Syllabus - Tekst - I (1)

32
1 INLEIDING WAT IS CULTUUR’? Etymologie cultuur ↔ natuur Latijn: colere: bebouwen, bewerken (akker, veld) wonen, bewonen cultura: verzorging, bebouwing, landbouw → natuur omvormen tot een plek waar het goed om wonen is Cultuurbegrip sinds de Verlichting (18 de eeuw): Cultuur: hogere uitingen van de menselijke geest kunsten, literatuur, wetenschappen Cultuur met grote ‘C’ vergelijk: ‘civilisatie’ (beschaving, beschaafd) algemeen ontwikkelingspeil van een maatschappij: - (standaard)taal (‘ABN’) - tafelmanieren - … Cultuur – Civilisatie: manifestatie van Europees zelfbewustzijn/superioriteitsbesef ‘Eeuw van Europa’ Imperialisme (1875-1914) wereld van de (groot)stedeling musea, operahuizen, bibliotheken, universiteiten, pers,… vooruitgangsgeloof materieel - moreel versus: o ‘primitieve’ samenlevingen ‘volkeren zonder geschiedenis’ o boeren o idee van stilstand
  • date post

    22-Dec-2015
  • Category

    Documents

  • view

    24
  • download

    1

description

xcddddddddddddddddddddddd

Transcript of Syllabus - Tekst - I (1)

1

INLEIDING

WAT IS ‘CULTUUR’? Etymologie cultuur ↔ natuur Latijn:

colere: bebouwen, bewerken (akker, veld) wonen, bewonen

cultura: verzorging, bebouwing, landbouw → natuur omvormen tot een plek waar het goed om wonen is Cultuurbegrip sinds de Verlichting (18de eeuw): Cultuur:

hogere uitingen van de menselijke geest kunsten, literatuur, wetenschappen Cultuur met grote ‘C’

vergelijk: ‘civilisatie’ (beschaving, beschaafd) algemeen ontwikkelingspeil van een maatschappij: - (standaard)taal (‘ABN’) - tafelmanieren - …

Cultuur – Civilisatie:

manifestatie van Europees zelfbewustzijn/superioriteitsbesef ‘Eeuw van Europa’ Imperialisme (1875-1914)

wereld van de (groot)stedeling musea, operahuizen, bibliotheken, universiteiten, pers,…

vooruitgangsgeloof materieel - moreel

versus: o ‘primitieve’ samenlevingen

‘volkeren zonder geschiedenis’ o boeren o idee van stilstand

2

Kentering in 20ste eeuw Grote catastrofen:

Wereldoorlog I en II

Duitse identiteitscrisis: o ‘land van denkers en dichters’ (Kulturnation) versus barbarij van het nationaal-

socialisme o verwerking van de holocaust

schaduwzijden van de techniek nucleaire dreiging (Hiroshima, Tsjernobyl, Fukushima)

milieuproblematiek (opwarming aarde, krimpende biodiversiteit, afval) grenzen aan de groei

→ kloof pretenties – realiteit → twijfel, ontnuchtering, bezinning Antropologie:

wetenschappelijke studie van niet-Westerse, ‘primitieve’ culturen

wetenschap van het ‘slechte geweten’

positieve waardering ecologie verhouding mens-natuur duurzaamheid Claude Lévi-Strauss

o Tristes tropiques (1955) o La pensée sauvage (1962)

gevaar van idealisering Democratisering:

zelfgenoegzame burgerlijke elite politiek en cultureel in het defensief

massacultuur

jeugdcultuur (jaren ’60) → ‘canon’ onder vuur → vervagen van scherpe grens tussen ‘hogere’ en ‘lagere’ cultuur → waardenrelativsme → post-modernisme (‘fusion’) Naar een verruimd cultuurbegrip Gevolgen voor de beoefenaars van cultuurwetenschappen en cultuurgeschiedenis:

aandacht voor alledaagse leefwijze in een samenleving

zeden, normen

mentaliteiten (mentaliteitsgeschiedenis) vanzelfsprekendheden

3

Artistieke en intellectuele manifestaties staan niet los van het alledaagse → alles hangt met alles samen (vgl. Hegel: Das Wahre ist das Ganze) → invloed van politieke, maatschappelijke, technisch-wetenschappelijke omwentelingen op het

denken, de moraal en het levensgevoel → wenselijkheid van een veel breder cultuurbegrip H.W. von der Dunk: het geheel van immateriële en materiële vormen waarin een samenleving zichzelf herkent en zich onderscheidt van anderen cultuurgeschiedenis ≈ maatschappijgeschiedenis

4

WAAROM EEN CULTUURGESCHIEDENIS VAN DE 19DE EEUW?

Verandering Fundamentele ervaring vandaag → alles voortdurend in verandering → scherp bewustzijn van een ‘overgangstijd’ → moeizaam zoeken naar nieuwe evenwichten 1989 - val van het ‘ijzeren gordijn’:

op eerste zicht: triomf van de westerse democratie annex kapitalistische economie USA als lichtend voorbeeld Francis Fukuyama, The End of History and the Last Man (1992)

werkelijkheid weerbarstig ‘globalisering’ doorbraak China en overige BRIC(S)-landen hypercompetitiviteit welvaartstaat (sociale zekerheid) onder druk

9/11 - moslimterrorisme:

Samuel Huntington, The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996)

migratie en vluchtelingenproblematiek multiculturaliteit

rechtsstaat onder druk angst, onzekerheid (cultuur)pessimisme strategieën:

terugplooien op zichzelf hedonisme, narcisme, genotscultuur consumentisme

vlucht in de collectiviteit zich scharen achter een vlag fundamentalismen (radicale Islam, born again Christians, creationisten,…) nationalismen (EU onder druk)

5

Ervaring van verandering in historisch perspectief 19de eeuw als scharnierperiode Denkoefening - ‘teletijdmachine’:

(ontwikkelde) Romein, tijdgenoot van Keizer Augustus

rondreis door Europa: o 1800 o 1900

Europa ca 1800 - herkenbare wereld

Mobiliteit/transport:

te land: o te voet o paard, kar, koets o wegennet: kasseien, zandwegen

vgl. Romeinse heirbanen (leger)

te water: o spierkracht (roeien) o windkracht (zeilschepen) o 1807: eerste stoomboot

Productie:

agrarische economie

ambachtelijke technieken Van Dale: ambacht = handwerk dat aangeleerd moet worden, als broodwinning beoefend

handel maar geen industrie Verhouding stad-platteland:

98% Europese bevolking (160 mio) op platteland of steden < 100.000 inwoners

talrijke, maar weinig grote steden vb. Brussel 18de eeuw: 50 à 60.000 inwoners

Londen: 1 miljoen Parijs: 550.000 vgl. Rome in oudheid

Vooral culturele verschillen (kleding, wonen, religie,…) Belangrijkste technische innovaties:

boekdrukkunst

buskruit (geweren, kanonnen) Eerste (voorzichtige) symptomen van een ‘Industriële Revolutie’:

Engeland

stoommachines (textiel, metaal, meel)

6

1900 - gevoel van een ‘andere planeet’

Bevolking: meer dan verdubbeld

Bevolking (in miljoen inwoners)

1800 1900

Groot-Brittannië 11 37

Frankrijk 28 39

Duitsland 23 56

Italië 18 33

Nederland 2 5

België 3,2 (Napoleontische tijd)

6,7

Miljoenensteden:

Londen (6,5)

Parijs

Wenen

Berlijn

Rome

St-Petersburg

Moskou Vergelijk:

USA (New York, Chicago, Philadelphia) ‘Atlantische ruimte’ fenomeen van de ‘wolkenkrabber’ (zie excursus ‘Bouwen in de hoogte’)

Japan van de Meiji-restauratie (1868) Tokyo

Parijs = modelstad:

Baron Haussmann, jaren 1850-1860

boulevards, stations, grootwarenhuizen (1852 Le Bon Marché),…

vergelijk: o Brussel (Anspachlaan) o Antwerpen (Centraal Station, 1899-1905)

Veranderend landschap:

spoorwegen, brede kanalen

fabrieken met rokende schoorstenen, mijnsites (terrils)

BASF (chemieconcern) 1900: ca. 7.000 werknemers

7

Mobiliteit/transport:

stoomschepen Titanic 1912: > 2.000 passagiers

treinen

fiets belangrijk symbool van moderniteit:

o vrouwenemancipatie o Tolstoj weigert te fietsen!

auto 1882 Peugeot 1908 Ford T

Communicatie:

telegraaf

telefoon Verlichting gaslantaarns, petroleumlampen, elektrische verlichting …

8

DE GROTE TRANSITIE 19de eeuw = eeuw van de ‘grote transformatie’ of de ‘grote transitie’:

traditioneel-agrarische → modern-industriële samenleving

Algemeen Menselijk Patroon (AMP) → Wetenschappelijk-Technologisch-Kapitalistisch bestel (WTK)

Algemeen Menselijk Patroon (AMP) Jan Romein (1893-1962)

Nederlands historicus

Aera van Europa, de Europese geschiedenis als afwijking van het algemeen menselijk patroon (1954)

Homo sapiens: 200.000 jaar oud vroegste stadium: jagers-verzamelaars

kleine groepjes

weinig formele structuren en arbeidsverdeling neolithische revolutie:

11.000 v. Chr. - 3.000 v. Chr

ontstaan van de landbouw technische verbeteringen (ploeg, wiel,…)

sedentaire samenlevingen

groeiende complexiteit: o arbeidsdeling o handelsverkeer o maatschappelijke hiërarchie o staat, leger, belastingen

schrift: o 5 à 6.000 jaar geleden o Mesopotamië

9

WTK-bestel E. Vermeersch, De ogen van de panda (1988) Westerse Sonderweg (Europa/USA)

Kapitalisme

Concurrentie / vrije markt Kapitalist (ondernemer):

gaat niet alles consumeren, maar ook investeren

behoeftebevrediging uitstellen

winst

groei Eigendynamik / never-ending

Techniek

Interactie met type economie Innovatiedwang (producten / reductie arbeidskracht)

Wetenschap

17de eeuw - ontstaan van experimentele wetenschap → toepassing van wiskundige methoden op natuurkundige problemen Vermeersch, p. 28 De totale wederzijdse interactie van wetenschap, techniek en kapitalistische economie dateert van de 19de eeuw. Dan is het WTK-bestel (wetenschappelijk, technologisch, kapitalistisch) tot stand gekomen, dat zijn uitzonderlijke kenmerken ontleent aan het feit dat elk van de componenten een interne stuwkracht heeft, waarbovenop nog eens de dynamiek komt van hun onderlinge wisselwerking. … De wereldsituatie die wij nu beleven is dus het gevolg van de interne dynamiek van de drie wezenlijke componenten en hun wederzijdse bekrachtiging. Wereldomvattend succes → uitzonderlijke efficiëntie van het WTK-bestel bij de productie van informatie, energie,

werktuigen en gebruiksvoorwerpen 2de helft 20ste eeuw → proces van snelle mondiale modernisering (globalisering / global village)

10

Veranderend levensgevoel Ferdinand Tönnies (1855-1936) Duits socioloog Gemeinschaft und Gesellschaft 1887

Gemeinschaft

Gesellschaft

• persoonlijk

• betrokken (commitment) • totaal • langdurig, zelfs onveranderlijk

• vaak niet vrijwillig aangegaan consequentie van status door geboorte

• zakelijk

• voorwaardelijk

• partieel • tijdelijk

• vrijwillig, contractueel aangegaan uit calculerend eigenbelang

Louis Dumont (1911-1998) Frans antropoloog specialist India (kastensysteem) Homo hierarchicus. Essai sur le système des castes 1966

Homo hierarchicus Homo equalis

hiërarchie

samenleving als netwerk van verticale verhoudingen

• heer-knecht • man-vrouw

• oudere-jongere

• …

Noblesse oblige

paternalisme (be-voogding) religieus ruraal grote contrasten in:

• rijkdom • scholing

gelijkheid als kernwaarde

egalitarisme

rechten juridisch afdwingbaar emancipatie (ont-voogding) seculier stedelijk-geïndustrialiseerd

relatief brede spreiding

11

FRANSE REVOLUTIE complex fenomeen multicausaal:

politiek

economisch

social

cultureel

CULTURELE OORZAKEN Crisis van het Franse koningschap Lodewijk XIV (1638-1643-1715):

Grand Siècle

absolutisme (L’Etat, c’est moi)

expansie

oorlogen

einde regime → uitputting (militair / financieel) Lodewijk XV (1710-1715-1774):

Zevenjarige Oorlog (1756-1763) neergang Frankrijk opgang Engeland

Après nous le déluge (Madame de Pompadour) trekt zich terug in de private sfeer Versailles verkommert

Kernprobleem: legitimatie van de macht absolutisme → theorie van het goddelijke recht (droit divin):

maatschappelijke orde door God zelf ingesteld

standenmaatschappij (hiërarchie)

top van de sociale piramide = monarch (koning)

koning heeft macht rechtstreeks van God gekregen

koning enkel tegenover God verantwoording verschuldigd → dus geen verantwoording tegenover enige menselijke instantie

12

Jacques-Bénigne Bossuet (1627-1704):

bisschop van Meaux

leraar van de Grand Dauphin

La Politique tirée des propres paroles de l'Écriture sainte (1709, postuum) De publieke sfeer Verlichting (Lumières, Enlightenment, Aufklärung) ontwikkeling van een publieke sfeer / publieke ruimte / publieke opinie Jürgen Habermas (° 1929), Strukturwandel der Öffentlichkeit (1962) Elementen:

verstedelijking

middengroepen, burgerij

vrije tijd

consumptie (mode)

communicatie (kranten, tijdschriften) → groeiend individualisme → groeiend belang van discussie tussen autonome individuen → kracht van het rationele argument (versus religie en traditie) publieke ruimten: bibliotheken, musea, operahuizen, concertzalen, koffiehuizen (salons) artistieke en literaire aangelegenheden politieke en sociale kwesties → verlangen naar inspraak

LEER VAN DE VOLKSSOEVEREINITEIT → gezamenlijke volk als enige en onbeperkte bron van het staatsgezag en van het door de

staatsorganisatie geformuleerde recht → vorst en regering = lasthebbers van het soevereine volk → rechtsstaat (versus machtsstaat en (vorstelijke) willekeur): recht als bron van gezag idee van een maatschappelijk verdrag (sociaal contract) i.p.v. een door God gegeven orde vrije individuen verenigen zich tot een gemeenschap onder een overheidsgezag constitutie, grondwet van Dale: wet waarin de grondbeginselen van de regering van een staat vervat zijn, t.w. de onderlinge betrekkingen der staatsorganen en de rechten en verplichtingen van de individuele leden van de staat

13

John Locke (1632-1704)

Two Treatises of Government (1689)

mens van nature rationeel en verdraagzaam

onvervreemdbare rechten (leven, gezondheid, vrijheid, eigendom)

burgers kunnen regeringen afzetten als deze tekortschieten en rechten van burgers miskennen

constitutionele monarchie Charles de Montesquieu (1689-1755)

De l’esprit des lois (1748)

analyse van de Engelse staatsinrichting

trias politica: o wetgevende macht (vaststellen van algemene regels) o uitvoerende macht (uitvoeren en handhaven van de wetten) o rechtsprekende macht (geschillen oplossen op basis van de wet / misdaden straffen)

spreiding en evenwicht (checks and balances)

vrijheid! Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)

Du contrat social (1762):

iedere deelgenoot geeft zichzelf met al zijn rechten over aan de gehele gemeenschap

volksgemeenschap wordt een collectief lichaam, bekleed met de oppermacht en in wezen onfeilbaar

deelgenoten beloven te gehoorzamen aan de ‘volonté générale’ van de gemeenschap Declaration of Independence (1776)

Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog

‘no taxation without representation’

invloed Locke

Thomas Jefferson (1743-1826)

14

FRANSE REVOLUTIE / NAPOLEONTISCHE TIJD 1789-1815 VERLOOP IN HOOFDLIJNEN Aanloop Bijeenroeping van de Staten-Generaal door Lodewijk XVI 5 mei 1789: eerste samenkomst Context:

175 jaar geleden (1614)

financiële crisis

misoogst

Cahiers de Doléances Staten-Generaal = standenvergadering:

clerus – adel – burgerij (derde stand)

stemming per stand

derde stand systematisch in minderheid gesteld (2 > 1) Fase 1 = gematigde fase 1789-1792 constitutionele monarchie Belangrijke momenten:

17 juni 1789: Derde stand roept zich uit tot Nationale Vergadering

20 juni 1789: Eed van de Kaatsbaan omvorming tot Constituante

14 juli 1789: bestorming van de Bastille

26 augustus 1789: Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen

3 september 1789: Grondwet

15

Fase 2 = radicale fase 1792-1795 (Eerste) Republiek

interne en externe druk: o Vendée o Eerste Coalitie-oorlog

Nationale Conventie

proclamatie van de republiek (25 september 1792) nieuwe kalender

terechtstelling Lodewijk XVI (21 januari 1793) ‘Citoyen Louis Capet’

schrikbewind (La Terreur) 1793-1794 Comité du Salut Public Maximilien de Robespierre (l’Incorruptible) guillotine

Fase 3 = compromis van het Directoire 1795-1799

27/28 juli 1794: val van Robespierre ‘Thermidor’ (Thermidoriaanse reactie)

poging tot compromis

nieuwe elites bezittende burgerij (verkoop nationale goederen)

5 directeuren zwakke uitvoerende macht

Fase 4 = Napoleon Bonaparte militaire dictatuur 1799-1814/1815 2 periodes:

1799-1804: Consulaat

1804-1814/1815: Keizerrijk

16

Evaluatie Franse Revolutie / Napoleontische periode → Europese (universele) dimensie Bevrijdings- of veroveringsoorlogen? Ambiguïteit:

‘Liberté, Egalité, Fraternité’ belofte van een nieuwe dageraad

verovering en onderdrukking Personne n’aime les missionnaires armés (Robespierre!)

trauma van de Terreur

Napoleon als machtsdronken megalomaan Congres van Wenen 1814-1815 Restauratie Nieuwe revolutiegolven:

1830: Juli-Revolutie

1848: Februari-Revolutie

(1917: Oktober-Revolutie) Natievorming / Staatsvorming:

Italië (1859-1870)

Duitsland (1870-1871)

17

Ideologieën

CONTEXT Van Dale: Het geheel van ideeën dat ten grondslag ligt aan een wijsgerig stelsel, vooral m.b.t. hun maatschappelijke of politieke strekking leer van de volkssoevereiniteit ‘Alle machten gaan uit van de Natie’ (art. 33 GW) ontwikkeling van representatieve stelsels:

versus vormen van ‘directe democratie’ vgl. volksraadpleging door referenda

volksvertegenwoordiging

periodieke verkiezingen ontwikkeling van politieke partijen:

kiezer overtuigen

partijprogramma

van clubs naar strakke organisaties ‘partijdiscipline’ particratie

uitbreiding van het stemrecht:

onderscheid: o actief stemrecht: recht om te stemmen o passief stemrecht: recht om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen

censuskiesrecht (cijnskiesrecht)

capacitair stemrecht

algemeen stemrecht

stemrecht voor vrouwen

‘stemrecht’ versus ‘stemplicht’ (opkomstplicht)

18

EVOLUTIE VAN HET STEMRECHT IN BELGIË Belangrijke data cijnskiesrecht 1831 mannen 25 jaar < 1% bevolking 1848 cijns teruggebracht tot grondwettelijke minimum < 2% 1893 - algemeen meervoudig stemrecht > 20% eigendom / diploma 1/3 kiezers brengt 2/3 van de stemmen uit kiesplicht 1919 - algemeen enkelvoudig stemrecht 1948 – stemrecht/plicht voor vrouwen Een geschiedenis van crisismomenten uitbreiding van het stemrecht:

extra-parlementaire factoren

gevolg van grote maatschappelijke turbulenties en structurele verschuivingen (nationaal / internationaal):

o revoluties (Juli-revolutie annex Belgische revolutie / Februari-revolutie) o sociale kwestie (arbeidersbeweging / socialisme / vakbonden / stakingen) o oorlogen (Wereldoorlog I en II)

19

LIBERALISME Uitgangspunten

geloof in de mens als redelijk wezen rede > passies

primaat van het individu (> gemeenschap)

vrije ontplooiing van het individu

vooruitgangsoptimisme John Stuart Mill (1806-1873) On Liberty (1859) Liberalisme als politieke doctrine

zie: leer van de volkssoevereiniteit (Locke / Montesquieu)

mensenrechten

scheiding der machten

No taxation without representation

grondwet Liberalisme als economische doctrine grondleggers:

Adam Smith (1723-1790) An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations

John Stuart Mill (1806-1873) The Principles of Political Economy (1848)

Manchester School o Richard Cobden (1804-1865) o John Bright (1811-1889)

kernpunten:

nastreven eigenbelang bevordert algemeen belang ‘invisible hand’

vrij initiatief Laisser faire, laisser passer!

contractvrijheid vrijhandel

20

staatsonthouding ‘nachtwakersstaat’ (versus ‘verzorgingsstaat’ en ‘welvaartsstaat’) kerntaken:

o garanderen interne en externe veiligheid (politie / leger) (geweldmonopolie)

o garanderen rechtszekerheid onpartijdige rechter

Ontwikkeling progressieve → conservatieve ideologie:

‘conservatief liberalisme’ ‘liberaal conservatisme’

ideologie van de gegoede burgerij

vgl. L’Indépendance Belge (1843) devies: ‘Conservation par le progrès’

politieke mondigheid:

gekoppeld aan eigendom/bezit (materiële onafhankelijkheid)

François Guizot (1787-1874): Enrichissez-vous! stemrecht in ieders bereik mits hard werken en spaarzaamheid

21

NATIONALISME van Dale: 1 voorliefde voor het nationale, het eigen volk, het eigen land e.d.; - (in ’t bijz.) streven om al wat als nationaal beschouwd wordt te bevorderen en te accentueren, gepaard met een zekere afkeer voor het vreemde 2 streven naar nationale zelfstandigheid 3 in extreme vorm de verabsolutering van de eigen natie, het eigen volk Context

dynastieke → nationale staat leer van de volkssoevereiniteit

Franse Revolutie vrijheidsstreven / emancipatie

Revolutionaire en Napoleontische oorlogen paradox van de ‘missionnaires armés’

machtsaspiraties van de burgerij (middengroepen) oppositie tegen verfranste bovenlagen (hof/adel)

wervende kracht wij-gevoel ‘wij’ ↔ ‘zij’ ‘religion civile’ Wat is een ‘volk’? Johann Gottfried Herder (1744-1803)

Über den Ursprung der Sprache (1772)

Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit (1784-91) kerngedachten:

‘volk’ als organisch, onbewust scheppend gegeven (Volksgeist)

taal als diepste uitdrukking van de Volksgeist (volkslied)

pluralisme / coëxistentie culturele uniciteit van elk volk evenwel: anti-Franse sentimenten

22

Johann Gottlieb Fichte (1762-1814)

Reden an die deutsche Nation Akademie der Wissenschaften, Berlijn, winter 1807-1808

bezetting van Berlijn door troepen van Napoleon kerngedachten:

vrije individu realiseert zich ten volle in de natie

natie > staat

natie > oude verbanden (familie, religie, lokale verbanden)

strijd tussen naties belang van leger

Duitsers als Urvolk ontwikkelingspotentieel

cultuurnationalisme → culturele factoren bepalen nationaliteit → taal, religie, geschiedenis, recht, gebruiken,… etnisch nationalisme → biologische (raciale) factoren bepalen nationaliteit → discours van superioriteit → exclusief → legitimatie imperialisme vgl. ‘staatsnationalisme’:

‘staat’ constitueert de ‘natie’

civiel nationalisme

inclusief nationalisme mogelijkheid om als buitenstaander tot natie toe te treden contractueel moment

Franse variant Concept van ‘imagined communities’ Benedict Anderson Imagined Communities: Reflections on the Origin and Spread of Nationalism (1983) Context:

grote gemeenschap leden kunnen elkaar niet allemaal persoonlijk kennen

ontwikkelde publieke sfeer boeken, kranten, tijdschriften

23

Verbeelding schept band:

romantiek

rol van literatoren en taalijveraars o Prudens van Duyse (1804-1859)

‘De tael is gansch het volk’ o woordenboeken, spellingboekjes, grammatica’s o standaardtaal ≠ volkstaal

anachronistische, gekleurde interpretatie van de geschiedenis regelrechte geschiedvervalsing

uitvlakken van sociale tegenstellingen harmoniemodel

vgl. Eric Hobsbawm en Terence Ranger, The Invention of Tradition (1983)

tradities die oud lijken of zich als dusdanig uitgeven → in werkelijkheid vaak van recente oorsprong

nationale symbolen en rituelen

statuomanie

1870-1914 Voorbeelden Ambiorix:

koning van de Eburonen 1ste eeuw v. Chr.

Caesar, De Bello Gallico: ‘Belgae fortissimi’

Belgae: verzamelnaam voor zeer verschillende stammen ‘taalgrens’ ontwikkelt zich pas in de late oudheid

grondgebied: Gallia Belgica ≠ Koninkrijk België

Guldensporenslag (1302):

Hendrik Conscience, De leeuw van Vlaanderen (1838)

voorstelling: o strijd van ‘Vlamingen’ tegen de ‘Fransen’ o nationale strijd voor zelfstandigheid van het graafschap Vlaanderen

Jan Breydel, Pieter de Coninck, Robrecht van Béthune: waarschijnlijk niet bij veldslag aanwezig

graaf Gwijde van Dampierre en zoon Robrecht: Franse vazallen / Franstalig

machtsstrijd tussen Franse koning Filips IV en zijn machtigste vazal

economische motieven steden: patriciaat (‘Leliaards’) ↔ ambachten

Brabanders vechten in Franse kamp

24

CONSERVATISME Latijn conservare: bewaren, ongeschonden houden, beschermen, redden, sparen Situering

ideologie van adel en kerk

Franse Revolutie als historische catastrofe

wereld van het ancien régime in mate van het mogelijke herstellen Grondleggers

Edmund Burke (1729-1797) Reflections on the Revolution in France (1790)

Joseph de Maistre (1753-1821) Du pape (1819) Les soirées de Saint-Pétersbourg (1821)

Louis de Bonald (1754-1840) Théorie du pouvoir politique et religieux dans la société civile (1796)

François-René de Chateaubriand (1768-1848) Le génie du christianisme (1802)

Mensbeeld

passie > rede de Maistre: Le cœur humain est un cloaque

zwakheid, menselijk tekort

patriarchaat (‘oude, wijze mannen’)

paternalisme Noblesse oblige

25

Visie op samenleving en politiek

anti-individualisme samenleving als gemeenschap (cf. Tönnies) samenleving als organisme

concrete, historische gegroeide > abstracte beginselen

mensen tegen zichzelf beschermen passies in toom houden

beperkte maakbaarheid van de samenleving verwerping van revolutie en blauwdrukken van ideale samenleving lessen uit de Terreur (guillotine) Burke: By hating vices too much, they come to love men too little

belang van tradities ‘inherited wisdom’

godsdienst als maatschappelijke stabilisator

monarch als vaderfiguur Gradaties

behoudsconservatisme

herstelconservatisme reactionairen

conservatief-liberalen liberaal-conservatieven

[anarchisme]

26

SOCIALISME Situering sociale kwestie proletarisering van Dale proletariër: persoon uit de laagste, armste bevolkingsgroep die niet in het bezit is van de productiemiddelen en dus gedwongen is in dienst te treden van hen die de middelen wel bezitten; - (in ’t bijz.) als in marxistische zin meedoende aan de klassenstrijd tegen de ‘bourgeoisie’, de kapitalisten < Lat. proletarius (eig. die de staat geen andere dienst bewijst dan het vermeerderen der bevolking), van proles (kroost) Charles Dickens (1812-1870)

Oliver Twist (1838)

David Copperfield (1849-1850) Emile Zola (1840-1902)

L’Assommoir (1878)

Germinal (1885) Cyriel Buysse (1859-1932)

Het gezin van Paemel (1903) punten van overeenkomst met het liberalisme:

loten van de Verlichting

emancipatie

rationalisme

optimisme vooruitgangsgeloof

verschilpunten:

emancipatie van de sociaal-economische zwakkere (proletariër, arbeider, loontrekkende)

actieve rol voor de overheid

27

Eerste aanzetten Gracchus Babeuf (1760-1797) Filippo Buonarroti (1761-1837) 1796 Conjuration des Egaux etatisme:

productiemiddelen in staatseigendom

verdeling van geproduceerde goederen door staat Vroege socialisme – eerste helft 19de eeuw ‘Utopisch socialisme’ kenmerken:

blauwdrukken van een ideale samenleving

ontbreken van concrete politieke en maatschappelijke strategie Claude-Henri de Saint-Simon (1760-1825)

onwankelbaar geloof in vooruitgang en maakbaarheid sociale planning

wetenschap en techniek industriële productiewijze

doorgevoerde arbeidsdeling noodzaak van samenwerking

meritocratie productieve klassen

voortrekkersrol van een elite wetenschappers en ondernemers technocratie bureaucratie

moreel-religieuze dimensie broederschap Le nouveau christianisme (1825)

Charles Fourier (1772-1837)

ideaal van relatief kleine, grotendeels autarkische leefgemeenschappen

vrijwillige samenwerking van producenten in een gemeenschappelijk gebouw ‘phalanstères’

landbouw primeert

afwijzen van overdreven arbeidsdeling en specialisatie

28

Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865)

radicale kritiek op staat en privaat eigendom La propriété, c’est le vol!

anarchisme Robert Owen (1771-1858)

sociale experimenten

1797 modelfabriek (katoenweverij) New Lanark (Schotland)

1825 landgoed New Harmony (USA) Doorbraak van het socialisme als politieke en sociale kracht 2de helft 19de eeuw Karl Marx (1818-1883) samenwerking met Friedrich Engels (1820-1895)

Communistisch Manifest (1848) ‘Proletarier aller Länder vereinigt euch!’

Das Kapital (1867 e.v.) Kernpunten:

‘wetenschappelijk socialisme’ nauwgezette analyse van maatschappelijke structuren en processen

historisch materialisme ontwikkelingsgraad van de economie

onderbouw - bovenbouw

geschiedenis als klassenstrijd

internationalisme

onontkoombaarheid van ultieme botsintg tussen haves en have-nots grote proletarische revolutie

klassenloze maatschappij (communisme) als vage eschatologie Socialistische Internationales Eerste Internationale Londen 1864-1876 botsing tussen Marx en Bakoenin ‘Duitse professor’ ↔ revolutionair ‘vanuit de buik’

29

Michail Bakoenin (1814-1876):

ideaal van vrijheid en ongebondenheid anarchisme

radicale destructie van alle autoriteit (staat, kerk, leger)

voorstander van snelle revolutie Tweede Internationale

1889-1914

georganiseerde socialistische partijen en vakbewegingen

nationale reflexen spanning Verelendungstheorie ↔ feitelijke ontwikkelingen Reformisme (sociaal-democratie) Eduard Bernstein (1850-1932): Die Voraussetzungen des Sozialismus und die Aufgaben der Sozialdemokratie (1899):

geleidelijke hervormingen

vakbeweging stakingen

socialisme verwezenlijken door participatie in parlementaire bestel socialistische partijen

erkenning van mensenrechten en rechtsstaat

30

Excursus – Bouwen in de hoogte USA – fenomeen van de wolkenkrabber:

technische factoren (staal, gewapend beton)

economische prikkels (stijgende grondprijzen, dalende staalprijs, speculatie) ‘Time is money’

Vroege voorbeelden:

Chicago: o 1885: Home Insurance Building (42m) o Louis Sullivan (1856-1924)

form follows function (functionalisme)

New York 1902: Flatiron Building (87m)

Terugblik en vooruitblik OUDE NABIJE OOSTEN Piramide van Cheops:

ca 2.500 v. Chr.

146m

‘werelwonder’ KLASSIEKE OUDHEID Griekenland Parthenon, Athene 447-437 v. Chr. 14m Rome:

Colosseum 70-80 na Chr. 48m

Pantheon ca 125 na Chr. 43m

31

Thermen van Diocletianus (Santa Maria degli Angeli e dei Martiri) ca 300 na Chr. 28m

Insulae tot 5 etages ca 20m

Romeinen: technisch meesterschap (koepels, gewelven) maar binnen klassieke schoonheidsideaal van evenwicht en harmonie MIDDELEEUWEN Gothiek:

theocentrische wereld

verticale dimensie Voorbeelden:

Munster, Ulm 1377-1543 (ca 100m) 1844-1890 161m

O.L.V.-kathedraal, Antwerpen 1352-1521 123m

RENAISSANCE Opnieuw klassieke ideaal van evenwicht Koepelbouw:

Santa Maria del Fiore, Firenze Brunelleschi 1420-1436 114,5m

Sint-Pietersbasiliek, Rome Michelangelo 1547-1590 138m

32

19DE EEUW

Eiffeltoren:

Wereldtentoonstelling 1889

oorspronkelijke hoogte: 312m (tot top vlaggenmast) WOLKENKRABBERS IN BELGIË

Antwerpen, Boerentoren 1929-1931 oorspronkelijke hoogte: 87,5m op dat moment hoogste in Europa

Brussel, Noordwijk: o jaren ’60, Manhattan-projectplan

Paul Vanden Boeynants 75 torengebouwen

o jaren ’70, ‘Brussels World Trade Centre’ 8 torengebouwen (102m) (2 voltooid)

SKYLINE IN GEGLOBALISEERDE WERELD

Frankfurt am Main

Shanghai

Dubai Burj Khalifa 2006-2010 828m