Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam...

66
i OB~ 1 FDEMJDE9- Ongelukki .qen . .

Transcript of Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam...

Page 1: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

iOB~ 1FDEMJDE9-

Ongelukki.qen ..

Page 2: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens
Page 3: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

oc=========================~

Heb medelijden met de

ongelukkigen.

Page 4: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

!1Jl

DE TWEE WERKERS, HOND EN !\IAN, LIEPEN HUNNE

VROEGTIJDIGE 1\IORGENTAAK VOORTZETTEN (Zie biz. 6).

Page 5: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx X ~ ~ X

~ Heb medelijden ~ X X ~ MET DE ~ X XX X

~ ongelukkigen ~ X XX X X XX DOOR XX X ~ ~ X K. v. X

~ ~ X X ~ ~ ~ ~ X XX XX XX XX X ~ ERUGGE. ~ ~ A. - J, WITTERYCK, Drukker- Uitgever. ~ X SPEELMA!\SREJ, 13. X ~ 1924. ~ X XX X xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

4in Vergelijkende Pedag<>glel

Page 6: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

~======~

EIGENDOM VAN DEN DRUKKER.

Page 7: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

*-- . -- - - - -* 1 HE·B· _M.E.. DELI]DEN. M;BT.. DE.-~ J ONGELUKKIGEN · ·· ­*--- -· - . . . . ' _.;,. ' *

I. - LOON NAAR WERK•

.ImAM, plam, plam I ram, plam, plam! En avant, · marche !.....

Dit zonderling krijgsbevel was gericht tot eenen bond, gespannen aan eene kar met blinkende kope­ren melkkruiken geladen. Het wakkere beest dat, v66r de deur van een huis, met zijnen last verduldig gewacht had, totdat de stem zijns. meesters het deed rechtrijzen, beant­.woordde het bevel door een luid geblaf, sprong zoo geweldig van blijdschap dat zijne lading mededanste, en liep kw;spelstaartend voort, de straten met zijn geblaf vervullende en de te laat rustende inwoners uit den slaap wekkende. Een gezondheidsdamp steeg uit den breeden muil van het dier hetwelk, steeds loopend en blaffend, ~ene samenspraak met zijnen meester onderhield. Deze was zoo luidruchtig als het trekbeest; want hij zong zort­der ophouden en bracht gedurig herhaalde afgebroken woorden uit, terwijl de bond aan zijne zijde lfappelde en 'hem streelende blikken toewierp alsof hij ook zong en sprak. Hij liep voort zonder geleid te zijn, en hield bij wijlen stil, uit eigene beweging: hij kende immers a! de kalanten, en toen zijri .meester, · bij elk oponthoud, de

Page 8: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-6­

noodige kruik uit het strooi van den wagen nam, liet hij zich nederzakken en bevochtigde den grond met zijnen warmen adem en zijn druipend zweet.

Zoodra de man zijne melk in de huizen had besteld, klonk weder zijn eigenaardig bevel : - Ram, plam, plam, ram, plam, plam ! En avant, marche !. ...

En de twee werkers, hond en man, Jiepen hunne vroeg· tijdige morgentaak voortzetten.

Reeds hadden zij alzoo bij een groot get a! kalanten de dagelijksche leverin~ gedaan, wanneer eenige uitgelaten schooljongens den melkboer door hun geschreeuw kwa­men aanhitsen. Zij zongen zooals hij, of riepen hem zijn « commando» achterna, van tijd tot tijd hield de arme man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die wilde heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens gewoon, want hij was voor hen een « straatheld », waarmede zij zich graag ophielden, om zich op kinderlijke wijze met hem te ver­lustigen. Zelfs toen zij het te erg deden, was hun meestal de straffeloosheid verzekerd, daar hij nooit iemand kwaad deed. De man scheen eigenlijk krankzinnig: zonder ech· ter volkomen het besef zijner daden te missen, was hij, i'n der waarheid, een « wetenloaze » ; het Fransch woord « un inconscient » kon· men hem best toepassen. Hij deed werktuigelijk zijnen dagelijkschen dienst, zonder iets te vei:waarloozen, evenals het beest, dat zijnen wagen voort­

. trok. Men kon de zwakheid der zinvermogens in de uit­drukking zijns gelaats lezen : hij Iiep meestal met het hoofd in de hoogte, als ware zijn blik steeds op een punt in de verte gevestigd; zijne oogen, ofschoon met een kloek fevensvuur bevonkt, dreven treurig en onachtzaam als de wolken eener benevelde Iucht, in den -verwarden gedachtenkring van 't bekrompen verstand, dat zeker niet

. standvastig onbezield moest blijven. Hij was hoog van

Page 9: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-7­

gestalte ; zijne. gespierde lederi droegen het spoor van vee\ afgelegden arbeid, en op de frischheid zijner wezens­trekken, waarin goedheid straalde, zweefde al de deugde­lijkheid van bet veldleven. Als men gansch het uiterlijke van dien man beschouwde, dacht men onvrijwillig aan den onrustigen leeuw uit vreemde slreken, die, achter bet ijze­ren hek opgesloten, in eene diergaarde leeft en vruchte­loos staart in de v66r hem geschapene ruimte.

AI de kalanten beminden Koben; zoo heette de melk­boer- want steeds bevredigde hij hun minste verzoek, en wanneer zij hem soms meer dan de gewone maat bestel­den, wist hij ze volgens hunne vraag te bedienen zonder zich te misgrijpen.

Toen de jongens hem langs den weg, bovenmate lastig vielen, dan maakte hij een gebaar, alsof hij een geweer schouderde, en dreigde te schieten. Hij Jiet dan de hand en vallen, na « pif, paf 1 » geroepen te hebben en, vol tevre­denheid, denkende van zijne vervolgers bevrijd te zijn, vervoegde hij bet gespan, hetwelk hem dikwijls eenige stappen was vooruitgeloopen. Wederom ving hij een lied aan, en de kinderen schaterlachten en tierden van genae­gen. Zij meenden waarlijk eene lustige grap verricht te hebben.

Dien morgen waren zij uitzonderlijk plaagziek, en bad­den reeds verscheidene malen: « Leve Napoleon » geroe­pen, een kreet die den onnoozelaar erg op de zenuwen trof; want telkens bleef hij staan, en wierp naar de plagers ongewone toornige blikken.

Maar een nieuwe zwerm jongens kwam aangeloopen, en daar stegen de geroepen verward in de Iucht :

- Ram, plam, piam I En avant marche ! Pif I paf I - Koben I Koben I - schreeuwde er een, die hem ter

sluik bij den kiel had getrokken, - uw wiel draa it I Een andere riep : - Pif ! paf ! water in de melk, -en

Page 10: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

. -8­

J:tij schudde aan de kar; datde" hond·e.rvan op zljde sprong. Plezier dat hij had, de kwajongen, en lachen dat zijrie makkers deden I

Het gespan was juist v66r de deur van den lailtsten kalant gekomen. De hond bleef, ongewenkt als gewoon­Iijk, stilhouden, maar hij keek eens grollend, links en rechts, rondom zich heen, als wilde hij rust vragen of de straatjongens tot medelijden opwekken. Zij hadden echter geen acht op den wenk van het dier geslagen, want een hunner schaterde: ~ Leve Napoleon!.. .. De onnoozele man had. reeds eene kruik uit de kar vast­

genomen, toen die kreet door den helschen troep in koor werd herhaald. Hij dreigde ditmaal, met bevende stem, de bengels die hem tangs den anderen kant der kar, het meest tergden; liet de kruik, die hij aangeraakt had, slaah waar zij stond, en schreeuwde woedend:

- Dood voor Napoleon! Dood voor Napoleon! en hij schudde nijdig met het hoofd, de bliksemschichten zijner vlammende oogen in den omtrek werpende.

Op denzelfden stond was een der kleine deugnieten, die achter zijnen rug gekkensprongen had. verricht, en aldus door Koben niet gezien was, aan zijnen arm komen .trek­ken,·en sprong in. volle vlugheid ter ·zijde, voorbij den hond om weg te Joopen ; maar het beest knapte de broek van den schooljongen vast, zoodanig dat het gescheurde stuk bet naakte vleesch liet zien.

Eensklaps veranderde bet tooneel van wending. Kohen die genoeg menschelijke reden over had om te trachten den honcJ tot bedaren t.e brengen, was hem genade(d en streelde hem, totdat het beest zich weder kalm op. de ~teenen uitstrekte. Dan ging hij met zijne kruik hethuis binnen. Maar bet kind, erg verschrikt bij den knak, ha_d eenscherpen gil geslaakt en vie!, wat. verder op straat,

Page 11: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

4rnir het weenen, als ware een sttik ~uit zijrt b~en in plaats van uit zijne broek gebeten. 'tWas maar de vrees voor '(fe straf di'e 'hem deed . ween en: zoo moedig als dat zijn zekere straatjongens.

De samenscholing vermeerderde. Eenige person en om­ringden en beklaagden den kna:ap, die steeds aan zijn been wreef, alsof er inderdaad elders dan aan zijne broek­'Stof een tekort was. Hij kermde voort,tenvijl hij bij iederen traan overpeinsde hoe hij het geval op de school en te huis zou kunnen uitleggen. De partijgeest ontstond ron d­oni hem (een domme sti'aatbengel verwekt ook soms partijgeest). 't Was ongehoord zulke beesten ongemuil­i>and te Iaten loopen; want honden aan karren gespannen zijn altijd kwade gasten.

Zij kennen aileen hunne meesters, en. de meesters, ­als het boeren zijn - kijken er niet naar om eenen stede­ling dol te maken. Zij zouden er zich voor durven in de handen wrijven. Men is- tegenwoordig zoo slecht be­stuurd ! Aile misbruiken worden toegelaten !.. ... En de politie is zoo waakzaam op de belan·gen der arme belas­tingsplichtigen, dat de kinders niet meer kunnen gerust naar de school gaan. En veel zulke dingen meer.

'tWas eigenlijk toch waar, dat de kinderen niet meer kunnen gerust naar de school gaan, wij hebben zulks ge­'Zien. Middelerwijl waren er meer menschen genaderd, die ·niets gezien hadden.

De zaak werd verteld op velerlei manieren: ieder bij­gekomen vogel .ZOng zooals hij gebekt was. De echte daders van het gebeurde waren riiet · nreer te bespeuren : ·de guiten waren imm.ers meer dan ooit ·in achterstcl en stoven voorzichtig heen naar school. 'tWas kluchtig, bet v66r en t~gen te hooren; D'eze lachte met het gebel!rde, en zeide schokschouderend, dat het sap de kool·'nit~t waard was; gene beweerde dat het kind op het tegenover liggend plankier deerlijk gebeten was door den grooten

Page 12: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-10­

pachtershond van de melkkar ginder; en de nieuwgeko• men en gingen kind en beest zien.

Eindelijk kwam een oud vrouwtje vooruit; verontwaar· digd, bemerkte zij :

-Wei hemelsche deugd, zou men niet zeggen dater iets ergs voorgevallen is, en dat eene omwenteling gaande is ! Omdat een booze jongen een armen gek heeft getergd, en eene verdiende beet in de magere broek heeft gekre­gen, loopen a! die groote menschen te been, en staan om weldra·in twist te geraken.

- Hoe I gij vindt het de moeite niet waard ? riep een heerken, die pas tegen zijnen wil wakker gemaakt, van zijne kamer uit een naburig huis was afgezakt, bloots­hoofds, zonder gekamd of gewasschen te zijn. ~ 'tIs hier aile dagen hetzelfde spel met den leelijken

rekel van dien hond! V66r acht ure 's morgens kl'>mt hij door zijn geblaf de rust der gansche buurt benemen .... ja I daar moet een einde aan komen.

De zonderlinge aaneentakeling van dit heerschap en de verbazende redens waarop hij zijne misnoegdheid ste).lnde, hadden menigeen in de groep doen glimlachen. Men scheen zich af te vragen van waar die zendeling uit de Iucht was gevallen, en hij werd dadelijk door iedereen on­derzocht van het hoofd tot de voeten. De oude vrouw had gedaan zooals. de anderen, en nadat zij bet beklagenswaar· dig jong heerken, dat vond dat men ten aclJt ure 's mar­gens de. nachtrust eener buurt stoort, van aan zijnen onge­dasten hals tot op zijne gescheurde pantoffels had afge­meten, antwoordde zij op koddigen toon :

- Well well wat zijn er toch gapers in eene hoofd­stad 1·

Een algemeene lach volgde op dien welgepasten zet, maar het heerschap was er boos om.

Page 13: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-11­

- Ha I wij zijn gapers, in uwe oogen? wij zullen dit eens zien, vuile tooverheks !

- Ik, vuil ? .... Complimenten over uwe zuiverheid? spotte de vrouw, terwijl zij heenging ; maar de « gaper »,

zonder hoegenaamd acht te s!aan op het zijdelingsch com· pliment over zijne slordigheid, ijlde op de versletene muilen, waardoor men zijne kousen kon zien, naar den overkant der straat, waar de kar stonu.

Koben kwam juist terug van zijne gedane levering, en bleef verwonderd staan, toen de gestoorde slaper eenen toegetreden politiebediende naderde en hem vroeg:

- Zeg eens, mijnheer de agent, denkt gij niet dat het a! lang genoeg duurt, aile morgenden vroeg, dit lawijd van dien hond, die nu een kind heeft gebeten, en misschien nog meer onheilen zal veroorzaken? Is het geene gepaste gelegenheid, om eenen maatregel te bekomen, ten einde zulks te beletten? lk ben « artist » mijnheer, en omdat ik mij beklaag, krijg ik beleedigingen naar het hoofd.

- Als gij « artist» zijt, wei maak er eene schilderij van ! wierd hem snevig door iemand uit den hoop toegeroepen.

- Ik ben geen schilder, - hebt ge mij verstaan, gij slimmerik daar. Misschien toch ben ik beter dan gij, ­luidde het antwoord van het steeds meer vergramd heer· ken .

. - lndien het zoo is, loop maar uwen hoed aandoen, want uwe vrouwenkrulletjes hebben deksel noodig, ­schimpte de werkman hem 1oe.

- Komaan! 'tIs al wel genoeg. Wat wilt ge dat ik er aan doe? sprak de politiebediende, terwijl hij, door het uitstrekken zijner handen, net volk vriendelijk uitnoodigde uiteen te gaan.

- Neen! neen! zoo mag het niet blijven; gij moet ten minste een proces-verbaa\ over de zaak opmaken.

De krankzinnige melkboer stond voortdurend nicuws·

Page 14: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-· 12­

gierig alles na f(! zien. Hij scheen nief te wefen hoe:teer hij in de zaak betrokken was; want hij had meegelachen, zooals menigeen uit den hoop. Nogtaris had hij goed ge­luisterd en, ria den kerel, die zoo stout speak, onverschillig bekeken te hebben, bereidde hij zich om er van door te trekken en zijn krijgsbevel aan te vangen. Maar twee kiel­mannen waren onverwachts nevens hem gesprongen en hadden hem plotselings omringd.

- Mijnheer he eft gelijk - riep de eene, en zich tot den stadsbediende richtende: - de politic heeft haren plicht te doen.

Koben had nauwelijks het hoofd gedraaid naar den kant van den nieuwen schreeuwer, of daar Juidde aan zijn an­der ·oor de bevestiging van den tweed en makker:

- Als er lets gebeurt, komen ze te laat, de mannen der politie! - Koben keerde zich nu · naar de andere zijde : 'twas alsof hij een draaiend hoofd had gekregen. - Of als zij er zijn, willen ze zich met niets bemoeien. Ze zoe­ken enkel de gemakkelijkste manier om het geld, dat wij hun toekennen, te verdi en en.

De kerels hadden een ellendig uitzicht en behoorden tot de soort dergenen, die altijd, wanneer iets op de straat voorvalt, genoegen vinden met de open bare macht te mis· prijzen of ongelijk te geven. Volgens hunne pluimen was bet overigens ie begrijpen dat hun maatschappelijke toe­stand hun recht tot klagen had vergund. Zij hadden het uitzicht van twee verzopen daglooners.

- Maar ik ken dien melkboer, dien bond en die -kar, sedert lange jaren - zeide een deftig heer, die tot nu toe alles zwijgend had nagezien. - Nooit hebben zij iemand gehinderd. 't Is Koben Steenwinkel: ik ben een .tijner oudste kalanten.

- En·nogtans heeft nu die lamzachte hond een kind verminkt I - schreeuwde de -zoogenoemde gaper ·nreer

Page 15: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-13­

en meer opgewonden; · omdat. hij stem bad gevonden, wilde hij;den stillen burger overbluffen.

- Waar? vroeg bedaard de beer. En eenieder zocht het kind ; maar het was bij tijds weggeloopen, zoodra het den po!I,ieagent had zien naderen.

- Deboeren en de rijken komen goed overeen I - 'tIs een schaude, hoe wij bestuurd worden I - Er is in BeigH! geen gerecht meer! De overschreeuwde bediende wist niet wat doen in a!

dit gewoel, en Koben lachte maar altijd voorf: hij scheen nu eens oprecht get;toegen te smaken in dit ongewoon rumoer. Zijn hond was seder! zijne kwade streek, rustig blijven op den grand Iiggen.

Nog meer kreten van het zoete drietal bejegenden den bedieqgg, dJ.e zijne ooren staple en teeken deed dat hij de zaak niet v~rstond. Maar de « artist» ·meer en meer on~ stuimig geworden,verstoutte zich hem toe te roepen, ee.ae houding van gemaakte waardigheid nemende, die niet weinig streed met den uitgebrachten toon van beleedi­ging:

- Ten Iangen Jaatste zal uwe stad niet meer bewoon­baar blijven, en zullen de personen, die er hun schoon geldkomen verteren, ze moeten ontvluchtenl

Eindelijk zijn geduld verliezende, .vroeg de. agent, ter~ wijl hij eenboekjeuit den zak haalde:

- 't Is nu genoeg, niet waar? Dient ge bepaald eene klacht in?

-Wei zeker, was het antwoord. - En wij zijn getuigen! riep een der twee dag1ooners.

_- Kom dan fi1ede naar het bureel. Op dit woord vie! de bond aan het _blaffen; want de

twee makkers hadden aan de-n- wag en geschokt, om het· beest te doen opstaan. Bij het hooren qer verklaring van.

Page 16: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-14­

den bedientle, en- alsof het voor hem een begrepen bevel ware geweest, liet Koben zijn commando hooren:

- Ram,plam, plam! Ram,plam,plam! En avant marrrsh! Dit geroep deed eene opschudding in de menigte ont~

staan. De eene lachte en ging henen; de andere tierde en. bij bet gerucht en bet blaffen van den bond, Iiep ecn gansche boel volks in dezelfde richting.

Koben, die geene kalanten meer te bedienen had, volg­de juist den weg van alle dagen, voorbij bet politiebureel. Hij meende zeker, als gewoonlijk, huiswaarts te keeren, en hij hield bet hoofd van den optocht. Men had hem niets moeten zeggen. De stoet was oprecht zonderling en valt niet gemakkelijk te beschrijven. Het heerschap met zijne « vrouwenkrulletjes, » alvorens been te gaan, had eens opgekeken naar bet huis waar hij woonde, en waar men hem zoo dikwijls aan zijne rust losscheurde.

Hij toonde zich, enkel nu, eenigszins bedeesd, om aldus onopgeschikt en blootshoofds mede te gaan, maar eene­dame stond nog aan het venster, vanwaar zij alles had af­gezien, en scheen hem in zijn besluit aan te moedigen .. Het was gewis zijne vrouw; want hij lachte haar toe, en sloot zich dan onmiddellijk bij den hoop. 'tWas als een tooneeldecor. Aangevuurd door het ongewoon .rumoer, herhaalde Koben, zich waarlijk als bevelhebber beschou­wende, zijnen kreet: «En avant marrsh! ».De bond blafte hcviger, entrok sneller zijne ontlaste lading voort. Men zou gezegd hebben, bij het zicht van dien opto~:ht, door· de politie geleid, dat het heerken op zijne gescheurde pantoffels, zondtr jas en zonde~ hoed, met een uitzicht alsof hij gevochten had, nevens zijne twee onbekende bc­schermers « opgeleid wierd » - zooals men in Vlaanderen zegt van eene aanhouding- om verhoord te worden over .eene door hem gepleegde misdaad.

V66r het bureel gekomen, ontstond nude moeilijkheid,

Page 17: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-15­

om den melkboer te doen begrijpen, dat hij moest mede binnengaan; zonder den goeden burger, die te zijnen voordeele was tusschengekomen, en van wien wij verne­men hebben dat hij hem sedert lang kende, zou de zaak aardig afgeloopen zijn. Maar Koben, bij het aandringen van zijnen kalant, liet zich gezeggen. Het gespan bleef v66r de deur staan met de nieuwsgierigen, aan dewelke de hond zich scheen te gewennen, want nadat hij eenige oogenblikken- hoe zeer verwonderd ook voor een onbe­kend huis op te houden- was blijven rechtstaan aan zijne kar, zeeg hij allengskens ten gronde, alsof er niets buiten­gewoons gebeurde..

Aan de deur had de agent gezegd tot den deftigen burger, die als beschermer van den melkboer was opge­1reden:

- Kom ook maar mee binnen, mijnheer; want ik zie we! dat die zinlooze man naar u luistert. lk vrees dat hij, aan zijn eigen overgelaten, vee! schrik zou hebben.

De heer vroeg niet beter dan dit verzoek te beantwoor­den, en volgde.

Dit ziende, riep de aanklager: - Als het zoo is, en vermils gij mijnheer aanlokt als ge­

tuige tot ontlasting, dan vraag ik dat nog andere personen, die de zaak gevolgd hebben, ook hunne getuigenis komen afleggen.

- Gelijk gij het verkiest, luidde eenvoudig de toelating des bedienden.

Maar niemand bood zich. aan. In het bureel gekomen, keek de commissaris niet weinig

verwonderd op, toen hij de vijf menschen, door zijnen beambte binnengebracht, v66r zich zag staan.

- Wat is er gebeurd?- vroeg hij. - Het schijnt, heer overste, maar ik was er niet aanwezig,

dat de hond van dien boer een kind heeft gebeten. Men

Page 18: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-16­

heeft rilij de· verzekering gegeven, onder het volk, dat ae schooljongens mall. en dier getergd hebben, zooals zij het dikwijls doen. De hand zou enkel den jongen, die weg is geloopen,:bij de broek gevat lrebben ...

- En daaroril gan;Sch dien tiein ?: 't Is wei de moeite waard ....

- Ook zou ik u voor die kleinigheid niet gestoord hebben, .heer overste; maar mijnheer daar (en de ageht' wees naar den« artist») wildevolstrekt de zaak vervplgen, enzijne 1wee getuigen ook.

De commissaris fronste de wenkbrauwen, toen hij met: een navorschenden blik de drie kerels van · denzelfden: deeg aanctachtig had beschouwd.

- Ja Lmijnheer de commissaris, begande « gaper»~ 't is alle dagen hetzelfde tegenover mijne woon: die hondi maakt onsvan den vmegen ochtendwakker, en meer dan eeris heb ik gevraagd aan de personen waar ik « op den' boven » woon,: u eene klacht in te dienen. lk ga laat slapen,­want ik ben.« artist» en 'tis waarlijk niet aangenaam, altijd door zulk een helsch geblaf uit den slaap gemkt te worden' en het uren lang te moetert hooren ....

- Maar onderbrak de ambtenaar, dit schijnt mij niets gemeens te hebben met hetgeen mijn bediende mij even; zeide. Dien ptelkboer ken ik sedert laHg, velen in de stad' kennen hem, en ik geloof dat hij niet dikwijls vo6r acht­ure 's ·morgens zijn lawijd begint. Andere rondleurders roepen ook langs de straat. Dus is er geene klacht i11 te: brengen voor nachtstoornis. ·Aile mensch en slap en zoo lang niel als « artisten ».

- Maar _de bond heeft een kind gebeten! herbegon de hardnekkige .. aanklager. · Iedereen weet het, ofschoon uw" bediende niets gezien beeft I Uwe mannen zien maar bet.. geen .zij willen. lk vraag bet, is· he.t Joegelaten, in een be­schaafd land, honden in· karren te Jaten spam1en ? .. o:veral is het streng verboden; in Frankrijk ....

Page 19: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

DE BLINDE VROUW IS OPGEHEZEN EN, DE ARMEN VOOR­

UITSTEKENDE, STAPT ZIJ IN DE RICHTING VAN KOHEN. (Zie biz. 28.)

Heb medelijden 2. - 1924.

Page 20: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens
Page 21: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

- 19 ·­

- Wat komt dit hier al te pas, onderbrak de ambtenaar. Het was zichtbaar datde berispingen van den babbelaar, die zijne tong in gang had gebracht om nog meer uitval­len te doen, pem sterk mishaagd hadden, want hij vroeg op scherpen toon :

- Gij zijt «artist )), volgens gij zegt. In welken troep ? - Ik ben tegenwoordig zonder « dienst », doch dit

maakt niets ter zake: die twee werklieden hebben mijne klacht ondersteund en zullen u alles uitleggen ....

- 'tIs waar, knikte de commissaris, de twee getuigen beschouwende. Welnu, laat eens hooren wat gij gezien hebt.

En de twee daglooners, die eigentlijk niets wisten, ston­den gansch onthutst, bijna verslagen, bij zijne houding tegenover den commissaris. Hunne eerste woorden waren onbeduidend ; maar weldra verstout, vaarde, de eene zoo­wei als de andere, tegen de agenten uit, die altijd ongelijk aan de burgers geven.

Hunne aantijgingen waren nog meer onaangenaam aan den ambtenaar. Hij benam het woord van den Jaatsien sp~eker, en vroeg aan den defligen heer, die nevens den melkboer s ond :

- En wat hebt gij gezien, Mijnheer ? - Ik heb alles gezien, heer commissaris, van bet begin

tot het einde. Geloof mij vrij, uw agent heeft u een nauw­keUiig verslag gegeven; in ko!le woorden: de arme man die altijd geplaagd wordt door de straatjongens, werd bij den arm getrokken door eenen hunner, die, voorbij den hond springende, eenen knap in zijne broek kreeg, en hij had zulks niet gestolen. De kleine deugniet had, door zijn janken,. het volk rondom zich heen do en komen, en veinsde dat hij gebeten was, daar hij op het plankier zat, alsof hij niet voortkon; toen echter uw agent die zich kalm en flink heeft gedragen, ter plaatse kwam, had de jongen

Page 22: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-20­

geene pijn meer om weg te loopen. Mijnheer, die zich «artist» noemt heeft vervolgens een erg spektakel ge· ·maakt, gesteund op de reden, die hij straks herhaalde, dat men zijne rust had gestoord, heig~tn hem de.cd uitlachen. De twee andere personen zijn er dan tusschen gespron­gen, zich!baar enkel om op de politic uit te vall en. Ziedaar de stiptc waarheid.lk moet er echter bijvoegen,dat de eige· naar van den hond, sedert bijna tien jaren, alle dagen melk voor mijn gezin brengt; ik kan van hem andcrs niet zeg­gen pan dat hij belangstelling verdient, en bescherming van·cte politic. Misschien zou er middel zijn, indien gij in mijn gevoelen deelt, heer commissaris. om de kinders eens ernstig te beletten aan den :umen onnoozelaar kwaad te doen, alsook aan zijnen hond, die hem zijn brood helpt winnen. Den man aanhitsen en zijne gramschap ontzetten, gij kunt het wel begrijpen, moet steeds zijn ongeluk ver­meerderen en zijn leed scherpen !

De melkboer had geluisterd. Tot verwondering van iedereen, maakte hij beweging om te spreken, zoodra de goede heer gedaan had, en, na zichtbare pogingen, be­p:!,alde hij zich tot zenuwachtige gebaren.

- Wat wilt gij, vriend? - vroeg hem zachtjes de commissaris.

Eindelijk kwam het er uit, bij afgebroken lettergrepen: - Mauw... trekken... jongens... Viv... Napoleon... Piek. ..

Knap !... Knap !... woe!... woe ! ... woe!... Koben bootste het blaffen van den hond na, deed zijne

verdere uitleggingen, om zoo te zeggen, binnensmonds, en toen hij gerust bleef, scheen hij waarlijk zijn hart van een groot pak outlast te hebben.

,- Gij hoort het wei, - bemerkte de commissaris - de man zelf vertelt het gebeurde in zijne indrukwekkende taal. De onnoozelheid kan niet liegen. Men heeft hem geplaagd. Ik weet dat hij volkomen van zijn stuk geraakl

Page 23: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-21­

als men « vivat Napoleon» roept. Dus, bij en zijn· bond bevonden zicb in geval van wettelijke verdediging. - Dit laatste zeide bij lacbend. -Zoo, de zaak is verboord !... ­En zicb wendende tot het heerken op zijne pontoffels, di~... hoegenaamd niet tevreden scheen: - Wat bet gerucht betreft, door trekhqnden gemaakt op de straat, de politie is onbekwaam zulks te beletten. Alles is voldoende onder· zocbt, iedereen mag heengaan.

Op die uitnoodiging nam de kalant den melkverkooper stillekens bij den arm, en leidde hem minzaam uit het bureel, na den commisaris gegroet te bcbben. De drie andere gasten schenen kwalijk gezind over de uitspraak, maar bijzonderlijk de aanklager. Aan den uitgang, dien hij schoorvoetend en moriend was genaderd, draaide hij nogmaals zijnen gekrulden kop om, en riep op barschen toon:

-De justitie is hier enkel voor de kameraden! - En daarop meende hij met zijne acolyten heen te gaan.

Maar de commissaris liep hem achterna, greep hem bij den schouder en bracht hem v66r zijnen lessenaar terug:

- Gij hebt daar iets gezegd, dat mij niet al te wel bevalt, mijnbeer.

lk vind u een al te zonderling man om geen Just te gevoelen, u eens nader te leeren kennen. Wilt gij de goedheid hebben u neer te zetten, daar tegenover mij, en mij uwen naam en uwe woning op te geven ?... Wees niet vervaard, ik wacht verduldig ...

Het heerkel.krK~rbleekte en was ontsteld. Bevend ·klonk zijn an!woord:

--:-· Mijn naam is August Legrand. Ik woon. op de Woh· vengracht.

Bij het hooren· van dien naam verdiepte zich de .:om· missaris in zijne gedachten, als wilde hij zich · iets her• inneren.

Page 24: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-22-­

-August Legrand, zcgt gij? Indien ik mij niet bedrieg, zijt gij sedert eenigen iijd in Brussel aangekomen, uit Roubaix, met een ganschen troep. Dit wilniet zeggen dat gij <<artist» zijt ; want uw troep was samengesteld uit muitmakers, die den beroemden uitval van Risquons-tout moesten bewerken. Gij zijt sedert dien naar uw land niet teruggekeerd, omdat gij daar iets verricht hebt dat niets gemeens heeft met politieke samenzweringen. August Legrand is uw echte naam niet : gij heet, geloof ik, Lodewijk Dubois... -- en dit zeggende, zocht de commis­saris in een pak papieren dat hij uit zijnen lessenaar had gehaald.- Enkel eenige dagen gel eden kregen \y_ij kennis van den naam. waaronder gij u thans verduikt. Ah ! de politic is hier voor de kameraden; de werkers storen uwe rust en ontwaken u te vroeg, omdat gij waarschijnlijk gansche nachten, met anderen uwer gelijken, in slempe­rijen doorbrengt... Wij zuilen met malkander we~dra betere kennis maken: gij zijt juist van pas naar mijn bureel ge­komen. Hoe onvoorzichtig toch, zoo stoutmoedig met de politic zijn, als men iets op 't geweten draagt. Is het omdat gij reeds verscheidene maanden, onder ons broederlijk en toegevend bestuur, u straffeloos hebt weten te verduiken! Welnu, gij zult hier nog een beetje op mijn bureel velfoe­ven, en dan zullen wij eens samen naar uw huis gaan zien, om u daar te zeggen, na een onderzoek, water ons te doen valt met u.

Het ontmas~erd heerschap was niet meer bleek; hij was groen geworden. De woorden van den commissaris vie! en hem op de keel alsof men hem brandend lood had doen drinken, en hij pad hoegenaamd geenen spreeklust meer. De redenaar was zijne tong ontrukt.

- Agent, breng mijnheer in de wachtzaal hiernevens, tot dat ik gereed ben, beval de ambtenaar, die zijne prooi met een gevoel van zelfvoldoening bekeek, en hem on­

Page 25: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-23­

barmhartig voortmartelde; want de goede reclller was nu teruggekeerd tot de hardheid van zijn beroep.

- lk beveel hem u bijzonder aan; 't is een vriendelijk man, voor mij zoowel als voor u; gij hebt het gehoord.

En terwijl de vreemdeling heen geleid wierd, klonk nogmaals langs de straat het geblaf van den hond die, vlugger dan ooit, met zijnen meester en zijne kar in de richting van Ukkel en Droogenbosch liep, een gehucht op vijf kwartiers afstand der hoofdstad gelegen.

Page 26: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

II. - DE FAMI LIE STEENWINKEL.

OBEN en zijn gespan hadden niet vee! tijd be­steed om t'huis te komen. Enkel had de melkboer zich onderweg opgehouden, om zijnen hond ter

gewone plaatse te Iaten drinken. Het arme beest hwam te Droogenbosch aan, de tong uit de keel, want nooit had zijn geleider het meer voortgejaagd. 't Was een onafgebroken aanhitsen en roepen, den ganschen weg door. Het scheen dat de onnoozelaar behoefte had gevoeld om vroeger dan gewoonlijk zijn gezin te vervoegen; want bet op- en afloo­pen van bergen en hellingen was slecbts bet werk geweest van eene goede halve uur. Ook kwam bij toe, druipend van 't zweet.

Onder den weg had hij niet.eens gezongen, hetgeen hij altijd deed, als hij goed van Juim was. Er was eene merke­lijke verandering in hem ontstaan. Eerst had hij, zooals wij het zagen, eenig genoegen gevonden in het rumoer, op de siraat, rond zijne kar; alsdan wist hij echter niet wat er gaande was. Daarop volgde de tocht naar het politie­bureel, en loch bleef hij opgeruimd. Wellicht had het zicht der onbekende plaats, waar men hem verplicht had te gaan, als verantwoordelijk voor de daad van zijnen hond, het plechtig voorkomen van een bureel waar eenieder eene gedwongene eerbiedige hoflding had, een vluchtigen sprankel rede doen ontstaan in zijnen afgematten geest; zoodanig dat hij woorden had uitgebracht tot verdediging. Zulks is dikwijls het geval bij groote ontroeringen nn krankzinnigen. Die poging had hem zooveel moeite ge­

Page 27: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-25­

kost als aan iemand van zwak lichaamsgestel, die gedwon­gen is een zwaren last te verzetten.

Misschien vond hij zich veronlwaardigd of vernederd. Wie weet wat er omgaat in het gemoed van den lijder, die ziek van geest is ? Wellicht onstaan er oogenblikken dat het verstand wordt opgeklaard; een verschijnsel als hetgene men somtijds ziet bij raaskallenden; .die tegen hunne koorts gestreden hebben, daarna plotselings kalm worden, en aan het redeJijk spreken vallen, alsof hunne gezondheid nooit ware gekrenkt geweest. Wie zal er ooit de geheimen der ijlhoofdigheid vo!doende kunnen ontle­den, hoe groot geneesheer, hoe doordringend .wijsgeer hij weze ? Bij l(oben was bet verstand langzaam uitgedoofd, als een kaarslicbt, dat versterft en weer kan opgebeurd worden door het opbeffen der gevallene wiek: erge scbokken badden zijnen geest gekrenkt; hij voelde ze dikwijls nog, die schokken en bunne gevolgen, vermits zekere plagerijen der jongens hem weinig troffen en anderen zeer vee!.

Wat er van zij, op de voorplaats der kleine bofstede waar hij woonde gekomen zijnde, spande hij kalm den hond uit de kar, streelde het gehoorzame dier, betwelk daarna tot zijnen schotel liep, terwijl zijn meester de gareelen en de steeds blinkende melkkruiken op hunne gewone plaats ·schikte.

- Waarlijk, moeder, ik beb mij niet bedrogen; .daar is l(oben reeds terug.

- 'tIs even tien ur~ geslagen, indien ik het wei meen, Doka: kijk eens op·bet uurwerk ...

- Ja, moeder, 'tis maar tien ure ... Zoo lilidde het gesprek der twee vrou\Xen in d~.woning.

De jongste, Kobens echtgenoote, was :I<oortsig opgerezen toen zij de komst van haren man aan bet opheffen en bet neervallen van de klink der ingangdeur had gehoord. Ha·e

Page 28: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-26­

eerste beweging was voor het uurwe1k geweest, welke zij driftig raadpleegde, als iemand die verrast wordt door iets, dat zoo vroeg niet verwacht was. N u is zij stillekens blijven slaan, en toont zich zeer ongerust, hetgeen de trillingen barer stem overigens reeds hadden bewezen, toen zij de vraag barer moeder beantwoordde. Deze zat v66r den haard aan bet haspelen, en had haar werk onderbroken om tot hare dochter te spreken. Zij buigt bet hoofd, de oude moeder, onder pijnlijke gepeinzen.

De appels barer oogen, die zonder Ieven in de holten bewegen, en toch naar de richting der bui!endeur draaien, alsof zij zien konden - want de arme vrouw is stekeblind - blijven plotselings stil.

- Slecht teeken, als hij zoo gauw terug is! zucht zij. - Er is zeker wederom iets gebeurd met de straal,on­

gens, bevestigt Doka, terwijl angstige rimpels haar voor­hoofd fronsen.

- Als hij zoo, in een half uur, met Piek den weg van vijf kwartiers aflegt, dan dampt hij zel<er in 't zweet! Want hij moet loopen zoo hard als de bond maar kan in zijnen dissel... Dat is zeker ...

- Bah ! 't is vandaag niet ze~r warm, onderbreekt Do Ita. - Ja, gij zult mij wel alles verzwijgen, totdat hij weder

zal omver liggen voor eenige weken! .,_ Denk dit niet, moeder, tnlt nogmaals de stem der

schoondochter. - En wij hebben nu de hulp niet mee.t vm Domien.

Die moest nu cok in 't Jot vallen ! ... De vrouwen zuchtten te zamen gelijk twee ldanken die

overeenstemmen. Ohdertusschen richt l(oben zijne schreden naar de

woonstede, gevolgd door zijnen trouwen bond. Deze Joopt hem bijna op de hielen : hij heeft zijnen meester vervoegd, zoodra de kar in de schuur was gebracht, maar het is met

Page 29: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-27­

hangenden staart, alsof hem iefs hinder!; hij die gewoon­lijk bij de vrouwen streelend komt aangeloopen, laat zich nu moedeloos op het zand van den reinen vloer vallen en volgt angstig de minste beweging van zijnen meester.

Koben, in de kamer gekomen zijnde, knikt zenuwachtig met het hoofd, en werpt driftig zijne muts ten gronde. Hij zet zich schreilings op eenen hoek der tafel, kruist de armen, terwijl hij het linker been, dat niet op den vloer steunt, ongeduldig zwieren laat. Hij heeft de houding van een kind dat zich gestoord en misnoegd wil toonen. Eenige·- klanken ontvallen zijne lippen: hij schijnt ze vruchteloos tot spreken te bewegen, en een ratelend geluid schuifelt in zijne keel.

- Kom hier, Koben, kom; laat mij u eene andere jas helpen aantrekkerr; err zet u bij den haard, om uw zweet te doen opdrogen.

Doka, zijne vrouw, die dit zeide, blijft vriendelijk wenken, opdat hij tot haar zou komen, terwijl zij de jas toont. Het zonderling geluid rafelt scherper in zijne keel, en Koben draait nu met het gansche lijf, tot teeken van weigering, en blijft staroogend zitten.

Zijne vrouw nadert hem zachtjes en smeekt nogmaals om zijne jas boven zijnen !del te mogen aantrekken; maar de misnoegde springt op, wandel! onstuimig de kamer op en neer, blijft tegen den muur spreken, slaat er klagend op, met het platte der hand, en schreeuwt:

-- Neen! neen I Kwaad L. jongens! Piek !... Politie!... - lk versta u, Koben, zij hebben u kwaad gemaakt, de

straatjongens, niet waar ? en ze hebben Piek getergd. Tot antwoord slaat hij harder met de hand op den muur,

en grijnst: - Ja! ja! neen I neen!... - Hij wil zeggen, fluistert de andere vrouw tot de jonge­

re, geloof ik, dat Piek met andere honden gevoch:en heeft.

Page 30: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-28­

- Ja ! ja! Politie... Piek, woe! woe! knap I kna:p I politie !... antwoordt ditmaal Kohen zonder aarzelen, en hij stampt met de voeten.

De hlinde vrouw is opgerezen en de armen vooruitste­kende, stapt zij in de richting van Kohen, totdat zij hem aanraakt. Smeekend vraagt zij hem :

- Kom, Kohen lief, word eens hraaf ... Doe uwe moeder geen verdriet aan... - en zij streelt hem als een kind. Zijne gramschap schijnt onmiddellijk te stillen en hij Jaat zich verduldig de jas aantrekken.

- Welaan, vriend, zet u nu gerust neder, nevens mij, aan den haard ...

Gedwee Iaat hij zich geleiden door de twee vrouwen, en zet zich neder; maar het is zichthaar dat het onweder in zijnen geest voortvloeit en enkel voorloopig gestild is, want halsstarig hlijft hij in bet vuur kijken en krampachtig de vuisten wringen.

De moeder brengt haren wijsvinger op de lip pen: aldus verzoekt zij hare dochter tot deri mistroostige niet te spreken. Eenige oogenhlikken verloopen daarna in de grootste stilte. Piek is ook den haard genaderd en ligt aan de voeten van zijnen meester, met half geopende oogen zijne minste bewegingen te bespieden.

Eensklaps begint Koben te weenen, en de bond doet zooals hij.Eene- koude rilling snijd_t d66r het bloed der twee vrouwen te gelijk; want dit geween is als -een gevreesd teeken. Zij staken schielijk hunne bezigheden. De blinde klampt de. handen yast aan den llouten boord. van den zetel; Doka staart haren man vreesachtig aan. Koben slaakt eenen gil, springt;:v!ln zijnen stoel en herbegint te statilp· voeten en te schreeuwen. De hond- is, verschrikt, tot hij de oude moeder gekropen.

- Hij is btailf,-Pi~~; z:egt de_ oude, terwijl zij bet beest stre~lt. Ja LJa.! hijc is braaf, Piek, herhaalt, zij, om· de

Page 31: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-29­

wanhOOJ'r van haren zoon in te too men; want z!j weet hoe men, in zulke omstandigheden, met hem moet handeien, en het goede beest schijnt haar aan te moedigen.

- Piek, braaf? schudt Koben met het hoofd. - Neen, neen ! .!(nap ! knap ! woe, woe !...

- Nu begrijp ik... 't Is Piek, die zeker iemand gebeten heeft.

Gansch tevreden, omdat hij zich heeft doen verstaan, knikt Koben van ja, en lacht. Hij slaat vervolgens • de handen in de hoogte, en begint alweder de kamer rond te trappelen, terwijl hij babbelt en hakkelt en geheele reeksen woorden uitbrengt, waarin het woord « politie » dikwijls voorkomt.

- lk weet wat het is, roept zijne vrouw, die met ge­spannen aandacht heeft geluisterd. Men zal hem in de boet geslagen hebben! En zij snelt zonder vrees tot hem, grijpt zijnen arm vast, doet hem stilstaan, en blijft hem met strakke blikken bedwingen. Als zij hem eenigszins kalm ziet, spreekt zij tot hem, zonder hem los te Iaten, en hem steeds vlak in de oogen peilende :

- .Koben! Kohen! wilt gij naar mij luisteren ... Zie, 't zijn altemaal schelmen, die u nooit gerust Iaten. Gij moet ze doen uittrommelen... ram, plam, plam !... En ze doen uittrompetten... tei, te, rei, tei, tei !... Wij zu1len ze aankla­gen, en ik zal morgen meegaan naar stad, met de zweep ... en wij zu1len er op slaan !...

Zoodra ze hem gestild ziet, grijpt ze eene zweep vast, en kletst er mede in de ruimte der plaats. Zij speelt zoo­danig wei hare rol, en gebaart zich zoo kwaad, dat haar onnoozele man haar weldra staat te bidden om zich tach te bedaren. Hij neemt haar de zweep uit de hand, snelt het huis uit, gevolgd van Piek, die weldra op de voorplaats springt, en blaft, terwijl zijn meester zweept, dat het wijd in den omtrek weerklinkt.

Page 32: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

--30­

Hij is nu nogmaals gered, en verdere losl.Jarsling zijner krankheid is niet te vreezen. De vrouwen kenden al de omstandigheden waarin eene terugwerking der zinneloos­heid zich gewoonlijk voordeed en wisten middelen te vinden om ze te overmeesteren. Enkel twee of drie keeren ~ treurige herinneringen ! - waren zij er niet in geslaagd, en de tooneelen waren zoo ijselijk geweest dat er erge gevolgen waren uit gesproten. Ook daarom spanden zij alles in om hem, bij den beginne zijner aanvallen, tot bedaren te krijgen. Dikwijls was zijne vrouw verplicht, zooals wij bet gezien hebben, in zijne gekheid te deelen, en voornamelijk als zij zag, dat eene eerste gelukkige poging zijner moeder, voorwie hij meestal toegevend was, door eene herneming der woede werd gevolgd.

- God zij gedankt, daar is de vlaag over! zegt de blinde vrouw, nadat de stilte Iangen tijd had geheerscht, en zij s_laat de handen to-e, als eene biddende.

- lk ben toch zeer ongerust, moeder: morgen wil ik hem naar s!ad vergezellen en ik zal het zoo eenige dc~gen doen, hoezeer ilet mij moeilijk valt, seder! bet « opgaan » (1) van onzen knecht, u 's morgens vroeg, aileen te IHlen, met de kleinen ... Stellig verneem ik algauw wat er gebeurd is.

- Gij zuit wei doen, Doka, klinkt zoet de goedkeuring van mot'der Steenwinkel.

Van ti]d tot tijd hoo1l men bui~en nog 't geklitsklels der zweep en bet geblaf van Piek. Rond den middag, als het noenmaal gereed staat, komt Koben binnen met een pleeg­kind aan iedere hand. Hij zet zich neder met het jongste, een meisje van zes jaar, dat hij op zijne knie doet dansen en te paard rijden, te1wijl Piek met bet oudste, een knaapje van ongeveer de lien, aan het spelen valt, zonder op te houden zijne goede luim te betuigen.

(I) < Opgoan >: naar den solda!endiensl verlrekken,als men in'( lot gevallen lo.

Page 33: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-31­

Nu wij Koben en zijn huisgezin kennen, zal de lezer

ons :oelaten hem terug te brengen tot meer dan eene halve

eeuw vroeger. Ons verhaal vangt aan in het begin van

1S48, zooals wij het gezien hebben, eenigen tijd na de

mis:ukte paging van inrukking te Rtsquons-tout, aan de

Fransche grenzen onzes lands.

Sedert de zeventiende eeuw reeds, bestond te Droogen·

bosch, op de Hfscheidslijn van Ukkel, de hofstede der fami­

lie Steenwinkel. 'tWas eene groote boerderij, steeds over­

gezet van vader tot zoon De oorlogen van Lodewijk XIV

en hunne gevolgen, waardoor een aanzienlijk gedeelte van

ons land door Frankrijk werd ingelijfd, hadden den bloei

der familie weinig of niet verminderd. Ook was de hoeve

algemeen bekend als de haardstede van vlijtige, vreedzame

en welstellende boeren. De grootvader van onzen Koben, Amandus Steenwin·

kel, stierf in 1795, eenige dagen na den veld~lag van

F!eUJ us, waardoor Nederland afviel van het Oostenrijksch

vorstenhuis, en aan de heerschappij van Frankrijk, nauwe­

lijks in Rep•1bliek herschapen, werd overgebracht.

Pachter Amandus Steenwinkel was weduwnaar geble­

ven met drie zonen, waarvan de oudste, Adriaan, sedert

ongeveer een jaar, in huwelijk was getreden met eene

boerendochter uit eene omliggende gemeente. Alles

was jong en frisch op het goed der Steenwinkels,

hetwelk in de wandeling den naam had gekregen van

't !zof der drt'e gebroeders. Adriaan was nauwelijks twintig

jaar oud en zijne vrouw enkel eenen zomer jonger; zijne

twee breeders telden,de eene zeventien jaar,de andere pas

zestien.Ware 't niet geweest van den rouw,die over het erf

haar zwart gewaad verspreidde,- gelijk een n~velrook op

een lenteveld, - zeker zou er alles zoo vreugdig als

jeugdig uit gezien hebben. Weldra kwam de geboorte van

een kind, eenen knaap, het huwelijk van Adriaan zegenen;

Page 34: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

--'- 32­

de rustige kring werd verlevendigd door bet geschrei van den welgekomen kleine, die niemand anders was dan

onze Koben. Alles stond dus op goeden voet op bet hot der drie

gebroeders. Wie bet Ieven op den buiten kent, weet hoeveel beloften er opgesloten liggen in eene boeren­nering, samengesteld uit drie kloeke borsten, en eene jeugdige vrouw uit den stand, die, alhoewel zij een kind te kweeken had, toch bet huishouden en een dee! der

boerderij wist te besturen. Maar men beleefde dan, op maatschappelijk gebied, een

angstig tijdstip. Adriaan Steenwinkel had ook de Fransche legers moeten

volgen, zijne echtgenoote met zijne broeders alleen latende op de hoeve. De vrouw, ofschoon zij een kind had op te brengen, was toch moedig genoeg - zulke voorbeelden ziet men dikwijls bij de boerendochters - om het hooge bestuur der landbouwonderneming op zich te nemen-, overigens vlijtig geholpen door de twee kloeke jongelin~ gen.-·Vier jaren later kwam Adriaan Steenwinkel naar huis met een houten been, en het kruis van eer op de borst.

Sedert Adriaan Steenwinkel, de verminkte strijder, op de hoeve was teruggekeerd, had hij, die aan de rechtzinnig~ heid van zooveel valsche verklaringen had geloofd, al zijne begoochelingen, de eene na de andere, verloren. Maarzijne droefheid veranderde in wanhoop wanneer ­zonder inzien voor zijnen aan den oorlog duurbetaalden tol - het keizerrijk zijne twee kloeke broeders ten strijde riep; want niets kon de eischen van Napoleon weerstand bieden: meer .dan ooit door de fortuin begunstigd, ondersteund door een steeds aangroeiend getal handlangers en mede:. werkers die zijne macht bewierookten, zoolang die macht zegenpralend bleef, zag de nieuwe keizer al zijne daden bekroond door het winnen van den veldslag te Austerlitz.

Page 35: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

~ .... ..;

~ ~

"0

a il :I:

EE

N V

RE

ES

EL

IJK \'U

UR

B

HA

ND

DE

ST

EE

DS

HE

VIG

EH

IN Z

IJNE

OO

GE

N B

IJ H

ET

EIN

DIG

EN

DIE

R W

OO

HD

EN

. (Zie biz. 40).

Page 36: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens
Page 37: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-35­

Wet had zic'h Adriaan: Steenwinkel man· getoond, en zijne vrouw kloekte en moed ingeboezemd, toch werd hij langzamerhand door het verdriet verteerd. Zijne lichaams· gesteltenis, door den soldatendienst en zijne vreeselijk~ verminking verzwakt zijnde, werd hij in eens ten gronde geruld, gelijk den eik bij het orkaan. Het eerekruis had hij reeds lang doen vernietigen, en hij stierf, als menig bedrogen strijder, door Napoleon vergeten en verlaten.

De zoon van Adriaan was nauwelijks zestien jaar oud, wanneer hij zijnen vader verloor. Dan was Jacobus Steen• winkel ~ de man dien wij nu kennen met zijne verzwakte zinnen - een flinke jongen, zoo kn,ap van geest als van lichaam; men had hem in de eerste jeugd Koben geheeten, Hij hielp zijne moeder, eene struische pachteres van in de dertig jaar, met zooveel werkzaamheid als kinderlijke liefde. Moeder Steenwinkel bezat overigens eene kloek· heid van karakter, die niets bekwaam scheen te kunnen verflauwen.

Moeder en zoon verdeelden hun bestaan tusschen den arbeid en het vereeren der nagedachtenis van de dierbare afgestorvenen: wanneer, na eenige jaren rustig Ieven, de conscriptte aan de moeder ook haren zoon wilde stelen, wist zij zoodanig alles af te loopen, en de overheden ie verteederen, door 't verhaal der ijselijke gebeurtenissen, die den historisch geworden naam : het hof der drte gebroe­ders, als eene bloedige spotternij deden uitspreken, dat zij voorloopige vrijstelling van den soldatendienst voor Kohen bekwam. De val van Napoleon, in ballingschap naar het eiland Elba gezonden,na zijne nederlaag teLeipzig (1814), werd door moeder Steenwinkel en haren zoon op indruk­wekkende wijze gevierd; zij gingen op het graf van den vader tranen storten, bloemen strooien en palmtakken planten ; lang bleven zij ,er bidden. Te huis gekomen zijnde, deed Kohen de vaderlandsche vlag op de wooing

Page 38: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-36­

wapplr.m1•·en 1Jt!refdde eene milde uttdee1tng van brood en sJitk toor al de behoeftigen der ornligge'tlde streek.

He1 fiieuws · der terugkomst van Bortapatte1 die een valscbef'l tto:ntsafsttnd had gedaan klonk als eene treurige ntare doot gartsch de wereld, die nauwelijks sedert eenige ntaand~ri Vtijen adem meende te mogen hal en. De volke­ren, die tan geene vrijheden. meer dachten, maar enkel aan de beptoefde onheilen, rezen plotselings op bij bet op niet.tw dreigend · gevaar. De bloedige kreet der weer­wraak ontstond. Niemand kon Koben Steenwinkel terug­houden: hij Wilde medestrijden tot vernieling van den verrezen dwingeland.

De man, die zooveel kinders aan hunne moeders had ontroofd, viet te Waterloo, niet alleen onder de macht der verbonden legers, maar ook onder de kreten van vermale· dijding zijner slachtoffers, die niet weinig hadden bijge­bracht om -den noodigen hel.ienmoed te verwekken.

Bij de terugkomst werd Koben door zijne verrukte moeder met tranen van vreugde en bewondering omhelsd · £ij scheen fier over den zoon, die zijnen vader en zijne twee broeders had helpen wreken. Gedurende zijne afwe· zigheid had zijne toekomende echtgenoote zijne moede niet willen verlaten, en denzelfden avond werd de dag voor hare echtverbintenis met Koben bepaald.

Hethuwelijk vanKoben Steenwinkel met Doka Christa ens, werd drie·maanden na den slag van Waterloo gevie.d en, was eene gebeurtenis waaraan al de bekenden hartelijk dee! namen; want eeniedet, zelfs uit ver afgewijderde r.Jaatsen, wenschte geluk en welvaart te zien herleven op bet hof der drie gebroeders, dat lange nog' ~ als een eerbiedig aandenken, in bet hart der tijdgenooten gedron­gen ~ diefi naant bleef behOttdei'l.

En inderdaad, V'ijftien jatert oftvetpoosde vtede ert rust vetdrevert etfiigstins de droeve ht!tiHrteringett aan het

Page 39: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-37­

afgeweiderd leed. Moeder Steenwinkel stortte nog wel stille tranen op de stonden van weemoed, die de bange tijden v66r haren geest deden opwellen; maar de waak· zame teederheid van zoon en schoondochter wist ze spoedig te verdrijven. De arme vrouw had vroeger zooveel geweend dat hare oogen flauw geworden waren I Ook wedijverden bare kiRdert!n om haar bestaan te vriiwaren van de minste aandoening.

Page 40: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

III. - HARDE BEPROEVINOEN.

LLES scheen hunne wenschen te vervullen, toen eene onvoorziene gebeurtenis het zoo zeer ver· diende heilgenot kwam bedreigen. 'tWas in het

jaar 1830. Niets voorspelde de scheiding der Nederlanden, ofschoon vele klac~ten en grieven de politieke partijen in opschudding hadden gebracht.

Dikwijls hadden eenige opstokers, met veet omzichtig· heid, l(oben getoetst over den toestand der landzaken, wetende hoeveel invloed hij in de streek bezat. Steeds had hij met veel onverschilligheid geluisterd naar de klachten die men tegen het Hollandsch bewind invoerde, en voor antwoord gegeven dat,. ll1~D .in .YJede leefde en in vrede moest blijven Ieven. In hem stak dus niet de minste stof van oproermaker. Eens zelfs had hij gezegd tot een kop· stuk der misnoegden:

- De hemel beware ons van een nieuwen oorlog ! Wij hebben sedert eeuwen niets dan vreemde overheersching gekend: Spanje, Oostenrijk, Frankrijk, slorpten ons beur­telings op. Sedert twintig jaren was het een belachelijk ganzenspel geweest : altijd terugkeeren naar hetzelfde punt, volgens de kans van den teerling ; van Oostenrijk naar Frankrijk en van Frankrijk naar Oostenrijk I Nu zijn we met onze stambroeders vereenigd. In ieder land vindt men redens tot misnoegdheid. Wij zijn Nederlanders i laat 9ns Nederlanders blijven I

Page 41: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

= 39 .,..­

Die gevoelens e·ener innige overtuiging waren ·nog aan· gevoerd door de dankbl!-arheid welke hij toedroeg aan deQ machtigen persoon die hem, onder Napoleon, van den ppgelegden krijgsdienst, op aandringen zijner moeder, had weten vrij te stellen, .en die thans een hoog ambt aan he~ landsbestuur ;bekleedde.

Echter wierden de verdeeldheden onder het_volk grooter, steeds aangemoedigd door belangzoekende ruststoorders, en talrijkEl s<;h~rmutselingen had den reeds op zekere pun,· ten des vaderlands plaats gegrepen. De oproerzucht sche~IJ. evenwel de: rondom Droogenbosch ·gelegen plaatsen te sparen, ofsch~,>o_n men er wel eep.s van tijd tot tijd hoorcte spreken van samenkomsten van zoogenaamde « patriotten » en men v:erscheidene malen de vaderlandsliefde, of liever gezegd, de vredewenschen van l(oben Steenwinkel, be· antwoord had met de schimpende uitroeping:« Gijzijt ee!l orang4st. en gij zoudt het duur kunnen bekoopen. »•.. De go,ede man had zulks schokschouderend bejegend; doch de oproerzucht is als het vuur: 't smeult alvorens te branden.

Op zekeren- vooravond hoorde men, in den om trek der hofstede, .een ongewoon gerucht, dat schrik en vrees, als de voorbode van. een nakend onheil, in de !!emoedereiJ. van l(oben, van zijne moeder en zijne vrouw deed op­stijgen. 'tWas een troep muitmakers, die de rustige hoeve der Prie gebroeders was genaderd; Brusselaars met c,ien .driekleurigen sluier )ladden gansch den dag luidruchtig de streek rond geloope,n en P!lrlijga11gers aangewerfd. . Door drank ve.rhit en, door st-rijdlust aangedreven, hieven zij voor de hoeve yerwarde kreten aan. !lies in den huize was stil gebleven,- en niemand had zich v.erroerd, totdat er ~tE;enen werden geworpen op de ruiten van het vreedzame ll!qd~ouwersverblijf. l)aarop greep Koben vastbesloten e~n geladen geweer, dat reeds lang. onaangeroerd aan den muur hing, en hij bereidde zich tot verdediging.

Page 42: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-- 40-­

De s(tlte blnnen verstoutte of verbltterde de lawijdmakers. Eensklaps werden hevige stooten aan het hek van het voorhof toegebracht; stellig was men het pachtgoed bin­nengedrongen. Twistende stemmen weerklonken.Anderen trachtten ze tot bedaring te dwingen.

- Maar Iaat ze toch in vrede! Zij hebben rust verdiend, - riep men.

- Neen I neen I hii moet on!! vervoegen I Dan :wlten meer mannen 't voorbeeld volgen. 't Is hier een land van orangisten!

- \Vij will en pachter Steenwlnkel spreken I - Maar Steeuwinkel krijgen wij nooit met ons. Hoe

dikwijls moet ik het nog zeggen I Meer stemmen kwamen er tusschen, en bet gemor werd

luider. Trommel en trompet lieten zich daarbij harder hooren. Eindelijk werd aan de huisdeur een zware stamp gegeven, waarop Koben Steenwinkel open deed en gewa­pend op den dorpel verscheen; hij sprak bedaard, alhoewel met bevende stem, tot de samengescholen menigte:

- Luistert, mannen, en gelooft mij : mijn vader en zijne twee broedets zijn gevallen als slachtoffers van den oorlog. lk ook heb mijn Ieven in gevaar gesteld te Waterloo, en mijne schuld betaald aan het vaderland. Door onverpoosd werkett hetiben wij het weinige behouden dat wij nog bezitten, na lange jaren verdriet. Dus, wij verlangen rust!

Een vreeselijk vuur brandde steeds hevlger in zijne oogen blj bet eindigen dier woorden. Hadden de oproer­makers bet kunnen zien, zij zouden wellicbt verschrikt achteruit geweken zijn; maar een hunner riep luidtceet!l:

- Leve het onafbankelijke Be1gi! 1 ... - Weg met Oranje 1...- schreeuwden anderen tchtema. Toen Koben In de gevallen duittemls bemerkte dat bet

vaderlijk erf zwart stond valt votk, en steeds hoot'de~dat bekende stemmen vtuchteloos poglngen aan~den om

Page 43: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

- 4!­

den oploop af te wijderen, sprak hij nogmaals tot den samengeraapten hoop;

- liebt ge mij verstaan? Wij verlangen rust. Ik ben bereid mijne haardstede en mljn gezin te verdedigen, en ons Ieven duur te verkoopen. De eerste, die onzen dorpel overschrijdt, vel ik ten gronde, zonder medeUjden...

En hij wees op zijn wapen dat men met moeite :~;ag flikkeren; op hetzelfde oogenblik kwamen de twee vrou· wen, moeder en ccht2enoote hem, l;>jj den arm grijpen, en smeekten hem, weder in huis te komen. Hunne pogingen om hem terug te trekken deden zijn vuurroer losbranden. Niemand echter werd door bet onwitlig ontttane schot getrofien, want de loop van bet wapen was naar de hoog{e gericht, en bij de eerste ontroering deinsden de dreigende groepen morrend acbteruit Eenige personcn, wa.arvan Koben de stem eindelijk erkende, waren inlusschen voor­uitgekomen, om de mannen van den eers~n rang, de vermetelste, terug te stooten. De deur werd gesloten. Na eenige oogenblikken stilte, hoorde men no~ we~ bedrei­gingen uitbraken, maar het gevaar was afgekeerd. Tocb vermeerderde de wa.norde buiten: 't was evenwel gemak­kelijk om te hooren, dat de twist voortwoeddt! onder de rumoermakers zelven, en dat er andere n1annt!n ult het dorp toegesneld waren. Weldra verwi;derden zich de rust­stoorders, en langzzmerhand verkondigde bet !deeds ver~ minderend gedommel dat de scbetmutsellng veel vcrder haar tooneel bad verplaatst.

In huis verroerde zic:b verder niemand meer~ men ut er t~ sidderen.

Wanneer btjna aUes in den omtr6 stU was gewOfdl!n, ontstond nogmaals een zonderling gerueht op het voorhof der hoeVe. Dltmaal was het een noodger()t'p. 1\:aUWifli;ks •loegen ~ bevreesde hufsgenooten de blikken oy, of ttj ztgen de gansche bofstede door de vlammifn verlicht; de

Page 44: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-42­

Schuur der Steenwinkels stond in vollen brand: lafaards hadden uit wraakzucht het vuur gestoken aan den etgen• doin· va'n den vreedzamen trian; dien men was komen aanhitsen en tegen wil en dank had willen medeslepen, ill eene tlObr hem afgekeurde beweging.

Bij -het zicht der vlammen ontsteeg een vervaarlijke gil de· jagende botst van moeder Steenwinkel, en zij stortte bewusteloos ten gronde. De vrouw van~·koben snelde verwil,detd tot het beweeglooze lichaam,·en de ontzinde Iandbouwer liep den huize uit, recht naar de plaats· der ramp.

Eenige boereq die de,eerste noodkreten had den geslaakt, wedijverden om het brandgevaar af te weren. Koben scheen door eene bovennatuurlijke kracht aangedreven om het ontstane onheil te beteugelen: men werd den brand na moedige pogingen volkomen meester; maar aan de schuur viel niets te blusschen, en het grootste gedeelte van den oogst, reeds :binnen gebracht, werd vernield:.de<vrucht van een geheel jaar arbeid en zorgen was aldus op wemi· gen tijd in rooll;;vergaan.

Toen aile gevaar verdwenen was, zag men Koben Steenwinkel, met een sorhberen gloed in de· oogen,naar de woning terugkeeren. Hij vond ze:ledig: men had de vrou­wen en de kinderen in e~nnaburig huis gebracht, waar de moeder verzorgd werd. Eene.Jgeyaarlijke zenuwberoerte had haar overmeesterd, en.Jiattt stuiptrekkingen waren vreeselijk om zien. Doka Steenwinkel, bijgestaan door prave menschen, wendde alle middels aan om het leed der beminde vrouw te lenigen, maar niets hielp et ,toe. 't Was .slechts 's anderendaags 's morgens dat de zieke het be· wustzijn terugkreeg.

De geneesheer wiens hulp was. ingero.epen, had zeer voorzichtig doen verstaan dat hare gezondheid voor Iangen tijd nog gekrenkt kon blijven. Maeder Steenwinkel bleef

Page 45: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-43 -­

fnderdaad eenlge maanden te bed liggen: als zij eindelijk weer op de' beenen ger'aakte, was--haar geztcht zoodanig ·verflauwd, dat rondom baar zich bijna niets dan vormlooze beelden vertoonden.

Hare uitgeputte oogen, hadden door den nieuwen schok en de daaruit ontstane ziekte, hunne laatste kloekte vel­loren; ~chter kwam. ze weer- tot gezcndhe!d - als men dl1 gezondheid mag heeten - maar zij was, 'eilaas ! stillekertS aan volkomen blind geworden.

Van dit oogenblik af,_werd Koben, sinds lang verduisterd van aard, droefgeestig en. verstoord. Zijn moed vermin• derde dagelijks, naarmate zijne prikkelbaarP.eid aangroeide. Weldra had hij a! de noodige geestessterkte verloren om voort te werken, als vroeger.

Aan zulken toestand kon zijne wakkere vrouw, al~een, geen hoofd bieden, en de ondergang bedreigde het oud• vaderlijk erf. Van v~rlies op verlies kwamen er schulC:en, die eindelijk moesten betaald worden. Op zekeren dag werd de hofstede verkocht, en de lijders waren verplich;:; met het weinige dat hun overbleef, eerie andere hdeve in pacht te nemen. Sedert hij de oude woon - de;getuige van zooveel strijden en lijden - verlaten had, gaf Koben me~r dan eens mePkbare te~kens van krankzinnigheid.

Ofschodn de moedige. Doka a!les had aangewend om den geest. van haren man Ol> te wekke!l, vermeerderde zijne ingekanketde kwaal op de nieuwe hofsteJe. Deze was zeer ~16n. R'!aa~ toch liad. men er eenige koeien op stal kunnen behoudcn. Mets kon de krqclJfdadjgheid van Doka nedervellen, en na den gewenschten knecht gevon· den te hebben om het Iastige werk te verrichten, kwamen eeni(Tszins de zaken weder vooruit. K~ben wiens geestvermogens gekrenkt bleven, had

echter zijne lichaamskloekte herkregen, en toen ecn melk• boer van nevens de deur, een vriend van den huize, was

Page 46: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-4(­

gestorven, n4m Doka zijne zaken ov~r. ert vtmd aJ.dus In een nieuw bestaan als melkboerin, bet middd om hur gezin -:- vermeerderd met de twee kinderen van den .over· leden gebuur - te onderhouden.

De kalanten bleven haar getrouw; de vrlendelijkbeid van gansch baar wezen, de zuivcrheid en de goede boeda­nigheid barer koopwaar, deden z.elfs op weinigen tijd, hare zaken toenemen.

lntusschen was de omwenteling van 1830 bekrachtigd geworden, door een verbond met Engeland, Frankrijk en Rusland, verbond dat Belgi~'s onafhankelijkheid b~JkeJUie. Het Hollandsch bewind nam natuurlijk dien staat van z;aken niet gewillig aan en lang bleef Nederland in onrust. Bij elken volkstoeloop, waarvan hij kennis had, bij bet minste krijgsrumoer, werd het zenuwstelsel van Koben erger geschokt. In 1839, nadat nogmaals een slag op bet Belgisch grondgebied werd geleverd, verloor hij wederom al hrtgeen hij in gezondheid had gewonnen. Eenelamheid op a'e tong had hem daarbij de spraak belemmerd en werkte uiterlijk en zedclijk mede om zijne onnoozelheid te vermeerderen, en hem het uitzicht van eenen volkomen onnoozelaar te geven, Langzamerhand, door eene onuit­legbare rusteloosheid van den geest, beoefende: hij zi.~h

aan het uitvoeren van krijgsbevelen en bet uitlmmgen van strijd.zangen. 't Is in dien toestand dat wij Koben. Steeawinkel ontmoetten langs de straten, waar de phtge­rij~n der schooljongens zoo dikwijls zijn be~19Dlpen

verstaoll op de pijnbank brachten.

Page 47: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

IV. - NIEUWE RAMP.

OOR onverpoosd zwoegen en werken kon Doka Steenwinkel, niet aileen in de behoefte van geheel

· hare familie voorzien, maar er langzaam - zoo als men zegt - « boven op » geraken.

In den beginne ging zij zelve met l(oben, den hond en de kar naar de stad: l(oben en zijn wakkere Piek waren de zaken zoodanig gewoon geworden, door alle dagen het­zelfde werk af te leggen, dat men ze in den vroegen morgen gerust aileen naar Brusselliet gaan, terwijl Doka op het pachthof haar huishouden zoowel als het veldwerk verzorgde.

De waanzinnigheid van l(:lben Steenwinkel was overi­gens van zoo stillen aard dat men niets te vreezen had. Gelijk de rook die steeds naar de hoogte stijgt, ~oo ook slaat bij den mensch de herinnering aan droevige omstan­digheden naar den geest. l(oben hoorde steeds krijgs· rumoer, en dacht aan den oorlog, die rondom hem zooveel onheilen had opgehoopt; zijn gekrenkt verstand, dat ongetwijfeld niet volkomen uitgedoofd was, bleef er uit­sluitend mede vervuld.

De bekommering zijns gemoeds verraadde zich door zangen en kreten, die hij vroeger had gehoord, en nu weder opkwamen, en luide herhaald wierden, hetzij hij alleen was, in huis, hetzij hij zich, op straat, in de volks­menigte bevond. Die opwelling van een vroeger gepijnigd

Page 48: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-46­

bestaan drukte zich uit door eene kunstmatige blijdschap, en de arme onnoozele lachte en scheen gelukkig toen hij soldaat speelde: bittere spotternij des lots!... Aileen de naam van Napoleon deed hem boos worden. Wellicht lag er in zijnen geest een hoekje vervuld met den dag van Napoleons nederlaag...• Hij had ze van nabij gezien, die nederlaag, waar de bloedige man eindigde gelijk een roover, omringd van a! de uitgeruste macht, welke hij zoolang bad getart I « Leve Napoleon » I hooren roe pen, ~s men zich herinnert hoe gansch de wereld vrijademde en jubelde bij den tegenovergestelden kreet I Dit was inderdaad erg voor zijn geschokt zenuwstelsel,~ en de schooljongens waren verre van te begrijpen, terwijl zij Koben op stniat achtervolgden, waarom zijne gramschap bij dien roep zoo sterk werd ontstoken.

De sainenscholing v66r zijne deur in 1830; het volks­gehuil door trammel en trornpet aangevuurd; de siddering die hem aangreep, toen hij weer de dreigende kreten hoorde; - hij, die sedert vijftien jaren "in stille rust, in liefde voor de zijnen en in haat voor den oorlog had geleefd I Het geweerschot door den angst en den schrik der vrouwen losgevlogen; de verwoesting van zijn goed, dit lilies stond weifelend in zijnen geest geprint, gelijk de beelden door de zon teruggegeven en gevestigd op eenc voorbereide plaats.

Aldus bracht Koben, In zijne zinsverbijstering, at C:e kreten uit, die de beelden v01mden van zijn bestaan, en sleepte ze overal metzich mede, gelijk wandelende schim­rnen zijner indrukken. Aldus was hij voor de kwade jongens - die met alles zelfs met de eerbiedwaardigs;e ellende spolten, - een straatheld geworden, waarrnede zij vermaak schepten hetzij hij zingend. heenliep met zijne kar, hetzij hij dreigde als met het afschieten van een vuur­roer, hetzij hij zich.boos toonde, hetzij hij eenvoudig aan Piek den aftocht gebood onder bet commando:

Page 49: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

~ 47­

- Rram, plam, plam ! · rram, pram, plam r Tromm ! ... Tuue, te, te! Tei te, rei, tei, tei !... En avant ! marche ! ...

Deze uitleggingen zullen gewis veldoende·zijn, om ons ~oe te Iaten terug te keeren tot den familiekring, op de Jdeine hofstede, waar wij Koben gelaten hebben, nadat ·hij tot kalmte was gebracht door zijne blinde moede~.; en zijne brave vrouw. Wij zijn eenige dagen v~r<).er.

:j!**

Zooals Doka besloten had. ging zij, eenige achtereen· yolgende keeren, 's morgens vroeg mede naar de s:ad, totdat zij de verzekering had gekregen dat niets meer het voorval, waaraan Koberi zoo zeer gevoelig was geweest, kwam herinneren. Den dag nadien had zij reeds vernomen water gebeurd was: de kalant, die Koben in bet poli~ie­bureel vervoegde, had haar volkomen gerust gesteld en haar verzekerd .dat men orders had gegeven om, zooveel mogelijk, de schooljongens te beletten haren man aan te hits en.

Aldus was alles tot den vroegeren slenter teruggekeerd. Wat meer is, sedert lang was Koben uitermate kalm ge· bleven, en de vrouwen verheugden zich over dien heil· zamen toestand.

- Waarlijk I - bemerkte de blinde moeder, toen zij met hare schoondochter, op zekeren morgen, aileen was - men zou zeggen dat Koben, sedert zijne Iaatste woede, welke wij zoo gelukkig hebben kunnen beteugeleri., dage· lijks meer klaarheid van geest verkrijgt !...

- Inderdaad, moeder; misschien bekomt hij nog zijn volle vers!and weder! Er valt immers .niet te wan­hope.ll, als het zoo voortgaat.

- Hebt gij gehoord, hoe hij gisteren avQnd zoncter !)Chokken h~eft gesproken, en ons klaar uitlegde dat een politie-agent hem op sfraat de hand heeft gedrukt?

Page 50: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-48­

- Ja I 't Is het goede uitwerksel eener voldoening van eigenliefde. Hij heeft zich zeer gekwetst en gepijnigd gevoeld, omdat hij v66r den commissaris moest ver· schijnen. De vriendelijkheid van den agent, die hem de hand drukte, bcwijst hem hoe men zijne onschuld her kent, niet waar, moeder ?

- Zeker, Doka, en dit toont ons welk gezond overleg hij heeft gekregen.

- De goede agent weet niet welken dienst hij den armen Jijder heeft bewezen.

lk kan bijna raden wie hij is; want ik ook werd eenen dezer dagen, in het voorbijgaan, beleefd gegroet door eenen politie-agent. Wellicht is het altijd dezelfde man ...

-Zoo meen ik ook - bevestigde de moeder, terwijl een zweem van tevredenheid haar gelaat beglansde. ­En gewis zal het ook dezelfde zijn, die hem naar het politie-bureel bracht. Gij moet hem bedanken, Doka, als gij hem nog eens ziet.

- Ste\lig zal ik het doen, Vrijdag reeds, als ik met de b-oter naar de markt ga.

- Ik weet niet waarom ik mij zoo tevreden gevoel !... Alle~ zal misschien nog op zijn effen komen. Mijne oogen veroorzaken mij hoegenaamJ geene pijn, en !k voel nogtans dat de zon steekt ! Dat is een teeken van beternis dat ik sinds lange jaren niet meer kende. Ik geloof toth, Doka, dat de zon vandaag hevig schijnt ?

- Alsof wij in vollen zomer waren, moeder. - Dit schoon weder zal ook de overstroomingen tegen­

werken. Wat ben ik blijde! 'k Weet we!, dat ik niet meer kan genezen; maar tach, die kloekte mijner oogen doet mij goed.

- En waarom zoudt gij niet meer kunnen genezen, beste moeder? Wie blindheid geeft, kan immers blindheid afnemen !.••

Page 51: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

/-­;L(-;­

DAAROP SNELT DE BEGEESTERDE VROUW TOT HAREN ZOON EN HARE DOCHTER (Zic biz. 58).

Heb medclijden 4. - 1924.

Page 52: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens
Page 53: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

.,- 51 ­

En zoo bleven verscheldene weken elkander opvolgen. Zoo praatte men dikwijls hartelijk, gelijk de vogels die bij de eerste guile zonnestralen hunne zoete liederen her· kweelen.

Niets scheen het geluk der Steenwinkels te bedreigen. De zllken gingen goed op de pachthoeve; de handels• betrekkingen volgden een geregelden loop; niets scheen het gelukkig einde van het najaar te hinderen. Aileen hoorde men droeve berichten over gedeelten des lands met watersnood bedreigd. Men was· tot het jaargetijde gekomen, waarop gewoonlijk de regens toenemen. Sedert eenige dagen liepen de beken en rivieren over, en in de gansche streek vreesde men voor overstroomingen, Maar de hofstede d.er Steenwinkels was op het hpogste gedeelte van het dorp gelegen, en voor haar was, hoegenaamd niets te duchten. Echter was men te Droogenbosch, in het !age gedeelte des dorps, sterk bekommerd, en vele weiden stonden reeds onder water. De regen was geweldiger dan .ooit gevallen, en den laatsten nacht was het vooral slecht weder geweest. Enkel des morgens had de stortvlaag opgehouden, en sedert dan was de zon verschenen, die wanne zon, waarvan moeder Steenwinkel had gesproken, en die zooveel hoop in hare ziel verwekte! Maar, 't was, eene zon die water trok ...

K:oben was ook zichtbaar bekommerd met de zaak der hooge waters. Dikwijls had hij de overstroomde punten gaan bezichtigen. Zelfs was hij eenen morgen, bij zijne terugkomst uit. de stad, treurig in den huize gekomen; het hoofd schuddende had hij dikwijls herhaald:

- Vee! water! vee! water! arme mensch en ! arme menschen ! ...

De lijder bekommerde zich met het onheil der anderen I Toen hij, weinigen tijd na de samenspraak die wij

iusschen zijne moeder en zijne vrouw gehoord hebben, binnenkwam, zeide hij weer medelijdend :

Page 54: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-52­

-,W;~~r hooger! water hooger ~ Die klacht had hij verscheidene keeren in den morgen

nitge~proken, ~n zelfs herhaald gedurende het middag­eteri.Nati.welijks was dit maal afgeloopen, of daar klonk in bet dorp het akelig geluid der noodklok.

- Groote heme!! - riep de moeder, die het geluid de ~erste gehoorc! had; want de ongelukkigen, die een zintuig missen, heoben de andere des te scherper - het water heemf zeker ioe... en de overstrooming dreigt onze dorp­genooten... Hoor eens hoe de alarmklok blijft kleppen!

Op deze woorden sprong Koben, die aandachtig had geluisterd, ijlings recht, en riep:

- Ja! ja ! water! ... Piek, kom! kom! Hij vatte eenen haak, van een Iangen stok voorzien,

welke in eenen hoek der kamer, bij de voordeur, stond, en snelde het huis uit met zijnen hond, die danste en sprong van blijdschap, 6mdat hij zijnen meester volgen mocht. Jiij rook een buitengewoon werk.

Page 55: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

V. - STOUTMOEDIGE REDDING.

IIJ'Illl:fjiSI>ftiERWIJL de vrouwen elkander gerust stelden en zich de vuzekering mededeelden dat Koben, in zulke omstandigheden, anders niet dan goede

hulp zou toebrengen, was deze, op eenen loop, tot het punt gekomen, waar inderdaad verschillige inwoners door het vcortzwellende water meer en meer bedreigd wierden. Langs aile kanten kwamen dienslvaardige dorpelirigen toegesneld, maar vele verloren de tegenwoordigheid van geest en brachten aldus, bij het zicht der verwoestibg, door hunne kre!en vee! bij om de verwarring nog grooter te maken. Eene boot, die waarschijnJijk reeds tot redding had gediend, dreef in de verte, eenzaam wiggelend op bet water, en niemimd scheen er aan te denken, het verlaten vaartuigje te benutfgen.

Onbeschroomd spring! Kohen vooruit, loopt door he~ water, dat hem tot boven de helft van het lijf stijgt, tot het vlottend bout, en beklimt hetzelve, gevoigd door Piek, die zwemmend hem was achterna gesneld. Met den Iangen stok, dien hij u{t zijn huis had medegebracht, stuurt bi4 de boot tot eene ~fgezonderde woonstede, welke· tot boven den ingang onder water staat. De bijeen liggen·d:e huizen· waren gemakkelijk: cim te vervoegen/en hadden aileen hulp bekome11: Het was·iijd d<;It eert reddb-·nirderde voor dit overgestromna· huis: een'e ;radelooie vrofl~O/yer­toonde zich: aan het venster der verdJ.'prng:m~t een kiridje

Page 56: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-54­

in de armen!... Hare noodkreten waren hartverscheurend! Het voorbeeld van 1\oben heeft moed gegeven aan al de anderen die nu ook alles inspannen, om langs andere bedreigde kanten hulp te bieden.

Te vergeefs poogde 1\oben de deur der woning te openen. Hij heeft gestampt en gestooten, om ze door geweld te doen vallen; maar zij blijft weerstand bieden Geene uitkomst schijnt mogelijk en de moeder en haar kind schreeuwden steeds om redding.

Op het vaste land roepen verwarde stemmen hem alle denkelijke raadgevingen toe; maar hij kan ze niet hooren: 'tis ongelooflijk wat gerucht de opkomende waters maken.

Wie eene overstrooming heeft bijgewoond, kan er van medespreken.

- Stamp het benedenvenster open I - Ga binnen langs het achterhof! - Snijd de koord af en werp ze omhoog! Onbezonnen uitroepingen die tot 1\oben niet geraken;

de goede man werkt onverpoosd op eigen manier voort, en beproeft steeds alle mogelijke middelen om aan het huis te Ianden. Eensklaps krijgt hij eene ingeving, die over den toestand zal beslissen; hij neemt de koord, die het bootje na zich sleept, en maakt ze vast aan het bene­denvenster, dat hij heeft kunnen open trekken. Zoodra het vaartuigje aldus vastgemaakt is, springt hij op het Jaagste vensterraam, en blijft eenige oogenblikken besluiteloos, gewis omdat hij voor zich heen, in het hui-s rnets anders dan water ~iet! Aangedreven door zijne wonderbare red­dingszucht, schijnt hij een ontwerp te volbrengen, hetwelk gewis een redelijlt mensch niet zou durven bepFOefd hebben: hij klimt toi aan het venster des bovenverdieps, .enke\ steun vindende aan eene looden goot, totdat hij eenen voet kan zetten op de steenen eener opening in den ~uur tusschen de twee verdiepingert.

Page 57: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

,.- vv-

Nu kan hij het ·ardulnen blad van het hoogste venstcr, waar de vrouw voortkermt, vastgrijpen, en zich opheffende door de enkele macht zijner handen geraakt hij in de kamer ! ...

Hoe zal. bij nu de vrouw en bet kind daaruit krijgen, en hoe zal bij zelf de woon kunnen verlaten? Dit dachten vol angst de mannen, die op den dijk, bet koude zweet der onmacht op bet lijf, de minste beweging van den moedigen werker badden gevolgd. Tweemaal is bij, aileen, uit bet venster komen zien, om de diepte, die zicb v66r zijne oogen uitstrekt, af te pijlen. Nu steekt bij eene ladder uit, doch, eilaas! zij reikt zelfs tor aan de vlakte van het water niet. En wat had hij er overigens mede kunnen aan­vangen, indien ze lang genoeg ware geweest, vermits zij op geenen vasten bodem rusten kon ? Het water beweegt, en moest ze wegspoelen. Weder verdwijnt K.oben, en gedurende eenige oogenblikken ziet men niemand, zelfs de vrouw met haar kind niet meer !...

Pitk, de trouwe hond, is rustig blijven zitten als wilde hij alles aandachtig nazlen en den tijd afwachten om zijnen meester hulp te bieden. Op eens ziet bij K.oben aan het benedenvenster terilgkomen; bij rijst schielijk recht op zijne pooten, en kwispelstaart van genoegen. Weldra ver­toont zicb aldaar bet uiteinde der ladder door het venster­raam, en als het op de boot is gesteund, ziet men K.oben nog eens verdwijnen. Eenige stonden nadien verschijnt de redder weder aan bet venster, maar ditmaal eindeliik met de vrouw in zijne arm en. Deze boudt steeds haar kind kloek aan hare borst vastgeklemd: eene moeder verlaat immers haren schat niet ! ... Een gejuich van bewondering en goedkeuring ontstijgt uit al de borsten der per~oi1en, die in de verte het gevaarlijke reddingsw~rk volgen, en K.oben aanmoedigen, alsof zij waarlijk konden gehoord worden!

Page 58: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-56­

De ladder, waarop Koben voorzichtig mef zijnen dler_ baren last voortglijdt, wiggelt op de schommelende boot, en het moeilijkste was nu om het uiteinde der ladder te bereiken, waar Piek hem scheen af te 'wachten, van den eenen kant naar den anderen loopende, als wilde hij door zijn ongeduld tot de verlossing medewerken.

Zonder hinderpaal heeft Koben reeds de drie vierder'l. der Iengle van de ladder afgelegd: alles onder hem wiggelt steeds voort en het zoo moeilijk ingericht reddingstoestel wipt schielijk om!... Daar stort alles, ladder en menschen, in den waterpoel neder L.. De boot aileen met den hond. er op vertoont zich op de vlakte. Bij dit onheil sluiten de nanschouwers hunne oogen, zooals steeds eenieder ge· neigd is te doen, bij een afschuwelijk schouwspel, maar na de eerste siddering zien zij Kohen weder boven 't water naar de boot zwemmen: hij sleurt de vrouw met zich op den vloed en trekt haar, na herhaalde pogingen, eindelijk op het vaartuig ... Het kind echter schijnt spoorloos ver­dwenen! De hond is vlijtig wakend, alles blijven naspeuren. Zoohaast hij een topje der kleederen van het kind ziet bovenvlotten, springt hij vastberaden in het water. Nauwe~ Iijk~ heeft zijn meester de vrouw met alle moeite in het ruim van de boot uitgestrekt, of Piek komt op zijne beurt bet door hem geredde wichtje aanbrengen. Koben heeft slechts twee bewegingen te doen om het kind eh zijnen wakkeren verlosser in het droog te brengen: 'tis ~ii.kel als hij het kind bij de moeder legt dal hij, door den gil dien zij slaakt, gewaar \\ ordt dat zij nog in le'ven is!...

- Man en bond!... - roept een grijsaard op den oever - zij zijn g~zegend; zij geven mijmijne ddchter en l1aai: kind weder!-'-- Wat geeft hetmij nu dat het wakr al mijne overige goederen ver5!indt!

En hij roept ongehoorde- dankbetulgingen uit. Koben Steenwinkel, door het wels1agen zijner pogingen

Page 59: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-57­

met .nieuwe krachten begaa:fd komi welar.a,~na lfbrsige steken met zijn werktuig, tot den. vasien grond, waal' onmiddellijk aan de twee halfdoode schepseJS::de iloodige

Jmlp wordt toegediend. Hij zelf, ofschoon ~hij ,eenigen weer stand. bood, wordt in een naburig huis; gebracht, waar men hem verplicht droge kleederen aan te trekken. Hij wordt geestdriftig geluk gewenscht inet tranen en ge­baren. van bewondering, en Piek, hoe nat ook, wordt door eenieder gestreeld.

Alsof hij de eenvoudigs!e daad der wereld'11ad verrichi, ontrukt zich onze melkboer, zoo gauw ntogefijk, aan. de steeds herhaalde. dankbetuigingen van a! de· toegesnelde personen. Hij loopt naar zijn hui.s tetug en bet g-eluk dat hij gevoelt - iets dat zingt en juicht in gansch zijn wezen ~ geeft hem .vleugels.

In zijne woning gekomen, waar de.hond hem. eenige schreden is vooruit geloopen en aan .iederen huisgenoo't zijne streelingen uitdeelt, zegt Koben; zonder. de minst~ aarzeling:

- Moeder ! Doka !... 't }even gered .van de dochter uil den molen, met haar kind!. ..

- Ik dacht wei, - snikte de blinde vrou)V, in verruk, king opgestaan - dat gij u 70udt onderscheiden hebb.enm maar!... Hebt gij het geho~rd, Do.ka !. . Koben heeft zijne spraak en zijne geestvermogens van e.ertijds teruggevon, den! Wat zegt gij, DQl<a? Waar ziit gij ? ...

Jl;\aar de echtgenoote beantwo(}Fd.t.··de vragen harer moeder niet; zij l~;geknield ten grortl;it;: .gezakt t:n blij1t er I'!Piakeloos zittr:n:. Ein.Pelijk ro~pt ~ij Jlit~

- Genadige hemel ! heb d;mk; d9t Gij, na zoovele ~ml!~ilep, ~ns.dijtr verlroqs9;!1g waardig heb.tgekend 1

En zij _glijdt in '<ia,nkbare· vervoering,...aanqde voekri: )larer moed~r, waar zij snikken blljft.

Page 60: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-58­

- Hadde ik maar oogen om u te zien !~. l(oben! Koben I kom bier, in mijne armen 1...

Moeder Steenwinkel had die woorden nog niet uitge­sproken, of haar zoon vloog aan hare borst. De kinderen waren ook genaderd en vervulden de kamer met aan­houdende kreten.

- Ja I alles is helder in mijnen geest, ik gevoel het ­spreekt Steenwinkel, en bij zijne stem houdt het snikken op, want eenieder luistert met open mond.- Mijn hoofd is niet zwaar ... Moeder I moeder I kon bet ook eens Iicht worden v66r uwe oogen ; waarom kan ik anderen redden, en vermag ik nlets ... niets voor u ? - En zijne brandende lippen dPtkken overvloedige kussen op hare uitgedroogde oogen.

- 0 I mljn zoon! welken hemet brengt gij mede ? ... Ja! ja! ik zie ... een Iicht schemert v66r mijne oogen ... 'tIs nog de volle klaarte van den dag niet, maar het zal wei komen ... lk zal niet blind blijven ... ik zie, daar ... de kleinen bewegen ... en Piek rondloopen I. ..

l(oben staat de oude bekommerd te bezien; zijne vrouw is, als door eene drijfveer bewogen, plotseling recht g-e­rezen. Elkander vastgnjpende, deinzen belden verschri~t

achteruit. Zij weten niet of zij droomen of wakker zijn, en de kinderen houden hunne groote opengespalkte vochtige oogen ve1baasd op de groep gevestigd en volgen de minste gebaren na.

- Gij gelooft mij niet? Misschien denkt gij dat ik de speelbal mijner verbeelding ben; dat ik u eene ijdeie vertrposting .wil schenken... Neen! neen I zeker zie ik u ... gij staat daar v66r mij, de handen ineen gestrengeid ... Goede God I goede God !

Dam:op ·snelt de begeesterde vrouw tot l1are;, ..zoon en lmre docitter; .necmt beider hoofd in de han den, en over· laadt ze met kussen. Daarna grijpt zij de kinderen vast,

Page 61: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

- 59-·

en streelt ze zontler ophouden, fem ijl Piek aan hare rokken krabt om ook zijn dee! te bekomcn in de algemec;}C blij dschap.

De ontsteltenis die I<oben gevoelde bij het losbarsten van den watersnood, dien hij sedert eenige dagen vreesde: zijne aangewende pogingen van lichaam en geest om de slachtoffers te helpen; de wisselvalligheden der redding, en eindelijk de bekomen zegepraal, hadden wellicht aan zijne geestvermogens plotseling het verloren evenwicht teruggegeven. 't Was de ontroering, die het kwaad ver­oorzaakte; 't was de ontroering, die het kwaad deed ophouden !...

Dergelijk verschijnsel had zich bij moeder Steenwinkel voorgedaan: men weet dat zij sedert eenige dagen, bij het herkennen van een beteren toestand van haren zoon, ook bevestigde dat haar gezicht verbelerde. Vroeger had zij dikwijls erge pijn ondersfaan, bij het v.oelen van zekere steken in de vezels harer oogen; dit aileen was reeds het bewijs eener mogelijke genezing. Als zij haren zoon weder in bezit wist van zijn vcrstand, schokte alles in haar binnenste; er bleef geen m:nste gevoelig zenuwtje onaangeraakt. De blijdschap deed juist het tegenover­gestelde der droefheid, welke haar gezicht had verdoofd, na zoo men·gen tranenvloed !. .. De brandende omhelzin­gen van I<oben, misschien de losbarsting van een nog onbekend of door niemand bestudeerd magnetisch ver­mogen bracht de Jaatste zalf tot de ved.oss~ng, en- hare blindheid had opgehouden. De goede vrouw bleef wei flauw van gezicht; maar -loch was het niet meer eeuwig duister voor de anne ziel die, alvorens blind te worden, zooveellijden had moeten zien, en nu wei verdiende instil genoegen hare overblijvende levensd1gen te mogen beschouwen.

Page 62: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-60­

De eerbied voor de Steenwinkels was steeds grooter geworden; de plotselinge genezing der twee kranken deed, om zoo te zeggen, eene soort van familievergoding ontstaan.

Moeder Steenwinkel heeft bijna negeniig jaren geleefd, en sleet in onverpoosd geluk hare oude dagen. Doka stierf vijftien jaren later; al was 't een groot verdriet voor harert echtgenoot haar te moeten overleven, loch veNoostte hij zich eenigszins bij de gedachte dat eenieder haar steeds had beschouwd als eene voorbeeldige huisvrouw.

De twee aangenomen kinderen der Sleenwinkels zijn ook god door de wereld geraakt.

Piek, de trouwe hond heeft bet einde van zijn teven in , rust mogen slijten. Hij was enkel gelast met het bewaken der hoeve, terwijl zijn opvolger de leveringen in de hoofd­stad met de melkkar ging doen, geleid door zijnen mees1er, die voort onopgemerkt de kalanten bediende, vermits hlj genezen bleef.

Bij het afsterven van den braven Koben, in de sfreek als een algemEene rouw beschouwd, werd door eene openbare inschrijving, een gedenkteeken ter nagedachtenis der familie Steenwinkel opgericht.

V66r eenige jaren, kon men nogop het oud kerkhof van Ukkel, thans verplaatst, onder het opschrift Vr£.-e sepulture der jamilie Steenwinkel, en na de aanduiding der dooden, het volgende lezen : ..... « God had Jacobus « Steenwinkel en zijll gezin erg b'eproefd; zijn vader en « diens twee broeders sfierven slachtoffers van den oorlog. « Hij werd krankzinnig, en zijne fnoeder met blindheid « geslagen. Bij het loeien van den watersnood stelde hi] « zijn Ieven ten pande om dTenkelingen te redden eil. <<'werd onmiddellijk gezond van geest., Dezelfde recht~ « vaardigheid Gods schonk aan zijne moeder ·het gezieht

« weder. •

Page 63: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

-61­

Misschien zijn er onder onze lezers die, a1s zij nog kinders waren, met straathelden den spot hebben gedre­ven; wij verhopen dat zij de geschiedenis van Koben, den onnoozele van Droogenbosch, aan hunne nakomelin­gen zullen verhalen. Aldus kunnen zij medewerken om den onbezonnen aard der schooljongens te verzachten en hunne guitenstreken jegens arme of gebrekkige lieden te beletten; want de speelzieke kinderen beseffen zeker slag van lijden niet en begrijpen het somtijds later: dan voelen zij berouw over hunne daden, alleen door de herinnering aan hunne onbedachte wreedheid l

Page 64: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens

INHOUD.

1. :....... Loon naar werk . . .

II. - De familie Steenwinkel

III. - Harde beproevingen .

IV. - Nieuwe ramp. • . .

V. - Stoutmoedige redding.

5

24

33

45

53

Page 65: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens
Page 66: Ongelukki. .qen.€¦ · man stil bij hun schimpen ; dreigde zachtjes met den wijsvinger, of nam eene houding aan, die . wilde . heldhaftig zijn. liij was de plagerijen der jongens