Curriculumdifferentiatie tekst

21
Curriculumdifferentiatie Marc Van Gils Inhoud: 1.Een curriculum................................................. 2 1.1. Wat is een curriculum?.....................................2 1.2. Een curriculum op verschillende niveaus:...................2 1.3. Uitgangspunten bij het samenstellen van een curriculum.....2 2. Curriculumdifferentiatie......................................2 2.1. Een omschrijving van curriculumdifferentiatie?.............2 2.2. Een kerncurriculum voor iedereen...........................3 2.3. Nadelen van een te sterk doorgedreven curriculumdifferentiatie:.......................................3 3. Curriculumdifferentatie: hoe pakken we dat aan?...............5 3.1. Geef het curriculum een juiste plaats......................5 3.2. Voorwaarde om te kunnen differentiëren: beeldvorming.......5 3.3. Differentiatie van doelstellingen: werken met ontwikkelingsdoelen.............................................5 3.4. Handelingsplanning.........................................6 3.5. Differentiatie in onderwijsaanpak, methode: flexibiliteit. .7 3.6. Differentiatie van evaluatie...............................9 3.7. Zelfstandig werken en samenwerking bevorderen..............9 4. Randvoorwaarden om flexibel om te gaan met een curriculum:....9 4.1. Leerlinggericht werken.....................................9 4.2. Een nieuwe curriculuminhoud is onvoldoende................10 4.3. Meer overleg om te werken aan een schoolvisie: omgaan met verschillen....................................................10 4.4. De cruciale rol van de leerkracht.........................10 4.5. De stimulerende rol van de overheid.......................11 5. Besluit:..................................................... 11 6. Bibliografie................................................. 13 Mogelijke stellingen:........................................... 14 -------------------------------------------------------------------- ------------------------------------------------------- Curriculumdifferentiatie Januari 2004 1

description

Wat bedoelen we met curriculumdifferentiatie?Hoe pakken we dat aan?Wat zijn de randvoorwaarden?We kaderen curriculumdifferentiatie binnen de handelingsplanning waarbij de leerling centraal staat.

Transcript of Curriculumdifferentiatie tekst

CurriculumdifferentiatieMarc Van Gils

Inhoud:1.Een curriculum.............................................................................................................. ....2 1.1. Wat is een curriculum?................................................................................... ...........2 1.2. Een curriculum op verschillende niveaus:........................................ .........................2 1.3. Uitgangspunten bij het samenstellen van een curriculum...................................... ....2 2. Curriculumdifferentiatie........................................................................................ ............2 2.1. Een omschrijving van curriculumdifferentiatie?.......................... ...............................2 2.2. Een kerncurriculum voor iedereen .......................................................................... ..3 2.3. Nadelen van een te sterk doorgedreven curriculumdifferentiatie:................... ...........3 3. Curriculumdifferentatie: hoe pakken we dat aan?........................................... .................5 3.1. Geef het curriculum een juiste plaats.................................................. ......................5 3.2. Voorwaarde om te kunnen differentiren: beeldvorming...........................................5 3.3. Differentiatie van doelstellingen: werken met ontwikkelingsdoelen............................ 5 3.4. Handelingsplanning.............................................................................................. .....6 3.5. Differentiatie in onderwijsaanpak, methode: flexibiliteit.............................................7 3.6. Differentiatie van evaluatie...................................................................... ..................9 3.7. Zelfstandig werken en samenwerking bevorderen........................... .........................9 4. Randvoorwaarden om flexibel om te gaan met een curriculum:......................................9 4.1. Leerlinggericht werken........................................................................... ...................9 4.2. Een nieuwe curriculuminhoud is onvoldoende........................... .............................10 4.3. Meer overleg om te werken aan een schoolvisie: omgaan met verschillen.............10 4.4. De cruciale rol van de leerkracht............................................................... ..............10 4.5. De stimulerende rol van de overheid.................................................... ...................11 5. Besluit:............................................................................................................ ...............11 6. Bibliografie............................................................................................................ .........13 Mogelijke stellingen:................................................................................ ..........................14

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 1

1.Een curriculum1.1. Wat is een curriculum?We vertrekken van een omschrijving vanTaba (1962, p 76), die we terug vonden bij Martin Valcke. Een curriculum is een plan tot ondersteuning van het leren. Het bestaat uit doelen om het leren te richten en manieren om die doelen te bereiken. Een curriculum is het resultaat van drie soorten beslissingen: - selectie en ordening van inhouden - keuze van leerervaringen die men wil uitlokken zodat de inhouden gepast worden gemanipuleerd - een planning met daarin de optimale leercondities.

1.2. Een curriculum op verschillende niveaus:We maken een onderscheid op drie niveaus: - Macroniveau: De overheid bepaalt de inhoud van de curricula en stelt het volgen van deze curricula als voorwaarde voor bijvoorbeeld subsidiring. De overheid stelt minimumumdoelen vast, de schoolbesturen kunnen de verdere invulling bepalen. - Mesoniveau: Curriculumvoorstellen van de overheid worden door de scholen ingekleurd. Op deze manier worden schoolwerkplannen uitgewerkt die het gezicht van een school bepalen. - Microniveau: Hier wordt rekening gehouden met de concrete leefsituatie van de lerende zelf. Dat wordt vertaald in een groepswerkplan of individueel handelingsplan.

1.3. Uitgangspunten bij het samenstellen van een curriculumBij het samenstellen van een curriculum stoten we op twee verschillende invalshoeken: - Inspelen op maatschappelijke verwachtingen Onderwijs heeft tot doel iedereen basiselementen aan te bieden die essentieel zijn voor deelname aan het maatschappelijk leven. Ze streeft ernaar elke leerling te begeleiden bij het vormen van een veelzijdige en harmonisch ontwikkelde persoonlijkheid. - De lerende als bron voor curriculumopbouw: De behoeften, kenmerken, mogelijkheden, interesses van de lerende vormen de basis voor het nemen van beslissingen over een curriculum. Deze twee invalshoeken zorgen voor een spanning, het komt erop aan om een gezond evenwicht te vinden. Onze voorkeur gaat eerder naar het leerlinggericht werken om zo goed mogelijk te kunnen inspelen op de verschillen tussen leerlingen. De maatschappelijke verwachtingen houden we in ons achterhoofd om via dialoog en interactie kinderen uit te dagen en te stimuleren zo breed mogelijk te ontwikkelen.

2. Curriculumdifferentiatie2.1. Een omschrijving van curriculumdifferentiatie?Het uitbouwen van een gemeenschappelijk curriculum dat geldt voor alle leerlingen is moeilijk haalbaar omdat de praktijk leert dat er zeer veel verschillen zijn. Automatisch probeert men de leerlingen te groeperen in zo homogeen mogelijke groepen. Zo wordt er gewerkt in niveaugroepen of verschillende stromingen. In die verschillende groepen is het niet mogelijk om met eenzelfde curriculum te werken. Daarom wil men flexibel omgaan met dat curriculum en zo spreekt men over curriculumdifferentiatie.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 2

Curriculumdifferentiatie wordt gezien als het aanbrengen van verschillen in leerlingencompositie, niveau van de school, stroom, klas of groep en in het curriculum, het programma. Als we aan leraren of schoolleiders vragen waarom zij met verschillende programmas werken, zeggen ze: om recht te doen aan verschillen tussen leerlingen. Men hoopt op die manier zowel sterke als zwakke leerlingen tot goede leerresultaten te brengen. Curriculumdifferentiatie betekent niet dat men a-priori opteert voor een ander curriculum voor andere leerlingen. Het is mogelijk zich te baseren op nzelfde algemeen curriculum, dat voor bepaalde leerlingen in verschillende graden genterpreteerd en/of aangepast wordt. In wat volgt willen we aantonen dat de essentie van curriculumdifferentiatie niet zozeer gaat over het groeperen van leerlingen in zo homogeen mogelijke groepen, maar eerder over het flexibel omgaan met doelstellingen, het differentiren in aanpak, de aanpassing van de werkvormen en klasorganisatie, differentiatie bij het evalueren en het uitbouwen van een zo goed mogelijke ondersteuning voor elke leerling.

2.2. Een kerncurriculum voor iedereenAlle kinderen moeten in aanraking worden gebracht met de basiselementen die nodig zijn om in deze samenleving te kunnen functioneren. Die elementen vormen dus de basis voor het gemeenschappelijk curriculum. Het is de bedoeling van een gemeenschappelijk curriculum zo lang mogelijk vol te houden. Doornbos ( 1997 ) zegt: Het curriculum moet bestaan uit een klein deel waar iedere leerling aan deelneemt en een veel grotere facultatief deel waaruit een persoonlijk programma kan samengesteld worden. Zon persoonlijk leer- of studieplan doet recht aan wensen van ouders en sluit aan bij de aanleg, inzet en interesse van het kind. We merken ook hier een spanningsveld, wat primeert en gaat het over een klein of een zo groot mogelijk gemeenschappelijk deel? In ieder geval merken we dat het participatiebeginsel sterker begint door te wegen. Iedereen mag meedoen en liefst zo lang mogelijk.. Er moet flexibel omgegaan worden met het curriculum. Annet De Vroey en Kathleen Mortier (2002) tonen aan dat op verschillende manieren soepel en dynamisch kan omgegaan worden met een curriculum: - Hetzelfde curriculum, maar op een minder complex niveau - Hetzelfde curriculum, maar met bewuste inschakeling van functionele toepassingen voor gebruik in dagelijkse situaties en routineactiviteiten. - Hetzelfde curriculum maar verlagen van de prestatienormen - Hetzelfde curriculum maar op een trager tempo. - Een ander curriculum of parallel programma.

2.3. Nadelen van een te sterk doorgedreven curriculumdifferentiatie:2.3.1. Zwakke leerlingen presteren minder in lagere stromen. Tegen de intutieve inzichten en bedoelingen van vele practici en beleidsmakers in blijkt de vorming van afzonderlijke stromingen gemiddeld gezien - geen betere prestaties op te leveren. De sterke leerlingen komen tot betere prestaties in de hogere stromen en de --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 3

zwakke leerlingen presteren minder in de lagere stromen, vergeleken met controlegroepen met een meer evenwichtige klassencompositie. Studies die vanuit een multi-level perspectief zijn opgezet, bevestigen en versterken deze uitkomsten. Toch moet een leerling beschikken over een zeker minimum aan voorkennis om te kunnen profiteren van een rijkere leeromgeving. 2.3.2. Alle leerlingen hebben nood aan een rijke, stimulerende leeromgeving. Als de leerlingen te vlug worden ingedeeld in niveaugroepen worden ze vaak ook te weinig gestimuleerd om verder te ontwikkelen. Bepaalde wegen worden afgesloten. Overschakelen naar een hoger niveau is moeilijk. 2.3.3. Leerlingen verdelen over een groot aantal leerwegen is moeilijk. Bij het samenstellen van leergroepen moet rekening gehouden worden met verschillende factoren. Het zijn niet enkel de verstandelijke mogelijkheden die bepalen of leerlingen een bepaald niveau aankunnen. Er zijn heel wat onmeetbare en moeilijk te voorspellen elementen die een invloed hebben op het leertraject van de leerlingen. We noemen er hier enkele: - Leerlingen in een iets hoger niveau plaatsen werkt gunstig. Het is moeilijk in te schatten welke leerweg de leerlingen moeten gaan om te komen tot een maximale ontwikkeling. Uit onderzoek blijkt dat plaatsing in een iets hoger niveau gunstig te werken. - De samenstelling van de klas heeft een belangrijke invloed op het zelfbeeld en de leerprestaties van leerlingen. In het algemeen profiteren leerlingen meer van het participeren in een klas met een hoger gemiddelde dan in een minder goede klas. Voor een leerling zijn de belangrijkste personen op school de medeleerlingen. Leerlingen willen bij de groep horen en in hun klas blijven. Ze zullen zich daar vaak extra voor inzetten. - De stimulerende invloed van de omgeving We denken bijvoorbeeld aan de verwachtingen van leraren: het pygmalion effect: als leraren een foute verwachting hebben gekregen van bepaalde leerlingen, dan zullen zij deze leerlingen anders benaderen en daarmee de foute voorspelling waarmaken. Ouders brengen hun kinderen in contact met anderen. Zij dragen op deze wijze bij aan de vorming van de peer groep waarin hun kind participeert. 2.3.4. Niet alles is te vatten in een curriculum. Alle inhouden en leerervaringen vatten in een curriculum is onbegonnen werk. Er spelen heel wat ongrijpbare elementen mee b.v. ongeschreven regels, afspraken, het pedagogisch klimaat, de leerkrachtenstijl, de motivatie, het respect, de zorg, de positieve sfeer, onderlinge relaties, het enthousiasme, de bezieling .Vaak spreekt men over een verborgen leerplan of een verborgen curriculum. Het is niet nodig om alles neer te schrijven: Laat de school op de eerste plaats een plek zijn waar jonge mensen samen leven en werken, waar ze groeien en zich ontplooien, waar ze gewaardeerd worden om wie ze zijn en waar ze succes ervaren Van Gils & Mathyssen (2003)

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 4

3. Curriculumdifferentatie: hoe pakken we dat aan?3.1. Geef het curriculum een juiste plaatsWe mogen aan het curriculum geen te groot gewicht geven. Het dient hoofdzakelijk als referentiekader waar flexibel mee omgegaan dient te worden, zodat interpretatie en aanpassingen in functie van individuele leerlingen mogelijk worden. Differentiatie is dus een noodzaak. Differentiatie slaat op het geheel van maatregelen die het team neemt om het leerproces van de leerlingen zodanig te ondersteunen dat elke leerling optimaal leert of ontwikkelt.

3.2. Voorwaarde om te kunnen differentiren: beeldvormingVooraleer kan gedifferentieerd worden dienen we de leerlingen goed te kennen. Hiervoor is het nodig gegevens samen te brengen om te komen tot een beeld van de groep. Wat kennen ze reeds? Waar liggen hun mogelijkheden? Waar hebben ze interesse voor? Welke ondersteuning hebben ze nodig? De betrokkenheid van de leerlingen zelf is hierbij essentieel. Ook de inbreng van de ouders kan hier zeer nuttig zijn.

3.3. Differentiatie van doelstellingen: werken met ontwikkelingsdoelenVan Gennep definieert doelstellingen als volgt: Het toegang geven van de betrokken persoon tot voor hem belangrijke kennis, middelen en relaties die nodig zijn om in de samenleving te kunnen wonen, werken en recreren. Hij ziet het dus breed, het gaat niet alleen over kennis, inzichten en vaardigheden maar ook over relaties. Hij plaats dit in een ruim perspectief: wonen, werken en recreren. Met deze verruiming in ons achterhoofd bekijken we de ontwikkelingsdoelen en eindtermen die de overheid heeft ontwikkeld. Eindtermen zijn minimumdoelen die de overheid noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes bestemd voor die leerlingenpopulatie. Elke school heeft de maatschappelijke opdracht de leergebiedgebonden eindtermen m.b.t. kennis, inzicht en vaardigheden bij de leerlingen te bereiken. Het bereiken van de eindtermen zal worden afgewogen tegenover de schoolcontext en de kenmerken van de schoolpopulatie. De overheid stelt dat de school haar doelen moet aanpassen voor kinderen met specifieke noden en dat de school de opdracht heeft met zoveel mogelijk leerlingen zo ver mogelijk te geraken. Voor de leerkrachten vormen de eindtermen een belangrijke struikelblok. Het halen van de eindtermen legt volgens hen een belangrijke beperking op de mate waarin de leerlingen met leerproblemen en zeker wanneer er sprake is van een beperking, kunnen opgevangen worden. Het zal noodzakelijk zijn dat de overheid duidelijk maakt hoe de eindtermen adequaat gehanteerd kunnen worden. Het lijkt ons aangewezen om niet te werken met eindtermen maar enkel met ontwikkelingsdoelen. Het is niet de bedoeling dat er gewerkt wordt met de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs, maar wel dat de eindtermen het statuut van ontwikkelingsdoelen krijgen. Ontwikkelingsdoelen zijn doelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de overheid wenselijk acht voor zoveel mogelijk leerlingen van een leerlingenpopulatie. In samenspraak met het CLB en zo mogelijk in overleg met de ouders en eventueel andere betrokkenen, kiest de school de ontwikkelingsdoelen die aan individuele leerlingen of groepen leerlingen worden aangeboden en uitdrukkelijk worden nagestreefd. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 5

Alle leerlingbetrokkenen maken keuzes rekening houdend met: - de ondersteuningsvraag van elke leerling - met het oog op een harmonische ontwikkeling - met het oog op een optimale integratie De ontwikkelingsdoelen geven meer ruimte om leerlinggericht te werken. Het komt erop aan om doelen te selecteren vanuit de onderwijsleerbehoefte. We vertrekken vanuit de wensen en dromen van de leerling, met speciale aandacht voor de sociale participatie. De ouders kunnen ons hierbij zeker inspireren. Als we doelen selecteren houden we rekening met de haalbaarheid, we zorgen ervoor dat ze uitdagend en ontwikkelingsstimulerend zijn. We letten op de functionaliteit en op het toekomstperspectief.

3.4. HandelingsplanningOm in te spelen op verschillen van kinderen werken we met handelingsplannen. We hechten op die manier veel belang aan het meso en microniveau van curriculumontwikkeling. De overheid biedt ons ontwikkelingsdoelen. We maken daaruit een keuze vertrekkend vanuit de behoeften en de mogelijkheden van de leerlingen. De school werkt aan een schoolvisie en aan een curriculum voor hun school. Samen denken ze dus na over hoe ze het leren van de leerlingen zal ondersteunen en hoe ze met het gemaakte curriculum omgaat. Deze visie wordt opgenomen in het schoolwerkplan (mesoniveau). Vanuit die schoolvisie werken alle leerkrachten en therapeuten die betrokken zijn met de groep aan een groepswerkplan. Daarin staat hoe het leren van de leerlingen in de klasgroep zal ondersteund worden (microniveau). Voor leerlingen die te weinig aan hun trekken komen in de groep maken we een individueel handelingsplan. Daarin wordt geformuleerd welke speciale maatregelen worden genomen om de ontwikkeling van de leerling die te weinig groeikansen krijgt in de groep, te stimuleren (microniveau). Voor een leerling die een ondersteuningsvraag heeft die sterk verschilt van de groep, kan ook een participatieplan opgesteld worden. In een participatieplan wordt beschreven hoe een leerling zal deelnemen in de klas. Zeker wanneer het leertraject van de leerling sterk verschilt met de aanpak in de klas, is het aangewezen om te beschrijven hoe de leerling zoveel mogelijk participeert aan het klasgebeuren en welke specifieke ondersteuning daarbij wordt gegeven. B.v. tijdens een les begrijpend lezen krijgt de leerling de kans om met een koptelefoon te luisteren en te lezen; tijdens het inoefenen van de tafels van vermenigvuldiging werkt de leerling op een computer aan rekenopdrachten. De bedoeling is dat de leerling zoveel mogelijk deelneemt aan de gewone les, maar b.v. tijdens de verwerking krijgt de leerling de kans om aangepaste taken uit te voeren. Bij de verwerking van een W.O. les krijgt de leerling de kans om vijf woordjes te noteren bij een tekening, terwijl de andere leerlingen een invultaak maken.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 6

3.5. Differentiatie in onderwijsaanpak, methode: flexibiliteit3.5.1. Organisatie De klasorganisatie dient zo opgebouwd te zijn dat de leerlingen uitgedaagd worden om te leren. De inrichting van de klas is rijk en biedt leerlingen de gelegenheid tot exploreren. Binnen de klasorganisatie primeert het samenwerken en participeren op het verwerven van de inhouden. Het is ook moeilijk in te schatten wat leerlingen al of niet opnemen. Hetzelfde ervaren we met kinderen binnen een gezin, ook zij mogen erbij horen alhoewel er zeker dingen gebeuren die ze niet kunnen vatten. Hiermede zeggen we niet dat het verwerven en kennis, inzicht en vaardigheden onbelangrijk is, maar mogen meedoen en erbij mogen horen is soms belangrijker dan het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden. Binnen de klasorganisatie is het zo dat niet alle leerlingen noodzakelijk op hetzelfde moment met dezelfde leerinhoud bezig zijn. Niet voor alles dient er gedifferentieerd te worden. We sluiten hierbij aan bij wat in de literatuur het ecologisch model wordt genoemd waarbij een zo volledig mogelijk participatie in de omgeving als uitgangspunt wordt genomen voor het bepalen van leerdoelen. Groepsmomenten en ontmoetingsmomenten krijgen een extra plaats. 3.5.2. Groeperingswijze: flexibele groeperingsvormen met heterogeniteit als uitgangspunt. In het onderwijs gaat men ervan uit dat om beter te kunnen omgaan met verschillen best gewerkt wordt met zo homogeen mogelijke groepen. Leren en ervaringen opdoen gebeuren het beste en het meest effectief als elke leerling, elke persoon zoveel mogelijk elkaars gelijke zijn in voorkennis, motivatie en capaciteit tot informatieverwerking. Deze visie wordt echter meer en meer tegengesproken. Van den Berg en Vandenberghe (1999) geven een aantal argumenten voor en tegen het gebruik van homogene groeperingsvormen: Voordelen: - Men veronderstelt een verbetering van de leerprestaties omdat de heterogeniteit van een klas of instructiegroep die in de weg zou staan. - Leraren kunnen het tempo en het niveau van instructie aanpassen aan de leerlingen, ze kunnen meer aandacht geven aan individuele leerlingen en kunnen meer tijd besteden aan herhaling van de stof voor zwakkere leerlingen. - Men veronderstelt dat in een homogene groep de goede leerlingen gestimuleerd worden harder te werken en de zwakke leerlingen daarentegen beschermd worden tegen de concurrentie van meer begaafde leerlingen. Nadelen: - Zwakke leerlingen wordt het voorbeeld en de stimulans onthouden die hun meer begaafde klasgenoten hen kunnen geven. - Leerlingen in de lagere homogene groepen lopen de kans het etiket zwak opgeplakt te krijgen en gaan zich daar vervolgens ook naar gedragen. - Het gebruik van homogene groepen leidt tot een lager tempo en een mindere kwaliteit van de instructie. Het gebrek aan goede voorbeelden kan leiden tot geringere motivatie. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 7

Leraren zijn niet in staat of hebben niet de tijd om het werk te differentiren voor de verschillende groepen. Beide schrijvers komen tot de conclusie dat om aan de verschillen tussen individuele leerlingen recht te kunnen doen, best wordt gewerkt met flexibele groepsvorming waarbij heterogeniteit als uitgangspunt geldt. Binnen een heterogene uitgangssituatie, de thuisklas, kunnen dan wisselende homogene subgroepen worden gevormd. Belangrijk is dus om homogene en heterogene groepen te organiseren op een tijdelijke en afwisselende basis. Dit noemen ze flexibele groepsvorming. J. Terwel (2002) komt tot eenzelfde conclusie: Van streaming (voor alle vakken tegelijk) naar een systeem van setting (niveauklassen per vak). Dan zou men bepaalde vakken gemeenschappelijk, voor alle leerlingen kunnen verzorgen en enkele kernvakken zoals wiskunde en talen in niveauklassen aanbieden. Het voorstel is om binnen een heterogene uitgangssituatie te werken met wisselende homogene groepen. Het grootste deel van de schooltijd zitten de leerlingen in heterogene klassen. Voor bepaalde prestaties in bepaalde vakken worden tijdelijke homogene groepen gevormd. Die homogene groepen dienen we zo flexibel mogelijk te organiseren. We zorgen daarbij voor aangepaste instructie naargelang het niveau en het werktempo van de leerlingen. 3.5.3. Multi level - instructie Multi-level-instructie vertrekt van een basisprogramma dat vereenvoudigd wordt tot een kernprogramma en uitbreidingsdoelen. Om volledige participatie te behouden, kiezen ze voor een gemeenschappelijk curriculum. Dat wordt aangepast aan meerdere begrips-niveaus en wordt gelijktijdig op verschillende niveaus aangeboden. Het gaat niet enkel over inhouden en doelen maar er wordt ook nagedacht over het kiezen van aanbiedingswijzen die passen bij verschillende leerstijlen van kinderen. Uiteraard wordt dan ook niet van iedereen hetzelfde antwoord verwacht als wordt nagegaan wat ze geleerd hebben. Bij multi-level instructie herkennen we twee principes: - Een degelijke differentiatie is pas mogelijk als men uitgaat van de centrale plaats van de leerling in ieder leerproces. - Leraren zijn niet zozeer lesgevers maar wel de architecten van de organisatie van een krachtige leeromgeving, waarin kinderen wellicht na (aan)gepaste instructie voornamelijk zelf, met materiaal en met mekaar, lerende bezig zijn. 3.5.4. Ondersteuning Het komt erop aan om aan elke leerling de juiste ondersteuning te bieden. Die ondersteuning zal niet voor alle leerlingen dezelfde zijn. Elke leerling dient het houvast en de uitdaging te krijgen waar ze behoefte aan hebben. Daarbij is het goed te bedenken dat het de bedoeling is dat leerlingen zelfstandig worden en niet afhankelijk mogen blijven van de hulp en de ondersteuning van hun leraren. De ondersteuning dient tegelijkertijd uitdagend en prikkelend te zijn: Via ondersteuning trachten we kinderen houvast en veiligheid aan te bieden vanuit aanvaarding en respect. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 8

Daarnaast trachten we het zelfvertrouwen te bevorderen. Dit door hoge verwachtingen te hebben, door positief te waarderen. We zorgen ervoor dat elke leerling succes ervaart, rekening houdend met hun mogelijkheden. Tenslotte trachten we de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid te bevorderen.

3.6. Differentiatie van evaluatieEvalueren van de vorderingen van leerlingen omvat vaststellen in welke mate de leerdoelen door de leerling bereikt zijn, die vaststellingen beoordelen om daaruit te reflecteren op de eigen onderwijspraktijk en te komen tot een eventuele bijsturing van de onderwijsaanpak. Het bijhouden van de vorderingen van de leerling is eveneens nuttig om op langere tijd voorspellingen te doen van wat haalbaar zal zijn voor de betreffende leerling. Hier denken we aan een kindvolgsysteem of leerlingvolgsysteem. Het is hierbij weinig zinvol om leerlingen met andere leerlingen te vergelijken. Het is beter om leerlingen te vergelijken met hun eigen vorige prestaties. Vanuit die vergelijking dienen we de leerlingen te stimuleren om verder te ontwikkelen. Het is belangrijker om de organisatie en leerinhouden vanuit die evaluatie bij te sturen om nog beter te kunnen inspelen op onderwijsbehoeften.

3.7. Zelfstandig werken en samenwerking bevorderenDat leerlingen veel van elkaar leren is alom geweten. Medeleerlingen kunnen vaak iets beter uitleggen aan elkaar dan dat een leerkracht dat kan. Onderwijs dient de leerlingen uit te dagen om zo zelfstandig mogelijk te leren en initiatieven te nemen. Leraren kunnen dat bereiken door de leerlingen de kans te geven zelfstandig te werken, alleen en samen met andere leerlingen, hun werk zelf te laten plannen, uit te voeren en te beoordelen, door leerlingen zelf te laten bedenken hoe ze hun tijd zo goed mogelijk kunnen besteden en door van hen te verwachten dat ze meedenken en meebeslissen bij het maken van afspraken. Ze bereiken dat door het klaslokaal zo in te richten dat leerlingen zich thuis voelen en geprikkeld worden tot leren. Mogelijkheden om die zelfstandigheid en de onderlinge samenwerking te bevorderen zijn: - contractwerk - hoekenwerk - groepswerk - projectwerk - het thematisch werken - ..

4. Randvoorwaarden om flexibel om te gaan met een curriculum:4.1. Leerlinggericht werken.In het onderwijs zijn we nog niet gewoon om vraaggestuurd te werken. We vertrekken nog sterk van wat wij belangrijk vinden voor de leerlingen. Aansluiten bij de grenzen en mogelijkheden van leerlingen is niet vanzelfsprekend. Het is de kunst om samen met de leerlingen op weg te gaan en hen te stimuleren om verder te ontwikkelen. We sluiten aan bij wat ze kennen en wat hen interesseert om op die manier --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 9

hen uit te dagen om een stapje verder te zetten. In dialoog bouwt elke leerling aan een leertraject en dit in interactie met de groep en met de leerkracht.

4.2. Een nieuwe curriculuminhoud is onvoldoendeOok al worden de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplannen herschreven met daarbij de klemtoon op een gemeenschappelijke doelen voor iedereen, dat zal geen garantie zijn om beter in te spelen op verschillen tussen leerlingen. Het gaat eerder over een mentaliteitsverandering en met een omscholing van de manier van lesgeven. Leerkrachten zullen ervaring moeten opdoen rond klasorganisatie, het uitbouwen van een krachtige leeromgeving, het werken met flexibele groeperingsvormen en het uitbouwen van een juiste ondersteuning voor elk kind.

4.3. Meer overleg om te werken aan een schoolvisie: omgaan met verschillenWe groeien naar een andere manier van onderwijzen en dat vraagt een mentaliteitsverandering. Om te groeien in schoolvisie is het nodig dat we meer overleg organiseren binnen een school. Met n personeelsvergadering per maand en n of twee pedagogische studiedagen, zal het zeer lang duren vooraleer we komen tot een mentaliteitsverandering. We pleiten voor: - een wekelijks overlegmoment - met een grote betrokkenheid van alle personeelsleden Hierbij dienen we aandacht te hebben voor: - weerstand en onzekerheid: We moeten voorkomen dat mensen zich bedreigd voelen. - tijd geven om ideen te laten groeien in de dagelijkse praktijk. Iedere succeservaring is het ideale beginpunt voor een nieuwe stap.

4.4. De cruciale rol van de leerkracht4.4.1. Leraren dienen het curriculum soepel te hanteren. Het zijn de leraren die het flexibel omgaan met het curriculum zullen moeten waarmaken in hun dagelijkse praktijk. Alvaro Marchesi zegt het als volgt: De mogelijkheid tot differentiren binnen het curriculum berust bij leerkrachten, die bekwaam zijn om het leerplan aan te passen aan de behoeften van alle leerlingen. Leerkrachten dienen de leerplannen te interpreteren, aan te passen en zelfs te wijzigen, om aldus tegemoet te komen aan de noden van iedere leerling in de klas. Dit vraagt een bereidheid maar ook een deskundigheid van leerkrachten. 4.4.2. Een ander manier van lesgeven De leerkracht zal niet alleen moet lesgeven, maar ook observeren, helpen kiezen, stimuleren, plannen en begeleiden. Het gaat erom leerlingen te helpen door ze te begeleiden bij het leren. Leerlingen op weg helpen zoveel mogelijk zelfstandig te leren is belangrijk voor later, maar ook voor nu, voor het met plezier en profijt leren in school Het is jammer dat vele van deze ideen groeien vanuit de theorie. Leerkrachten dienen de kans te krijgen er zelf voor te kiezen. We gaan ervan uit dat de leerkrachten bereid zijn om bepaalde veranderingen in te voeren, maar dan moeten ze zoveel mogelijk betrokken worden.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 10

4.4.3. Ondersteuning van de leerkrachten Leerkrachten dienen ondersteund te worden in hun groeiproces. Een leerkracht staat daarin niet alleen, als team bouwen ze aan een professionele deskundigheid. We denken hier aan een zorgteam, collegiale consultatie, intervisie, hulp in de klas, functioneringsgesprekken, klasbezoeken, interne begeleiding en mentorschap. De directeur heeft hierbij een zeer belangrijke stimulerende en begeleidende rol. Ook de pedagogische begeleiding kan hier nuttig werk verrichten. Dit door mensen over de scholen samen te brengen, door personeelsvergaderingen en pedagogische studiedagen te organiseren, door schoolteams en kernteams te begeleiden, door goede praktijkvoorbeelden uit te wisselen enz Leerkrachten hebben nood aan informatie en praktijksuggesties via o.a. teamgerichte en externe nascholingen. De ondersteuning dient te gebeuren op verschillende domeinen: - inhoudelijk ondersteuning - organisatorisch ondersteuning - praktische hulp tot op de werkvloer Uiteraard heeft de opleiding van beginnende leerkrachten hier een duidelijke bijdrage te leveren.

4.5. De stimulerende rol van de overheidDe overheid dient de schoolontwikkeling te stimuleren. Ze dient de schoolteams die een eigen groeipad uittekenen daarin te respecteren. De overheid dient mogelijkheden te bieden om intern overleg te organiseren Daarnaast dient de overheid te zorgen voor voldoende middelen om een ernstig zorgbeleid uit te tekenen. De aanzet via Gok en zorgcordinatie is gegeven, maar het is nog onvoldoende. De overheid dient er ook voor te zorgen dat de regelgeving zo soepel mogelijk kan gehanteerd worden zodat scholen kansen krijgen om te experimenteren. De huidige regelgeving werkt vaak belemmerend. We denken hier aan de definitie van eindtermen die beter vervangen worden door ontwikkelingsdoelen.

5. Besluit:Een curriculum mag geen doel op zich worden. Een curriculum geeft een kader waarop we ons kunnen richten, dat inspirerend werkt. Doelen worden geselecteerd vanuit de onderwijsleerbehoefte. Dus vertrekkend vanuit de wensen en dromen van de leerling, rekening houdend met de sociale context. De leerling bouwt aan een eigen leertraject. De leerling wordt hierbij ondersteund door de leraar binnen een rijke leeromgeving. Die rijke leeromgeving speelt in op de verschillende onderwijsleerbehoefte van de leerlingen. Ondersteuning dient tegelijkertijd uitdagend en prikkelend te zijn. Enerzijds dienen we het gevoel van veiligheid te bevorderen vanuit respect voor ieders mogelijkheden en anderzijds --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 11

dienen we leerlingen uit te dagen, hun zelfvertrouwen te bevorderen door hoge verwachtingen te hebben, door positief te waarderen, door elke leerling, rekening houdend met hun mogelijkheden succes te laten ervaren. De leraar ondersteunt de leerling door samen op weg te gaan, door goed te luisteren en te observeren, door samen te zoeken naar voor de leerling belangrijke kennis, middelen en relaties die nodig zijn om in de samenleving te kunnen wonen, werken en recreren. De leraren bieden mogelijkheden aan, het is aan de leerling om zo zelfstandig mogelijk en in samenwerking met anderen verder te ontwikkelen. Het scheppen van een goed pedagogisch klimaat is hierbij een basisvoorwaarde. Verder zal binnen de leeromgeving sterk gedifferentieerd dienen te worden. Differentiatie in het kiezen van doelstellingen, de organisatie van de leeromgeving, de groeperingswijze van de leerlingen, de ondersteuning en de evaluatie. Toch zal er niet voor alles gedifferentieerd moeten worden. Het is belangrijk dat leerlingen samen dingen kunnen doen en elkaar kunnen helpen al naargelang de ieders mogelijkheden. Bij een groep horen is vaak een belangrijke doelstelling. De sociale context en de sociale ondersteuning vanuit een stimulerende leerlingengroep hebben eveneens een grote invloed op het leertraject van een leerling. De onderlinge samenwerking en interactie zullen bevorderd dienen te worden. Het is geen eenvoudige opdracht voor een leerkracht om leerlingen op deze manier te ondersteunen. Deze mentaliteitsverandering zal van onderuit moeten kunnen groeien maar dan toch binnen een stimulerende omgeving. We denken hier aan het schoolteam, de begeleiding, de stimulans vanuit de overheid. Geef mensen de kans om zelf te groeien naar meer leerlinggericht werken.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 12

6. BibliografieBOONE, M., (2000), Persoonlijke toekomstplanning. Niet-gepubliceerd referaat op het Colloquium, VVKBuO CASTELIJNS JOS & AUKTJE JAGER (1998) UITDAGEND ONDERWIJS CPS AMERSFOORT DENS GUSTSPECIAAL ONDERWIJS

JAARGANG 69 NR.4

DEPUYT ANOUK & JOHAN DEKLERCK, GIE DEBOUTTE (2001) VERBONDENHIED ALS ONTWOORD OP DE-LINKWENTIE? Leuven/Amersfoort, Acco DE VROEY ANNET & MORTIER KATHLEEN (2002) POLYFONIE IN DE KLAS ACCO LEUVEN / LEUSDEN GHESQUIRE P.& JANSSENS (2000),Van zorg naar ondersteuning. Bohn, Stafleu, Van Loghum, Houten JANSSENS A. (1999) ONTWIKKELEND ONDERWIJS. Leuven/Amersfoort, Acco LAGERWEIJ, N., & HAAK, E., (1998), Eerst goed kijken Leuven / Apeldoorn: Garant PEETERS LOUISA (1997) IK ZIE ALLEEN DE TRANEN LEUVEN / AMERSFOORT ACCO Rudolf van den Berg & Roland Vandenbergh ( 1999) Succesvol leiding geven aan onderwijsinnovaties, Samsom Alphen aan den Rijn SAVEYN JAN (2003) CURRICULUMDIFFERENTIATIE VVKBAO BRUSSELTERWEL J.

(2002) CURRICULUMDIFFERENTIATIE EN LEREN DENKEN PEDAGOGISCHE STUDIN CPS AMERSFOORT (2000) ONDERWIJSKUNDE ALS ONTWERPWETENSCHAPACADEMIA

VALCKE MARTIN

PRESS

VAN GILS, M., (2001), Planmatig werken in de school. Leuven/Apeldoorn, Garant VAN GILS MARC MATHYSSEN MARC (2003) De genietbare school Leuven/Apeldoorn, Garant VERMEULEN ROLAND ( 2000) SALTO HUMANO TIELT LANNOO

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 13

Mogelijke stellingen:We geven de deelnemers speelkaarten. Ze mogen een kaart omhoog steken al naargelang ze in sterke mate of in minder sterke mate akkoord gaan met de stelling. We kiezen voor een curriculum dat geldig is voor alle leerlingen. Heel wat onmeetbare en moeilijk te voorspellen elementen hebben een invloed op het leertraject. Een curriculum geeft een referentiekader waar we flexibel mee om moeten gaan, zodat interpretatie en aanpassing in functie van de individuele leerling mogelijk worden. Het is aangewezen om niet te werken met eindtermen maar met ontwikkelingsdoelen omdat die meer ruimte geven om leerlinggericht te werken. Voor leerlingen met specifieke onderwijsleerbehoeften is het nuttig te werken met een participatieplan. In dat plan wordt beschreven hoe een leerling zal deelnemen in een klas. Het samenwerken en participeren primeert op het verwerven van inhouden. Mogen meedoen en erbij horen is belangrijker dan het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden. Een zo volledig mogelijke participatie in de natuurlijke omgeving is het uitgangspunt. (ecologisch model) Er wordt best gewerkt met flexibele groepsvorming waarbij heterogeniteit als uitgangspunt geldt. Binnen een heterogene uitgangssituatie kunnen dan wisselende homogene subgroepen worden gevormd. Leraren zijn niet zozeer lesgevers maar wel de architecten van de organisatie van een krachtige leeromgeving waar leerlingen wellicht na (aan)gepaste instructie voornamelijk zelf, met materiaal en met elkaar, lerende bezig zijn. Het is weinig zinvol om leerlingen met andere leerlingen te vergelijken. Het is beter om vorderingen van leerlingen te vergelijken met hun eigen vorige prestaties. Vanuit die vergelijking dienen we de leerlingen te stimuleren in hun ontwikkeling. Schoolteams moeten de kans krijgen wekelijks met elkaar te overleggen om samen te groeien naar meer leerlinggericht werken. Leerkrachten dienen ondersteund te worden tot op de werkvloer om flexibel te leren omgaan met een curriculum. Ouders dienen betrokken te worden in het uitbouwen en de opvolging van het leertraject van hun kind.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Curriculumdifferentiatie Januari 2004 14