme offers’ vragen.

Roodenburg zoekt zijn voorbeelden vooral in de culturele economie. ‘Op datonderhuidse nationale gevoel spelen sinds een jaar of tien, deels al langer, al-lerlei partijen in: bedrijven, media, noem maar op. Dat alledaagse natiegevoelwordt in hevige mate gemobiliseerd in alle Oranjegekte, of in de Hazes-verering.Maar het wordt bijvoorbeeld ook commercieel uitgebuit in tv-programma’s alsIk Hou Van Holland, Boer Zoekt Vrouw, in allerlei meedeiners over Holland enOranje, in de Delfts blauw-commercie, de Holland-symbolen op gebruiksvoor-werpen van de HEMA, V&D, Bijenkorf en Xenos. In mode die geënt is op kleder-dracht, zoals bij Viktor&Rolf en Oilily. In het neotraditionalisme in de architec-tuur, zoals het opeengestapelde Zaanse Schans-hotel in Zaandam van dearchitect Sjoerd Soeters. En dan heb je ook nog populaire schrijvers die hetNederlandse verleden hebben herontdekt: Maarten ’t Hart, Atte Jongstra,Thomas Roosenboom, Margriet de Moor.’Het werk van de Franse socioloog Pierre Bourdieu (1930-2002) is in zijn onder-zoek richtinggevend, vooral diens begrip ‘habitus’. Dat begrip verwijst naarpraktijken en standaarden die zo’n deel van onszelf zijn geworden dat we ze alsvanzelfsprekend en natuurlijk ervaren, als een ‘tweede natuur’. Habitus heeft in de sociale wetenschappen sinds Bourdieu het introduceerde een stormach-tige carrière gemaakt, maar al eerder hebben de Franse etnoloog Marcel Mauss(1872-1950) en de Duitse socioloog Norbert Elias (1897-1990) het begrip ge-bruikt.4

Het bijzondere van het habitusbegrip is dat het biologie, geschiedenis en so-ciologie verenigt: het duidt de manier aan waarop mensen in het leven staan,zich bewegen en handelen. Volgens Bourdieu is een habitus het resultaat vanhet leven in een ‘veld’, een van de domeinen van de samenleving. Je hebt vel-den als de politiek, de kunst en de wetenschap, de journalistiek, maar je zouook het bankwezen, de sportwereld of de wereld van het ondernemen zo’n veldkunnen noemen. Al die velden hebben hun eigen logica en spelregels en daar-van worden de spelers op dat veld ‘doordrongen’, met als resultaat een voordat veld kenmerkende habitus. Dat stelt hen in staat op een soepele wijze in dat

MAURO O

P KLOMPEN

41

Page 32: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

veld te opereren, en bovendien creëert die habitus weer de voorwaarden voorhet voortbestaan van dat veld.Eerder werk van Roodenburg geeft daarvan een mooi voorbeeld. Hij deed on-derzoek naar de ‘lichamelijke gratie’ van elites in de tijd van de Republiek enkwam tot de conclusie dat die het resultaat was van familietradities, opvoedings -praktijken, danslessen, paardrijlessen et cetera. Al die instructies waren eropgericht dat de kinderen die in deze kringen opgroeiden de juiste automatismenaanleerden, de juiste houding, met als resultaat dat hun hele voorkomen een‘natuurlijke’ gratie verkreeg, alsof die niet het gevolg was van een langdurigesocialisatie, maar ‘geërfd’ was. Alsof het geen cultuur, maar natuur was.5

De Amsterdamse socioloog Giselinde Kuipers gebruikte het habitusbegrip terverklaring van de Nederlandse fietscultuur, ze spreekt zelfs van een ‘nationalehabitus’.6 ‘Overal in het land, bij elk spoorwegstation bijvoorbeeld, kun je ein-deloze rijen en stapels fietsen zien. In het Nederlandse verkeer krioelt het vande fietsen. Meteen als je de grens over bent, in Antwerpen of Aken, zijn de fiet-sen weg.’ Het interessante is, zegt Kuipers, dat die fietscultuur geen initiatief isvan de regering of het bedrijfsleven – wat bijvoorbeeld wel geldt voor verkeers-borden of netwerken voor mobiele telefoons. De mensen fietsen omdat dat nueenmaal de gebruikelijke manier is om van de ene naar de andere plaats tegaan. ‘Fietsen is een onderdeel van de nationale habitus.’ Het is geen bewustelevensstijl of een politiek statement, het is niet gebonden aan religie of klasse.Iedereen fietst: studenten, huisvrouwen, zakenlieden, zelfs de koningin fietst.En over de grens is dat allemaal anders. ‘Wat we leren als leden van een samen-leving in een bepaalde sociale positie wordt letterlijk belichaamd – geabsor-beerd door onze lichamen. We worden het zelf.’ Je kunt dat zien, zegt Kuipers,aan het gemak waarmee Nederlandse fietsers door het drukke verkeer ma -noeuvreren. Dat dat niet vanzelfsprekend is, wordt duidelijk wanneer toeristenop een huurfiets hetzelfde proberen te doen. Ze hebben het niet onder de knie.Ze moeten het stellen zonder een leven waarin je van jongs af aan op de fiets zit,andere fietsers om je heen ziet en waarin fiets paden en het bezit van een fietsde gewoonste zaak van de wereld zijn.

GrappenEn wat voor fietsen geldt, geldt ook voor al die andere dingen die bezit van deNeder landers hebben genomen. De manier waarop ze grappen maken, hoe zelopen, hoe ze zich kleden en hoe ze zich in een restaurant gedragen. Ze hebbenhet van elkaar geleerd, maar ze staan er nooit bij stil, ze zien het als een natuur-lijke, vanzelfsprekende manier van doen. Dat maakt de nationale habitus tot ietsbetrekkelijk exclusiefs en ondoordringbaar voor buitenstaanders en nieuwko-mers, al betekent opgroeien in Neder land dat je moeilijk aan die habitus ontkomt.Een waarnemer met een scherpe blik ziet het meteen. Zoals Fatima Ballah, diede Nederlandse Marokkanen er onmiddellijk uitpikte (zie hoofdstuk 1). Het pro-

42

Page 33: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

ces van nationale integratie mag dan vertragingen oplopen en bedreigd wor-den door de vorming van nieuwe, transnationale bindingen, het Nederlandsemodel heeft blijkbaar ook van jonge Nederlandse Marok kanen bezit genomen enis sterk genoeg om hun looptempo en oogopslag te regelen.Maar betekent dat ook dat die jonge Marokkanen uiteindelijk geruisloos zullenopgaan in de Nederlandse samenleving? Zullen ze van hun scooter stappen engaan fietsen? Hebben ze een traan weggepinkt toen Máxima de kerk binnen-schreed? Zullen ze fans worden van Boer Zoekt Vrouw? Het homohuwelijk verwel-komen? Zullen ze zich distantiëren van het antisemitisme in hun kringen?Voorlopig ziet het er niet zo uit. Misschien zijn dat juist de punten die te ‘Neder -lands’ voor hen zijn. Dat maakt hun leven niet gemakkelijker – en dat van demensen in hun omgeving ook niet. Aan de andere kant is kiezen voor de totaleNederlandsheid voor hen ook geen optie. Dat zouden ze moeten bekopen methet verlies van veel vrienden en de achting van hun familieleden.

CulturaliseringAls je kunt spreken van een nationale Nederlandse habitus – een algemeen eningesleten patroon van Nederlandse houdingen, bewegingen en opvattingen –dan kan die mensen verenigen en insluiten, maar ook anderen uitsluiten. Aan deene kant is de verwerving van die habitus een voorwaarde om zich zonder al teveel rompslomp in het nationale ‘veld’ te bewegen en een signaal van verwant-schap aan alle andere deel nemers.Aan de andere kant kan zo’n habitus ook allerlei uitsluitingsmechanismen her-bergen. In het voorbeeld dat Roodenburg aanhaalt is dat duidelijk te zien: devanzelfsprekende, ‘natuurlijke’ elegantie waarmee de elites zich in de tijd vande Republiek bewogen had óók tot doel andere groepen duidelijk te maken datzij niet tot die elites konden behoren. Die exclusiviteit is in de Nederlandse ha-bitus minder expliciet aanwezig, toch kan het wel als zodanig werken. Het isvoor nieuwkomers een vrijwel onmogelijke opgave om alle impliciete nuances,zegswijzen, verstandhoudingen en al die dubbele bodems van het Neder lan -der schap te verwerven.

Op een iets explicieter niveau zijn die in- en uitsluitingsmechanismen ook goedte zien: in oordelen over geweld, vrijheid van meningsuiting, seksualiteit en an-dere immateriële zaken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek van EvelienTonkens dat ze samen met haar vakgenoten Menno Hurenkamp en Jan WillemDuyvendak uitvoerde.Tonkens is bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap aan de Universiteit vanAmster dam. Ze zat van 2002 tot 2005 in de Tweede Kamer voor GroenLinks,maar ze voelde zich uiteindelijk meer thuis in de wetenschap. Nu houdt ze kan-toor in een kamer in het versleten pand van de sociologen en antropologen aande Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam.

MAURO O

P KLOMPEN

43

Page 34: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Ze is lid van een groep onderzoekers die zich bezighouden met ‘de culturalise-ring van het burgerschap’. Met die woorden drukken ze uit dat Nederlands bur-gerschap steeds minder een juridische of economische betekenis heeft ensteeds meer ‘cultureel’ wordt gedefinieerd. Om geïntegreerd te zijn moet je de‘juiste opvattingen’ – dat wil zeggen: de juiste Néderlandse opvattingen en ge-voelens hebben over kleding, relaties tussen mannen en vrouwen, vrijheid vanmeningsuiting, religie, et cetera. En, zo probeert Evelien Tonkens over het voet-licht te krijgen, dat is niet in alle opzichten een gelukkige ontwikkeling.7

Ze vertelt dat haar groep de manier bestudeerde waarop Nederlandse krantendrie onderwerpen weergaven waarover veel debat werd gevoerd: homoseksu-aliteit, moslims die van hun geloof vallen (apostasie) en huiselijk geweld. Ver vol -gens ver geleken ze die met de manier waarop Franse en Engelse kranten daar-over schreven. Er waren duidelijke verschillen. ‘De Nederlandse kranten haddende neiging die kwesties cultureel te duiden, maar in Frankrijk en Engeland wer-den die onderwerpen als persoonlijke kwesties gezien. Of ze werden met klasseof sekse in verband gebracht.’Geloofsafval bijvoorbeeld leidde in Nederland tot een verhit debat over de vrij-heid van meningsuiting en de vrijheid om géén godsdienst aan te hangen. Hetdebat werd aangejaagd door Ayaan Hirsi Ali, vooral toen ze in 2002 meldde datze werd bedreigd door moslims die het haar kwalijk namen dat ze afstand namvan de islam. In 2007 kreeg het debat een nieuwe impuls toen er een comité voorex-moslims werd opgericht en 75 vooraanstaande Nederlanders een steunver-klaring opstelden. In Frankrijk en Enge land verschenen ook krantenartikelenover moslims die van hun religie afstand namen of christen werden, maar dieverhalen waren volgens de onderzoekers veel meer geschreven volgens hetmodel van de human interest. Het debat dat zich in Nederland ontplooide wasveel politieker gekleurd dan in de andere landen, en het ging al snel over de vrij-heid van meningsuiting. Andere verschillen waren dat in Nederland als alter -natief voor de islam niet het christendom, maar géén religie werd opgevoerd.De verwachting was dat moslims ook zouden kiezen voor de ontwikkeling dieNederland sinds de jaren zeventig had doorgemaakt: secularisatie.Huiselijk geweld werd in alle drie de landen als een taboe gezien waarover eenopenbare discussie hard nodig was. In Frankrijk werd het als een algemeenprobleem beschouwd dat in alle kringen voorkwam – tot verontwaardiging ove-rigens van feministen die betoogden dat dit niet zo was en dat de slachtoffersvan geweld in de meeste gevallen vrouwen zijn die zich aan een repressieveomgeving proberen te ontworstelen. In Engeland werd de kwestie vooral in ver-band gebracht met sekse-ongelijkheid. In Nederland werd de nadruk gelegd opcultuur. Huiselijk geweld werd vooral met de eer cultuur in de islam in verbandgebracht.Bij homoseksualiteit zagen de onderzoekers een soortgelijke tendens. In Frank -rijk werd vooral over het homohuwelijk gedebatteerd en over de bedreiging van

44

Page 35: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

het traditionele gezin die dat zou opleveren. Homofobie was ook een belangrijkonderwerp, maar de argumenten ertegen gingen vooral over het feit dat seksueleoriëntatie een privékeuze is en dat mensen recht hebben op hun eigen levens-stijl. Er werd geen verbinding gelegd tussen homofobie en religie of etniciteit.In Engeland werd wel een verbinding gelegd tussen homofobie en religie, maarhet betrof niet de islam, doch de drie grote Britse kerkgenootschappen: de angli-caanse, de rooms-katholieke en de gereformeerde kerk.In de Nederlandse discussies is het belang van tolerantie tegenover homosek-sualiteit het belangrijkste element in de discussies, vonden de onderzoekers.De immigratie van moslims en hun onverzoenlijke houding ten opzichte van dieoriëntatie werden gezien als een bedreiging voor ‘de progressieve morele orde’.

Geen godsdienstDe onderzoekers zien uiteindelijk drie centrale kwesties in de culturaliseringvan het Nederlands burgerschap zoals ze dat hebben onderzocht: de vrijheidom géén godsdienst aan te hangen, seksuele bevrijding en de vrijheid om in hetopenbaar te zeggen wat je denkt. Daar zit een scherp randje aan, zegt Tonkens.‘Want die tendens tot culturalisering maakt het Nederlands burgerschap voornieuwkomers wel erg moeilijk.’ De lat ligt hoog en dat kan leiden tot uitsluiting;het is voor de doorsnee nieuwkomer niet gemakkelijk om in het progressieve cul -turele klimaat van Nederland te aarden en geaccepteerd te worden.Aan de andere kant, zegt Tonkens, moeten we ook niet doen alsof er één Neder -landse cultuur is waar iedereen het over eens is. ‘Laten we niet vergeten dat erbinnen een cultuur over cruciale zaken heel verschillend gedacht kan worden.Ook over bijvoorbeeld huiselijk geweld of homoseksualiteit is binnen Neder -land geen totale eenstemmigheid.’En ze draagt nóg een nuancering aan: culturele aanpassing blijft noodzakelijk.‘Het is belangrijk om te erkennen dat burgerschap nu eenmaal ook culturelecomponenten heeft. Heel veel linkse mensen willen dat niet weten. Die zeggendat het gaat om gelijke kansen, een baan, onderwijs voor iedereen. Maar hetgaat ook om goede omgangsvormen, op tijd komen, een berisping kunnen incas-seren. Dat je niet als persoon wordt veroordeeld, maar dat het om je werk gaat.Als je dat allemaal niet belangrijk vindt, moet je niet heel erg verbaasd zijn alsdrie keer zoveel allochtonen geen baan kunnen krijgen. Dat is verkeerd, maar erzit toch veel cultuur in, het zit erg in de omgangsvormen. We leven niet meer ineen industriële samenleving, het huidige werk is erg contactueel en je hebt ergveel met elkaar te maken.’ En dan helpt het als je het over de meest elementaireculturele codes eens bent.In hun onderzoek vonden Tonkens en haar collega’s een verschil tussen natio-nale en lokale gevoelens. Geboren Nederlanders hadden sterkere gevoelensten opzichte van de staat dan voor de plek waar ze woonden. Bij immigranten wasdat precies omgekeerd. Zij hadden het gevoel dat de staat niet voor hen was

MAURO O

P KLOMPEN

45

Page 36: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

weggelegd, dat domein was in hun ogen al ‘bezet’ door de autochtone Neder -landers. Maar dat gold niet voor het lokale niveau, de steden waar ze woonden.Daar voelden ze zich redelijk thuis en geaccepteerd, daar konden ze gemakkelijkdeelnemen aan het publieke leven. Daar om, zeggen de onderzoekers, is het ookbetrekkelijk zinloos en contraproductief om hen op hun nationale gezindheidaan te spreken. Hun loyaliteit ligt veel meer op het lokale niveau.8

WaardenEen paar deuren verder in dit sociologen- en antropologenbolwerk tref ik JanWillem Duyvendak. Hij is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Am ster -dam en een van de leiders van het onderzoeksproject ‘culturalisering van burger-schap’. Hij is overtuigd van de analytische kracht van dat begrip. ‘Toen we onsonderzoeksvoorstel opstelden was het nog een hypothese, maar we kunnen nutoch concluderen dat het een sterke trend is, die culturalisering. In de politiekwordt dat idee ook onderschreven, van links tot rechts.’Duyvendak geeft een voorbeeld. ‘GroenLinks heeft in december 2011 samenmet een aantal bekende Nederlanders het Kinderpardon gelanceerd, waarin zeervoor pleiten dat kinderen als de van oorsprong Angolese Mauro en het Af -ghaanse meisje Sahar in Nederland mogen blijven. Heel goed natuurlijk, maarde argumentatie is interessant: het gaat blijkbaar om hun geworteldheid. In datKinderpardon staat dat die kinderen “Limburgser dan vlaai. Noord- Hol landserdan kaas, Frieser dan de Elfstedentocht en Zeeuwser dan het meisje” zijn.Maar stel dat Sahar een hoofddoek had gedragen, had ze dan ook mogen blij-ven? Of als Mauro geen Limburgs accent had? Ik denk het niet. Het recht opburgerschap wordt zo in culturele termen gedefinieerd, door vrijwel alle partij-en, van links tot rechts. Dat vind ik verontrustend.’Verontrustend? ‘Als je ervan uitgaat dat in een samenleving allerlei groepenvreedzaam naast elkaar moeten leven, dan lijkt het me niet goed als een samen-leving zich te veel als een “huis” ziet, als een onderkomen voor gelijkgezinden.Dan erger je je enorm aan de familieleden die niet op jou lijken.’ Terwijl de ver-schillen heel klein zijn, zegt Duyvendak. ‘Nederland is een van de cultureel meesthomogene landen ter wereld. In heel veel landen lopen de opvattingen over derollen van mannen en vrouwen, seksualiteit, echtscheiding, vrijheid van menings-uiting uiteen, in Nederland is dat niet zo. ‘De opvattingen van de Neder landersover dit soort zaken hebben zich sinds 1970 vrijwel allemaal in progressieve zinontwikkeld. Dat blijkt uit al het beschikbare onderzoek.9 Meer dan waar ook terwereld vindt de meerderheid van de Nederlandse bevolking dat echtscheidingacceptabel is en homoseksualiteit niets bijzonders. En meer dan inwoners vanandere landen zijn Nederlanders het oneens met conservatieve stellingen als“vrouwen moeten kinderen hebben om gelukkig te zijn” of “een kind moet zijn ou-ders respecteren”.’Er is een heel brede overeenstemming over seculiere, niet-traditionele waar-

46

Page 37: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

den, over vrijheid van meningsuiting, zegt Duyvendak. Bovendien zijn de verschil-len tussen hoog- en laagopgeleide mensen op die punten klein. ‘Sociologendie zeggen dat Nederland zich heeft ontwikkeld tot een pluralistische samenle-ving met enorme verschillen – ik vind het empirisch gesproken onzin. Uit al hetbeschikbare onderzoek blijkt het tegendeel.’Maar er is toch regelmatig debat over culturele kwesties, over vrijheid vanmenings uiting bijvoorbeeld? ‘Het probleem is dat we slecht tegen de resteren-de verschillen kunnen. Progressief en tolerant hoeven helemaal niet samen tegaan.’Wat er achter die culturalisering zit, zegt hij, dat is het idee dat de natie als een‘huis’ wordt gezien voor de Nederlanders. ‘De Nederlanders zien zich als eencultureel homogene familie die hier al lang woont en vinden dat zij de baas vandeze grond zijn. Dat sentiment is heel sterk. Je kunt het geen racisme noemen,de Polen tegen wie Wilders ageerde waren blond en blank, en Surinamers zijninmiddels veel beter geaccepteerd dan dertig jaar geleden. Het zit ’m niet in dehuidskleur, het zit ’m in het gevoel dat je meer rechten hebt als je hier geborenbent. Ik noem dat nativisme. Het is geen dis criminatie op grond van huidskleur,maar discriminatie die gebaseerd is op religie of etniciteit.’

TeruggevenVan ‘Nederlandsheid’ zijn we dus via ‘habitus’ bij ‘culturalisering’ en uiteindelijkbij ‘nativisme’ beland. Die begrippen hangen met elkaar samen, maar in die op -somming wordt ook iets anders zichtbaar: de neiging om cultuur als iets on wrik - baars te zien en mensen uit te sluiten die er geen deel aan hebben. Het lijkt eropof cultuur, eens een verhelderend concept uit de sociologie en de culturele antro-pologie, in het dagelijks debat een bedenkelijke lading heeft gekregen.Ik klop aan bij Peter Geschiere. Hij is al enige tijd emeritus hoogleraar antropo-logie van Afrika aan de Universiteit van Amsterdam, maar hij weet van geen wij-ken. Hij heeft nog steeds een kamer in dit instituut en is een spin in een grootinternationaal antropologisch web. En ook hij praat met de nodige reserve overcultuur.‘Cultuur heeft zijn onschuld verloren,’ zegt hij. ‘Kijk maar naar Rwanda, waarculturele verschillen werden vergroot en uitgebuit – met enorme slachtingenals gevolg.’ En je kunt ook naar Nederland kijken, zegt hij. ‘In Nederland is cul-tuur gekaapt door rechts. Ze zeggen dat ze Nederland willen teruggeven aan deNederlanders. Maar wat willen ze teruggeven? De Nederlandse cultuur is zelfeen mengvorm, een melange van tradities en ontelbare invloeden van buitenaf.Cultuur verandert voortdurend en vernieuwt zichzelf steeds. Elke poging omhet vast te leggen is verspilde moeite.’In zijn boek The perils of belonging vertelt Geschiere hoe hij in 1996 terugkwamvan veldwerk in Kameroen.10 Er waren daar net gemeenteraadsverkiezingen gehouden, de eerste sinds de democratische hervormingen van 1991 en 1992.

MAURO O

P KLOMPEN

47

Page 38: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

In Douala, de belangrijkste havenstad van het land, leidde dat tot een uitslag die de Sawa – de oorspronkelijke bewoners – niet wensten te accepteren.Immigranten van het Bamileke-volk waren tot hun verbijstering in vier van de vijfdeelgemeenten tot burgemeester gekozen. Wat geen wonder was, want deimmigranten waren nu talrijker dan de oorspronkelijke Sawa. De Sawa demon-streerden tegen die uitslag en betoogden dat zij de autoch tones waren, en datdie vreemdelingen (allogènes) maar naar huis moesten gaan en dáár moestenstemmen.Geschiere vertelt dat hij in Nederland de radio aanzette en plotseling dezelfdeslogans hoorde, maar nu in het Nederlands. Het was een uitzending over hetVlaams Blok, de nieuw-rechtse beweging van Filip Dewinter in België.Dezelfde woorden doemen dus op meer plaatsen op, en Geschiere plaatst zein een bredere ontwikkeling: een mondiale trend naar ergens bij willen horen,naar belong ing. Die trend brengt onvermijdelijk ook met zich mee dat sommi-gen wel en anderen niet worden toegelaten tot dat verband. In Afrika leiddendemocratisering en decentralisering tot vragen als: wie hoort hier en wie niet?In Europa waren het vooral het ongenoegen over de toenemende immigratie ende op vatting dat de tweede generatie niet goed integreerde die leidden tot hetstellen van die vragen. En ook tot het opdoemen van begrippenparen als alloch - toon-autochtoon.Het blijkt steeds weer dat het bijzonder moeilijk is vast te stellen wat ‘autoch -toon’ nu precies is, zegt Geschiere. In Nederland is dat woord geïntroduceerdom een tegenhanger te hebben voor ‘allochtoon’, maar een definitie is lastig: iseen hier geboren kind van een immigrant minder autochtoon dan een hier ge-boren kind van een Amster dammer?Maar ondanks die onduidelijkheden doen die begrippen hun werk, en leiden zevolgens Geschiere tot uitsluiting van bevolkingsgroepen. Hij citeert met instem-ming de van oorsprong Indiase en nu Amerikaanse antropoloog Arjun Appadu -rai, die schreef dat we leven in een tijd waarin culturele identiteiten de neiginghebben ‘roofdierachtig’ (predatory) te worden. Ze hebben de neiging andereidentiteiten te verslinden, terwijl we er waarschijnlijk meer bij gebaat zijn dat zevreedzaam naast elkaar leven.

Risico’sCultuur heeft zijn onschuld verloren, zei Geschiere. En ook Tonkens en Duyven -dak vinden dat redeneren in termen van culturen risico’s heeft. Daarmee ver-keert dat begrip in een merkwaardige fase in zijn carrière. Het is uitgevondenom iets typisch menselijks te benoemen: de capaciteit van mensen om elkaarallerlei dingen te leren en gebruik te maken van de uitvindingen van eerdere generaties.Het moderne cultuurbegrip vindt zijn oorsprong in de negentiende eeuw, zoalsJohan Goudsblom laat zien in zijn boek Nihilisme en Cultuur.11 Hij noemt de

48

Page 39: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

Britse etnoloog Edward Burnett Tylor, die cultuur in 1871 definieerde als een‘complex geheel’ dat omvatte: ‘kennis, geloof, kunst, wetten, gebruiken en alleandere capaciteiten en gewoonten die door de mens zijn verworven als lid vaneen samenleving’. Dat antropologische cultuurbegrip is nog steeds de kern vande huidige definities en vele generaties antropologen en sociologen hebben zode culturen van uiteenlopende volkeren en gemeenschappen beschreven. Dedefinitie is hier en daar aangepast, maar de kern is nog steeds hetzelfde. InSamenlevingen, een veelgebruikte inleiding in de sociologie, wordt cultuur om-schreven als ‘het aangeleerde gedragsrepertoire dat mensen, behorend toteen bepaalde groep of samenleving, gemeen hebben’.12

De kern van de cultuur is dat mensen niet bij elk mensenleven opnieuw hoevente beginnen. Ze krijgen taal, gewoonten en allerlei andere verworvenheden minof meer gratis aangereikt en kunnen daarmee aan de slag. Dat gedragsreper-toire verschilt per groep of samenleving en het is ook in voortdurende ontwikke-ling, want de leden van die groep of samenleving staan vaak voor andere opga-ven dan hun ouders. Boven dien is er ook een voortdurende instroom van ledenvan andere groepen.Als je weet tot welke cultuur iemand behoort, kun je bepaalde aspecten van zijnof haar gedrag begrijpen of verklaren. Goudsblom heeft dat eens ‘culturolo-gisch verklaren’ genoemd. De vraag die daarbij wordt gesteld is: ‘Wat is hetaandeel van cultuurvormen in de totstandkoming van gedrag?’13 Maar die vraagis enigszins in diskrediet geraakt. Niet omdat de vraag niet goed zou zijn, maarmeer omdat in de gebruikelijke antwoorden een te groot gewicht aan cultuurwordt toegekend, alsof cultuur een kracht op zichzelf is, iets wat buiten demensen staat en hun gedrag beïnvloedt. Goudsblom heeft er al op gewezendat de cultuur van een groep alleen maar in afgeleide vorm be staat: om die tekennen moet je je verdiepen in het handelingsrepertoire van een groep of sa-menleving en daaruit kun je zoiets als een cultuur construeren – en kennis vandie cultuur kan je in veel gevallen helpen bij het beter begrijpen van de hande-lingen van de leden van die groep. Maar dat abstracte, afgeleide begrip is nietdatgene wat de handelingen van de leden van die gemeenschap bepaalt, het isniet de oorzaak ervan.

Sint-MaartenIk ontmoet nóg een cultuurscepticus. Francio Guadeloupe, een antropoloogdie ook bij het culturaliseringsproject van de Universiteit van Amsterdam werkt.Hij werd geboren op Aruba, waar hij ook opgroeide. Hij ging op Sint-Maartennaar school, studeerde culturele antropologie in Nijmegen en is nu verbondenaan de Universiteit van Am ster dam. Hij ging talloze malen voor onderzoek terugnaar het Caraïbisch ge bied en zag daar een constante stroom van mensen dienu eens naar het ene, en dan weer naar het andere eiland trekt, en dat afwisselt

MAURO O

P KLOMPEN

49

Page 40: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

met een verblijf in Enge land, de VS en Nederland. Trans mi gratie, noemt hij diebewegingen.Francio Guadeloupe is een innemende man. Hij heeft een mooi rastakapsel eneen bril met zwart montuur. Iedereen noemt hem bij zijn voornaam. Hij switchtmoeiteloos van Engels naar Papiaments, en van Papiaments naar Nederlands.Hij is een antropoloog met een literaire stijl, en net als veel van zijn vakgenotenheeft hij moeite met het in zijn ogen achteloze gebruik van cultuur als verklarendbegrip. Daarvoor heeft hij zelf te veel variëteit gezien, vertelt hij.‘Toen ik antropologie studeerde en las over al die categorieën, al die culturelehokjes, dacht ik: dat klopt niet. Mijn oma is Dominicaanse. Mijn ene opa komtvan het eiland Carriacou, een andere heeft een link met Trinidad. Met mijn omasprak ik Spaans, met anderen sprak ik Engels, er waren mensen die Frans spra-ken, Papiaments was natuurlijk belangrijk. Ik deed veldwerk in India, ik herken-de daar bepaalde eetgewoonten en geuren uit Suriname, ik zag mensen cricketspelen, dat ik ook kende van Jamaica. Ik bedacht: we kunnen het wel hebbenover culturele verschillen, maar die gemeenschappelijke, transculturele basisvan gedrag wordt vaak vergeten. Toen ben ik me gaan verdiepen in de antropo-logie van de Caraïben.’Hij kwam in aanraking met twee antropologische tradities op dit terrein, tweeparadigma’s. Het ene was in gang gezet door de Amerikaanse antropoloogMelville J. Hersko vits (1895-1963). In zijn boek The Myth of the Negro Past (1941)bestrijdt hij de mythe dat zwarte Amerikanen al hun culturele tradities haddenverloren toen ze als slaven uit Afrika waren weggevoerd. Integendeel, betoogtHerskovits, hun cultuur vertoont nog steeds Afrikaanse trekken en die cultuurheeft de dominante Amerikaanse cultuur ook beïnvloed, met name op het ge-bied van zang, dans en muziek.In het andere paradigma herkende Guadeloupe zich beter. ‘Dat waren onder-zoekers die bedachten dat de mensen in het Caraïbisch gebied wel leken opzwarte Afrikanen, maar dat het geen zwarte Afrikanen waren. Ze gingen om metmensen die leken op Europeanen, maar het waren geen Europeanen. Er was ietsnieuws ontstaan, een meng vorm – wat je wel creolisering noemt.’Guadeloupe besloot een stap verder te gaan. Als er zoveel gemengd en van el-kaar overgenomen werd, was het dan niet veel zinniger om de samenleving vanuitindividuen te bestuderen? Voor zijn afstudeeronderzoek zette hij zich aan deopgave de Brazi li aanse geschiedenis te beschrijven aan de hand van twee af-zonderlijke personen. ‘Hoe ziet die eruit als je die vanuit hun achtergrond en le-vensloop reconstrueert?’Het is een trend die in zijn werk voortdurend terugkomt. Hij deed voor zijnproefschrift onderzoek op Sint-Maarten en ontmoette daar Samira, geboren engetogen op het eiland. Ze voelde zich geen afstammeling van Afrikaanse,Aziatische of Europese immigranten, noch van de oorspronkelijke bevolkingvan het eiland. Ze paste niet in de gebruikelijke cultureel-antropologische hok-

50

Page 41: 'Ons erf' hoofdstuk 1 en 2 - tekst

jes en de historische labels die onderzoekers van het Caraïbisch gebied ge-wend zijn te hanteren. De meeste mensen in de Caraïben nemen die hokjes enlabels gedachteloos over, maar Samira kon dat niet. Maar wat was Samira’s ge -schiedenis dan? ‘Die had ze niet, of beter gezegd, ze had niet een geschiedenisdie ze belangrijk genoeg vond om die tot haar identiteit te maken. Ze zei vaak: “I is just myself.”’Als ik trouw zou zijn aan Samira, vervolgt Guadeloupe, zou ik haar anders moe-ten beschrijven. Dan zou ze ‘een Fendi-meisje met een BET- en Tempo-lifestyle’zijn. (Fendi is een Italiaans modehuis, BET en Tempo zijn Amerikaanse tv-kana-len die zich richten op de culturele uitingen van de Black Atlantic-diaspora.) DatSamira van Palestijnse afkomst was, was voor haar van marginale betekenis. ‘I amnot those people,’ vertelde ze aan Guadeloupe.Mensen die denken dat nieuwkomers nooit van een plek kunnen houden als zegeen begrip hebben van de geschiedenis ervan zouden Sint-Maarten eensmoeten bezoeken, schrijft Guadeloupe in zijn boek.14 De bewoners hebben geenbaat bij geschiedenis, ze voelen zich er thuis omdat ze niets om het verledengeven. Geschiedenis, zo voelen ze intuïtief aan, kan er alleen maar toe leidendat kleine verschillen worden uitvergroot.

De Caraïben. Voor cultureel antropologen heeft dat gebied een bijna magischebe tekenis, want de multiculturele samenleving is daar al heel lang een feit. Datzou een voorbeeld moeten zijn voor iedereen die nog gelooft in culturen alsaparte, goed van elkaar te onderscheiden eenheden, vinden veel antropologen.De onderzoekers in het culturaliseringsproject gaan voor een conferentie naarWillem stad op Curaçao, hoor ik. Waarom ga je niet mee, vragen ze. Een paarweken later zit ik in het vliegtuig.

MAURO O

P KLOMPEN

51